[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

36446 Derde nota van wijziging inzake Wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs en enige andere wetten in verband met de invoering van regels voor het verlenen van toelating voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten)

Nota van wijziging

Nummer: 2025D07660, datum: 2025-02-21, bijgewerkt: 2025-02-21 15:01, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2025Z03404:

Preview document (🔗 origineel)


Wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs en enige andere wetten in verband met de invoering van regels voor het verlenen van toelating voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten)

Derde nota van wijziging

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel A, eerste lid, onderdeel b, en onderdeel L, in de aanhef van het derde lid van het voorgestelde artikel 14b, wordt “de Onze Minister” telkens vervangen door “Onze Minister”.

B

In artikel I, onderdeel H, wordt in de aanhef “wordt na artikel 12a een artikel ingevoegd” vervangen door “worden na artikel 12a twee artikelen ingevoegd” en wordt na het voorgestelde artikel 12b een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 12ba. Zorgplicht correcte registratie arbeidskrachten in de basisregistratie personen

1. Degene die de arbeidskracht ter beschikking stelt, bevordert dat de arbeidskracht die ter beschikking wordt gesteld de verplichtingen, bedoeld in hoofdstuk 2, afdeling 1, paragraaf 5, van de Wet basisregistratie personen naleeft, in ieder geval door schriftelijke informatie over die verplichtingen te verstrekken in een taal die voor de arbeidskracht begrijpelijk is.

2. Degene die de arbeidskracht ter beschikking stelt, vergewist zich ervan dat de arbeidskracht die ter beschikking wordt gesteld in betreffende gevallen als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen.

3. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat, indien degene die de arbeidskracht ter beschikking stelt na een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen termijn een redelijk vermoeden heeft dat de arbeidskracht niet als ingezetene in de basisregistratie personen staat ingeschreven, hiervan melding maakt bij een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen instantie.

4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het kosteloos verstrekken van de gegevens die noodzakelijk zijn voor het maken van de melding, bedoeld in het derde lid, door degene die de arbeidskracht ter beschikking stelt aan de aangewezen instantie, bedoeld in het derde lid. Daarbij kan degene die de arbeidskracht ter beschikking stelt gebruik maken van het burgerservicenummer. Indien de aangewezen instantie niet de bijhoudingsgemeente, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel h, van de Wet basisregistratie personen betreft, kunnen bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot het door deze instantie verder verstrekken van de ontvangen gegevens aan de bijhoudingsgemeente.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:

a. het vastleggen in de eigen administratie van documentatie ten bewijze van de naleving van de op hem rustende verplichtingen, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid, door degene die de arbeidskracht ter beschikking stelt;

b. een nadere invulling van de verplichtingen, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid, waarbij de verplichtingen voor te onderscheiden categorieën arbeidskrachten verschillend kunnen worden aangewezen.

Toelichting

  1. Algemeen

  1. Inleiding

Arbeidsmigranten staan te vaak verkeerd ingeschreven in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP).1 Personen die rechtmatig in Nederland verblijven en van plan zijn langer dan vier maanden in Nederland te verblijven, moeten zich binnen vijf dagen na aankomst in Nederland als ingezetene laten inschrijven in de gemeente waar ze gaan wonen. Daarmee ontvangen zij een burgerservicenummer (BSN). Bij een korter verblijf kunnen zij zich inschrijven als niet-ingezetene in de BRP, zij ontvangen eveneens een BSN.2 Nog te vaak gebeurt het dat arbeidsmigranten als niet-ingezetene in de BRP staan, terwijl zij langer dan vier maanden in Nederland (gaan) verblijven. Zij staan dan ten onrechte niet als ingezetene in de BRP.

Gemeenten en andere organisaties ondervinden hiervan de gevolgen. Door gebrekkige registratie hebben zij onvoldoende zicht op waar arbeidsmigranten verblijven. Ook kan het consequenties hebben voor de arbeidsmigrant zelf. Voor een ingezetene in de BRP gelden namelijk verschillende rechten en plichten. Het niet als ingezetene ingeschreven staan in de BRP kan er bijvoorbeeld toe leiden dat het niet mogelijk is om een zorgverzekering af te sluiten bij het verliezen van werk of dat een arbeidsmigrant geen recht heeft op bepaalde sociale voorzieningen. Om dit te verbeteren, is correcte registratie als ingezetene in de BRP noodzakelijk.

De Rijksoverheid zet in op meerdere maatregelen om correcte registratie van arbeidsmigranten in de BRP te verbeteren.3 Zo wordt er onder meer ingezet op een betere bewustwording bij arbeidsmigranten. Sinds 2022 worden de contactgegevens van arbeidsmigranten bij inschrijving als niet-ingezetene geregistreerd en wordt er gewerkt aan communicatie via mail om arbeidsmigranten te wijzen op de rechten en plichten rondom registratie. Bovendien kunnen arbeidsmigranten bij regionale fysieke en mobiele WorkinNL-informatiepunten terecht bij vragen over registratie in de BRP. Deze WorkinNL-punten worden uitgerold over het hele land en de dienstverlening is in meerdere talen.

Hoewel er meerdere maatregelen zijn en worden genomen is het zicht op arbeidsmigranten nog onvoldoende verbeterd. Daarom is onderzocht of kan worden voorzien in een aanvullende rol hierin voor een derde partij die in contact staat met de arbeidsmigrant, zoals de werkgever of de verhuurder. Dit met als doel om het zicht op arbeidsmigranten in de gemeente te vergroten en de positie van arbeidsmigranten te verbeteren.

Achterliggende redenen van onjuiste registratie als niet-ingezetene in de BRP

Ondanks het feit dat de registratie van niet-ingezetenen is bedoeld voor kortdurend verblijf, zijn veel mensen die als niet-ingezetene staan geregistreerd langer dan vier maanden in Nederland. Uit de praktijk komt naar voren dat arbeidsmigranten zich vaak in groepen met de werkgever of uitlener melden bij een RNI-loket, waar zij aangeven minder dan vier maanden in Nederland te zullen verblijven en inschrijving als niet-ingezetene in de BRP wordt geregeld. Vervolgens laat de arbeidsmigrant zich vaak niet meer inschrijven als ingezetene in de BRP.

Op basis van de verblijfsduur, in combinatie met verblijfsplaats en werk, die in zo’n geval een duidelijke indicatie geven van de verwachte verblijfsduur4, is dat echter wel verplicht volgens de Wet BRP. Dat mensen zich niet als ingezetene laten inschrijven heeft meerdere redenen. Uit onderzoek5 komt naar voren dat van de arbeidsmigranten die rond het minimumloon verdienen en niet als ingezetene in de BRP geregistreerd staan 37% aangeeft dat zij niet weet dat zij zich als ingezetene moeten inschrijven in de BRP. Daarnaast geven arbeidsmigranten aan dat zij zich soms niet willen inschrijven (23%), dat de verhuurder dit niet toestaat (20%), dat zij zich niet in kunnen schrijven (9%) of er een andere reden is (13%).

