[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een commissiedebat, gehouden op 30 januari 2025, over Telecommunicatie

Frequentiebeleid

Verslag van een commissiedebat

Nummer: 2025D04604, datum: 2025-02-21, bijgewerkt: 2025-02-21 14:57, versie: 2

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 24095 -588 Frequentiebeleid.

Onderdeel van zaak 2023Z05670:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


24095-588

VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 21 februari 2025

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 30 januari 2025 overleg gevoerd met de heer Beljaarts, minister van Economische Zaken, over:

- de brief van de minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 30 maart 2023 inzake inkennisstelling ontwerpbekendmakingsbesluit, ontwerpvergunningen en conceptveilingregeling 3,5GHz-band (Kamerstuk 24 095, nr. 578);

- de brief van de minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 3 juli 2023 inzake antwoorden op vragen commissie over de inkennisstelling ontwerpbekendmakingsbesluit, ontwerpvergunningen en conceptveilingregeling 3,5GHz-band (Kamerstuk 24 095, nr. 578) (Kamerstuk 24 095, nr. 580);

- de brief van de minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 23 mei 2023 inzake tekst- en beeldbemiddelingsdienst: inrichting en proces nieuwe aanwijzing verzorger (Kamerstuk 26 643, nr. 1028);

- de brief van de minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 3 juli 2023 inzake scenario's 3,5GHz-veiling (Kamerstuk 24 095, nr. 579);

- de brief van de minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 4 juli 2023 inzake voortgang snel internet en uitvoering van de motie van de leden Dekker-Abdulaziz en Leijten over de universele dienst (Kamerstuk 36 200 VII, nr. 65) (Kamerstuk 26 643, nr. 1054);

- de brief van de minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 10 oktober 2023 inzake antwoorden op vragen commissie over de voortgang snel internet en uitvoering van de motie van de leden Dekker-Abdulaziz en Leijten over de universele dienst (Kamerstuk 26 643, nr. 1054) (Kamerstuk 26 643, nr. 1078);

- de brief van de minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 7 juli 2023 inzake commerciële radio: resultaten veiling landelijke radiovergunningen (Kamerstuk 24 095, nr. 581);

- de brief van de minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 12 juli 2023 inzake Centraal Informatiepunt Mobiele Bereikbaarheid 112 (Kamerstuk 29 517, nr. 247);

- de brief van de minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 16 augustus 2023 inzake reactie op verzoek commissie over de stand van zaken onderhandelingen Inmarsat en gesprekken Griekse overheid (Kamerstuk 24 095, nr. 582);

- de brief van de minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 31 oktober 2023 inzake evaluatie Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (Kamerstuk 34 739, nr. 12);

- de brief van de minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 27 november 2023 inzake rapportage toepassing Wet ongewenste zeggenschap telecommunicatie (oktober 2022-2023) (Kamerstuk 35 153, nr. 30);

- de brief van de minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 28 november 2023 inzake overeenstemming Inmarsat over migratie NSV-dienstverlening (Kamerstuk 24 095, nr. 583);

- de brief van de minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 21 december 2023 inzake uitspraak beroepszaak NFP-wijziging 3,5GHz-band 2023 en veiling 3,5GHz-band (Kamerstuk 24 095, nr. 584);

- de brief van de minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 23 december 2022 inzake commerciële radio: uitspraak College van Beroep voor het bedrijfsleven over verlengbaarheidsbesluit (Kamerstuk 24 095, nr. 573);

- de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 15 oktober 2024 inzake voortgang snel internet en uitvoering van de gewijzigde motie van het lid Amhaouch c.s. over een convenant over het aansluiten van de 19.000 resterende adressen op snel vast internet (Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 77) en Centraal Informatiepunt Mobiele Bereikbaarheid 112 (Kamerstuk 26 643, nr. 1224).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie,

Michon-Derkzen

De griffier van de commissie,

Reinders

Voorzitter: Michon-Derkzen

Griffier: Coco Martin

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Idsinga, Kisteman, Van Meetelen, Michon-Derkzen en Thijssen,

en de heer Beljaarts, minister van Economische Zaken.

Aanvang 11.00 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen, allemaal. We zijn hier vandaag met de vaste commissie voor Economische Zaken. We hebben een commissiedebat over telecommunicatie, van 11.00 uur tot 13.00 uur. Van harte welkom aan de minister van Economische Zaken, geïnteresseerden hier en degenen die het vanaf een scherm volgen, en natuurlijk aan de leden. Ik wil een spreektijd van drie minuten afspreken. Ik hoop dat ik u niet teleurstel. Maximaal drie minuten spreektijd en, laten we zeggen, maximaal vier vragen of twee interrupties in tweeën. Dan moet het lukken binnen de tijd. Dat gezegd hebbende wil ik graag als eerste het woord geven aan mevrouw Van Meetelen. Zij spreekt namens de PVV.

Mevrouw Van Meetelen (PVV):

Dank u, voorzitter. U stelt mij niet teleur, hoor, want ik vind het helemaal prima. Allereerst moeten we toch vaststellen dat dit debat voornamelijk gaat over oude documenten en zaken die grotendeels niet meer relevant zijn. Maar goed, we zitten hier nu.

Telecommunicatie is een breed begrip, iets wat inmiddels in de haarvaten van ons bestaan zit. We gebruiken het allemaal, iedere dag, in het betaalverkeer, het onderwijs, de zorg, het lucht- en het wegverkeer, bij ontspanning en voor onze veiligheid. De lijst is eindeloos. We kunnen absoluut niet meer zonder, maar dat maakt het ook kwetsbaar. Er zijn bijna wekelijks debatten over onze economische maar ook fysieke veiligheid. Dat wil ik nu dan ook niet doen, maar ik heb wel wat vragen over de dekking van 112. In de stukken lezen wij dat er nooit 100% dekking kan zijn en dat er een informatiepunt opgericht gaat worden. Dit is er inmiddels al. Daar waren overigens verder geen documenten van. De PVV vraagt zich af of dit iets heeft opgeleverd en wat er met eventuele meldingen is gedaan. Als het niet meer nodig is, wanneer wordt zoiets dan weer afgebouwd? Of blijft het voor altijd in de lucht? Ook heeft de PVV signalen gekregen dat de 112-app niet goed werkt. Zou het informatiepunt hier iets mee kunnen, vraag ik de minister.

Voorzitter. De PVV heeft ook kennisgenomen van het onderzoek van de ACM en vindt het toch wel schokkend dat wij in de top drie staan van duurste landen in Europa voor het hebben van een internetaansluiting. We lezen dat het volgens de ACM voornamelijk ligt in het budgetsegment, maar als men een beetje verder kijkt en rekent, ziet men dat dit ook in de andere segmenten het geval is. In ieder geval loopt Nederland uit de pas. Wij zijn vele malen duurder dan andere landen. De meningen over wat duur is, zijn verdeeld. Het is ook onduidelijk, want er wordt geschermd met snelheden en verschillende pakketten, maar hoe het echt zit, is lastig te bepalen. Wat we wel weten, is dat mensen in het budgetsegment te veel betalen en het voor veel huishoudens te duur begint te worden. Daarom heb ik de volgende vraag aan de minister. Zou de ACM niet moeten kijken naar alle segmenten, en niet alleen naar het budgetsegment? Zouden de snelheden waarmee internet wordt geleverd, en de pakketten waar iets in zit, niet uitgesplitst moeten worden om een reëel beeld te krijgen? Is het niet zo dat de positie van KPN en Ziggo, eigenlijk een monopolie, ervoor zorgt dat ze kunnen vragen wat ze willen voor het gebruik van hun netwerk, wat dus automatisch prijsopdrijvend werkt? Zou de ACM daar eens naar kunnen kijken? Moet zij dat niet tegen het licht houden?

Dat was mijn inbreng.

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft een vraag van de heer Idsinga en ik zag ook een vraag van de heer Thijssen. We beginnen met de heer Idsinga.

De heer Idsinga (NSC):

Ik sloeg even aan op het punt van 112, want het is natuurlijk belangrijk dat Nederlanders in geval van nood altijd in staat zijn om de hulpdiensten te bereiken. Dat lijkt me wel een basisbeginsel als we het hebben over bestaanszekerheid. Ik begrijp dat er zeven meldingen zijn binnengekomen op dat meldpunt. Ik ben ook benieuwd, dus ik schaar me graag achter de vraag die de PVV aan de minister stelt. Wat moet volgens de PVV de dekking zijn? Moet die helemaal 100% zijn? Is 100% mogelijk? Wat heeft de PVV daarbij voor ogen? Wat is ervoor nodig als blijkt dat het niet 100% is?

Mevrouw Van Meetelen (PVV):

Het blijkt al niet haalbaar te zijn, door allerlei verschillende redenen. Dat heeft met atmosferische storingen te maken, een bepaalde ligging, et cetera. Daarom is ook dat informatiepunt in het leven geroepen. Dus op zich denk ik dat dat goed genoeg moet zijn. De vraag is alleen wat ermee is gebeurd. Dat konden wij verder niet vinden, want dat is ook niet meegekomen met de documenten. In hoeverre is er actie op ondernomen? Dan hebben we natuurlijk de vraag over de app. Als je een app in de lucht hebt, vind ik het wel belangrijk dat die ook werkt.

De voorzitter:

De heer Thijssen met een vraag.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Dank voor de bijdrage aan mevrouw Van Meetelen. Zij zei zelf al dat we tegenwoordig een fysieke en een digitale wereld hebben, die in de vezels van ons bestaan is doorgedrongen. Je ziet dat in die digitale wereld een paar grote Amerikaanse bedrijven eigenlijk de dienst uitmaken. Zeker nu met Trump krijgen ze ook nog eens heel veel politieke macht. Ik ga dadelijk een verzoek doen aan de minister of hij met de inkoopkracht van de Nederlandse overheid -- want we zijn de grootste afnemer van ICT in Nederland -- ervoor kan zorgen dat Europa meer digitaal autonoom wordt en minder afhankelijk wordt van de Amerikaanse techbedrijven. Mijn vraag aan de PVV is: kunnen zij mij steunen in dit verzoek?

