[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Onderzoek actualisatie rekenforfaits gebaseerd op de levensverwachting en rente

Herziening Belastingstelsel

Brief regering

Nummer: 2025D04746, datum: 2025-02-05, bijgewerkt: 2025-02-14 09:31, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32140-224).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 32140 -224 Herziening Belastingstelsel.

Onderdeel van zaak 2025Z02092:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025

32 140 Herziening Belastingstelsel

Nr. 224 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 februari 2025

1. Aanleiding

In reactie op een rapport van de Algemene Rekenkamer (AR) over de toepassing van forfaits in het belastingstelsel1 is in de fiscale moties- en toezeggingenbrief van 23 april 2021 een onderzoek toegezegd naar actualisatie van rekenforfaits in de belastingen die zijn gebaseerd op de levensverwachting en rente. De voorbereiding van dit onderzoek vergt een mix van fiscaal-juridische, notariële en actuariële kennis en heeft daardoor de nodige tijd gekost. Ik ben dan ook verheugd uw Kamer het onderzoeksrapport naar actualisatie van rekenforfaits in de belastingen die zijn gebaseerd op de levensverwachting en rente te kunnen aanbieden. Eerst geef ik in paragraaf twee van deze brief een samenvatting van het eindrapport en bijbehorende conclusies. Daarna ga ik in paragraaf drie in op de vervolgstappen die ik voornemens ben te zetten.

2. Samenvatting onderzoek actualisatie rekenforfaits gebaseerd op de levensverwachting en rente

In opdracht van het Ministerie van Financiën heeft Deloitte in 2024 onderzoek gedaan naar actualisatie van rekenforfaits in de belastingen die zijn gebaseerd op de levensverwachting en rente. Het rapport is eind november 2024 opgeleverd.

Achtergrond van de opdracht

Forfaits die gebaseerd zijn op de levensverwachting en rente hebben als doelstelling om op doelmatige wijze de waarde in het economische verkeer van met name genotsrechten en periodieke uitkeringen te bepalen. Naar aanleiding van het onderzoek van de AR naar in totaal 48 forfaits in het belastingstelsel, heeft mijn ambtsvoorganger van Rij onder andere toegezegd dat voor de forfaits die gebaseerd zijn op de levensverwachting en rente (hierna de forfaits) een onderzoek zal worden gestart. Doel van dit onderzoek is de gevolgen van actualisatie in kaart brengen.2 De waarde in het economische verkeer van een genotsrecht, een verkrijging van een recht of een periodieke uitkering waarvoor geen (zakelijke) vergoeding wordt betaald is niet eenvoudig te bepalen. Daarom is de hoogte van deze forfaits gebaseerd op een rekenrente, meestal gecombineerd met vermenigvuldigingsfactoren. De vermenigvuldigingsfactoren zijn gebaseerd op de statistische levensverwachting in combinatie met de hiervoor genoemde rekenrente. Dergelijke forfaits zijn terug te vinden in de schenk- en erfbelasting, in box 3 van de inkomstenbelasting, de btw en de overdrachtsbelasting (zie tabel 1 van bijlage 1 van deze brief). Vooral binnen de schenk- en erfbelasting zijn de forfaits van belang. Zo wordt bijvoorbeeld bij nalatenschappen de waarde van het fictieve vruchtgebruik van de overbedelingsschuld van de langstlevende partner aan de kinderen berekend aan de hand van de forfaits (zie voorbeelden in bijlage 2 van deze brief). De hoogte van deze forfaits is niet meer aangepast sinds 1980 (erf- en schenkbelasting, overdrachtsbelasting en omzetbelasting) of 2001 (inkomstenbelasting), terwijl de levensverwachting (nu gebaseerd op de levensverwachting van mannen in 1979 of 1990–1995) sindsdien is toegenomen en de rente lager ligt dan in 1980. Daarom was het wenselijk om onderzoek te doen naar het actualiseren van de forfaits en naar het in de toekomst actueel houden van de forfaits.

