Tweeminutendebat Uitvoerbaarheid van beleid op het boerenerf (CD 23/1) (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D07589, datum: 2025-02-20, bijgewerkt: 2025-02-21 10:07, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-02-20 14:15: Tweeminutendebat Uitvoerbaarheid van beleid op het boerenerf (CD 23/1) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Uitvoerbaarheid van beleid op het boerenerf
Uitvoerbaarheid van beleid op het boerenerf
Aan de orde is het tweeminutendebat Uitvoerbaarheid van beleid
op het boerenerf (CD d.d. 23/01).
De voorzitter:
We gaan door met het derde tweeminutendebat op het terrein van LVVN. Het
betreft de uitvoerbaarheid van beleid op het boerenerf. Het lid … De
minister? Heb ik "staatssecretaris" gezegd? De minister moet nog komen?
O, oké. Dan wachten we even en schors ik een ogenblik.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. We gaan door met het derde tweeminutendebat
op het terrein van LVVN. De minister is ook gearriveerd. Van harte
welkom. Het tweeminutendebat betreft de uitvoerbaarheid van beleid op
het boerenerf en is aangevraagd door het lid Kostić. Zij gaat ook als
eerste spreken, namens de Partij voor de Dieren. Gaat uw gang.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Als je badkamer overstroomt, moet je niet
investeren in een betere dweil, maar iets doen aan de kraan die
openstaat. Je moet problemen dus aanpakken bij de bron. Dat betekent
niet belastinggeld blijven uitgeven aan dure technische ingrepen die een
onzekere uitkomst hebben en die boeren alleen maar in meer complexiteit,
afhankelijkheid en meer schulden jagen. Dat betekent wél boeren helpen
richting biologische landbouw, waarin boerenvakmanschap centraal staat.
Als je investeert in een gezonde landbouw heb je ook het micromanagen op
berekeningen en uitstoot niet meer nodig. Dan is er ook minder regeldruk
en wordt het voor boeren op het erf weer uitvoerbaar. Daarom de volgende
motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het landbouwbeleid vooral inzet op besteding van
belastinggeld aan dure technologische ingrepen om de problemen in de
landbouwsector aan te pakken;
constaterende dat de focus op hoogtechnologische inzet, in plaats van op
de transitie naar een biologisch natuurinclusief landbouwsysteem, het
voor boeren op het erf juist onzekerder en complexer maakt;
constaterende dat sturen naar een biologisch en natuuurinclusief
landbouwsysteem niet alleen integraal bijdraagt aan het oplossen van de
verschillende problemen, maar uiteindelijk de boeren ook minder
complexiteit en minder afhankelijkheid kan opleveren;
constaterende dat volgens het kabinetsbeleid in 2030 15% van het
Nederlandse landbouwoppervlak voor biologische landbouw moet worden
gebruikt, maar dat dit nog niet opschiet;
verzoekt de regering te verkennen hoe investeringen in (de transitie
naar) biologische landbouw kunnen bijdragen aan minder complexiteit op
het boerenerf, minder afhankelijkheid en meer nadruk op
boerenvakmanschap, en hierover in 2025 aan de Kamer te
rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kostić.
Zij krijgt nr. 181 (30252).
Dank voor uw inbreng. Dan is het woord aan mevrouw Van der Plas en zij voert het woord namens de BBB-fractie. Gaat uw gang.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. De varkenshouderij is al tijden bezig met
toewerken naar in 2035 stoppen met het couperen van de staarten van de
biggen. Dat kost ontzettend veel energie, want er is geen "one size fits
all". Alles moet daarvoor perfect zijn. Staartbijten heeft soms te maken
met voeding. Het kan te maken hebben met huisvesting. Het kan te maken
hebben met fokkerij. Je hebt dieren die wat dominanter zijn dan anderen.