De voorzitter:

Wat vindt mevrouw Van Meetelen van het verzoek dat de heer Thijssen gaat doen?

Mevrouw Van Meetelen (PVV):

Met alle respect, maar daar moet ik echt over nadenken. Maar ik denk niet dat wij moeten beslissen over specifiek de inkoopkracht van bepaalde … Ik moet eerlijk zeggen dat ik een beetje zoek naar wat u precies wilt. Kan de heer Thijssen mij dat uitleggen?

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Dat kan ik wel. We zijn gewoon heel erg afhankelijk van een paar Amerikaanse bedrijven die schathemeltjerijk worden, omdat ze bijna een monopolie hebben op bepaalde diensten, bijvoorbeeld clouddiensten. Europa heeft daar gewoon niet heel veel bedrijven in. Nou is de overheid met tientallen miljarden een van de grootste inkopers van Nederland. Dus de overheid kan zeggen: we gaan aanbestedingen doen en dan gaan we zeggen dat we graag willen dat Europese bedrijven die opdrachten krijgen, zodat we in Europa digitaal autonomer worden en in Europa zelf ook een dergelijke techsector opbouwen. Dat is het idee, zodat Europa digitaal autonomer wordt, wat volgens mij heel dringend is nu Trump weer president is.

Mevrouw Van Meetelen (PVV):

Dat is al iets duidelijker. De PVV is er natuurlijk absoluut voor om goed te kijken naar onze eigen autonomie en onze eigen veiligheid. Wij vinden ook dat je ervoor moet zorgen dat onze eigen bedrijven de kans krijgen om te bestendigen en te vergroten. Ik ben eerlijk gezegd nog een beetje zoekende naar de wijze waarop we dat moeten doen, want ik ben niet zo snel voor bepaalde verplichtingen en voor het afbakenen van dingen. Daar moet je heel voorzichtig mee zijn, want het mes snijdt aan twee kanten. De PVV is natuurlijk wel voor versteviging en bestendiging van ons eigen netwerk.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de bijdrage van mevrouw Van Meetelen. We gaan luisteren naar de heer Kisteman. Hij spreekt namens de VVD.

De heer Kisteman (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Ik denk dat het goed is dat we dit debat vandaag voeren, want het is lang geleden. De belangen en de infrastructuur zijn groot. Ondernemers zijn de ruggengraat van onze samenleving. Ze zijn creatief en verzinnen oplossingen voor problemen, technische oplossingen die onder andere kunnen bijdragen aan het stijgen van de arbeidsproductiviteit, een belangrijk onderwerp van de minister. 5G, en in de toekomst 6G, zorgt ervoor dat machines met elkaar communiceren. 5G zorgt er ook voor dat we onderling met elkaar kunnen bellen of kunnen internetten. Terwijl een ambulance met een patiënt onderweg is naar het ziekenhuis, kan er dankzij 5G al gecommuniceerd worden. En we kunnen pinnen bij evenementen.

Voorzitter. Deze basisvoorziening is essentieel voor de veiligheid en de economie van ons land, maar staat onder druk. Het gebruik van data stijgt de laatste jaren hard. De verwachting is dat dit de komende drie jaar met 30% tot 40% gaat toenemen. Voor een goed netwerk zijn er opstelpunten nodig. Daar zit ruis op de lijn. Aflopende contracten worden niet verlengd en gebouwen worden steeds hoger, waardoor bestaande opstelpunten hun doel verliezen. Gemeenten vinden het horizonvervuiling en woningcorporaties hebben geen zin om de discussie met hun huurders aan te gaan. Kortom, zonder ingrijpen van de minister koersen wij af op een nieuw landelijk probleem, namelijk datacongestie.

Voorzitter. Hier heb ik een aantal vragen over. Erkent de minister het probleem van een gebrek aan voldoende opstelpunten, met als gevolg dat we tegen een nieuw landelijk probleem oplopen, namelijk datacongestie, als er niet wordt ingegrepen? Is de minister het met de VVD eens dat het plaatsen van opstelpunten vergunningvrij moet worden en dat een meldplicht voldoende zou moeten zijn? Is de minister het met de VVD eens dat op daken van kantoren, overheidsgebouwen en flats van woningcorporaties gewoon opstelpunten geplaatst moeten kunnen worden? Wat gaat de minister doen aan dit komende probleem? Gaat hij tijdig ingrijpen voordat het te laat is?

Voorzitter. Dan over de radiokavels. Bij de laatste veiling is besloten dat commerciële radiostations maar drie kavels mogen hebben, en publieke vier. De VVD vindt dit een oneerlijke verdeling. In het verleden was het gelijk verdeeld, maar op advies van de ACM is het aangepast. Echter is het advies door de rechter al tenietgedaan. Is de minister het met de VVD eens dat dit weer teruggedraaid moet worden? Mogen commerciële stations net als publieke in het bezit zijn van vier kavels? Wil de minister dit in de wet aanpassen? Kan de minister uitleggen waarom de kavels van publieke radiozenders wel een landelijke dekking hebben maar die van commerciële niet? Is dit niet een oneerlijke vorm van concurrentie?

Voorzitter. Tot slot de Telecomwet. Telecombedrijven zijn verplicht hun abonneehouders op de hoogte te brengen als hun abonnement afloopt. Volgens de ACM voldoen deze bedrijven momenteel niet aan deze plicht en gaat de ACM hier meer op toezien. Wat kunnen deze bedrijven binnen de huidige kaders volgens de minister nog doen om wel aan deze informatieplicht te voldoen?

Daar wil ik het bij laten.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer Thijssen heeft een vraag voor u.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Om het even goed te begrijpen. Stelt de VVD nou voor dat commerciële bedrijven die een antenne nodig hebben in Nederland kunnen zeggen: op dit overheidsgebouw, dit gemeentehuis, dit buurthuis, deze woningcorporatie wil ik wel een antenne plaatsen? Zegt de VVD dan dat ze dat moeten kunnen doen zonder overleg met de gemeente of de bewoners van de wooncorporatie, zo van: ga je gang maar; plaats maar antennes overal waar je wil? Is dat het voorstel? Of begrijp ik het niet goed?

De heer Kisteman (VVD):

De heer Thijssen maakt het wel heel zwart-wit. Het gaat erom dat dit nu tegengehouden kan worden door dit soort partijen. Het gaat er niet om dat er op elk dak een opstelpunt komt te staan. Het gaat erom dat er een netwerk overeind gehouden kan worden. Dat gaat over hoge gebouwen, over flats, maar niet over rijtjeswoningen van woningcorporaties. Daar gaat het niet om. Het gaat om flats, om hoge gebouwen. Nu kan het lokaal worden tegengehouden, met alle gevolgen van dien voor onze infrastructuur van 5G en in de toekomst 6G.

De voorzitter:

Daarmee bent u aan het eind van uw bijdrage gekomen. We gaan luisteren naar meneer Idsinga. Hij spreekt namens het NSC.

De heer Idsinga (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Nederland behoort tot de digitale koplopers van Europa, maar is dat niet voor iedereen. Nog altijd zitten 27.500 huishoudens zonder snel internet, vooral in de buitengebieden, bijvoorbeeld in Zeeland en Groningen. De minister heeft eerder aangegeven dat hij geen steunmaatregelen beschikbaar stelt omdat de prognoses voor de glasvezeluitrol gunstiger zijn dan verwacht en er goede draadloze alternatieven zouden zijn. De minister heeft gevraagd naar de uitrolplannen van glasvezel van marktpartijen. Daaruit bleek dat er nog eens 12.000 adressen overblijven die afhankelijk blijven van draadloze alternatieven zoals 5G. Maar heeft iemand deze 12.000 huishoudens ooit gevraagd of ze deze alternatieven acceptabel vinden? Kan de minister daarop reflecteren?

Het feit dat er een alternatief is, betekent nog niet dat het een volwaardig en toekomstbestendig alternatief is. Huishoudens en bedrijven die afhankelijk zijn van slecht of instabiel internet lopen economische en sociale risico's. Zonder snel internet kun je tegenwoordig niet volwaardig meedoen in de samenleving: geen toegang tot digitaal onderwijs, geen thuiswerken, geen fatsoenlijke digitale dienstverlening et cetera. In sommige gevallen staat het zelfs de bedrijfsvoering en innovatie in de weg. Is de minister bereid om in kaart te brengen hoe deze groep huishoudens de situatie ervaart?

Dan het Nationaal Frequentieplan. Door de overstap van FM naar DAB+ moeten regionale publieke en commerciële zenders samenwerken op één frequentie. Hierdoor kunnen publieke regionale omroepen niet meer de hele bevolking in hun provincie bereiken, want commerciële zenders investeren niet graag in minder rendabele gebieden, zoals de Waddeneilanden. Gevolg: mensen kunnen hun eigen regionale omroep niet meer ontvangen. Met name in het geval van calamiteiten is dat mogelijkerwijs een groot probleem. U weet het: NSC is een partij voor de regio. Daarom willen we dat regionale publieke omroepen niet alleen voorrang krijgen bij de uitrol van DAB+ -- die krijgen ze al -- maar ook dat er voorrang wordt verleend ten aanzien van dekking en kwaliteit. Kan de minister daarop reflecteren? Is die bereid om het Nationaal Frequentieplan daarop aan te passen?

Verder zien we dat regionale omroepen bij de uitrol van DAB moeite hebben om het publiek te bereiken. Dat geldt ook voor de streekomroepen; ik weet niet of dat helemaal op het bordje ligt van deze minister. Zij krijgen door een aanstaande wetswijziging, die nu in consultatie is, mogelijkerwijs problemen ten aanzien van lokale nieuwsvoorziening, namelijk omdat ze moeten doen aan schaalvergroting en moeten samenwerken binnen grotere gebieden. Hoe kijkt de minister daarnaar? We hechten toch wel aan een goede lokale nieuwsvoorziening.

Tot slot 6G. Mijn collega noemde het al. De overheid investeert 61 miljoen in 6G Future Network Services. Dat vinden wij een goed plan. We moeten inderdaad verder kijken, want hoe gaat dit concreet bijdragen aan ons concurrentievermogen? Dat is mijn constructieve vraag aan de minister. Hoe behouden we onze internationale toppositie? Dat vinden we van groot belang. Wat is in zijn algemeenheid de visie van de minister of het kabinet ten aanzien van 6G?