Aanbevelingen onderzoeksrapport Deloitte

Het onderzoek doet aanbevelingen voor het actualiseren van de forfaits en brengt daarbij de gevolgen van actualisatie in kaart. Hieronder volgt een samenvatting van de onderzoeksbevindingen en aanbevelingen:

• De onderzoekers raden aan om de forfaits in de schenk- en erfbelasting te actualiseren. Zij achten actualisatie essentieel om de heffing van de schenk- en erfbelasting beter te laten aansluiten bij de waarde in het economische verkeer van de verkrijging.

• Voor de forfaits in box 3 van de inkomstenbelasting, in de overdrachtsbelasting en in de btw raden de onderzoekers aan om niet te actualiseren. Immers, als de Wet werkelijk rendement box 3 wordt ingevoerd, komen de (meeste) forfaits in box 3 van de inkomstenbelasting te vervallen. Voor de overdrachtsbelasting en omzetbelasting geldt dat een uniforme aanpassing van de rekenforfaits niet in elke situatie leidt tot een betere aansluiting bij de waarde in het economische verkeer dan de huidige rekenforfaits. Uit interviews blijkt dat de erfpachtpercentages sterk variëren per plaats en per type object, waardoor het doorvoeren van een uniforme aanpassing van de forfaits niet in elke situatie tot een betere benadering van de waarde in het economische verkeer leidt.

• De forfaits in de schenk- en erfbelasting zijn gebaseerd op twee parameters, te weten de rente en de levensverwachting. Om de waarde in het economische verkeer van bijvoorbeeld het fictieve vruchtgebruik van de overbedelingsschuld van de langstlevende partner aan de kinderen voor de schenk- en erfbelasting beter te benaderen stellen de onderzoekers een aantal verbeteringen voor:

1. voor de levensverwachting niet langer van de periodetafels van het CBS uit te gaan, maar van de prognosetafels die het Actuarieel Genootschap opstelt. In tegenstelling tot de periodetafels wordt in de prognosetafels namelijk rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen in de sterfte.

2. bij het verdisconteren van opbrengsten niet langer voor elke verkrijging een en dezelfde rentevoet toe te passen, maar om de rente te koppelen aan de looptijd van het genotsrecht of periodieke uitkering (rentetermijnstructuur). Voorgesteld wordt om de Ultimate Forward Rate (UFR) te hanteren als rentetermijnstructuur. De UFR wordt door DNB maandelijks opgesteld op basis van de methode zoals voorgesteld door de Commissie Parameters 20223 en geeft ook voor zeer lange looptijden de hoogte van de risicovrije marktrente weer (genotsrechten en periodieke uitkeringen kunnen een zeer lange looptijd hebben).

3. om bij het bepalen van het jaarlijkse genot van een vruchtgebruik onderscheid te maken tussen vruchtgebruik met en zonder vervreemdings- en verteringsbevoegdheid. Vruchtgebruik waarbij de vruchtgebruiker mag interen op het blote eigendom, of het blote eigendom mag vervreemden heeft volgens de onderzoekers in economische zin meer waarde voor de vruchtgebruiker dan vruchtgebruik waarbij de vruchtgebruiker alleen het rendement op het blote eigendom geniet. De onderzoekers stellen voor om bij interings- of vervreemdingsrecht uit te gaan van een hoger forfaitair jaarlijks genot voor de vruchtgebruiker dat gebaseerd is op een gewogen gemiddeld rendement.4

4. om de forfaits eens per 10 jaar te actualiseren met recentere gegevens over de rente en levensverwachting. Voor de rente wordt voorgesteld om deze te baseren op een 10-jaarsgemiddelde om eventuele marktschokken uit te middelen.

• Het actualiseren van de forfaits conform het voorstel van de onderzoekers leidt tot significante mutaties in de te betalen schenk- en erfbelasting op microniveau, zowel in positieve als negatieve richting. De effecten op de erfbelasting verschillen naar de wijze waarop de nalatenschap wordt afgewikkeld, naar de hoogte van het nagelaten vermogen en de leeftijd van de langstlevende partner bij het overlijden van de kortst levende partner. Ter illustratie zijn in bijlage 2 de effecten (conform voorkeursvariant onderzoekers) voor een aantal voorbeeldnalatenschappen opgenomen.