Dat hebben we in het menselijke leven ook; je hebt rotjongens en
rotmeisjes. Het heeft te maken met temperatuurschommelingen buiten de
stal. Dat zien we ook doordat staartbijten niet alleen in gangbare
varkenshouderij aan de orde is, maar ook voorkomt in de biologische
varkenshouderij. Dat geeft al aan dat het niet allemaal komt doordat
varkens in te kleine of kleine ruimtes zitten. Het is een probleem dat
heel veel factoren kent. Door al die invloeden komt staartbijten ook als
alles perfect is soms voor. Maar varkens met zelfs het kleinste wondje
aan die staart mogen niet vervoerd worden naar het slachthuis. Dat remt
dus die ontwikkeling richting het stoppen met het couperen van
staartjes. De varkenshouders die vooroplopen, worden door deze regels
tegengewerkt. Mijn vraag aan de minister is of zij kan toezeggen met
beleid te komen dat deze tegenstrijdigheid wegneemt.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Grinwis, die het woord
voert namens de ChristenUniefractie. Gaat uw gang.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik heb eerst twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat melkveehouders en akkerbouwers soms terughoudend zijn
om samen te werken, omdat ze tegen bureaucratische knelpunten
aanlopen;
overwegende dat dergelijke samenwerkingsverbanden en het concept van het
"nieuwe gemengde bedrijf" juist zorgen voor een win-winsituatie met een
efficiënte benutting van de mest- en nutriëntenkringloop en een
verminderde afhankelijkheid van de import van krachtvoer;
verzoekt de regering, mede op basis van de lessen uit het PAVEx-project
en de GLB-pilot Moderne Kringlooplandbouw, onwenselijke knelpunten bij
samenwerking tussen melkveehouders en akkerbouwers, zoals bij het
invullen van de gecombineerde opgave, weg te nemen, en de Kamer voor de
zomer te informeren over de mogelijke oplossingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Vedder, Flach en Van
Campen.
Zij krijgt nr. 182 (30252).
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dan de tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het hoofdlijnenakkoord staat "er komt een recht op
vergissen" en dat in het regeerprogramma staat dat het kabinet beziet of
het recht op vergissen uniform en domeinoverstijgend gerealiseerd kan en
moet worden;
overwegende dat onder andere bij de gecombineerde opgave vergissingen
van agrariërs, waaronder het te laat indienen, door de RVO keihard
worden afgestraft, terwijl de RVO ongestraft extra tijd kan nemen om
subsidiebeschikkingen toe te kennen;
overwegende dat de minister van LVVN in het commissiedebat
Uitvoerbaarheid van beleid op het boerenerf in dit verband opmerkte
schrijnende voorbeelden te kennen en vond dat "we hierin wel iets van
coulance mogen tonen";
verzoekt de regering voor de zomer een uitwerking van het "recht op
vergissen" voor boeren naar de Kamer te sturen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Vedder, Flach en
Holman.
Zij krijgt nr. 183 (30252).
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Het was mooi om over dit onderwerp een debat te voeren. Wat
mij betreft kijken we vaker vanuit het boerenerfperspectief naar de
Haagse kaasstolp in plaats van andersom.
Ik heb nog één vraag aan deze minister. Per wanneer is de concurrentie
tussen de eco-regeling en de ANLb-subsidies verholpen en worden deze
regelingen echt complementair aan elkaar? Daar hadden we het al over in
het debat. En hoe gaat de minister hierbij de praktijkervaring van de
collectieven en de bedrijfsadviseurs benutten?
Voorzitter, ik moet naar een ander debat. Als er een klein knikje nodig
is vanwege de interpretatie bij een eventueel oordeel Kamer, dan is dat
bij dezen gegeven.
De voorzitter:
Dat is wel een grote vrijbrief die de heer Grinwis vooraf geeft!
De heer Holman gaat nu spreken namens Nieuw Sociaal Contract. Gaat uw
gang.
