36668 Nota naar aanleiding van het verslag inzake Wijziging van de Algemene douanewet met betrekking tot het creëren van een wettelijke grondslag voor het verstrekken van gegevens door de inspecteur aan de politie, de Koninklijke Marechaussee, de Financiële inlichtingen eenheid en de Belastingdienst/Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst, ten behoeve van de uitvoering van politie- of toezichtstaken (Wet gegevensverstrekking douane voor uitvoering politie- of toezichtstaken)
Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag
Nummer: 2025D07887, datum: 2025-02-21, bijgewerkt: 2025-02-21 17:29, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën (Ooit Nieuw Sociaal Contract kamerlid)
- Aanbiedingsbrief
- Beslisnota bij 36668 Nota naar aanleiding van het verslag inzake Wijziging van de Algemene douanewet met betrekking tot het creëren van een wettelijke grondslag voor het verstrekken van gegevens door de inspecteur aan de politie, de Koninklijke Marechaussee, de Financiële inlichtingen eenheid en de Belastingdienst/Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst, ten behoeve van de uitvoering van politie- of toezichtstaken (Wet gegevensverstrekking douane voor uitvoering politie- of toezichtstaken)
Onderdeel van zaak 2025Z03461:
- Indiener: T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
Preview document (🔗 origineel)
VERSLAG WETSVOORSTEL WET GEGEVENSVERSTREKKING DOUANE VOOR UITVOERING POLITIE- OF TOEZICHTSTAKEN (KAMERSTUK 36668-2)
II reactie van de staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane
Met interesse heb ik kennisgenomen van de vragen die door de verschillende fracties zijn gesteld naar aanleiding van het wetsvoorstel Wet gegevensverstrekking douane voor uitvoering politie- of toezichtstaken, Kamerstuk 36668-2. Onderstaand wordt bij de beantwoording zoveel mogelijk de volgorde van het verslag aangehouden. Sommige vragen worden geclusterd beantwoord.
I. Algemeen
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken aangaande wijziging van de algemene Douanewet.
Naar aanleiding hiervan hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie vragen wat de aanleiding is om deze wet te wijzigen. Zijn beschikbare methodes om informatie te delen met genoemde instanties niet voldoende? Zo niet, waarom is het voorgenomen wetsvoorstel dan niet eerder aangeboden? Hadden genoemde instanties hierdoor meer invloed gehad om in te grijpen in ondermijnende criminaliteit?
In verschillende gevallen is het noodzakelijk om al in de toezichtfase, wanneer nog geen sprake is van een (redelijke vermoeden van een) strafbaar feit, gegevens te verstrekken aan de politie, de Koninklijke Marechaussee (KMar), de Financiële inlichtingen eenheid (FIU) of de Belastingdienst/Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD). Op dit moment kan de inspecteur in deze situaties, vanwege het ontbreken van een wettelijke grondslag, geen gegevens delen. De gegevens kunnen in het kader van een onderzoek wel relevant zijn of een reden vormen voor het starten van een opsporingsonderzoek.
Het heeft tijd gekost om zorgvuldig te analyseren welke behoefte en noodzaak er bij de politie, KMar, FIOD en FIU bestaat voor het ontvangen van douanetoezichtgegevens. Het is belangrijk om dit zorgvuldig te doen, omdat het onnodig delen van gevoelige informatie over burgers en bedrijven zoveel mogelijk moet worden voorkomen. Daarnaast heeft het wetsvoorstel enkele malen vertraging opgelopen, bijvoorbeeld door een wijziging in het gekozen wetgevingstraject, de demissionaire status van het vorige kabinet en het vertrek van de staatsecretaris Toeslagen en Douane. Of hierdoor kansen zijn gemist om in te grijpen in ondermijnende criminaliteit is niet te zeggen.
De leden van de PVV-fractie merken op dat genoemde instanties, de inspecteur van Douane verzoeken om bulkinformatie te delen als deze gegevens en inlichtingen noodzakelijk zijn om inzicht te krijgen in misdrijven waarop naar wettelijke omschrijving vier jaar of meer gevangenisstraf staat. Waarom is er gekozen voor vier jaar en meer gevangenisstraf? Blijven hierdoor kleinere criminelen buiten zicht van justitie?
Voor het op verzoek delen van informatie met de politie en de KMar is ervoor gekozen om de grens te leggen bij misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Deze situaties zijn dermate ernstig om een uitzondering op het beroepsgeheim te rechtvaardigen. Binnen deze grens vallen de belangrijkste potentiële strafrechtelijke vergrijpen waarover de Douane mogelijk relevante gegevens bezit. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om handel in drugs, omvangrijke milieudelicten, wapenhandel en ernstige financiële misdrijven, zoals omvangrijke ernstige fraude. Douanetoezichtgegevens hebben in deze gevallen potentieel grote waarde voor de politie en de KMar. Wanneer sprake is van een (redelijke vermoeden van een) strafbaar feit, of op vordering van de officier van justitie, kunnen gegevens ook in geval van minder zware criminaliteit worden verstrekt. Dit valt echter buiten de scope van dit wetsvoorstel.
