Verslag
Wijziging van de Wet veiligheidsonderzoeken in verband met de invoering van een locatiegebonden verklaring van geen bezwaar en enkele andere wijzigingen ter verbetering van de uitvoerbaarheid van deze wet (Wet verbetering uitvoering Wet veiligheidsonderzoeken)
Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader)
Nummer: 2025D05741, datum: 2025-02-11, bijgewerkt: 2025-02-13 10:28, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36676-5).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.H. de Vree, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken (PVV)
- Mede ondertekenaar: J.P. van der Haas, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 36676 -5 Wijziging van de Wet veiligheidsonderzoeken in verband met de invoering van een locatiegebonden verklaring van geen bezwaar en enkele andere wijzigingen ter verbetering van de uitvoerbaarheid van deze wet (Wet verbetering uitvoering Wet veiligheidsonderzoeken).
Onderdeel van zaak 2025Z00249:
- Indiener: J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Medeindiener: R.P. Brekelmans, minister van Defensie
- Volgcommissie: vaste commissie voor Defensie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2025-01-14 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-01-23 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2025-02-06 14:00: Wijziging van de Wet veiligheidsonderzoeken in verband met de invoering van een locatiegebonden verklaring van geen bezwaar en enkele andere wijzigingen ter verbetering van de uitvoerbaarheid van deze wet (Wet verbetering uitvoering Wet veiligheidsonderzoeken) (TK 36676) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
36 676 Wijziging van de Wet veiligheidsonderzoeken in verband met de invoering van een locatiegebonden verklaring van geen bezwaar en enkele andere wijzigingen ter verbetering van de uitvoerbaarheid van deze wet (Wet verbetering uitvoering Wet veiligheidsonderzoeken)
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 11 februari 2025
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen afdoende zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
Algemene toelichting | 2 | |
1. | Inleiding | 2 |
2. | Hoofdlijnen van het voorstel | 2 |
3. | Voorgestelde wijzigingen | 2 |
3.1 | De locatiegebonden VGB | 2 |
3.2 | Aanwijzen locatie | 3 |
3.3 | Consequenties voor het veiligheidsonderzoek | 3 |
3.4 | Aan- en afmeldplicht | 3 |
3.5 | Register | 4 |
3.6 | Invordering door middel van een dwangbevel | 5 |
3.7 | Veiligheidsonderzoek op grond van artikel 13, tweede lid (nieuw) | 5 |
3.8 | Bestuursrechtelijke handhaving | 5 |
4. | Gevolgen, uitvoering, toezicht en handhaving | 6 |
4.1 | Gevolgen van het wetsvoorstel | 6 |
4.2 | Administratieve lastendruk | 6 |
5. | Advies en consultatie | 6 |
5.1 | Internetconsultatie en uitvoeringstoets | 6 |
Artikelsgewijze toelichting | 7 | |
Artikel I | 7 |
Algemene toelichting
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Deze leden willen benadrukken dat digitale dreigingen blijven toenemen en dat daarmee de Nederlandse (veiligheids)belangen in zowel nationaal als internationaal verband verder onder druk komen te staan. Ook de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) waarschuwt in zijn jaarverslag over 2023 voor het steeds acuter worden van de dreiging van onder andere cyberaanvallen en spionage, waardoor deze leden constateren dat er dus sneller gereageerd moet worden op dreiging en aanvallen. Daarom achten zij het ook noodzakelijk om de juiste randvoorwaarden te scheppen voor de effectieve en efficiënte uitvoering van de taken van vertrouwenspersonen. Zij zijn van mening dat voorliggend wetsvoorstel kan helpen in het flexibeler inzetten van personen met een vertrouwensfunctie die veelvuldig van werkgever wisselen.
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wet verbetering uitvoering Wet veiligheidsonderzoeken. Deze leden erkennen de noodzaak om de uitvoering van de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo) te verbeteren en begrijpen de beoogde efficiëntievoordelen. Tegelijkertijd roept het wetsvoorstel bij hen vragen op over de precieze uitwerking, juridische afbakening, rechtsbescherming en internationale implicaties.
De leden van de SP-fractie hebben de Wet verbetering uitvoering Wet veiligheidsonderzoeken gelezen. De leden hebben hier nog een vraag over.