De heer Holman (NSC):
Voorzitter. Wat kunnen boeren doen en wat kan er op het erf gebeuren? We
hebben grote doelstellingen voor emissies en boeren willen graag zo snel
mogelijk aan de slag. We willen de doelsturing vormgeven. Wat mij
betreft gebeurt dat zo snel mogelijk. De minister heeft een brief
gestuurd, maar er moet nog een onderzoek plaatsvinden. We moeten kijken
hoe het verder moet. Wij zijn van mening dat de boeren op het erf heel
snel kunnen beginnen met een paar hele simpele KPI's, die behoorlijke
resultaten kunnen opleveren. Daarvoor dienen wij de volgende motie
in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er een grote noodzaak is om tot een oplossing te komen
voor het stikstofprobleem;
overwegende dat doelsturing belangrijk is in de invulling daarvan en we
dit zo snel mogelijk willen invoeren;
overwegende dat het belangrijk is dat de doelsturing zo veel mogelijk
voldoet aan KISS (keep it stupid simple);
overwegende dat de KPI's snel resultaat moeten kunnen geven en boeren
met managementmaatregelen grote invloed op die KPI's kunnen
hebben;
overwegende dat de KPI's ureum, het stikstofbodemoverschot en nitraat in
het grondwater nu al goed meetbaar zijn en tevens kunnen bijdragen aan
het verminderen van de stikstofuitstoot;
verzoekt de regering zich in te zetten om per 1 januari 2026 een begin
te maken met doelsturing in de melkveehouderij en te kijken of de KPI's
ureum, stikstofbodemoverschot en nitraat in het grondwater gebruikt
kunnen worden om te starten met doelsturing,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Holman en Grinwis.
Zij krijgt nr. 184 (30252).
Dank. De eerste S in KISS staat doorgaans voor "short" en niet voor "stupid". Ik neem aan dat de heer Holman "short" bedoelde.
De heer Holman (NSC):
Nee, ik bedoel echt "stupid". Het is mijn eigen interpretatie!
De voorzitter:
Oké. U bedoelt echt "stupid".
Dan ga ik het woord geven aan de heer Flach. Hij voert het woord namens
de SGP-fractie. Gaat uw gang.
De heer Flach (SGP):
Voor goed beleid is betrokkenheid van praktijkkennis cruciaal, zeker in
de landbouw, waar de tekentafel niet altijd spoort met de praktijk van
het boerenland. Een graat in de keel blijft bijvoorbeeld dat bij de
voorbereiding van het wetsvoorstel over productierechten de grote
gevolgen voor leaseafhankelijke bedrijven niet in beeld zijn gekomen.
Hoe nodig een regel ook is, de gevolgen moeten goed in kaart worden
gebracht. Kan ik ervan op aan dat de minister zich in het vervolg via
het Beleidskompas en de agrarische praktijktoets actief op de hoogte
stelt van de gevolgen van nieuwe regels voor de verschillende groepen
bedrijven?
Daarnaast heb ik een motie om nog dit jaar een eerste stap te zetten op
weg naar een systeemwijziging voor doelsturing. Zo kan ervan geleerd
worden en kan de eerste winst voor de natuur worden geboekt. Ik snap dat
de ministeriële commissie nog bezig is met onder meer het onderwerp
doelsturing, maar in mijn ogen moet je deze stap sowieso zetten. Als die
commissie de rode kaart trekt, dan hebben we een nieuwe discussie.
Daarom deze motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering, naast het toewerken naar een stelselwijziging voor
doelsturing, op korte termijn alvast werk te maken van:
het op vrijwillige basis vaststellen van de bedrijfsspecifieke ammoniakuitstoot van (melk)veehouderijbedrijven nabij stikstofgevoelige natuur met behulp van de KringloopWijzer en aanvullende monitoring van onder meer het ureumgetal en het gehalte ammoniakaal stikstof in de mest;
het belonen van de verlaging van deze bedrijfsspecifieke ammoniakuitstoot;
het meerekenen van deze bedrijfsspecifieke uitstoot in de emissie- en depositieberekeningen voor stikstofgevoelige natuur,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Flach en Van Campen.