• De onderzoekers hebben op basis van geaggregeerde aangiftegegevens die door het Ministerie van Financiën ter beschikking zijn gesteld een raming gemaakt van de budgettaire gevolgen van hun actualisatievoorstel. De onderzoekers hebben 6 actualisatievarianten opgesteld. Naar inschatting van de onderzoekers leidt hun voorkeursvariant per saldo tot een structurele opbrengst van circa € 190 mln.

• Bij dit budgettair effect dienen twee kanttekeningen te worden geplaatst. Allereerst hebben de onderzoekers bij het opstellen van het budgettaire effect geen gedragseffecten verwerkt. De opbrengst van € 190 mln voor hun voorkeursvariant is dan ook een bovengrens. Ten tweede wordt de structurele opbrengst niet direct bereikt, maar is sprake van een lang ingroeipad. In de eerste jaren na actualisatie treedt juist een budgettaire derving op.

3. Beoordeling van het onderzoek en vervolgstappen

Ik ben verheugd dat met het onderzoeksrapport aanbevelingen beschikbaar zijn gekomen om de forfaits die gebaseerd zijn op de rente en levensverwachting beter te laten aansluiten bij de waarde in het economische verkeer van de verkrijging. Ik deel de conclusie van de onderzoekers dat het aan te raden is om de forfaits in de schenk- en erfbelasting te actualiseren. Deze forfaits zijn sinds 1980 niet meer aangepast en staan daardoor inmiddels ver af van de waarde in het economische verkeer van de verkrijging omdat de rente sinds 1980 is gedaald en de levensverwachtingen zijn toegenomen.

Het eindrapport geeft een goede basis voor actualisering van de forfaits in de schenk- en erfbelasting. Voor de wijze waarop actualisering van de forfaits in de schenk- en erfbelasting zal plaatsvinden, neem ik als uitgangspunt de voorkeur van de onderzoekers voor het gebruik van de prognosetafels van het Koninklijk Actuarieel Genootschap (AG) en een sekseneutrale levensverwachting. De huidige forfaits zijn gebaseerd op de periodetafels van het CBS en houden in tegenstelling tot de prognosetafels van het AG geen rekening met de ontwikkeling in de levensverwachting. De aanbeveling van de onderzoekers om een verschil te maken tussen vruchtgebruik met of zonder vervreemdings- en verteringsbevoegdheid vergt een aanvullende analyse. Ik begrijp de argumentatie van de onderzoekers voor het aanbrengen van een verschil, maar het is de vraag of een dergelijk onderscheid in de (uitvoerings)praktijk valt te maken. Ter beantwoording van deze vraag wordt de komende maanden een aanvullende analyse uitgevoerd.

Het kabinet schaart zich verder achter de aanbeveling van de onderzoekers om eventuele aanpassingen in box 3 achterwege te laten vanwege het Wetsvoorstel werkelijk rendement box 3. Met dit wetsvoorstel zal worden afgestapt van de forfaitaire heffing in box 3 en wordt in plaats daarvan het werkelijke rendement belast.

Ook sluit het kabinet zich aan bij de aanbeveling om de forfaits in de overdrachtsbelasting en omzetbelasting niet te actualiseren. Voor de overdrachtsbelasting en omzetbelasting geldt dat een uniforme aanpassing van de rekenforfaits niet in elke situatie leidt tot een betere aansluiting bij de waarde in het economische verkeer dan de huidige rekenforfaits. Uit interviews blijkt dat de erfpachtpercentages sterk variëren per plaats en per type object, waardoor het doorvoeren van een uniforme aanpassing van de forfaits niet in elke situatie tot een betere benadering van de waarde in het economische verkeer leidt. Uit het onderzoek is ook naar voren gekomen dat de huidige forfaits op dit moment in de praktijk niet tot problemen of klachten leiden.

