[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Appreciatie van de motie van het lid Ram over ontbindende voorwaarden stellen aan ngo's, waaronder het erkennen van de staat Israël en het bestrijden van antisemitisme (Kamerstuk 36600-XVII-62)

Vaststelling van de begrotingsstaat voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (XVII) voor het jaar 2025

Brief regering

Nummer: 2025D06722, datum: 2025-02-17, bijgewerkt: 2025-02-18 10:57, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36600 XVII-71 Vaststelling van de begrotingsstaat voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (XVII) voor het jaar 2025.

Onderdeel van zaak 2025Z02958:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte voorzitter,

Tijdens het Tweeminutendebat Toekomst samenwerking met maatschappelijke organisaties in ontwikkelingshulp op 11 februari 2025 heb ik toegezegd uw Kamer per brief te informeren over de juridische overwegingen met betrekking tot de motie van het lid Ram en verzocht ik deze motie aan te houden. De motie verzoekt de regering om ontbindende voorwaarden te stellen aan ngo’s, waaronder de erkenning van de staat Israël en de bestrijding van antisemitisme.

De mogelijkheden voor het hanteren van selectiecriteria bij de beoordeling van subsidieaanvragen en het hanteren van verplichtingen bij subsidieverlening zijn vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In deze brief volgt een uitleg wat de mogelijkheden zijn, per onderdeel van de motie.

Erkenning van de staat Israël

Het opnemen van een eis tot erkenning van de staat Israël bij subsidieverlening is juridisch niet mogelijk binnen de Kaderwet Subsidies BZ. Daarvoor geldt:

  1. Voor het hanteren van selectiecriteria en verplichtingen bij subsidieverlening geldt de hoofdregel dat deze doelgebonden moeten zijn. Dat vloeit voort uit artikel 3:3 en artikel 4:38 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Erkenning van de staat Israël valt niet onder de doelen van subsidies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.1

  2. Niet-doelgebonden criteria en verplichtingen kunnen uitsluitend worden toegepast als hiervoor een wettelijke grondslag bestaat (artikel 4:39 Awb). Voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken bieden artikel 3, derde lid, van de Kaderwet subsidies BZ en artikel 8 van het Subsidiebesluit BZ limitatief enkele grondslagen.2 Erkenning van de staat Israël valt hier niet onder.

  3. Het is niet toegestaan om als subsidie wordt verleend, daar de voorwaarde aan te verbinden dat de subsidieontvanger vervolgens de staat Israël moet erkennen. Artikel 4:33 Awb staat dit niet toe: voorwaarden die van een subsidieontvanger vergen dat hij, nadat de subsidie al is verleend, nog een bepaalde handeling moet verrichten zijn niet toegestaan.

Daarnaast geldt dat officiële erkenning van staten een statelijke aangelegenheid is onder het Volkenrecht.

Bestrijding van antisemitisme

Het bestrijden van antisemitisme als vereiste is mogelijk als dat het doel van de subsidie zou zijn. Dat is niet het geval bij de subsidies die zullen worden verstrekt onder het toekomstige beleidskader samenwerking maatschappelijke organisaties. De Kaderwet subsidies BZ biedt wel ruimte om niet-doelgebonden criteria en verplichtingen te hanteren over de “gevolgen van de subsidie voor internationaal erkende burger-, politieke, economische, sociale en culturele rechten van mensen”. Op basis daarvan kan een selectiecriterium worden gehanteerd dat toetst of er bij gesubsidieerde activiteiten geen sprake is van antisemitisme.

Mocht na subsidieverlening, bij de uitvoering van gesubsidieerde activiteiten, sprake zijn van antisemitisme (of anderszins racisme of discriminatie), dan kan in de subsidierelatie worden ingegrepen gelet op deze verplichting die BZ standaard aan subsidies verbindt: “U onthoudt zich bij de besteding van de subsidie en bij de activiteiten waarvoor deze subsidie is verleend van gedragingen die naar maatstaven van Nederlands recht strafbaar en/of verboden zijn, waaronder in het bijzonder ook intimidatie en seksuele intimidatie. Een dergelijke gedraging kan voor mij reden zijn om deze beschikking geheel of gedeeltelijk in te trekken.” Hiermee acht ik voldoende juridische mogelijkheden aanwezig om te kunnen ingrijpen wanneer gegrond sprake is van antisemitisme.

Hoe belangrijk het kabinet deze onderwerpen ook vindt, wordt de motie in verband met het eerste deel (dat betrekking heeft op de opname van subsidievoorwaarden die gaan over de erkenning van de staat Israël) ontraden, omdat dit juridisch niet mogelijk is. Aanvullende voorwaarden met betrekking tot antisemitisme zijn mogelijk waardoor een motie over alleen dit aspect, oordeel Kamer zou kunnen krijgen.

De minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingshulp






Reinette Klever

  1. Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006↩︎

  2. Dat zijn criteria met betrekking tot: het belonings- of integriteitsbeleid van de subsidieaanvrager; de naleving van algemeen gangbare normen van maatschappelijk verantwoord ondernemen door de subsidieaanvrager; de naleving van internationaal aanvaarde humanitaire principes door de subsidieaanvrager; de positie van vrouwen; de gevolgen voor het milieu; de gevolgen voor internationaal erkende burger-, politieke, economische, sociale en culturele rechten van mensen en; overige uit oogpunt van algemeen belang bij algemene maatregel van bestuur geregelde beoordelingsmaatstaven.↩︎