Zij krijgt nr. 185 (30252).
Dank u wel. Dan is de heer Van Campen aan de beurt. Hij gaat namens de VVD-fractie spreken. Gaat uw gang.
De heer Van Campen (VVD):
Voorzitter. Twee weken geleden bracht ik een werkbezoek aan een heel
mooi zorgbedrijf, een zorgboerderij in Kallenkote, in de Kop van
Overijssel. Het mooie daar is dat er met heel veel liefde en passie word
gezorgd voor zorg voor kwetsbare mensen, jong en oud. Door op een
boerenbedrijf samen te werken met dieren, leren zij daar om te gaan met
elkaar en met de omgeving. Eigenlijk is het een soort samenleving in het
klein.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat sommige agrariërs de productie van voedsel combineren
met het leveren van diensten aan de samenleving, zoals de exploitatie
van een zorgboerderij of kinderopvang;
overwegende dat deze multifunctionele landbouw maatschappelijk gezien
gewenst is, maar dat dergelijke bedrijven te maken krijgen met knellende
wet- en regelgeving, die geen rekening houdt met het specifieke karakter
van de andere vormen van landbouw, zoals de plicht tot het openbaar
maken van de boekhouding of het instellen van een raad van advies;
verzoekt de regering in samenwerking met VWS in kaart te brengen hoe
knellende wet- en regelgeving voor zorgboeren en andere, soortgelijke
multifunctionele bedrijven weggenomen kan worden, bijvoorbeeld door
middel van uitzonderingen of versoepelingen, waarbij het ministerie van
LVVN het voortouw dient te nemen;
verzoekt de regering de Kamer hierover voor het vierde kwartaal te
informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Campen en Grinwis.
Zij krijgt nr. 186 (30252).
De heer Van Campen (VVD):
Ik weet dat deze wet- en regelgeving, de Wtza, onder VWS valt, maar de
minister is verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering van de agrarische
kant van het bedrijf. Het kabinet spreekt met één mond, weten we. Ik
vertrouw er dus op dat de minister deze motie, als ze 'm aan het oordeel
van de Kamer laat, oppakt en met haar ambtsgenoot kijkt hoe we deze
knellende wet- en regelgeving voor de agrarische praktijk kunnen
oplossen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Vedder, namens de CDA-fractie.
Gaat uw gang.
Mevrouw Vedder (CDA):
Dank, voorzitter. Ik heb een motie, maar ik moet het eerst toch even
opnemen voor collega Holman, want de term "KISS" ofwel Keep it simple,
stupid!" komt uit 1970 en is gecoind door Kelly Johnson, de
vliegtuigingenieur die opriep om vliegtuigen zo te ontwerpen dat als ze
in een oorlogssituatie neerstorten in het veld, technici ze normaal
kunnen repareren. Daar komt het dus vandaan. Dat heeft niks met Drenthe
te maken.
(Hilariteit)
Mevrouw Vedder (CDA):
Voorzitter. Dan de motie. Ik heb een motie over de agrarische
praktijktoets. Die vinden wij belangrijk, want uitvoerbaarheid van
beleid op het boerenerf gaat niet zonder contact met de sector. Daar
hadden we ooit productschappen voor. Die zijn vakkundig afgeschaft,
waardoor de uitvoerbaarheid heel vaak te wensen overlaat. Daar hadden we
een agrarische praktijktoets voor, maar …
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er naar aanleiding van de motie Boswijk c.s. over de
agrarische praktijktoets inmiddels negen praktijktoetsen zijn
gedaan;
overwegende dat de agrarische praktijktoets voor belangrijke regelgeving
standaard ingezet zou moeten worden, maar dat dit nog niet geheel
vanzelfsprekend is;
constaterende dat onder andere het proactief werven van deelnemers een
punt is waarop de praktijktoets kan worden verbeterd;
verzoekt de regering samen met de betrokken sectoren een evaluatie van
het uitvoeren van de agrarische praktijktoets uit te voeren, en de Kamer
voor het einde van 2025 te informeren over de uitkomsten van de
evaluatie en over concrete voorstellen om het toepassen van de
agrarische praktijktoets te verbeteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Vedder, Flach, Grinwis en Van
Campen.