Dat was 'm.

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft een vraag van de heer Kisteman.

De heer Kisteman (VVD):

Ik hoor de heer Idsinga zeggen dat hij het belangrijk vindt dat er overal internet is. Is de heer Idsinga het met de VVD eens dat er dan ook iets moet gebeuren aan de opstelpunten? Nu kunnen gemeenten dit tegenhouden. We zien hier in Den Haag dat opstelpunten worden gepasseerd doordat gebouwen steeds hoger worden en ze dus hun nut verliezen. Is NSC het met de VVD eens dat we een ander beleid moeten voeren voor de opstelpunten?

De heer Idsinga (NSC):

Ik moet er eerlijk bij zeggen dat ik die knelpunten niet tot in detail ken, maar ik sta er in het algemeen positief tegenover dat er linksom of rechtsom wordt voorzien in goed internet, dat voor veel mensen gewoon een basislevensbehoefte is.

De voorzitter:

Er is een vervolgvraag van de heer Kisteman.

De heer Kisteman (VVD):

Dus als we naar vergunningsvrije gebieden voor opstelpunten moeten, zou NSC daarin mee kunnen gaan?

De heer Idsinga (NSC):

Dan gaan we dat constructief bekijken, zeg ik tegen de heer Kisteman.

Mevrouw Van Meetelen (PVV):

Ik heb een vraag aan de heer Idsinga. U heeft het over die 12.000 huishoudens. Ik ben het ermee eens dat dit goed geregeld moet worden, maar ik ben er natuurlijk ook van op de hoogte dat we gewoon mobiel internet hebben. Bent u het eens met de PVV dat het belangrijkste is dat het betaalbaar blijft en dat we ervoor moeten zorgen dat de providers een goede prijs kunnen bieden? Dan heeft iedereen internet voor een betaalbare prijs.

De heer Idsinga (NSC):

Het is wat mij betreft niet of-of. Ik vind dat een beetje een valse tegenstelling. Wat mij betreft is het en-en. In de eerste plaats moet er toegang zijn en in de tweede plaats -- dat ben ik wel eens met mevrouw Van Meetelen van de PVV -- moet het uiteraard ook betaalbaar zijn.

De voorzitter:

Ik kijk nog even rond. Meneer Thijssen had ook nog een vraag voor u.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Dezelfde vraag die ik aan de PVV stelde, wil ik nu stellen aan de heer Idsinga. Hoe kijkt de heer Idsinga ernaar dat de overheid haar inkoopkracht gebruikt om Nederland en daarmee Europa meer digitaal autonoom te krijgen en daardoor wat minder afhankelijk te maken van de Amerikaanse techreuzen?

De heer Idsinga (NSC):

Goeie vraag. Ik interpreteer de vraag zo dat de inkoopkracht wordt ingezet om in een markt die vrij monopolistisch opereert, gebruik te maken van de grootte van de inkoopmogelijkheid die je hebt. Daarmee ben je zelf natuurlijk ook een grote marktspeler. In zijn algemeenheid … Ik ga dat vanmiddag nog aanhalen in een debat over een markt die ook oligopolistisch werkt, namelijk de bancaire markt ten aanzien van bijvoorbeeld spaarrente. Ook daar vinden wij dat we moeten ingrijpen. Ik vind dit op zich een heel interessant voorstel van GroenLinks-PvdA, want oligopolistische markten rechtvaardigen in zijn algemeenheid een ingrijpen door de overheid als het gaat om marktmeesterschap.

De voorzitter:

Daarmee komen we bij meneer Thijssen voor zijn bijdrage aan dit debat. De heer Thijssen spreekt namens GroenLinks-PvdA.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. Eerder deze maand bleek dat de Russen erg druk zijn geweest op de Oostzee. Een Russisch schip was "vergeten" dat zijn anker nog niet was opgehaald en veroorzaakte zo "per ongeluk" schade aan internetkabels waarvan miljoenen Europeanen afhankelijk zijn. Of, zoals experts zeggen: pure sabotage en hybride oorlogsvoering. Ziet de minister dit ook zo? Wat doet de minister om deze kabels te beschermen? Neemt hij aanvullende acties om onze kritieke infrastructuur ook op onze Noordzee te beschermen? Stel dat het nog een keer gebeurt en stel dat het in Nederland gebeurt. Zijn wij dan weerbaar tegen zo'n kabelbreuk? Ik kan me voorstellen dat daar ooit over is nagedacht, maar nu de dreiging zo reëel is, is het tijd om die plannen eens af te stoffen en te kijken hoe weerbaar we nu echt zijn.

Wat mijn fractie betreft moeten Nederland en Europa digitaal autonoom worden. Op dit moment wordt ons internet gedomineerd door een handvol vooral Amerikaanse bedrijven met foute verdienmodellen. Nu Trump aan de macht is, wordt dit alleen maar erger. Onderschrijft de minister dit? Welke initiatieven neemt hij om de digitale autonomie van Nederland in zowel het Europese als het Caribische deel te vergroten en de afhankelijkheid van de VS te verminderen? Is hij bereid om de marktmacht van de overheid als grootste ICT-afnemer van Nederland in te zetten om de nationale techsector te stimuleren? Een van de concrete instrumenten die de voorganger van de minister heeft geïntroduceerd is de Wet ongewenste zeggenschap telecom. Vindt de minister dat deze wet nu goed werkt en ons goed genoeg beschermt? Is de minister bereid om te onderzoeken of ook clouddiensten, die we nu bijna volledig afnemen van Amerikaanse techbedrijven, in deze wet kunnen worden ondergebracht? Wordt deze wet tijdig en in samenhang met de Wet vifo geëvalueerd?

Voorzitter. Wat mijn fractie betreft is toegang tot het internet een basisrecht. Veel Nederlanders blijken te moeten kiezen tussen een internetaanbod of een sportclub voor de kinderen. Dat is onacceptabel, vindt mijn fractie. Daarom pleit mijn collega Kathmann voor een sociaal internetaanbod.

Vandaag wil ik het nog hebben over de prognose van 12.000 adressen in 2028 die geen vast internet hebben. Om deze adressen aan te sluiten is overheidsinterventie onvermijdelijk, zo schrijft de minister zelf. Toch gaat de minister hier niks aan doen. De minister hoopt op gunstigere prognoses en nieuwe, draadloze alternatieven. Maar is dat geen wensdenken? Waarom maakt hij geen kostenanalyse om het benodigde bedrag in ieder geval te berekenen? Dan kunnen we daar een debat over voeren.

Verder sluit ik me graag bij de vragen van de collega van de PVV over de marktmacht die de internetaanbieders hebben en of de concurrentie wel goed tot stand komt en de prijzen dus niet te hoog zijn.

Tot slot. De ontwikkelingen in de telecomsector gaan hard. De in 2000 tot stand gekomen nota Nationaal antennebeleid loopt volgens mobiele operators niet langer in de pas met de huidige behoefte aan nieuwe en vervangende antenneopstelpunten voor mobiele telecomnetwerken. Wat gaat de minister hieraan doen?

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Kisteman heeft een vraag voor u.

De heer Kisteman (VVD):

De heer Thijssen noemt het een basisrecht dat mensen internet kunnen hebben. Nou zijn er bijvoorbeeld in Amsterdam weleens momenten dat het netwerk zo overbelast is dat er gewoon geen internet is. Dat komt door een gebrek aan goede opstelpunten. Vindt de heer Thijssen niet, net als de VVD, dat daar iets aan moet gebeuren?

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Natuurlijk moet daar iets aan gebeuren. Ik denk dat dat in het belang is van de bewoners en van de telecombedrijven. De bestuurders van een stad en de bestuurders van woningcorporaties zullen natuurlijk ook zeggen: wij willen voor onze inwoners en bewoners dat dat goed is geregeld. Dus ja, daar moet zeker wat aan gedaan worden. Maar het voorstel om dan maar te zeggen "free for all, ga je gang maar, telecombedrijven", gaat mij iets te snel. Volgens mij kunnen de bestuurders van woningcorporaties en gemeentes prima naar dit soort problemen kijken en deze ook oplossen en hoeven we niet meteen te zeggen dat er geen vergunningen meer nodig zijn. Dat lijkt mij echt een beetje doorgeslagen.

De heer Kisteman (VVD):

Uit de praktijk blijkt dat dit niet het geval is. In bijvoorbeeld Amsterdam vinden ze dat de opstelpunten horizonvervuiling zijn, dat ze niet mooi zijn voor het zicht. Daarom worden ze minder geplaatst. Schijnbaar zijn er dus gemeentes die dat niet kunnen. Die moeten we toch op een andere manier helpen? Hoe kijkt de heer Thijssen aan tegen gemeentes die dat niet willen doen?

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Volgens mij willen gemeentes dat wel doen en moeten we ze inderdaad helpen, maar we moeten ze niet buitenspel zetten, zoals in het voorstel van de VVD. Ik vind dat gewoon onacceptabel. Als er problemen zijn, moeten de bestuurders van een gemeente gewoon bedenken hoe ze die willen oplossen. Als ze daarbij hulp nodig hebben van de minister, dan horen we graag van de minister hoe hij daartegen aankijkt. Maar om nou gemeentes buitenspel te zetten? Nee, dat is een pad dat we niet op moeten gaan.

De voorzitter:

Mevrouw Van Meetelen had ook een vraag.

Mevrouw Van Meetelen (PVV):

Ik ben vooral benieuwd. Want het klinkt natuurlijk hartstikke sympathiek, sociaal internet, maar de grote vraag die daarboven hangt, is: hoe gaan we dat bepalen? Hoe wil GroenLinks-PvdA dat financieren?