De komende maanden worden de voorgestelde aanpassingen van de forfaits in de schenk- en erfbelasting in het eindrapport geanalyseerd en afgewogen tegen uitvoerbaarheid voor én dienstverleners zoals notarissen en belastingadviseurs én de Belastingdienst, het handelingsperspectief van de burger en de effecten op burgers en budgettaire aspecten. De onderzoekers doen enkele aanbevelingen voor overgangsrecht, deze worden bezien. Op basis van deze afwegingen komt het Kabinet met een voorstel voor actualisatie, dat kan afwijken van de voorkeursvariant van de onderzoekers. Ten behoeve van het voorstel zullen ook de herverdelingseffecten op microniveau in kaart worden gebracht op basis van granulaire aangiftegegevens. De onderzoekers hadden geen toegang tot deze microgegevens.

Ik ben voornemens uw Kamer in een brief in het derde kwartaal 2025 nader te informeren over de vervolgstappen tot actualisering met inbegrip van een tijdpad voor aanpassing van de relevante regelgeving.

De Staatssecretaris van Financiën,
T. van Oostenbruggen

BIJLAGE 1

Successiewet 1956 Waardering van vruchtgebruik of beperkte rechten en waardering van wat onder last van vruchtgebruik of beperkte rechten wordt verkregen (blote eigendom) Als iemand overlijdt met achterlating van een echtgenoot en een of meer kinderen, is in beginsel de wettelijke verdeling van toepassing. Bij een wettelijke verdeling gaan alle bezittingen en schulden van de nalatenschap over op de langstlevende echtgenoot. De kinderen erven een vordering op de langstlevende. Afhankelijk van de hoogte van de rente die op de vorderingen wordt bijgeschreven, geniet de langstlevende een (fictief) vruchtgebruik van de vorderingen.
Waardering van periodieke uitkering afhankelijk van één of meer levens De langstlevende partner verkrijgt een levenslange lijfrente.
Waardering periodieke uitkering voor een bepaalde periode, eventueel levensafhankelijk Het kleinkind verkrijgt bij overlijden van de grootouder een periodieke uitkering tot de meerderjarigheid.
Wet inkomstenbelasting 2001 Waardering woning bij erfpacht De waarde van een woning belast met erfpacht wordt verminderd met 17 maal het jaarlijkse bedrag aan erfpacht als de woning niet verhuurd is en 20 maal het jaarlijkse bedrag aan erfpacht als de woning verhuurd is.
Waardering genotsrechten In de Wet IB 2001 is de definitie van een genotsrecht «elke gerechtigdheid tot voordelen uit goederen». Het kan bijvoorbeeld gaan om een erfdienstbaarheid of vruchtgebruik. In het Uitvoeringsbesluit Inkomensbelasting 2001 is vervolgens geregeld dat de jaarlijkse voordelen op 4% worden gesteld van wat aan het genotsrecht is onderworpen.
Waardering (tijdelijke) periodieke uitkeringen, niet van het leven afhankelijk De waarde van een periodieke uitkering in geld die in box 3 valt en die na een bepaalde tijd vervalt en niet van het leven afhankelijk is, wordt bepaald door de jaarlijkse opbrengst te vermenigvuldigen met de looptijd van de uitkering (in jaren) en een vermenigvuldigingsfactor waarmee de contante waarde van toekomstige uitkeringen wordt bepaald, waarbij het maximumbedrag 24 maal het jaarlijkse bedrag is. De waarde van een dergelijke periodieke uitkering voor onbepaalde tijd wordt gesteld op 24 maal het jaarlijkse bedrag.
Waardering (tijdelijke) periodieke uitkeringen, van het leven afhankelijk De waarde van een periodieke uitkering die in box 3 valt en die wel afhankelijk is van het leven van degene die de uitkering ontvangt, wordt bepaald door de jaarlijkse opbrengst te vermenigvuldigen met een (leeftijdsafhankelijke) factor. De factor is afhankelijk van de leeftijd van degene die de uitkering ontvangt. Afhankelijk van of de uitkering na een bepaalde tijd vervalt is de factor tevens afhankelijk van het aantal jaren dat de uitkering nog zal lopen. Daarnaast wordt onderscheid gemaakt naar geslacht.
Wet op de belastingen van rechtsverkeer Waardebepaling bij verkrijging van een recht op onroerende zaken Bij verkrijging van een beperkt recht wordt de waarde van het recht op de onroerende zaak vermeerderd met die van de canon, retributie of de huur. De waarde van bijvoorbeeld een canon wordt berekend aan de hand van een forfait.
Wet op de omzetbelasting 1968 Vergoeding rechten op onroerende zaken De vestiging, wijziging, overdracht, afstand en opzegging wordt voor de btw als een levering van de onderliggende onroerende zaak aangemerkt wanneer de vergoeding gelijk is of meer bedraagt dan de waarde in het economische verkeer van het beperkte recht. De vergoeding waarover btw wordt berekend wordt aan de hand van het forfait bepaald.
1 Dit betreft een niet uitputtende lijst.