Zij krijgt nr. 187 (30252).
Mevrouw Vedder (CDA):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Als laatste in deze termijn van de Kamer is het woord aan
mevrouw Podt. Zij spreekt namens de D66-fractie.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. Ik heb een vraag en een motie. De vraag luidt als volgt. De
minister kiest ervoor om open normen te hanteren bij de uitwerking van
de AMVB's naar aanleiding van het amendement van D66 over het toewerken
naar een dierwaardige veehouderij. Kan de minister toelichten wat haar
juridische onderbouwing is om dat te doen? Want volgens mij biedt dat
amendement de kaders waarbinnen die normen ingevuld moeten worden. Als
dat niet goed gebeurt, kan dat gevolgen hebben voor boeren als later
blijkt dat ze wél concreet moeten zijn. Graag een reactie.
Mijn motie gaat over de boeren die het moeilijke besluit hebben genomen
om te stoppen en die dan verstrikt raken in de bureaucratie van het
Rijk. Dat kan natuurlijk niet. Vandaar deze motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat agrarische bedrijven via de regeling gerichte opkoop
een koopovereenkomst sluiten en 60% van de opkoopsom pas krijgen na het
aanpassen of intrekken van de natuurvergunning;
overwegende dat het aanpassen of intrekken van deze natuurvergunning
maanden kan duren terwijl bedrijfskosten nog doorlopen, waardoor
agrarische bedrijven in financiële problemen zijn gekomen;
van mening dat deze boeren niet gestraft zouden moeten worden voor
fouten van de overheid en de overheid deze fouten zou moeten
rechtzetten;
verzoekt de regering de agrarische bedrijven die door deze fouten van de
overheid in de problemen zijn gekomen, tegemoet te komen en eventuele
gerelateerde kosten te dekken met de gelden uit de opkoopregeling,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Podt.
Zij krijgt nr. 188 (30252).
Mevrouw Podt (D66):
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dat was de termijn van de Kamer. We gaan tien minuten
schorsen en dan krijgen we de appreciatie van de acht ingediende moties
en de antwoorden op enkele vragen.
De vergadering wordt van 14.51 uur tot 15.03 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de voortzetting van het
tweeminutendebat Uitvoerbaarheid van beleid op het boerenerf. We zijn
toegekomen aan de termijn van de zijde van het kabinet. Ik geef het
woord aan de minister van LVVN.
Minister Wiersma:
Dank, voorzitter. Wij hebben hier een mooi debat over gehad. De
uitvoerbaarheid van alles wat we hier doen op het boerenerf vind ik
natuurlijk ook van groot belang. Daar zitten nog wel wat aandachtspunten
in. Ik begin met een aantal vragen die ik gesteld gekregen heb. Daarna
ga ik naar de moties.
Ik begin met een vraag van het lid Van der Plas van de BBB over de
transportwaardigheid van de varkens die staartschade hebben. De situatie
is inderdaad bekend. Daarvoor lopen op dit moment al gesprekken met
NVWA, mijn departement, de sector, Vee&Logistiek en de COV om tot
oplossingen te komen. Op dit moment wordt dit goed in kaart gebracht. Ik
deel die zorgen ook. Dit voorjaar ga ik u ook over dat traject
informeren. We zijn dus inmiddels volop bezig om dit aan de kaak te
stellen.
Het lid Grinwis had nog een vraag over de eco-regeling versus de ANlb.