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Er is geld genoeg in Nederland. Onze economie is groter dan ooit tevoren. We verdienen meer dan 1.000 miljard bij elkaar. Als je ziet hoe het geld dat we verdienen verdeeld wordt, dan blijkt onevenredig veel daarvan terecht te komen bij de winsten van bedrijven, ook historisch. Als je naar de zogenaamde winstquote kijkt, dan zie je dat we ongekend veel winst maken en dat de investeringen achterblijven. Dat betekent dat vooral aandeelhouders in Nederland heel veel wijzer worden van de economische groei. Als dit kabinet bereid zou zijn om niet zozeer de btw te verhogen en de prijzen nog verder op te drijven of mensen nog meer belasting te laten betalen, maar het geld gewoon daar te halen waar het zit, namelijk bij winstgevende bedrijven -- niet gewoon bedrijven in het algemeen, maar winstgevende bedrijven die profiteren van al die sterke en goede kanten die Nederland heeft -- dan … Laatst was er een studie waaruit blijkt dat bedrijven 30 miljard meer verdienen dan wanneer ze winst zouden maken volgens het EU-gemiddelde. Als we 30 miljard van die winsten inzetten om onze samenleving mooier te maken, bijvoorbeeld met sociaal internet, dan is er een gelijk speelveld met andere Europese bedrijven. Ik zou dus zeggen: ga daar kijken. Anders is er nog een mogelijkheid om de vermogenden in Nederland eens wat meer aan te pakken. De mensen die miljoenen en miljoenen hebben betalen veel minder belasting dan de gemiddelde Nederlander. Daar zit dus ook een grote bron van mogelijk geld om sociaal internet uit te kunnen rollen.

Mevrouw Van Meetelen (PVV):

Zonder in discussie te komen over die btw-verhoging. De afgelopen dagen is het in het nieuws geweest: de PVV is daartegen. Laat dat gezegd zijn. Kijk, u komt zoals altijd weer met hetzelfde riedeltje dat we het daar weg moeten halen. Dat klinkt op zich makkelijk, zo van "dat moeten we doen", totdat die bedrijven zeggen "toedeledokie, we gaan wel ergens anders zitten" en dan kunnen we helemaal niets meer betalen. Dat lijkt mij dus uiteindelijk een heel slechte oplossing.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Ik wil er geen btw-debat van maken, maar het is wel een PVV-kabinet dat de maatregel voorstelde. We zullen zien wat er uiteindelijk mee gebeurt. Maar we kunnen wel met iets meer zelfvertrouwen praten over Nederland. In Nederland hebben we een fantastische infrastructuur. We hebben heel goed opgeleide mensen. We hebben een rechtsstaat, waardoor ook bedrijven en ondernemers hun recht kunnen halen. Heel veel is best goed op orde in Nederland. Ja, we hebben allerlei plannen waardoor het nog veel eerlijker en vooral veel groener kan. Maar om nou te zeggen dat bedrijven die hier een bedrijf hebben waarmee ze winst maken de boel zomaar even kunnen oppakken en naar het buitenland kunnen gaan … Dat is simpelweg niet zo. Neem het grootste bedrijf van Nederland, ASML. Dat is zo succesvol omdat ze opereren in een ecosysteem van bedrijven in de Brainport. ASML kan dus niet zeggen: we pakken de boel even op, we gaan naar Frankrijk. Daar kunnen ze wel mee dreigen, maar ik vind dat Nederland, dat deze minister dan wel wat meer zelfvertrouwen kan hebben en kan zeggen: maar zo simpel is het nou ook weer niet.

Wij vinden dat als Nederland keer op keer investeert in een mooi Nederland, bijvoorbeeld met het Project Beethoven, een investering die GroenLinks-PvdA heeft gesteund om de Brainport te kunnen laten groeien, en bedrijven in die Brainportregio vervolgens heel veel winst gaan maken, wij dan ook kunnen zeggen: oké, dan willen wij ook, nu jullie winst maken, een bijdrage van jullie aan de Nederlandse samenleving. Tsja, dat is onze visie op een eerlijker Nederland.

De heer Idsinga (NSC):

Nu duizelt het me even, want het was toch de heer Thijssen zelf die op tafel stond te juichen en te dansen op het moment dat Shell Nederland verliet. Kan hij daar even op reflecteren in het kader van vestigingsklimaat en dergelijke?

De voorzitter:

We gaan iets van de orde af, maar ik laat de heer Thijssen dit antwoord geven. Daarna wil ik de eerste termijn van de Kamer afronden.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

We hebben het over Shell, hè? Dat is het bedrijf dat in het noorden van Nederland gas wint en maar door gaat met gas winnen, ook al zijn er adviezen waaruit blijkt dat dit leidt tot aardbevingen. Dit is mede het bedrijf dat doorging met gas winnen, wat heeft geleid tot een parlementaire enquête met als uitkomst dat we een ereschuld hebben aan Groningen. Dit is het bedrijf dat, nu we bezig zijn met die schade af te handelen en dat op een nette manier te doen voor de Groningers, weigert om gewoon de portemonnee te treken en te zorgen dat het soepel gaat. Dit is het bedrijf dat rechtszaken voert tegen de Nederlandse overheid die dit netjes probeert te regelen. Dit bedrijf, dat in de jaren tachtig wist van zijn eigen wetenschappers dat klimaatverandering een bedreiging is voor onze samenleving en deze studies vakkundig in de la heeft gegooid om toch vooral maar door te kunnen gaan met waar het goed in is, namelijk fossiele brandstoffen winnen, verkopen en schandalig veel winst maken. Dit bedrijf. Maar let wel, bij dit bedrijf werken natuurlijk heel veel mensen, in Nederland en in het buitenland. Dit bedrijf heeft ook geïnvesteerd in windmolenparken. Dit bedrijf zou zijn innovatiekracht en zijn investeringskracht kunnen inzetten om inderdaad iets goeds te betekenen voor deze samenleving. Alleen, keer op keer blijkt dat Shell kiest voor zijn fossiele kortetermijnwinsten en niet voor het langetermijnwelzijn van Nederland. Maar ik ben er nog steeds voor dat Shell verandert in een bedrijf dat zegt: "Ja, wij zijn er voor energie voor de wereld. Wij willen die energie op een schone manier opwekken, zodat wij geen gevaarlijke klimaatverandering krijgen." Maar als we kijken naar de acties van Shell op dit moment, is dat niet wat ze doen.

De voorzitter:

Een heel lang antwoord.

De heer Idsinga (NSC):

Een heel lang antwoord op de vraag. Tot op zekere hoogte begrijp ik ook waar het pleidooi vandaan komt. Tegelijkertijd, Shell bestaat nog steeds. Shell zit nu in Engeland en betaalt daar belasting en draagt daar bij aan de welvaart en niet langer in Nederland. Het gaat mij nu niet specifiek om het bedrijf Shell, maar het gaat mij er wel om dat we -- dat ben ik helemaal met mevrouw Van Meetelen eens -- voorzichtig moeten zijn en niet op tafel moeten gaan dansen op het moment dat bedrijven Nederland verlaten. Dat was mijn punt.

De voorzitter:

Dan mag de heer Thijssen daar nog een reactie op geven. Daarna wil ik echt naar een afronding van de eerste termijn.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Maar om dan even heel precies te zijn: dat wil ik natuurlijk ook niet. De bedrijven hebben we kei- en keihard nodig, om heel veel redenen. Er zijn maatschappelijke opgaven. Mijn partij maakt zich bijvoorbeeld heel druk over klimaatverandering. Maar bedrijven zijn natuurlijk ook de plekken waar mensen werken, waar ze voldoening vinden omdat ze iets moois maken of nuttige diensten leveren. Het is de plek waar ze loon verdienen, zodat ze hun gezin kunnen onderhouden. Bedrijven zijn dus cruciaal in onze samenleving. En ja, natuurlijk moeten we oppassen dat die bedrijven … Dat snap ik ook heel goed, ik praat ook met die bedrijven. Ze zeggen: we willen wel investeren, maar we zijn wel aan het kijken waar we dat gaan doen. Dat ligt deels aan de belastingdruk. Maar veel belangrijker is: kan ik eigenlijk wel een vergunning krijgen, of hebben we een stikstofprobleem? Is er eigenlijk wel innovatiegeld, zodat ik geholpen kan worden om te innoveren in dit land? Zijn er eigenlijk wel hoogopgeleide mensen of goed opgeleide mensen die mij daarbij kunnen helpen? Zijn er nog andere bedrijven? Is er goede infrastructuur? Is er rechtspraak? Dat zijn allemaal belangrijke redenen voor bedrijven om te besluiten waar ze zich gaan vestigen.

Dan is belastingdruk nog steeds een van de argumenten. Daarom heb ik het ook zo precies uitgezocht. Als je kijkt naar hoeveel winst er wordt gemaakt in Nederland in vergelijking met andere lidstaten, dan blijken bedrijven nu 30 miljard meer te verdienen dan in andere lidstaten. Als je dus sec naar de belastingdruk kijkt, kun je zeggen: oké, er is ruimte om meer winstbelasting te heffen. Dan is er nog steeds een gelijk speelveld met andere lidstaten. Dit is de grootste macro-economische ontwikkeling van de afgelopen vijf jaar. Er is in al het geld dat we verdienen een enorme verschuiving geweest van lonen naar winsten. Daarom moet het kabinet daarnaar kijken om op die manier dit land te financieren en ook eerlijker te maken.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde gekomen … Nee, meneer Idsinga …

De heer Idsinga (NSC):

Eentje dan.

De voorzitter:

Nou, kom op … We hebben twee uur voor een debat over telecommunicatie. Laatste vraag van de heer Idsinga.

De heer Idsinga (NSC):

Dan wil ik toch nog even zeggen, en dan neem ik het toch even op voor Nederland, dat de belastingdruk in Nederland boven het OESO-gemiddelde zit. Het is dus niet zo dat wij een ontzettend lage belastingdruk kennen in dit land. Dat wil ik tot slot nog even opgemerkt hebben.

De voorzitter:

Daar wil meneer Thijssen nog een slotopmerking over maken, kan ik mij zo voorstellen.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Dat zeg ik ook helemaal niet. Ik zeg helemaal niet dat de belastindruk hoog of laag is. Ik constateer dat er winstgevende bedrijven in Nederland zijn die historisch hoge winsten maken. Dat betekent dat er minder geld is voor lonen. Mensen maken al vijf jaar lang verlies, want hun lonen hebben nog steeds niet de hogere prijzen ingehaald. Bedrijven maken winst, zelfs historisch hoge winsten. Je moet kijken naar die winstgevende bedrijven. Misschien kun je dat gebruiken om een aantal opgaves in dit land te financieren en eerlijker te maken.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. We schorsen tot 12.00 uur. Dan gaan we luisteren naar de antwoorden van de zijde van het kabinet.