BIJLAGE 2 EFFECTEN OP DE TE BETALEN ERFBELASTING VOORKEURSVARIANT ONDERZOEKSRAPPORT

Deze bijlage toont ter illustratie voor voorbeeldnalatenschappen de mutatie in de te betalen erfbelasting na actualisatie conform de voorkeursvariant uit het onderzoeksrapport. Het uiteindelijke actualisatievoorstel van het Kabinet kan anders uitvallen. In alle voorbeelden is sprake van twee partners die in gemeenschap van goederen getrouwd zijn (waarbij geen van beiden over privévermogen beschikt), twee kinderen hebben, er geen pensioenvermogen wordt nagelaten aan de langstlevende partner en waarbij de erfdelen gelijk zijn. De voorbeeldnalatenschappen zijn gebaseerd op twee vaak voorkomende situaties (zie hieronder);

1) Renteloze vorderingen:

John (67) overlijdt en er is geen testament. John is in algehele gemeenschap van goederen getrouwd met Angela (66) en ze hebben 2 kinderen. Samen hadden zij € 600.000 aan vermogen. Doordat John en Angela in gemeenschap van goederen zijn getrouwd (en geen van beide over privévermogen beschikt), is de nalatenschap de helft: € 300.000. De nalatenschap bestaat uit 3 gelijke erfdelen van € 100.000. Omdat er geen testament is, geldt de wettelijke verdeling. De hele nalatenschap van John gaat naar Angela waarbij beide kinderen elk een vordering van € 100.000 op Angela krijgen, die in beginsel pas opeisbaar is bij het overlijden van Angela. Over de vorderingen is geen rente verschuldigd.

De erfenis van Angela bedraagt € 100.000 plus het vruchtgebruik over de vorderingen van in totaal € 200.000. De waarde van het vruchtgebruik is 2 x € 100.000 × 6%5 × factor 86 = 2 x € 48.000. De erfbelasting voor Angela wordt berekend over € 100.000 + € 96.000 = € 196.000. Dit valt onder de partnervrijstelling. De erfbelasting voor elk van de kinderen wordt berekend over € 100.000 – € 48.000 = € 52.000.

Stel dat bij het overlijden van Angela haar nalatenschap € 600.000 bedraagt. Op haar nalatenschap worden de vorderingen in mindering gebracht; € 600.000 – 2 x € 100.000 = € 400.000. Elk kind erft € 200.000.

2) Rentedragende vorderingen:

Lara is getrouwd met Tom. De huwelijkse gemeenschap heeft bij het overlijden van Lara een waarde van € 1.200.000 en er zijn 2 kinderen. De rente in het testament is op 6%7 samengestelde rente bepaald. De nalatenschap van Lara is € 600.000. Tom krijgt het vermogen en de beide kinderen krijgen een vordering op Tom van ieder € 200.000.

Als Tom 10 jaar later overlijdt, is de schuld door de rente opgelopen met € 316.339.8 Als het vermogen gelijk is gebleven, is Toms nalatenschap € 1.200.000 – € 400.000 – € 316.339 = € 483.661. Elk kind krijgt dus de helft van € 483.661 = € 241.831. De oprenting van de vordering zorgt ervoor dat de nalatenschap van Tom wordt verminderd.