Verkenning

Op 10 december jl. is de Tweede Kamer via een brief geïnformeerd over de verkenning naar de meest haalbare varianten om een zorgplicht te regelen.6 Uit deze verkenning kwamen twee varianten naar voren: een bevorderingsplicht en een vergewisplicht in combinatie met een meldplicht voor de werkgever of verhuurder.

Op basis van deze verkenning is tot de conclusie gekomen dat een zorgplicht gericht op uitleners in de vorm van een bevorderings-, vergewis- en (optionele) meldplicht de meest doeltreffende en doelmatige maatregel is.

  1. Hoofdlijnen van het voorstel

Focus op uitleners

Er is onderzocht of een zorgplicht bij de werkgevers of verhuurders kon worden vormgegeven.7 Er is voor gekozen om de invulling van de zorgplicht te richten op werkgevers in plaats van verhuurders. De vormgeving van een zorgplicht bij de werkgever sluit ook aan bij de aanbeveling van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten.8

Bovendien wordt de maatregel specifiek op uitleners gericht. Deze sector is verantwoordelijk voor het grootste aandeel van de werkende EU-migranten die ingeschreven staan als niet-ingezetene in de BRP. Op basis van cijfers uit de Migrantenmonitor9 komt naar voren dat in 2023 83% van de werkende niet-ingezetenen in Nederland uit de EU-1110 bij een uitlener werkzaam is. Het gaat daarbij om ruim 107.000 arbeidsmigranten. Daarbij is het goed om te benoemen dat niet precies bekend is hoeveel van deze werkende migranten onjuist ingeschreven staan als niet-ingezetene. Hier zitten bijvoorbeeld ook grenswerkers en seizoenarbeiders tussen.

Een bevorderings-, vergewis en optionele meldplicht

Met de introductie van een bevorderingsplicht heeft de uitlener de rol aan het begin van het dienstverband om een juiste inschrijving te bevorderen in de BRP. Daarnaast krijgt de werkgever na een nader te bepalen periode de verantwoordelijkheid zich actief te vergewissen of een arbeidskracht, zoals een arbeidsmigrant, zich heeft ingeschreven als ingezetene in de BRP.11 Verder wordt een wettelijke grondslag geregeld om een meldplicht te kunnen introduceren. De bevorderings-, vergewis- en meldplicht worden hierna nader toegelicht.

Bevorderingsplicht

Ten eerste wordt voorgesteld dat de uitlener moet bevorderen dat de arbeidskracht de verplichtingen tot onder meer inschrijving als ingezetene in de BRP bij een gemeente (aangifte van verblijf en adres), het doorgeven van adreswijzigingen en het doorgeven van vertrek naar het buitenland naleeft. In ieder geval door de arbeidskracht schriftelijk te informeren over deze verplichtingen. Daarnaast wordt onderzocht of een uitlener in het kader van een bevorderingsplicht ook de naleving van deze verplichtingen op andere manier dient te bevorderen, bijvoorbeeld door de arbeidskracht te ondersteunen bij het doen van (verhuis)aangifte of aangifte van vertrek.

Vergewisplicht

De voorgestelde vergewisplicht is beperkter en ziet enkel op de registratie als ingezetene en niet ook op de verplichtingen die daarna gelden. De uitlener is verplicht om zich ervan te vergewissen dat de arbeidskracht als ingezetene bij zijn woongemeente is ingeschreven. Daarvoor dient de uitlener na een bij lagere regelgeving te bepalen periode, bijvoorbeeld 6 maanden, na te gaan of een inschrijving als ingezetene heeft plaatsgevonden. Het wordt niet proportioneel geacht dat de uitlener zich vervolgens ook moet vergewissen van het correct doorgeven van alle verhuizingen die plaatsvinden na de inschrijving als ingezetene. Een bevorderingsplicht op dat punt volstaat.

Meldplicht

Ten slotte wordt onderzocht of een meldplicht kan worden geïntroduceerd. Hierbij wordt voorshands gedacht aan het volgende. Naar aanleiding van het vergewissen zou de uitlener een melding moeten doen over de arbeidskracht van wie hij vermoedt dat deze ten onrechte niet als ingezetene in de BRP is geregistreerd. De melding wordt gedaan aan een nader te bepalen instantie. Hierbij wordt in eerste instantie gedacht aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de arbeidskracht vermoedelijk woont. Zij zijn immers verantwoordelijk voor toezicht en handhaving op de Wet BRP. Maar dit kan mogelijk ook nog een andere instantie betreffen. Deze optionele meldplicht kan bij algemene maatregel van bestuur worden geïntroduceerd en verder worden uitgewerkt. Voor de afweging of overgegaan wordt tot de introductie van deze meldplicht zal nader worden onderzocht in hoeverre deze maatregel proportioneel is, en, in het verlengde daarvan, of en hoe de maatregel verder is af te bakenen. Ook zal worden verkend of en hoe de maatregel uitvoerbaar, doeltreffend en doelmatig ingevuld kan worden. Dit ook in verband met regeldruk voor werkgevers en arbeidskrachten.

  1. Gevolgen

De verwachting is dat de bevorderingsplicht in ieder geval effect heeft op arbeidskrachten die zich niet bewust zijn dat zij zich moeten inschrijven als ingezetene in de BRP. Zij zullen zich waarschijnlijk inschrijven als zij actief door de uitlener gewezen worden op de verplichting tot correcte registratie in de BRP (bevorderingsplicht). Bovendien wordt met de vergewisplicht geregeld dat de uitlener actief controleert of de arbeidskracht als ingezetene is geregistreerd in de BRP (vergewisplicht). Daarnaast wordt een grondslag geregeld om een meldplicht te kunnen introduceren. Deze meldplicht kan, indien proportioneel, doeltreffend, doelmatig en uitvoerbaar, werkgevers een verantwoordelijkheid geven om bij een vermoedelijke onjuiste registratie een melding te doen bij een nader te bepalen instantie. Deze plichten hebben naar verwachting ook effect op de groep die zich niet wil inschrijven, of arbeidskrachten die andere belemmeringen ervaren.

De arbeidskracht blijft zelf verantwoordelijk voor de registratie en het doorgeven van wijzigingen in zijn registratie in de BRP. De voorgestelde rol van de uitlener gaat niet verder dan ondersteuning en controle. Ook de verantwoordelijkheid van de gemeente voor de registratie van eigen inwoners in de BRP blijft met dit voorstel onaangetast. Ook in dat opzicht is de rol van de werkgever slechts ondersteunend, bijvoorbeeld in de vorm van een meldplicht. De uitlener zal niet zelf wijzigingen in de BRP kunnen doorvoeren.