Hoe is de veiligheid van de betrokken ambtenaren gewaarborgd en hun omgeving wanneer deze informatie verstrekken, dit terwijl georganiseerde ondermijnende criminaliteit een bijzonder veiligheidsrisico vormt voor Douanemedewerkers en hun omgeving? De leden van de PVV-fractie hechten grote waarde aan de veiligheid van Douanepersoneel en natuurlijk personeel van alle betrokken instanties bij het uitoefenen van hun beroep. Graag ontvangen deze leden een reactie hierop van de regering.
Ook ik hecht grote waarde aan de veiligheid van douanepersoneel. Voor mij heeft het absolute prioriteit dat iedereen die bij de Douane werkt optimaal is toegerust om veilig te kunnen werken, integer te handelen en maximaal weerbaar en beschermd is tegen integriteitsrisico’s en ongewenste beïnvloeding van buitenaf. Eerder is uw Kamer geïnformeerd over de Verbeteragenda Integriteit1, waarmee inmiddels een groot aantal maatregelen met betrekking tot integriteit en veiligheidsrisico's is genomen. Bijvoorbeeld weerbaarheidstrainingen, versterkte screening, meldprocedures en de oprichting van Bureau Veiligheid en Integriteit. Met de oprichting van BV&I is de aanpak van veiligheid en integriteit structureel belegd. Met het uitvoeren van risicoanalyses en het nemen van (veiligheids-)maatregelen is er permanent aandacht voor de veiligheid van de medewerkers.
Wanneer een douanemedewerker (een gevoel van) onveiligheid ervaart in relatie tot het werk, zijn er verschillende mogelijkheden om dit te melden. Denk hierbij aan de medewerker die in de auto naar huis opmerkt al vanaf de werklocatie gevolgd te worden. Of het aangesproken worden door een vreemde op je functie bij het tankstation en diezelfde persoon vervolgens bij je woonadres signaleren. In het algemeen geldt dat op basis van de feiten en omstandigheden en de mogelijk daarmee samenhangende risico’s wordt bepaald of maatregelen getroffen dienen te worden om de veiligheid van die medewerker en diens omgeving te waarborgen. Dit varieert van een kwetsbaarhedengesprek tot het treffen van concrete beveiligingsmaatregelen.
De leden van de PVV-fractie vragen de regering welke criteria er worden gehanteerd of welke signalen moeten worden opgevangen wanneer men overgaat tot het voorafgaand verstrekken van informatie door de Douane aan genoemde instanties, dit terwijl er nog geen sprake is van crimineel handelen.
In dit wetsvoorstel worden vier nieuwe mogelijkheden tot het verstrekken van douanetoezichtgegevens gecreëerd. Ieder van deze mogelijkheden kent eigen criteria.
In het geval dat de politie of de KMar de Douane verzoekt om gegevens te delen moeten deze gegevens relevant kunnen zijn voor het verkrijgen van inzicht in misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
In het geval dat het gaat om het delen van gegevens over individuele gevallen met de politie of de KMar dan moet er sprake zijn van een zwaarwegend algemeen belang of een gevaar voor de persoonlijke veiligheid van de betrokken ambtenaar of zijn directe omgeving.
In het geval dat de FIU of FIOD de Douane verzoekt om gegevens te delen moeten deze gegevens relevant zijn voor het verkrijgen van inzicht in witwassen door middel van internationale handelstransacties, ook wel Trade Based Money Laundering (TBML) genoemd.
Tenslotte kan de Douane gegevens verstrekken aan de FIOD indien deze noodzakelijk zijn voor de strafrechtelijke handhaving op het gehele werkterrein van de FIOD; het aanpakken van financiële en fiscale criminaliteit.
Kan de regering verduidelijken hoe betrokkenen waarover gegevens worden verstrekt, hun rechten kunnen herroepen in de situatie die het voorliggende wetsvoorstel beoogt te regelen. En waar betrokkenen zich kunnen melden als zij willen inzien welke gegevens zijn uitgewisseld.