2. Hoofdlijnen van het voorstel
Het stemt de leden van de VVD-fractie positief dat er uitvoering wordt gegeven aan de wens om flexibelere inzetbaarheid van personeel op een en dezelfde locatie mogelijk te maken. Deze leden vragen zich in het verlengde hiervan af of er wellicht een soortgelijke uitvoering gegeven kan worden aan motie-Rajkowski over het mogelijk maken dat noodzakelijke dreigingsinformatie vanuit de veiligheidsdiensten sneller en specifieker gedeeld wordt met hightechbedrijven (Kamerstuk 26 643, nr. 1193). Zij constateren namelijk dat veel Nederlandse hightechbedrijven onmisbaar zijn voor de Nederlandse economie en de strategische geopolitieke positie van Nederland.
De leden van de NSC-fractie vragen zijn benieuwd naar het tijdspad van dit wetsvoorstel. Wat is de verwachte datum van inwerkingtreding en welke uitvoeringsstappen moeten nog worden gezet om de hele wetswijziging uit te kunnen voeren? In hoeverre vindt afstemming plaats met de betrokken private partijen om een helder tijdpad te garanderen, zo vragen deze leden.
3. Voorgestelde wijzigingen
3.1. De locatiegebonden VGB
De leden van de NSC-fractie vragen de regering om een nadere toelichting op de criteria die bepalen of een niet-vertrouwensfunctie toch een veiligheidsonderzoek vereist. Welke objectieve criteria worden er gehanteerd en hoe wordt gewaarborgd dat deze onderzoeken proportioneel en noodzakelijk blijven?
3.2. Aanwijzen locatie
De leden van de VVD-fractie lezen dat de vakministers besluiten welke locaties aangewezen worden en dat het aanwijzingsbesluit niet gepubliceerd wordt. Deze leden begrijpen dat alleen de betreffende sectoren of de betreffende bedrijven te horen krijgen wanneer zij aangewezen zijn. Gelet op het steeds acuter worden van de dreiging van onder andere cyberaanvallen en spionage vragen deze leden zich af hoe er wordt besloten welke locaties zullen worden aangewezen. Op welke manier wordt hierbij veiligheidsinformatie meegewogen? Hebben de vakministers toegang tot de juiste veiligheidsinformatie om hier een gewogen besluit over te nemen in het belang van Nederland? Waar ligt het zwaartepunt? Kunnen sectoren of bedrijven zich ook zelf melden? Worden recente cyberaanvallen – zoals die op de Technische Universiteit Eindhoven, de Universiteit van Amsterdam en hogeschool Fontys – ook meegenomen in de besluiten? Zijn recente aanvallen meegenomen in de beoogde toenames van regeldruk en lastenverzwaring? Hoe verhouden deze locaties zich tot de Europese Network and Information Security 2-richtlijn (NIS2)?
De leden van de NSC-fractie lezen in de memorie van toelichting (MvT) dat er uitvoering gegeven wordt aan de wens om flexibelere inzetbaarheid van personeel op een en dezelfde locatie mogelijk te maken, door naast de bestaande systematiek van een functiegebonden verklaring van geen bezwaar (VGB) een locatiegebonden VGB te introduceren. Deze leden zijn van mening dat de juridische afbakening onvoldoende duidelijk is en dat onvoldoende zichtbaar is wat de reikwijdte is van het voorstel. Daarom vragen zij op basis van welke criteria een dergelijk aanwijsbesluit zal berusten. Moeten de totstandkoming en criteria van een aanwijsbesluit niet specifieker in het wetsvoorstel worden opgenomen?
De leden van de NSC-fractie lezen ook dat de locatiegebonden VGB onder andere relevant is voor sectoren zoals de burgerluchtvaart. Gezien de strikte Europese en internationale regelgeving op het gebied van luchtvaartveiligheid vragen deze leden de regering om een nadere toelichting te geven op hoe de invoering van een locatiegebonden VGB zich verhoudt tot bestaande EU-verordeningen en internationale afspraken. Zijn er hierbij risico’s op conflicten en hoe worden deze ondervangen in het huidige wetsvoorstel?
3.3. Consequenties voor het veiligheidsonderzoek
De leden van de BBB-fractie lezen dat er een aanvulling op de huidige A-, B- en C-onderzoeken zal worden geïmplementeerd. Kan de regering uitleggen wat voor aanvulling dit zal zijn? Op welke manier wordt deze aanvulling geïmplementeerd? En hoe kan de regering garanderen dat de huidige doorlooptijden daar geen gevolgen van ondervinden?
