Reactie op brief BGZJ
Bijlage
Nummer: 2025D07853, datum: 2025-02-21, bijgewerkt: 2025-02-21 17:02, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Verslag van een schriftelijk overleg over het ontwerpbesluit Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg (Kamerstuk 31839-1061) (2025D07851)
Preview document (🔗 origineel)
Bijlage 3 – Reactie op brief BGZJ
Hoe verhouden de 41 jeugdregio's zich tot de 25 regio's die zijn voorgesteld in het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming?
Om te komen tot een indeling in Jeugdregio’s voor de regionale inkoop van specialistische jeugdzorg zijn, in overeenstemming met de afspraken in de Hervormingsagenda Jeugd, de huidige 42 jeugdregio’s getoetst aan hun robuustheid. Dit heeft geresulteerd in de indeling in 41 jeugdregio’s zoals opgenomen in voorliggend ontwerpbesluit. Bij deze regio-indeling is meegewogen of een wijziging van de regio-indeling grote bestuurlijke gevolgen heeft, juist voor regio’s die al succesvol conform de voorgestelde kaders in het wetsvoorstel werken.
Met het oog op de grotere schaal die veelal ook nu al nodig is voor de organisatie van de diverse veiligheidsfuncties waar het Toekomstscenario Jeugd- en gezinsbescherming zich op richt, is in het wetsvoorstel Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg en voorliggend ontwerpbesluit, in lijn met de huidige praktijk, vastgelegd dat een Jeugdregio onder meer belast moet worden met bovenregionale afstemming over de gecertificeerde instellingen, om te bevorderen dat er een toereikend aanbod is van deze voorzieningen.
Het in het Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming genoemde uitgangspunt van 25 regio’s betreft vooralsnog een ontwikkelrichting. De keuze voor de regio-indeling op het niveau van 25 veiligheidsregio’s is gebaseerd op drie uitgangspunten: aansluiten op een bestaande regio-indeling, de benodigde minimale omvang van het regionale veiligheidsteam (hierna: RVT) die nodig is om voldoende kwaliteit en expertise te kunnen bieden en een doelmatige bedrijfsvoering vorm te geven en een schaalgrootte die goede aansluiting bij de lokale teams mogelijk maakt.
Het RVT zal zich richten op kwetsbare gezinnen en huishoudens waar sprake is van onveiligheid en/of een ontwikkelingsbedreiging. Daarbij richten ze zich op een vereenvoudigde, gezinsgerichte werkwijze in samenwerking met lokale teams. In beginsel gaan de meeste functionaliteiten van de Veilig Thuis-organisaties en de gecertificeerde instellingen hierin op, evenals een aantal nader te bepalen en op de jeugdbescherming gerichte taken van de Raad voor de Kinderbescherming. Deze organisaties zijn momenteel georganiseerd op een verschillende schaal. De Veilig Thuis-organisaties zijn georganiseerd op de schaal van veiligheidsregio’s (25 regio’s). De gecertificeerde instellingen zijn in de regel georganiseerd op de schaal van meerdere jeugdregio’s (13 regio’s). De Raad voor de Kinderbescherming is landelijk georganiseerd met een gedeconcentreerde uitvoering. Het RVT zal verder nauw samenwerken met lokale teams waarvoor in het Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming een belangrijke rol is weggelegd.
Laat de verplichting tot bovenregionale afstemming in dit besluit niet te veel ruimte voor vrijblijvendheid?
De regering verwacht niet dat er te veel ruimte is voor
vrijblijvendheid met betrekking tot de bovenregionale afstemming. Er is
bewust voor gekozen in het wetsvoorstel geen kaders te stellen aan de
vorm en inhoud van de bovenregionale afstemming. Reden hiervoor is dat
het per jeugdhulpvorm zal verschillen met welke Jeugdregio’s moet worden
samengewerkt en hoe de bovenregionale afstemming in dat geval moet
worden vormgegeven. Het is daarmee niet mogelijk om één algemeen kader
voor bovenregionale afstemming op te stellen dat recht doet aan het
decentrale karakter van het jeugdstelsel én dat voldoende flexibiliteit
geeft aan Jeugdregio’s om het stelsel zo in te richten dat past bij hun
regionale situatie.
Voorliggend ontwerpbesluit schrijft verder voor dat in de regiovisie
moet worden opgenomen op welke wijze de bovenregionale afstemming zal
plaatsvinden. Het ligt daarbij voor de hand dat daarbij ook wordt
opgenomen hoe de samenwerking effectief verloopt, hoe wordt omgaan met
tegenstrijdige belangen en hoe doublures met andere regionale
initiatieven worden voorkomen.
De BGZJ snapt dat sprake moet zijn van een overgangsperiode totdat de Jeugdregio voor alle gemeenten in de regio alle (voorgeschreven) vormen van specialistische jeugdzorg contracteert of subsidieert, maar meent dat er een maximale termijn aan moet worden verbonden.
Er is een bewuste afweging gemaakt bestaande contracten te respecteren en niet te kiezen voor een uiterlijke termijn waarop alle contracten moeten voldoen aan het wetsvoorstel Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg en het ontwerpbesluit. Hiermee is gehoor gegeven aan de oproep van de VNG dat gemeenten en regio’s voldoende tijd moeten krijgen de aanpassingen in hun inkoop- en contractmanagement door te voeren. Dit betekent dat het mogelijk is dat de overgangsperiode in een bepaalde regio een aantal jaar kan duren. Uit de vele gesprekken die zijn gevoerd met de regio’s volgt evenwel dat het in de meeste regio’s om een kortere periode zal gaan.