We weten dat daar soms wat discrepantie in zit en dat de aansluiting
tussen de twee regelingen verbeterd moet worden. Daar wordt ook hard aan
gewerkt. Dat is natuurlijk iets wat vooropstaat, zeker ook in het kader
van het agrarisch natuurbeheer. Ik wil uiteindelijk dat het echt goed
landt op het moment dat het nieuwe GLB ingaat. Dat is in de periode
vanaf 2028. In de tussentijd staat uiteraard buiten kijf dat de
ervaringen van de collectieven, de adviseurs en alle andere betrokken
partijen, daar goed in betrokken worden.
Het lid van de SGP, de heer Flach, had de vraag of het Beleidskompas
goed wordt toegepast bij het ontwikkelen van nieuw beleid. Het antwoord
daarop is uiteraard: ja, dat is de bestaande praktijk. Ik vind dat
persoonlijk natuurlijk ook van groot belang, verzeker ik de heer Flach.
We moeten dat op een goede manier doen. Dat bevestig ik dus bij
dezen.
Ik had een vraag van het lid Podt over dierwaardige veehouderij. Ik hoop
dat we de vraag goed hebben opgeschreven. Als de vraag is of ik toe kan
lichten wat de juridische onderbouwing is met betrekking tot de
dierwaardige veehouderij, dan is het antwoord dat in de Wet dieren een
grondslag voor de AMvB over dierwaardigheid is opgenomen op initiatief
van de Kamer. Dat is ook exact de grondslag en de AMvB die ik op dit
moment uitvoer. Dus dat is de onderbouwing daarvan.
Mevrouw Podt (D66):
Dat was inderdaad de vraag. De reden dat ik 'm stelde, was omdat er ook
in het amendement kaders stonden. De vraag is dus de volgende. Als je
die normen gaat invullen, dan moet dat natuurlijk wel volgens de kaders
van het aangenomen amendement.
Minister Wiersma:
Dat is de basis voor de uitwerking. Ik hoop dat daarmee de vraag
beantwoord is. Ik kom bij de moties.
Ik begin met de motie op stuk nr. 181 van het lid Kostić van de Partij
voor de Dieren. Die motie gaat over de biologische landbouw en verzoekt
te verkennen hoe investeringen naar biolandbouw kunnen bijdragen aan
minder complexiteit en minder afhankelijkheid. Ik moet deze motie
ontraden, want ik zet in op de brede ontwikkeling van de landbouw. Het
biologische spoor is absoluut een van de ontwikkelrichtingen, maar niet
de enige. Extra onderzoek daarnaar is wat mij betreft overbodig, want er
is al veel onderzoek. Wat betreft minder complexiteit van wet- en
regelgeving is het bijvoorbeeld nu al zo dat in het GLB en de
eco-regelingen bio direct het predicaat "goud" krijgt, in tegenstelling
tot al die andere ontwikkelrichtingen van de landbouw. Er zit dus wel
differentiatie in. Met heel veel ander beleid zetten we ook in op
stimulering van de biosector.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 182. Die is van de heer Grinwis,
mede ingediend door Vedder en Van Campen. Die gaat over onwenselijke
knelpunten bij samenwerking tussen melkveehouders en akkerbouwers. Ik
geef deze motie oordeel Kamer.
Dan de motie van de heer Grinwis, mede ondertekend door Vedder, Flach en
Holman, op stuk nr. 183. Die gaat over het recht op vergissen. Daar
hadden we het in het debat ook uitvoerig over. Die geef ik ook oordeel
Kamer.
Dan de motie van de heer Holman en de heer Grinwis op stuk nr. 184. Die
gaat over de doelsturing, namelijk om per 1 januari 2026 een start te
maken met de KPI's ureum, stikstofbodemoverschot en nitraat. Ik denk dat
deze motie exact onderschrijft waarmee we bezig zijn in de ontwikkeling
van de bedrijfsspecifieke doelsturing. Op dit moment zijn we natuurlijk
goed aan het kijken welke KPI's — deze, maar ook andere — daaraan
bijdragen en wat ze doen voor doelbereik, uitvoerbaarheid en de
consequenties van beleid op het boerenerf. Ik geef deze motie oordeel
Kamer. We gaan hier de komende tijd hard mee aan de slag.