Situatie 1: doorrekeningen voorbeeldnalatenschappen wettelijke verdeling 2025

Gemeenschappelijk vermogen ouders € 100.000 € 200.000 € 300.000 € 400.000 € 500.000 € 1.000.000 € 4.500.000
Erfenis langstlevende partner € 16.667 € 33.333 € 50.000 € 66.667 € 83.333 € 166.667 € 750.000
Leeftijd langstlevende partner bij overlijden kortstlevende partner 50 € 0 € 0 € 0 € 0 € 0 € 0 € 94.230
55 € 0 € 0 € 0 € 0 € 0 € 0 € 77.760
60 € 0 € 0 € 0 € 0 € 0 € 0 € 49.800
65 € 0 € 0 € 0 € 0 € 0 € 0 € 51.330
70 € 0 € 0 € 0 € 0 € 0 € 0 € 34.860
75 € 0 € 0 € 0 € 0 € 0 € 0 € 24.900
80 € 0 € 0 € 0 € 0 € 0 € 0 € 8.430
85 € 0 € 0 € 0 € 0 € 0 € 0 € 3.450
90 € 0 € 0 € 0 € 0 € 0 € 0 – € 765
1 De te betalen erfbelasting bij het overlijden van de langstlevende partner wijzigt in deze voorbeelden niet bij actualisatie van de forfaits.
Gemeenschappelijk vermogen ouders € 100.000 € 200.000 € 300.000 € 400.000 € 500.000 € 1.000.000 € 4.500.000
Erfenis per kind € 16.667 € 33.333 € 50.000 € 66.667 € 83.333 € 166.667 € 750.000
Leeftijd langstlevende partner bij overlijden kortstlevende partner 50 € 0 € 0 € 0 € 0 € 0 – € 2.118 – € 21.482
55 € 0 € 0 € 0 € 0 – € 284 – € 3.118 – € 26.971
60 € 0 € 0 € 0 – € 118 – € 784 – € 2.767 – € 24.481
65 € 0 € 0 – € 51 – € 918 – € 1.425 – € 2.852 – € 25.665
70 € 0 € 0 – € 351 – € 775 – € 968 – € 1.937 – € 17.430
75 € 0 € 0 – € 415 – € 554 – € 691 – € 1.384 – € 12.450
80 € 0 € 0 – € 140 – € 188 – € 234 – € 469 – € 4.215
85 € 0 – € 38 – € 57 – € 77 – € 95 – € 192 – € 1.725
90 € 0 € 17 € 26 € 34 € 43 € 85 € 765
Gemeenschappelijk vermogen ouders € 100.000 € 200.000 € 300.000 € 400.000 € 500.000 € 1.000.000 € 4.500.000
Erfenis per verkrijger € 16.667 € 33.333 € 50.000 € 66.667 € 83.333 € 166.667 € 750.000
Leeftijd langstlevende partner bij overlijden kortstlevende partner 50 € 0 € 0 € 0 € 0 € 0 € – 4.236 € 51.266
55 € 0 € 0 € 0 € 0 € – 568 € – 6.236 € 23.818
60 € 0 € 0 € 0 € – 236 € – 1.568 € – 5.534 € 838
65 € 0 € 0 € – 102 € – 1.836 € – 2.850 € – 5.704 € 0
70 € 0 € 0 € – 702 € – 1.550 € – 1.936 € – 3.874 € 0
75 € 0 € 0 € – 830 € – 1.108 € – 1.382 € – 2.768 € 0
80 € 0 € 0 € – 280 € – 376 € – 468 € – 938 € 0
85 € 0 € – 76 € – 114 € – 154 € – 190 € – 384 € 0
90 € 0 € 34 € 52 € 68 € 86 € 170 € 765