De vergadering wordt van 11.33 uur tot 12.00 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen hierbij het commissiedebat Telecommunicatie van de vaste commissie voor Economische Zaken. De minister begint aan zijn beantwoording in eerste termijn. Ik wil met de leden afspreken om drie vragen te doen. We hebben een uur. Laten we kijken of we het met drie vragen kunnen redden. Ik zal flexibel met de tijd omgaan, maar ik wil het ook afronden. Dat gezegd hebbende ga ik direct door naar de minister. We gaan luisteren naar de beantwoording.

Minister Beljaarts:

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de leden voor de vragen en de interesse. We zijn nergens zonder onze digitale infrastructuur. Denk daarbij aan de vaste én de mobiele telecomnetwerken. Als consument, als bedrijf en als maatschappij zijn we daarop aangewezen. Gelukkig zijn de netwerken van Nederland van zo'n hoog niveau dat we wereldwijd koploper zijn. Daar mogen we trots op zijn. Mijn inzet is om dat in de toekomst zo te houden en hier zo voortvarend mogelijk mee bezig te blijven. Dit is ook nodig in het kader van een weerbare economie, zoals eerder aan bod gekomen. Daarom zetten we ons proactief in voor het aantrekken van nieuwe zeekabels via de Zeekabel Coalitie en het beschermen van de huidige zeekabelinfrastructuur, waar ik ook met de commissie voor Digitale Zaken meermaals over heb gedebatteerd.

Voorzitter. Ik heb de beantwoording in vier blokjes verdeeld, te weten: internet, radio en antennes, bereikbaarheid 112 en overig.

Ik begin met het blokje internet, waar ik begin met de vraag van mevrouw Van Meetelen. Uw Kamer heeft meerdere vragen gesteld over de betaalbaarheid van de internetabonnementen, over het budgetsegment. Dan haak ik daar ook de vragen van de heer Thijssen aan. De door de vragenstellers genoemde onderzoeken vind ik ook belangrijk; laat dat helder zijn. In antwoord op de eerdere motie van de leden Kathmann en Vermeer heb ik een onderzoek aangekondigd over hoe het komt dat de kale internettarieven in Nederland zo hoog, of hoger, liggen. Met de twee onderzoeken wordt een heel breed palet aan internetabonnementen beschouwd. Dat vind ik ook belangrijk. Het gaat dus niet alleen over het budgetsegment, maar over alle kale internetabonnementen. Dat wil zeggen: zonder tv en andere abonnementen. De twee onderzoeken zullen uiteraard in onderlinge samenhang worden afgestemd. Ten overvloede wijs ik er daarbij op dat de ACM, zoals bekend, een eigen verantwoordelijkheid heeft. Ik heb toegezegd de Kamer voor de zomer van dit jaar te informeren over de resultaten van het onderzoek. Ik wil daarom niet vooruitlopen op de gevraagde opties om prijzen eventueel te verlagen.

De heer Kisteman vroeg naar de Telecomwet en vroeg om abonneehouders op de hoogte te houden. Het is in de eerste plaats aan de ACM om als toezichthouder aan te geven hoe telecombedrijven dit goed kunnen invullen. Dat doen ze ook. Ik kan me voorstellen dat telecombedrijven wat houvast zoeken van de toezichthouder. Ik zal het signaal uiteraard onder de aandacht brengen van de ACM.

De heer Idsinga vroeg of ik bereid ben in kaart te brengen hoe de groep van 12.000 huishoudens de situatie ervaart als het gaat om snel vast internet. Ik vind het belangrijk dat iedereen digitaal mee kan doen en kan beschikken over snel internet. Daarom monitor ik deze voortgang jaarlijks. Ik ben blij dat de markt zich inspant om alle huishoudens in Nederland van snel internet te voorzien via een vaste en/of draadloze verbinding. De 12.000 huishoudens waaraan gerefereerd werd, is een prognose, waarbij denkbaar is dat de groep steeds kleiner wordt door meer glasvezeluitrol van de markt, omdat dat natuurlijk nog gewoon elke dag plaatsvindt. Ik blijf uiteraard de beschikbaarheid van snel vast internet in het buitengebied jaarlijks monitoren en de lijst met restadressen delen met de marktpartijen. Voor de adressen die nog niet beschikken over snel vast internet zijn er gelukkig steeds meer draadloze oplossingen beschikbaar met snelheden tot 300 à 400 megabits per seconde, vaak ook tegen een aantrekkelijk tarief. Ik blijf de doorontwikkeling van deze alternatieven qua beschikbaarheid en kwaliteit voor de restgroep tot en met 2028 volgen. Vervolgens maak ik opnieuw de balans op.

Ik blijf bij de heer Idsinga. Hij had een vraag over 6G en de investering van de overheid in Future Network Services. Om internationaal koploper te blijven, is het belangrijk om te blijven innoveren en investeren. Dat hoorde ik de heer Idsinga ook zeggen. Dit vraagt een goed samenspel tussen de markt en de overheid, niet alleen met 6G, maar met het hele ecosysteem van onze digitale infrastructuur. Met de Staat van de Digitale Infrastructuur van vorig jaar is in kaart gebracht hoe mijn ministerie daarop inzet. De 6G-technologie voor mobiele netwerken bevindt zich in de ontwikkelfase. De marktintroductie wordt verwacht rond 2030. Om hierin als Nederland een eigen belangrijke positie te creëren, investeert het kabinet vanuit het Nationaal Groeifonds in deze ontwikkeling. Het project 6G Future Network Services is gericht op de onderdelen waarop Nederlandse bedrijven zich kunnen onderscheiden, namelijk radiocomponenten en antennes, intelligente netwerken en maatschappelijk relevante toepassingen in bijvoorbeeld de zorg en de energiesector. Dat moet bijdragen aan het concurrentievermogen op lange termijn. Naast de reeds toegekende 61 miljoen is aanvullend 142 miljoen gereserveerd voor een tweede fase.

Voorzitter. Dan ben ik aangekomen bij het tweede blokje: radio en antennes. Ik begin met de beantwoording van de vraag van de heer Kisteman of ik het probleem herken …

De voorzitter:

Voordat u daarmee begint, heeft de heer Thijssen nog een vraag over het eerste blokje.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Ik had een vraag gesteld over die 12.000 huishoudens. Is de minister bereid om te berekenen wat het kost om die aan te sluiten? Dan weten waar we het over hebben in het debat. Ik had ook een vraag over hoe weerbaar Nederland digitaal gezien nou is als een kabel doorgebroken raakt.

Minister Beljaarts:

Op de zeekabels kom ik zo uitgebreid terug. Om de 12.000 adressen nu te voorzien van snel vast internet is een opgave van 125 miljoen euro.

Meneer Kisteman vroeg of ik het probleem herken van het gebrek aan genoeg opstelpunten. Ik hecht er uiteraard aan, net als het lid Kisteman, dat de mobiele dienstverlening van hoog niveau is en blijft. Daarom neem ik de signalen uit de sector serieus. Ik heb daarover overigens al een constructief gesprek gehad met de vereniging Monet. Monet is, zoals wellicht bekend, een samenwerkingsverband van de drie grote mobiele netwerkaanbieders rond antenneplaatsing. Zij waarschuwden mij dat het steeds lastiger wordt om voldoende opstelpunten te vinden, dus ik herken het signaal. Overigens, antenneplaatsing tot 5 meter is nu al vergunningsvrij. Ook spreken we met het ministerie van VRO over de mogelijke verruiming van de vergunningsvrije antennes, bijvoorbeeld van 5 naar 7 meter, dus ook dat is in beweging. De sector gaat op mijn verzoek aan de slag om een goede probleemanalyse te maken en zal daarmee samen met mijn ministerie onderzoeken welke oplossingen mogelijk zijn, waaronder de verruiming van de vergunningsvrije antennes. Hierover is mijn ministerie in gesprek met de sector. Het maakt namelijk nogal wat uit of de problemen geografisch bepaald zijn, of het met bepaalde sectoren te maken heeft, maar ook de hoeveelheid belemmeringen die ervaren wordt en wat de redenen daarvoor zijn.

De voorzitter:

Heeft u een vraag, meneer Kisteman?

De heer Kisteman (VVD):

Ja, als de minister klaar is met dit stukje.

Minister Beljaarts:

Nee, ik heb nog een vervolg.

De voorzitter:

Dan wachten we daarop.

Minister Beljaarts:

Ik blijf bij de heer Kisteman met een iets specifieker antwoord op de vraag over de daken, kantoren en opstelpunten die gebruikt kunnen worden voor het plaatsen. Allereerst is het een commerciële taak van de mobiele operators om te zorgen dat hun contracten tijdig worden vernieuwd of opnieuw worden afgesloten. Ik neem de signalen rond de schaarste van opstelpunten serieus. Ik ga dus met de vereniging Monet aan de slag om een goede probleemanalyse te maken. Daarom is die inventarisatie van belang, zodat we weten waar we het over hebben. Het signaal afgeven is één, maar om er juist op te kunnen handelen en anticiperen, hebben we de inventarisatie nodig. Overigens zal de plaatsing van antennes op overheidsgebouwen met de EU-gigabitverordening makkelijker worden. Als ik me niet vergis, is die in november 2025 aanstaande om effectief te worden. Ook ben ik uiteraard bereid om bijvoorbeeld met Aedes, de koepel van woningcorporaties, in gesprek te gaan om te kijken wat de mogelijkheden tot plaatsing van antennes op gebouwen van woningcorporaties zijn. Daarbij wil ik wel aangeven dat het in eerste instantie een actie is van de commerciële partijen om zelf die afspraken te maken, maar indien nodig wil ik me daar altijd toe inzetten.