Op basis van de beschikbare cijfers wordt verwacht dat door de maatregelen de inschrijvingen door arbeidskrachten als ingezetene in de BRP in ieder geval met 37% kunnen toenemen omdat de verplichtingen zich richten op de groep die niet op de hoogte is van de verplichtingen in de BRP.12 Op basis van cijfers van 2023 betekent dit dat de maatregel mogelijk invloed heeft op ongeveer 40.000 arbeidsmigranten13. Daarnaast is de ambitie om naast de genoemde 37% ook een deel van de groep14 te bereiken die andere achterliggende redenen hebben om zich niet in te schrijven.

Hierbij is ervan uitgegaan dat ongeveer 20% bereikt zal worden van de groep arbeidsmigranten die andere redenen hebben dan dat zij niet weten dat zij zich in moeten schrijven (63%), omdat de uitlener bij deze groep naar verwachting minder grip heeft op daadwerkelijke verbetering van de registratie. Dit heeft ermee te maken dat er bij deze groep achterliggende redenen zijn waarom zij zich niet inschrijven. Tegelijkertijd zullen de maatregelen ook van invloed zijn op deze doelgroep, voornamelijk daar waar de redenen voor het niet inschrijven werk gerelateerd zijn. Bijvoorbeeld doordat de arbeidsmigrant overtuigd wordt van het belang van correcte registratie, waardoor degenen die zich eerder niet wilden inschrijven dit alsnog doet. Bij elkaar genomen heeft het kabinet dus de ambitie om de correcte registratie van arbeidsmigranten in de BRP met 50% via deze maatregelen te verbeteren.

Daarmee heeft de maatregel een grote invloed op de verbetering van registratie van arbeidsmigranten in de BRP en daarmee de verbetering van de positie van kwetsbare arbeidsmigranten.

Er is een groep uitleners die zich niets aantrekt van wettelijke verplichtingen en de verwachting is dat zij deze verplichtingen dus ook niet zullen naleven. Het onderliggende wetsvoorstel (Wtta) heeft tot doel om deze malafide uitleners aan te pakken. Tot de inwerkingtreding van het wetsvoorstel wordt daarnaast extra ingezet op de aanpak van misstanden in de uitzendsector in algemene zin. Zoals benoemd in de brief van 25 oktober 202415, wordt de capaciteit van de Arbeidsinspectie voor het toezicht op de uitzendsector met nog eens 35 fte, bovenop de eerdere 90 fte, vergroot. Daarnaast wordt ingezet op intensievere samenwerking tussen de Belastingdienst, UWV, SVB en andere partijen binnen het samenwerkingsverband Aanpak Misstanden Uitzendbureaus (AMU). Dit samenwerkingsverband is het afgelopen jaar uitgebreid met een grensoverschrijdend team voor gezamenlijke inspecties en gegevensuitwisseling. Ook maakt het wetsvoorstel Wet modernisering en uitbreiding strafbaarstelling mensenhandel16 het mogelijk om effectiever op te treden tegen misstanden op de werkvloer. Het wetsvoorstel ziet op de aanpak van arbeidsuitbuiting, introduceert de strafbaarstelling van ernstige benadeling en stelt het voordeeltrekken uit arbeidsuitbuiting en ernstige benadeling strafbaar. Ten slotte is het boetebeleid van de Wet arbeid vreemdelingen aangepast, zodat bij overtredingen rekening wordt gehouden met de ernst en verwijtbaarheid, wat kan leiden tot hogere boetes bij grove schuld of opzet.

Bovenstaande maatregelen moeten ervoor zorgen dat de misstanden binnen de uitzendbranche worden tegengegaan en de malafide uitleners kunnen worden aangepakt. Deze maatregelen zullen ook invloed hebben op de verbetering van de registratie in de BRP doordat werkgevers die op dit moment correcte registratie moedwillig tegenhouden gestopt worden. Tegelijkertijd is het probleem van arbeidsmigranten die onjuist ingeschreven staan in de BRP breder dan bij alleen malafide partijen.

De problemen doen zich ook voor bij uitleners die onbewust onbekwaam zijn en bij uitleners die op dit moment nog geen rol pakken omdat er nog geen regelgeving is die hen hiertoe dwingt. Verwachting is dat deze groep uitleners ook zonder het direct regelen van toezicht en handhaving zijn te bewegen om de registratie van arbeidsmigranten in de BRP te verbeteren. De nieuwe verplichtingen zullen zich met name op deze groep richten.

Gevolgen rechtspraak

De gevolgen voor de rechtspraak zijn naar verwachting nihil. Gelet op het feit dat er op dit moment geen sprake zal zijn van toezicht en handhaving op de geïntroduceerde plichten, zal dit ook niet leiden tot bestuursrechtelijke procedures. Daarnaast is het niet waarschijnlijk dat deze wijziging zal leiden tot civiele procedures, aangezien de persoonlijke verplichtingen in het kader van de Wet basisregistratie personen zich richten op de arbeidskracht. Mogelijke schade zal hierdoor eveneens niet snel zijn te herleiden tot de werkgever. Op het moment dat in lagere regelgeving een meldplicht zal worden geïntroduceerd, zal daarbij ook worden ingegaan op mogelijke gevolgen voor de rechtspraak.

  1. Toezicht en handhaving

Er is voor gekozen om op dit moment geen publiekrechtelijk toezicht en handhaving te introduceren, omdat alle varianten van handhaving en toezicht op aanmerkelijke bezwaren stuiten. Zo past een dergelijke taak niet bij de Arbeidsinspectie omdat zij verplichtingen rond (registratie van) huisvesting niet als haar taakopdracht en expertise heeft en geven gemeenten aan dat het voor hen lastig uitvoerbaar is omdat werkgevers en hun arbeidskrachten zich vaak niet in een enkele gemeente bevinden. De verplichtingen, en daarmee toezicht en handhaving, worden bovendien niet via het normenkader van de Wtta geregeld, omdat dit in de complexe opstartfase van het nieuwe stelsel extra uitvoeringsrisico’s zou toevoegen.17

Het is belangrijk dat de maatregelen ook daadwerkelijk doeltreffend zijn. Daarom kan het kabinet alsnog overheidstoezicht instellen op een bevorderings-, vergewis- en (optionele) meldplicht (bijvoorbeeld door het onderdeel te maken van het normenkader) als de uitleners hun verplichtingen niet goed oppakken en er geen significante verbetering zichtbaar is in de registratie van arbeidskrachten. Om deze maatregel extra kracht bij te zetten worden afspraken gemaakt met de sector om registratie in de komende jaren te verbeteren. Deze afspraken, inclusief de monitoring hiervan, worden de komende periode verder uitgewerkt met de sociale partners.

Invoeringstoets

Het is belangrijk om goed zicht te krijgen op de mate van naleving op de maatregel. Des te meer omdat toezicht en handhaving niet is geregeld, er in wordt gezet op het maken van afspraken met de sector en bij onvoldoende naleving toch kan worden besloten om toezicht en handhaving alsnog in te regelen. Daarom wordt één jaar na inwerkingtreding van de verplichtingen een invoeringstoets uitgevoerd.