3.4. Aan- en afmeldplicht
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat het aanmelden van vertrouwensfunctionarissen een aanzienlijke administratieve belasting is voor werkgevers en de veiligheidsdiensten. Het stemt deze leden positief dat er een in overleg een proces wordt voorzien om vrijwillig gefaseerd aan te melden. Zij vragen zich hierbij af hoe dit proces wordt vormgegeven. Wordt dit proces bijvoorbeeld verschillend per sector? Hoe wordt ervoor gezorgd dat dit niet teveel tijd zal kosten en niet voor onnodige complexiteit zal zorgen?
De leden van de NSC-fractie lezen dat het wetsvoorstel geen gevolgen heeft voor de reguliere aanmelding voor een vertrouwensfunctie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wvo. Deze leden hebben over de reguliere aanmelding een vraag met betrekking tot de beoordeling. Indien een werknemer met een locatiegebonden VGB een functie op hoger veiligheidsniveau krijgt, is het niet helder of een nieuw veiligheidsonderzoek verplicht is. Ligt de beoordeling in dit geval bij de werkgever of wordt dit centraal gemonitord door de AIVD of de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD)? Hoe wordt de eenheid tussen de verschillende VGB-niveaus gewaarborgd?
De leden van de NSC-fractie lezen bovendien dat een afmeldplicht voor vertrouwensfunctionarissen wordt geïntroduceerd. Kan de regering duidelijk maken hoe er wordt gecontroleerd dat een afmelding ook daadwerkelijk gebeurt als een werknemer overstapt naar een andere werkgever binnen dezelfde sector? Hoe wordt dit praktisch ingeregeld en wie draagt hiervoor de verantwoordelijkheid?
De leden van de BBB-fractie lezen dat een aanzienlijke administratieve belasting voor zowel de werkgevers als de veiligheidsdiensten wordt verwacht op het moment dat het wetsvoorstel zou ingaan. Deze leden steunen de regering in haar voornemen om vooruitlopend op de inwerkingtreding in overleg met (vertegenwoordigers van) de werkgevers te voorzien in een proces waarmee op vrijwillige basis gefaseerd aangemeld kan worden. Kan de regering ingaan op hoe dit proces er uit komt te zien? En waarom is er voor gekozen om op vrijwillige basis gefaseerd te laten aanmelden?
De leden van de BBB-fractie lezen dat werkgevers een afmeldplicht hebben en dat zij een termijn van vijf weken hebben om aan die afmeldplicht te voldoen. Kan de regering uitleggen waarom er voor een termijn van vijf weken is gekozen? Is deze periode niet te lang? Begrijpt de regering dat deze leden het misschien wel onwenselijk vinden dat een werknemer met een vertrouwensfunctie na zijn ontheffing voor een periode van vijf weken nog in het register staat? Begrijpen zij het goed dat na een ontslag op staande voet, indien de reden voor ontslag niet te maken heeft met nationale veiligheid, een vertrouwensfunctionaris nog voor een periode van vijf weken in het register kan blijven staan? En begrijpen zij het goed dat na een ontslag op staande voet, of een andere reden van het ontbinden van de arbeidsovereenkomst, indien dit te maken heeft met nationale veiligheid en er dus een spoedeisend belang is, dat alleen dan de betrokkene direct uit het register dient te worden verwijderd? Kan de regering dit toelichten? Wie controleert of werkgevers zich aan de afmeldplicht houden? En hoe worden deze controles uitgevoerd?
3.5. Register
De leden van de VVD-fractie lezen dat de AIVD en de MIVD door middel van de aan- en afmeldplicht een actueel en volledig bestand van (actieve) vertrouwensfunctionarissen krijgen in de vorm van een register (artikel 10a nieuw). Op welke manier kan gegarandeerd worden dat het register met vertrouwensfunctionarissen niet wordt gehackt of misbruikt? Deze leden vragen zich, in lijn met de Afdeling advisering van de Raad van State, af hoe cyberveiligheidsrisico’s in acht worden genomen, aangezien werkgevers toegang krijgen tot vertrouwelijke gegevens. Wie krijgt er toegang tot het register en hoe wordt ongeoorloofde toegang voorkomen? Welke cyberbeveiligingsmaatregelen worden genomen tegen eventuele datalekken? Zijn hier voldoende capaciteit en middelen voor en zo ja, welke?