Zodra sprake is van persoonsgegevens die met de politie, de KMar, FIOD of de FIU zijn gedeeld en daar worden verwerkt met het oog op de voorkoming, het onderzoeken, of de opsporing van strafbare feiten valt de verwerking van deze gegevens onder de Wet politiegegevens. Op grond van deze wet kan betrokkene bij die organisaties om inzage vragen. Tegen eventuele onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens staan ook andere rechtsbeschermingsmaatregelen open, zoals een klacht indienen bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) (artikel 77 AVG in samenhang met artikel 6, tweede lid, UAVG) of andere rechtsvoorzieningen, zoals een procedure bij de civiele rechter (artikel 79 AVG).
Waarom worden er bij het verstrekken van gegevens over individuele gevallen van de FIOD, minder eisen gesteld dan aan het verstrekken van dergelijke gegevens aan de politie en Koninklijke Marechaussee (Kmar)? Voor het verstrekken van gegevens aan de FIOD is immers slechts vereist dat dit noodzakelijk is met het oog op de bestrijding van financiële of fiscale criminaliteit. Graag ontvangen deze leden een reactie van de regering op dit punt.
De FIOD is, net als de Douane, een dienstonderdeel van het ministerie van Financiën. In het algemeen is geen wettelijke grondslag nodig voor het verstrekken van gegevens van het ene onderdeel van een ministerie aan een ander onderdeel van hetzelfde ministerie. Een deel van de gegevens die de Douane verwerkt heeft echter een hoog vertrouwelijkheidskarakter, zoals fiscale gegevens, concurrentiegevoelige gegevens en persoonsgegevens. Voor de verdere verwerking van dit type gegevens geldt dat deze gegevens niet zomaar gebruikt mogen worden voor een ander doel of taak dan waarvoor zij oorspronkelijk zijn verzameld (doelbinding). Voor een dergelijk gebruik is een wettelijke grondslag noodzakelijk. De drempel om gegevensdeling te rechtvaardigen is echter minder hoog dan bij gegevensdeling met andere organisaties, omdat verwerkingen waar het hier over gaat verwerkingen zijn door één en dezelfde verwerkingsverantwoordelijke – de Minister van Financiën - ter uitvoering van de publieke taken en bevoegdheden van die verwerkingsverantwoordelijke zoals die in de wetgeving zijn neergelegd.
Ten slotte constateren deze leden dat in de uitleg van het wetsvoorstel de regering spreekt dat het vorderen van gegevens ten behoeve van de opsporing van ernstige misdrijven in georganiseerd verband en terroristische misdrijven al mogelijk is, zonder dat er sprake is van verdenking. Een redelijk vermoeden volstaat in dat geval, zo constateren deze leden. Ook is de Douane partner in verschillende samenwerkingsverbanden ten behoeve van de bestrijding van ondermijning en financiële criminaliteit waar men informatie en gegevens uitwisselt. De leden van de PVV-fractie vragen dat ondanks het onderhavige wetsvoorstel wellicht mogelijk maakt om grote datasets te delen ten behoeve van fenomeenonderzoek of systeemanalyse, het voorliggende wetsvoorstel daadwerkelijk bijdraagt ter verbetering van uitwisseling van gegevens binnen de genoemde instanties ter bestrijding van ondermijnende criminaliteit.
Het klopt dat er al verschillende mogelijkheden zijn waardoor douanetoezichtgegevens kunnen worden gedeeld met de politie, KMar, FIU en FIOD. Aanvullend op deze mogelijkheden is het ook nodig dat de Douane al vroeg in het proces, namelijk in de toezichtfase, wanneer nog geen sprake is van een (redelijke vermoeden van een) strafbaar feit, gegevens kunnen worden verstrekt, ook buiten de bestaande samenwerkingsverbanden. Dat wordt in dit wetsvoorstel geregeld.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn blij dat de gegevens, mits dit geen gevolgen heeft voor de effectiviteit van de uitgevoerde taken, geanonimiseerd dienen te worden. Wel hebben deze leden hier enkele vraagtekens bij de formulering van deze toelichting. De leden van de GroenLinks-PvdA fractie stellen dat het uitgangspunt moet zijn om gegevens te anonimiseren en dat bij uitzondering de gegevens niet in geanonimiseerde vorm zullen worden verstrekt. Waarom heeft de regering er niet voor gekozen om in het vierde lid van de artikelen 1:39 en 1:40 te bepalen dat de gegevens worden geanonimiseerd en dat bij uitzondering – als het voor de effectiviteit van de uitvoering van de taken gevolgen heeft – de gegevens in niet geanonimiseerde vorm worden verstrekt? Op welke manier wordt bepaald dat de effectiviteit van de opsporing in het geding komt? Welke controlemechanismes zijn hiervoor aanwezig en wat zijn de consequenties als gegevens onterecht in niet-geanonimiseerde vorm worden verstrekt?
