Voorstel van wet van de leden Paulusma, Becker, Westerveld, Van Nispen en Kostic tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met het strafbaar stellen van handelingen gericht op het veranderen of onderdrukken van de seksuele gerichtheid, genderidentiteit of genderexpressie (Wet strafbaarstelling conversiehandelingen) (36178) 1e TK (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D07218, datum: 2025-02-19, bijgewerkt: 2025-02-20 10:05, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- : Voorstel van wet van de leden Paulusma, Becker, Westerveld, Van Nispen en Kostic tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met het strafbaar stellen van handelingen gericht op het veranderen of onderdrukken van de seksuele gerichtheid, genderidentiteit of genderexpressie (Wet strafbaarstelling conversiehandelingen) (36178) voortzetting (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2025-02-19 20:20: Voorstel van wet van de leden Paulusma, Becker, Westerveld, Van Nispen en Kostic tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met het strafbaar stellen van handelingen gericht op het veranderen of onderdrukken van de seksuele gerichtheid, genderidentiteit of genderexpressie (Wet strafbaarstelling conversiehandelingen) (36178) 1e TK (Plenair debat (wetgeving)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Wet strafbaarstelling conversiehandelingen
Wet strafbaarstelling conversiehandelingen
Aan de orde is de behandeling van:
het Voorstel van wet van de leden Paulusma, Becker, Westerveld, Van Nispen en Kostic tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met het strafbaar stellen van handelingen gericht op het veranderen of onderdrukken van de seksuele gerichtheid, genderidentiteit of genderexpressie (Wet strafbaarstelling conversiehandelingen) (36178).
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is nu het voorstel van wet van de
leden Paulusma, Becker, Westerveld, Van Nispen en Kostić tot wijziging
van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met het
strafbaar stellen van handelingen gericht op het veranderen of
onderdrukken van de seksuele gerichtheid, genderidentiteit of
genderexpressie, ofwel de Wet strafbaarstelling conversiehandelingen,
Kamerstuk 36178.
Het is altijd weer een mooi moment als wij collega's in vak K mogen
verwelkomen. Welkom, bij dezen. Heel erg bedankt dat u het initiatief
heeft genomen om zoiets in te dienen en te maken. Wat we uiteindelijk
van de inhoud vinden, gaan we zo horen van de andere collega's, die aan
die kant zitten en die ik ook alvast welkom heet. Maar het is altijd
veel werk, en het is altijd goed dat we dit soort taken als Kamer op ons
nemen. Dank alvast daarvoor.
Uiteraard hoort er dan ook het woord van dank bij aan de mensen op het
bankje daarachter. Daar zitten Sabeth de Boer en Koen Sijtsema,
fractiemedewerkers bij D66, en Matthijs Hazenkamp, beleidsmedewerker bij
de VVD. We weten ook allemaal dat het hele harde werk vaak op hen
terechtkomt. Dank daarvoor en van harte welkom in vak K vandaag. Ik heet
uiteraard de leden nogmaals van harte welkom. We hebben een mooie volle
tribune; goed dat u er allemaal bent. Het is een belangrijk onderwerp.
Ook de mensen die dit debat elders volgen, heet ik van harte
welkom.
Tot slot de minister van Justitie en Veiligheid. Die is hier uiteraard
altijd als minister aanwezig, maar deze keer zal hij hier niet primair
optreden als adviseur van de initiatiefnemers, de indieners.
Ik meld nog even dat vandaag de eerste termijn van de zijde van de Kamer
aan de orde is. De voortzetting van de behandeling en de beantwoording
van de door de Kamer gestelde vragen zullen op een later moment, in
overleg met u allen, worden gepland. We hebben een lange sprekerslijst.
Er is last minute een spreker bij gekomen, namelijk de heer Van
Meijeren, met twintig minuten spreektijd. Daarmee kom ik op ruim twee
uur spreektijd, nog zonder interrupties. Het is inmiddels halfnegen, dus
laten we kijken hoever we met elkaar komen. Het gaat om wetgeving, dus
uiteraard sta ik interrupties toe en zal ik daar zo coulant mogelijk mee
omgaan, maar ik vraag wel uw medewerking om het een beetje binnen de
perken te houden, zodat ook de laatste spreker niet in het donker hoeft
te gaan spreken. Ik doe daarnaast een beroep op u om het ook echt over
de wet te laten gaan. Het is natuurlijk altijd interessant om allerlei
beschouwingen te houden, maar er ligt een initiatiefwet voor waar veel
aandacht en moeite in is gestoken, dus ik vraag u allen om u in uw
inbreng ook te richten op wat er in de wet voorligt en wat u daarvan
vindt, met uw overwegingen daarbij.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Dat gezegd hebbende, nodig ik mevrouw Mutluer als eerste uit om, namens
GroenLinks-PvdA, haar inbreng te komen doen.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Vandaag bespreken we als Kamer in eerste termijn het
wetsvoorstel om conversiehandelingen strafbaar te stellen. Ik wil
allereerst de initiatiefnemers in vak K en hun ondersteuners
complimenteren met het vele werk dat zij de afgelopen jaren in dit
wetsvoorstel hebben gestoken. Het is altijd mooi om te zien dat
collega's als medewetgevers zelf het initiatief nemen voor wetgeving —
dat gaf u zelf ook al aan, voorzitter — vooral wanneer de regering dat
nalaat. Het verdient extra waardering dat er vandaag collega's van
uiteenlopende fracties, namelijk van de VVD, D66, de SP, GroenLinks-PvdA
en de Partij voor de Dieren in vak K zitten. Ik wens hen heel veel
succes bij de beantwoording van de vragen.
Voordat ik met mijn eigen vragen ga beginnen, wil ik even mijn ongemak
delen. Ik heb mij oprecht afgevraagd of ik met mijn zieke kop gewoon
thuis had moeten blijven, omdat collega's van het CDA en NSC gisteren in
de media al aangaven dat ze dit wetsvoorstel niet zouden steunen en de
kont tegen de krib gooiden. Daarmee is eigenlijk de uitkomst van dit
debat al bekend. Ik vind dat niet collegiaal, en ik vind dat niet heel
erg fatsoenlijk. Het is niet fatsoenlijk richting de indieners van dit
initiatiefwetsvoorstel, maar het is al helemaal niet fatsoenlijk
richting alle slachtoffers die te maken hebben gehad, of te maken
hebben, met deze misstanden. Dat doet mij pijn. Dat doet mij verdriet.
Ik wil dat wel benoemen voordat ik de inhoud inga. Zoals we weten,
debatteer je met elkaar, wissel je standpunten met elkaar uit, dien je
voorstellen in en besluit je uiteindelijk na een debat of je voor of
tegen bent. Nogmaals, ik vind het niet oké, zeker niet richting de
indieners en de vele slachtoffers, dat dit in de media heel erg is
uitvergroot en dat dit debat eigenlijk bijna geen zin meer heeft.
Toch ga ik naar de inhoud. Ik wil namelijk vandaag die slachtoffers wél
een gezicht geven. Daarbij wil ik het, zonder mijn ogen te sluiten voor
de kritische kanttekeningen van de Raad van State en de
wetenschapstoets, vandaag hebben over Femke. Ik mag haar naam noemen en
ik mag haar verhaal vertellen. Femke was slechts 13 jaar oud toen ze
verliefd werd op een meisje en dat deelde met de jeugdleider van haar
kerk. Door haar religieuze opvoeding was haar altijd geleerd dat
homoseksualiteit niet geaccepteerd wordt en dat er iets mis is met de
mensen die op iemand van hetzelfde geslacht vallen. Zij kreeg te horen
dat haar gevoelens demonisch zouden zijn. Dat leidde tot talloze
gesprekken om de seksuele gevoelens die zij heeft af te leren. Ze werd
hierbij zwaar en structureel onder druk gezet. Het pijnlijkste was dat
ze leerde dat ze niet van zichzelf mocht houden zoals ze was. Dat
veroorzaakte emotionele schade, psychische problemen, depressies,
angstaanvallen, een eetstoornis en zelfs — dat deed me het meest pijn —
de wens om euthanasie te plegen. Inmiddels is ze 36 jaar oud. We zijn nu
dus twintig jaar verder, maar ze is nog steeds niet volledig hersteld.
Toen ik haar recent sprak, noemde ze datgene wat haar was overkomen een
religieuze mishandeling die haar leven heeft ontwricht. De grond was
onder haar voeten weggehaald. Dat verhaal is bij mij enorm
binnengekomen. Ik weet dat Femke niet de enige is.
En weet u, voorzitter. Wat mij betreft is elk slachtoffer er een te
veel. Daarom onderschrijf ik de intentie en het doel van deze wet. Want
in een vrij en democratisch land als het onze, waar je mag zijn wie je
bent, horen dit soort praktijken niet thuis. Hoe belangrijk
godsdienstvrijheid ook is, op het moment dat die vrijheid de vrijheid
van een ander beperkt, moeten we ons afvragen waar die grens ligt. Dat
is precies wat deze initiatiefnemers doen met het wetsvoorstel dat de
zogenaamde conversiehandelingen aanpakt. Het gaat om praktijken die zich
richten op jonge mensen, minderjarigen, die nog volop in ontwikkeling
zijn, onzekerheden hebben en kwetsbaar en afhankelijk zijn. Zij
verdienen onze bescherming. Bescherming tegen de zware druk om hun
seksuele geaardheid of genderidentiteit te veranderen en tegen de
mentale en lichamelijke schade die dat kan veroorzaken. Het is daarom
goed dat dit initiatiefwetvoorstel daar iets aan wil doen. Maar
nogmaals, ik sluit mijn ogen ook niet voor de kritiek. Dus ja, ik heb
ook gewoon vragen waarvan ik hoop dat de initiatiefnemers ze gaan
beantwoorden.
Allereerst de vraag die vandaag waarschijnlijk door veel fracties zal
worden gesteld: wat is de precieze reikwijdte van het wetsvoorstel? Er
gaan namelijk verhalen rond die suggereren dat iemand bijvoorbeeld geen
gesprek meer mag voeren met een geestelijke over gevoelens. Klopt het
dat dit nog steeds mogelijk is, zolang er geen sprake is van druk om
iemands seksuele gerichtheid of genderidentiteit te veranderen? Hoe
wordt omgegaan met de situaties waarin iemand ogenschijnlijk vrijwillig
meewerkt, maar uit angst voor verstoting toch onder druk staat?
Ten tweede. Waarom is er eigenlijk gekozen voor een leeftijdsgrens van
18 jaar? Kunnen de initiatiefnemers concrete voorbeelden geven van
situaties waarin kwetsbare meerderjarigen onder druk worden gezet?
Waarom is er niet gekozen voor een algemeen verbod op
conversiehandelingen? Het lijkt mij nuttig als de initiatiefnemers daar
nader op ingaan voor de Handelingen.
Hoewel het wetsvoorstel in beginsel niet ziet op de privésetting, dus
datgene wat binnenshuis gebeurt, weten we dat ouders een grote rol
spelen in de opvoeding van hun kind. Daarmee hebben ze veel invloed op
ze. Wat als ouders hun kind aanzetten tot conversiehandelingen? Valt dat
ook onder de strafbare handelingen in het wetsvoorstel?
Daarnaast wil ik vragen hoe de initiatiefnemers aankijken tegen
aseksualiteit. Valt dat ook onder de omschrijving van seksuele
gerichtheid?
Wat mij heel erg bijbleef van het gesprek met Femke, was het flankerend
beleid, met name nazorg. Femke gaf aan dat ze heel lang moest zoeken
naar zorg die passend voor haar was. Zorgverleners herkenden haar echte,
diepgewortelde pijn niet. Ze werd te laat behandeld, en met name voor de
symptomen, maar niet voor datgene wat haar daadwerkelijk was aangedaan.
In mijn beleving moeten slachtoffers van conversiehandelingen veel
eerder psychische en juridische ondersteuning krijgen. Ik wil aan de
initiatiefnemers vragen hoe ze aankijken tegen het opzetten van
steunpunten waar slachtoffers terechtkunnen. Kan de regering daar ook
aan bijdragen, vraag ik aan de minister.
Voorzitter. Ik vind het belangrijk — daarmee rond ik af — dat wij als
Kamer ons er rekenschap van geven dat wereldwijd, ook hier in Nederland,
de belangen van lhbtqi+-personen onder druk staan. Zij kunnen niet
altijd zijn wie ze zijn. Het COC en andere belangenorganisaties zien als
geen ander wat dat voor mensen betekent. Daarom vind ik dat wij ervoor
moeten opkomen dat iedereen zichzelf kan zijn. Dat is ook voor jonge
vrouwen als Femke, wier verhaal zo'n indruk op me heeft gemaakt. Het
laat zien hoe belangrijk het is dat we dit soort praktijken stoppen.
Want iedereen in het land moet kunnen zijn wie hij of zij is, zonder
angst of schaamte. Ik wil dat we er niet meer van dit soort verhalen bij
krijgen.
Ik kijk uit naar de beantwoording op deze kritische vragen. Hopelijk was
het toch een constructieve bijdrage.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng, mevrouw Mutluer. U heeft het al gezien: u
heeft een interruptie van de heer Van Dijk. In dit geval is het de heer
Diederik van Dijk, hoor ik er dan bij te zeggen. Er zijn namelijk
meerdere Van Dijks. Hij spreekt namens de SGP.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Het doel van dit wetsvoorstel, zo wil ik aan mevrouw Mutluer vragen, is
het tegengaan van dwang en drang. Niks mis mee. Prima. De grote vraag,
die onder meer de Raad van State opwerpt en de wetenschapstoets nog
kritischer, is of dat doel met dit wetsvoorstel wel dichterbij wordt
gebracht. Ik hoef het niet op te lepelen; u kent die kritische reactie.
Dat is natuurlijk punt één: haalt u de doelen wel? Maar de vraag is of
het wetsvoorstel niet consequenties heeft die we juist niet willen. Ik
noem bijvoorbeeld jonge meiden die worstelen met hun geslacht, met hun
gender, en die niet de beste gezonde raad krijgen, misschien ook wel
geen gezond tegengas, maar alleen nog maar bevestigd mogen worden in hun
transitie, met alle eventueel zeer nadelige consequenties van dien. Hoe
geeft mevrouw Mutluer zich rekenschap van dat risico? Dat is, denk ik,
een heel belangrijk punt, juist als je echt het welzijn van jongeren op
het oog hebt.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Het wetsvoorstel is volgens mij niet gericht tegen religieuze
overtuigingen of pastorale gesprekken, maar met name tegen handelingen
die gericht zijn, zeker als het gaat om minderjarigen, op het veranderen
of onderdrukken van iemands seksuele gerichtheid of genderidentiteit.
Dat is wel kwalijk. We weten namelijk dat dat hele negatieve
consequenties kan hebben, van psychische stoornissen tot euthanasie,
zoals ik net noemde. Het risico dat collega Van Dijk ziet, zie ik niet.
Ik heb niet voor niets die kritische vragen gesteld, want je moet ervoor
oppassen dat de reikwijdte van dit wetsvoorstel te breed wordt. Dat was
volgens mij ook de kritiek van de wetenschapstoets. Ik denk dat de
initiatiefnemers daar vandaag wel antwoord op moeten geven, zodat in
ieder geval de zorgen, ook die van de heer Van Dijk, kunnen worden
weggenomen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Zijn de zorgen van meneer Van Dijk ook de zorgen van mevrouw Mutluer?
Want die bepalingen zijn inderdaad zeer royaal opgesteld en het
onderscheid tussen onderdrukken dan wel kritisch gezond tegengas geven
is natuurlijk heel fluïde. Is de grote zorg niet dat er wel een
uitzondering is voor medici, maar dat het de vraag is of een
maatschappelijk werker, een mentor op school et cetera nog tegen een
jonge meid durven te zeggen: hé joh, kijk wel even heel goed uit voordat
je in transitie gaat; ga daar dus vooral niet te snel in mee? Nogmaals,
we weten ook uit de internationale literatuur dat die gevoelens gelukkig
meestal overgaan. Wordt dat hele denken met dit wetsvoorstel toch niet
in een bepaald verdachtenbankje geplaatst?
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Zo zie ik het niet. Voor mij is elk slachtoffer er een te veel. Als je
gesprekken voert waardoor je het gevoel hebt dat je niet mag zijn wie je
wil zijn, waardoor je nog dieper in de put komt of waardoor je denkt dat
je verstoten gaat worden, dan moeten we daar gewoon tegen acteren. Ik
kan me niet voorstellen dat collega Van Dijk het daar niet mee eens is.
Dat voorbeeld van Femke ging niet om een transitie. Dat ging om het feit
dat ze gewoon verliefd werd op een meisje en dat tegen haar werd gezegd:
"Je bent bezeten door een demon". Daar gaat dit wetsvoorstel ook over.
Ik vind dat dat soort praktijken een halt moeten worden toegeroepen. Wat
die reikwijdte betreft: nogmaals, ik heb ook die kritische vragen
gesteld en ik hoop dat de initiatiefnemers daar een antwoord op gaan
bedenken.
De voorzitter:
Tot slot op dit punt.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
De laatste keer. Dat "demonische" tegengaan … Allemaal uitstekend. Daar
begon ik ook mee. Prima, wat dwang, drang et cetera betreft. Ik ben blij
dat collega Mutluer ook uitdrukkelijk vraagt naar die reikwijdte, maar
mijn grote zorg — we kijken natuurlijk ook in de internationale wereld —
is dat het juist met het oog op het werkelijke welzijn eigenlijk heel
wijs is om terughoudend te zijn met bevestigen, ook van jonge meiden, in
de zin van "ga maar in transitie" et cetera. Daar moet ruimte voor
blijven. Mag ik het zo samenvatten dat ik proef dat mevrouw Mutluer dat
punt op zichzelf ook wel onderkent?
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij is er in het stuk een exceptie gemaakt voor het medische
deel, de gesprekken vanuit medisch oogpunt. In mijn beleving is daarmee
de zorg van mijn collega al getackeld.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik heb mijn stem nog gehouden.
De voorzitter:
Kijk eens aan; heel goed. We wensen u alvast van harte beterschap. Dan
nodig ik mevrouw Bikker uit namens de ChristenUnie.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Beterschap voor collega Mutluer en respect; als
je een beetje ziek bent, is het altijd ingewikkeld een debat te doen,
maar zij kan dat.
Voorzitter. Ik wil beginnen met complimenten aan de indieners, want hoe
je naar een wetsvoorstel kijkt, is een tweede — daar komen we straks
echt wel verder over te spreken — maar het is gewoon heel veel werk om
een initiatiefwet te maken. Dat hebben deze initiatiefnemers, hun
voorgangers, deze beleidsmedewerkers en vermoedelijk ook hun voorgangers
gedaan. Daar zit dus heel veel werk in. Daar wil ik gewoon mijn
waardering voor uitspreken, want dit is een van de kostbare instrumenten
van onze Kamer. Het is ook een kostbaar instrument om vervolgens een
goed en waardig debat met elkaar te voeren. Ik hoop ook dat we dat met
elkaar hebben.
Voorzitter. Dan kom ik bij het wetsvoorstel. Ik zou willen beginnen met
een inleiding. Seksualiteit en seksuele identiteit zijn kwetsbare en
intieme aspecten van je leven. Onzorgvuldigheid in gesprekken,
lelijkheid of nog zwaardere dingen dan dwang en drang kunnen diepe
emotionele schade veroorzaken. Daarom moet een debat over seksualiteit
en seksuele gerichtheid, vind ik, altijd met terughoudendheid en
voorzichtigheid gevoerd worden. Dat geldt zeker met betrekking tot de
wet die we vandaag bespreken. Want wanneer dat niet gebeurt, bestaat het
risico, ook hier, dat mensen zich overruled voelen en geen recht ervaren
ten aanzien van hun gevoelens, overtuigingen en keuzes.
En ja, voorzitter, laat ik dan ook bij mezelf beginnen. Het is pijnlijk
dat in sommige christelijke kringen in het verleden ernstige misstanden
hebben plaatsgevonden op dit gebied. Mevrouw Mutluer gaf er net ook nog
een voorbeeld van. Laat ik ook zeggen: het is niet juist om met
zogenaamde therapieën gevoelens te veranderen. Dat kan diep ingrijpen in
iemands identiteit en schade veroorzaken. In dat licht begrijp ik de
intentie van de initiatiefnemers om kwetsbare mensen te beschermen,
zeker als ze jong zijn, maar ook op een later moment; veiligheid en
liefdevolle aanwezigheid zijn namelijk essentieel voor iedereen, maar
zeker als je een zoektocht hebt naar wie je bent, wat je geaardheid is
en of je geliefd zal worden. Mijn wens is dan ook dat kerken en
religieuze gemeenschappen tegen jongeren die hiernaar op zoek zijn, die
soms ook worstelen, zeggen: wij staan naast jullie. Helaas zijn sommige
kerken niet altijd de veilige haven geweest die ze hadden moeten zijn.
Ik ken verhalen van mensen die teleurgesteld of beschadigd zijn geraakt
en een heel aantal van die verhalen hebben mij ook diep geraakt. Daarom
wil ik helder zijn. Ik keur conversietherapie af, omdat deze schadelijke
praktijken jonge mensen diep kunnen raken. Hoewel ik hoop dat het
tegenwoordig veel minder voorkomt — laten we hopen dat het niet voorkomt
— begrijp ik heel goed dat de initiatiefnemers met name jonge mensen
graag willen beschermen.
Tegelijkertijd heb ik bij dit voorliggende wetsvoorstel wel een heel
aantal kritische vragen. Die zijn voor een deel juridisch van aard, maar
dat niet alleen. Ze raken ook fundamentele principes. Uiteindelijk ziet
dat erop of dit initiatiefwetsvoorstel ons en de mensen om wie het gaat
nu echt de gewenste stap verder gaat brengen, en op wat het
initiatiefwetsvoorstel verder raakt. Ik zal dus een heel aantal
kritische vragen stellen, maar ik hoop met deze inleiding wel aan te
geven in welk licht dat voor mij staat.
Dan begin ik met de juridische vragen en bezwaren. De Raad van State
stelt dat veel van de in het wetsvoorstel genoemde conversiehandelingen
eigenlijk al strafbaar zijn onder het Wetboek van Strafrecht.
Mishandeling, dwang en discriminatie vallen al onder bestaande wetten.
Kunnen de initiatiefnemers nog preciezer aangeven waarom, en in welke
situaties, dit nieuwe wetsvoorstel nu noodzakelijk is? Welke concrete
gedragingen, anders dan wat al kan, worden nu precies strafbaar
gesteld?
De Raad van State wijst vervolgens ook op de mogelijke conflicten met de
vrijheid van meningsuiting, de godsdienstvrijheid en de
onderwijsvrijheid. Ik zou de initiatiefnemers willen vragen om toch wat
dieper in te gaan op deze kritiek. Ook deze initiatiefnemers hechten
namelijk grote waarde aan fundamentele rechten. Zo ken ik ze ook van hun
opstelling in heel veel andere debatten in de Kamer. Ze weten ook dat je
die rechten moet wegen, ook als ze botsen. Juist daarom is het, denk ik,
zo belangrijk dat we dat debat hier goed voeren. Ik geef er een
voorbeeld bij. Mag een predikant of een priester volgens deze
initiatiefwet in een persoonlijk gesprek de traditionele visie op het
huwelijk tussen man en vrouw uitdragen en daarin ook zeggen dat dat
betekenis heeft voor het leven van de gelovige die hij of zij spreekt?
Mag dat ook herhaaldelijk gebeuren? En stel dat deze persoon spreekt met
een minderjarige. Mag dat dan wel of niet met deze initiatiefwet? En hoe
zit het met catechisatie? Voor degenen die dit religieuze abc niet
kennen: dan fiets je één keer in de week naar een lokaaltje bij de kerk,
waar je meer geleerd krijgt over de leer van de kerk, door een lid van
de gemeenschap, een pastor of een dominee. Die legt uit hoe de kerk
kijkt naar een aantal dingen. Daar ga je iedere week heen. Raakt dit
wetsvoorstel die catechisatielessen of niet? Ik zie mevrouw
Michon-Derkzen.
De voorzitter:
Heel goed, u had haar gezien. Ik dacht: ik wacht even op een natuurlijk
moment.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik dacht: ik maak even de uitleg van de catechisatie af. Dat snapt
u.
De voorzitter:
Precies. Die hadden we inderdaad niet willen missen. Mevrouw
Michon-Derkzen, voor een interruptie namens de VVD.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik ken het wel, voorzitter. Ik vond de inleiding van mevrouw Bikker
inderdaad waardig, zoals zijzelf ook zei dat dit debat zou moeten zijn.
Ik vond het ook mooi dat ze zei dat er ook binnen religieuze
gemeenschappen zaken gebeurd zijn die haar afkeuring hebben. Ik vind het
ook goed, mooi en belangrijk dat u dat zegt, want er wordt natuurlijk
enorm naar geluisterd. Maar is mevrouw Bikker dan ook van mening, vraag
ik via de voorzitter, dat dat dan heden ten dage niet meer voorkomt?
Want ik heb juist het gevoel ... Ik zal er straks zelf ook iets over
zeggen. We hebben onlangs een documentaire kunnen zien van Ewout
Genemans waarin dat juist nog vrij indringend wordt getoond. Dus hoe
beoordeelt mevrouw Bikker eigenlijk de huidige praktijk?
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik vind dat een hele terechte vraag. Ik ben zelfs bewust op zoek gegaan
en heb mezelf de vraag gesteld: op welke terreinen komt dit nog voor?
Ook heb ik me afgevraagd of ik soms mijn ogen heb gesloten, juist als
lid van een christelijke gemeenschap, op momenten dat het voorkomt maar
ik dat niet doorheb, bijvoorbeeld door taal. Daar ben ik benieuwd naar.
Ik wil namelijk dat jongeren veilig zijn in de omgeving waar ik zelf ook
van harte achter sta.
Sowieso kan je niet uitsluiten dat iets voorkomt, ja ofte nee. Er zijn
voorbeelden. Mevrouw Mutluer gaf ze, maar ik heb ook mensen gesproken
die in hun tienerjaren geen goede ervaringen hebben gehad.
Tegelijkertijd zie ik juist ook in kringen waar voorheen veel taboe lag
op het spreken over lhbti, een veranderende openheid en een verlangen om
een veilige plek te kunnen bieden. Niet alleen in het onderwijs zie ik
dat gebeuren, maar ook op zo veel meer plekken in kerkelijke
gemeenschappen. Wat me dan eigenlijk raakt, is dat dit wetsvoorstel hun
het gevoel geeft dat die openheid een nieuwe kwetsbaarheid teweegbrengt,
omdat ze de ervaring hebben — dat komt ook wel door uitlatingen van
vorige initiatiefnemers; dat geeft wel een kleuring aan het wetsvoorstel
— dat bijvoorbeeld de traditionele visie op het huwelijk, zoals die
bijvoorbeeld wordt geleerd in de katholieke kerk, eigenlijk al bijna of
al helemaal onder dit wetsvoorstel valt. Je ziet dan dat er een
terugtrekkende beweging ontstaat in plaats van een weg van openheid. Dat
heb ik niet alleen proefondervindelijk ondervonden door mensen te
spreken, maar daar wordt natuurlijk ook in de wetenschapstoets op
gewezen. Ik geloof dat het aanbeveling 11 is, zeg ik uit mijn hoofd,
maar houd me ten goede.
Dan is het belangrijk dat daarop in wordt gegaan, ook door de
initiatiefnemers. Want als dat het gevolg zou zijn, dan heb je aan de
ene kant in de wet iets staan waarvan je denkt "het is een stap
vooruit", maar in de praktijk bereik je het tegenovergestelde voor
jongeren die het allermeest een veilige plek verdienen, een plek waar ze
uit de kast durven te komen. Dat is het begin, dat je dat ergens veilig
kan doen. Het lastige is: dat is geen harde wetenschap, maar het is wel
een serieus risico. Dat werd bevestigd in de wetenschapstoets. Sorry
voor het lange antwoord.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Natuurlijk, ik ben het zeer eens met het antwoord van mevrouw Bikker dat
als we hier iets bespreken, we er altijd bij moeten zeggen: "Het geldt
niet voor alle gevallen. Het zal ook niet overal of altijd voorkomen."
Maar wij normeren hier juist met elkaar. Ik hoor mevrouw Bikker zeggen:
ik vind conversiehandelingen geen goede zaak. Ik zou in ieder geval
zeggen: laat dat door professionals gebeuren. Maar daar zal ik zo in
mijn eigen termijn iets over zeggen. Dus wij normeren. Ik moet heel erg
denken aan straatintimidatie, waar we het hier in de Kamer ook over
hebben gehad. Is dat nou wel zo erg? Hoort het er niet een beetje bij?
Het gaat een beetje om nafluiten. Dat waren indringende discussies.
Daardoor is er ook een maatschappelijk debat over gekomen. Dat zie je
eigenlijk met dit onderwerp ook gebeuren, namelijk dat we met elkaar in
de Kamer zeggen: "Dit vinden we niet goed. Dit willen we niet." Daar
krijg je ook allemaal discussies over. Was het daar ook eigenlijk al
niet strafbaar? Is het wel te handhaven? Ik vind dat een mooi voorbeeld
waarin we hier als Kamer een norm stellen, wat ook een enorm preventieve
werking heeft — dat hopen we natuurlijk ook — en waarmee we met elkaar
dus aangeven wat we wel en niet vinden deugen. Na de inleiding van
mevrouw Bikker proef ik een beetje dat zij die norm met mij en met de
indieners stelt.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik stel ook een norm, maar niet alles hoeft via het strafrecht. Juist
daar zit mijn zoektocht. Dat spreek ik ook uit naar de indieners. Het
strafrecht is ultimum remedium. Het is dus altijd een zoektocht wanneer
je dat instelt of gebruikt. De Raad van State legt daar de vinger bij.