Bovendien zal de bevorderings-, vergewis- en optionele meldplicht voor werkgevers periodiek worden gemonitord, waarbij in ieder geval de doelmatigheid en doeltreffendheid van de maatregel wordt getoetst.

  1. Regeldrukeffecten

De administratieve lasten (het voldoen aan informatieverplichtingen voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid) en de inhoudelijke nalevingskosten (de kosten voor het kunnen voldoen aan de inhoudelijke verplichtingen zoals vastgelegd in wet- en regelgeving) vormen gezamenlijk de kosten die samenhangen met regeldruk. Deze nota van wijziging brengt regeldrukeffecten met zich mee voor uitleners en arbeidskrachten. Het kabinet streeft er naar de regeldruk voor burgers, bedrijven en professionals terug te dringen. Bij de voorbereiding van dit voorstel is nagegaan of er sprake is van regeldrukeffecten.

Door de maatregel enkel te richten op uitleners, waar het grootste probleem omtrent onjuiste registratie in de BRP zich lijkt af te spelen, wordt zo goed als mogelijk voorkomen dat andere werkgevers onnodig aan nieuwe regels dienen te voldoen.

In de lagere regelgeving zal verder worden uitgewerkt hoe een uitlener exact invulling dient te geven aan de bevorderings-, vergewis- en de (optionele) meldplicht. Er wordt onderzocht en getoetst hoe aan deze verplichtingen verder invulling kan worden gegeven en of die betreffende invulling proportioneel, uitvoerbaar, doeltreffend en doelmatig is, ook in verband met regeldruk voor werkgevers en arbeidskrachten. Dit zal ook worden voorgelegd aan de hiervoor relevante organisaties. Op basis van de hiervoor genoemde punten wordt ook onderzocht of de meldplicht wordt geïntroduceerd, en zo ja, hoe dit het beste vorm te geven.

Ook zal onderzocht worden of en hoe de groep arbeidskrachten waarop de plichten betrekking hebben verder kan worden afgebakend. Het doel is om dit zoveel mogelijk toe te spitsen op de arbeidsmigrant die zich in een kwetsbare positie bevindt.

Regeldruk bevorderingsplicht

Als het gaat om de bevorderingsplicht wordt aan een uitlener in ieder geval gevraagd om schriftelijke informatie over de naleving van de verplichtingen die volgen uit de Wet BRP te verstrekken in een taal die voor de arbeidskracht begrijpelijk is. Dit zal concreet betekenen dat een uitlener materiaal beschikbaar moet hebben en overhandigen aan de arbeidskracht in de benodigde taal of talen, zodat de uitlener de arbeidskracht kan informeren over de verplichtingen. De Rijksoverheid beschikt reeds over materialen in meerdere talen die door de sector gebruikt en verspreid kunnen worden onder uitleners, wat maakt dat de regeldruk voor werkgevers beperkt is. Ook zal de overheid actief informeren richting de uitleners over de nieuwe verplichtingen.

Regeldruk vergewisplicht

Als het gaat om de vergewisplicht wordt aan een uitlener gevraagd om zich ervan te vergewissen dat de arbeidskracht zich als ingezetene in zijn woongemeente heeft ingeschreven. Er zijn diverse mogelijkheden om dit vorm te geven. Een van de opties zou bijvoorbeeld kunnen zijn door de uitlener hiervoor een uittreksel van de inschrijving als ingezetene in de BRP te laten opvragen bij de arbeidskracht om te controleren of iemand daadwerkelijk is ingeschreven. Vervolgens dient een werkgever dit mogelijk te administreren.

Dit kan ook regeldruk voor de arbeidskracht met zich meebrengen. Dit betreft alleen een aanvullende handeling om te voldoen aan de controle van de werkgever. Volgens de Wet BRP is het nu al verplicht dat een werknemer zich inschrijft bij verblijf langer dan vier maanden in Nederland.

Mogelijk biedt een digitale oplossing eenvoudigere manieren om de vergewisplicht vorm te geven en het aantal handelingen te verminderen. Hier zal naar gekeken worden.

Regeldruk meldplicht

Ten slotte wordt mogelijk een meldplicht geïntroduceerd, waarbij de uitlener wordt gevraagd om (waarschijnlijk digitaal) een melding te maken als een persoon een redelijk vermoeden heeft dat de arbeidskracht niet als ingezetene in de basisregistratie personen staat ingeschreven.

Regeldrukkosten

De administratieve lasten zijn gekwantificeerd, met dien verstande dat het hierbij om inschattingen gaat die met zeer grote onzekerheden omgeven zijn, onder andere gelet op de keuzes die gemaakt zullen moeten worden bij de uitwerking van de lagere regelgeving.

De regeldruk van deze nota van wijziging bestaat uit incidentele regeldruk (kennisname van nieuwe regelgeving) en structurele regeldruk. Hieronder wordt aangegeven hoe de regering deze effecten inschat. Daarbij is uitgegaan van het Handboek Meting Regeldrukkosten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

Ten aanzien van de uitleners is hierbij van de volgende aannames uitgegaan:

  • Er zijn op dit moment ongeveer 15.000 actieve uitzendbureaus.18

  • Op basis van cijfers van het CBS zijn er tussen 2020 en 2023 gemiddeld 917.500 werknemers werkzaam bij uitleners.19 De aanname is dat dit hetzelfde zal blijven.

  • Op basis van cijfers van het CBS is de instroom van werknemers ongeveer 40% tussen 2020 en 2023 bij uitleners.20 De aanname is gedaan dat dit jaarlijks hetzelfde zal blijven. Dus jaarlijks een instroom van 367.000 nieuwe werknemers.

  • Er is gerekend met een uurtarief van € 39 euro.

  • Voor het beschikbaar stellen van informatiemateriaal door de werkgever wordt uitgegaan van 1 uur aan incidentele kosten.

  • Daarnaast wordt bij de bevorderingsplicht uitgegaan dat het informeren van een werknemer 3 minuten in beslag neemt en 1 minuut om dit te administreren.

  • Bij de vergewisplicht wordt ervan uitgegaan dat een werkgever 3 minuten nodig heeft voor het vergewissen/controleren en 1 minuut voor het administreren van eventuele stukken.

  • Bij de optionele meldplicht wordt ervan uitgegaan dat een werkgever 3 minuten nodig heeft voor het doorgeven van een melding aan een nader te bepalen instantie.

Ten aanzien van de arbeidskracht is uitgegaan van:

  • De arbeidskracht heeft 5 minuten nodig om de informatie van de werkgever tot zich te nemen.

  • De arbeidskracht dient een handeling te verrichten om aan de controle van de werkgever te voldoen. Dit zal naar verwachting 3 minuten in beslag nemen.