Het vierde lid van de artikelen 1:39 en 1:40 is zo geformuleerd dat de gegevens worden geanonimiseerd en dat alleen bij uitzondering – als het voor de effectiviteit van de uitvoering van de taken gevolgen heeft – de gegevens in niet-geanonimiseerde vorm worden verstrekt. In het Algemeen douanebesluit zal worden vastgelegd dat de partij die de gegevens verzoekt wordt geacht een indicatie te geven of de gegevens of inlichtingen geanonimiseerd kunnen worden aangeleverd. De doeltreffendheid en de effecten van deze verplichting zullen binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet worden geëvalueerd. Een verslag van deze evaluatie zal naar de Kamer worden gezonden. Indien uit de evaluatie blijkt dat hier aanleiding voor is zullen de waarborgen worden aangescherpt.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn voorts blij dat bij wie de verantwoordelijkheid voor de toetsing of voldaan is aan de vereiste doelbinding op verschillende momenten in de memorie van toelichting wordt gespecificeerd. Ook hier vragen deze leden echter hoe dit wordt gecontroleerd en getoetst. Ligt deze taak bij de verzoekende partij, waardoor er sprake kan zijn van een slager die het eigen vlees keurt? Wat zijn de consequenties voor de desbetreffende en toekomstige onderzoeken als blijkt dat niet op de juiste wijze is voldaan aan de vereiste doelbinding voor de gegevensverstrekking?
De Douane zal een globale toetsing doen of een verzoek om gegevens voldoet aan de vereisten in de wet en de waarborgen in het Algemeen douanebesluit. De verantwoordelijkheid voor het voldoen aan de gestelde vereisten ligt formeel bij de partij die de gegevensdeling initieert. De doeltreffendheid en de effecten van de waarborgen zullen binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet worden geëvalueerd. Een verslag van deze evaluatie zal naar de Kamer worden gezonden. Indien uit de evaluatie blijkt dat hier aanleiding voor is zullen de waarborgen worden aangescherpt. Het gebruik van onrechtmatig verkregen gegevens is niet toegestaan wanneer dat indruist tegen wat van een behoorlijk optredende overheid mag worden verwacht. Of hier sprake van is, is afhankelijk van meer factoren dan alleen de onrechtmatige verkrijging van gegevens en van de casus afhankelijk. De vraag wat de consequentie is voor de desbetreffende onderzoeken is dan ook niet op voorhand te beantwoorden.
Voorts zijn de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie benieuwd of de regering kan toelichten waarom de voorgestelde gegevensverwerking, in het bijzonder van bulkinformatie, nodig is in aanvulling op de gegevensverstrekking die reeds plaatsvindt in samenwerkingsverbanden, die zich ook richten op de bestrijding van ernstige criminaliteit (RIEC’s) en de bestrijding van witwas- en fraudeconstructies (iCOV).
De Douane werkt ook buiten de bestaande samenwerkingsverbanden, bilateraal samen met de genoemde organisaties. Ook in deze gevallen kan het nodig zijn om douanetoezichtgegevens te delen.
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet gegevensverstrekking douane voor uitvoering politie- of toezichtstaken. Deze leden zijn van mening dat ondermijnende criminaliteit en witwaspraktijken zo effectief mogelijk aangepakt dienen te worden en dat het wetsvoorstel daaraan bijdraagt. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Deze leden hebben op dit moment geen aanvullende vragen.
Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
De leden van de VVD-fractie lezen dat er met de voorgestelde bepalingen een wettelijke grondslag wordt gecreëerd voor de inspecteur om gegevens waarop het beroepsgeheim rust te kunnen verstrekken aan de verschillende instanties, waarbij aan de afbakening eisen zullen worden gesteld in het Algemeen douanebesluit. Deelt de regering de mening dat de ruimte voor gegevensuitwisseling dus in grote mate wordt bepaald door de beperkingen die in het Algemeen douanebesluit worden opgenomen? Welke eisen is de regering voornemens in het Algemeen douanebesluit op te nemen? Deelt de regering het uitgangspunt dat deze eisen niet te beperkend dienen te zijn voor een effectieve aanpak van onder andere ondermijnende criminaliteit? Op welke manier worden politie en FIOD betrokken bij de vaststelling van de aanpassing van dit besluit?
De mogelijkheden voor gegevensuitwisseling worden niet wezenlijk beperkt in het Algemeen douanebesluit. De enige beperkende bepaling die in het besluit zal worden opgenomen is dat geen gegevens mogen worden verstrekt die vallen binnen de bijzondere categorieën persoonsgegevens, met uitzondering van direct aan het uiterlijk van betrokkene waarneembare persoonskenmerken. De bijzondere categorieën persoonsgegevens betreffen persoonsgegevens waaruit ras of etnische afkomst, politieke opvattingen, religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen, het lidmaatschap van een vakbond, genetische gegevens, biometrische gegevens, gegevens over gezondheid of iemands seksueel gedrag of gerichtheid kunnen blijken. Deze gegevens krijgen extra bescherming omdat het grote(re) impact op iemand kan hebben als deze gegevens worden verwerkt. Het verwerken van deze gegevens is ook niet noodzakelijk voor de doeleinden waarvoor gegevensdeling in deze wet mogelijk wordt gemaakt, en omdat deze gegevens alleen incidenteel bij de Douane bekend zijn, wordt het delen van deze gegevens onder deze bepalingen uitgesloten. De politie en FIOD zullen worden geraadpleegd bij het opstellen van het besluit.