De wetenschapstoets legt daar opnieuw de vinger bij. Als je naar de
reikwijdte kijkt die de indieners met dit initiatiefwetsvoorstel
beslaan, dan gaat het van elektroshocks tot het voeren van een gesprek
met een minderjarige. Nou kunnen er ook bij het voeren van een gesprek
heel nare en lelijke dingen gebeuren, dus ik snap dat daar een pijnlijke
kant aan kan zitten, maar zoiets is toch van een andere orde dan
elektroshocks. Die enorm brede definitie maakt dit wetsvoorstel
kwetsbaar. Daar zit een zoektocht, die ik hier ook eerlijk voorleg. Ik
ben heel helder. Ik denk dat het wetsvoorstel zoals het nu is
voorgesteld niet het normerende effect heeft dat mevrouw Michon ook zegt
te beogen. Daarom hebben we dit debat.
De voorzitter:
Tot slot op dit punt.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Tot slot, voorzitter. Het is echt belangrijk dat we dit vandaag helder
krijgen: een gesprek valt niet onder de reikwijdte van deze wet. Ik heb
het voorstel echt keer op keer nagelezen. Hier krijgen we al die
spookverhalen van die nu al ik weet niet hoelang de ronde doen. Een
gesprek? Je kunt niet genoeg gesprekken hebben. In het voorstel gaat het
echt om handelingen die gericht zijn op verandering of onderdrukking.
Dat is echt wat anders dan een gesprek. Ik hoop heel erg, ook voor de
volgende bijdragen, dat we de precieze letter van de wet volgen en daar
de vragen over stellen. Daarmee wil ik u totaal niet diskwalificeren,
mevrouw Bikker, maar het gaat echt om de strafbaarheid van handelingen
gericht op die verandering. Laten we dus alsjeblieft niet elk gesprek in
het strafrecht trekken. Zo lees ik de wet niet, en die heb ik goed
gelezen. Ik hoop dat we dat niet steeds terug horen in de bijdragen.
De voorzitter:
Uw punt is helder.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Goed om te horen dat mevrouw Michon dat er niet in leest, maar het is
wel door verschillende personen gedurende dit wetstraject opgeworpen.
Dan is het ook belangrijk om in deze Kamer te komen tot een heldere
afbakening van wat zo'n nieuw artikel in het Wetboek van Strafrecht
betekent. Zeker als daar nieuwe termen in worden gebruikt, is dat extra
van belang. Ik hoop dus dat mevrouw Michon andersom, ook al heeft ze
zelf een uitleg van de wettekst waarvan ze zegt "volgens mij zit het
zo", ook haar collega's die daar nog wat andere vragen bij hebben, de
ruimte gunt om dat te verifiëren bij de indieners en misschien helderder
te krijgen. Ze moeten daar ook het gesprek over kunnen voeren.
De voorzitter:
Ik zie mevrouw Michon-Derkzen instemmend knikken, dus u bent het
hierover eens. Voordat u uw betoog vervolgt, zie ik ook nog een
interruptie van de heer Sneller namens D66.
De heer Sneller (D66):
Ja, over hetzelfde punt. Ook ik heb gelezen dat wel degelijk aard, duur,
frequentie en intensiteit van de gedragingen steeds de criteria zijn aan
de hand waarvan gemeten moet worden. In die zin sluit ik me van harte
aan bij mevrouw Michon-Derkzen. Ik heb echter nog een vraag aan mevrouw
Bikker. Ziet zij tussen de pastorale gesprekken die zij noemt, en die
misschien twee keer of meerdere keren worden gevoerd, en wat nu al
strafbaar is, waar de Raad van State ook op wijst, een gebied waarvan
zij zegt "dat is niet strafbaar, maar wat mij betreft is het wel
afkeuringswaardig en niet oké"? Dan kom ik nog niet op de vraag of
daarvoor het strafrecht moet worden ingezet. Ik doel dus op iets waarvan
de norm, wat mevrouw Bikker betreft, in de samenleving zou moeten zijn:
nee!
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dat heb ik wel geprobeerd tot uiting te brengen in mijn inleiding. Ik
wil dat jongeren zich veilig weten. Dat kan nog steeds wel betekenen dat
bijvoorbeeld een voorganger of een jeugdleider een andere visie heeft op
hoe je omgaat met seksualiteit en met het huwelijk. Dat kan dan in
allerlei opzichten zijn. Ik geloof dat er in de katholieke kerk
geestelijken zijn die celibatair leven. Dat is in de rest van Nederland
niet echt gebruikelijk, dus dat levert een ander gesprek op. Ik vind het
belangrijk dat je in een kerk die daarvoor kiest, het gesprek daarover
kan voeren. Stel dat je in zo'n situatie ervaart "hé, ik zou het toch
leuk vinden om een relatie aan te gaan", mag je daar dan met je
meerdere, je bovengeschikte, meermaals een gesprek over voeren? En
wanneer is er dan sprake van onderdrukking, ja of nee? Dat is een van de
termen in de wettekst. Ik vraag om een verheldering daarvan.
Daar wordt iemand gezocht.
De voorzitter:
Ik hoorde het ook, maar volgens mij staat het geluid op stil. Vervolgt u
uw betoog.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik vind dat dit vraagt om een verheldering van wat de wettekst nou
precies betekent. Dat leg ik voor aan de indieners.
De heer Sneller (D66):
Dat vind ik een mooie zoektocht. Ik denk dat mevrouw Mutluer dat ook in
haar termijn heeft gevraagd. Het is volgens mij goed als de
initiatiefnemers daarop ingaan. Mijn vraag gaat nu over de opvatting van
mevrouw Bikker. Zit er een gebied tussen wat er nu al strafbaar is en
wat zij vindt dat wel moet kunnen? Laat ik het een lacune in het
strafrecht noemen. Is er een gebied waarvan zij zegt "ja, dat moeten wij
wel collectief normeren en afkeuren"? Mijn vervolgvraag zo meteen gaat
dan over het ultimum remedium. Maar in eerste instantie vraag ik mevrouw
Bikker of daar een grijs gebied tussen zit, waarvan zij zegt: nee, dat
moeten wij afkeuren.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik ben echt aan het zoeken geweest. Hoe kun je dat definiëren? Ik vind
dit ingewikkeld, omdat het ergens in het grijze gebied zit van het
gesprek dat gevoerd wordt. Het is al heel lastig om precies vast te
leggen wat daar gebeurt. Daarom vraag ik aan de indieners om nou eerst
steviger duidelijk te maken wat volgens hen de plus is op wat al kan en
wat niet? Dan hebben we ook scherp hoe dit wetsvoorstel precies in
elkaar zit. Andersom heb ik net aangegeven dat er in het verleden in de
kerk dingen niet goed zijn gegaan. Ik denk dat je dat niet per se via
het strafrecht moet regelen. Juist in de ontwikkeling die nu gaande is,
zie je echt een verandering. Dat zou ik heel veel andere landen, waar
dit nog veel erger is en waar dit niet goed gaat, van harte gunnen. Maar
door dit via het strafrecht te regelen en in het vervolg van het
wetsvoorstel ook nog een nieuwe onzekerheid erin te brengen rondom de
genderidentiteit — als we naar de wetenschapstoets kijken, zit daar een
extra zoektocht — krijgt dit wetsvoorstel een kleuring waarvan ik zeg:
nu breng je het doel naar mijn mening … Ik formuleer dit zoekend, omdat
ik echt niemand wil kwetsen en echt oprecht heb gezegd dat ik het
gesprek wil voeren met de initiatiefnemers, want dat past bij dit debat.
Ik denk dat het wetsvoorstel op die manier eigenlijk het
tegenovergestelde bereikt van wat de initiatiefnemers beogen. Iets
soortgelijks gaf collega Van Dijk net natuurlijk ook al aan in zijn
interruptie op mevrouw Mutluer. Het is goed om de initiatiefnemers
daarover te horen.
De voorzitter:
Tot slot op dit punt. Ik doe de interrupties in drieën, want anders
wordt het echt een lange avond.
De heer Sneller (D66):
Er gaan veel punten door elkaar heen in deze interruptie. Dit respecteer
ik en snap ik. Dit is volgens mij een goede zoektocht vanuit het
perspectief van mevrouw Bikker. Het was alleen niet mijn vraag. Ook dat
is een zoektocht, dat snap ik. We hebben een brief gekregen van de
psychiaters, die zeggen dat zij het in het verleden als ziekte hebben
bestempeld en dat dat fout was. Zij zoeken nu naar openheid en er op een
andere manier mee omgaan. Dat is wat ik proef in de inbreng van mevrouw
Bikker. Vervolgens zegt zij dat zij zicht heeft afgevraagd of er woorden
zijn gebruikt die verkeerd geïnterpreteerd kunnen worden. Maar als ik
zie en hoor waar dit over gaat, met duivelsuitdrijvingen en seances die
een half uur tot drie kwartier doorgaan … Dat heeft mevrouw Bikker niet
per ongeluk over het hoofd gezien in haar kerk, heel huiselijk
gezegd.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dat was er niet in mijn kerk.
De heer Sneller (D66):
Precies. Dat is ook niet de categorie waar het over gaat in dat
lacunegebied, om het zo te noemen. Daarom is het een gezamenlijke
zoektocht om het perspectief van mevrouw Bikker goed te snappen. Wat is
het nou? Mevrouw Bikker zegt: misschien heb ik het gemist. Dat is
volgens mij niet waar de voorbeelden in de nota naar aanleiding van het
verslag en die wij hebben gezien en gehoord, over gaan. Daarom zoek ik
naar wat mevrouw Bikker daarvan vindt, want ik vind wel dat de
initiatiefnemers aannemelijk maken dat daar ook een strafrechtelijke
lacune zit. Dat is overigens wat het OM ook zegt.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Daar ben ik helder over geweest, dat het gaat om stevige schade, die
psychisch of lichamelijk kan zijn. Dan kom je meer bij een Franse vorm
van strafbaarstelling. Daar kom ik later nog over te spreken. Mijn vraag
aan de initiatiefnemers is ook waarom daar niet voor gekozen is. Er zijn
verschillende landen die hier een andere afweging hebben gemaakt. Deze
initiatiefnemers hebben gekozen voor hele ruime begrippen, die zich ook
niet precies laten definiëren. Dan kom ik op een ander veld terecht.
Vandaar mijn juridische vragen, die ik afloop, maar wel met nog steeds
een zoektocht en ook het verlangen dat Nederland een veilig land is, en
juist de religieuze gemeenschappen, waar jongeren mogen weten dat zij
geschapen zijn door God en dat zij zo mogen zijn.
Dat is voor mij een diepe overtuiging, maar dan sta ik ook voor een
godsdienstvrijheid, waarin er verschillende visies zijn in de breedte
van het christendom. Dat bevat van alles, als het gaat om dit thema, en
dat kunnen we op meer thema's bespreken. Ik sta voor die vrijheid, ook
voor lhbti'ers die er een andere invulling aan geven dan de meerderheid
in Nederland zou doen.
Andersom vrees ik dat dit wetsvoorstel af en toe een aantal stappen te
ver gaat, waardoor je juist aan de andere kant weer een tik geeft op een
stukje van de vrijheid. Dat gesprek hebben wij hier met elkaar te
voeren. Dan hoop ik dat er de werking van uitgaat hoe wij een veilige
plaats zijn, ook in religieuze gemeenschappen. Ik zou het heel
verdrietig vinden als de uitkomst is dat een aantal religieuze
gemeenschappen zich gekapitteld voelen door een groep die hen niet
begrijpt. Daarom wil ik in alle openheid ook uitleggen wat mij drijft
als een van de mensen uit die christelijke gemeenschap, en zo ook dat
gesprek blijven voeren, waarin ik sta voor die hele breedte aan
opvattingen, van progressief tot conservatief.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Een veilige ontwikkelingsruimte betekent wat mij betreft dat jongeren
ook mogen zoeken en verschillende perspectieven mogen verkennen,
inclusief minderheidsopvattingen over homoseksualiteit en
genderidentiteit. Een rechtsstaat beschermt immers ook het recht op
minderheidsstandpunten?
Voorzitter. Dan over de reikwijdte. De wet spreekt over handelingen die
ertoe strekken de seksuele gerichtheid of genderidentiteit van een
persoon te veranderen of te onderdrukken. Kunnen de initiatiefnemers
preciezer worden over wat er nu precies valt onder "onderdrukken"? Ik
zei al tegen collega Sneller dat het extreme voorbeeld van elektroshocks
natuurlijk duidelijk strafbaar is. Als het onder de huidige wet niet
strafbaar zou zijn — dan hebben we ook meteen een voorbeeld — moet je
dat meteen strafbaar stellen, want dat is van de zotte. Maar inderdaad,
wat als een homoseksuele jongere in gesprek gaat met een predikant die
afwijzend staat tegenover homoseksuele relaties? Hij gaat daar een paar
keer op de koffie. Is dat dan wel of niet onderdrukking?
De initiatiefnemers erkennen zelf ook impliciet die juridische spanning.
Waar leg je nou precies die grens? Hoe voorkom je dat goedbedoelde
gesprekken, waarin een andere visie wordt besproken, als strafbaar
worden gezien? In Frankrijk is gekozen voor een strafbaarstelling die
alleen geldt bij psychische of lichamelijke schade. Ons Wetboek van
Strafrecht, artikel 300, voorziet daar al deels in. Maar waarom wordt
deze verdere afbakening niet gevolgd?
Voorzitter. Nu kom ik bij de genderidentiteit. Het wetsvoorstel stelt
dat genderidentiteit een onveranderbaar persoonskenmerk is. Ik meen dat
dat in de memorie van toelichting staat. Wetenschappers merken echter op
dat genderdysforie bij een aanzienlijk deel van de jongeren op termijn
verdwijnt. Hoe reageren de initiatiefnemers nu op de kritiek, ook bij de
wetenschapstoets, dat deze wet zorgprofessionals zou kunnen belemmeren
bij het begeleiden van jongeren met voorbijgaande genderdysforie? Dan
wordt er ook op gewezen dat bijvoorbeeld BIG-geregistreerde
hulpverleners, zoals psychologen, mogelijk niet onder de uitzonderingen
vallen, omdat alleen medici benoemd staan. Hoe voorkomen de
initiatiefnemers dat zij worden gehinderd in hun professionele
begeleiding?
Voorziter. Dan ten aanzien van de handhaafbaarheid. Conversiehandelingen
vinden vaak … U heeft nog iets op het vorige punt?
De heer Sneller (D66):
Wij hebben van zowel de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie als het
Nederlands Instituut van Psychologen een ondersteuningsbrief gekregen.
Daarin zeggen ze eigenlijk dat conversiehandelingen onethisch zijn. De
psychologen zeggen bijvoorbeeld dat dit ingaat tegen de ethische normen
van hun beroepsgroep. Ik probeer hier even te snappen wat het
misverstand is en waar mevrouw Bikker nou op baseert dat dit echt een
probleem zou zijn.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dat is heel rustig te vertellen. Dit is echt gewoon een van de directe
aanbevelingen die ik in de wetenschapstoets heb gelezen. Ik leg die hier
voor, omdat ik denk dat het juist heel goed is om ook van de indieners,
en niet van ingezonden brieven, te horen wie er nou onder de categorie
medici vallen. Als het gaat om minderjarigen, is het wetsvoorstel nog
steviger, maar wat betekent dat nou precies?
De voorzitter:
U heeft een vervolgvraag van de heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Dat denk ik ook. Het is goed om daar meer over te horen en om definities
in de wet altijd …
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik hoorde een ondertoon in de vraag, dus vandaar.
De heer Sneller (D66):
Ik las deze brieven namelijk zelf en dacht: dit is toch heel helder? Dit
is niet een ingezonden brief. Dit is een standpunt van de Nederlandse
Vereniging voor Psychiatrie en van het Nederlands Instituut van
Psychologen, de beroepsvereniging van psychologen. Dat is niet zomaar
een ingezonden brief. Die heb ik de afgelopen dagen namelijk ook wel
gekregen. Daarom probeer ik nog even te zoeken of mevrouw Bikker dit
eigenlijk niet voldoende vindt. Maar het is helder dat ze dit uit de
wetenschapstoets haalt. Maar in antwoord op haar wedervraag: zij haalt
het uit de wetenschapstoets, maar deze brieven en standpunten zijn van
daarna, en zijn volgens mij heel helder.
De voorzitter:
Ik zou het op prijs stellen als u niet door elkaar praat.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Als we als Kamer een wetenschapstoets doen, dan is dat wat mij betreft
ook echt onderdeel van de wetsbehandeling, inclusief de aanbevelingen
die daarin worden gedaan. Als daar vervolgens niet in de Kamer over
wordt gesproken of dat wordt niet helder gemaakt, dan zal iemand die dit
wetstraject leest … Ik weet niet hoe vaak de heer Sneller alle brieven
leest die door beroepsverenigingen worden gestuurd, hoe goed ze ook zijn
en hoe waardevol ze ook zijn. Ik vind het op zijn plaats om dat hier in
de Kamer te bespreken. Juist als dat een punt is dat namens ons allen
gevraagd is — het is geen particuliere opvatting of individuele
wetenschapper die ik benaderd zou hebben; het is een toets namens de
Kamer, waar ik met collega Westerveld rapporteur van was — dan vind ik
het eerlijk gezegd juist getuigen van het goed invullen van je
wetgeverschap door ook te vragen wat die wetgeving precies betekent. De
ondertoon voelde alsof ik allerlei brieven bewust negeer. Dat is niet
aan de orde. Maar ik heb het hier over een wetgevingsproces en daarom
stel ik mijn vragen wel gewoon.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dank u wel. Conversiehandelingen vinden vaak plaats in besloten
gemeenschappen. Andere landen laten zien dat een strafbaarstelling
moeilijk handhaafbaar is. Bovendien wijzen wetenschappers op een
onbedoeld effect. Strafbaarstelling kan leiden tot minder openheid,
waardoor acceptatie juist afneemt. Hoe voorkomen de initiatiefnemers dat
deze wet slechts op papier blijft bestaan? De Raad van State adviseert,
ook in het licht van de proportionaliteit, minder ingrijpende
maatregelen, zoals voorlichting en beleidsmatige interventies. In mijn
gesprekken met verschillende lhbti'ers viel het me ook op dat er groepen
zijn die juist in orthodox gelovige omgevingen actief zijn en daar van
grote steun zijn voor jonge lhbti'ers. Die groepen nemen heel duidelijk
afstand nemen van conversietherapie, maar hebben nu wel de grote zorg
dat ze vanwege hun visie op de omgang met seksualiteit of celibatair
leven onderdeel worden van deze strafbaarstelling. En andersom, dat in
deze gemeenschappen de openheid af zal nemen.
Voorzitter, ik kom tot een afronding. Strafrechtelijke vervolging kan de
samenwerking met religieuze gemeenschappen bemoeilijken, terwijl dialoog
en cultuurverandering essentieel zijn. De Raad van State onderstreepte
dat in zijn advies. De fractie van de ChristenUnie zal zich in blijven
zetten voor een veilig klimaat voor elke jonge lhbti'er en werk blijven
maken van die cultuur. Het is spijtig dat de kritiek die werd opgebracht
in die wetenschapstoets tot nu toe niet eerst even tot reflectie heeft
geleid bij de initiatiefnemers en dat we eigenlijk meteen het debat zijn
ingegaan. Juist daarom heb ik een heel aantal vragen nu gesteld en ben
ik ook gewoon oprecht benieuwd naar de beantwoording.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bikker, voor uw inbreng namens de ChristenUnie. Dan
gaan we door naar de volgende spreker van de zijde van de Kamer en dat
is de heer Six Dijkstra namens Nieuw Sociaal Contract.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Ook vanuit mijn kant heel hartelijk dank aan de
initiatiefnemers voor hun harde werk en complimenten voor het
wetsvoorstel dat ze geleverd hebben.
Het is geen geheim dat mijn fractie niet heel enthousiast is over het
wetsvoorstel. We ondersteunen wel het doel dat de initiatiefnemers
beogen. Laten we heel helder zijn: conversietherapie is schadelijk voor
betrokkene en moet worden tegengegaan. Daar staan we voor!
Groepen en zeker kwetsbare groepen moeten beschermd worden tegen
onvrijwillige conversietherapie. Dat geldt zeker voor
handelingsonbekwamen zoals minderjarigen. Ook ik heb indrukwekkende
gesprekken gevoerd met mensen die slachtoffer zijn van
conversietherapie. Het zijn hartverscheurende verhalen. Het is volgens
onze fractie dan ook noodzakelijk dat onvrijwillige conversietherapie en
de schade die hierdoor aan slachtoffers wordt toegebracht, effectief
wordt tegengegaan. Maar we zien geen heil in aparte strafbaarstelling
zoals de initiatiefnemers die hebben ingericht.
Ik zie een eerste interruptie.
De voorzitter:
Dat klopt. Mevrouw Michon-Derkzen is er namens de VVD weer vroeg
bij.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik vind het mooi dat meneer Six Dijkstra er vanavond toch bij is, want
hij heeft zijn oordeel eigenlijk al klaar voordat we het debat hebben
gevoerd. Ik dacht: laten we dan ook maar gelijk ingaan op de reactie die
ik in de media las. Meneer Six Dijkstra stelt dat er een wetsvoorstel in
aantocht is om psychische mishandeling strafbaar te stellen en dat dat
ook een oplossing zal zijn voor dit probleem. Ik hoor hem namelijk wel
zeggen dat het een probleem is en dat dit de oplossing niet is. Maar hij
verwijst dan naar een oplossing door een wet die nog niet eens ambtelijk
gereed is. Klopt dat?
De heer Six Dijkstra (NSC):
Nou, niet helemaal. Mevrouw Michon-Derkzen had waarschijnlijk ook wel
door dat ik in mijn verhaal naar dat punt toewerkte. Het zit 'm in het
volgende. Veel is onder deze wet al strafbaar. Dat is ook wat de Raad
van State heeft gezegd. Veel conversietherapieën kunnen momenteel al
strafrechtelijk vervolgd worden. Wij hebben de wet, het commentaar van
de Raad van State en de wetenschapstoets gelezen. Het lijkt ons met het
oog daarop een elegantere oplossing om de lacunes die nog bestaan te
vatten onder het aankomende wetsvoorstel strafbaarstelling psychisch
geweld. Dat lijkt ons beter dan de aparte strafbaarstelling. Ik zou dat
graag onderbouwen, maar dat komt later in mijn betoog.
De voorzitter:
Mevrouw Michon-Derkzen heeft een vervolgvraag.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Even. Het goede nieuws is dus dat de heer Six Dijkstra zegt dat er
inderdaad nog lacunes zijn. Voor de oplossing verwijst hij dan naar een
wetsvoorstel dat nog niet gereed is voor consultatie. Misschien moet ik
de heer Six Dijkstra zijn eigen betoog even laten afmaken, maar ik ben
dan wel zeer benieuw waarom dat beter zou zijn dan het wetsvoorstel dat
wij vandaag bespreken, want ook daarin gaat het juist om causaliteit:
schade — dat komt in het wetsvoorstel dat we nog niet hebben — versus
normstelling. Graag ook daar dan een toelichting op van de heer Six
Dijkstra. Maar dat kan wellicht in het vervolg van zijn betoog.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de heer Six Dijkstra.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Ik zal daar een uitgebreide toelichting op geven. Dat zit zeker in mijn
spreektekst.
Een eerste opmerking over de lacunes. Uit het commentaar van de Raad van
State bleek dat daar een stuk onduidelijkheid zit. Ik heb daarover een
vraag, een vraag die overigens al eerder is gesteld. Ik zal die nu
herhalen richting de initiatiefnemers en de minister. Maar als die er
zijn, dan lijkt mij dat voornamelijk te zitten op dat ene stukje, zoals
ook staatssecretaris Coenradie zegt, waarin beoogd gaat worden dat dat
ingevuld wordt onder strafbaarstelling psychisch geweld. Op de nadere
toelichting op waarom dat onze voorkeur verdient, moet u even wachten,
want daar zal ik zo meteen in mijn betoog langer bij stilstaan.
De voorzitter:
Laten we dat dan even doen, want dan is het voor iedereen ook wat beter
te volgen. Mevrouw Mutluer namens GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Hoe hoog ik de heer Six Dijkstra ook heb zitten, zijn geloofwaardigheid
is behoorlijk in het gedrang gekomen na de media-uitingen van gisteren,
waarin hij een stevig standpunt innam. Dat vond ik niet netjes.
Misschien is dat gelijk de eerste vraag: had hij dat niet anders moeten
doen? Had hij dit debat niet moeten afwachten eer hij een dergelijk
standpunt innam? Ik ga straks ook iets vertellen over het alternatieve
voorstel dat de heer Six Dijkstra heeft. Maar ik vind het niet netjes en
niet collegiaal richting deze initiatiefnemers. Ik wil daar graag een
reflectie op van mijn collega.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Ik vind het eerlijk gezegd een beetje apart dat mevrouw Mutluer mijn
geloofwaardigheid in twijfel trekt omdat wij een standpunt innemen.
Volgens mij doen wij in dit huis niet anders. Ik heb het wetsvoorstel en
alle andere stukken bekeken en gewogen. Ik heb gekeken naar het
wetsvoorstel zoals het er nu ligt en daarbij overwogen of de
beantwoording van de initiatiefnemers mijn oordeel zal veranderen op
basis van wat er in de wettekst staat. Ik denk dat een aantal dingen
verhelderd kan worden. Ik heb zeker nog vragen. Mijn oordeel is dat de
wettekst die er nu ligt, voor ons niet opweegt tegen wat wij als
alternatief zouden zien, namelijk een combinatie van verschillende
maatregelen. Veel dingen zijn al strafbaar, dus laten we kijken naar
flankerend beleid. Tegelijkertijd kunnen we de lacunes die er zijn,
opvullen met een andere wet die nog vanuit het kabinet zal komen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
De geloofwaardigheid zat met name in het feit dat de heer Six Dijkstra
in zijn inleiding begon met een aantal voorbeelden uit gesprekken die
hij heeft gevoerd met enkele slachtoffers, wat hem pijn deed en waar hij
echt oog voor had. Als je dat in je inleiding noemt, komt het voor mij
minder geloofwaardig over dat je daar ook iets tegen wilt ondernemen. Er
ligt gewoon een wetsvoorstel. Je mag daar kritisch op zijn. Wat maakt
dat het wetsvoorstel over psychisch geweld straks wél de oplossing gaat
bieden? Wat moet erin komen om dit soort praktijken uiteindelijk een
halt toe te roepen? Uiteindelijk zul je ook in het wetsvoorstel over
psychisch geweld conversiehandelingen moeten benoemen. Ik had het gewoon
veel chiquer gevonden als de collega dit wetsvoorstel had willen
verbeteren, bijvoorbeeld via een amendement.
De voorzitter:
Uw vraag is?
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik wil dat hij een reflectie geeft op deze constatering van mij.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Ik ga proberen om een aantal zaken langs te lopen. Mevrouw Mutluer begon
met te zeggen dat ze het, gezien deze inleiding, ongeloofwaardig vond
dat ik alsnog beoog dat conversietherapie aangepakt moet worden. Dat
vind ik onterecht. Je kan het namelijk oneens zijn over een instrument
dat je inzet en over de wettekst die daarvoor wordt gebruikt. Dat ben
ik. Dat zeg ik ook eerlijk. Ik heb grote bezwaren bij de manier waarop
dit is opgesteld, om redenen die ik later nader zal toelichten. Een
aantal dingen is hier ook al wel genoemd. Dat is de afweging die ik
maak. Twee dingen kunnen naast elkaar bestaan: je kan keihard tegen
conversietherapie zijn en vinden dat het ook via het strafrecht
aangepakt moet worden en tegelijkertijd zien dat het wetsvoorstel dat
hier ligt, niet voldoet aan de manier waarop dat beoogd is. Dat is mijn
reflectie daarop. Het was geenszins mijn bedoeling om dit op een manier
te brengen die afbreuk doet aan het harde werk van de initiatiefnemers.
Daarom heb ik ook mijn waardering richting hen uitgesproken. Ik vind het
ook heel goed dat zij bezig zijn met initiatiefwetten en die in de Kamer
bespreken, maar het inhoudelijke debat moet wel gevoerd kunnen worden.
Je kan ook vanuit dezelfde overtuiging en drive bedenken dat je de
manier waarop je de instrumenten inzet, anders weegt. Dat is wel
belangrijk voor het inhoudelijke debat.
De voorzitter:
Mevrouw Mutluer, tot slot op dit punt.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat we dat inhoudelijke debat hier moeten gaan voeren. Ik hoop
dat mijn collega zo meteen ook ingaat op het wetsvoorstel over psychisch
geweld, dat hij als alternatief noemt. Waarom denkt hij dat deze
praktijken daarmee beter een halt kunnen worden toegeroepen? Nogmaals,
wat zou daar dan in moeten komen te staan? Uiteindelijk moet je daarin
ook een definitie geven van conversiehandelingen. Dat is wat de
initiatiefnemers nu ook al doen in hun wetsvoorstel. In mijn beleving
doen zij dat op een goede wijze, even los van de vraag wat de reikwijdte
moet zijn, want de vragen daarover zijn gesteld. Snapt mijn collega die
vraagstelling?