De heer Flach van de SGP had een motie ingediend over bedrijfsspecifieke
normen. Dat is de motie op stuk nr. 185. Die vraagt om nu al te starten
met het vaststellen van de bedrijfsspecifieke ammoniakuitstoot nabij
stikstofgevoelige natuur met behulp van de KringloopWijzer en
aanvullende monitoring. Ik wil deze motie het oordeel "ontijdig" geven.
In het kader van de ministeriële commissie gaan we op dit moment hard
aan de slag met vergunningverlening en natuurherstel, zoals u weet. Wat
betreft bedrijfsspecifieke emissiedoelen hebben we best nog wel wat
huiswerk te verrichten, ook waar het gaat om de borging van de data. Dit
is echt iets waar we op dit moment heel hard aan werken. Dit is echt
ontijdig. Het is onverstandig om hier op dit moment beslissingen over te
nemen. De motie krijgt dus "ontijdig" als oordeel.
De heer Flach (SGP):
Straks moeten we snelheid gaan maken. Als de ministeriële commissie met
plannen komt en die in beleid gaat omzetten, dan moeten we direct op
volle snelheid aan de slag gaan. Deze motie beoogt juist om het
warmlopen alvast aan te moedigen en ook om het draagvlak in de sector te
verhogen. Ik zou aan de minister willen vragen of ze dit toch niet als
een aanmoediging kan zien voor de richting die de ministeriële commissie
eigenlijk al inslaat.
Minister Wiersma:
Nou, nee. Het gaat ook echt al om normeringen en het meerekenen daarvan
in emissie en depositie. Dat is juist een proces dat nog echt
onderbouwing en aandacht vraagt. Ik wil dat zorgvuldig aflopen. Ik blijf
dus wel bij het oordeel ontijdig.
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 186 van de heer Van Campen met
betrekking tot de zorglandbouw. De heer Van Campen is er heel goed van
op de hoogte dat dit eigenlijk thuishoort bij VWS. Ik ben het er
uiteraard mee eens dat deze verbreding van landbouw echt al onze steun
verdient. Volgens mij hebben we het daar in het debat ook uitvoerig over
gehad. Ik ben groot voorstander van dergelijke verbreding en ik snap de
complexiteit. Het is alleen wel zo dat ik hier niet op vooruit kan
lopen. Ik wil hierover in overleg gaan met mijn collega van VWS. Ik wil
dan ook voorstellen om hierop terug te komen met een schriftelijke
appreciatie na overleg met mijn collega van VWS. De stemming is, als het
goed is, over twee weken. Voor die tijd komen we met een schriftelijke
reactie op deze motie.
De heer Van Campen (VVD):
Eigenlijk is het enige wat ik vraag het volgende. Ik weet een beetje hoe
het werkt aan de kant van de minister: weer een bewindspersonenoverleg
tussen u, uw mensen, de collega van VWS, met dit onderwerp op tafel en
dan kijken waar de wet- en regelgeving door elkaar heen loopt en
bekijken op welke punten de regelgeving kan worden versoepeld en
aangepast, zodat deze bedrijven worden geholpen. Als daarvan dan een
afschriftje richting de Tweede Kamer kan komen, dan denk ik dat de
minister de motie heeft uitgevoerd. Als ze dat doet en in die lijn de
motie aan het oordeel van de Kamer laat, dan staat hier een heel
tevreden Kamerlid.