Naar verwachting komt er in 2025 een besluit over een nieuw Douanewetboek van de Unie (nDWU), zo constateren deze leden. Dit is nu nog een voorstel voor een verordening, waarover wordt onderhandeld in de Europese Unie. Hoe verhoudt het onderhavige wetsvoorstel zich met mogelijke wijzigingen in het nDWU? Kunnen er strijdigheden of belemmeringen ontstaan als gevolg waarvan de doelen van het wetsvoorstel niet of niet volledig worden gerealiseerd? Wat is de inzet van de regering voor het nDWU als het gaat om gegevensverstrekking?
De voorstellen van de Commissie en de onderhandelingen tot dusver geven geen aanleiding om te denken dat het nDWU strijdig zal zijn met de doelen van dit wetsvoorstel of anderszins een belemmering zal vormen. De verwachting is dat het beroepsgeheim, evenals de mogelijke uitzonderingen daarop op een gelijke wijze worden vormgegeven als nu het geval is.
Na inwerkingtreding van het nDWU zullen douanetoezichtgegevens veelal worden verwerkt middels een EU-Douanedatahub. De inzet van het kabinet met betrekking tot de EU-Douanedatahub is dat transparant is waarvoor, en door wie de data kunnen worden gebruikt en ingezien, dat op een betrouwbare en veilige wijze toegangsrechten worden toegekend en dat niet meer informatie wordt gedeeld of kan worden ingezien dan noodzakelijk.2
De leden van de VVD-fractie lezen dat het delen van gegevens op initiatief van de inspecteur, de inspecteur ruimte biedt om per geval te bepalen of er sprake is van een dusdanig zwaarwegend algemeen belang dat het delen van gegevens rechtvaardigt. Deze leden zien hierin een risico dat inspecteurs te terughoudend omgaan met deze bevoegdheid, omdat zij moeten kunnen aantonen dat er een ‘zwaarwegend algemeen belang' is. Deelt de regering deze zorg? Hoe worden inspecteurs ondersteund bij het maken van een goede en juridisch houdbare afweging hierin? Welke verdere handreikingen zullen aan de inspecteur worden meegegeven bij de keuze voor wel of geen gegevensuitwisseling? Brengt het zorgvuldig moeten onderbouwen van de belangenafweging geen extra administratieve last mee voor de inspecteur? Aan de hand van welke punten beslist de inspecteur of er naast het zwaarwegend belang er geen sprake is van inbreuk op de persoonlijke levenssfeer?
Deze zorg deel ik niet. Ingevolge de Algemene wet bestuursrecht wordt bij ieder besluit van een bestuursorgaan een belangenafweging gemaakt. Of sprake is van een zwaarwegend belang kan getoetst worden aan de hand van de invulling die aan het begrip is gegeven in jurisprudentie aangaande het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Hieruit blijkt dat een zwaarwegend belang is het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. In de belangenafweging wordt in ieder geval afgewogen of in het specifieke geval aan het zwaarwegend algemeen belang, meer gewicht wordt toegekend dan aan het vertrouwelijkheidskarakter van de gegevens of de mate waarin de persoonlijke levenssfeer van diegene waarop de gegevens betrekking hebben wordt geschonden. De Douane zal hiertoe waarborgen in het proces inbouwen; te denken valt aan een aanpassing van het Handboek douane. Het zorgvuldig onderbouwen van een belangenafweging brengt inderdaad enige administratieve last met zich mee, maar is gerechtvaardigd gelet op het feit dat we niet lichtvaardig moeten omgaan met inbreuken op de persoonlijke levenssfeer van personen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de inspecteur beschikt over zeer relevante data om op te kunnen treden tegen het witwassen door middel van TBML-constructies. Kan de regering voorbeelden noemen van gegevens die de inspecteur kan bezitten over TBML-constructies? Wanneer worden die gegevens op dit moment gedeeld met de FIU of FIOD? Hoe wordt gecontroleerd of er niet meer informatie wordt verstrekt dan noodzakelijk?