De heer Six Dijkstra (NSC):
Ik snap de vraagstelling. Ik zal daar nu gelijk op ingaan. Ik denk dat
je niet per se in het voorstel over psychisch geweld in de wettekst zelf
een definitie moet geven van conversiehandelingen. Ik denk dat het
verrichten van conversiehandelingen een manier is waarop je psychisch
geweld bij mensen teweegbrengt, een manier waarop je fundamentele zaken
ondermijnt, bijvoorbeeld als het gaat om hoe die mensen zich
identificeren. Dat kan op vele manieren. De normering zou moeten zijn
dat het kabinet in de memorie van toelichting een aantal casussen
opneemt die betrekking hebben op een manier waarop de wet zou moeten
werken. Staatssecretaris Coenradie heeft eerder aangegeven, in een debat
over femicide, dat deze wet ingediend zou moeten worden en dat het een
instrument zou kunnen zijn om eerdere signalen die uiteindelijk leiden
tot femicide, tegen te gaan. Maar het is geen wet tegen femicide. Die
eerdere signalen zijn schadelijke voorstadia die uiteindelijk daartoe
zouden kunnen leiden. Daarom denk ik dat het een beter en eleganter idee
is om het op te nemen in zo'n norm, die uitgaat van de schade die
berokkend wordt, in plaats van de manier waarop het in deze wet
beschreven is. Daarin zitten nog veel brede definities en worden
onduidelijke termen geïntroduceerd. Mijn angst zit in de neveneffecten
die dat kunnen veroorzaken. Dat zal ik nader toelichten in mijn
spreektekst.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Voorzitter. Met het risico dat ik wat dubbelingen heb, vervolg ik mijn
betoog. Ten eerste zitten mijn bezwaren erin, zoals ik eerder aangaf,
dat de meeste handelingen die de initiatiefnemers met deze wet strafbaar
willen stellen, al strafbaar zijn. Denk bijvoorbeeld aan mishandeling
met psychische schade als gevolg. Dit is ook iets wat de Raad van State
en de wetenschappers die de wetenschapstoets in opdracht van de Kamer
uitgevoerd hebben, inbrengen. Het is daarom voor mij nog onduidelijk wat
een expliciete strafbepaling in de praktijk toevoegt, zeker met een
wetsvoorstel over psychisch geweld in de maak, waar ik eerder aan
refereerde. Dan is mijn eerste vraag aan de indieners waarom zij
persisteren in het expliciet strafbaar willen maken van
conversiehandelingen, ook na het advies van de Raad van State. Is het
dan niet een elegantere route om met het Openbaar Ministerie in gesprek
te gaan over de eventuele lacunes en het kabinet te vragen om
conversiehandelingen casuïstisch op te nemen in de toelichting van de
Wet strafbaarstelling psychisch geweld? Dan kun je de kwalijke excessen
van conversietherapie tegengaan en bestraffen, maar breng je niet
onschuldige hulpverleners in de problemen.
Dat brengt mij bij mijn tweede punt: de onduidelijke of zeer brede
begrippen. Denk aan "handelingen die ertoe strekken", "onderdrukken" en
"genderidentiteit". Deze begrippen leiden wel tot een risico op
handelingsverlegenheid bij hulpverleners, mede door de onduidelijkheid
in de strafbepaling. Dat is iets wat duidelijk uit de wetenschapstoets
naar voren kwam. Deze wet kan, ook als die niet zo is bedoeld door de
indieners — dat weet ik — ertoe leiden dat onder meer psychologen en
genderpsychologen, maatschappelijk en pastoraal werkers, docenten,
coaches en jongerenwerkers beperkt worden in hun professionele
bewegingsruimte. Dat zou een zeer onwenselijk gevolg zijn van deze
strafbaarstelling, ook vanwege het gegeven dat bij een vrij significante
groep prepuberale kinderen, adolescenten en jongeren genderdysforische
gevoelens na verloop van tijd verdwijnen. Dat blijkt ook uit de
wetenschappelijke literatuur. Bij prepuberale kinderen is het zelfs het
merendeel. Dit wordt ook ingebracht door de wetenschappers. De
jongerenwerkers die ik spreek, constateren ook onafhankelijk van elkaar
dat dit een terugkerend fenomeen is, vooral in groepen kwetsbare
tienermeisjes die een problematische thuissituatie hebben. Dat gaat dus
niet om personen die uiteindelijk daadwerkelijk transgender blijken te
zijn.
Daar komt bij dat er niet een eenduidig beeld is van hoe gender zich
ontwikkelt. In de wetenschap is dat debat ook nog in volle gang. De
verandering die een minderjarige doormaakt, is naar alle
waarschijnlijkheid ook niet deterministisch. Het is aannemelijk dat de
omgeving ook een rol van belang speelt in de ontwikkeling.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Nu gaat het debat een hele andere kant op. Meneer Six Dijkstra zegt
eigenlijk: wees voorzichtig met gesprekken, discussies en whatever je
allemaal kan doen als het over gender gaat, en helemaal bij
minderjarigen. Maar dat is de discussie niet. De discussie in de wet is:
ben je wel of niet voor conversiehandelingen? Ik hoor de heer Six
Dijkstra zeggen: daar ben ik niet voor. Maar vervolgens zegt hij: maar
als het gaat om een wetsvoorstel wil ik dit wel graag pas bestraffen als
de schade ook aantoonbaar is. Hij wil dus causaliteit. Maar dit
wetsvoorstel normeert — dat was ook mijn punt richting mevrouw Bikker —
enkel wat betreft het feit dat je conversiehandelingen bij minderjarigen
of kwetsbare meerderjarigen uitvoert. Dat staat los van de vraag of je
vindt dat je dat wel of niet zou mogen doen. Het gaat om het enkele feit
van het uitvoeren van die handelingen. Daarmee klopt het betoog ... Ik
vind het allemaal prima wat betreft dat betoog, maar ik hoop niet dat we
het de hele avond gaan hebben over de vraag wat je wel of niet van
genderwijzigingen vindt. Daar gaat het namelijk niet om. Het gaat hier
om het wel of niet verbieden of strafbaar stellen van
conversiehandelingen.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Maar ik ben het niet met mevrouw Michon-Derkzen eens dat het daar niet
over gaat. Dit is namelijk een punt dat expliciet in de wetenschapstoets
naar voren kwam als risico van de manier waarop de termen nu in de wet
gedefinieerd zijn. Daarin zit wel mijn angst. Dat is wat uiteindelijk
ingebracht is. Dat heeft uiteindelijk ook niet tot een aanpassing van de
wettekst geleid. Het gaat om die normen. Dat is waarom ik er wel aan
hecht om deze punten te benoemen. Daarin zitten namelijk mijn grootste
zorgen. Deze wet gaat niet zwart-wit om de vraag of je wel of niet voor
conversiehandelingen bent. Ik ben tegen conversietherapie en mevrouw
Michon-Derkzen is tegen conversietherapie. Hopelijk geldt dat voor het
overgrote deel van deze Kamer. De vraag is of je dit effectief kunt
vatten in het wetsvoorstel zoals dat hier nu voorligt. Het is niet enkel
een normerend signaal of je voor of tegen bent, al gaat dat hier
secundair ook vanuit. Maar in de kern gaat het om het volgende: is de
wetgeving van een mate van gerichtheid en zorgvuldigheid waar dit
onderwerp bij gebaat is?
De voorzitter:
Er is een vervolgvraag.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Oké, dank voor dit antwoord. Maar wat is er dan ongericht aan? Je moet
al die elementen uit die tekst — dat zijn er zeven — aantikken. Die
elementen moeten allemaal aanwezig zijn voordat je op basis van deze wet
kan spreken van strafbare conversiehandelingen. Dat vind ik vrij
gericht. Wat is hier in de ogen van de heer Six Dijkstra dan ongericht
aan?
De heer Six Dijkstra (NSC):
Zoals de Raad van State ook aangeeft ... Die heeft uiteindelijk ook de
aanbeveling gedaan om "onderdrukken" nader te specificeren. Dan gaat het
ook om de definitie van genderidentiteit. Die is niet in de wet
opgenomen, maar wel in de reactie van de initiatiefnemers. Dat vind ik
een vrij brede definitie; daar kom ik later ook nog op terug.
"Onderdrukken" is ook een vaag begrip. Als je echt kijkt naar de letter
van de wet, kan dit voor problemen zorgen, zeker als het gaat om gender,
iets wat gedurende de tijd kan veranderen, bijvoorbeeld als het gaat om
genderdysforie; daarbij is genderidentiteit namelijk geen vast gegeven.
Ik was pas halverwege mijn betoog op dit punt. Daar zal ik later ook nog
op ingaan. Maar dat is waar mijn zorgen zitten en waarom ik denk dat dit
niet de beste manier is om dit te verwoorden.
De voorzitter:
Tot slot.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Tot slot, voorzitter. Ik heb een toelichting van de initiatiefnemers
gelezen over genderidentiteit, in reactie op die wetenschapstoets.
Iedereen gaat hier over zijn eigen bijdrage, maar je kunt toch niet de
norm stellen dat je tegen conversiehandelingen bent — dat hoorde ik de
heer Six Dijkstra bij aanvang van zijn betoog namelijk doen — en dan
vervolgens over het woord "onderdrukken" zeggen: maar wat is dat dan
precies? Het gaat er dus om dat je een organisatie, een stichting of wat
dan ook strafbaar kunt stellen op het moment dat die zeven elementen
worden aangetikt, en na een aangifte of na een onderzoek van het OM. Het
begin van uw betoog klopt dus niet met waar u nu naartoe gaat. U zegt:
"ik moet het allemaal nog maar eens even zien", "hoe erg is
onderdrukken?" en "er moet wel degelijk aangetoonde schade zijn; daarom
wacht ik ook op het wetsvoorstel van staatssecretaris Coenradie". Dat
mag allemaal, maar dan klopt het begin van uw betoog gewoon niet.
Nogmaals, u gaat over uw eigen woorden. Maar ik kan dit niet meer
volgen.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Er wordt hier nu een valse tegenstelling geschetst: alsof je niet zou
normeren als je inhoudelijke bezwaren hebt bij de tekst die in het
wetsvoorstel staat, terwijl je de bedoeling wel onderschrijft. Dat is
het inhoudelijke debat dat we hier uiteindelijk met elkaar moeten
voeren, ook wat betreft de wettekst. Ik constateer nog steeds dat
"onderdrukken" niet in de wet is vastgelegd, ook niet na het advies naar
aanleiding van de wetenschapstoets. Dat staat niet in de wettekst.
De voorzitter:
Dan heeft de heer Sneller ook nog een interruptie.
De heer Sneller (D66):
Dat is niet hoe ik mevrouw Michon-Derkzen had gehoord. Het woord
"genderidentiteit", daar blijft de heer Six Dijkstra bij hangen. Is dat
wat hem betreft een woord dat deze initiatiefnemers voor het eerst in
een wet opnemen? Of is het iets wat eigenlijk allang heel duidelijk is
en in de wet staat?
De heer Six Dijkstra (NSC):
We hebben het hier over strafbaarstelling. Ik vind de definitie niet
duidelijk op dit punt. De manier waarop de initiatiefnemers 'm hanteren
is nog steeds heel erg breed.
De voorzitter:
Een vervolgvraag, zie ik.
De heer Sneller (D66):
Is die breder of smaller dan in artikel 1, lid 2, van de Algemene wet
gelijke behandeling volgens collega Six Dijkstra?
De heer Six Dijkstra (NSC):
Het gaat hier om het Wetboek van Strafrecht en niet om die wet. Ik weet
dat die gebaseerd is op eerdere definities. Dat kan de wet zijn waaraan
de heer Sneller refereert. Maar het strafrecht als ultimum remedium moet
daarin wel die duidelijkheid bieden. Daar heb ik wel serieuze vragen
bij.
De voorzitter:
Tot slot op dit punt.
De heer Sneller (D66):
We zitten nog op de definitie van genderidentiteit, want ik heb hier nog
een paar andere dingen. Er is natuurlijk geen enkele aanleiding om te
denken dat er hier opeens een andere definitie wordt geïntroduceerd dan
in de Algemene wet gelijke behandeling. Toen we hier over discriminatoir
oogmerk spraken, de wet van collega Bikker en de heer Timmermans, ging
het ook over bijvoorbeeld seksuele gerichtheid. Toen werd er ook gewoon
verwezen naar artikel 1 van de Grondwet en werd het dienovereenkomstig
toegepast van de Grondwet naar het Wetboek van Strafrecht. Het is toch
best wel heel logisch dat dezelfde definitie daarachter schuilgaat, als
ik de woorden van de heer Six Dijkstra mag geloven? We hoeven toch niet
extra ruis te creëren over de reikwijdte van zo'n begrip dat ook in een
andere wet staat die over gelijke behandeling gaat?
De heer Six Dijkstra (NSC):
Ik denk dat die ruis ontstaat door de combinatie van de termen die hier
gebezigd worden. Als je het combineert met "onderdrukken", bestaat er
nog steeds vaagheid over wanneer wel of niet die grens wordt bereikt.
Als ik kijk naar de manier waarop het nu in het wetsvoorstel is
opgeschreven en ook naar wat de wetenschappers in de wetenschapstoets
constateren, dan zie ik daadwerkelijk nog ruimte ontstaan. Het gaat om
handelingen die dan onder deze wet vallen, niet beoogd door de
initiatiefnemers — dat geef ik direct toe — maar wel onder de letter van
de wet, wat daarmee ook handelingsverlegenheid kan creëren. Het gaat om
zaken die je niet zou willen scharen onder het begrip
"conversietherapie". Daar zit mijn zorg.
De voorzitter:
Ik ga ervan uit dat dit een ander punt is, meneer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Dat moet dan maar, want hier valt nog wel het nodige over te zeggen. Dan
moeten we ook precies zijn. Het gaat over onderdrukken en niet over de
definitie van genderidentiteit. Ik ken het Openbaar Ministerie ook, ook
weer even verwijzend naar het discriminatoir oogmerk. Die kijken ook
strak: kan dit, kunnen we dit handhaven? Die zeggen gewoon: "In dit
verband stelt het College van procureurs-generaal van het Openbaar
Ministerie tevens vast dat de strafbare gedraging in voorgestelde
strafbepaling voldoende concreet is geformuleerd om de praktijk adequate
handvatten te bieden voor de handhaving en de opsporing en vervolging."
Dus ik denk op dat punt … Ik ga nu een andere vraag stellen.
De voorzitter:
Ik dacht al.
De heer Sneller (D66):
Wat mevrouw Michon-Derkzen terecht stelt, is dat het gaat om de
feitelijke gedraging. Wat de heer Six Dijkstra eigenlijk met zijn
verwijzing naar psychisch geweld en schade wil, is een heel ander type
strafbaarstelling. Daar heb ik hem, in reactie op de terechte vragen van
mijn collega, niet op horen reageren. Ik zou hem toch willen uitnodigen
om daar preciezer op in te gaan. Mevrouw Michon Derkzen noemde het de
causaliteit. Het geeft natuurlijk een heel ander type opsporing en een
heel ander type vervolging.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dat ben ik met hem eens. Dat is inderdaad ook een ander type opsporing
en een ander type vervolging. Maar dat is wel gezien ook … Het begrip
"conversietherapie" is moeilijk af te bakenen — de initiatiefnemers
hebben echt goed hun best gedaan, dat wel — zonder dat je daar nog een
restcategorie bij schaart van zaken die onder de definitie zouden kunnen
vallen, maar wat tegelijkertijd niet is wat je beoogt strafbaar te
stellen. Ik denk dat het andere type opsporing en vervolging hier
misschien ook wel noodzakelijk is, waarbij je inderdaad uitgaat van het
psychisch geweld dat gepleegd wordt in plaats van het type handeling. Ik
heb ook veel vragen van mijn voorgangers gehoord, als het gaat om de
handelingen en hoe moeilijk dat af te bakenen is. Van gesprekken tot
elektroshocktherapie hoorde ik net langskomen. Er is ook een heel grijs
gebied, en daar zit wel mijn zorg.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
De heer Sneller (D66):
Maar dit gaat niet over de zorgen van de heer Six Dijkstra; dit gaat
over het alternatief van de heer Six Dijkstra. Daarvan zegt hij:
staatssecretaris Coenradie moet in de memorie van toelichting een aantal
voorbeelden opnemen van waar het over gaat. Dat zijn volgens mij
ongeveer dezelfde dingen die door de initiatiefnemers worden beoogd.
Want anders zou de heer Six Dijkstra gewoon collega Michon-Derkzen
ruiterlijk gelijk moeten geven. Maar het nadeel van de oplossing van NSC
is natuurlijk dat er mishandeling moet zijn geweest, dat de schade al
moet zijn opgetreden voor deze mensen en dat er daarna ook nog
causaliteit moet worden vastgesteld. Maar laten we even bij het
menselijk leed blijven en niet bij de bewijslast. Dat is allemaal te
voorkomen als je zegt: nee, de conversiehandelingen als zodanig zijn
strafbaar.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Maar het nadeel van die oplossing is, wat ik eerder ook al probeerde te
zeggen, dat wanneer je het afkadert op de manier zoals de
initiatiefnemers beoogd hebben — misschien is een andere definitie
mogelijk, maar die heb ik nog niet gezien — dat er ook dingen binnen die
bepaling vallen die je daar niet binnen zou willen hebben. Dat is de
angst bij mij en bij de wetenschappers uit de wetenschapstoets. Dus
"conversiehandelingen" is een moeilijk af te bakenen begrip. Ze hebben
een dappere poging gedaan en dat waardeer ik, maar tegelijkertijd is
mijn zorg, en niet alleen die van mij, dat er ook dingen onder geschaard
worden die je niet in deze categorie zou willen hebben.
De voorzitter:
Tot slot op dit punt.
De heer Sneller (D66):
Mijn laatste vraag en daarna ga ik weer zitten. Dit antwoord gaat weer
over de zorgen over het voorstel van de initiatiefnemers. Ik heb al
gezegd: daar ging mijn vraag niet over. Mijn vraag gaat over het
alternatief van NSC. Ik krijg geen antwoord op de vraag waarom de schade
eerst moet zijn ingetreden voordat de heer Six Dijkstra wil optreden
tegen deze mensen. Sterker nog, in het voorstel van de heer Six Dijkstra
wordt er niks gedaan aan het aanbieden. Dus hij zegt: "Er zijn problemen
en die moeten in de memorie van toelichting worden opgenomen. Maar blijf
ze vooral openlijk aanbieden — het is namelijk ingekaderd — want daar
zien we geen schade in of problemen mee. Dat moet vooral mogelijk
blijven." Dat is intern toch ook niet consistent?
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dat is een grote stap die de heer Sneller maakt. Daarbij is mijn vraag:
is het strafrecht als ultimum remedium de eerste stap die je moet zetten
als je tegelijkertijd de aanbieding ook zou willen stoppen? Ik ben ook
tegen conversietherapie en ik vind het ook verschrikkelijk. Maar de
vraag is of je dan inderdaad moet redeneren dat je een aantal
handelingen gaat definiëren en zeggen: dat mag je ook niet meer op die
manier aanbieden. Terwijl ik denk dat het beter is om juist vanuit die
schade te redeneren. Als iemand dat heeft aangeboden aan iemand en die
persoon lijdt er schade van omdat die minderjarig is, omdat die niet
volledig toerekeningsvatbaar is of omdat die het onder dwang heeft
meegemaakt, dan is die schade opgetreden. Dan kan er ook normerend tegen
die persoon opgetreden worden en kan die vervolgd worden.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat collega Sneller echt de kern te pakken heeft met de
kwetsbaarheid die dit alternatief met zich meebrengt. Ik denk dat we het
inhoudelijke debat ook daarover moeten voeren. Wat betreft het
initiatiefwetsvoorstel gaat er ook een heel preventieve werking van uit.
Je wil niet dat er straks sprake is van secundaire victimisatie, dat al
beschadigde kinderen ook nog moeten aantonen dat ze de beschadiging
hebben, waardoor ze nog meer beschadigd worden. Daar zit in mijn
beleving de kwetsbaarheid van het alternatief in het voorstel van de
heer Six Dijkstra. Ik vraag me echt af of hij dat kan volgen.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Ik volg het betoog van mevrouw Mutluer en eerder ook dat van de heer
Sneller. Ik snap die kwetsbaarheid ook. Ik wil daar wel tegenoverstellen
dat ik ook een ander soort kwetsbaarheid zie in dit voorstel. Dat heb ik
eerder ook toegelicht. Wat betreft het strafrecht en het schadebeginsel
zal je in veel gevallen inderdaad moeten aantonen dat er schade is
geweest. Ik denk dat dat wel onderdeel is van dat zorgvuldige
proces.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dan kom ik weer terug bij de inleiding. Volgens mij onderstrepen we
allebei het doel van dit wetsvoorstel: we willen niet dat dit soort
conversiehandelingen worden ingezet, waarmee uiteindelijk zo veel schade
kan worden aangericht. Ik kan het argument dat door collega Six Dijkstra
naar voren wordt gebracht nog steeds niet helemaal volgen. Nogmaals,
uiteindelijk wil je dat hier een preventieve werking van uitgaat en dat
die handelingen gericht op het veranderen van iemands genderidentiteit
niet worden verricht. Als je dat wil, kan je ook met een amendement
komen om die kwetsbaarheid in dit wetsvoorstel weg te nemen. Heeft mijn
collega daar ook over nagedacht? Want nogmaals, ik vind de andere kant,
het alternatief van psychisch geweld, zelf geen goeie, ook vanwege die
secundaire victimisatie die ik net noemde. Ik daag hem uit om met een
voorstel of ideeën te komen om het huidige voorstel van de
initiatiefnemers te verbeteren, zodat we wellicht dichter bij elkaar
kunnen komen.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Er zitten een aantal dingen in de vraag van mevrouw Mutluer. Het
aanbieden van conversietherapieën wordt niet in zijn geheel strafbaar
gesteld, ook niet in deze wet. Uiteindelijk kan je onder vrijwillige
voorwaarden nog steeds zo'n dienst afnemen. Het gaat om het openlijk
aanbieden in bepaalde gevallen. Ook daar heb ik wel vragen over. Is het
strafrecht nu het beste middel om dat aan te pakken, ook gezien het
ultimum remedium? Zijn er niet nog subsidiaire stappen om te nemen
voordat je bij dat punt komt? Over normering zijn we het eens. Ik denk
niet dat het normaal is. Ik denk niet dat het zou moeten gebeuren. Ik
denk dat het ook niet werkt.
Ik heb nagedacht over amendementen. Ik heb ook zorgvuldig gekeken naar
alle stukken die er liggen. Ik heb zorgvuldig gekeken naar het
wetsvoorstel, maar ik heb zelf uiteindelijk niet een optie gevonden
waarvan ik denk "nu zou het wetsvoorstel in een vorm zijn waarvan ik het
comfort heb dat het doet wat het beoogt en de kwetsbaarheid die ik
probeer te benoemen eruit haal, op een manier dat het ook proportioneel
is" zonder dat de hele wet verbouwd wordt. Ik wil ook niet de
initiatiefnemers tekortdoen door hun wet te gaan verbouwen met mijn
eigen amendementen. Daar wil ik enige terughoudendheid in betrachten,
omdat ik dat ook niet netjes vind. Dan geef ik liever gewoon aan: "Ik
ben geen voorstander van het wetsvoorstel. Ik dank jullie voor de inzet.
Ik zal duidelijk toelichten waarom en ik heb nog enkele vragen." Dat is
hoe ik het probeer te doen. Ik probeer het echt respectvol te doen en ik
vind het ook jammer dat mevrouw Mutluer mij allemaal dingen in de
schoenen schuift die niet mijn intentie zijn. Ik hoop dat ze mij ook
goed genoeg kent om te weten dat dat niet mijn intentie is. Ik heb die
zoektocht dus wel gedaan en dit is punt waar ik nu uit ben gekomen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik twijfel niet aan uw intentie, maar ik hoop dat mijn collega wel snapt
dat hoe hij zijn standpunten heeft geuit voordat we dit wetsvoorstel
gingen behandelen bij ons wel de vraag opriep "in hoeverre neem je ook
de slachtoffers serieus?", dat dat gevoel bij mij in ieder geval wel
ontstond. Ik ben van het inhoudelijke debat en de heer Six Dijkstra is
ook van het inhoudelijke debat. Dan voeren we het debat en wisselen we
gewoon met elkaar onze argumenten uit. Dat gebeurt nu. En dan probeer je
elkaar te overtuigen. Dat had ik graag willen doen. Ik wil ergens in het
midden uitkomen, zodat we deze initiatiefnemers recht doen en met name
alle slachtoffers die nu en in de toekomst gaan ontstaan. Ik zie dat als
een handreiking, hoewel ik een beetje mijn hoop heb verloren. Wellicht
komen we toch ergens in het midden uit.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk nog wel even naar de heer Six Dijkstra. Ik waardeer
het dat u heel uitgebreid bent, maar ik wil toch proberen om de
antwoorden ietsje korter te houden zodat ook de rest van de sprekers
vandaag nog aan de beurt komt.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Ik zal mijn best doen, voorzitter. Hier wil ik nog wel op reageren. Wij
zijn hier om argumenten uit te wisselen. Ik waardeer de handreiking van
mevrouw Mutluer, maar tegelijkertijd zie ik niet in hoe ik slachtoffers
schoffeer als ik zeg dat ik het doel van het wetsvoorstel onderschrijf —
dat heb ik ook altijd gezegd — maar dat ik wel zeer ernstige twijfels
heb, niet enthousiast ben, over de manier waarop dat nu in de wet is
opgenomen. Ik hoop dat het debat waardig en zorgvuldig kunnen voeren op
een manier waarop we het met elkaar oneens kunnen zijn over de manier
waarop, maar wel hetzelfde doel nastreven. We moeten niet doen alsof je
als je tegen een bepaalde wet bent of de manier waarop het is
opgeschreven de slachtoffers schoffeert. Ik vind dat ook geen recht doen
aan de discussie die we hier in dit huis voeren.
De voorzitter:
Dank u wel. Vervolgt u uw betoog. Wellicht heeft u ook al een aantal
dingen in een interruptie behandeld.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Ik ga mijn best doen, voorzitter. Ik was eigenlijk halverwege een betoog
over genderidentiteit, om de kwetsbaarheid nog even te expliciteren. Dat
gaat om situaties waarin een hulpverlener ervoor kan kiezen om niet
direct mee te gaan in de zelflabeling van een jongere bij wie sprake is
van een vorm van genderdysforie, soms van tijdelijke aard, waarbij de
hulpverlener die labeling soms ook actief kan weerspreken. En of je dit
nu een goede aanpak vindt of niet, het is natuurlijk wel een heel grote
stap om van die aanpak in het domein van het strafrecht te komen.
Advies- en coachingstrajecten die schuren of soms botsen met de
opvattingen en beleving van een jongere, bijvoorbeeld omdat een
hulpverlener terugduwt op een volledige sociale transitie, kunnen door
de jongere ervaren worden als onderdrukking van genderidentiteit. Ik
begrijp dat dat niet de insteek is van de indieners, maar de brede
definitie die ze hanteren, de vaagheid van het begrip "onderdrukking" en
ook de lage juridische drempel van "handelingen die ertoe strekken dat"
hebben wel het risico tot gevolg dat ook als rechters de personen in de
praktijk niet veroordelen, hulpverleners wel uit angst voor
strafrechtelijke vervolging de zelflabeling van jongeren niet meer
zullen durven weerspreken. Dat is echt wat anders dan conversietherapie.
Nogmaals, dit verzin ik niet zelf; dit risico wordt ook specifiek
geconstateerd in de wetenschapstoets. Zeker gezien het feit dat er een
gevangenisstraf of een beroepsontzetting op dit feit zou kunnen komen te
staan, gaat dit wat mijn fractie betreft wel heel erg ver.
Voorzitter. Ik zal even een paar dingen overslaan. Nog een vraag. Waarom
is de aanbeveling van de Raad van State om "onderdrukking" expliciet in
de wettekst te definiëren niet opgevolgd? Zien de initiatiefnemers net
als ik het risico dat dit moeilijk af te bakenen is, zeker wanneer het
gaat om een breed begrip als "genderidentiteit"? Ze spreken ook over de
medische exceptie. Waarom is deze term ook niet expliciet in de wettekst
opgenomen? Waarom is niet heel duidelijk gewaarborgd dat het duidelijk
is voor wie die exceptie wel geldt en voor wie niet? Waarom zijn de
initiatiefnemers van mening dat het openlijk aanbieden van
conversiehandeling zonder dwang strafbaar zou moeten zijn? Waarom zou
specifiek het openlijk karakter strafbaar zijn, terwijl het uitvoeren
van de handeling dat niet zou zijn, mits die niet onder dwang
plaatsvindt en de betrokkene meerderjarig is? Kunnen zij in het kader
van dit specifieke punt reflecteren op het schadebeginsel en de inzet
van het strafrecht als ultimum remedium?
Voor de definitie van "gender" wordt gesproken over "eigenschappen,
gedragingen en rolpatronen die een maatschappij voor elk geslacht heeft
bepaald". Ik wil daar toch een paar kanttekeningen bij plaatsen. Zien de
initiatiefnemers hiermee ook de maatschappij als maat der dingen voor
het begrip "gender"?
Ten slotte heb ik nog een vraag aan de minister. Een veelgehoorde
kritiek op het wetsvoorstel is dat de onderbouwing vooral gebaseerd is
op Amerikaanse bronnen die de Amerikaanse situatie reflecteren.
Nogmaals, ik twijfel er niet aan dat conversietherapie ook in Nederland
plaatsvindt. Maar ik wil ter informatie aan de minister vragen of er ook
een actueel beeld is, of een inschatting, van de frequentie hiervan, het
liefst uitgesplitst naar seksuele gerichtheid enerzijds en
genderidentiteit anderzijds. Is er bijvoorbeeld een beeld van het aantal
aangiften per jaar?
Dan rond ik af, voorzitter. Laat ik nogmaals duidelijk zijn en
benadrukken dat wij uiteraard onvrijwillige vormen van conversietherapie
willen aanpakken, en wel op een effectieve manier. Dat geldt ook voor
het aanbieden van deze therapieën aan handelingsonbekwame personen,
zoals minderjarigen. We zijn echter nog niet overtuigd van dit
wetsvoorstel. Zoals ik eerder heb aangegeven, zien wij dan liever dat
lacunes, als die er nog zijn, worden opgevuld in de aankomende
strafbaarstelling van psychisch geweld. Ik heb nog een laatste vraag aan
de minister: heeft het Openbaar Ministerie weleens geprobeerd om
gevallen van gedwongen conversietherapie te vervolgen via bestaande
strafbepalingen, en zo ja, hoe vaak? Is uit vonnissen gebleken dat deze
strafbepalingen daadwerkelijk ontoereikend zijn? En waar zit dit dan
precies op?