Incidentele regeldrukkosten uitlener Berekening Uitkomst
Beschikbaar stellen informatiemateriaal 15.000 x 1 uur x 39/u € 585.000
Totaal € 585.000
Structurele regeldrukkosten uitlener Berekening Uitkomst
Informeren werknemers 367.000 x 1/20 uur x 39/u € 715.650
Administreren bevorderen werknemers 367.000 x 1/60 uur x 39/u € 238.550
Vergewissen/controleren werknemers 367.000 x 1/20 x 39/u € 715.650
Administreren 367.000 x 1/60 x 39/u € 238.550

Totaal

(excl. optionele meldplicht)

€ 1.908.040
Doorgeven melding (optioneel) 367.000 x 1/20 x 39/u € 715.650

Totaal

(incl. optionele meldplicht)

€ 2.624.050
Structurele regeldrukkosten arbeidskracht Berekening Uitkomst
Informatie van werkgever tot je nemen 367.000 x 5/60 x 17/u € 519.917
Handeling voor controle werkgever 367.000 x 1/20 x 17/u € 311.950
Totaal € 831.867

Het is belangrijk om te benoemen dat de regeldrukkosten nog grotendeels afhankelijk zijn van de verdere uitwerking van de verplichtingen in lagere regelgeving. Mogelijk wordt de plicht nog verder afgebakend tot een nauwere doelgroep wat de regeldrukkosten kan verminderen. Tegelijkertijd kan een nadere uitwerking ook leiden tot hogere regeldrukkosten, bijvoorbeeld wanneer geregeld wordt dat de bevorderingsplicht meer zal omvatten dan alleen het informeren van de arbeidskracht. Daarom zal bij de uitwerking van de plichten in lagere regelgeving een regeldrukkosten-paragraaf worden uitgewerkt, omdat dan kan worden ingeschat hoe groot deze kosten naar verwachting zijn.

De kosten zullen voor zowel grotere als kleinere uitleners (waarvan uitlenen soms geen kernactiviteit is) vergelijkbaar zijn. Wel is te verwachten dat grotere uitleners deze kosten in verband met schaalvoordeel (denk aan informatie verschaffen aan grotere groepen arbeidskrachten) mogelijk verder kunnen drukken.

Ten slotte wordt onderzocht hoe digitale voorzieningen een rol kunnen spelen in het doelmatiger maken van het proces en hiermee de regeldruk te verminderen.

Conclusie

De introductie van een bevorderings-, vergewis- en een mogelijke meldplicht zal leiden tot een toename van de regeldruk voor uitleners. Daarnaast heeft het mogelijk ook gevolgen voor de arbeidskracht, waarbij de grootte van deze groep afhangt van de afbakening in lagere regelgeving.

Tegelijkertijd is het probleem rondom de juiste registratie van arbeidsmigranten in de BRP aanzienlijk en heeft dit verstrekkende gevolgen voor de positie van arbeidsmigranten alsook voor het zicht op arbeidsmigranten door gemeenten. Door de invoering van aanvullende verplichtingen wordt verwacht dat er een substantiële verbetering zal optreden in de registratie in de BRP, wat ten goede zal komen aan de positie van de arbeidsmigranten.

  1. Uitvoeringsconsequenties

De nota van wijziging heeft geen uitvoeringsconsequenties. Echter, de maatregelen kunnen bij het uitwerken in lagere regelgeving nog wel tot aanvullende uitvoeringsconsequenties leiden. Het is namelijk in grote mate afhankelijk van hoe de maatregelen verder worden ingevuld. Mocht worden besloten tot een meldplicht, dan heeft dat naar verwachting impact op de gemeenten die de meldingen uiteindelijk ontvangen. De impact is dan met name gelegen in het onderzoeken van deze meldingen en het mogelijk (ambtshalve) inschrijven van personen in de BRP.

  1. Financiële consequenties

De nota van wijziging heeft geen financiële consequenties.

  1. Advies en consultatie

Advies van het Adviescollege Toetsing Regeldruk

Het kabinet heeft op 27 januari 2025 het Adviescollege Toetsing Regeldruk verzocht om te adviseren over de gevolgen van de nota van wijziging voor de regeldruk.

Het ATR heeft op 30 januari 2025 geadviseerd. Het ATR heeft geadviseerd ten aanzien van de nut en noodzaak en de regeldrukgevolgen.

Nut en noodzaak

Wat betreft de nut en noodzaak van de regelgeving gaat het ATR in zijn advies in op drie zaken:

  • De probleemanalyse in de nota van wijziging

  • Het doel van de nota van wijziging

  • De bevorderings-, vergewis- en optionele meldplicht als middel

Bij de probleemanalyse geeft het ATR aan dat voldoende inzichtelijk is waarom aanvullende maatregelen nodig zijn om de registratie van arbeidsmigranten in de BRP te verbeteren.

Ten aanzien van het doel maakt de toelichting volgens het ATR duidelijk in welke mate verbetering is beoogd voor de groep arbeidsmigranten die zich onvoldoende bewust is van de plicht tot registratie als ingezetene in de BRP. Het ATR adviseert echter voor alle groepen die als niet-ingezetene staan geregistreerd te beschrijven in welke mate de geschetste problemen zullen worden weggenomen.

Op basis het advies van het ATR is in de toelichting verder uitgewerkt dat het kabinet de ambitie heeft om naast de eerder genoemde 37% ook 20% van de overige arbeidskrachten (63%) 21 te bereiken die andere achterliggende redenen hebben om zich niet in te schrijven. Dit is 13% van het totaal. Bij elkaar genomen heeft het kabinet dus de ambitie om de registratie van de BRP van arbeidsmigranten met 50% via deze maatregelen te verbeteren.

Hierbij is ervan uitgegaan dat 20% bereikt zal worden van de groep arbeidsmigranten die andere redenen hebben dan dat zij niet weten dat zij zich in moeten schrijven, omdat de uitlener bij deze groep naar verwachting minder grip heeft op daadwerkelijke verbetering van de registratie. Dit heeft ermee te maken dat er bij deze groep achterliggende redenen zijn waarom zij zich niet inschrijven. Tegelijkertijd zullen de maatregelen ook van invloed zijn op deze doelgroep. Bijvoorbeeld doordat de arbeidsmigrant overtuigd wordt van het belang van correcte registratie, waardoor degene die zich eerder niet wilden inschrijven dit alsnog doet. Bij elkaar genomen heeft het kabinet dus de ambitie om de registratie van de BRP met 50% via deze maatregelen te verbeteren. Hierbij gaat het om 54.000 arbeidsmigranten uit de EU-11 die rond het minimumloon verdienen.

Verder benoemt het ATR dat het vanwege het ontbreken van (publieke) handhaving en toezicht het van belang is om snel zicht te krijgen op de mate van naleving. Dit zicht is nodig om desgewenst toch handhaving en toezicht te introduceren. Daarom adviseert het college om tijdig een invoeringstoets uit te voeren.