Third Party Payments (betalingen door andere dan de betrokken handelspartijen worden gedaan) kunnen een indicator zijn van witwaspraktijken. In dit geval komen transactiedata niet overeen met de goederenstroom. Om dit te ontdekken is het van belang om de goederenstroom te kunnen vergelijken met de transacties. De FIU of FIOD beschikken in dat geval over verdacht verklaarde transacties, maar kunnen nu nog niet beschikken over de data over de goederenstromen. Zo is het niet te controleren in hoeverre de transactiestromen afwijken van de goederenstromen. Tevens is door het gebrek aan inzage in goederenstromen niet vast te stellen wat gebruikelijk en ongebruikelijk is in specifieke branches. Na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel kan de inspecteur dit wel inzichtelijk maken. De inspecteur verstrekt de gegevens uitsluitend na ontvangst van een verzoek. In het Algemeen douanebesluit zullen waarborgen worden opgenomen om ervoor te zorgen dat het verzoek zo goed mogelijk wordt ingekaderd. Zoals vastgelegd in de evaluatiebepaling zullen de doeltreffendheid en de effecten van deze waarborgen binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet worden geëvalueerd, en zal een verslag van deze evaluatie naar uw Kamer worden gezonden. Uit deze evaluatie zal ook blijken of de verzoeken worden ingekaderd tot het noodzakelijke.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de gegevens zowel op verzoek als uit eigen beweging van de inspecteur kunnen worden verstrekt. Kan de regering een voorbeeld noemen waarin de inspecteur uit eigen beweging gegevens deelt met de FIOD? Wie controleert op de rechtmatige gegevensuitwisseling tussen de douane en de FIOD, beiden een dienstonderdeel van het ministerie van Financiën?
De gegevens die de Douane bijvoorbeeld met de FIOD kan gaan delen zijn gegevens over ongebruikelijke handelsrelaties of afwijkende prijsstellingen. De functionaris voor Gegevensbescherming (FG) van het ministerie van Financiën houdt toezicht op de toepassing en naleving van de privacywetgeving. De Autoriteit Persoonsgegevens houdt toezicht op de toepassing van privacywetgeving.
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben hierover nog een aantal kritische vragen. Zo vragen deze leden allereerst welk probleem hiermee wordt opgelost.
In verschillende gevallen is het noodzakelijk om al in de toezichtfase, wanneer nog geen sprake is van een (redelijke vermoeden van een) strafbaar feit, gegevens te verstrekken aan de politie, de Koninklijke Marechaussee (KMar), de Financiële inlichtingen eenheid (FIU) of de Belastingdienst/Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD). Op dit moment kan de inspecteur in deze situaties, vanwege het ontbreken van een wettelijke grondslag, geen gegevens delen. De gegevens kunnen in het kader van een onderzoek wel relevant zijn of een reden vormen voor het starten van een opsporingsonderzoek.
De leden van de NSC-fractie vragen hoe de gegevensdeling vanuit de Douane tot nu toe verliep. Stuitte deze in de praktijk vaak op problemen? Wat voor soort problemen waren dit? Kan de regering hierop ingaan?
Er zijn al verschillende mogelijkheden om douanetoezichtgegevens te delen met de genoemde partijen. In de praktijk ervaarde de Douane, politie, KMar, FIU en FIOD echter dat gegevensdeling nog niet altijd mogelijk is, waar dat wel gewenst is. Aanvullend op de al bestaande mogelijkheden is het nodig dat de Douane al vroeg in het proces, namelijk in de toezichtfase, wanneer nog geen sprake is van een (redelijke vermoeden van een) strafbaar feit, gegevens moeten kunnen worden verstrekt, ook buiten de bestaande samenwerkingsverbanden. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel zijn enkele voorbeelden opgenomen ter illustratie.
Klopt het dat als er sprake was van een “redelijk vermoeden van en strafbaar feit” er wel degelijk al gegevensdeling mogelijk was? Klopt het dat de toets op het “redelijk vermoeden van een strafbaar feit” een relatief lichte toets is, die ook door ambtenaren in lagere rangen kan worden gemaakt? Indien dit zo is, wat is dan de toegevoegde waarde van het onderhavige wetsvoorstel? Klopt het dat bijvoorbeeld de aanwezigheid van drugs of het omzeilen van de sancties tegen Rusland, of de aanwezigheid van wapens of giftige stoffen, al snel leidt tot het “redelijk vermoeden van en strafbaar feit”? Kan de regering voorbeelden noemen van situaties, waarbij geen sprake is van het “redelijk vermoeden van en strafbaar feit”, maar er wel de wenselijkheid is van gegevensdeling?