Ik zie dat er een interruptie is van de heer Diederik van Dijk, en ik
ben ook aan een natuurlijk einde van mijn betoog gekomen.
De voorzitter:
Kijk eens aan. U kunt zo mijn baan overnemen.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dit is vooral een informatieve vraag aan de heer Six Dijkstra. Ik
begrijp dat hij alsnog wil komen tot een verbod op conversiehandelingen,
maar dan via amendering van de wet rondom psychisch geweld. Als ik het
niet goed samenvat, moet de heer Dijkstra dat zo meteen zeggen. Mijn
punt is eigenlijk vooral het volgende. Hoe borgen we in dat stadium dat
we via deze route het traject van de goede inbreng van de Raad van
State, een eventuele wetenschapstoets et cetera niet passeren?
De heer Six Dijkstra (NSC):
Goede vraag. Mijn voorstel zou niet zijn om de wet te amenderen. Die wet
bestaat nog niet; die moet nog geschreven worden. Daar is de
staatssecretaris nog mee bezig. Mijn voorstel zou dus zijn om de
regering te verzoeken om deze situatie nader uit te werken in de memorie
van toelichting. Dan gaat die de consultatiefase in, dan gaat die naar
de Raad van State, dan komen wij er ook nog over te spreken, en dan
wordt dit vroeg in het proces betrokken. Dat is uiteindelijk waar ik zou
willen landen.
De voorzitter:
Dan zie ik nog een interruptie van mevrouw — nu moet ik het goed zeggen
— Wijen-Nass van BBB.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
We kunnen elkaar erin vinden dat we allebei tegen het verbod op
homogenezing zijn. Maar ik ben nog eventjes aan het zoeken. De heer Six
Dijkstra stelt nu voor om dat middels een motie te doen — zo heb ik hem
begrepen — om dan te gaan kijken of we dat met een nog komend
wetsvoorstel kunnen gaan vastleggen. Maar dat wetsvoorstel is er nog
niet, dus dan gaat het heel erg lang duren. Ik ben dus heel erg benieuwd
hoe de heer Six Dijkstra daarnaar kijkt.
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dat hangt ervan af. Het kan alsnog snel gaan. Er zal inderdaad meer tijd
overheen gaan dan wanneer we deze wet aannemen. Maar ik heb wel gepoogd
om de twijfels die ik heb bij dit wetsvoorstel kenbaar te maken. Ik heb
ook gepoogd om constructief in de wedstrijd te staan en een alternatief
te bieden met een daadwerkelijk goede aanpak van deze methode. De
twijfels die ik nog heb ... Ik zal mijn antwoord kort houden,
voorzitter. Ik houd het even hierbij. Er komt nog een vervolgvraag.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Stel dat de Raad van State dan heel kritisch is en er wellicht ook nog
een wetenschapstoets komt die ook heel kritisch is, hoe kijkt de heer
Six Dijkstra er dan naar?
De heer Six Dijkstra (NSC):
Dat zal volledig afhangen van de inhoud van de adviezen van de Raad van
State en de wetenschapstoets. Het is altijd goed om kritisch te kijken
naar kritische adviezen en kritische wetenschapstoetsen. Dat is ook onze
taak als parlement. Dat zullen we dan in die wetsbehandeling moeten
bespreken. Maar ik denk wel dat dit een duidelijke grond kan zijn om dit
er goed in op te nemen. Er komt nog een hele parlementaire behandeling.
Dan kunnen we er nog naar kijken. Maar het gaat me dan vooral ook om een
casuïstische toelichting in de memorie van toelichting, met daarin een
beeld geschetst van wat wij als conversietherapieën zien waarbij wij
normerend willen optreden en waarvan wij willen dat die niet meer
voorkomen. Met die wet voor de strafbaarstelling van psychisch geweld
kan je ook in een vroeg stadium optreden. Dat is wat wij beogen.
De voorzitter:
Dan heeft u nog een interruptie van de heer Sneller.
De heer Sneller (D66):
Hou die lijn met de adviezen van de Raad van State vast, zou ik willen
zeggen. Tijdens de campagne heeft de heer Omtzigt, de partijleider van
NSC, gezegd dat medische ethiek het moeilijkste onderwerp in het
verkiezingsprogramma was. Toen zei hij bij Radio 1 dat de vrijheid van
geweten heel hoog in het vaandel stond bij hem en dat het hem niet zou
verbazen, ook omdat we in dit parlement allemaal zonder last stemmen,
dat de fractie daarbij vaker niet eensgezind zou zijn. Ook gezien de
formulering van de heer Six Dijkstra aan het eind — "wij zien liever een
andere oplossing" — vroeg ik mij af of dit binnen de NSC-fractie iets is
waarover iedereen naar zijn geweten zal stemmen. Of is dit iets waarvan
de heer Six Dijkstra zegt: ik sta hier namens de hele NSC-fractie en die
zal unaniem tegen zijn als het voorstel in stemming komt zoals het er nu
ligt?
De heer Six Dijkstra (NSC):
Ik spreek namens de NSC-fractie. Dit is voor ons geen kwestie van
medische ethiek. Als de heer Sneller zorgvuldig naar me luistert, hoort
hij ook dat mijn bezwaren niet zitten in het vraagstuk of
conversietherapieën goed of slecht zijn en of ze al dan niet vervolgd
moeten worden. Het gaat vooral, technisch-inhoudelijk, over hoe we het
wettelijk gaan regelen. Ik heb dat in de fractie besproken. De fractie
staat achter mij. Dit is uiteindelijk ons standpunt. Dit zijn de zorgen
die we hebben.
De voorzitter:
Ik dank u voor uw inbreng namens Nieuw Sociaal Contract. Ik zie de heer
Boswijk staan, maar ik denk dat dat voor zijn eigen inbreng is. Toch?
Ja, zie ik. Kijk eens aan. Dan nodig ik hem van harte uit om die te
komen doen, uiteraard namens het CDA.
De heer Boswijk (CDA):
Voorzitter. Allereerst dank aan de initiatiefnemers en de ondersteuning
voor hun werk en voor alle inspanningen die zijn gepleegd om dit
wetsvoorstel tot stand te brengen. Dat is namelijk een flinke klus, die
waardering verdient. Het is een belangrijk thema. Het ligt namelijk
ontzettend gevoelig. De vreselijke misstanden uit het verleden zijn al
meerdere keren genoemd. De kerk of scholen zijn niet altijd een veilige
plek geweest. Ze hadden dat wel moeten zijn.
Laat het helder zijn: het CDA staat pal voor de waardigheid van ieder
mens, ongeacht geslacht, afkomst, seksuele voorkeur of genderidentiteit.
Iedereen heeft het recht om zichzelf te zijn. De opvatting dat
homoseksualiteit een aandoening is waarvan iemand zou kunnen of moeten
genezen, moet bestreden worden. Intolerantie en geweld wegens seksuele
geaardheid brengt enorme schade toe aan slachtoffers en is in geen geval
te rechtvaardigen.
Het CDA is tegen conversietherapie, wat ook terug te lezen valt in ons
verkiezingsprogramma. Conversietherapie moet effectief bestreden worden.
Dat kan alleen met goede wetgeving. Wij denken alleen dat deze
initiatiefwet te onzorgvuldig is. De wet is conceptueel onduidelijk,
juridisch problematisch en moeilijk handhaafbaar. Daarom — het is al
eerder aangekondigd — komen we samen met NSC met een eigen voorstel,
namelijk om het verbod op conversietherapie onderdeel te maken van de
strafbaarstelling van psychisch geweld, die op dit moment in
voorbereiding is bij de staatssecretaris.
Voorzitter. Laat ik onze bezwaren tegen deze initiatiefwet toelichten en
onze dilemma's met betrekking tot dit wetsvoorstel schetsen. Het raakt
namelijk aan belangrijke grondrechten en fundamentele tekortkomingen in
de onderbouwing. De doelstelling van de wet steunen we, namelijk het
verbieden van conversietherapie. Maar we moeten ook vaststellen dat de
wet een conceptuele en juridische vaagheid kent, die kan leiden tot
grote problemen. Het wetsvoorstel laat veel te wensen over in termen van
duidelijkheid, effectiviteit en noodzaak.
In de eerste plaats zijn een aantal begrippen en definities onhelder.
Het wetsvoorstel vat uiteenlopende handelingen samen onder de noemer van
conversiehandelingen, zonder een heldere of scherpe definitie te bieden.
Dat is een fundamenteel probleem. Gesprekken, pastorale zorg en
praattherapieën worden op één hoop gegooid met schadelijke praktijken
zoals elektroshocks, zonder dat wordt uitgelegd waar nou precies de
grens ligt. Dat gebrek aan conceptuele helderheid is geen kleinigheid,
maar een wezenlijk probleem. Hoe kan een wet effectief zijn en
gehandhaafd worden als de afbakening onduidelijk is? De wetenschapstoets
wijst daar expliciet op en vraagt om een veel scherpere afbakening. Zijn
de initiatiefnemers het hiermee eens? Deelt de minister deze
opvatting?
Daarnaast blijft onduidelijk hoe het wetsvoorstel onderscheid maakt
tussen pastorale begeleiding en een daadwerkelijke poging om iemands
seksuele gerichtheid te veranderen. Waar ligt de grens tussen enerzijds
geloofsadvies en anderzijds conversietherapie? Hoe wordt de
bewijsbaarheid in de rechtszaal? De initiatiefnemers geven hier geen
overtuigend antwoord op. Dat roept niet alleen juridische problemen op,
maar ook vragen over de effectiviteit en proportionaliteit van het
verbod. Graag een reactie van de minister op deze vragen.
Daarbij laat de wetenschapstoets zien dat de schade van
conversietherapie in de huidige onderbouwing van het wetsvoorstel
onvoldoende wordt aangetoond. Dat is cruciaal, want het strafrecht kan
pas worden ingezet als de schade daadwerkelijk significant en objectief
vast te stellen is. Het schadebeginsel is een fundament in ons
rechtssysteem en wij betwijfelen of dit wetsvoorstel daaraan voldoet.
Zonder deze onderbouwing is het wetsvoorstel juridisch wankel.
De voorzitter:
Voordat u vervolgt, heeft u een interruptie van mevrouw Mutluer,
GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Het CDA heeft naar mijn weten vol overtuiging het
Regenboogstembusakkoord gesloten via de fractievoorzitter van de heer
Boswijk. Het is natuurlijk erg jammer om te horen dat ik ondanks die
overtuiging vandaag wederom te horen krijg dat ook van het CDA het
wetsvoorstel geen steun kan krijgen, ondanks de kritische vragen die er
zijn en die nog beantwoord moeten worden. Ik wil de vraag die ik aan de
heer Six Dijkstra heb gesteld, ook aan u stellen. De heer Derk Boswijk
en de NSC-collega komen met een alternatief, namelijk conversietherapie
onder psychisch geweld scharen, maar ook dan geldt weer dat kinderen
moeten aantonen dat zij schade hebben gehad. Dat betekent het herleven
van de trauma's die ze hebben gehad, waardoor ze nog meer beschadigd
kunnen worden. Mijn vraag is dus ook of hij echt vindt dat de bezwaren
die hij tegen dit wetsvoorstel heeft, zwaarder wegen dan de schade die
kinderen berokkend gaat worden op het moment dat we de alternatieve
route gaan bewandelen die collega Boswijk voorstaat.
De heer Boswijk (CDA):
Het is een zoektocht. Laat helder zijn dat wij voor het strafbaar
stellen van conversietherapie zijn, maar het is een zoektocht naar wat
de beste route is. Uiteindelijk is dat het doel; voor ons is niet de weg
daarnaartoe heilig. Voor ons is het dus echt een zoektocht. Samen met
collega Six Dijkstra zijn wij van mening dat dit de meest effectieve en
misschien ook de meest snelle manier is. In de wetenschapstoets maar ook
in de kritiek van de Raad van State staat namelijk: wij staan helemaal
achter de intenties van de initiatiefnemers, maar het gevaar is dat je
de hulpverlening voor kwetsbaren, ook jongeren, misschien juist nog
moeilijker maakt en dat je jongeren in geloofsgemeenschappen nog
kwetsbaarder gaat maken.
Ik zal een concreet voorbeeld geven. Stel dat jij worstelt met je
geaardheid, sociale druk voelt en daar bijvoorbeeld met je dominee, imam
of ouderling over wil praten, dat zo'n ouderling zegt "één keertje", dat
je een heel goed gesprek hebt waar je heel veel aan hebt en dat die
ouderling dan zegt "we houden het bij één keer, want in de wet die in de
Kamer is aangenomen, staat dat ik strafbaar ben bij meerdere keren
intensief contact; daarom doe ik dit niet meer". Dat zijn niet mijn
woorden; dat zegt zowel de Raad van State als de wetenschapstoets.
Daarom is het niet zo zwart-wit als collega Mutluer doet voorkomen,
alsof het één daardoor slechter is of wordt ingezet in een kwetsbare
groep, met het idee dat dit wetsvoorstel perfect is en dat we dat
daarmee niet hebben. Dit wetsvoorstel maakt sommige mensen juist nog
kwetsbaarder. Ik vind dat we dat punt wel mee moeten wegen. Het is voor
ons een zoektocht hoe we dit kunnen ondervangen. Wij zijn van mening dat
dit de snelste en de beste route is, maar wellicht komen we ergens
anders op uit. Ik ben ook heel benieuwd hoe de minister daarnaar
kijkt.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Collega Boswijk geeft aan dat de alternatieve route die zij hebben
uitgekozen, veel effectiever en sneller zou zijn. Dat vraag ik me
oprecht af, in de eerste plaats omdat wel is toegezegd dat er
strafbaarstelling van psychisch geweld komt, maar we nog niet weten
wanneer exact. Dat kan nog jaren duren. Ondertussen gaan dergelijke
praktijken gewoon door, met alle gevolgen van dien. Ik heb het verhaal
van Femke genoemd. Die is inmiddels 36 jaar, maar de impact van wat haar
is overkomen, is enorm. Dat is één. Ik ben het dus niet helemaal met
mijn collega eens dat het veel effectiever en veel sneller is. Dat is
maar de vraag. Mijn vraag is de volgende. Van de kant van de
initiatiefnemers, in mijn eigen bijdrage en in de bijdrage van de
collega van de VVD kwam naar voren dat de pastorale gesprekken volgens
ons niet horen bij die strafbaarstelling. Had de collega niet kunnen
volstaan met het stellen van die vraag over die reikwijdte, opdat we wel
tot een middenweg kunnen komen en tot een gezamenlijke oplossing? Ik
vind die alternatieve route namelijk echt niet effectief, noch snel.
De heer Boswijk (CDA):
Stel dat deze route sneller zou zijn. Dan heb ik erg mijn twijfels of
die effectief zal zijn. Ik zal er zo meteen ook op ingaan dat een gebrek
aan afkadering ook ontzettend lastig is in de handhaving. Stel dat deze
wet er zou komen. Dan heb ik er dus echt mijn serieuze vraagtekens bij
of een meisje, jongen, of wie dan ook die hiermee te maken heeft of er
helaas mee te maken gaat krijgen, daadwerkelijk geholpen is met deze
wet, omdat die juridisch echt wankel is. Nogmaals, ik vind dat we het zo
snel mogelijk strafbaar moeten stellen, maar dat moet wel met effectieve
wetgeving. Daar heb ik echt mijn twijfels over. Nogmaals, ik ben niet de
enige die twijfelt, maar het is ook de Raad van State die er vrij
kritisch op is en het is ook de wetenschapstoets die er vrij kritisch op
is. Ik zie dat de initiatiefnemers een aantal punten hebben aangevuld,
maar lang niet voldoende. Nu gaat het bijvoorbeeld over de pastorale
gesprekken. Daar is door de initiatiefnemers destijds al iets over
gezegd, wat zo'n wet natuurlijk ook in een bepaald kleurbad legt, zeg ik
er ook gewoon eerlijk bij. Maar ook in de beantwoording van de Raad van
State staat "al dan niet pastoraal van aard, over een zekere periode en
met een hoge mate van intensiteit druk wordt uitgeoefend". Daarna staat
"een enkel pastoraal of psychotherapeutisch gesprek zal in beginsel niet
van voldoende gewicht zijn". Dus één pastoraal gesprek is oké, maar
daarna bestaat het risico wel degelijk dat het strafbaar kan worden. Dat
vind ik glad ijs, omdat er inderdaad misstanden in kerken plaatsgevonden
hebben en die helaas zullen plaatsvinden zolang de mensheid bestaat,
maar veel pastorale gesprekken kunnen ook kwetsbare mensen wel degelijk
helpen. Ik denk dat je op glad ijs gaat als je alles op één hoop gooit
en het ook niet voldoende juridisch afkadert.
De voorzitter:
Mevrouw Mutluer, ik vraag u wel om ook een wat kortere interruptie te
plaatsen, want u heeft vrij lange interrupties.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Tot slot. Wat betreft de handhaafbaarheid weet ik niet beter dan dat het
OM heeft gezegd: hier kunnen we mee verder. Dat is dus één. De tweede is
eigenlijk meer een constatering, namelijk dat het alternatief waar
collega Boswijk mee komt in mijn beleving kinderen veel meer gaat
beschadigen en dus niet de meest effectieve, noch de meest snelle
oplossing is. Eigenlijk heeft hij dat zonet ook weer toegegeven.
De heer Boswijk (CDA):
Ik deel die overtuiging niet, maar goed. Ik ben ook benieuwd naar de
beantwoording door de minister hierop.
De voorzitter:
Dan heeft u nog een interruptie van de heer Sneller, D66.
De heer Sneller (D66):
Ja, even voorbij de inhoud, over fatsoenlijke politiek. Mevrouw Mutluer
noemde het stembusakkoord, waaronder ik hier de handtekening zie staan
van de partijleider van de heer Boswijk, de heer Bontenbal. Daar staat
gewoon in: "Er komt een wettelijk verbod op zogenaamde
conversiehandelingen (pogingen tot "genezing") gericht op
lhbti+-personen, in lijn met het wetsvoorstel van D66, VVD,
GroenLinks-PvdA, SP en de Partij voor de Dieren." Wat is er gebeurd?
De heer Boswijk (CDA):
Had de heer Sneller het maar bij de inhoud gehouden. Dan hadden we hier
een waardig debat kunnen voeren. Ik had echt gehoopt dat dat ook ging
gebeuren. Ga mij niet aanpraten wat fatsoen is en wat niet. Fatsoenlijk
is dat we hier wetgeving maken die deugt. Wat niet fatsoenlijk is, is
mensen op social media de maat nemen op een ontzettend gevoelig thema.
Ik ken ook mensen die hiermee te maken hebben. Neem mij hier niet de
maat! Ik wil hier wetgeving maken die deugt. En wat zegt de Raad van
State?
De heer Sneller (D66):
De Raad van State …
De voorzitter:
Meneer Sneller, een voor een.
De heer Boswijk (CDA):
De Raad van State is buitengewoon kritisch. Ook de wetenschapstoets is
buitengewoon kritisch. We hebben hier een week geleden een wet aan de
orde gehad vanuit het kabinet, van minister Faber. Rijen dik stond het
hier, onder andere vanuit links, en onder andere vanuit de partij van de
heer Sneller. Schande dat deze wetgeving door deze Kamer wordt gejast,
hoorden we. Maar als er wetgeving komt die in het straatje van de heer
Sneller past, kijken we de andere kant op? Fatsoenlijke politiek is als
we het hier bij de inhoud houden, als we bij elkaar komen en zeggen: ja,
we moeten die kwetsbare mensen helpen en kijken naar elkaars
worstelingen en zorgen en die serieus nemen. Wat niet fatsoenlijk is, is
op social media allerlei filmpjes plaatsen en zomaar in twijfel trekken
of wij nog wel tegen homogenezing zijn. Laat daar geen twijfel over
zijn: die moeten we aanpakken. Daarin zal de heer Sneller mij aan zijn
zijde vinden, maar stop alsjeblieft met deze stemmingmakerij.
De heer Sneller (D66):
Wat een vuig, vuig antwoord van de heer Boswijk. Wat een absolute onzin!
Zijn handtekening, de handtekening van zijn partij, staat onder dit
stembusakkoord. Dat is gebeurd nadat het advies van de Raad van State
was uitgekomen en nadat het nader rapport van de initiatiefnemers naar
de Kamer was gestuurd. Daarna heeft de partij van de heer Boswijk die
handtekening gezet ter bescherming van een kwetsbare groep, vóór de
verkiezingen. En wat doet de heer Boswijk na de verkiezingen, zonder dat
er een letter veranderd is aan die wet? Hij trekt die handtekening terug
en hij staat er niet eens voor! En dan gaat hij mij beschuldigen van het
niet zorgvuldig behandelen van wetgeving. Wat doen we hier de hele tijd?
Wat wist de heer Boswijk toen niet wat hij nu wel weet? Helemaal niks!
Kom dus niet aan met dit soort verwijten, man.
De voorzitter:
U heeft allemaal recht op uw eigen emoties, maar ik zou wel willen
proberen om het in dit debat weer over de inhoud te hebben.
De heer Boswijk (CDA):
Met zijn allerlaatste punt heeft de heer Sneller gewoon gelijk. We
hadden daar eerder inhoudelijker naar moeten kijken. We staan nog steeds
achter het verbod op homogenezing en conversietherapie. Wij hadden
destijds veel beter naar het advies van de Raad van State moeten kijken.
Had mij daarop aangesproken in plaats van via social media ons in een
hoekje te schilderen.
De voorzitter:
Ik geef u nog kort de gelegenheid, maar niet aldoor heen en weer ...
De heer Sneller (D66):
Ik spreek hem er hier op aan, maar hij komt met een antwoord van niks!
Het is niet alleen maar dat recente stembusakkoord. Het gaat er ook om
dat mevrouw Vedder tijdens het COC-debat haar hand opsteek en zegt: ja,
ik zal ervoor stemmen. Het gaat om de motie-Bergkamp die wordt gesteund
door het CDA waarin gewoon staat: kom met een wetsvoorstel waarin het
verlenen van homogenezings- of conversietherapie aan minderjarigen
strafbaar wordt gesteld. En opeens komt er een of andere sluiproute via
een ander wetsvoorstel. Het is gewoon niet in lijn met wat het CDA al
die jaren heeft gezegd. En daar wordt geen inhoudelijke verklaring voor
gegeven. Dus wij doen hier aan zorgvuldige wetgeving ...
De voorzitter:
U heeft uw punt gemaakt.
De heer Sneller (D66):
Ik leg het hem hier voor en dan komt hij met dit soort
schaduwverwijten.
De voorzitter:
U heeft uw punt gemaakt, meneer Sneller. Meneer Boswijk, wilt u daar nog
op reageren?
De heer Boswijk (CDA):
Sorry, ik concludeer gewoon wat de Raad van State en de wetenschapstoets
concluderen, namelijk dat dit geen zorgvuldige wet is.
De voorzitter:
Dan heeft u nog een interruptie van mevrouw Michon-Derkzen namens de
VVD.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik ga weer even terug naar de inhoud. De inhoud gaat over het stellen
van een norm versus het schadebegrip en de causaliteit. Dat zijn twee
verschillende dingen in het strafrecht. Deze wet normeert. Die zet
alleen een norm die ervoor zorgt dat het enkele feit dat je die
handelingen pleegt al niet goed is, dus zelfs als er helemaal geen
schade van is. Dat doen we veel vaker. We hebben het ook bij de Wet
seksuele misdrijven gehad over seks tegen de wil. Er is helemaal niet
per se gezegd dat dat wel of niet schadelijk is, maar dat hebben we
genormeerd met elkaar. Dus dat wil ik maar zeggen. Ik zei ook in een
interruptie tegen de heer Six Dijkstra: het kan niet allebei waar zijn.
Als je vindt dat die handelingen an sich niet deugen, dan stel je een
norm. Tegelijkertijd hoor ik nu ook de heer Boswijk zeggen — dat begrijp
ik ook, want hij heeft een alternatief idee samen met de heer Six
Dijkstra — dat je een ander wetsvoorstel nodig hebt, omdat je de schade
wil zien. Wellicht is er namelijk geen schade. Dat zijn twee
verschillende dingen. Dan maakt u eigenlijk een heel ander model. Dat
kan zo zijn, maar dan ben je dus niet sec voor het normeren van
verwerpelijke conversiehandelingen. Daar zijn de initiatiefnemers en
mijn fractie wel voor.
De heer Boswijk (CDA):
Nogmaals, wij zijn tegen conversietherapie. Dat heb ik meerdere keren
gezegd. Alleen, wij zijn voor een effectieve aanpak daarvan. Wij zien
dat er behoorlijk wat vaagheid in zit, bijvoorbeeld omtrent de
handhaafbaarheid. Daar kom ik zo meteen nog even op terug. Daar hebben
wij onze zorgen over. Dat geldt niet alleen voor ons, maar ook voor de
Raad van State. Het andere punt is: wat is nou de definitie van en wat
valt er onder conversiehandelingen? Er zitten handelingen tussen die
door de initiatiefnemers op één hoop worden gegooid, dus van de
pastorale gesprekken tot de elektroshocks. Ik denk dat je daar best een
nauwkeurig verschil in moet gaan maken, ook voor de handhaafbaarheid.
Dat wordt onvoldoende gedaan en daarvan zegt onder andere de Raad van
State, maar ook de wetenschapstoets, dat het juist averechts kan gaan
werken. Er zijn mensen die worstelen met hun geaardheid in een
geloofsgemeenschap. Er zijn heel veel geloofsgemeenschappen die daar
heel goede hulp in kunnen bieden. Ik durf te zeggen dat dit voor een
overgrote meerderheid van de geloofsgemeenschappen geldt. Het risico is
dat die hulp juist verder weg wordt geplaatst met deze wet en dat je die
mensen juist niet helpt.
De voorzitter:
Een vervolgvraag. Ook voor u geldt: wat korter als het kan.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ook mevrouw Mutluer zei al dat juist het Openbaar Ministerie, degene die
dit moet handhaven, stelt dat het wel te handhaven is. Dat is voor mijn
fractie een belangrijk punt. Ik zou de heer Boswijk willen vragen naar
zijn Duitse broeders bij de CDU. Minister Spahn is een jaar of zes
geleden met een wetsvoorstel gekomen dat eigenlijk nog verder gaat dan
het wetsvoorstel dat we vandaag bespreken. Voor wie dit volgt: in Europa
zijn in Duitsland en Frankrijk dergelijke handelingen strafbaar gesteld.
Ik zal in mijn bijdrage ook vragen wat de ervaringen daar zijn. Ik zou
de heer Boswijk willen vragen of hij daarvan op de hoogte is en wat hij
er vanuit zijn partijideologie van vindt dat deze kwetsbare gemeenschap
in Duitsland meer op de CDU kan rekenen dan de gemeenschap hier op het
CDA kan rekenen.
De heer Boswijk (CDA):
Er zijn twee verschillen. Dit wetsvoorstel baseert zich heel erg op
onderzoeken uit onder andere de Verenigde Staten. In de Verenigde Staten
zijn de geloofsgemeenschappen heel anders dan in Nederland. Zo is de
Duitse geloofsgemeenschap echt toch ook weer heel anders dan de
Nederlandse. Mijn partij, het CDA, is niet een-op-een de CDU. Ik heb
Merz, de huidige lijsttrekker, over klimaatbeleid een aantal dingen
horen roepen waar wij het ook niet mee eens zijn. Wij blijven dus vooral
bij ons eigen beleid.
De voorzitter:
Tot slot.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Tot slot, voorzitter. Ik zou tegen de heer Boswijk willen zeggen, ook al
is het maar voor de Handelingen, dat een gesprek of gesprekken met
pastoraal werkers of wie dan ook binnen een religieuze gemeenschap, niet
hetzelfde zijn als strafbare conversiehandelingen. Er staat expliciet in
de wet "gericht op verandering of onderdrukking". Laten we dus niet de
indruk ... De heer Boswijk en zijn partij mogen elk standpunt innemen.
Daar vind ik dan weer het mijne van. Maar, alstublieft, richt u zich
even op de tekst van de wet. Het moet gericht zijn op onderdrukking of
verandering. Dat is echt iets anders dan gesprekken.
De heer Boswijk (CDA):
Ik houd me bij mijn woorden. Ik heb net letterlijk geciteerd uit wat de
Raad van State hierover heeft gezegd.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog. Ik stel voor dat we even het betoog helemaal
afronden en dan kijken of er nog interrupties zijn, ook gelet op de
tijd.
De heer Boswijk (CDA):
Ja, dank u wel, voorzitter. Daarbij laat de wetenschapstoets ook zien
dat de schade van de conversietherapie ... Dat heb ik allemaal al
gehad.
Bovendien is de redenering van vrijwilligheid en druk problematisch. De
initiatiefnemers stellen dat vrijwilligheid niet bestaat. Hoe wordt
bepaald wat wel of niet vrijwillig is? Druk mag volgens de
initiatiefnemers wel worden uitgevoerd, als die druk maar niet ziet op
het veranderen of onderdrukken van iemands seksuele voorkeur of
genderidentiteit, dus alleen als die de juiste richting opgaat. Dat is
een gevaarlijk uitgangspunt. Dit impliceert een ongelijke behandeling,
waarbij een religieuze overtuiging onder druk wordt gezet en dat is in
strijd met een grondrecht, terwijl andere vormen van beïnvloeding juist
weer ongemoeid blijven. Moeten we echt het strafrecht inzetten om dit
soort opvattingen af te dwingen? Dit dreigt te ontaarden in ideologisch
gedreven wetgeving in plaats van een noodzakelijke en juridisch
onderbouwde maatregel. Wij zijn benieuwd hoe de initiatiefnemers en de
minister over dit punt denken.