De heer Kisteman (VVD):

Ik mis een beetje de ambitie van de minister op dit punt. Wanneer moeten die gesprekken resultaat opleveren? Waar hebben we het over? Als er niks wordt gedaan en we blijven alleen praten, loopt het over twee of drie jaar volledig vast. Kunnen wij bijvoorbeeld voor de zomer van de minister een plan van aanpak ontvangen dat samen met deze sector wordt opgesteld? Wat gaat de minister doen? De commerciële partijen zijn inderdaad aan zet, maar wat als die woningcorporaties zeggen dat ze niets gaan doen? Dan kan de minister met hen in gesprek gaan, maar van mij mag het wel iets ambitieuzer.

Minister Beljaarts:

Dat beeld wil ik graag nuanceren, want begin januari ben ik door de vereniging Monet op de hoogte gesteld van het probleem. Nog geen twee weken later heeft er al een gesprek plaatsgevonden en heb ik hen uitgenodigd om met een duidelijke probleemanalyse en inventarisatie te komen. Ik denk dus dat die nuance op zijn plaats is. Er is snel gehandeld om dit in kaart te brengen, ook door mijzelf persoonlijk.

Over "het signaal afgeven" wil ik het volgende zeggen. Het was een brief van één A4'tje met een signaal: let op, hier zit een mogelijk gevaar. Maar wil ik daadkrachtig kunnen handelen of tot de conclusie kunnen komen dat er gehandeld moet worden van overheidswege, dan zullen we eerst huiswerk moeten zien over waar het probleem zit. Dus de ambitie is er absoluut. Er is heel snel gehandeld. Ik wil nu niet vooruitlopen op de grootte of de omvang van het probleem, omdat die nog niet in kaart is gebracht. In dat proces wil ik 'm heel zorgvuldig meenemen. Ik heb ook intern bij het ministerie aangegeven dat het prioriteit heeft en dat we het snel moeten doen. Ik vind het uiteraard geen enkel probleem om voor de zomer met een brief te komen en daarin een korte update aan uw Kamer daarover te geven. Dat doe ik altijd met plezier.

De voorzitter:

Dan even precies: hebben we het dan over een toezegging van een brief met daarin de stand van zaken?

Minister Beljaarts:

De stand van zaken over deze problematiek en de acties die genomen zijn door alle partijen die erbij betrokken zijn.

De heer Kisteman (VVD):

En de acties die de minister eventueel gaat nemen, als blijkt dat dat nodig is.

Minister Beljaarts:

Als dat nodig is, dan wordt dat uiteraard meegenomen in de brief.

De voorzitter:

Oké. Vervolgt u uw betoog.

Minister Beljaarts:

Dan blijf ik bij de heer Kisteman. Hij had een vraag over de kavels. We hebben het nu over de commerciële radio en de veiling. Hij vroeg wat ik ervan vind om commerciële partijen eigenaar te laten zijn van vier kavels. Op basis van het advies van de ACM is bij aanvang van de landelijke veiling bepaald dat een en dezelfde rechtspersoon in een veiling drie vergunningen mag verwerven. Daar zit soms nog weleens verwarring. Het gaat niet om commerciële partijen, maar het gaat om een rechtspersoon die maximaal drie vergunningen mag hebben. Het gaat dus om een gebruiksbeperking die op basis van de wet- en regelgeving ook van kracht blijft na de veiling.

Eén partij heeft na afloop van de veiling beroep tegen die gebruiksbeperking ingesteld bij de rechtbank van Rotterdam. In het kader van deze procedure heeft de ACM nogmaals geoordeeld dat op grond van het mededingingsrecht een en dezelfde rechtspersoon over maximaal drie vergunningen mag beschikken, ter voorkoming van het ontstaan van een economische machtspositie. Het is nu aan de rechter om hier een oordeel over te vellen. Ik kan hier dus nu geen uitspraak over doen. Ik verwacht die uitspraak overigens deze zomer. Ik kan daar uiteraard uw Kamer over informeren.

De heer Idsinga vroeg mij naar het belang van de publieke regionale omroep, de frequenties, de verdeling daarvan en of ik bereid ben om het Nationaal Frequentieplan aan te passen. Dank voor de vraag. Ik ben het met u eens dat het heel belangrijk is dat ook in de regio publieke radio goed geregeld is via de publieke omroepen. Gelukkig bestaat al het zogenaamde voorrangsrecht van de publieke omroep. Dus dat is in die zin geborgd. Dat staat in de Telecommunicatiewet. Daarin is ook bepaald, in artikel 3.7, dat de regionale publieke omroepen voor de verzorging van de regionale publieke mediadienst voor ten minste één omroepnet een vergunning verleend krijgen op zodanige wijze, voor zover dit technisch mogelijk is, dat provinciaal analoog bereik mogelijk is: FM.

Aangezien FM nu nog leidend is en er in de komende tien jaar nog geen sprake is van een verplichte afschakeling daarvan, is de bepaling op dit moment voldoende om ervoor te zorgen dat de publieke regionale omroep goed te ontvangen is en er geen onnodig beslag wordt gelegd op de schaarse frequenties. Dus vooruitlopend op de afschakeling van FM en de overschakeling naar DAB, dus digitaal, zal ik met mijn collega van OCW overleggen op welke wijze de toewijzing van de digitale frequenties aan de publieke radio geregeld kan worden in de Telecommunicatiewet.

De heer Idsinga (NSC):

Dank. Ik noteer dit maar even als een toezegging. Op wat voor termijn kan de minister hierover aan de Kamer terug rapporteren? Want het is natuurlijk van groot belang dat calamiteitenzenders ook in de toekomst voor iedereen te beluisteren zijn.

Minister Beljaarts:

Ik ben even zoekende naar de noodzaak. Het is geborgd. Er is ook geen reden om daar nu aan te twijfelen. Er wordt ook niets in stelling gebracht om dit te wijzigen. In die zin is het dus geborgd. Er zal op korte termijn ook nog geen situatie voorkomen waarin er een afschakeling van FM gaat plaatsvinden. Ik zoek even naar welk comfort ik de heer Idsinga kan geven. Maar het is geborgd. Er is ook niets in gang gezet wat op korte termijn zou maken dat dit in gevaar zou komen. Daarom ben ik even zoekend naar de …

De voorzitter:

Ik kan me zo voorstellen dat de heer Idsinga, als dat wel gaat gebeuren, daarover van tevoren geïnformeerd wil worden.

De heer Idsinga (NSC):

Dank u wel, voorzitter, fijn dat u de vraag voor mij invult. Het gaat er mij om dat mensen die thuis alleen een DAB-radio hebben, even ervan uitgaande dat ze geen FM meer kunnen ontvangen, in bepaalde gebieden niet meer die regionale omroepen kunnen ontvangen. In het geval van calamiteiten is dat een probleem. Ik zou toch graag van de minister willen zien dat hij dat probleem wel serieus neemt. Ik blijf daar wel heel graag het gesprek over aangaan.

Minister Beljaarts:

Ik deel de zorgen, zeker over de consequenties die het zou kunnen hebben. Vandaar dat ik ook met collega Bruins van OCW daarover in overleg zal gaan. Als het comfort geeft om daar een voortgangsbrief over te sturen, bijvoorbeeld voor de zomer of misschien voor het einde van het jaar, als we ook echt daadwerkelijk iets te melden hebben, dan doe ik dat uiteraard met alle plezier. Dat spreekt voor zich.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Minister Beljaarts:

De heer Kisteman vroeg mij of het mogelijk is om de wet aan te passen voor de kavels van publieke stations met een landelijke dekking. Landelijke commerciële partijen hebben een landelijke dekking aangezien ze ook beschikken over een digitale vergunning. Dus het probleem doet zich daar niet voor. De Telecommunicatiewet aanpassen is daarom nu ook niet nodig. In dit geval is er ook geen onderscheid tussen publieke en commerciële omroepen. Dat is dus in die zin ook goed om mee te nemen.

Voorzitter. Dan ben ik aangekomen bij het blokje over de bereikbaarheid van 112. Dank voor de vragen en ik begrijp de zorg. Het zijn terechte punten om in de Kamer te delen. Mevrouw Van Meetelen vroeg mij naar de dekking, of het informatiepunt er is, of dat opgeleverd is en wat er met de meldingen gedaan wordt. Het Centraal Informatiepunt Mobiele Bereikbaarheid 112 is vorig jaar, 1 januari, opgericht. Inmiddels is besloten om het voort te zetten in 2025. De meldingen worden zorgvuldig opgevolgd door te kijken naar de oorzaken. Waar mogelijk is er ook contact met melders. De conclusies worden gedeeld met de relevante partijen, zoals gemeenten en telecomproviders. Het beeld is nu dat in slechts zeven gevallen de kwaliteit van het mobiele netwerk onvoldoende was. Laat me er gelijk bij zeggen dat in ieder geval er natuurlijk nog een te veel is. Ik wil die zeven niet bagatelliseren. Maar daarom zet ik ook juist dat meldpunt voort. In mijn Kamerbrief van oktober vorig jaar heb ik dit overigens uitgebreid toegelicht. Die brief stond, als ik me niet vergis, voor dit debat geagendeerd.

Dan blijf ik bij mevrouw Van Meetelen, die mij ook vroeg naar de signalen uit de app. Dat is ook belangrijk. Het is zorgelijk als er signalen zijn dat de 112-app niet goed werkt. Zoals u weet, biedt de politie de app aan. Het is goed om te kijken of er een probleem is en zo ja, wat het probleem is. Komt het door problemen met de mobiele dekking dat de app niet goed werkt of betreft het de werking van de app zelf? Die nuance is daar ook van belang. Het meldpunt is er voor de mobiele dekking, maar signalen over de 112-app van de politie kunnen we zeker onder de aandacht brengen bij het ministerie van JenV.