Het klopt dat gegevensverstrekking al mogelijk is in geval van een redelijk vermoeden van een strafbaar feit. De toets op ‘een redelijk vermoeden van een strafbaar feit’ kan bij de Douane door iedere BOA kan worden gedaan. Bij de Douane wordt hier heel bewust mee omgegaan. De aanwezigheid van drugs, het omzeilen van de sancties tegen Rusland, en de aanwezigheid van wapens of giftige stoffen, betreffen inderdaad strafbare feiten. In het geval van een constatering van strafbare feiten kan nu ook al informatie worden gedeeld. Dit valt buiten de scope van dit wetsvoorstel. De toegevoegde waarde van dit wetvoorstel zit in de situaties wanneer nog geen sprake is van een (redelijke vermoeden van een) strafbaar feit. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel zijn enkele voorbeelden opgenomen ter illustratie, zoals een analyse van Third Party Payments (een indicator van witwaspraktijken), of een vooronderzoek om te achterhalen wie mogelijke producenten zijn van synthetische drugs.
Klopt het dat fenomeenonderzoek of systeemanalyse nu ook al mogelijk is, al dan niet op verzoek van de politie of andere opsporende instanties?
Fenomeenonderzoek of systeemanalyse is nu ook mogelijk, maar dan zonder het gebruik van toezichtgegevens van de Douane die onder het beroepsgeheim vallen.
In de memorie van toelichting wordt vermeld dat bij bulkinformatie voor fenomeenanalyse herleidbaarheid tot personen veelal niet noodzakelijk is. Als dit geen gevolgen heeft voor de effectiviteit van het onderzoek dienen de gegevens te worden geanonimiseerd, aldus de memorie van toelichting. Hieruit kan worden afgeleid dat het uitgangspunt moet zijn om de gegevens te anonimiseren en dat bij uitzondering de gegevens niet in geanonimiseerde vorm zullen worden verstrekt. Waarom heeft de regering er niet voor gekozen om in het vierde lid van de artikelen 1:39 en 1:40 te bepalen dat de gegevens worden geanonimiseerd en dat bij uitzondering - als het voor de effectiviteit van de uitvoering van de taken gevolgen heeft- de gegevens niet in geanonimiseerde vorm worden verstrekt?
Het vierde lid van de artikelen 1:39 en 1: 40 is zo geformuleerd dat de gegevens worden geanonimiseerd en dat alleen bij uitzondering – als het voor de effectiviteit van de uitvoering van de taken gevolgen heeft – de gegevens in niet-geanonimiseerde vorm worden verstrekt.
De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken betreffende het wetsvoorstel gegevensverstrekking douane voor uitvoering politie- of toezichtstaken. Deze leden lezen hierbij het volgende in de memorie van toelichting: ''Er is voor gekozen om de grens te leggen bij misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld, omdat deze situaties voldoende ernstig zijn om een uitzondering op het beroepsgeheim te rechtvaardigen en omdat binnen deze grens de belangrijkste potentiële strafrechtelijke vergrijpen vallen waarover de douane mogelijk relevante gegevens bezit.'' Naar aanleiding van deze passage hebben deze leden de volgende vragen: Zijn er ook strafbare feiten denkbaar onder deze grens die de regering idealiter wel zou willen betrekken in de kaders van het onderhavige wetsvoorstel? Voor welke strafbare feiten mag gegevensdeling nadrukkelijk geen optie zijn?
Nee. Het is niet wenselijk om ook gegevens te delen over handelingen waarop naar de wettelijke omschrijving geen gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld, omdat deze situaties onvoldoende ernstig zijn om een uitzondering op het beroepsgeheim of een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer te rechtvaardigen. Voor alle strafbare feiten waarop naar de wettelijke omschrijving geen gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld mag gegevensdeling onder deze wet dan ook nadrukkelijk geen optie zijn. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan (lichte) overtredingen.
Persoonsgegevens en hoger recht
De leden van de VVD-fractie lezen dat geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van het recht op eerbiediging van privé, familie- en gezinsleven. Hoe wordt dit recht gewaarborgd bij gegevensuitwisseling? Welke waarborgen bevat de wettelijke basis nu om willekeur en misbruik te vermijden?
Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
In dit wetsvoorstel wordt nauwkeurig omschreven in welke gevallen gegevens kunnen worden gedeeld en dat de gegevens worden geanonimiseerd, indien dit geen afbreuk doet aan de uitvoering van de taak waarvoor deze worden verstrekt. Daarnaast worden in het Algemeen douanebesluit waarborgen getroffen om de gegevensverstrekking te beveiligen en in omvang te begrenzen.
De leden van de NSC-fractie vragen op dit punt het volgende. Hoe verhoudt het voorliggende wetsvoorstel zich tot de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, artikel 8 van het EVRM en artikel 10 van de Grondwet?