Het kabinet onderkent dat het belangrijk is om goed zicht te krijgen op de mate van naleving op de maatregel. Juist omdat toezicht en handhaving in eerste instantie niet is geregeld, er in wordt gezet op het maken van afspraken met de sector en bij onvoldoende naleving toch kan worden besloten om toezicht en handhaving alsnog in te regelen. Daarom wordt 1 jaar na inwerkingtreding van de verplichtingen een invoeringstoets uitgevoerd. Dit is ook opgenomen in de toelichting.

Daarnaast benoemt het ATR dat de toelichting helder beschrijft wat onder de drie verplichtingen worden verstaan. Hierbij geeft het ATR een kanttekening mee dat de verplichtingen nadere invulling vereisen en de meldplicht een activering. Dit wordt in de AMvB nader uitgewerkt, waardoor een definitief oordeel over de vormgeving nog niet mogelijk is. De regering zal bij de nader uit te werken AMvB ook advies van het ATR vragen zodat zij een oordeel kunnen geven over de uiteindelijke uitwerking.

Ten aanzien van het doelbereik en effectiviteit geeft het ATR aan dat niet voorzien is in publiekrechtelijke handhaving. De toelichting beperkt zich tot het uitspreken van de verwachting dat afspraken met de sector voor voldoende borging van de naleving zullen zorgen. Deze verwachting behoeft nadere onderbouwing. De probleemanalyse van de onderliggende wet (Wtta) laat immers zien dat de problemen rondom arbeidsmigranten met name worden veroorzaakt door een groep uitleners die zich weinig of niets aan wettelijke verplichtingen gelegen laat liggen (de malafide uitleners). Daarom adviseert het ATR om in de toelichting nader onderbouwing te geven van de verwachting dat de drie nieuwe verplichtingen worden nageleefd.

Het kabinet erkent dat er een groep uitleners is die zich niets aantrekt van wettelijke verplichtingen en zich dus ook bij het ontbreken van toezicht en handhaving de verplichting niet zullen naleven. In de toelichting is erop ingegaan welke maatregelen het kabinet naast het introduceren van de zorgplicht neemt om malafide uitleners tegen te gaan. Deze maatregelen zullen ook invloed hebben op de verbetering van de registratie in de BRP doordat werkgevers, die op dit moment moedwillig correcte registratie in de BRP tegenhouden, gestopt worden. Tegelijkertijd zien we dat het probleem van arbeidsmigranten die onjuist ingeschreven staan in de BRP breder is dan bij malafide partijen alleen. De problemen doen zich ook voor bij uitleners die onbewust onbekwaam zijn en bij uitleners die op dit moment nog geen rol pakken omdat er nog geen regelgeving is die hen hiertoe dwingt. De verwachting is dat deze groep uitleners ook zonder het direct regelen van toezicht en handhaving zijn te bewegen om de registratie van arbeidsmigranten in de BRP te verbeteren. De nieuwe verplichtingen zullen zich met name op deze groep richten.

Daarnaast kan, zoals aangegeven in de toelichting, het kabinet alsnog overheidstoezicht instellen op een bevorderings-, vergewis- en (optionele) meldplicht (bijvoorbeeld door het onderdeel te maken van het normenkader) als de uitleners hun verplichtingen niet goed oppakken en er geen significante verbetering zichtbaar is in de registratie van arbeidskrachten. Om deze maatregel extra kracht bij te zetten worden afspraken gemaakt met de sector om registratie in de komende jaren te verbeteren. Deze afspraken, inclusief de monitoring hiervan, worden de komende periode verder uitgewerkt met de sociale partners.

Minder belastende alternatieven

Het ATR geeft aan dat de toelichting motiveert waarom de maatregelen zich moeten richten op de werkgevers van de arbeidsmigranten. Ook motiveert zij de keuze van de doelgroep, namelijk de uitleners en niet alle werkgevers. Tenslotte bevat de toelichting de afwegingen voor invoering van drie verplichtingen en niet slechts één of twee ervan. Alle verplichtingen zijn nodig om tot een maximaal resultaat te komen.

Werkbaarheid

Daarnaast geeft het ATR aan dat het niet mogelijk is om in detail te verantwoorden of de verplichtingen werkbaar zijn, omdat dit verder wordt uitgewerkt in lagere regelgeving. Op hoofdlijnen is dit wel mogelijk, omdat de contouren ervan wel duidelijk zijn. Daarom adviseert ATR een MKB-toets op de verplichtingen uit te voeren en de werkbaarheid, in het bijzonder die voor de kleine uitleners en de uitleners waarvoor uitlenen een bijkomstigheid is, in de toelichting mede aan de hand van de uitkomsten van de toets te onderbouwen.

In reactie hierop heeft het kabinet een MKB-toets georganiseerd met uitleners op donderdag 13 februari.

Regeldrukkosten

Het ATR adviseert in de toelichting alle extra handelingen te beschrijven die als gevolg van de drie nieuwe verplichtingen vereist zijn. Dit was op het moment van het opstellen van het advies nog onvolledig. Daarnaast adviseert het ATR de omvang van de gevolgen voor de regeldruk voor uitleners en arbeidskrachten te berekenen, conform de Rijksbrede methodiek.

Op basis van deze aanbeveling van het ATR zijn de extra handelingen beschreven in de toelichting die als gevolg van de nieuwe verplichtingen vereist zijn. Ook is de omvang van de gevolgen voor de regeldruk voor uitleners en arbeidskrachten berekend, conform de Rijksbrede methodiek.

MKB-toets

Het kabinet heeft gekozen om naar aanleiding van het ATR-advies een MKB-toets uit te laten voeren vlak voor het sturen van de nota van wijziging naar de Kamer. Daarnaast is gedurende de voorbereiding van de nota van wijziging in reguliere overlegstructuren met sociale partners en vertegenwoordigers uit de uitzendbranche ook gesproken over de werkbaarheid en uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel voor het mkb.

Tijdens de MKB-toets is er gesproken over het belang van een concrete doelstelling van de voorgenomen wijziging. In reactie hierop geeft het kabinet aan dat er in de toelichting uitgebreid aandacht is voor de doelstelling van de voorgenomen wijziging. Dit ziet allereerst op het verbeteren van het zicht op arbeidsmigranten, zodat gemeenten ook beter beleid kunnen formuleren op de behoeften van de doelgroep. Denk hierbij aan de woningopgave. Ook is het belangrijk voor de bereikbaarheid van de doelgroep voor communicatie vanuit de overheid. Bovendien wordt met de maatregelen de positie van arbeidsmigranten verbeterd. Voor een ingezetene in de BRP kunnen namelijk verschillende rechten en plichten gelden. Het niet of verkeerd ingeschreven staan in de BRP kan er bijvoorbeeld toe leiden dat het niet mogelijk is om een zorgverzekering af te sluiten bij het verliezen van werk of dat een arbeidsmigrant geen recht heeft op bepaalde sociale voorzieningen.