Verder wijst de wetenschapstoets op een potentieel averechts effect in
de wet, namelijk dat een verbod ertoe kan leiden dat seksuele
gerichtheid en genderidentiteit juist minder bespreekbaar worden in
religieuze gemeenschappen. Aanbeveling 11 in de wetenschapstoets! Dit
risico wordt onvoldoende onderkend in het wetsvoorstel. Hoe denken de
initiatiefnemers dit te voorkomen?
Voorzitter. Dwang en mishandeling zijn in Nederland al strafbaar,
bijvoorbeeld onder artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht. Dit roept
de fundamentele vraag op die de Raad van State ook stelde, namelijk: wat
voegt deze wet precies toe? We moeten vaststellen dat bepaalde delen van
het voorgestelde verbod overlappen met bestaande wetgeving. De
initiatiefnemers hebben niet afdoende uitgelegd waarom het huidige
juridische kader niet volstaat.
Voorzitter. Uit ervaring in het buitenland blijkt dat een verbod weinig
tot geen veroordelingen heeft opgeleverd. Dit roept dan ook de vraag op
waarom dat in Nederland anders zou zijn. De Raad van State wijst erop
dat conversiehandelingen moeilijk te definiëren zijn en dat het moeilijk
is om hierop te handhaven. De initiatiefnemers onderschrijven dit
grotendeels. Hoe ziet de minister dit?
Voorzitter. Het CDA staat echt pal voor de bescherming van kwetsbare
personen en wijst conversietherapie sterk af. De kernvraag is echter of
deze wet in de huidige vorm de juiste manier is om dat doel te bereiken.
Op basis van de huidige tekst en de onderbouwing daarvan twijfelen we
daar sterk aan. Het wetsvoorstel is conceptueel onduidelijk, juridisch
problematisch en praktisch moeilijk handhaafbaar. Bovendien is het de
vraag of dit verbod daadwerkelijk iets verandert of dit op de meest
effectieve manier bestrijdt. Sterker nog, dit maakt het bespreekbaar
maken van genderidentiteit in bepaalde geloofsgemeenschappen moeilijker,
terwijl uit de wetenschapstoets blijkt dat hier juist grote stappen in
worden gezet. We roepen de initiatiefnemers op om hierop nader in te
gaan en we kijken constructief naar het vervolg van dit debat.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik ga heel even rondkijken of dit nog aanleiding geeft tot
nadere interrupties. Ik zie die niet. Voordat ik de heer Diederik van
Dijk naar voren roep, schors ik op veler verzoek voor vijf minuten om
even de handen te kunnen wassen.
De vergadering wordt van 22.08 uur tot 22.15 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is nog steeds het Voorstel van
wet van de leden Paulusma, Becker, Westerveld, Van Nispen en Kostić tot
wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in
verband met het strafbaar stellen van handelingen gericht op het
veranderen of onderdrukken van de seksuele gerichtheid, genderidentiteit
of genderexpressie, de Wet strafbaarstelling conversiehandelingen
(36178).
We waren inmiddels aanbeland bij spreker nummer vijf van de zijde van de
Kamer, en dat is in een totaal van tien, dus dan weet u wat u nog te
wachten staat. De heer Diederik van Dijk is spreker nummer vijf, die ik
uitnodig om zijn inbreng te komen doen namens de SGP.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Lees maar, er staat niet wat er staat. Aan dat
beroemde zinnetje van de dichter Martinus Nijhoff moest ik denken bij de
voorbereiding op dit debat. Een initiatiefvoorstel om
conversiehandelingen, in de volksmond homogenezing, te verbieden, wie
kan daar nu tegen zijn? Zulke praktijken moeten we in ons land toch niet
willen, inderdaad?
Maar deze initiatiefwet betekent ook iets anders dan het invoeren van
zo'n verbod. De wet zegt schade te willen voorkomen bij kwetsbare
mensen. De SGP vreest echter dat deze wet jonge en kwetsbare mensen
juist in de kou zet. De wet zegt wel dat het mogelijk blijft om jongeren
te helpen die worstelen met hun seksuele identiteit of genderidentiteit.
De consequentie van dit wetsvoorstel is echter dat er maar één vorm van
hulp en ondersteuning mogelijk blijft, namelijk hulp waardoor jongeren
worden bevestigd in hun seksuele of genderidentiteit. Het bevragen van
iemands seksuele identiteit of genderidentiteit kan je straks een
gevangenisstraf van maximaal een jaar of een geldboete tot €22.500
opleveren. Ik merk daarbij op dat dit wetsvoorstel niet in een
ideologisch vacuüm is ontstaan. Letterlijk zei een van de
oorspronkelijke initiatiefnemers: "We willen de cultuur progressiever
maken." Dit laat zien dat er met dit wetsvoorstel blijkbaar veel meer
aan de hand is dan het beschermen van jonge en kwetsbare mensen.
Voorzitter. Bij de behandeling van elke wet moet de Tweede Kamer de
vraag stellen: wat beoogt deze wet en hoe is dit onderbouwd? Hierover
valt bij deze initiatiefwet veel te zeggen. Dat blijkt wel uit het
uiterst kritische advies van de Raad van State, dat het inmiddels
bekende of beruchte dictum c heeft gekregen. Ook is in opdracht van de
Kamer een onafhankelijke wetenschapstoets uitgevoerd, met eveneens een
zeer negatief resultaat. De Raad van State en de wetenschapstoets zetten
principiële vraagtekens bij het doel, de reikwijdte, de doelmatigheid en
doeltreffendheid van het initiatiefvoorstel.
Bij het lezen van de nota naar aanleiding van het verslag valt op dat de
initiatiefnemers zelf ook lijken in te zien hoe fragiel hun voorstel is.
Een paar citaten daaruit: "De initiatiefnemers onderkennen dat niet goed
vast te stellen is wat het effect van een verbodsbepaling zal zijn en
dat het evenmin eenvoudig is om achteraf te onderzoeken welke effecten
de strafbaarstelling zal hebben", pagina 6. "De initiatiefnemers zijn
niet in staat om, op basis van de bestaande literatuur, een verband te
schetsen tussen specifieke typen handelingen en de schade", pagina 32.
"De initiatiefnemers erkennen dat het handhaven van het verbod op
aanbieden niet eenvoudig zal zijn", pagina 17. "De initiatiefnemers
hebben geen hoge verwachtingen ten aanzien van hoe vaak er zal worden
vervolgd en veroordeeld op basis van de voorgestelde wetgeving", pagina
37. En als laatste: "De initiatiefnemers zien problemen bij het
vaststellen van vrijwilligheid", bladzijde 42. Tot zover de
initiatiefnemers. Opmerkelijk genoeg heeft deze zelfreflectie niet
geleid tot fundamentele aanpassing of intrekking van het wetsvoorstel.
Waarom niet, zo vraag ik de initiatiefnemers.
Voorzitter. De initiatiefnemers willen met deze wet zogenaamde
conversiehandelingen verbieden bij minderjarigen en kwetsbare
volwassenen. Wat conversiehandelingen zijn en hoe vaak deze voorkomen,
dat kunnen de initiatiefnemers maar moeilijk onderbouwen. Er blijken
geen betrouwbare cijfers te zijn van het aantal mensen dat in ons land
in aanraking komt met conversiehandelingen. De memorie van toelichting
van het initiatiefvoorstel is grotendeels gestoeld op onderzoek van
Bureau Beke en Ateno. Dat onderzoek draagt echter beperkt bij aan
inzicht in de aard en omvang van het probleem, aldus de
wetenschapstoets. Het onderzoek van Beke is voornamelijk gebaseerd op
cijfers uit het buitenland. Die kun je niet zomaar naar de Nederlandse
context vertalen, zo geven de initiatiefnemers zelf ook toe. Zelfs als
we uitgaan van het onderzoek van Beke, dan is de conclusie dat het in
ons land gaat om een zeer beperkt aantal aanbieders. Maar nogmaals, dat
is een grove schatting. De vermeende aard en omvang van
conversiehandelingen in ons land blijft in nevelen gehuld. Hoe groot is
het probleem nu, zo vraag ik mij steeds af.
De voorzitter:
Voor u vervolgt, heeft u een interruptie van mevrouw Mutluer namens
GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Het is best ernstig om de vraag "hoe groot is het probleem?" te horen.
We hebben net in onze bijdragen een aantal voorbeelden gegeven. Ik
hoorde de collega van NSC aangeven dat hij een aantal gesprekken heeft
gevoerd. We hebben recent een petitie in ontvangst genomen van mensen
die met conversietherapie te maken hebben gehad en daar schade door
hebben opgelopen. Ik vind deze vraag best heftig, zeg ik via u,
voorzitter. Is mijn collega het met mij eens of erkent hij dat deze
problematiek bestaat en dat élk slachtoffer, al zijn het er maar een of
twee, al voldoende is om dat aan te willen pakken?
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Elk slachtoffer is er een te veel. Dat is evident. Tegelijkertijd kijk
ik ook altijd naar proportionaliteit. Je maakt inderdaad een afweging.
Wat kan het eventueel oplossen voor misschien een enkeling en wat kan
het aan schade berokkenen? Daar ben ik mee bezig. Mijn stelling wordt,
en daar zal ik ook mee afsluiten, dat deze wet eigenlijk meer schade
berokkent, ook aan jonge mensen, dan oplost. Weet u, als er zo veel
voorbeelden zijn, dan vind ik het wel heel apart dat de initiatiefnemers
er niet in geslaagd zijn met serieuze cijfers of een serieus rapport te
komen dat zich niet alleen maar hoeft te baseren op feiten in het
buitenland maar waarin ook de Nederlandse situatie naar voren wordt
gebracht. Hoe groot het probleem precies is, vind ik dus wel degelijk
een serieuze vraag.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik weet niet beter dan dat er door Bureau Beke volgens mij een aantal
aanbieders zijn aangesproken. Vijftien van die aanbieders hebben niet
eens meegedaan met het onderzoek. Kan de collega het zich voorstellen
dat minderjarige, jonge mensen die hiermee van doen hebben uit angst
voor verstoting of andere consequenties hier niet voor durven uit te
komen? Als dit soort handelingen er zijn — ik hoorde mijn collega
nadrukkelijk zeggen "wij zijn er ook geen voorstander van" — dan moet je
daar dus wel tegen acteren. Dit wetsvoorstel biedt daar een oplossing
voor. Dat is even los van de kritische vragen die er nog zijn over de
reikwijdte.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik begrijp uw vraag. Maar mijn punt blijft het volgende. Ik kom daar nog
op of misschien heb ik het ook al aangeraakt. Voor die schadelijke
conversiehandelingen waar u het over heeft, hebben we al een
instrumentarium. Daar is deze wet niet voor nodig. In deze wet — ik ga
daar straks nader op door — met zeer algemene bepalingen, is niet helder
gedefinieerd wat onderdrukken precies is, wat genderidentiteit precies
is en wat conversiehandelingen zijn. Als ik dat allemaal bij elkaar
optel, dan ben ik het over deze wet eens met de Raad van State en de
wetenschapstoets. Op alle zaken waar goede wetgeving aan moet voldoen,
faalt dit wetsvoorstel. Ik zeg dit met alle respect naar de
initiatiefnemers, maar dit is geen goede wet.
De voorzitter:
Tot slot.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Tot slot. Ik hoorde mijn collega nadrukkelijk zeggen dat de schade die
dit wetsvoorstel berokkent groter is dan je wenst. Zegt hij daarmee dat
hij de schade waartoe dit leidt bij kinderen minder erg vindt dan de
schade die degenen die de conversietherapieën aanbieden wordt toegedaan
door dit wetsvoorstel? Dat wil ik dan wel even snappen en hier helder op
tafel gelegd gezien.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dat is een goede vraag. Ik had het hier niet over de belangen van de
aanbieders. Daar heb ik niks mee. Ik kan daar nog heel veel over zeggen,
maar eerlijk gezegd: ik ken homo-genezen en conversietherapieën in mijn
kerkelijke achterban oprecht niet. In die zin voel ik me hierbij ook
helemaal niet betrokken. Waar ik het over heb, is de keerzijde, namelijk
dat dit er misschien toe gaat leiden dat kwetsbare jonge meiden toch
niet de goede zorg krijgen die we voor ogen hebben. Het kwam ook al even
terug in ons interruptiedebatje. En die schade zou misschien weleens
groter kunnen zijn door het voorliggende wetsvoorstel dan het goede dat
we aan de andere kant proberen te doen. Mijn stelling is dan eigenlijk:
voor de ergere dingen, waarover mevrouw Mutluer het heeft, hebben we al
een instrumentarium.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
In de toelichting schromen de initiatiefnemers niet om te spreken over
het toedienen van medicatie, elektrische schokken en exorcisme als
mogelijke vormen van conversiehandelingen. De SGP heeft in de
schriftelijke ronde gevraagd naar voorbeelden van dergelijke
afkeuringswaardige praktijken. Als ik het goed heb gelezen, is het enige
waar de initiatiefnemers vervolgens mee op de proppen komen, een
niet-geverifieerde casus van 45 jaar geleden, zie bladzijde 49 van de
nota aanleiding van het verslag. Zonder af te doen aan die ongetwijfeld
tragische ervaring vindt de SGP het wel tekenend voor de magere
onderbouwing van het voorstel.
Zowel in het advies van de Raad van State als in de wetenschapstoets
wordt erop gewezen dat het bestaande strafrechtelijke instrumentarium
toereikend zou moeten zijn om schadelijke conversiehandelingen aan te
pakken, denk aan strafbepalingen die dwang, vrijheidsberoving,
mishandeling of bedreiging verbieden. Kunnen de initiatiefnemers
aangeven waarom het strafrecht op dit moment volgens hen tekortschiet in
het tegengaan van conversiehandelingen?
Het belangrijkste type conversiehandelingen dat de initiatiefnemers
willen verbieden, zijn regelmatige gesprekken die, volgens de
initiatiefnemers, pseudopsychologisch van aard zijn. En dat raakt
misschien wel de kern van het voorstel. Op heel veel plekken in de
samenleving wordt er gesproken met jonge mensen over hun seksuele
identiteit of genderidentiteit: in het gezin, op school, in de kerk, in
de hulpverlening ...
De voorzitter:
Ik dacht: ik laat u even uw zin afmaken. Maar ...
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik zal het blokje afmaken, als dat mag. De initiatiefnemers geven aan
dat gesprekken om iemand te helpen diens genderidentiteit of seksuele
gerichtheid te verkennen of te beschouwen uitdrukkelijk niet onder de
reikwijdte van de strafbaarstelling vallen. Een verbod op
conversiehandelingen legt echter een enorme hypotheek op dergelijke
gesprekken. Het maakt het moeilijk en misschien wel onmogelijk om
bepaalde worstelingen en problemen van jonge en kwetsbare mensen te
benoemen.
De voorzitter:
Kijk eens aan. Mevrouw Michon-Derkzen namens de VVD.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik wilde eerlijk gezegd op dit punt bijval geven, want het is heel goed
als je overal met iedereen gesprekken voert als je twijfelt. Heb het
vooral met heel veel mensen over je genderidentiteit of je seksuele
gerichtheid, en al helemaal als je jong bent! Heel goed. Ik hoor dat ook
de heer Van Dijk zeggen, maar waar het wetsvoorstel op ziet zijn
gesprekken gericht op verandering of onderdrukking. Ik ken de heer Van
Dijk als een zorgvuldige voorbereider van debatten en daarom vind ik dat
moeilijk te rijmen met hetgeen hij hiervoor stelde. Als je die
gesprekken hebt, hoef je je dus ook geen zorgen te maken. Je hoeft dan
toch niet te doen alsof dit wetsvoorstel dat soort gesprekken in de weg
staat? Laten we dat nou niet doen, zou ik tegen de heer Van Dijk willen
zeggen.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik begrijp de oproep en ik deel de oproep om zorgvuldig te zijn. Aan
spookverhalen hebben we allemaal niks. Daar ben ik het allemaal van
harte mee eens, maar in eerlijkheid: de initiatiefnemers — ik heb het
dan niet zozeer over de mensen hier als over de oorspronkelijke
initiatiefnemers — hebben uitdrukkelijk gesproken over pastorale
gesprekken. Ik weet niet of ik namen in de Kamer mag noemen en dat doe
ik daarom maar niet, maar pastorale gesprekken kunnen hier wel degelijk
ook onder vallen.
Ik ben eventjes de vervolgvraag van mevrouw Michon-Derkzen kwijt ... De
zorgvuldigheid! Het is de optelsom. Ik heb natuurlijk niet alleen de
nota naar aanleiding van het verslag teruggelezen, maar ook interviews.
Wil je een enkel gesprek of misschien een tweegesprek? Dat is het punt
niet. Het punt is wel dat niet scherp is gedefinieerd wat "onderdrukken"
is. "Afkeuren" mag wel, maar de grens met "onderdrukken" is dan wel weer
heel ingewikkeld. Mevrouw Bikkers stelde daar een aantal concrete vragen
over. Wat mag wel? Wat mag niet? Dat is mij in ieder geval onduidelijk.
Nogmaals, ook op dat terrein wil ik graag uitleg hebben van de
indieners, want ik maak me daar heel veel zorgen over. Ik maak me daar
namelijk heel veel zorgen over. Tot slot zeg ik: bij elke wetgeving moet
je heldere bepalingen hebben, maar zeker in het strafrecht. Ik weet dat
mevrouw Michon de laatste persoon is die ik daarvan hoef te
overtuigen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Wat ik zelf ook zo interessant aan deze wet vind, is dat we de enkele
handeling als strafbaar normeren. Het gaat dus niet om de causaliteit of
de schade, maar om de enkele handeling. Dat doen we in het strafrecht —
dat hoef ik u dan weer niet te zeggen — heel vaak. Ik vind het
ingewikkeld dat de heer Van Dijk in zijn bijdrage de handeling afkeurt,
maar zich tegelijkertijd lijkt af te vragen of het eigenlijk wel
gebeurt. Volgens mij is het goed voor het debat als we van de heer Van
Dijk horen of hij het idee heeft dat het heden ten dage nog gebeurt. U
hoeft dan niet te zeggen waar en hoe; dat hoeven we niet te weten.
Gebeurt het heden ten dage nog? We hebben dan toch iets met elkaar op te
lossen? Dat is mijn vraag aan de heer Van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Waar hebben we het precies over? In mijn beleving raakt dit ook een
klein beetje aan een zekere weeffout in het wetsvoorstel. Seksuele
gerichtheid — dat gaat vooral over homoseksualiteit — en transgender
zijn worden hierbij op één hoop gegooid. Dat zijn natuurlijk volstrekt
andere zaken. Volgens mij heeft het rapport van Bureau Beke niks kunnen
onderzoeken over ervaringen met conversiehandelingen ten aanzien van
transgender personen. Dat is dus al helemaal open. Wat komt er dus
precies voor? Waar hebben we dan precies over? Ik begrijp dat er in het
verleden dingen zijn gebeurd met betrekking tot homogenezing. Misschien
is dat ook het geval in bepaalde kerkelijke kringen. Daar ben ik zelf
niet in thuis. Ongetwijfeld is dat zo; als mensen zeggen dat ze dat
hebben meegemaakt, geloof ik dat graag. Maar daar hebben we het eerder
over gehad. Mijn indruk is in ieder geval dat het gaat over een zeer
kleine groep. Mijn gedachte daarbij is dat het huidige strafrecht al
genoeg gelegenheden biedt om daarop in te grijpen.
Neem de reikwijdte van het verbod. Misschien beantwoord ik de vragen van
mevrouw Michon voor een deel nog verder. De reikwijdte van het verbod
houdt een verregaande inbreuk in op de privésfeer, maar ook op
grondrechten, zoals de vrijheid van godsdienst en van onderwijs. De SGP
vindt dat de initiatiefnemers hier te gemakkelijk aan voorbijgaan. Ze
geven hierover ook wisselende signalen af. Een paar jaar geleden zei een
toenmalig initiatiefnemer "als je de keuzevrijheid van het individu
beschadigt, houdt vrijheid van godsdienst voor mij op" en "pastorale
gesprekken zouden wel onder dit verbod kunnen vallen". Onlangs
benadrukte een van de huidige initiatiefnemers in de krant: ik sta voor
godsdienstvrijheid. Hoe dan ook, dit zijn wel gewoon verschillende
signalen van de verschillende initiatiefnemers. Is dat vanuit het
oogpunt van rechtszekerheid niet enorm verwarrend en potentieel
schadelijk?
Ik noem graag een paar concrete situaties. Een mentor voert gesprekken
met zijn leerling over diens homoseksuele gerichtheid. Kan dat nog en in
hoeverre? Ouders maken zich zorgen om de psychische gezondheid van hun
dochter, die zegt in het verkeerde lichaam geboren te zijn. Mag dat nog
en in hoeverre? Een kerkelijk werker heeft een kritisch pastoraal
gesprek met een jongvolwassen dame die een relatie is aangegaan met een
andere vrouw. Kan dat nog? Mag dat nog? Een hulpverlener raadt een
cliënt af om te starten met puberteitsremmers. Mag dat nog? Het enkel
afkeuren van iemands seksuele gerichtheid of genderidentiteit valt niet
onder de reikwijdte. Echter, doordat de initiatiefnemers
conversiehandelingen zo vaag hebben gedefinieerd, is er een dunne
scheidslijn tussen afkeuren, verkennen of beschouwen enerzijds en
veranderen of onderdrukken anderzijds. De SGP verwacht dan ook dat het
verbod een verlammend effect zal hebben op dergelijke gesprekken met
jongeren over hun seksuele identiteit of genderidentiteit. Het is
trouwens opmerkelijk en veelzeggend dat ons strafrecht geen
vergelijkbare strafbepalingen kent waarin minderjarigen wordt verboden
vrijwillig te kiezen voor een behandeling, gesprek of andere vorm van
hulp, vanwege het enkele feit dat zij minderjarig zijn.
Voorzitter. In de initiatiefwet wordt het genderzelfbeschikkingsrecht
expliciet aangemerkt als een strafrechtelijk te beschermen rechtsgoed.
Dat is vrij nieuw, want ook genderidentiteit is een relatief nieuw
juridisch concept dat nog niet als zodanig is opgenomen in het Wetboek
van Strafrecht. De wetenschapstoets wijst erop dat in het onderzoek van
Bureau Beke en Ateno geen apart onderzoek is gedaan naar
conversiehandelingen ten aanzien van genderidentiteit. Bij alle
geïnterviewde ervaringsdeskundigen was sprake van conversiehandelingen
ten aanzien van de seksuele gerichtheid. We weten dus eigenlijk niks
over conversiehandelingen in relatie tot genderidentiteit, en toch maakt
genderidentiteit nu wel onderdeel uit van de voorgestelde
strafbaarstelling.
De SGP wijst bovendien op de hevige internationale discussie onder
medici over genderidentiteit en jongeren. De initiatiefnemers erkennen
ook zelf dat iemands genderidentiteit of seksuele gerichtheid kan
veranderen. Sterker nog, het is bekend dat het overgrote deel van de
kinderen met genderdysforie hier overheen groeit. De wetenschapstoets
wijst op de praktijk van watchful waiting, waarbij ouders wordt
geadviseerd om niet zomaar mee te gaan in de wens van hun kind tot een
volledige sociale transitie. Zo blijft een latere terugkeer tot het
geboortegeslacht mogelijk en worden alle ontwikkelingsmogelijkheden
opengehouden. Getuigt het van wijsheid en zorgvuldigheid om nu een
wetswijziging door te voeren, terwijl de onzekerheid over behandeling
van kinderen met genderdysforie internationaal groeit? Kunnen de
initiatiefnemers klip-en-klaar duidelijk maken dat hulpverlening aan
kinderen die twijfelen over hun genderidentiteit, buiten de reikwijdte
van die wetsvoorstel valt? En wat betekent dit voorstel voor alle niet
BIG-geregistreerde hulpverlening en vormen van ondersteuning waar ouders
een beroep op willen doen?
Voorzitter, tot slot. "Lees maar, er staat niet wat er staat." Dit
wetsvoorstel zal naar ons oordeel het tegenovergestelde bereiken van wat
het beoogt. Een van de initiatiefnemers heeft in de krant gezegd: al
gaat het maar om één slachtoffer. Ik begrijp dat, maar ik zou willen
zeggen: het voorgestelde verbod zal veel jongeren die hulp nodig hebben
bij hun zoektocht naar hun seksuele identiteit en genderidentiteit,
schaden. Juist dit soort kwetsbare gesprekken mag nooit onder druk komen
te staan van gevangenisstraffen of hoge geldboetes. Kortom, de schade
die dit wetsvoorstel zou kunnen aanrichten, staat in geen verhouding tot
wat het mogelijk voorkomt.
Tot zover mijn tekst, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Diederik van Dijk. U heeft een interruptie van de
heer Van Meijeren namens Forum voor Democratie.
De heer Van Meijeren (FVD):
De heer Van Dijk merkt op dat het belang dat volgens de indieners met
dit wetsvoorstel gediend wordt, namelijk het beschermen van kwetsbare
personen, naar zijn stellige overtuiging niet gediend wordt en dat
eerder het tegenovergestelde het geval is, dat er schade wordt
aangericht. Hij stelde de vraag: waarom wordt dit wetsvoorstel dan
ingediend? Mijn vraag aan de heer Van Dijk is of hij daar zelf bepaalde
ideeën over heeft. We wachten natuurlijk de beantwoording van de
initiatiefnemers met veel belangstelling af, maar houdt de heer Van Dijk
rekening met de mogelijkheid dat andere belangen, oneigenlijke belangen,
perverse belangen wel met dit wetsvoorstel worden gediend? En, zo ja,
zou hij daar iets over kunnen toelichten?
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik wil me er in ieder geval niet aan gaan wagen om de indieners te
betichten van bedoelingen of een dubbele agenda waarvan ze geen blijk
hebben gegeven. Ik verwoord het dus liever op deze manier. Waar ik mij
zorgen over maak, is een bepaalde trend of een bepaald verlangen — dat
gebeurt volgens mij met een vrij open agenda — waarbij het wel
moeilijker wordt gemaakt om bijvoorbeeld mensen die vrouw zijn maar zich
man voelen, of omgekeerd, en in transitie willen gaan, tegen te spreken
en tegengas te geven. Er is een zekere beweging op dat terrein — je zou
het een ideologie kunnen noemen — waar ik zelf heel veel bezwaren tegen
heb. Ik wil ook heel graag horen van de indieners of werkelijk het
belang van de jongeren vooropstaat. Dan kunnen we een heel goed gesprek
hebben. Nogmaals, ik geloof dat de bedoelingen van de initiatiefnemers
echt goed zijn en dat niemand in de zaal de intentie heeft om kwetsbare
jongeren een schop te geven of dat we denken: laten we jouw leven eens
moeilijker maken. Ik bedoel dat de grote vraag hier is: wat is de beste
zorg voor de jongeren? In de beleving van mij en mijn partij is de beste
zorg voor jonge meiden of jongens die kampen met verwarrende
gendergevoelens, in ieder geval niet door hen daarin te bevestigen. Nee,
je moet heel terughoudend zijn en vooral goed kijken of er geen
onderliggende problematiek is, zoals een depressie of autisme; er kan
van alles zijn. Ga op zo'n manier met die jongeren om. Dát is volgens
mij het inhoudelijke discussiepunt.
De voorzitter:
Er is een vervolgvraag.
De heer Van Meijeren (FVD):
Mijn vraag was niet zozeer wat de intentie van de indieners is. Het
begint denk ik met de vraag of er überhaupt andere, mogelijk perverse,
belangen mee gemoeid zijn. Het zou ook kunnen dat de indieners zich daar
zelf niet eens van bewust zijn. We zien dat dit voorstel uit de koker
van het COC komt. Even los van de vraag wat de bedoelingen van de
indieners zijn, vraag ik of de heer Van Dijk überhaupt vindt dat hier
perverse belangen mee gemoeid zijn. Zo ja, welke perverse belangen zijn
dat dan?
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik moet heel eerlijk bekennen dat ik niet zo goed weet wat ik met deze
vraag aan moet. Perverse belangen ... Ik wil me graag gewoon richten op
het wetsvoorstel, de adviezen en hetgeen wat door de initiatiefnemers
openlijk gezegd is. En ja, u noemt het COC. Ik weet dat er in die
kringen juist een ontzettend levendige gedachtewisseling is, in de trant
van: gooi de lhbti'ers niet allemaal op één hoop, want homo's hebben
totaal andere belangen dan transgender personen. Laat ze daar dus vooral
maar met elkaar over discussiëren. Ik ga niet gissen naar perverse
belangen en zo. Dat wordt mij echt te ingewikkeld. Dat gaat mijn pet te
boven.
De voorzitter:
Tot slot. Ik wil u wel vragen om op te passen met kwalificaties die u
geeft aan organisaties die hier niet zitten. Ik wil u wel vragen om nu
gewoon te focussen op wat er voorligt, in plaats van op allerlei
intenties van organisaties die hier niet zijn. Dat is niet wat we
doen.
De heer Van Meijeren (FVD):
Ik heb ook geen kwalificatie gehecht aan het COC. Ik constateer alleen
dat dit voorstel uit de koker van het COC komt. Ik denk dat het wel een
belangrijke vraag is om over na te denken, niet alleen in dit debat maar
ook in andere debatten. Als besluitvorming namelijk wordt beïnvloed, in
welk stadium van dat besluitvormingsproces dan ook, en of dat nou vanuit
belangenorganisaties of andere gremia gebeurt, door oneigenlijke
belangen ten koste van het algemeen belang, dan is er sprake van
corruptie. Ik denk dat het ook onze taak is om hier corruptie bloot te
leggen en waar mogelijk te bestrijden. Dus …
De voorzitter:
Maar uw vraag is? Want ik vind dat dit wel heel ver gaat …
De heer Van Meijeren (FVD):
Complimenten voor het betoog van de heer Van Dijk …
De voorzitter:
Dus uw vraag is?