Situatie 2: doorrekeningen voorbeeldnalatenschappen testament met rente 20259 10

Gemeenschappelijk vermogen ouders € 100.000 € 200.000 € 300.000 € 400.000 € 500.000 € 1.000.000 € 4.500.000
Erfenis per kind € 16.667 € 33.333 € 50.000 € 66.667 € 83.333 € 166.667 € 750.000
Leeftijd langstlevende partner bij overlijden kortstlevende partner 50 € 0 € 1.538 € 3.581 € 5.625 € 7.668 € 20.351 € 163.393
55 € 0 € 2.059 € 4.363 € 6.667 € 8.972 € 25.565 € 186.853
60 € 0 € 2.514 € 5.045 € 7.577 € 10.108 € 30.110 € 207.307
65 € 179 € 2.908 € 5.636 € 8.364 € 10.828 € 30.970 € 194.907
70 € 347 € 2.757 € 4.136 € 5.514 € 6.892 € 24.775 € 124.066
75 € 484 € 1.693 € 2.540 € 3.387 € 4.235 € 16.937 € 76.216
80 € 503 € 1.005 € 1.508 € 2.010 € 2.513 € 10.049 € 45.222
85 € 293 € 586 € 879 € 1.172 € 1.465 € 5.861 € 26.377
90 € 173 € 346 € 519 € 692 € 864 € 3.459 € 15.566
1 De te betalen erfbelasting bij het overlijden van de kortst levende partner wijzigt in deze voorbeelden niet bij actualisatie van de forfaits.
Gemeenschappelijk vermogen ouders € 100.000 € 200.000 € 300.000 € 400.000 € 500.000 € 1.000.000 € 4.500.000
Erfenis per verkrijger € 16.667 € 33.333 € 50.000 € 66.667 € 83.333 € 166.667 € 750.000
Leeftijd langstlevende partner bij overlijden kortstlevende partner 50 € 0 € 3.076 € 7.162 € 11.250 € 15.336 € 40.702 € 326.786
55 € 0 € 4.118 € 8.726 € 13.334 € 17.944 € 51.130 € 373.706
60 € 0 € 5.028 € 10.090 € 15.154 € 20.216 € 60.220 € 414.614
65 € 358 € 5.816 € 11.272 € 16.728 € 21.656 € 61.940 € 389.814
70 € 694 € 5.514 € 8.272 € 11.028 € 13.784 € 49.550 € 248.132
75 € 968 € 3.386 € 5.080 € 6.774 € 8.470 € 33.874 € 152.432
80 € 1.006 € 2.010 € 3.016 € 4.020 € 5.026 € 20.098 € 90.444
85 € 586 € 1.172 € 1.758 € 2.344 € 2.930 € 11.722 € 52.754
90 € 346 € 692 € 1.038 € 1.384 € 1.728 € 6.918 € 31.132

  1. Forfaits in het belastingstelsel. Den Haag: Algemene Rekenkamer (2019). Kamerstuk 32 140, nr. 53.↩︎

  2. Kamerstuk 35 570 IX, nr. 45, p. 15 en 16.↩︎

  3. Kamerstukken 36 067 en 32 043, A.↩︎

  4. Voor het rendement van vruchtgebruik met vervreemdings- en verteringsbevoegdheid hebben de onderzoekers twee alternatieven onderzocht:

    1. Het rendement gebaseerd op het advies van de Commissie Parameters.

    2. Het rendement gebaseerd op de huidige rendementspercentages in box 3 voor de categorie «overige bezittingen» en voor de categorie «banktegoeden».↩︎

  5. Fictieve opbrengst vruchtgebruik.↩︎

  6. Factor om waarde van het vruchtgebruik over de looptijd van de vordering netto contant te maken.↩︎

  7. Als er een rente wordt afgesproken die hoger is dan een samengestelde rente van 6%, dan wordt dit alsnog bij het overlijden van de langstlevende fictief belast. Er wordt dan een bijtelling toegepast op de verkrijging van de kinderen.↩︎

  8. 400.000*(1,06)^10 – 400.000↩︎

  9. In de voorbeelden is er vanuit gegaan dat de samengestelde rente gelijk is aan het (nieuwe) forfaitaire percentage voor het vruchtgebruik. Dit zorgt voor maximale «uitholling» en voorkomt tegelijkertijd een fictieve bijtelling in de vorm van een bovenmatige rente.↩︎

  10. De looptijd van de vorderingen is gebaseerd op de resterende levensverwachting volgend uit de prognosetafels van het Actuarieel Genootschap uit 2024.↩︎