Alle aanwezigen hebben daarnaast aangegeven zich te kunnen vinden in de bevorderingsplicht voor werkgevers. Deelnemers hebben wel hun zorgen en kritiek geuit over het regelen van een vergewis- en optionele meldplicht bij uitleners. Dit ook in het licht van de administratie lasten die dit voor uitleners en arbeidskrachten met zich meebrengt. Ook vinden zij deze verplichtingen beter passen bij de verhuurders.

Zoals aangegeven in de toelichting is er naar aanleiding van de verkenning voor gekozen om de zorgplicht te regelen bij de uitleners. Dit sluit ook aan bij de aanbevelingen van het Aanjaagteam. Het kabinet blijft zorgvuldig een afweging maken tussen het belang van de wijziging en de doelmatigheid van het introduceren van een vergewis- en optionele meldplicht voor uitleners. Daarbij blijft hij oog houden voor de uitvoerbaarheid voor uitleners en arbeidskrachten. In lagere regelgeving streeft het kabinet ernaar om de regeldrukkosten zo laag mogelijk te maken (of houden), de doelgroep waarop de verplichtingen betrekking hebben verder af te bakenen, en de uitleners bij de verdere uitwerking te betrekken, via onder andere een MKB-toets. Bij de verdere afbakening wordt gekeken om dit zo goed mogelijk aan te laten sluiten op de arbeidsmigrant die zich in een kwetsbare positie begeeft.

Ten slotte gaven ondernemers aan dat de problemen rondom correcte registratie in het BRP vele oorzaken en mogelijke oplossingen hebben. De problemen die werden benoemd waren ervaren belemmeringen bij de inschrijving als ingezetene bij de gemeenten, zoals het niet meewerken aan inschrijvingen door gemeenten. Ook werd benoemd dat de vele verhuisbewegingen van arbeidsmigranten de correcte registratie belemmert. Daarnaast werden nog verschillende oplossingsrichtingen aangedragen die bij kunnen dragen aan het verbeteren van de registratie in de BRP, zoals het mogelijk maken van een periodieke vergelijking tussen de polisadministratie en de BRP.

Het kabinet geeft aan dat er, naast de voorgenomen wijziging, met BZK en gemeenten uitvoering wordt gegeven aan een breed pakket aan maatregelen om de registratie in de BRP te verbeteren. Hierbij wordt ook gekeken naar het mogelijk maken van een periodieke vergelijking.

II. Artikelsgewijs

Onderdeel A

Deze wijziging van redactionele aard herstelt een tweetal verschrijvingen.

Onderdeel B

Eerste lid

Het eerste lid voorziet in een plicht voor degene die de arbeidskracht ter beschikking stelt om een juiste registratie als ingezetene in de BRP te bevorderen. Deze verplichting houdt in dat diegene de arbeidskracht ter beschikking stelt in ieder geval informatie moet verstrekken over de naleving van de verplichtingen die de arbeidskracht heeft op basis van hoofdstuk 2, afdeling 1, paragraaf 5, van de Wet basisregistratie personen. De informatie moet schriftelijk worden verstrekt in een taal die voor de arbeidskracht begrijpelijk is.

Tweede lid

Degene die de arbeidskracht ter beschikking stelt zal na het bevorderen van de juiste inschrijving in de BRP, zich er ook van moeten vergewissen dat de arbeidskracht is ingeschreven als ingezetene. Op grond van artikel 2.38, eerste lid, dient de persoon die rechtmatig in Nederland verblijft en naar verwachting gedurende een half jaar ten minste twee derde van de tijd in Nederland zal gaan verblijven, uiterlijk op de vijfde dag van zijn verblijf in persoon aangifte te doen van verblijf en adres bij zijn (nieuwe) woongemeente. Op basis van deze aangifte schrijft de gemeente de persoon in als ingezetene in de BRP. Om aan de nieuwe verplichting te voldoen zal de vergewisplichtige (de uitlener) moeten nagaan of er een inschrijving in de BRP heeft plaatsgevonden. Het betreft dus een inspanningsverplichting van de werkgever, waarbij deze met het doen van navraag naar de inschrijving heeft voldaan aan de vergewisplicht. In het geval de werknemer vervolgens de betreffende informatie niet wil verstrekken, zal dit leiden tot het vermoeden dat de werknemer niet staat ingeschreven in de BRP.

Derde lid

Dit onderdeel bevat de grondslag op basis waarvan bij AMvB een meldplicht voor degene die de arbeidskracht ter beschikking stelt kan worden geïntroduceerd en de hoofdelementen van deze meldplicht, zoals de bevoegdheid om een instantie aan te wijzen en het instellen van een termijn. Als van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, dan zal bij AMvB een instantie worden aangewezen waarbij degene op wie de meldplicht rust een melding zal moeten maken bij een vermoeden dat de arbeidskracht ten onrechte niet als ingezetene in de BRP is ingeschreven. Hierbij wordt in eerste instantie gedacht aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de arbeidskracht vermoedelijk woont (de bijhoudingsgemeente, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel h van de Wet BRP), maar dit kan mogelijk een andere instantie betreffen. Bij of krachtens AMvB zal tevens een bepaalde termijn, na de datum van indiensttreding bij degene die de arbeidskracht ter beschikking stelt, worden vastgesteld waarna de meldplicht ingaat en een termijn waarbinnen de melding vervolgens moet worden gemaakt.

Vierde lid

Bij AMvB kan worden bepaald welke gegevens in ieder geval moeten worden verstrekt bij de melding die moet worden gemaakt bij de aangewezen instantie, indien er een meldplicht wordt geïntroduceerd. Gedacht kan worden aan in ieder geval het burgerservicenummer (BSN) en het vermoedelijke woonadres van de arbeidskracht. In het geval een andere instantie dan de bijhoudingsgemeente wordt aangewezen als instantie waar een melding moet worden gemaakt, dan zal ook bij AMvB worden bepaald welke gegevens deze instantie kan verstrekken aan de bijhoudingsgemeente.

Dit onderdeel bevat de grondslag voor de degene die de arbeidskracht ter beschikking stelt om het burgerservicenummer (BSN) van de arbeidskracht ook te verwerken bij de uitvoering van de bevorderings-, vergewis- en meldplicht. Uitleners zijn al bevoegd om het BSN van de arbeidskrachten te registreren en te gebruiken in het kader van de loonaangifte.

