[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toezegging gedaan tijdens het commissiedebat Informatie- en werkafspraken tussen Tweede Kamer en Kabinet van 23 januari 2025, over de opvolging van de kabinetsreactie op het rapport ‘Grip op informatie’ van de werkgroep Informatieafspraken

Reikwijdte van artikel 68 Grondwet

Brief regering

Nummer: 2025D07000, datum: 2025-02-19, bijgewerkt: 2025-02-21 12:19, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-28362-74).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 28362 -74 Reikwijdte van artikel 68 Grondwet.

Onderdeel van zaak 2025Z03076:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025

28 362 Reikwijdte van artikel 68 Grondwet

Nr. 74 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 februari 2025

Op 23 januari jl. heb ik met de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken van uw Kamer het commissiedebat Informatie- en werkafspraken tussen Tweede Kamer en kabinet gevoerd. Ik heb daarin toegezegd uw Kamer nader schriftelijk te informeren over de opvolging van de kabinetsreactie op het rapport «Grip op informatie» van de werkgroep Informatieafspraken. In deze brief ga ik in op de inzet van het kabinet om het samenspel met en de informatievoorziening aan de Kamer te verbeteren en geef ik concrete voorbeelden van wat nu al mogelijk is om het contact tussen Kamerleden en ambtenaren te verbeteren.

Het kabinet onderschrijft met uw Kamer de wenselijkheid van goede onderlinge verhoudingen. Die praktijk geven wij samen vorm. In het commissiedebat van 23 januari jl. hebben meerdere fracties aandacht gevraagd voor de mogelijkheden voor Kamerleden om de deskundigheid en ervaring van ambtenaren te benutten. Het kabinet snapt deze wens en streeft daarin naar een professionele manier van samenwerken. Dit is een samenspel, dat vraagt om een continu gesprek tussen Kamer en kabinet. Binnen de huidige regelgeving is meer ruimte dan nu aan beide kanten wordt ervaren. Met het beter benutten van de huidige mogelijkheden kan vandaag begonnen worden en het kabinet faciliteert dit graag.

Technische briefings en bijstand bij amendementen en initiatiefvoorstellen

Voor de volledigheid merk ik graag op dat het informele contact waarvan ik hierna enkele voorbeeld zal geven, dient als aanvulling op enkele meer formele mogelijkheden die leden van uw Kamer en hun medewerkers hebben om een beroep te doen op de kennis en expertise van ambtenaren. Kamercommissies maken met regelmaat gebruik van de mogelijkheid om een technische briefing te krijgen van ambtenaren. Op grond van de Aanwijzingen voor de regelgeving kunnen Kamerleden daarnaast gebruikmaken van specifieke kennis van ambtenaren op een ministerie voor ambtelijke bijstand bij het indienen van amendementen en initiatiefvoorstellen. De betrokken ambtenaren leveren in zo’n situatie rechtstreeks juridische en wetstechnische bijstand, bijvoorbeeld bij het formuleren van een amendement, het toetsen van een amendement aan hogere regelgeving of het formuleren van passages voor de artikelsgewijze toelichting.

Door het contact tussen de bijstandsverlenende ambtenaar en het betreffende Kamerlid geven regering en parlement concreet uitvoering aan de belangrijke gezamenlijke verantwoordelijkheid en taak om te komen tot gedegen wetgeving, op grond van artikel 81 van de Grondwet. Daarom is in de Aanwijzingen voor de regelgeving opgenomen dat de verzochte bijstand zoveel mogelijk wordt verleend. Kamerleden maken hier in de praktijk veelvuldig gebruik van. Kamerleden, fractiemedewerkers of medewerkers van Bureau Wetgeving van de Tweede Kamer kunnen zich direct richten tot ambtenaren op het ministerie. In de praktijk verloopt het contact vaak via Bureau Wetgeving, maar soms vindt ook direct overleg plaats tussen een wetgevingsambtenaar en een Kamerlid of fractiemedewerker. In deze situatie is geen toestemming nodig van de betrokken bewindspersoon. Voor initiatiefvoorstellen geldt dat een Kamerlid een verzoek om bijstand schriftelijk rechtstreeks dient te richten aan de betrokken bewindspersoon. De bewindspersoon dient – anders dan bij amendementen – toestemming te verlenen voor het verlenen van bijstand, en beslist welke ambtenaar de bijstand zal verlenen.

Naar een open cultuur met laagdrempelig contact

De afgelopen jaren zijn op verschillende manieren al goede ervaringen opgedaan met laagdrempeliger contact tussen ambtenaren en Kamerleden. Sinds de wijziging van de Aanwijzingen inzake externe contacten voor rijksambtenaren (hierna: de Aanwijzingen) in 2020 is het rijksbreed beleid dat elk departement tenminste één parlementair contactpersoon heeft. Sommige departementen hadden al langer een parlementair contactpersoon; voor andere departementen is dit een relatief nieuwe functie. Zoals ik heb toegezegd, deel ik graag enkele wat mij betreft goede voorbeelden van hoe laagdrempelig contact tussen ambtenaren en Kamerleden en/of hun medewerkers in de praktijk tot stand komt.