De heer Van Meijeren (FVD):
Maar ik zou hem toch willen uitnodigen om bij dit wetsvoorstel, en ook
bij volgende wetsvoorstellen, die vraag vaker te stellen. Het zou mooi
zijn als we elkaar daarin zouden kunnen vinden, zodat we samen een vuist
kunnen maken tegen belangenverstrengeling en corruptie. Dat is in het
belang van ons allemaal.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik zal nog even reageren. Nogmaals, ik vind het een wat ingewikkelde en
bijzondere vraag. Niemand in deze zaal wil dat er corruptie is, of dat
er sprake is van oneigenlijke belangenverstrengelingen. Maar weet u, er
spelen overal allerlei belangen. Wat de SGP zich altijd ten doel stelt,
is om de eigen visie zo helder mogelijk naar voren te brengen, ook op
deze terreinen. Daarbij is de Bijbel ons uitgangspunt. Dat brengt
bepaalde opvattingen met zich mee, ook over het huwelijk, het gezin en
seksualiteit. Dat willen we eerlijk en klip-en-klaar naar voren te
brengen. Andere mensen hebben weer andere beweegredenen. Het is aan hen
om die naar voren te brengen. Ik ga toch wel uit van de goede en
integere bedoelingen van mensen die totaal anders denken dan ik. Anders
wordt het voor mij gewoon te ingewikkeld, zeg ik maar eerlijk. Dan
groeit het mij boven de pet. Ik vind dit werk al ingewikkeld genoeg.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Dijk. En ik wil toch nog wel … Nee, meneer Van
Meijeren, we doen de interrupties in drieën. We gaan dit niet nog een
keer doen. U heeft nog uw hele betoog. U kunt hier uw vragen stellen.
Dit is een democratisch proces. Er ligt een wetsvoorstel voor. Dat er
partijen zijn die brieven sturen, een inbreng hebben en meedenken over
wetgeving is heel normaal. We doen dat hier in de Kamer. Ik vind het
heel ver gaan om daar dan conclusies aan te gaan verbinden over
corruptie.
Dat gezegd hebbende, zie ik dat mevrouw Michon-Derkzen al klaarstaat
voor haar inbreng namens de VVD.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dit gaf mij de gelegenheid om even een slokje water te nemen.
Dank, voorzitter. Vrijheid is niet vanzelfsprekend. Daar blijven we elke
dag voor opkomen, totdat iedereen zichzelf kan zijn en kan houden van
wie die wil. Dat is de samenleving waar mijn partij, de VVD, elke dag
voor strijdt. Die strijd voor vrijheid, voor een Nederland waarin
iedereen zichzelf kan zijn, is een strijd die we niet alleen in woorden
belijden, maar ook in daden. Wat mij betreft gaat het om de maatregelen
die je neemt om ervoor te zorgen dat iedereen zichzelf kan zijn in dit
land, ongeacht achtergrond, geaardheid of geslacht. Daarom vind ik het
onverteerbaar dat er nog steeds mensen gedwongen worden om niet zichzelf
te zijn, en dat er mensen zijn die homoseksualiteit zien als een ziekte
die genezen moet worden.
Zulke conversietherapie vindt nog altijd plaats in Nederland.
Slachtoffers ondergaan bijvoorbeeld herhaaldelijk gebedssessies, of
moeten deelnemen aan speciale kampen om zo te genezen van
homoseksualiteit. Daar moet een einde aan komen. Daarom ben ik dan ook
ontzettend blij met deze initiatiefwet. In 2019 is het kabinet verzocht
middels een motie-Yeşilgöz-Zegerius — ik heb 'm opgezocht — om met een
wetsvoorstel te komen om conversiehandelingen te verbieden. Het kabinet
liet het afweten — ik kan het ook niet mooier maken — en deze leden
pakten de handschoen op. Ik wil ze daarvoor danken.
Ook wil ik hier de documentaire — ik noemde die al even in een
interruptie — van Ewout Genemans maar weer noemen. Die heeft door zijn
indringende documentaire de maatschappelijke aandacht weer gevestigd op
de conversiehandelingen. Het is ook een kijktip voor de mensen
thuis.
Voorzitter. Ik heb een aantal vragen. Dat is hard nodig om bepaalde
spookbeelden over deze wet recht te zetten, en dat is belangrijk. Het
gaat denk ik om definities. Dat heb ik ook van collega's gehoord: het
gaat om definities. Wat mij betreft begint het bij de definitie van
handelingen: wat zijn nou die handelingen die strafbaar zijn? Want een
gesprek is ook een handeling, maar een handeling is nog niet per se
strafbaar. De tegenstanders stellen dat iedereen die een gesprek voert
dan ook een strafbare handeling pleegt. Maar een gesprek over gender of
over seksuele gerichtheid is niet strafbaar en is ook niet potentieel
strafbaar. Het is goed als mensen twijfel hebben en daarover in gesprek
zijn. Het is goed als je niet één gesprek maar meerdere gesprekken
daarover voert. Dat is niet strafbaar. De wet is daar heel expliciet in
en dat heb ik goed nagelezen. Het moet gaan om beroepsmatig of in
organisatieverband stelselmatig die gesprekken voeren, gericht op
verandering of onderdrukking. Ook dat is een belangrijk onderdeel van de
wettekst. Dus gesprekken kunnen oeverloos duren over twijfel of over
waar je het over wil hebben. Zolang het niet gericht is op verandering
of onderdrukken van je genderidentiteit dan wel je seksuele gerichtheid,
is er helemaal niets aan de hand. Het is heel goed om dit misverstand
uit de wereld te helpen. Ik hoop ook dat de indieners dat in hun reactie
nog eens duidelijk zeggen. Dat is ook wel nodig als je dit debat hoort.
Ik zie ze knikken.
Ik denk dat het ook heel belangrijk is om te stellen hoe we tegen
hulpverleners aankijken: psychologen, psychiaters, medici, gewone
hulpverleners, BIG-geregistreerden; niet iedereen is BIG-geregistreerd.
Ik lees de wet zo dat hierin voor hen een uitzondering wordt gemaakt.
Juist die medici of anderszins mensen in de hulpverlening moeten via hun
eigen tuchtrechtelijke systeem aan bepaalde kwaliteitseisen voldoen,
maar het kan dus niet zo zijn dat zij nu bang moeten zijn dat zij hun
werk doen en door deze wet strafbaar kunnen worden. Ik denk dat het
vooral belangrijk is dat de initiatiefnemers dat nog een keer
bevestigen.
De vraag is: wat is dan een strafbare conversiehandeling? Dat heb ik ook
in eerdere interrupties gezegd. Het gaat over de aard, duur, frequentie
en intensiteit van die handelingen. Daarmee is nog maar eens gezegd dat
een enkele conversiehandeling — ik weet niet zo goed wat dat dan is,
maar ik zit hier ook niet in — ook nog niet strafbaar is. Wat bedoelen
we dan met aard, duur, frequentie en intensiteit? Per geval is er een
afweging of inderdaad die combinatie van handelingen in dat
beroepsmatige of dat organisatieverband strafbaar is. De wet — dat vind
ik heel goed — normeert dan die handeling en dus niet de schade die
daaruit voort kan komen, mentaal dan wel anderszins.
De voorzitter:
Voor u vervolgt, heeft u een interruptie van de heer Diederik van Dijk,
SGP.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik gun uiteraard ook mijn VVD-collega alle ruimte om dit wetsvoorstel te
interpreteren zoals zij wil, maar ik wil toch de vinger erbij leggen.
Dit wetsvoorstel kreeg niet voor niks het dictum c van de Raad van de
State en een heel negatief oordeel van de wetenschapstoets. Dat zag
juist allemaal op de doelen, de vaagheid van de strafbepalingen, een
onduidelijke definiëring van onderdrukken en van wat nou
conversiehandelingen et cetera, et cetera, et cetera zijn. Nogmaals, als
alleen ik het zou zeggen, oké. Maar ook de Raad van State en de
wetenschapstoets leggen hier duidelijk de vinger bij. Geeft dat
tenminste toch niet enige onzekerheid of argwaan ten opzichte van de
scherpte van de gekozen formuleringen?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Het is ook heel goed dat u dit zegt. We hebben gelukkig de Raad van
State, wil ik maar zeggen. Vervolgens zijn de initiatiefnemers met die
opmerkingen aan de slag gegaan. Ik heb nog 60 pagina's gelezen, kort
geleden, waarin zij ingaan op de kritiek van de Raad van State. Daarin
bespreken ze ook weer al die aanbevelingen uit de wetenschapstoets. Dat
vond ik heel verhelderend. Maar ik begrijp wel wat de heer Van Dijk
zegt, namelijk dat je bij sommige punten de toelichting nodig hebt om
die wet wat beter te begrijpen. Daar kunnen de indieners misschien ook
weer op ingaan, maar ik begrijp de wet na het lezen van die 60 pagina's
heel goed: zeven elementen uit de wettekst — ik heb het even onder
elkaar gezet — bepalen of een handeling een strafbare conversiehandeling
is.
De voorzitter:
De heer Van Dijk, een vervolgvraag.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
We hadden inderdaad een zeer royale nota naar aanleiding van het
verslag, maar die heeft in zeer beperkte mate geleid tot aanpassingen in
de wettekst. Daar hebben we wel mee van doen. Maar we hebben het hier
wel over strafrecht. Ik begrijp dat mevrouw Michon een aantal stevige
vragen heeft, maar ik had er wel een beetje op gerekend dat de VVD na
zo'n dictum zeker niet zomaar akkoord zou gaan en dat de VVD hier met
een stapel amendementen zou komen. Maar ook daar heeft mevrouw Michon
blijkbaar niet voor gekozen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Daar heb ik niet voor gekozen, omdat ik door de nota naar aanleiding van
het verslag de wet goed begreep. Ik heb hier een aantal vragen, omdat ik
het voor de wetsgeschiedenis goed vind om die dingen met elkaar nog een
keer te verduidelijken. Ik vind het ook heel prettig, zeg ik richting de
heer Van Dijk, dat het Openbaar Ministerie een positief oordeel heeft
gegeven over de handhaafbaarheid van de wet. Die moeten ermee aan de
slag en die kunnen ermee aan de slag. Dat vind ik heel belangrijk.
Daarmee heb ik ook vertrouwen in de effectiviteit van deze
wetgeving.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
De aard, duur, frequentie en intensiteit zijn dus van belang voor de
mate van strafbaarheid van de conversiehandeling. Ik vind het belangrijk
om ook hier vast te stellen dat deze wet die handeling normeert. Dat
doen we heel vaak in strafrecht. Daarom is het ook goed dat we dat hier
doen. Dan nog iets over het vorige punt: ik heb vanochtend de voorzitter
van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie horen zeggen dat het
juist heel goed is dat deze strafbaarstelling er komt naast de bestaande
strafbaarstelling, waarover ik ook een aantal vorige sprekers heb
gehoord. Blijkbaar is er dus behoefte aan aanvullende strafbaarstelling.
Ik vind het heel sterk dat het juist komt van de voorzitter van de
Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. Die beroepsgroep, die op een
professionele manier in gesprek gaat met een kwetsbare groep mensen, kan
dan juist het kaf van het koren scheiden. Ik zie dat dus als een enorme
ondersteuning voor dit wetsvoorstel. In andere landen bestaat een
dergelijke strafbaarstelling. We hadden het eerder over Duitsland, maar
in Frankrijk bestaat die ook. Is er in die landen al enige ervaring op
het punt van handhaafbaarheid?
Voorzitter. Dan de medeplichtigheid van doorverwijzers. In de wettekst
staat ook een verbod op het aanbieden van de voornoemde handelingen.
Daar hebben we het tijdens dit debat eigenlijk nog niet over gehad, maar
het openlijk aanbieden van conversiehandelingen, bijvoorbeeld via een
advertentie, is strafbaar. Dat geldt ook voor het rechtstreeks aanbieden
in een een-op-eencontext of in besloten groepsverband. Je kan dus ook
niet iemand wijzen op een conversiehandeling of die echt actief
aanbieden. Hoe zit dat? Hoe verhoudt zich dat tot medeplichtigheid? Dat
is misschien een beetje de techniek, maar ik vind het wel mooi om het
hier ook in het debat over te hebben. Is er sprake van medeplichtigheid
van de doorverwijzers? Want wat mij betreft moeten we daar ook naar
kijken. Zit dat dan in het openbaar aanbieden of hebben we het hier over
medeplichtigheid? En gaan we dan terug op de algemene artikelen in ons
wetboek over medeplichtigheid of moet daar een aparte strafbaarstelling
voor komen?
Dan echt over deze groep. Het is hier vanavond al vaker over gegaan. Het
is een kwetsbare groep die we wat mij betreft met dit wetsvoorstel beter
beschermen. Ik vind ook dat we vanavond veel argumenten horen over wat
je daarvoor op moet geven. In de ogen van mijn fractie is welk
grondrecht dan ook nooit absoluut en is welke vrijheid dan ook nooit
absoluut. Wat mij betreft helpen we dus echt deze slachtoffers en zorgen
we ervoor dat niet alles altijd maar kan.
Wat doen we nog meer voor deze kwetsbare groep? Ik kijk dan ook even
naar de minister. We hebben juist in het hoofdlijnenakkoord gezegd dat
we kwetsbare jongeren die worden gedwongen om hun seksuele gerichtheid
te onderdrukken, beter gaan beschermen. Nu zag ik dat in de nota naar
aanleiding van het verslag melding werd gemaakt van een meldpunt,
Stichting Wijdekerk. Dat is een privaat initiatief. Daar zijn enkele
tientallen meldingen binnengekomen sinds 2022. Vinden we niet dat zo'n
meldpunt of steunpunt gewoon een publieke voorziening moet zijn? Vinden
we het nou normaal, zou ik bijna willen zeggen, dat we dan afhankelijk
zijn van een privaat initiatief? Ik vind dat we deze groep, die ook met
conversiehandelingen te maken heeft, natuurlijk sowieso op meer fronten
moeten ondersteunen vanuit de overheid. Graag ook een reactie daarop,
ook van — ik kijk even indringend — het kabinet.
Tot slot vindt mijn fractie ook dat die conversiehandelingen eigenlijk
gewoon totaal niet meer van deze tijd zijn. Dus waar hebben we het over,
zou je bijna zeggen. Moeten we niet ook gewoon naar een
cultuurverandering toe, waarin we het met elkaar zo normaal vinden wie
je bent en wat je seksuele gerichtheid is dat we het helemaal niet meer
over conversiehandelingen hebben? Ik zou zowel aan de indieners, de
initiatiefnemers, als aan het kabinet willen vragen wat nou nog meer
nodig is om eigenlijk die cultuuromslag te maken, zodat wij inderdaad
die vrijheid van iedereen in dit land voldoende waarborgen. Wat kunnen
we bijvoorbeeld met het burgerschapsonderwijs? Wat zit daar nog in? We
hebben nu de kerndoelen, die volgens mij dit jaar weer worden herzien.
Zit dat hier nu expliciet in en wat kan nog meer om ervoor te zorgen dat
wij iedereen in dit land zichzelf laten zijn en iedereen in dit land
laten houden van wie ze willen houden?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Voor u vertrekt, zie ik een interruptie van de heer Diederik
van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Toch even reagerend op het slot. De wetenschapstoets waarschuwt voor
paternalistisch optreden door de overheid ten aanzien van
meerderjarigen. Zit de VVD daar niet ontzettend tegenaan, met de
overheid die moet bepalen hoe jij precies denkt over huwelijk, gezin,
seksualiteit et cetera? Waar haalt de VVD dit in vredesnaam vandaan?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dit wetsvoorstel ziet op minderjarigen en kwetsbare meerderjarigen. Ik
dacht dat uw citaat het had over meerderjarigen. Ik vind het heel goed
dat wij minderjarigen en kwetsbare meerderjarigen beschermen. Dat doen
we op heel veel onderwerpen en dus wat mij betreft ook op dit onderwerp.
Maar misschien heb ik uw citaat niet goed gehoord.
De voorzitter:
De heer Diederik van Dijk, wellicht kunt u het toelichten.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Mijn citaat — daar haakte ik op aan — kwam uit de wetenschapstoets, die
waarschuwt voor paternalistisch optreden door de overheid. En inderdaad,
die hebben het vooral over meerderjarigen. Maar mevrouw Michon-Derkzen
had het over het veranderen van de cultuur op dit soort zaken die nauw
verweven zijn met levensovertuiging, met godsdienst et cetera, waar we
allerlei vrijheden omtrent hebben. Ik maak me er gewoon af en toe echt
wel zorgen over of de VVD nu gewoon bezig is om een seculiere moraal
over dit land uit te storten. Hoe zit het met die vrijheden van mensen,
van verenigingen, van kerken et cetera? Zijn die nog veilig bij de
VVD?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dit vind ik een mooie vraag. De heer Van Dijk zet daar een tegenstelling
in. De vrijheid van religie belet eigenlijk mijn laatste zinnen, de
vrijheid om jezelf te zijn. In alle facetten, hè? Wie je ook maar bent,
hoe je eruitziet, van wie je houdt, wie je bent en alles. Ik vind dat
helemaal geen tegenstelling. Ik zou heel erg hopen dat die twee juist
samengaan, dat die vrijheden niet per definitie botsen. Ik vind het
juist weer heel jammer — dat strookt dan weer niet met mijn opvatting —
dat de interruptie van de heer Van Dijk eigenlijk bevestigt dat dat
elkaar tegenspreekt. Dat zou in mijn eigen ogen helemaal niet de
bedoeling moeten zijn.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
De laatste keer inderdaad. Betekent vrijheid niet ook dat je ook de
vrijheid hebt om ervoor te kiezen, zoals heel veel christenen doen, je
te laten leiden door het woord van God, en dat dat jouw vrijheid is? Dat
kan met zich meebrengen dat je bijvoorbeeld niet overgaat tot een
homoseksuele praktijk et cetera. Ik ben bang, maar ik hoop dat ik mij
vergis, dat de VVD daarvan zegt: dat is niet meer van deze tijd; die
cultuur hebben we als het ware gehad. Ik hoop dat mevrouw Michon-Derkzen
me op dat punt gerust kan stellen, namelijk dat die vrijheid er ook is,
de vrijheid om God naar zijn woord te kunnen dienen.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Als we niet uitkijken, krijgen we toch een debat over hoe je God dient.
Eerlijk gezegd ... Ik zie mevrouw Bikker heel hard nee schudden. Daar
wil ik met u dan ook niet tot achter de komma over in debat.
De voorzitter:
Dat zou ik op dit tijdstip ook niet meer doen, nee.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik vind het dus vreemd — laat ik het nogmaals zeggen — dat het ene niet
kan en het een het ander uitsluit. Dat hoor ik in de interruptie van de
heer Van Dijk. Dat zou wat mij betreft dus allebei naast elkaar moeten
kunnen bestaan.
De voorzitter:
Dan had u mevrouw Bikker namens de ChristenUnie al aangekondigd voor een
interruptie.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ja, dat heb ik uitgelokt, vrees ik.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Eigenlijk wel, juist omdat mevrouw Michon zegt dat dit ook gaat over hoe
je God dient. Volgens mij is juist dat de scheiding van kerk en Staat en
moeten we dat ook heel zuiver bewaken, omdat dat iets is waarvan we in
Nederland hebben gezegd: daar gaan de kerken zelf over en daar heeft de
overheid zich niet mee te bemoeien. Volgens mij is dat een belangrijke
kern, een toetssteen over en weer. Dat neemt niet weg dat als er
praktijken zijn die in strijd zijn met het strafrecht, op dat moment de
overheid de ruimte heeft om in te grijpen. Juist daarom snap ik ook de
vraag van mijn voorganger als het gaat om de vrijheid van meerderjarigen
om iets te kiezen wat een meerderheid niet zou kiezen, bijvoorbeeld de
beleving van je seksuele gerichtheid, de zoektocht als je er
bijvoorbeeld voor hebt gekozen om celibatair te leven, maar je iemand
ontmoet die je leuk vindt en je het erover gaat hebben met je meerderen
in de kerk. Valt dat nou wel of niet onder dat wetsvoorstel? De manier
van uitleggen tot nu toe in dit debat — mevrouw Michon-Derkzen geeft af
en toe ook een andere invulling dan de invulling die ik eerder van
initiatiefnemers heb gehoord — brengt wel die zorg teweeg. Ik ken de VVD
altijd als een partij met verschillende flanken; een progressieve flank,
maar ook een conservatieve flank, waarin bijvoorbeeld ook katholieken
actief zijn. Ik kan me juist voorstellen dat het ook de VVD veel waard
is dat het soort gevoelens die nu leven en de zorgen die er nu zijn,
worden weggenomen of dat de wet zo nodig wordt aangepast, zodat dat niet
aan de orde is. Dan vind ik het soms wat zoeken als ik alleen te horen
krijg "nee, dat is niet aan de orde", terwijl de pure wettekst daarin
wel verwarring zaait. Kan mevrouw Michon-Derkzen daarop reflecteren?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik vind de vrijheid van religie ook een groot goed. Het is ook niet voor
niets een grondrecht. Daar mag iedereen zich op beroepen. Ik ben het met
mevrouw Bikker eens — de interruptie van mevrouw Bikker begon zo — dat
dat geen alomvattend recht is waaraan je geen grenzen mag stellen. Wat
onder het strafrecht valt, moeten we ook met elkaar aankijken. Daar
hoeven we niet van weg te kijken. Dat is eigenlijk punt één. Als we hier
met elkaar zaken normeren die in religieuze gemeenschappen aan de hand
zijn, dan voel ik me daar ook totaal niet — laat ik het zo zeggen —
bezwaard onder. Dat kan namelijk wellicht toch met allerlei bedoelingen
vanuit de religieuze gemeenschap plaatsvinden. We vinden hier met elkaar
dat we dat niet tolereren. Die norm stellen we. Daar kunnen we het dan
over hebben. Zo gaan we hier in het debat volgens mij de hele avond al
met elkaar om.
Mevrouw Bikker zegt ook — sorry, ze had een hele lange interruptie — dat
er onduidelijkheden in de wet zitten. Zoals ik ook in mijn eigen
bijdrage heb gezegd: ik heb even moeten puzzelen, maar ik heb zeven
punten waaraan moet worden voldaan, op basis waarvan je een strafbare
handeling hebt die onder deze wet zou vallen. Er is uitdrukkelijk gezegd
dat het niet in de privésfeer zit en dat het niet gaat om afkeuren van
een genderidentiteit of een seksuele gerichtheid, maar dat het echt gaat
om de intentie, het oogmerk, om te veranderen, te onderdrukken. Ik zou
het niemand gunnen om iets te veranderen of te onderdrukken.
Dan zegt mevrouw Bikker: maar er zijn mensen die daar toch voor kiezen;
dat mag dan ook. Maar als je daarvoor kiest, vind ik dat eerlijk gezegd
ook een manier van zelfbeschikking. Het gaat wat mij betreft dus om de
eigen keuze om het te doen. Dat kunnen meerderjarigen zeker zelf. Dat
kunnen minderjarigen in mijn ogen niet. Daarom vind ik het ook goed dat
dit wetsvoorstel zich alleen op minderjarigen en kwetsbare
meerderjarigen richt. Ik zou het verder iedereen gunnen om zelf in
vrijheid zijn eigen keuzes te maken, welke keuze dat dan ook is. Dat
zullen niet voor iedereen dezelfde keuzes zijn. Wat we hier dus
normeren, is eigenlijk de bescherming van de minderjarigen en de
kwetsbare meerderjarigen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag. Die gaat een korte zijn.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Zeker. De kwetsbare meerderjarige is in de wetstekst bijvoorbeeld
gedefinieerd met "door misbruik uit feitelijke omstandigheden
voortvloeiend overwicht". Als ik het goed begrepen heb, is dat
bijvoorbeeld als je in een hiërarchische relatie tot iemand staat. Ik
geef een voorbeeld waarbij dat het geval is in de katholieke kerk. Stel
dat je als pastoor naar je bisschop gaat om te vertellen: joh, dit is er
aan de hand. Dan zal je daar geregeld het gesprek over voeren. Ik heb
dan gewoon een nieuwsgierige vraag: hoe zit dat? Als ik mevrouw
Michon-Derkzen beluister, met de stelligheid over het beperken van de
vrijheid van godsdienst, dan denk ik: vanouds was de overheid op dit
terrein iets terughoudender. Ik heb het niet over het moment dat het
strafrecht echt in het geding is en iemand volledig vanwege dwang in de
klem komt te zitten. Vanzelfsprekend vinden we elkaar dan. Maar juist
over de grijze gebieden waarin je het niet helemaal zeker weet, heb ik
tot nu toe altijd, of bijna altijd, een terughoudende lijn bij de VVD
gezien. Ergens hoop ik nog steeds op een beetje resonantie daarvan bij
de VVD. Soms heb je vrijheden die schuren, irritant zijn en die je zelf
niet zou doen. Ik zit ook in een andere kerk dan de kerk die ik nu als
voorbeeld geef.
De voorzitter:
En uw vraag is?
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Sorry, ik ga het dan toch weer uitleggen, omdat ik het zo graag niet
lomp wil zeggen. Mijn vraag is eigenlijk als volgt. Resoneert het niet
ergens bij de VVD dat de vrijheid van godsdienst soms in alle
vrijwilligheid net een beetje anders is dan de meerderheid denkt? Ik
geef er een voorbeeld bij dat echt uit deze wettekst op te maken is.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Als we echt even precies teruggaan naar die wettekst, vraag ik me zeer
af — maar ik vind het mooi om het richting de initiatiefnemers onder de
aandacht te brengen — of er sprake is van misbruik uit feitelijk
blijkend overwicht als je als meerderjarige een gesprek hebt met een
bisschop uit je gemeenschap. Ik weet niet of dat misbruik uit feitelijk
blijkend overwicht is. Heeft diegene dan overwicht? Mevrouw Bikker
knikt. Dat weet ik niet goed. Het zou goed zijn om dat aan de indieners
mee te geven. In zijn algemeenheid wil ik niets afdoen aan vrijheid van
religie en vind ik het ook heel goed dat mensen daarin steun kunnen
vinden en alles wat ze in hun leven willen vinden. Tegelijkertijd hoop
ik — ik ben ook een liberaal; daarom zit ik bij mijn partij — dat mensen
het gevoel hebben dat er, waar en hoe je je leven ook inricht, altijd de
ruimte is om zelf te kiezen en je zelfbeschikkingsrecht ten volle uit te
voeren. Ik hoop dus zo erg — dat was ook mijn reactie op de interruptie
van de heer Van Dijk — dat dat niet hoeft te botsen en dat dat allebei
kan. Mevrouw Bikker kent de gemeenschap veel beter dan ik. Ik kan dus
ook niet inschatten of dat zo is, maar dat hoop ik zeer.
De voorzitter:
Tot slot.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ja, echt tot slot en nu echt kort, voorzitter; anders kunt u me
schrappen, hoor. De vrijheid van vereniging is uiteindelijk ook iets wat
je collectief met elkaar vindt. Als je als individu daarin altijd mag
opleggen en doordrukken wat je zelf vindt, is er geen vrijheid van
vereniging meer. In the end kan er in de redenering van mevrouw
Michon-Derkzen — ik weet niet of dat ook in dit wetsvoorstel aan de orde
is — geen vrijheid van vereniging meer bestaan omdat de vrijheid van het
individu en zijn autonomie altijd voorop komt te staan. Dat is in the
end een reflectie waarvan ik hoop dat de liberalen bij de VVD zich dat
realiseren, want het is voor ons allebei een kostbare vrijheid.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dit is een mooi interruptiedebat. Vrijheid van vereniging is niet
absoluut, zoals ook een individuele vrijheid niet absoluut is. Beide
belangrijke rechten waar je eigenlijk voor wil staan, kunnen dus zowel
op een soort systemisch niveau als gewoon in individuele handelingen of
dagdagelijkse casuïstiek met elkaar botsen. Dat is ook heel mooi. Dan
hebben we het hier over wat dan zwaarder weegt, want heel vaak kan het
niet allebei helemaal fantastisch zijn. Dat wil je natuurlijk het
liefst: dat je allemaal vanuit een soort individuele vrijheid
tegelijkertijd die vrijheid van vereniging of de vrijheid van religie
maximaal doorleeft. Waar dat niet kan, moet je dus keuzes maken op het
niveau van individuele casuïstiek of op een meer systemisch niveau. Wat
deze wet eigenlijk doet — ik begrijp ook heel goed waarom mevrouw Bikker
haar bijdrage leverde — is het stellen van dat zelfbeschikkingsrecht
boven die vrijheid van religie. Die normeren we dus waar wij zaken
daarvan zien die wij met elkaar niet goedvinden. Daar kan je van zeggen
dat dat een beperking van die vrijheid van religie is. Ja, dat is zo. Ik
vind dit dus een te rechtvaardigen beperking.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Michon-Derkzen, voor uw inbreng namens de VVD. Dan
gaan we naar de BBB, met mevrouw Wijen-Nass.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Er zijn twee soorten initiatiefwetten
die lastig te behandelen zijn. Ten eerste zijn dat initiatiefwetten die
gedegen vormgegeven zijn, maar waarbij je het niet eens bent met het
doel. Bij de tweede soort is het misschien nog wel wat moeilijker,
namelijk initiatiefwetten die een doel hebben dat het steunen waard is,
maar die misschien niet helemaal goed vormgegeven zijn. Mijn fractie
maakt zich zorgen dat we vandaag een wet behandelen die in die tweede
categorie valt. Er is best wel wat kritiek gekomen van de Raad van State
en de wetenschapstoets, maar vandaag hebben we ook gehoord dat in de
Tweede Kamer best wel wat partijen behoorlijk kritisch zijn. Tot nu toe
hebben we gezien dat er eigenlijk zo goed als niks wordt gewijzigd aan
het wetsvoorstel.