Voorzitter. Dan ben ik aangekomen bij het kopje overig, waarbij ik nu toekom aan de vraag van de heer Thijssen over de zeekabels. Dank voor die vraag. Wat doen wij om die te beschermen? Het kabinet neemt verschillende maatregelen. We versterken bijvoorbeeld de beeldopbouw. De Kustwacht intensiveert bijvoorbeeld zijn patrouilles en werkt aan het verbeteren van sensorische systemen. Er is ook een uitbreiding van de Defensiecapaciteit. Het ministerie van Defensie investeert in extra capaciteit, zoals drones en patrouillevaartuigen. Er is ook internationale samenwerking. Nederland werkt dus ook met bondgenoten samen om de beveiliging van kritieke infrastructuur op zee te verbeteren. Dit omvat ook gemeenschappelijke en gezamenlijke oefeningen, en kennisdeling. Ook in de laatste Raad Telecommunicatie in Brussel heb ik hier met mijn counterparts van de noordse landen over gesproken. Er vinden dus op veel manieren gesprekken hierover plaats. Uiteraard wordt uw Kamer op de hoogte gehouden van alle maatregelen die de voortgangsrapportages, ook die van het Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur, met zich meebrengen. Dat blijft uiteraard overeind staan.

De voorzitter:

Dit roept een vraag op bij de heer Thijssen.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Dank voor deze beantwoording. Het is goed om te horen wat er allemaal gebeurt om deze infrastructuur te beschermen. Ik had ook een vraag over wat er gebeurt als het ze toch wel lukt om een kabel te beschadigen ... Die komt nog, zie ik. Sorry. Dan wacht ik rustig het antwoord af.

Minister Beljaarts:

Uiteraard. We nemen alle vragen van de heer Thijssen georganiseerd mee, want het zijn allemaal terechte zorgpunten. Er gaat geen week voorbij zonder een bericht in het nieuws dat er, zoals de heer Thijssen het zegt, een "ongelukje" is gebeurd. Daar zijn we absoluut alert op. Het is daarom misschien ook goed om te weten dat de datanetwerken, inclusief de zeekabels en onze aanlandingspunten, zich kenmerken door een hoge mate van redundantie. Hierdoor zal bijvoorbeeld het uitvallen van een of meerdere kabels, of zelfs van een aanlandingspunt, niet leiden tot een onderbreking van intercontinentale connectiviteit, omdat er altijd overgenomen kan worden door een andere zeekabel. Hoe meer alternatieve routes er beschikbaar zijn, hoe weerbaarder het netwerk of de datadienst is. De mate van bescherming door deze redundantie is bij meervoudige kabelbreuken echter moeilijk in te schatten. Door onderlinge afhankelijkheden kan een verstoring bij een beperkt aantal zeekabels -- dan hebben we het over drie of meer kabels -- toch voor problemen zorgen bij specifieke stakeholders met private verbindingen, zoals financiële diensten. Nu is drie of meer verstoorde kabels zeker geen ongeluk en is de kans daarop ook niet heel groot, maar het zijn wel scenario's waarop voorgesorteerd wordt. Dat is ook omdat stakeholders verbindingen hebben op specifieke kabels die niet altijd automatisch omgeleid kunnen worden. Dat probleem geldt dus niet voor openbare verbindingen. De impact van een enkelvoudige kabelbreuk blijft voor de eigenaar dus beperkt tot de reparatiekosten en de reparatieduur. Een kabelbreuk, om een idee te geven, wordt typisch binnen tien tot vijftien dagen hersteld.

De hoge mate van redundantie en de snelle hersteltijd zorgen ervoor dat uitval van intercontinentale connectiviteit hoogst onwaarschijnlijk is. Het blijft in dit kader -- dat is een ander debat dat we hierover gevoerd hebben; dat was ook met het lid Kathmann -- natuurlijk wel belangrijk om hier aandacht voor te blijven vragen, ook om die redundantie op het juiste niveau te houden. Daarom ben ik blij met de aandacht van het lid Kathmann voor het niet vanzelfsprekend zijn van die zeekabels en voor het op peil houden van die redundantie.

De voorzitter:

Voor u verdergaat, minister, is er een vraag van mevrouw Van Meetelen.

Mevrouw Van Meetelen (PVV):

Voorzitter, sorry. Zojuist moest ik echt nog even nadenken over de wijze waarop ik mijn vraag wilde stellen. Kan ik mijn vraag over 112 nog stellen?

De voorzitter:

Het kan nu, maar het kan ook in de tweede termijn. Die hebben we ook nog. Wat u wil. Wilt u nu een vraag stellen of wacht u even?

Mevrouw Van Meetelen (PVV):

Ik wacht wel even. Dan bewaar ik hem.

De voorzitter:

De minister vervolgt zijn betoog.

Minister Beljaarts:

De heer Thijssen vroeg mij of er aanvullende acties komen ten aanzien van digitale autonomie, nu Trump aan de macht is. Ik heb in mijn beantwoording een aantal vragen van het lid Thijssen gebundeld -- dat zeg ik er op voorhand even bij. Ten aanzien van de Verenigde Staten wil ik beginnen met aan te geven dat Amerikaanse technologiebedrijven belangrijke producten en diensten leveren waar wij ook onze digitale economie en samenleving op laten draaien. Het is dus van belang dat we hier de vruchten van blijven plukken. Juist onze open economie heeft er de afgelopen decennia mede voor gezorgd dat de Nederlandse welvaart hoog is en dat Nederlandse bedrijven internationaal innovatief en concurrerend zijn. Tegelijkertijd hebben we met het kabinet duidelijk voor ogen dat we in de huidige wereldorde onze open en strategische autonomie, en in het bijzonder onze digitale autonomie, moeten versterken. Dit gaat uiteraard in samenwerking met de EU. Het kabinetsbeleid hiertoe is uiteengezet in de agenda DOSA, Digitale Open Strategische Autonomie. Hier lopen verschillende initiatieven voor, waaronder de beoogde totstandkoming van de Nederlandse AI-fabriek, wat we in een andere commissie ook uitvoerig en hartstochtelijk hebben bepleit, met hulp van de motie van het lid Kathmann. De Kamerbrief over de kabinetsappreciatie van de initiatiefnota Wolken aan de horizon schetst de extra inzet op cloud. Ook wordt er gewerkt aan de uitwerking van bestaand beleid, zoals de Groeifondsprogramma's, waaronder AiNed, voor de ontwikkeling van AI, en Future Network Services, voor de ontwikkeling van 6G-technologie, waar ik net aan heb gerefereerd.

De heer Thijssen vroeg mij naar het functioneren van de Wozt, de Wet ongewenste zeggenschap telecommunicatie. Die is in oktober dit jaar ...

De voorzitter:

Ik zat hem al aan te kijken: voordat u deze vraag beantwoordt, heeft de heer Thijssen een vraag over het vorige antwoord.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Dank voor de beantwoording. Goed om te horen dat het kabinet inzet op meer digitale autonomie. Mijn vraag is dan: stelt het kabinet zichzelf een bepaald doel voor per wanneer er een bepaalde mate van autonomie gerealiseerd moet zijn? De vraag die daarachteraan komt, is natuurlijk: oké, welk beleid gaat bij elkaar optellen zodat we dat doel ook halen? Maar laten we maar eens beginnen bij het doel. Hebben we nou een doel voor wanneer we digitaal autonoom willen zijn?

Minister Beljaarts:

Nee. Er zitten een aantal vragen achter de vraag van de heer Thijssen, die ook over en weer zijn gesteld. Sommige hebben te maken met de aanbesteding van de overheid, dus de eigen inkoopkracht. Dat is niet de letterlijke vraag die voorligt, maar ik kan er wel even op ingaan. Daar is de staatssecretaris Digitalisering natuurlijk ook nadrukkelijk mee bezig. Er gaat geen week voorbij zonder dat we het daarover hebben. We kijken er natuurlijk ook in EU-verband naar. We doen het ook situationeel -- dat is bijvoorbeeld gebeurd in de casus-SIDN, waar ik zelf heb ingegrepen -- als er informatie komt van veiligheids- en inlichtingendiensten. We doen het dus op meerdere vlakken. We kijken inderdaad naar de wijze van aanbesteden. Dat doen we natuurlijk in EU-verband. We kijken situationeel als zaken van de veiligheids- en inlichtingendiensten tot mij komen of ingrijpen nodig is. We kijken ook naar de wisselende marktomstandigheden, dus naar aanbieders. We zien in veel gevallen dat bedrijven die bijvoorbeeld clouddiensten in Europa of Nederland aanbieden nog niet voldoende tot wasdom zijn gekomen om een heel pakket, zoals het Officepakket waarmee de Nederlandse overheid werkt, te kunnen vervangen. We kijken dus via verschillende lijnen naar nut, noodzaak en de ambitie van het kabinet.

De voorzitter:

Meneer Thijssen, u zit al aan de drie vragen. Maar ik had flexibiliteit toegezegd, dus dan moet ik me daar ook aan houden.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Wat fijn, voorzitter!

De voorzitter:

Dus nog een korte vervolgvraag hierop? Anders is er nog de tweede termijn, wil ik maar zeggen, meneer Thijssen.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Dan een korte vervolgvraag. De minister zegt dat hij naar allerlei dingen gaat kijken, maar begrijp ik het dan goed dat het kabinet van plan is om de inkoopkracht van de overheid te gaan gebruiken om de digitale autonomie echt voor elkaar te krijgen in Europa?

Minister Beljaarts:

Dat is een toezegging die ik niet kan doen namens de staatssecretaris. Ik weet wel dat de staatssecretaris Digitalisering een enorme ambitie en kennis heeft op dit vlak om het juiste te doen. Daar heeft hij een actieve agenda voor. Overigens is dat een gedeelde verantwoordelijkheid, want in de DOSA-brief hebben we het daadwerkelijk, ik ook, gehad over AI en cloud. Er is dus een hoop in beweging. Ik denk dat dit antwoord geeft op de vraag van de heer Thijssen.

Ik blijf bij de heer Thijssen, die vraag naar de Wozt, die in oktober dit jaar vijf jaar geleden in werking is getreden. In de wet is voorgeschreven dat deze na vijf jaar wordt geëvalueerd. Die evaluatie zal daarom nog in de loop van dit jaar worden uitgevoerd. In die evaluatie gaan we ook kijken naar de doeltreffendheid en de effecten van de Wozt in de praktijk. Daarbij zal ook aandacht worden besteed aan de verhouding met de Wet vifo, waar de heer Thijssen het terecht ook over had. Tegelijkertijd kijken we naar de reikwijdte. Daarbij zullen we de suggestie meenemen om er ook andere spelers in de digitale infrastructuur, zoals aanbieders van clouddiensten, in onder te brengen. De Kamer wordt in het vierde kwartaal van dit jaar over de uitkomsten van de evaluatie geïnformeerd.