Na de installatie van de huidige Kamer hebben vrijwel alle departementen kennismakingsbijeenkomsten georganiseerd voor Kamerleden met de ambtelijke top (bestuursraad) en soms ook demissionaire bewindspersonen. Ook de ondersteuning van Kamerleden was in veel gevallen welkom en aanwezig op deze bijeenkomsten. De departementen hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt om de aanwezige Kamerleden en medewerkers te informeren over op welke manieren zij gebruik kunnen maken van de kennis en expertise van ambtenaren. De meeste departementen hebben na de installatie van de huidige Kamer dit aanbod verwerkt in een «parlementaire menukaart» en met de Kamer gedeeld. Deze menukaarten bevatten verschillende suggesties voor mogelijkheden voor Kamerleden om bijgepraat of ondersteund te worden door ministeries. Dat kan bijvoorbeeld via bijpraat- of kennissessies over specifieke onderwerpen, werkbezoeken of ambtelijke bijstand bij initiatiefwetsvoorstellen. Bij deze menukaarten zijn ook de contactgegevens van de relevante parlementair contactpersonen opgenomen. De actuele contactgegevens van de parlementair contactpersonen van de ministeries worden periodiek bijgewerkt en binnen de Kamer verspreid en ook altijd bekend bij de griffie. Enkele departementen hebben inmiddels een update van de menukaart gedeeld met de voor hen relevante Kamercommissies. Andere departementen, waaronder mijn departement, zijn voornemens binnenkort een bijgewerkte menukaart te verspreiden.

Verzoeken van Kamerleden om feitelijke informatie worden door de parlementair contactpersoon welwillend en zakelijk beoordeeld. Over het algemeen geldt dat als Kamerleden zelf verzoeken om geïnformeerd of bijgepraat te worden over een bepaald onderwerp of in contact te treden met ambtenaren, zij daarvoor bij de parlementair contactpersoon een verzoek kunnen doen. Die kan het Kamerlid vervolgens de gevraagd informatie verstrekken of aan de relevante ambtenaren koppelen. De parlementair contactpersoon weet immers de weg binnen het departement. Soms is de parlementair contactpersoon aanwezig bij een gesprek tussen Kamerleden en ambtenaren, bijvoorbeeld omdat de betrokken ambtenaren hier zelf om gevraagd hebben. De parlementair contactpersoon heeft ook oog voor het gelijkelijk informeren van de andere Kamerleden. Wanneer nodig, bevordert de parlementair contactpersoon daarom daar relevante verstrekte informatie ook bijvoorbeeld in een brief wordt opgenomen. Ook komt het voor dat de parlementair contactpersoon schakelt met de griffie om een open uitnodiging aan de overige Kamerleden te doen toekomen om bijgepraat te worden of deel te nemen aan een werkbezoek dat op initiatief van een ander lid tot stand is gekomen. Bij enkele departementen is het gebruikelijk dat de parlementair contactpersoon voorafgaand aan een technische briefing contact opneemt met Kamerleden die zich voor de briefing hebben aangemeld. Op die manier kunnen inhoudelijke aandachtspunten die deze leden hebben meegenomen worden in de voorbereiding van de briefing, zodat deze beter voorziet in de behoefte van de leden. In de praktijk komt het daarnaast soms voor dat een geplande technische briefing wegens te weinig aanmeldingen geen doorgang kan vinden. Sommige departementen bieden vervolgens op initiatief van ambtenaren aan de technische briefing dan alsnog (digitaal) plaats te laten vinden, met ook de mogelijkheid voor medewerkers om deel te nemen.

Het lid Van Dijk (CDA) deed in het commissiedebat de suggestie om bij bepaalde wetsbehandelingen ook de namen en contactgegevens van ambtenaren te verstrekken voor nadere toelichting en informatie. Het direct en openbaar verstrekken van namen en telefoonnummers acht het kabinet niet wenselijk. Vanwege de ministeriële verantwoordelijkheid aan de ene kant, maar ook om een veilige werkomgeving van ambtenaren te waarborgen. De afgelopen jaren is helaas een trend te zien waarbij individuele ambtenaren steeds vaker (online) worden lastiggevallen. Bijvoorbeeld na het geven van een technische briefing over een onderwerp dat in de maatschappij sterk leeft. Wel hecht het kabinet eraan dat het voor Kamerleden en hun medewerkers mogelijk is om door ambtenaren laagdrempelig bijgepraat te worden over onderwerpen die zij belangrijk vinden, in lijn met de suggestie van het lid Van Dijk. Dit kan door technische briefings, maar ook door middel van laagdrempelig contact of bijpraatsessies. Wanneer bij een Kamerlid deze behoefte bestaat, kan de parlementair contactpersoon van het betreffende ministerie het contact in gang zetten tussen het Kamerlid, eventuele medewerker(s) en ambtenaren. Dit contact verloopt via de parlementair contactpersoon, zodat deze een weging kan maken of het gezien de aard van het informatieverzoek of onderwerp wenselijk is om toestemming van de verantwoordelijke bewindspersoon te vragen, of dat het binnen het mandaat van de parlementair contactpersoon past. Het uiteindelijke contact kan rechtstreeks met de inhoudelijk betrokken ambtenaren plaatsvinden en behoeft niet per definitie de aanwezigheid van de parlementair contactpersoon.