Voorzitter. Waar gaat het vandaag eigenlijk over? Het gaat over het
initiatiefwetsvoorstel Strafbaarstelling conversiehandelingen. Simpel
gezegd gaat dat eigenlijk over de strafbaarstelling van de
homogenezingstherapie. Ik ga duidelijk zijn: BBB heeft niet voor niets
als een van onze kernwaarden de waarde authenticiteit. Jezelf zijn en
kunnen zijn is heel belangrijk en is iets wat BBB van harte ondersteunt.
Niemand hoeft van ons een behandeling te ondergaan om te veranderen wie
hij is. Voor de BBB-fractie zijn conversiehandelingen dan ook in strijd
met het grondrecht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en de
lichamelijke integriteit. Pogingen om deze kenmerken met gebruik van
manipulatie of dwang te veranderen of te onderdrukken, zijn geestelijk
buitengewoon invasief en potentieel schadelijk voor de persoon die de
behandeling ondergaat, helemaal als het om minderjarige of kwetsbare
mensen gaat. In onze ogen moet er op zo'n moment ook keihard ingegrepen
worden.
Maar, voorzitter, ik heb wel nog een aantal punten waarvoor ik graag
aandacht wil vragen vandaag en waarop ik ook graag een antwoord zou
willen krijgen van de initiatiefnemers. Er is vanuit de faculteit
rechten van de Erasmus Universiteit een onderzoek gedaan naar de
noodzaak van een totaalverbod op conversietherapie. De onderzoekers
stellen in het onderzoek: "Het is wat ons betreft niet noodzakelijk dat
voor een verbod op conversietherapie een nieuwe wettelijke bepaling
wordt geïntroduceerd. Het strafrecht is hier voldoende toe uitgerust en
in het beleid kan worden vormgegeven dat conversietherapie via het
dwangdelict vervolgd kan worden." Ik ben benieuwd hoe de
initiatiefnemers hiertegen aankijken.
Dan kom ik bij de bezwaren die de Raad van State aangedragen heeft,
bijvoorbeeld dat onvoldoende duidelijk is wat de meerwaarde is van de
voorgestelde strafbepaling ten opzichte van de bestaande
strafbepalingen. De initiatiefnemers maken nog niet helemaal duidelijk
welke soorten conversietherapie nu nog niet strafbaar zijn terwijl ze
dat wel zouden moeten zijn. Ik zou daar heel graag nog een extra
verduidelijking van willen krijgen van de initiatiefnemers. Ze stellen
ook dat een totaalverbod op alle soorten conversietherapie in strijd is
met de grondrechten van betrokkenen. Ook daar zou ik graag nog een
nadere toelichting op krijgen van de initiatiefnemers.
Voorzitter. Er is nog een punt waarvoor ik aandacht zou willen vragen.
Dat is het huidige watchful waiting-beleid bij genderdysforie, dat
internationaal weer meer benadrukt wordt. Dat zou met dit voorstel
misschien wel strafbaar kunnen worden. Hierover is nogal wat gaande in
de medische wereld als het aankomt op de behandeling van genderdysforie,
met name ook bij minderjarigen. Er zijn verscheidene landen en
gezaghebbende instellingen die hun beleid rigoureus hebben aangepast ter
bescherming van die kinderen. Zoals het wetsvoorstel nu voorligt,
bestaat er de nodige twijfel over of artsen in vrijheid kinderen met
genderdysforie kunnen behandelen. De medische exceptie is best smal
geformuleerd in het wetsvoorstel zoals het er nu ligt, en geeft zelfs
voor de wetenschappers die de wetenschapstoets hebben uitgevoerd twijfel
of het huidige beleid niet strafbaar zou worden. Het risico dat artsen
die juist in het belang handelen van hun kwetsbare minderjarige
patiënten strafbaar zouden zijn als zij bijvoorbeeld het geven van
pubertijdsremmers zouden uitstellen, is voor onze fractie
onaanvaardbaar. Daar zouden we dan ook heel graag nog een nadere reactie
op krijgen.
Voorzitter. Vanuit de Kamer is er ook nog een wetenschapstoets
uitgevoerd. Die wetenschapstoets was erg kritisch en daar zouden wij
graag een reflectie op ontvangen.
Voorzitter. Ik heb best wel wat vragen gesteld en wat kritiekpunten
genoemd, maar dat heeft, zoals ik ook al zei, tot nu toe nog niet geleid
tot het wijzigen van de wet. Ik geloof wel dat de indieners absoluut
goede intenties hebben met het indienen van het voorstel. Ik heb wel
grote zorgen bij de wet zoals die er op dit moment ligt, maar de
sympathie die de initiatiefnemers hebben voor dit probleem onderschrijft
mijn fractie zeker.
Voorzitter. Afrondend heb ik nog een aantal vragen. Hoe reageren de
initiatiefnemers op de onderzoekers van de Erasmus Universiteit en de
Raad van State, die stellen dat er geen toegevoegde waarde is van het
huidige wetsvoorstel bovenop het bestaande recht? Als de huidige wetten
onvoldoende bescherming bieden, waarom zou dit wetsvoorstel dat dan wel
doen? Ik ben ook wel heel benieuwd hoe de initiatiefnemers kijken naar
hoe het wetsvoorstel in de praktijk gaat werken. De initiatiefnemers
lijken vooral uit te gaan van een preventieve en afschrikkende werking,
maar ik ben heel benieuwd hoe dit in de praktijk qua vervolging verder
zijn uitvoering zou vinden. Ik zou graag een nadere toelichting daarop
krijgen. Ik ben ook nog benieuwd hoe de initiatiefnemers het bezwaar
zien dat een breed verbod, zoals zij voorstellen, in zou grijpen op de
grondrechten van betrokkenen. Verder ben ik benieuwd of zij met de BBB
van mening zijn dat individuen wel keuzes mogen maken over hun eigen
leven en dat dit wetsvoorstel dat niet in de weg zou moeten staan.
Voorzitter, tot slot. Voor mijn fractie staat als een paal boven water
dat conversiehandelingen een zware aantasting kunnen zijn op de
persoonlijke levenssfeer en de lichamelijke integriteit. Die kunnen heel
schadelijk zijn voor de persoon in kwestie en dat is in strijd met de
kernwaarden van onze partij. Tegelijkertijd geloven wij ook in de
persoonlijke vrijheid van individuen. Voordat we een afweging maken over
dit initiatiefwetsvoorstel wachten wij nog eventjes de beantwoording van
de initiatiefnemers af.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft nog een interruptie van de heer Diederik van Dijk
namens de SGP.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik heb een vraag aan mijn collega, juist ook vanwege de strafrechtelijke
achtergrond in haar vorige leven, zal ik maar even zeggen. Mevrouw
Wijen-Nass legde de vinger bij de reikwijdte van strafbepalingen en
stelde onder meer de vraag welke conversiehandelingen nu strafbaar zijn.
In dat licht het volgende: het voorstel van de indieners beoogt
uitdrukkelijk de genderzelfbeschikking, wat dat dan ook precies is, te
beschermen. Dat is in het strafrecht geen bekende term. De
wetenschapstoets legt daar ook de vinger bij en zegt: duidelijkheid is
heel erg van belang, omdat het te beschermen rechtsgoed wél bepalend is
voor de uiteindelijke reikwijdte van de strafbaarstelling. Hoe kijkt
mevrouw Wijen-Nass daartegenaan, ook vanuit haar strafrechtelijke
kennis? Hoe bepalend is dat voor mijn collega bij de beoordeling van dit
wetsvoorstel?
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ik haalde al de wetenschapstoets aan, eigenlijk in de hele breedte, want
die is erg kritisch. Daar zitten heel veel aanbevelingen in. Er staat
ook in dat de termen die gebruikt worden, niet helemaal helder zijn. Ik
meen dat ik ergens de reactie heb gelezen: dat moet zich dan maar verder
uitkristalliseren in de rechtspraak. Ik denk dat daar wel een taak ligt
voor de wetgever, namelijk om daar op voorhand duidelijk over te zijn en
ook om duidelijke kaders te stellen. Daarover zou ik nog heel graag een
debat willen aangaan met de initiatiefnemers.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan heeft u nog een interruptie van mevrouw Mutluer van
GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik ben eigenlijk best wel blij met deze constructieve bijdrage van de
collega van de BBB, omdat ik ook wel een opening zie en zelfs een
handreiking richting de initiatiefnemers. Deelt zij mijn mening dat dit
wetsvoorstel een afschrikkende werking kan hebben en normerend kan
werken? Dat noemt zij zelf namelijk ook in haar eigen bijdrage. Wat er
nu zou kunnen binnen de wettelijke kaders die we kennen, is tot op heden
niet afdoende gebleken om dit soort praktijken te laten stoppen,
waardoor ik denk dat dit wetsvoorstel van meerwaarde kan zijn.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
De crux bij dit wetsvoorstel zit hem voor mij wel een beetje in de
vraag: in hoeverre hebben we nu niet al genoeg handvaten? Daar ben ik
echt wel een beetje naar op zoek. We hebben een artikel over dwang. Het
kan via mishandeling. In de wetenschapstoets zag ik de vraag staan: is
dit zelfs niet een strafverzwarende bepaling, in die zin dat hier
misschien voorwaardelijke opzet niet volstaat? Dan wordt het allemaal
heel technisch, maar op dit moment hoeven we niet in de techniek te
vervallen. Ik dacht zelf echter wel meteen: is dit dan wel het gewenste
effect? Normeren en zeggen dat het absoluut niet kan, moeten we doen.
Dat heb ik vandaag ook gedaan. Zeker vanwege de kritiek van de Raad van
State en de kritische wetenschapstoets ben ik er wel naar op zoek of
deze manier dan wel de juiste weg is om de strafbaarstelling die er nu
ligt, in de wet te gaan vastleggen.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Als de huidige instrumenten voldoende zouden zijn geweest, hadden we dit
probleem al eerder kunnen voorkomen, naar mijn mening. Waar ik heel erg
aan moet denken bij de reactie van onder andere die onderzoekers, is de
hele discussie over psychisch geweld. Ik weet nog wat de voormalige
minister voor Rechtsbescherming daarover zei. Dat was allemaal niet
nodig, want dat valt onder bedreiging, maar desondanks werd daar heel
moeilijk een beroep op gedaan. Het is ook een stukje erkenning. Deelt
mijn collega dat? Op deze wijze wordt ook het leed erkend van vele
slachtoffers die met dit soort handelingen te maken hebben gehad, met
alle consequenties van dien. Daarom kan dat wellicht handig zijn, even
los van alle vragen die zijn gesteld, waar waarschijnlijk goede
antwoorden op worden gegeven, daar heb ik alle vertrouwen in … Nu
vergeet ik zelf wat ik wil zeggen, omdat ik het te lang maak.
De voorzitter:
Het is ook al laat.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Het is inderdaad al laat, mevrouw de voorzitter.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Het gaat inderdaad om die erkenning, waar we eigenlijk naar op zoek
zijn, en die wel gaat worden bewerkstelligd door dit wetsvoorstel.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Omdat het zo'n gevoelig onderwerp is voor iedereen die ermee te maken
heeft gehad, wat afschuwelijk is, heb ik vandaag deze houding
aangenomen. Als BBB-fractie hebben wij best wel wat vragen, maar ik vind
het wel belangrijk om goed naar dit voorstel te kijken en daarover het
debat samen aan te gaan. Mevrouw Mutluer haalde het voorstel aan over
psychische mishandeling dat in voorbereiding is. Daarover hebben wij al
eerder gezegd dat wij dat eigenlijk wel een goed idee vinden. Als dat
voorstel naar de Kamer komt, gaan we uiteraard ook wel kijken wat de
Raad van State daar op dat moment van vindt.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng namens BBB. Dan gaan we door met de heer Sneller
namens D66. Na hem hebben we nog twee sprekers, waarvan de laatste
twintig minuten spreektijd heeft. Ik hoop dit nog voor 00.00 uur af te
ronden, maar dat gaat krap worden.
De heer Sneller (D66):
Er is ook al veel gezegd, voorzitter. Wat ik zeg mag ik mede namens de
Partij voor de Dieren doen.
Het is altijd mooi om te zien als er initiatiefwetsvoorstellen worden
behandeld, toch uiteindelijk het hoogste en verreweg het meest
arbeidsintensieve stukje parlementair handwerk. Het gaat om een
onderwerp dat al jaren politiek in de belangstelling staat en dat veel
mensen na aan het hart ligt; dat is ook wel duidelijk uit hoeveel mensen
hier nog zitten. Slachtoffers delen hun vaak zeer aangrijpende verhalen
over wat hen is overkomen, of eigenlijk, wat hen is aangedaan.
Bij D66 staat de vrijheid om zichtbaar jezelf te zijn hoog in het
vaandel. Zelf put ik als sociaalliberaal veel inspiratie uit het adagium
van John Stuart Mill, uit Over vrijheid, dat luidt: de enige vrijheid
die deze naam waard is, is de vrijheid te streven naar het verhogen van
ons eigen welzijn, zolang we niet proberen anderen te beroven van het
hunne, of hun pogingen belemmeren het te verkrijgen. In het Engels is
het nog veel mooier.
Conversietherapieën dragen iets uit wat daar diametraal tegenover staat.
Die zeggen eigenlijk: als jij zo bent, mag je niet jezelf zijn en gaan
we er alles aan doen om te zorgen dat je in de pas loopt. Het gaat hier
dan niet om een oppervlakkige eigenschap, het gaat erom wie je bent en
van wie je houdt.
D66 staat pal voor de vrijheid om dat zelf te bepalen. Anneke Goudsmit,
van de allereerste D66-fractie, stond vooraan bij de afschaffing van
artikel 248bis, Wetboek van Strafrecht, destijds. Boris Dittrich deed
hetzelfde bij de openstelling van het huwelijk. Vera Bergkamp voegde na
voorbereidend werk van Boris van der Ham "seksuele gerichtheid" toe aan
artikel 1 van de Grondwet. En dat altijd, zoals ook hier, in
samenwerking met andere partijen. Een breed front, om individuele
rechten en vrijheden te verankeren. Ik houd ook heel erg van de anderen,
maar mevrouw Paulusma staat daarmee in een mooie traditie, waar ik trots
op ben.
Voorzitter. Ik wilde het ook hebben over betrouwbare politiek, maar ik
denk dat we dat voldoende hebben behandeld.
Als woordvoerder Justitie volg ik discussies over het toevoegen van
delicten aan het Wetboek van Strafrecht altijd met bijzondere
belangstelling. Onherroepelijk komen dan dezelfde vragen terug: is er
een probleem dat overheidsingrijpen rechtvaardigt; welke mogelijkheden
zijn er al en hoe verhoudt de aard van het strafrecht als ultimum
remedium zich tot de inzet daarvan? Vaak volstaan dan de algemener
geformuleerde strafbepalingen, die toch al sinds de invoering van het
Wetboek van Strafrecht in 1886 goed dienst doen en vaak in staat zijn
gebleken om met de tijd mee te bewegen. Die vragen zijn ook terecht,
want we moeten als Kamer kritisch kijken naar wetgeving en in het
bijzonder ook naar strafwetgeving.
Een bijzonder aspect dat bij dit wetsvoorstel natuurlijk speelt — dat
hebben we zojuist ook in mooie debatten tussen de collega's gehoord — is
dat van botsende grondrechten. Dat vraagt om een respectvolle
belangenafweging en wat dat betreft heeft het ook even mogen duren met
dit wetsvoorstel, dat al enkele jaren in voorbereiding is. Ik kan het
ook niet los zien van de ingewikkelde afwegingen die de initiatiefnemers
hebben moeten maken. Dan kijk ik naar de leeftijdsgrens, maar
bijvoorbeeld ook naar de beperking tot de uitoefening van een ambt, een
beroep of bedrijf dan wel in het verband van een organisatie. Maar ik
kijk dan ook naar de serieuze manier waarop zij het advies van de Raad
van State hebben gewogen en het voorstel van wet en de memorie van
toelichting hebben aangepast en aangevuld.
Voorzitter. Eerdere sprekers hebben al schrijnend beschreven dat het bij
conversietherapie om een serieus probleem gaat, zoals de
beroepsvereniging van psychologen aan de Kamer schrijft:
conversietherapie druist in tegen de ethische normen van onze
beroepsgroep en geen enkele betrouwbare studie toont aan dat
conversietherapie iemands seksuele oriëntatie of genderidentiteit kan
veranderen. Wat wel vaststaat is dat mensen die dergelijke handelingen
hebben ondergaan ernstige schade, mentaal en/of fysiek kunnen oplopen:
PTSS, schuldgevoelens, depressieve klachten, angsten,
intimiteitsproblemen en suïcidale gedachten. Zo schreef ook Stichting
113 Zelfmoordpreventie de Kamer deze week nog een brief. Het
wetenschappelijke artikel dat daarin wordt geciteerd, citeer ik ook:
conversietherapieën doen de kans op suïcidaliteit — gedachten, plan,
pogingen — significant toenemen voor lgbtq- en transgender
personen.
Geen lichte materie, voorzitter! Het moge dan ook duidelijk zijn dat D66
positief staat tegenover dit wetsvoorstel. Maatschappelijk is er veel
steun en de beroepsvereniging van de psychologen, maar ook die van de
psychiaters, 113 Zelfmoordpreventie en stichting LKP hebben positief
gereageerd richting de Kamer. Tegelijkertijd passen in een serieuze
behandeling ook een aantal vragen, vragen over gemaakte keuzes en de
redenen waarom dit voorstel uiteindelijk nodig is.
Zoals ik al zei, is het de eerste terechte reflex om sceptisch te zijn
over nieuwe strafbepalingen. Het is immers vaak zo dat breder
geformuleerde artikelen eigenlijk al volstonden, dat fenomenen die nieuw
lijken er uiteindelijk toch binnen passen of dat fenomenen die pas later
strafwaardig worden geacht er toch mee afgedekt kunnen worden. De
initiatiefnemers hebben dit benoemd en ook beargumenteerd waarom de
bestaande wetgeving naar hun idee in dit geval niet afdoende is.
De vraag is ook al een aantal keer gesteld, maar het lijkt mij
belangrijk dat daar wel nader op wordt ingegaan in de beantwoording van
de initiatiefnemers. Waar zit nou precies die meerwaarde? Ik wil graag
dat dat uitgesplitst wordt over zowel de categorie 18-min als over de
categorie 18-plus. Maar na het interruptiedebat helemaal aan het begin
van de avond — of was het de middag? — met mevrouw Bikker over wat nou
de ondergrens is bij pastorale gesprekken, wil ik ook graag van de
initiatiefnemers horen ... De initiatiefnemers willen daar ook niet aan
komen. Wat mij betreft zitten er ook in de artikelsgewijze toelichting
best wel waarborgen, maar ik ben het eens met degenen die zeggen:
belangrijk om dat nog een keer goed te duiden. Ik zeg dat terwijl de
elektroshock tegen iemands wil, lijkt mij, al strafbaar is. Dus: wat is
nou die lacune waar dit in voorziet? Dat dat nog een keer helder uiteen
wordt gezet!
De Raad van State geeft in het advies aan dat het VN-Mensenrechtencomité
en het Committee on the Elimination of Discrimination against Women
hebben gezegd "conversiebehandelingen zijn discriminatoir" en oproepen
om dergelijke behandelingen te verbieden. Ook het Europees Parlement
heeft gezegd: lidstaten verbied conversietherapie. Dat doet de vraag
rijzen wat de initiatiefnemers vinden van de huidige situatie. Zijn wij
daarmee in strijd aan het handelen?
De initiatiefnemers hadden ook indachtig dat ze voor het
ultimum-remediumkarakter van een klachtdelict hadden kunnen kiezen. Dat
hebben ze niet gedaan en het lijkt me goed dat ze daar nog iets over
zeggen. Ik haal er qua handhaafbaarheid — dat heb ik ook in het
interruptiedebat gezegd — veel comfort uit dat het Openbaar Ministerie
in zijn advies stelde dat het "voldoende concreet is geformuleerd om de
praktijk handvatten te bieden voor de handhaving, de opsporing en de
vervolging". Iedereen die vaker een debat over strafrecht heeft gedaan,
weet dat het Openbaar Ministerie dat niet altijd en niet zomaar
zegt.
Dan nog twee vragen over de wetgevingstechniek. Eén. Er wordt over de
voorwaardelijke opzet — mevrouw Wijen-Nass raakte er al even aan — wel
iets gezegd in de memorie van toelichting. Zouden ze daar nog op in
kunnen gaan, juist ook voor het comfort van de heer Diederik van Dijk?
Die zei namelijk dat je niet wilt dat er door een zweem van
voorwaardelijke opzet, vrij vertaald naar wat de heer Van Dijk zei, een
chilling effect plaatsvindt voor dingen waarvan ook de initiatiefnemers
vinden dat die gewoon plaats moeten kunnen vinden.
Tot slot. We hebben hier onlangs het wetsvoorstel-Timmermans/Bikker
behandeld, over het discriminatoir oogmerk. Daar werd een
strafverhogingsgrond voorgesteld. Daarentegen wordt er in dit voorstel
eigenlijk voor gekozen om in een apart lid een gekwalificeerde variant
in te voeren, namelijk als het plaatsvindt in vereniging, als gewoonte
et cetera. Ik zou graag nog wat meer horen over de keuze om het op die
manier vorm te geven.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Voor u vertrekt, heeft de heer Diederik van Dijk een
interruptie.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik heb het bundeltje Werken aan wetten meegenomen, dat de heer Sneller
ongetwijfeld bekend zal voorkomen. Even voor alle helderheid, en dat
meen ik oprecht: dit was een mooie bijdrage, zoals we die kennen van de
heer Sneller. Inhoudelijk ben ik het er niet mee eens, maar ik ben het
wel eens met de kritische vragen, ook over de juridische kwaliteit. Ik
ga dus zeker geen flauw showtje opvoeren, want dat zou de bijdrage
onrecht doen. Maar ik heb wel echt een hele serieuze vraag. We hebben
het over een wetsvoorstel met een dictum c. Ik heb vanmiddag voor de
aardigheid nog even het rapport ernaast gelegd, waaraan u natuurlijk
stevig hebt meegewerkt. U stelt allemaal kritische vragen over doelen en
de omschrijving van strafbepalingen. Complimenten daarvoor. Maar als je
dit wetsvoorstel werkelijk legt naast het kader dat u en de heer Van der
Staaij toen hebben opgesteld, dan zakt dit wetsvoorstel — ik zeg het zo
vriendelijk mogelijk — door de hoeven. Erkent de heer Sneller dat?
De heer Sneller (D66):
De heer Van Dijk zegt in zijn inbreng steeds dat de Raad van State iets
zegt over dit wetsvoorstel. Maar de Raad van State zegt niets over dit
wetsvoorstel. Ik geloof dat mevrouw Michon-Derkzen dat ook al heeft
toegelicht. De Raad van State adviseert over het oorspronkelijke
wetsvoorstel. Ik heb het ook nog even gearceerd in het wetsvoorstel: dit
is de memorie van toelichting zoals gewijzigd naar aanleiding van het
advies van de Afdeling advisering van de Raad van State. De vraag of dit
ook een dictum c zou hebben gekregen, zal nooit worden beantwoord, maar
ik zie dat er wel degelijk serieus is ingegaan op de kritiek van de Raad
van State. De onderbouwing is bijvoorbeeld verbeterd en het lid over het
aanbieden van het artikel is aangepast. Ik denk dat daar best wel
serieus werk van is gemaakt. Dat past ook bij een dictum c, zeg ik
daarbij.
Dan over doelen. Dat betreft artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet, een
van de belangrijke artikelen die ook in de handreiking staan. Bij dingen
die in hun aard al een beetje in het verborgene en onder de radar
plaatsvinden, is dat eigenlijk altijd zo. Wij hebben ook debatten over
drugs; dat is een hele andere categorie. Het WODC maakt inschattingen
tussen de 30% en 90% over illegale export en wietteelt. Dat is de orde
van grootte. Dat is naar zijn aard moeilijk te pinpointen. Dat kwam ook
naar voren in het interruptiedebat met mevrouw Mutluer. Van een aantal
kritiekpunten dacht ik: er is inderdaad nog werk voor de
initiatiefnemers om die te beantwoorden. Maar van andere dacht ik: niet
helemaal fair.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Een laatste vraag, want er is over het c-dictum et cetera al heel veel
gezegd. Ik heb nog één specifieke vraag. Het viel mij heel erg op dat in
de beantwoording van de initiatiefnemers werd gezegd: het is een hele
bewuste keus om de strafbepalingen zo algemeen mogelijk te houden. Ik
parafraseer even, maar ik denk dat ik wel vrij letterlijk ben. Ziet de
heer Sneller de hele grote risico's hiervan — laat ik het voorzichtig
zeggen — juist nu we het hebben over strafrecht?
De heer Sneller (D66):
Er moet een balans worden gevonden. Aan de ene kant moet je ruimte laten
voor de rechter. De criteria staan erin, maar die moeten worden gewogen.
Volgens mij zijn die criteria helder. Tegelijkertijd moet je niet een al
te ruime formulering hebben. "Zo ruim mogelijk" zouden niet mijn woorden
zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan heeft u nog een interruptie van de heer Boswijk. Ik hoop
wel dat de interactie tussen u beiden een iets andere gaat zijn dan die
in het eerdere interruptiedebat.
De heer Boswijk (CDA):
Dat is een van de redenen waarom ik zoek naar een interruptie op collega
Sneller. Wij hebben het in de schorsing meteen bijgelegd. Ik waardeer
collega Sneller enorm. Wij werken samen op verschillende onderwerpen.
Dat is ook goed om te weten voor degenen die er niet bij waren. De kou
is volgens mij wel uit de lucht. Wij delen de overtuiging dat
conversietherapie strafbaar moet worden gesteld. Alleen, wij zijn het
oneens over de manier daartoe, over de instrumenten. Ik heb een vraag in
het verlengde van die van collega Van Dijk. Er werd gezegd dat de Raad
van State vrij kritisch is geweest. De initiatiefnemers hebben het een
en ander aangepast en aangevuld. Je kunt nog discussiëren over of dat
voldoende is. Een van de punten die in de wetenschapstoets terugkomen,
is de angst dat het negatieve bijeffect is dat kwetsbare mensen in
religieuze gemeenschappen door dit wetsvoorstel nog moeilijker uit de
kast kunnen komen, hulp kunnen zoeken of erover kunnen praten, omdat ze
op dit moment misschien juist wel goede steun vinden. Hoe reflecteert
collega Sneller daarop? Zijn de aanpassingen voor hem voldoende om dit
probleem te ondervangen?
De heer Sneller (D66):
Dat is een goede vraag. Gezien de artikelsgewijze toelichting en de
voorbeelden die steeds genoemd worden, denk ik dat die angst onnodig is.
Tegelijkertijd heb ik — dat heb ik zojuist ook gedaan in de richting van
de heer Van Dijk — tegen de initiatiefnemers gezegd: dat chilling
effect, dat je eigenlijk niet zou willen en dat volgens mij niet beoogd
wordt met dit wetsvoorstel, is er toch als een schaduw boven komen te
hangen, hoe dat ook is gebeurd. Het lijkt mij verstandig als de
initiatiefnemers daarop ingaan, want die zorg snap ik.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
De heer Boswijk (CDA):
Het komt natuurlijk voort uit het gegeven dat de Raad van State en de
wetenschapstoets er zelf iets over zeggen, maar ook omdat de
oorspronkelijke initiatiefnemers indertijd daar wel degelijk iets over
hebben gezegd in interviews. Dan ligt het wetsvoorstel natuurlijk al in
een bepaald kleurbad. Nu zitten er nieuwe initiatiefnemers. Die hebben
het overgenomen en kijken er wellicht anders naar. Maar die zorg is
natuurlijk niet onterecht. Stel dat de initiatiefnemers of de minister —
ik ben ook wel heel benieuwd hoe hij daarnaar kijkt — zeggen: dit is
inderdaad een risico; dit moet worden aangepast. Zou D66 dan zeggen: dat
moet inderdaad aangepast worden, want dat kan niet de bedoeling zijn?
Die angst leeft wel erg breed namelijk.
De heer Sneller (D66):
En dat komt soms ook door citaten die uit de context … Ik ga niet
interpreteren wat daarmee precies bedoeld is. Maar je zag het ook in het
interruptiedebat tussen mevrouw Michon-Derkzen en mevrouw Bikker.
Uiteindelijk is ook het feit dat zoiets plaatsvindt in de context van
een pastoraal gesprek geen strafuitsluitingsgrond. Dat is het andere
uiterste van die redenering. Dus ja, pastorale gesprekken, ook enkele et
cetera, vallen volgens mij onder de drempel van strafbaarheid. Dat is
ook niet een categorie waar wij over gehoord hebben en waar
slachtoffers, die we via collega's, maar ook zelf hebben gesproken, het
over hebben. Wat dat betreft denk ik dus dat die zorg onnodig is.
Nogmaals, dat zeg ik ook op basis van wat de initiatiefnemers zelf al
schrijven. Maar mocht na de beantwoording onvoldoende duidelijk zijn dat
die gesprekken binnen de reikwijdte van wat toelaatbaar is vallen, en
dus als het ware buiten de strafcirkel van datgene wat zo meteen zou
worden ingevoerd, dan ben ik bereid om daar met de heer Boswijk naar te
kijken.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik dank u ook voor uw inbreng namens D66. En dan nodig ik de
heer Emiel van Dijk in dit geval uit om zijn inbreng te doen namens de
PVV.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag ligt voor ons het initiatiefwetsvoorstel
van de VVD, GroenLinks, PvdA, D66, SP en de Partij voor de Dieren om
zogenaamde "conversiehandelingen" strafbaar te stellen. Eerder werd dit
wetsvoorstel ingestoken als zijnde "het verbod op homogenezing".