Op grond van artikel 46 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming is voor de verwerking van het BSN een expliciete formeelwettelijke grondslag nodig. Met dit onderdeel wordt daarin voorzien. Verwerking van het BSN draagt bij aan de juiste identificatie van een persoon en het voorkomen van persoonsverwisselingen. Het zorgt ervoor dat degene die de arbeidskracht ter beschikking stelt beter in staat is om te controleren of de ingeschreven persoon dezelfde is als de persoon die met een BSN in zijn loonadministratie is opgenomen. De verwerking van het BSN is ook van belang voor het goed functioneren van eventuele digitale voorzieningen voor het melden en vergewissen. De voorgestelde BSN-grondslag voor uitleners heeft tot gevolg dat zij bij de uitvoering van de bevorderings-, vergewis- en meldplicht kwalificeren als gebruiker in de zin van artikel 1 van Wet algemene bepalingen burgerservicenummer (Wabb). Op gebruikers rust de plicht om te vergewissen dat het BSN daadwerkelijk hoort bij de persoon in kwestie. Het BSN-stelsel biedt de gebruikers daartoe toegang tot verschillende verificatievoorzieningen. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de aansluiting van de uitleners op deze voorzieningen via een op te zetten sectorale berichtenvoorziening.22

Vijfde lid, onderdeel a

Op basis van deze grondslag kan degene die de arbeidskracht ter beschikking stelt bij of krachtens AMvB worden verplicht om bepaalde gegevens over de naleving van de bevorderings-, vergewis- en optionele meldplicht op te nemen in de eigen administratie. In de betreffende regelgeving zal worden opgenomen welke gegevens in ieder geval moeten worden opgenomen in deze administratie.

Vijfde lid, onderdeel b

Bij of krachtens AMvB kan een nadere invulling worden gegeven aan de verplichtingen uit het eerste tot en met het derde lid. Daarbij kunnen de verplichtingen voor te onderscheiden categorieën werknemers verschillend worden aangewezen, voor zover dit mogelijk is binnen de grenzen van de gelijke behandelingswetgeving. Wat betreft de bevorderingsplicht kan bij of krachtens AMvB worden geregeld of, en op welke manier, de werkgever de inschrijving in de BRP moet faciliteren.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,





Y.J. van Hijum


  1. Arbeidsmigranten die rechtmatig in Nederland verblijven en van plan zijn langer dan vier maanden in Nederland te verblijven, moeten zich als ingezetene laten registreren in de gemeente waar ze wonen. Bij een korter verblijf kunnen zij zich inschrijven bij een Registratie Niet Ingezetenen (RNI)-loket. Daarmee ontvangen ze ook een burgerservicenummer (bsn). Wanneer ze vervolgens toch langer dan vier maanden in Nederland gaan verblijven, moeten ze zich alsnog in de BRP registreren als ingezetene in de gemeente. Het komt voor dat arbeidsmigranten ten onrechte als niet-ingezetene staan geregistreerd omdat ze bijvoorbeeld al langer dan vier maanden in Nederland verblijven.↩︎

  2. Deze inschrijving geschiedt bij het RNI-loket. Het BSN is van belang voor onder andere de loonaangifte, maar bijvoorbeeld ook voor het openen een bankrekening in Nederland.

    Ook personen die in het buiteland wonen, maar wel een relatie hebben met de Nederlandse overheid, zoals grensarbeiders, kunnen zich laten inschrijven in de BRP als niet-ingezetene.↩︎

  3. Zie voor de meest recente stand van zaken de Jaarrapportage arbeidsmigranten 2024 - https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2024D44112&did=2024D44112↩︎

  4. Zie Kamerstukken II, 2011/12, 33219, nr. 3, p. 123.↩︎

  5. Zie Zicht op arbeidsmigranten: Een belevingsonderzoek naar de positie van EU-arbeidsmigranten, derdelanders en Oekraïners in Nederland | Rapport | Rijksoverheid.nl.↩︎

  6. Kamerbrief over zorgplicht werkgevers bij registratie arbeidsmigranten in de Basisregistratie Personen (BRP) | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl↩︎

  7. Zie Kamerbrief 10 december jl.↩︎

  8. Zie Geen tweederangsburgers↩︎

  9. Zie cijfers Migrantenmonitor - Migrantenmonitor 2023 | CBS↩︎

  10. Alle EU-uitbreidingslanden, exclusief Cyprus en Malta. Het gaat om Bulgarije, Estland, Hongarije, Kroatië, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije en Tsjechië.↩︎

  11. In lagere regelgeving wordt de vergewisplicht verder uitgewerkt. Of en hoe de groep arbeidskrachten waarop de plicht betrekking heeft verder kan worden afgebakend wordt geanalyseerd. Het doel is om dit zoveel mogelijk toe te spitsen op de arbeidsmigrant die zich in een kwetsbare positie bevindt.↩︎

  12. Naar verwachting hebben de maatregelen invloed op arbeidsmigranten die zich niet bewust zijn van inschrijving in de BRP. Op basis van onderzoek van Risbo (2024) komt naar voren dat deze groep ongeveer 37% van de niet-ingezetenen betreft die rond het minimumloon verdienen en als niet-ingezetene in de BRP geregistreerd staan.↩︎

  13. 60% van totaal aantal niet-ingezetenen werkzaam een uitlener – zie cijfers Migrantenmonitor 2023. Hierbij is alleen gekeken naar het aantal arbeidsmigranten dat rond het minimumloon verdient en uit de EU-11 komt.↩︎

  14. Hierbij gaat het om de groep niet-ingezetenen die zich niet wil inschrijven (23%), waarbij de verhuurder dit niet toestaat (20%), de persoon aangeeft zich niet te kunnen inschrijven (9%) of waarbij een andere reden is (13%).↩︎

  15. Kamerstukken II 2024/25, 36 446, nr. 15.↩︎

  16. Kamerstukken II 2023/24, 36 547, nr 2.↩︎

  17. Eerder is in de Nota n.a.v. het verslag Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (Nota n.a.v. het verslag Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl) ook gecommuniceerd om de zorgplicht niet in het toelatingsstelsel op te nemen. Eén van de redenen daarvoor was dat de zorgplicht een hoog ‘papieren’ gehalte zou hebben en beperkt effectief zou zijn. De bevorderings-, vergewis- en meldplicht – met of zonder bestuursrechtelijke handhaving – is effectiever dan de zorgplicht. Daarmee vervalt dit argument om dit thema niet in het Wtta-normenkader op te nemen. Andere bezwaren blijven echter bestaan.↩︎

  18. StatLine - Bedrijven; bedrijfstak↩︎

  19. StatLine - Arbeidsvolume; bedrijfstak, geslacht, nationale rekeningen↩︎

  20. Zie: tabel Instroom en uitstroom van werknemers in alle economische sectoren 2016-2023 - CBS↩︎

  21. Hierbij gaat het om de groep niet-ingezetenen die zich niet wil inschrijven (23%), waarbij de verhuurder dit niet toestaat (20%), de persoon aangeeft zich niet te kunnen inschrijven (9%) of waarbij een andere reden is (13%).↩︎

  22. Artikel 17, eerste lid, van de Wabb.↩︎