Dan ben ik aan het einde gekomen van de beantwoording van de vragen.

De voorzitter:

Die indruk had ik ook. Ik wil direct doorgaan naar de tweede termijn, met één minuut spreektijd per fractie. Mevrouw Van Meetelen, u krijgt het woord voor uw tweede termijn.

Mevrouw Van Meetelen (PVV):

Dank, voorzitter. Dan doe ik het gauw. Ik heb nog een vraag over 112. Ik snap dat het informatiepunt bij u ligt en de werking van de app niet. Maar er komen signalen over binnen. Het is fijn dat u zegt: we zetten het door. Maar de vraag is een beetje waar mensen terechtkunnen als ze een probleem ervaren. Er is een informatiepunt voor de dekking, maar ik weet niet hoe dat dan zit met die app. Als mensen de app willen gebruiken maar dat niet gaat, dan kan dat eventueel tot heel vervelende dingen leiden. Waar kunnen ze dus naartoe?

Dan nog een vraag over de 12.000 huishoudens die wel of niet aangesloten zijn. Hoe dat precies zit, laat ik even in het midden. Maar is de minister niet ook gewoon blij dat we snel internet hebben via wifi et cetera? Is het probleem dan niet eigenlijk gewoon al opgelost? Is het niet gewoon het allerbelangrijkste dat we het betaalbaar en beschikbaar houden?

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer Kisteman, voor zijn tweede termijn.

De heer Kisteman (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil de minister bedanken voor zijn beantwoording. Ik ben blij om te horen dat hij ambitieus is met de opstelpunten. Ik heb toch nog even een vraag over die radiokabels. De NPO mag er wel vier hebben, maar de commerciële zenders niet. Wat betreft de landelijke dekking: DAB heeft een landelijke dekking en de FM van de NPO heeft ook een landelijke dekking, maar de commerciëlen hebben maar maximaal 70%. Daar ging mijn vraag over. Zou de minister nog kunnen uitleggen waarom daar die verschillen zijn?

De voorzitter:

De heer Idsinga.

De heer Idsinga (NSC):

Dank aan de minister voor de antwoorden. Ik blijf er, net als mijn collega van de PVV, op hameren dat het belangrijk blijft dat die 12.000 gezinnen die nog niet zijn aangesloten linksom of rechtsom ook gebruik kunnen maken van internet van de hoogst mogelijke kwaliteit. Dank daarvoor, alvast. Dank ook voor de toezegging rondom de DAB. Ik blijf dit dossier op de voet volgen. Dank aan de minister.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot de heer Thijssen.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. Dank aan de minister en zijn team voor de beantwoording van alle vragen.

Ik zit nog even na te denken over dat digitaal autonoom worden. We hebben natuurlijk net een tweeminutendebat gehad over het Europese concurrentievermogen, waarin ik een motie indiende met het verzoek om te kijken of niet sommige stukken gewoon in Europa gemaakt moeten worden, zodat we op die manier kunnen borgen dat we op digitaal, maar ook op andere zaken autonoom worden. Die heeft de minister ontraden. Nu is er een hoop in beweging en wie weet wat er gaat gebeuren met de inkoopkracht van de Nederlandse overheid. Ik denk wel dat we naar dat soort middelen moeten kijken, ook omdat onze handelspartners dat ook doen. Het zou mooi zijn als we gewoon volgens regels met markten kunnen werken, maar we zien gewoon dat een aantal concurrenten dat niet doen. Ik roep de minister dus wel op om dit soort mogelijkheden expliciet op tafel te houden, om te zorgen dat we digitaal autonoom worden en onze bedrijven niet kapot worden gemaakt door dit soort praktijken van andere landen.

Ik heb nog één vraag. Stel dat het toch misgaat en dat die ongelukken toch gewoon hybride oorlogsvoering zijn. Het is meer uit interesse, maar ik dacht: misschien weet de minister het. Stel dat er minder dataverkeer is. Betekent dat dat er dan een soort management gaat komen van wie er nou gebruik mag maken van die kabel of is het free for all? Hoe werkt dat precies als we echt in zo'n noodsituatie zitten?

Tot slot vraag ik graag een tweeminutendebat aan.

De voorzitter:

Waarvan akte. Kunnen we gelijk door naar de beantwoording of zullen we even twee minuutjes schorsen voor wat ruggespraak? Oké. Ik schors voor een paar minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

De minister is zover. We gaan luisteren naar de beantwoording in de tweede termijn van de minister. Ik geef hem nu graag het woord. De minister.

Minister Beljaarts:

Dank u wel, voorzitter. Ik begin met de vraag van mevrouw Van Meetelen. Op de app zelf kan er melding van gemaakt worden als er met de app zelf problemen zijn. Bij veel apps is dat het geval. Dus daar is dat punt. Het meldpunt is inderdaad voor de dekking.

Wat betreft de vraag van de heer Kisteman over de FM-kabels: die staan al jaren vast. Dat kan niet nu na de veiling gewijzigd worden. Nu is het zo dat de volgende veiling over twaalf jaar is. Dat moesten we even verifiëren. Dan wordt er ook overgegaan naar DAB.

Van de heer Idsinga heb ik geen vraag gehoord. Dat wilde ik even verifiëren.

Aan de heer Thijssen heb ik vanochtend in het tweeminutendebat, waarvoor dank, aangegeven dat ik wel mee kan in de geest van de motie om die autonomie te hebben. Alleen moeten we dat, zoals de heer Thijssen weet, in EU-verband doen. We hebben ook nog te handelen naar de afspraken binnen de WTO. We kunnen dus niet nu een digitaal of fysiek hek opwerpen. Maar ik snap het en ik poogde net aan te geven dat we wel aan het bekijken zijn wat we kunnen doen met de aanbestedingsregels, waarbij we meer naar de Europese mogelijkheden kijken. Staatssecretaris Szabó kijkt daar ook naar voor de eigen overheid. Maar zo ver als de toezegging die gevraagd is, kan ik niet gaan.

Wat betreft de tweede vraag van de heer Thijssen, uit interesse, over de kabels: dat heeft allemaal te maken met redundantie. Ik gaf aan dat daar natuurlijk ook kansberekeningen op worden toegepast. Je moet al drie of meer kabels hebben, wil je echt serieuze problemen veroorzaken. Als het per keer steeds om één kabel gaat -- dat is nu telkens het geval -- dan is het vooral heel vervelend voor de eigenaar die dit moet repareren en daar geld in moet steken, maar het is niet zo dat dataverkeer daarmee in gevaar komt. Sommige zaken zijn ook gescheiden, bijvoorbeeld Defensie, publiek en privaat. Het is dus ook niet zo dat altijd alles door elkaar loopt. Daar zitten dus ook echt wel waarborgen in.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de leden om te zien of er nog vragen zijn. Meneer Kisteman heeft nog een vraag.

De heer Kisteman (VVD):

Ik heb twee vragen. De eerste is: waarom mag de NPO wel vier kavels en een commerciële zender niet? De andere vraag is: waarom hebben die van de NPO wel 100% landelijke dekking en die van de commerciëlen niet? U heeft één vraag beantwoord -- ik weet niet precies welke van de twee -- over die veiling die er over twaalf jaar komt. Maar één vraag is niet beantwoord, volgens mij.

Minister Beljaarts:

Met goedvinden van de heer Kisteman zou ik die tweede specifieke vraag graag schriftelijk willen beantwoorden binnen twee weken.

De voorzitter:

Daar komt de minister op terug. Bent u daarmee aan het einde van de beantwoording? Ik kijk ook even naar de leden en ik begrijp dat de vragen allemaal beantwoord zijn. Dan kom ik op de toezeggingen. We moeten even opletten of we de administratie goed hebben gedaan. Overigens heeft het lid Thijssen een tweeminutendebat aangevraagd, dus dat zal plenair ingepland worden.

De toezeggingen:

- De minister zegt toe voor de zomer van dit jaar de Kamer de resultaten van twee onderzoeken over internettarieven te sturen. Dat is een toezegging aan mevrouw Van Meetelen en de heer Thijssen.

- De minister zegt toe voor de zomer van dit jaar de Kamer een stand-van-zakenbrief te geven omtrent de schaarste van opstelpunten. Dat is een toezegging aan de heer Kisteman.

Minister Beljaarts:

Dat halen we net niet voor de zomer, dus dat wordt net na de zomer.

De voorzitter:

Het wordt net na de zomer, meneer Kisteman. Laten we zeggen: in september. Dat is net na de zomer.

Minister Beljaarts:

In de wetenschap dat de signalering ook pas in januari is binnengekomen, is dit dus qua snelheid en zorgvuldigheid een ambitieuze tijdlijn.

De voorzitter:

Akkoord.

- De minister zegt toe een brief te sturen over de wijze waarop de toewijzing geregeld kan worden in de Telecommunicatiewet met betrekking tot de stap van FM naar DAB. Dat is een toezegging aan de heer Idsinga.

- De minister zegt toe een brief aan de Kamer te sturen over het functioneren van de Wozt in het vierde kwartaal van het jaar. Dat is een toezegging aan het lid Thijssen.

Hebben we alle toezeggingen te pakken? Missen de leden toezeggingen? Ja, meneer Kisteman krijgt dus nog binnen twee weken die brief. Ik neem aan dat dit dan voor het tweeminutendebat zal zijn dat de heer Thijssen heeft aangevraagd, en dan zo verder.

Daarmee zijn we dus echt aan het einde van dit debat gekomen. Ik dank de minister hartelijk en natuurlijk ook zijn staf voor de beantwoording van de vragen. Alle geïnteresseerden hier en anderszins: dank voor de interesse. Natuurlijk dank ik ook de leden voor hun waardevolle bijdragen aan het debat. Ik wens u allen een heel fijne dag.

Sluiting 12.42 uur.