Naarmate de tijd verstreek, is de reikwijdte uitgebreid naar het veel
bredere begrip "conversiehandelingen". "Conversiehandelingen" worden
door de initiatiefnemers omschreven als: "Alle handelingen die tot doel
hebben de seksuele gerichtheid of genderidentiteit te veranderen tot de
heersende norm, of te onderdrukken". De uitzondering op deze regel is de
zogeheten "medische exceptie". Deze exceptie houdt in dat medische
handelingen niet strafbaar worden gesteld. Sterker nog, de
initiatiefnemers zeggen letterlijk dat "eenieder wiens ervaren geslacht
niet overeenkomt met het biologische geslacht het recht heeft om zich
tot een arts te wenden". In tegenstelling tot wat in de media wordt
geschreven, houdt dit in dat de echte conversiehandeling, namelijk de
perverse en woke transgenderideologie breed baan wordt gegeven en zelfs
wordt aangemoedigd. Het gaat zelfs zover dat een normaal gesprek over
gevoelens, twijfels, hormonen en emoties enkel nog kunnen leiden tot de
weg naar geslachtsverandering. Al het andere wordt met dit
initiatiefwetsvoorstel strafbaar gesteld. De consequenties hiervan zijn
dat jongeren nergens meer terechtkunnen met vragen over seksuele
gevoelens, twijfels of nieuwsgierigheden, zonder deze genderbevestigende
fuik in te worden gedrukt. Open gesprekken op basis van gezond verstand
worden onder dit wetsvoorstel strafbaar. De enige weg is de weg vooruit,
richting chemische castratie en genitale verminking.
De PVV heeft hier ernstige morele bezwaren tegen en zal nooit instemmen
met voorstellen die dit tot gevolg zullen hebben. Maar de PVV is niet de
enige die gehakt maakt van dit voorstel. Ook de wetenschappers die de
wetenschapstoets hebben gemaakt over dit initiatiefvoorstel, staan hier
kritisch tegenover. De inhoudelijke wetenschappelijke bezwaren die zij
hiervoor aanhalen, zijn onder andere de gebrekkigheid van de gebruikte
data uit de Verenigde Staten, die niet vertaald kunnen worden naar de
Nederlandse situaties, maar ook twijfels over de uitvoerbaarheid van het
beleid. Verder zijn er grote bezwaren bij de vage definiëring van het
begrip "genderidentiteit" en de betekenis van onderdrukken. Het is dus
nattevingerwerk om op die basis zaken strafbaar te stellen. De rechter
hierin de vrije hand geven om invulling hieraan te geven, is vragen om
problemen. De wetenschappers constateren verder dat er bij hen geen
wetenschappelijke bronnen bekend zijn die überhaupt de effectiviteit van
de strafbaarstelling onderbouwen. Dus als het al duidelijk zou zijn wat
nu precies allemaal strafbaar wordt gemaakt, is nog nergens aangetoond
dat dit ook effectief is.
Wellicht de belangrijkste conclusie van het hele verhaal is dat alle
zaken die men zegt te moeten bestrijden met dit wetsvoorstel, reeds
strafbaar zijn. Je mag mensen niet dwingen iets te doen. Je mag mensen
niet tegen hun zin vasthouden. Je mag mensen niet mishandelen,
lichamelijk noch geestelijk. Daar zit 'm de crux. Als er van geen van
die zaken sprake is — er is geen dwang, er is geen geweld — en het
vredig en uit vrije wil gebeurt, wie zijn wij dan om de vrije wil van
iemand met een hulpvraag te beperken en hulp aan hen strafbaar te
stellen? Is het echt de bedoeling dat de overheid zich in elk gesprek
gaat mengen en dit langs de meetlat van de gekwetste gevoelens gaat
leggen? Wat de PVV betreft niet.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Emiel van Dijk. Ik zie de heer Sneller opveren voor
een interruptie namens D66.
De heer Sneller (D66):
Eén korte vraag. In januari 2021 werd er een motie ingediend en
aangenomen met steun van de PVV waarin de regering werd verzocht "te
komen met een wetsvoorstel waarin het verlenen van 'homogenezings- of
conversietherapie' aan minderjarigen en kwetsbare volwassenen en het
werven/openlijk aanbieden van 'homogenezings- of conversietherapie'
strafbaar wordt gesteld". Wat had er in dat wetsvoorstel moeten staan om
steun te krijgen van de PVV?
De heer Emiel van Dijk (PVV):
In ieder geval niet wat er nu in staat. Zoals ik het heb aangegeven: de
crux is dat met dit voorstel eigenlijk alles wat niet affirmative care
is, dus wat niet verder beweegt naar "oké, ik heb als jongen twijfels
over mijn gevoelen", "nou, dan moet je je misschien eens gaan verdiepen
in een ander geslacht" … Alles wat niet affirmative is, wat niet
affirming care is, wordt onder de noemer van onderdrukken strafbaar
gesteld. Dat is sowieso iets waar we geen voorstander van kunnen
zijn.
De voorzitter:
De heer Sneller, een vervolgvraag.
De heer Sneller (D66):
Dat is niet waar.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Dat zegt u.
De voorzitter:
Een voor een graag. De heer Sneller had het woord.
De heer Sneller (D66):
Dat zeg ik niet alleen. Dat zeggen ook — ik heb ze al geciteerd — de
beroepsverenigingen van psychologen en psychiaters. Die zouden het op
zich ook kunnen weten. Twintig zetels PVV hebben voor die motie gestemd.
De vraag is gewoon: wat had er nou in moeten staan om wel de steun van
de PVV te krijgen? Ik wil niet weten wat de PVV allemaal niet wil. Wat
had er in dat wetsvoorstel moeten staan om wél de steun van de PVV te
krijgen?
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Als dit voor ons zo belangrijk was geweest dat wij daar een
initiatiefwetsvoorstel aan hadden willen wijden, dan had ik u dat
antwoord kunnen geven. Maar ik heb me er niet in verdiept wat er dan wel
in had moeten staan. Ik heb hier een wetsvoorstel voor me liggen, een
initiatiefwetsvoorstel dat kritiek uit allerlei hoeken heeft gekregen.
Ik zal daar niet verder over uitweiden dan wat ik al heb gezegd. Maar
dat doet er niks aan af dat het wetsvoorstel dat nu voorligt, voor ons
in elk geval geen optie is. Ik kan hier niet en plein public een
wetsvoorstel uit mijn duim zuigen met wat er dan allemaal wel in moet
staan. Wat ik weet, is dat wat er nu in staat, niet voldoet. Dat zou
zaken strafbaar stellen die nu vallen onder de vrijheid van
meningsuiting, de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van onderwijs.
Die zouden toewerken in de richting van enkel genderverandering,
geslachtsverandering. Je mag dan niet meer zeggen: denk daar even over
na; misschien is het helemaal niet zo'n goed idee. Want dan onderdruk je
andermans gevoelens. Dat is wat er mankeert. De wetenschapstoets en de
Raad van State zeggen dat eigenlijk alles nu al kan worden gevat onder
artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht als het gaat om mishandeling.
Bedreiging mag niet, discriminatie mag niet. Al die zaken waarvan men
hier zegt dat we die moeten voorkomen, zijn al strafbaar. Daar hebben we
dus geen nieuwe wetgeving voor nodig, zeker niet wetgeving die als
bijeffect heeft dat je niet meer een normaal gesprek mag hebben over
twijfels over je gevoelens zonder dat je de richting van een transitie
in wordt bewogen.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Sneller (D66):
Met zo'n verhaal is het stemgedrag toch eigenlijk onverklaarbaar? SGP en
ChristenUnie hebben destijds tegengestemd en zijn zeer consistent in hun
betoog. Maar je kan toch niet zeggen "kom met zo'n wetsvoorstel om een
extra strafbaarstelling in te voeren" om vervolgens met een verhaal te
komen van: eigenlijk is er geen enkele manier waarop we het ooit zouden
hebben gesteund? Dan zou je toch gewoon tegengestemd moeten hebben?
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Nee. Het staat iedereen vrij om de regering te verzoeken om met een
wetsvoorstel te komen. Dat staat hier gewoon: verzoekt de regering te
komen met een wetsvoorstel. Dat is begin 2021. Daar zijn ze niet mee
gekomen. Deze mensen hebben het initiatief genomen, wat te prijzen is,
ongeacht dat ik het absoluut niet eens ben met de inhoud en dergelijke.
Maar ze hebben wel dat initiatief genomen. Alleen, wij vinden het
wetsvoorstel zoals dat er nu ligt, verschrikkelijk. Wij zullen dat ook
niet gaan steunen, of wij destijds nou een motie hebben gesteund of
niet.
De voorzitter:
Ik doe de hele avond al de interrupties in drieën, dus ik ga het daar nu
ook bij houden, zeker op dit tijdstip. U was volgens mij aan het einde
gekomen van uw betoog, toch?
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik was klaar, voorzitter.
De voorzitter:
Dan dank ik u voor uw inbreng namens de PVV. We zijn toe aan het
slotstuk van de avond. De heer Van Meijeren gaat maar liefst twintig
minuten spreken namens Forum voor Democratie.
De heer Van Meijeren (FVD):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Het wetsvoorstel dat we vandaag
bespreken, moet worden aangemerkt als een frontale aanval op kinderen,
gezinnen en de samenleving als geheel. Het wordt voorgesteld als een
bescherming van kwetsbare mensen, maar is in werkelijkheid precies het
tegenovergestelde. De initiatiefnemers willen zogenaamde
conversiehandelingen strafbaar stellen. Conform het voorstel zijn dat
handelingen die erop gericht zijn om iemands seksuele gerichtheid of
genderidentiteit te veranderen of te onderdrukken.
Stel dat een kind naar een hulpverlener gaat omdat het in de war is over
zijn of haar gevoelens. Het denkt in het verkeerde lichaam te zitten. De
hulpverlener wil samen met het kind uitzoeken waar die gevoelens vandaan
komen en of er bepaalde onderliggende oorzaken zijn die een rol kunnen
spelen. Als er gekozen wordt voor een andere oplossing dan transitie,
zoals de behandeling van onderliggend trauma, dan kan de hulpverlener
strafrechtelijk worden vervolgd en worden veroordeeld tot een celstraf
tot twee jaar. De hulpbehoevende moet en zal dus bevestigd worden in de
waan dat hij of zij inderdaad in een verkeerd lichaam zit. Slechts één
narratief wordt toegestaan en alles wat daarvan afwijkt, wordt
gecriminaliseerd.
Dit gaat niet over bescherming. Dit gaat over het afdwingen van een zeer
omstreden ideologische visie via het strafrecht. Het past daarmee in een
bredere trend, waarin kritische vragen over de obsessieve focus op
afwijkende vormen van seksualiteit en gender steeds minder getolereerd
worden. Forum voor Democratie heeft zeer principiële bezwaren tegen dit
buitengewoon schadelijke voorstel, maar eerst zal ik ingaan op de
juridische bezwaren. Tot slot, aan het einde van mijn betoog, zal ik ook
stilstaan bij de perverse belangen die hiermee gemoeid zijn.
Voorzitter. Zelfs de Raad van State, het hoogste grondwettelijke
adviesorgaan van ons land, waar de initiatiefnemers gewoonlijk zo veel
waarde aan hechten, heeft ernstige bezwaren tegen het voorstel en
adviseert om het niet in te dienen, het niet in behandeling te nemen.
Want, aldus de Raad van State, voor zover er in het kader van
conversietherapie sprake is van dwang, bedreiging of mishandeling is dat
al strafbaar en is het wetsvoorstel volstrekt overbodig. En voor zover
er geen sprake is van dwang, bedreiging of mishandeling en iemand
vrijwillig instemt met conversiehandelingen, is een verbod in strijd met
fundamentele grondrechten. Het uitgangspunt moet zijn, in de woorden van
de Raad van State, dat mensen zelf kunnen besluiten hoe zij omgaan met
hun seksuele gerichtheid of genderidentiteit, ook als dat betekent dat
zij zelf pogingen ondernemen om die kenmerken te veranderen of te
onderdrukken. Door dit toch te verbieden, wordt inbreuk gemaakt op het
recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer of het recht op
lichamelijke integriteit. En aan de zijde van de hulpverlener wordt
inbreuk gemaakt op onder andere de vrijheid van meningsuiting en in
voorkomend geval godsdienstvrijheid. Waarom gaan de initiatiefnemers zo
makkelijk voorbij aan die forse kritiek van de Raad van State? In hun
reactie komen ze niet verder dan een aanpassing van de toelichting,
terwijl de kritiek zich juist richt tot de kern van het wetsvoorstel.
Het wekt sterk de indruk dat de initiatiefnemers alleen waarde hechten
aan onze instituties en grondrechten wanneer het ze uitkomt, maar deze
schaamteloos terzijde schuiven wanneer het ze niet uitkomt. Graag een
reactie.
Dan de meer principiële bezwaren, mevrouw de voorzitter. Dit voorstel is
niet alleen juridisch ondeugdelijk en onacceptabel, maar zal in de
praktijk ook desastreuze gevolgen hebben voor de hulpverlening voor
personen die lijden aan genderdysforie. Ik heb het al vaker gezegd en
daar wordt vaak wat verontwaardigd op gereageerd door andere Kamerleden:
feit is dat genderdysforie wordt aangemerkt als een psychische stoornis.
Dat is geen mening. Dat is een medisch feit. Zo staat het
geclassificeerd in de DSM-5, hét internationaal erkende
classificatiesysteem voor psychische stoornissen. En nee, dat bedoel ik
niet stigmatiserend. Als mensen het zo opvatten, dan vind ik dat
vervelend, maar bij de totstandkoming van beleid en zeker bij de
totstandkoming van wetgeving waarmee bepaalde gedragingen strafbaar
worden gesteld, moeten we ons baseren op de feiten.
De vorige keer dat ik opmerkte dat genderdysforie een psychische
stoornis is, werd ik hier in deze Kamer uitgemaakt voor transfoob. Dat
is een loze kreet, die nergens op gebaseerd is. Ik voel namelijk, en dat
blijf ik herhalen, geen greintje haat of afschuw of wat voor negatief
gevoel dan ook jegens mensen die lijden aan genderdysforie. Integendeel,
ik voel compassie voor deze mensen, zoals ik ook compassie voel voor
mensen die aan een andere ziekte lijden. Mensen die ziek zijn, verdienen
de best mogelijke zorg om hen weer beter te maken. Net als bij andere
psychische aandoeningen zou de eerste stap in de behandeling moeten
bestaan uit psychologische begeleiding. We gaan iemand die lijdt aan
anorexia en zichzelf te dik vindt, ook niet bevestigen in die claim en
helpen met afvallen, of zelfs een maagverkleining of liposuctie
aanbieden. Nee, we gaan op zoek naar de onderliggende oorzaken en bieden
psychologische begeleiding om het zelfbeeld en de mentale gezondheid te
versterken.
Toch is dat precies wat nu gecriminaliseerd wordt ten aanzien van
genderdysforie. Hulpverleners worden straks feitelijk verplicht om een
cliënt die denkt in een verkeerd lichaam te zitten, hierin te
bevestigen. Dit terwijl het juist zo belangrijk is om te onderzoeken wat
de onderliggende oorzaken zijn voor de ontevredenheid met het
biologische geslacht. Een psycholoog die van oordeel is dat
onderliggende trauma's, sociale druk of andere psychische factoren de
genderdysforie zouden kunnen verklaren, en die onderliggende oorzaken
wil aanpakken, loopt straks het risico om gevangenisstraf te krijgen.
Dat is niet alleen absurd, het is ook buitengewoon schadelijk. Het
pushen van kinderen in de richting van medische transitie leidt tot
levenslange onomkeerbare schade. Puberteitsblokkers verstoren de normale
botontwikkeling, hersenontwikkeling en vruchtbaarheid van kinderen.
Hormoonbehandelingen leiden tot onherstelbare schade aan organen,
veroorzaken ernstige bijwerkingen zoals een verhoogd risico op hart- en
vaatziekten, botontkalking en onvruchtbaarheid.
Tot slot zijn chirurgische ingrepen onomkeerbare verminkingen.
Jongvolwassenen die een geslachtsoperatie ondergaan, worden
geconfronteerd met levenslange littekens, complicaties en andere fysieke
beperkingen zoals, niet geheel onbelangrijk, de mogelijkheid om zich
voort te planten. Dit alles gebeurt zonder enig sluitend bewijs dat deze
ingrepen het psychische probleem oplossen en het welzijn verbeteren.
Integendeel, onderzoek laat zien dat mensen na transitie vaak alsnog
kampen met depressie en suïcidaliteit, vaak zelfs in een verergerde mate
dan voor die transitie.
De indieners beweren in de toelichting dat genderidentiteit
onveranderbaar is. Dat is een valse aanname die ten grondslag ligt aan
dit wetsvoorstel. Want als genderidentiteit onveranderbaar zou zijn, hoe
verklaren de indieners dan dat er steeds meer spijtoptanten zijn, die na
een transitie weer willen terugkeren naar hun biologische geslacht? Als
genderidentiteit onveranderbaar zou zijn, hoe verklaren de indieners dan
dat wetenschappelijk onderzoek aantoont dat gevoelens van genderdysforie
bij de meeste kinderen op latere leeftijd vanzelf verdwijnen? Dit
wetsvoorstel gaat volledig voorbij aan de feiten en criminaliseert
hulpverleners die een cliënt te goeder trouw goede zorg willen
bieden.
Voorzitter. Een wet die psychologen, therapeuten, geestelijk verzorgers
en andere hulpverleners het zwijgen oplegt, een wet die alleen medische
transitie toestaat als behandeloptie en die ieder ander perspectief
criminaliseert, is geen beschermingsmaatregel maar een aanval op de zorg
en de keuzevrijheid. Dit wetsvoorstel maakt kwetsbare mensen niet beter,
maar berooft hen van de hulp die ze nodig hebben. Dat roept de vraag op
waarom de indieners voor een wet kiezen die op zo veel ernstige bezwaren
stuit. Waarom verschuilen ze zich achter een ideologische tunnelvisie en
negeren ze wetenschappelijke feiten?
Dat brengt me bij de belangen die schuilgaan achter dit wetsvoorstel.
Die mogen niet onbesproken blijven. Vooropgesteld is het evident dat het
voorgestelde belang van deze wet, namelijk het beschermen van kwetsbare
personen, in ieder geval niet wordt gediend. Het tegendeel is het geval,
zoals ik net uitvoerig heb betoogd. Tegelijkertijd kunnen we feitelijk
en aantoonbaar constateren dat andere, oneigenlijke belangen wel
degelijk worden gediend.
Ik begin met financiële belangen. De genderindustrie is een
miljardenbusiness. Er komt namelijk nogal wat kijken bij een medische
transitie: puberteitsblokkers, hormoonbehandelingen en chirurgische
ingrepen, waaronder geslachtsoperaties, borstamputaties en
borstimplantaten, maar ook hand- en voetverkleiningen,
kaakversmallingen, adamsappelcorrecties en ga zo maar door. Het is geen
tijdelijke behandeling, die op enig moment voltooid is. Het is een
levenslang traject. Hersteloperaties, littekencorrecties en blijvende
medische complicaties zijn de norm, geen uitzondering. Patiënten blijven
tot hun dood afhankelijk van medicatie. Wie kiest voor een medische
transitie, is levenslang patiënt. Voor de medische en farmaceutische
industrie is dat een gouden verdienmodel. Levenslange patiënten zijn
natuurlijk commercieel veel winstgevender dan mensen met psychologische
hulp, die hun lichaam leren accepteren. Hoe kijken de initiatiefnemers
hiernaar? Zijn zij zich ervan bewust — dit is een oprechte vraag — dat
de enige zogenaamd wetenschappelijke publicatie waar de hele memorie van
toelichting op is gebaseerd en waar vele tientallen keren naar verwezen
wordt, leunt op onderzoek dat is gefinancierd door Pfizer, een
farmaceutisch bedrijf dat hormoonbehandelingen aanbiedt en daar
gigantische winsten mee maakt? Dat bedrijf heeft direct financieel
belang bij een toename van medische transities. Zo'n bedrijf financiert
een rapport dat pleit voor het verbieden ...
De voorzitter:
Ik wil u wel vragen, zoals ik aan het begin van het debat heb gezegd, om
in te gaan op het wetsvoorstel dat nu voorligt. Ik snap dat u een aantal
overwegingen wil meegeven. Daar krijgt u ook alle ruimte voor, maar die
hele uitbreiding … We hebben het hier over de wet. Dit gaat over een
veel breder fenomeen. Het staat u vrij om daar een keer een debat over
aan te vragen, maar nu wil ik u, zeker gelet op het tijdstip, vragen om
bij uw punten te blijven en om de uitweidingen die helemaal buiten de
orde van dit debat gaan, achterwege te laten.
De heer Van Meijeren (FVD):
Voorzitter, dat vind ik heel twijfelachtig, want ik bekritiseer een
rapport waar de hele memorie van toelichting op gebaseerd is en ik
constateer dat dat gefinancierd is door een farmaceutisch bedrijf dat
belangen heeft bij dit wetsvoorstel. Dat lijkt me toch heel relevant
voor de vraag hoe dit wetsvoorstel tot stand is gekomen, welke belangen
hierbij betrokken zijn ...
De voorzitter:
Ik ga daar niet over in discussie. U heeft dat punt gemaakt en ik heb
ook gezegd dat u uw punten kunt maken, maar dit debat ziet niet op die
hele uitweiding. U heeft dat punt dus gemaakt. Vervolgt u uw betoog met
de volgende punten.
De heer Van Meijeren (FVD):
Nou, voorzitter, ik wil toch even hebben opgemerkt dat dit geen
wetenschap is maar belangenverstrengeling tot op het hoogste
niveau.
Naast die commerciële belangen past dit wetsvoorstel ook in een bredere
ideologische agenda die traditionele opvattingen over geslacht en
identiteit ondermijnt. Kinderen in ons land leren al op de basisschool
dat hun geslacht niets meer is dan een sociaal construct. Men stimuleert
hen om na te denken over de vraag of ze wellicht in het verkeerde
lichaam geboren zijn. Ze leren dat hun gevoelens bepalend zijn en dat
medische ingrepen een oplossing bieden als hun lichaam niet overeenkomt
met hun innerlijke beleving. Hierdoor ontwikkelt zich een samenleving
waarin objectieve realiteit plaatsmaakt voor subjectieve beleving en
waarin biologische feiten ondergeschikt worden aan een ideologische
agenda, een agenda die niet alleen gender loskoppelt van de biologische
realiteit, maar die ook het hele idee van een vaststaande identiteit
ondermijnt. Want als een biologisch feit zoals het geslacht fluïde zou
zijn, waarom zouden andere aspecten van de menselijke identiteit dan nog
wél vaststaan? En zo wordt de genderideologie een opstap naar een
samenleving waarin de mens niet langer een biologische realiteit is,
maar een maakbaar wezen, een kneedbaar product van technologie en
medische ingrepen.
De genderbeweging hanteert exact dezelfde argumenten als de steeds
groter wordende transhumanistische beweging die volgens gremia als het
World Economic Forum steeds invloedrijker wordt, een beweging die
propageert dat het menselijk lichaam door biotechnologie en kunstmatige
intelligentie kan worden verbeterd. Het klinkt misschien nobel, maar dat
is het niet, want wie controleert de technologie? Als identiteit en
lichamelijkheid afhankelijk worden van medische en technologische
ingrepen, ontstaat een nieuwe vorm van controle. Als we ons lichaam en
brein upgraden via technologie, wie bepaalt dan welke verbeteringen
toegestaan zijn?
Voorzitter. Dit is geen sciencefiction. Dit is de werkelijkheid die voor
ons ligt als we deze ontwikkeling niet stoppen. Het is niet toevallig
dat dezelfde denkers die pleiten voor een transhumanistische toekomst,
ook openlijk spreken over het einde van individuele privacy en
menselijke autonomie. Wat begint met het idee …
De voorzitter:
Ook hier, meneer Van Meijeren, geldt dat we het over deze wet hebben. Ik
vind het goed dat u die in een context zet en ik laat daar ook best wel
wat ruimte voor, maar het is inmiddels over twaalven. Ik vraag u dus om
toch weer terug te gaan naar deze wet. De brede beschouwingen zijn voor
een ander moment.
De heer Van Meijeren (FVD):
Voorzitter, ik heb twintig minuten spreektijd aangevraagd en daar hou ik
me gewoon netjes aan. Het is bij de totstandkoming van wetgeving onze
taak om ons niet blind te staren op het voorstel dat wordt ingediend,
maar rekening te houden met alle gevolgen van dat wetsvoorstel. Dat is
hoe wetgeving wordt voorbereid. Beoogde effecten, neveneffecten,
ongewenste effecten, gewenste effecten: dat is mijn taak. Ik vind het
belangrijk om daarvoor te waarschuwen en dat valt allemaal binnen de
context van dit debat.
De voorzitter:
Wat daarbinnen valt, daar ga ik over. Maar goed. Vervolgt u uw betoog. U
heeft nog drieënhalve minuut.
De heer Van Meijeren (FVD):
Voorzitter, wat erbinnen valt, daar gaat het Reglement van Orde over en
daar hou ik me aan.
De vraag die we ons moeten stellen, is …
De voorzitter:
Daar wil ik dan toch nog even iets over zeggen. Ik ga hier de discussie
niet over aan, maar het Reglement van Orde zegt dat ik erover ga wat
erbinnen en wat erbuiten valt. Ik heb dat aan het begin van het debat
gezegd en ik ben tegen iedereen streng geweest, dus niet alleen tegen u.
Dus laten we nou niet doen alsof ik het alleen tegen u zeg. Het is over
twaalven en ik heb u een paar keer gevraagd om het binnen het debat te
houden. Ik geef u de volle ruimte van twintig minuten. U heeft de meeste
spreektijd van iedereen, dus gebruikt u die. U heeft nog 3 minuten en 14
seconden.
De heer Van Meijeren (FVD):
Voorzitter, het valt mij echt op dat u nogal selectief bent in de wijze
waarop u dit debat leidt. Tal van sprekers hebben op een ongestoorde
manier hun verhaal kunnen doen. Het valt mij op dat er keer op keer,
wanneer ik die perverse belangen blootleg en de andere agenda die
hierachter schuilgaat, iets wordt verzonnen waarom ik dat niet zou mogen
inbrengen. Als ik het belangrijk vind om erop te wijzen dat het
wetenschappelijk onderzoek waarop dit voorstel is gebaseerd, niet
onafhankelijk tot stand is gekomen, dan is dat van belang. Als ik
waarschuw voor de gevolgen van dit wetsvoorstel, dan is dat van belang.
En als u mij niet keer op keer onderbroken had, was ik ook al klaar
geweest.
De voorzitter:
U heeft nog tweeënhalve minuut.
De heer Van Meijeren (FVD):
Wat zegt u?
De voorzitter:
U heeft nog tweeënhalve minuut.
De heer Van Meijeren (FVD):
Dat klopt.
Voorzitter. Ik had het over de vraag of dit de samenleving is die we
willen. Forum voor Democratie beantwoordt deze vraag met een volmondig
nee. Wij pleiten voor een samenleving waarin kinderen kind kunnen zijn,
zonder te worden meegesleurd in ideologische experimenten. Dat is een
samenleving waarin mensen worden aangemoedigd om hun lichaam te
accepteren zoals het is en veerkracht te ontwikkelen in plaats van
afhankelijk te worden gemaakt van levenslange medische trajecten. Wij
geloven in een samenleving waarin sterke gezinnen de hoeksteen vormen en
waarin kinderen opgroeien in een stabiele en liefdevolle omgeving zonder
te worden blootgesteld aan radicale ideologieën die hen vervreemden van
hun eigen identiteit. Dat is een samenleving waarin psychologen,
therapeuten en geestelijk verzorgers de vrijheid hebben om maatwerk te
leveren en échte hulp te bieden in plaats van gedwongen te worden om één
enkel narratief te volgen.
Voorzitter. Wij zullen met volle overtuiging tegen dit wetsvoorstel
stemmen, en wij roepen alle partijen die geloven in vrijheid van denken
en effectieve zorg op om hetzelfde te doen, voor een toekomst van
liefde, vrijheid en waarheid.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Meijeren. Ik zie geen verdere interrupties. Ik
merk nog wel op dat ik uw opmerking verre van mij werp dat ik partijdig
ben. Volgens mij heb ik u voldoende gelegenheid gegeven. En als u het
hele debat had gevolgd, had u ook gezien dat ik andere mensen heb
aangesproken. Maar goed.
We zijn hiermee aan het einde gekomen van deze termijn van de zijde van
de Kamer. Ik bedank iedereen voor zijn inbreng, geduld en aandacht, ook
de mensen die dit gevolgd hebben op de publieke tribune, tot vrij laat
nog. Er zaten tot laat nog veel mensen en ik zie nog een aantal mensen
die het tot het einde volgehouden hebben. Dank daarvoor. Ik dank
uiteraard ook de initiatiefnemers en de ondersteuning, die ik ook weer
veel succes wens met de voorbereiding van de beantwoording van alle
vragen.
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Ik heb al eerder aangekondigd dat we het vervolg in overleg met u gaan
inplannen. Ik verheug me er al op om dat debat weer voor te mogen
zitten. Ik sluit voor vanavond, of eigenlijk al voor vanochtend vroeg,
de vergadering.
Sluiting
Sluiting 0.08 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden
ontleend. |
---|