De leden van NSC-fractie hebben nog enkele vragen over de introductie van een verplicht register van actieve vertrouwensfunctionarissen dat door werkgevers kan worden geraadpleegd. Welke voorbereidingen worden hier nu al voor getroffen en kan inzicht worden gegeven in de structuur en werkwijze die de regering voornemens is te hanteren? Gezien de privacygevoelige aard van deze gegevens brengt dit potentiële veiligheidsrisico’s met zich mee. Welke concrete maatregelen worden er getroffen om misbruik van dit register te voorkomen? En hoe wordt de beveiliging van de systemen van toezichthoudende instanties zoals de AIVD en MIVD gewaarborgd, nu ook werkgevers toegang krijgen tot deze gegevens en systemen?
De leden van de BBB-fractie vragen de regering wie binnen een organisatie, zoals bijvoorbeeld Schiphol, bepaalt welke personen toegang mogen krijgen tot het (internet)kanaal. Wat zijn de regels hieromtrent? Moeten werknemers die toegang krijgen aan bepaalde vereisten voldoen? En zal er monitoring plaatsvinden op het gebruik door werknemers? En op welke manier houdt de overheid hier toezicht op?
3.6. Invordering door middel van een dwangbevel
De leden van de VVD-fractie lezen dat er een dwangbevel kan worden toegekend om kosten te verhalen op de werkgevers. Gezien de veranderingen die werkgevers moeten doorvoeren naar aanleiding van de wet vragen deze leden zich af of zij hier voldoende tijd voor en hulp bij krijgen, zodat zij eventuele extra kosten en dwangbevelen bij invoering van de wet kunnen voorkomen. Waar blijkt dit uit?
3.7. Veiligheidsonderzoek op grond van artikel 13, tweede lid (nieuw)
Het stemt de leden van de VVD-fractie positief te lezen dat er rekening wordt gehouden met risico’s voor de aantasting van de continuïteit van vitale processen, de aantasting van de integriteit en exclusiviteit van kennis en informatie, en het ontstaan van strategische afhankelijkheden. Deze leden lezen dat er op het terrein van economische veiligheid situaties kunnen zijn waarin het op voorhand aanwijzen van een functie als vertrouwensfunctie niet mogelijk is, terwijl het wel nodig is om te weten of deze geen risico vormt voor de nationale veiligheid. Waarom is de uitbreiding van veiligheidsonderzoeken naar niet-vertrouwensfunctionarissen nu beperkt tot economische veiligheid? Is dit voldoende om bredere risico’s als spionage en infiltratie in vitale sectoren te voorkomen? Wat betekent dit voor de uitvoering van motie-Rajkowski over mogelijk maken dat noodzakelijke dreigingsinformatie vanuit de veiligheidsdiensten sneller en specifieker gedeeld wordt met hightechbedrijven (Kamerstuk 26 643, nr. 1193)?
3.8. Bestuursrechtelijke handhaving
De leden van de BBB-fractie schrikken van het schrijven van de regering over het feit dat het overtreden van de in artikel 14 genoemde strafbare bepalingen wel plaatsvindt, maar dat strafrechtelijke handhaving niet plaatsvindt. Deze leden horen graag van de regering hoe vaak in het verleden deze overtredingen van de Wvo hebben plaatsgevonden. Ook horen zij graag wie verantwoordelijk was voor de opsporing van de in artikel 14 genoemde strafbare feiten. Tot slot horen zij graag van de regering bij wie de keuze lag om wel of niet te vervolgen en wat daarvoor de reden was. Zij willen wel graag opgemerkt hebben dat zij een bestuursrechtelijke handhaving beter op zijn plaats vinden, net zoals in de MvT van de oude Wvo staat. Zeker gelet op de mogelijkheid om lichte overtredingen met een herstelsanctie op te kunnen lossen. Zij steunen dan ook deze verschuiving van strafrechtelijke naar bestuursrechtelijke handhaving.
4. Gevolgen, uitvoering, toezicht en handhaving
4.1. Gevolgen van het wetsvoorstel
Het valt de leden van de NSC-fractie op dat er bij de gevolgen van het wetsvoorstel niet ingegaan wordt op de gevolgen voor gemeenten en andere overheden. Het is daarmee volgens deze leden onvoldoende duidelijk wat de uitwerking van dit wetsvoorstel op de medeoverheden is. Kan de regering daarom aangeven in hoeverre gemeenten en andere overheden door dit wetsvoorstel geraakt worden? Zijn zij ook een werkgever zoals bedoeld in de wet? Zo ja, om welke aantallen medewerkers verwacht de regering dat dit gaat? En is het wetsvoorstel dan ook met die werkgevers en/of hun koepels besproken?