In het commissiedebat is ook gesproken over contact op initiatief van ambtenaren. Bijpraatgesprekken of kennissessies zoals hiervoor beschreven vinden niet alleen plaats op verzoek van Kamerleden. Bij verschillende departementen worden deze ook proactief aangeboden door ambtenaren die signaleren dat er in de Kamer behoefte aan bepaalde inhoudelijke kennis of informatie bestaat. De parlementair contactpersoon van het ministerie faciliteert een dergelijk aanbod dan. Ik moedig zowel Kamerleden als ambtenaren aan hier vaker gebruik van te maken.

Daarnaast is het steeds vaker praktijk dat informeel wordt geschakeld rond de beantwoording van schriftelijke vragen, de voorbereiding van mondelinge vragen en de afdoening van toezeggingen en moties. Het kan soms erg behulpzaam zijn om de «vraag achter de vraag» beter te begrijpen. Dit gebeurt veelal door de parlementair contactpersoon van een ministerie, op verzoek van andere ambtenaren. De parlementair contactpersoon hoeft hiervoor niet noodzakelijkerwijs toestemming te vragen van de bewindspersoon. De indruk is niet dat dit per se leidt tot minder informatieverzoeken vanuit de Kamer, maar wel dat dit de kwaliteit van de beantwoording ten goede komt.

Herziening Aanwijzingen inzake externe contacten voor rijksambtenaren

In lijn met de Aanwijzingen zijn initiatieven om het contact tussen Kamerleden en ambtenaren te bevorderen gericht op de uitwisseling van feitelijke informatie. Ambtenaren onthouden zich van het uitdragen van persoonlijke beleidsopvattingen en leggen geen verantwoording af over het gevoerde beleid. Het kabinet ziet in de praktijk dat de Aanwijzingen voldoende ruimte bieden om de informatievoorziening te bevorderen. Hiervan heb ik in deze brief enkele goede voorbeelden gegeven. Rechtstreekse contacten over zeer diverse onderwerpen en wetsvoorstellen hebben reeds bijgedragen aan het wederzijds begrip en de inhoudelijke voorbereiding van debatten.

In de kabinetsreactie op het rapport «Grip op informatie» van 10 januari jl. heeft het kabinet reeds toegezegd bij een volgende herziening te willen verduidelijken dat de Aanwijzingen reeds voorzien in de mogelijkheid dat rijksambtenaren het initiatief kunnen nemen om via de parlementair contactpersoon contact op te nemen met het parlement. Ik streef ernaar deze herziening komend najaar door te kunnen voeren. De Aanwijzingen worden daarmee in lijn gebracht met de reeds bestaande praktijk die ik zojuist heb beschreven. Met deze formalisering beoog ik dat deze werkwijze steeds meer een normaal onderdeel kan worden van een professioneel samenspel tussen Kamerleden en ambtenaren.

Rijksambtenaren die werkzaam zijn bij een zelfstandig bestuursorgaan (zbo)

In het geval van medewerkers van een zelfstandig bestuursorgaan (zbo) is geen voorafgaande instemming nodig van een bewindspersoon voor direct contact met Kamerleden, omdat zij niet onder de ministeriële verantwoordelijkheid vallen. Wel is het wenselijk dat de betreffende bewindspersoon gelijktijdig met het contactverzoek op de hoogte wordt gesteld van het contact. Voor de kwaliteit van de uitvoering is het een goede zaak dat op deze manier verschillende uitvoeringsorganisaties direct contact kunnen leggen met Kamerleden.

Tijdige beantwoording schriftelijke vragen

Het lid Sneller (D66) vroeg in het commissiedebat aandacht voor het hoge percentage schriftelijke vragen dat niet binnen de geldende termijn wordt beantwoord. In het rapport «Grip op informatie» is een overzicht van beantwoordingstermijnen per departement van het jaar 2022 opgenomen. De werkgroep doet de Kamer de aanbeveling om dit overzicht periodiek samen te stellen en wijst daarnaast op diverse instrumenten die de Kamer kan inzetten om het percentage tijdig beantwoorde schriftelijke vragen te verbeteren. Het kabinet vindt het van belang dat schriftelijke vragen van uw leden tijdig beantwoord worden. Het kabinet onderschrijft daarom de conclusie van de werkgroep dat het waardevol is om een beeld te hebben van de mate waarin de door de Kamer gestelde termijn voor de beantwoording van schriftelijke vragen door het kabinet gehaald wordt en te zien hoe dit beeld zich ontwikkelt. Ook het kabinet zal dit nauwgezet volgen. Deze inzichten kunnen vervolgens ook besproken worden in de reguliere overleggen tussen de Minister-President, de Kamervoorzitter en mijzelf.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.J.M. Uitermark