Minister Wiersma:
Oké, dan wil ik die toezegging doen. Ik ben van harte bereid om daarover
het gesprek aan te gaan, maar nogmaals, de eindverantwoordelijkheid in
dezen ligt echt bij VWS. Ik kan niet vooruitlopen op hoe mijn collega
naar dit vraagstuk kijkt, maar we zullen daar op korte termijn over in
gesprek gaan. Dan krijgt u daar een afschrift van.
De voorzitter:
Daarmee krijgt de motie oordeel Kamer.
Minister Wiersma:
Met de interpretatie die de heer Van Campen er zelf aan geeft: oordeel
Kamer.
Het lid Vedder van het CDA vroeg in haar motie op stuk nr. 187 om de
agrarische praktijktoets te evalueren. Het klopt inderdaad dat er negen
toetsen gedaan zijn. Ik geef deze motie oordeel Kamer, maar wel met een
interpretatie. Als mevrouw Vedder het ermee eens is dat we niet een hele
evaluatie bij bijvoorbeeld WUR uitzetten, maar dat we de evaluatie zo
vormgeven dat we die echt inhouse doen op basis van gesprekken met de
deelnemers om te kijken wat voor verbeterpunten er zijn en wat we kunnen
meenemen, dan geef ik de motie oordeel Kamer. Dan gaan we dit doen.
De voorzitter:
Mevrouw Vedder knikt instemmend.
Minister Wiersma:
Fijn.
Voorzitter. Dan kom ik bij de laatste motie. Dat is de motie op stuk nr.
188 van mevrouw Podt van D66. Die motie gaat over de compensatie voor
bedrijven. Hier staat dat ze 60% van de opkoopsom pas krijgen na het
aanpassen of intrekken van de natuurvergunning. Ik wil deze motie
eigenlijk ontraden of zeggen dat die overbodig is, omdat dit al
gecorrigeerd is voor de huidige uitkoopregelingen, de Lbv en de
Lbv-plus. De deelnemers krijgen hun voorschot uitbetaald in drie
tranches: de eerste 20% bij intekenen, dan is er een blokje van 60% van
het totaal op het moment van het intrekken van die natuurvergunning —
die zat daaraan vast — en daarna volgt aan het einde nog 20%. Juist in
het kader van de signalen die wij ook gekregen hebben, is die van die
60% naar de laatste 20% gegaan. Dit is in principe dus al de huidige
praktijk, in de lijn van de motie.
De voorzitter:
Heeft dat consequenties voor uw motie, mevrouw Podt?
Mevrouw Podt (D66):
Ik ga daar heel even op kauwen, want er kwamen verschillende signalen.
Ik kan me inderdaad voorstellen dat de minister zich nu hierop richt. Ik
vraag me wel af of het fiksen hiervan ook maakt dat boeren altijd op
tijd gecompenseerd worden als ze dit besluit nemen. Want als dat niet zo
is, lopen die kosten wel door. Het is heel mooi dat deze stappen gezet
zijn. Dank daarvoor, maar de vraag is wel of dit alles oplost. Wij gaan
nog heel even spitten in die krantenartikelen en dan gaan wij kijken of
we misschien dat eerste stukje van de motie een beetje moeten aanpassen.
Want ik neem aan dat ook deze minister vindt dat het belangrijk is dat
mensen, als ze deze moeilijke beslissing nemen, niet het bokje zijn.
Minister Wiersma:
Dat is exact de reden waarom we de systematiek die erin zat, hebben
aangepast, want ik vind dat van het allergrootste belang, zeker bij dit
soort enorm grote beslissingen.
De voorzitter:
U noemde zowel "ontraden" als "overbodig": welk oordeel geeft u nu?
Minister Wiersma:
Ik zou 'm ontraden, want wat we nu al doen, is in principe in lijn met
de motie.
De voorzitter:
Dan is de motie ontraden. Misschien komt er een variant, maar dat zien
we dan in een later stadium. Dank aan de minister en trouwens ook aan de
staatssecretaris.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de ingediende moties stemmen we op 4 maart, de dinsdag na het
reces.