4.2. Administratieve lastendruk
De leden van de VVD-fractie lezen in de MvT dat het wetsvoorstel ook een (beperkte) lastenverzwaring met zich meebrengt. In de reacties van bijvoorbeeld de Air Cargo Netherlands (ACN) en het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) lezen deze leden dat er een behoefte is aan goed gefaciliteerde aan- en afmeldprocedures. Zij vragen zich af wat de verwachte impact van de lastenverzwaring op mkb-bedrijven is gezien de kleinere capaciteit zie zij hebben om deze verplichtingen uit te voeren? Zijn er vrijstellingen of versimpelingen mogelijk voor kleine bedrijven en ondernemers? Op welke manier wordt er ondersteuning geboden aan deze (en andere) bedrijven?
De leden van de NSC-fractie merken op dat in de MvT wordt aangegeven dat de invoerings- en uitvoeringskosten zijn opgenomen in de begrotingen van de veiligheidsdiensten. Kan de regering aangeven waar deze specifiek zijn terug te vinden en op welke jaarschijven dit betrekking heeft? Tevens vragen deze leden welke kosten er al in het lopende jaar gemaakt worden.
De leden van de BBB-fractie lezen dat de initiële kosten voor het (internet)kanaal en register worden geschat op 600.000 euro. Kan de regering nader toelichten op basis waarvan tot dit bedrag gekomen is? Hoeveel van deze middelen zijn reeds besteed? Hoe ver is men met het opzetten van dit (internet)kanaal en register? Ligt men op schema voor wat betreft wanneer het (internet)kanaal en register operationeel moeten zijn? Wanneer moet het uiterlijk operationeel zijn volgens de planning? En hoe zorgt de regering ervoor dat het geschatte bedrag en tijdspad gehaald worden? Kan de regering ook nader ingaan op de jaarlijkse operationele en personeelskosten van 350.000 euro? Waarop is dit gebaseerd? En kan de regering toelichten of er ook extra fte’s begroot zijn binnen die 350.000 euro? Tot slot lezen deze leden dat deze kosten zijn opgenomen in de begroting van de diensten. Kan de regering toezeggen dat deze kosten dus niet voor rekening komen van werkgevers?
5. Advies en consultatie
5.1. Internetconsultatie en uitvoeringstoets
De leden van de VVD-fractie lezen dat Schiphol zorgen uitspreekt over het risico van het niet op elkaar aansluiten van de informatie van de AIVD en het toegangsbeheersysteem van de luchthaven. Deze leden begrijpen dat de diensten niet verantwoordelijk zijn voor de beveiliging van de luchthaven en de bijbehorende administratie, maar vragen zich wel af of er meer soortgelijke voorbeelden zijn van verschillende toegangsbeheersystemen? Zorgt dit niet voor meer administratie en lastenverzwaring bij (mkb-)bedrijven? Is er een manier om deze systemen meer op elkaar te laten aansluiten en efficiënter te maken?
De leden van de NSC-fractie lezen dat het ATR opmerkt dat de lastentoename en reductie van de regeldruk niet volledig in kaart zijn gebracht. De extra administratieve lasten, met name door de aan- en afmeldplicht van vertrouwensfunctionarissen, lijken onvoldoende te zijn meegenomen. Kan de regering aangeven hoe deze lasten in verhouding staan tot de beoogde efficiëntie?
De leden van de SP-fractie constateren dat de gegevens die zijn verworven voor het uitvoeren van veiligheidsonderzoeken zijn vastgelegd in de Selectielijst voor de archiefbescheiden van de AIVD en voorgangers en dat de vernietigingstermijn is vastgesteld op tien jaar. Dit betreft ook bijzondere persoonsgegevens die bescherming behoeven. Deze leden vragen zich af waarom deze gegevens zo lang bewaard moeten worden als de persoon in kwestie geen veiligheidsfunctie meer bekleedt en de gegevens niet langer van belang zijn. Zij vragen de regering hierop te reflecteren in het licht van het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
De leden van de NSC-fractie lezen in de artikelsgewijze toelichting van artikel I, onderdeel C, dat werkgevers verplicht worden om, op basis van artikel 3, inzicht te geven in het personeelsverloop. Deze leden vragen waarom daar een wettelijke basis voor nodig is, als het wordt voorgesteld als informele uitwisseling. Als een wettelijke basis nodig is, kan de regering dan aan deze leden aangeven hoe dit concreet wordt vormgegeven en welke consequenties er zitten aan het niet naleven van deze van deze verplichting?
De voorzitter van de commissie,
De Vree
Adjunct-griffier van de commissie,
Van der Haas