Ingevolge artikel 10 van de Grondwet heeft eenieder recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen. Daarbij wordt bepaald dat de wet regels stelt ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens. Tenslotte wordt geregeld dat de wet regels stelt inzake de aanspraken van personen op kennisneming van over hen vastgelegde gegevens en van het gebruik dat daarvan wordt gemaakt, alsmede op verbetering van zodanige gegevens.
In zowel het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest) als het EVRM is het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven vastgelegd. Bepaald is dat eenieder recht heeft op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Wanneer een inmenging in het privéleven van een betrokkene aan de orde is, is vereist dat daar bij wet in is voorzien. Dit houdt in dat sprake is van een wettelijke basis (in het nationale recht) en dat deze strookt met de principes van de rechtstaat. Die wettelijke basis moet voor een betrokkene voldoende toegankelijk en voldoende voorzienbaar zijn. De wettelijke basis dient verder afdoende waarborgen te bevatten om willekeur en misbruik te vermijden. Dit wordt met dit wetsvoorstel gedaan door nauwkeurig te omschrijven in welke gevallen gegevens kunnen worden gedeeld, evenals welke waarborgen worden getroffen om de gegevensverstrekking te begrenzen. De AVG geeft de voorwaarden weer waaraan moet worden voldaan indien persoonsgegevens worden verwerkt.
Rechtsbescherming
De leden van de VVD-fractie lezen dat de rechten van betrokkene als geformuleerd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) van toepassing zijn op de verstrekking van gegevens. Deze leden kunnen zich voorstellen dat het in een veel gevallen onwenselijk is om informatie over de uitwisseling van gegevens te delen met betrokkenen. Daarmee kan immers al in vroeg stadium duidelijk worden dat er onderzoek wordt gedaan naar het mogelijk crimineel handelen van een betrokkene. Is dit belang voldoende geborgd in het wetsvoorstel? Kan de regering daarnaast een voorbeeld geven van een situatie waarin de gegevens vertrouwelijk moeten blijven uit hoofde van een beroepsgeheim in het kader van Unierecht of lidstatelijke recht?
In artikel 41 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming staan uitzonderingen op de rechten van betrokkene opgesomd. Hierin is onder andere opgenomen dat de verwerkingsverantwoordelijke de geldende verplichtingen buiten toepassing kan laten voor zover dat noodzakelijk is voor het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen.
Met betrekking tot dit wetsvoorstel kan geen voorbeeld worden gegeven van een situatie waarin de gegevens vertrouwelijk moeten blijven uit hoofde van een beroepsgeheim in het kader van Unierecht of lidstatelijke recht, omdat deze wet juist een uitzondering regelt op dit beroepsgeheim. In het algemeen kan dit gelden als het recht op vertrouwelijkheid zwaarder weegt dan het belang van de gegevensdeling.
Wordt de persoon of het bedrijf waarvan gegevens worden gedeeld met opsporingsdiensten hiervan op de hoogte gesteld?
Dat is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Het uitgangspunt is dat betrokkene moet worden geïnformeerd. Uitzonderingen staan in artikel 14, vijfde lid, van de AVG en artikel 41 van de UAVG.
Klopt het dat gegevens ook gedeeld kunnen worden met het Openbaar Ministerie en ook in dit kader met RIEC, FEC en ICOV? Dus FIOD, KMar, FIU en de politie kunnen dan toch al aan deze gegevens komen? Wat is dan de meerwaarde van het voorliggende wetsvoorstel?
Het klopt dat er al verschillende mogelijkheden zijn om douanetoezichtgegevens te delen met de genoemde partijen en dat deze op korte termijn nog worden aangevuld met de inwerkingtreding van de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden. Aanvullend op deze mogelijkheden is het ook nodig dat de Douane al vroeg in het proces, namelijk in de toezichtfase, wanneer nog geen sprake is van een (redelijke vermoeden van een) strafbaar feit, gegevens moeten kunnen worden verstrekt, ook buiten de bestaande samenwerkingsverbanden.
Worden gegevens weer gewist als blijkt dat sprake is van een onterechte verdenking? Op welke manier gaat de regering of de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) hierop toezien?
De gegevens worden niet gedeeld in het kader van een verdenking. Er kan dus ook geen sprake zijn van een onterechte verdenking. In het algemeen geldt rondom deze gegevensdeling dat zodra deze met de politie, de KMar, FIOD of de FIU zijn gedeeld en daar worden verwerkt met het oog op de voorkoming, het onderzoeken, of de opsporing van strafbare feiten valt de verwerking van deze gegevens onder de Wet politiegegevens. In artikel 14 van deze wet staan de bewaartermijnen opgenomen. Het uitgangspunt is dat de gegevens gedurende vijf jaar worden bewaard en vervolgens worden vernietigd.
Wordt er vastgelegd op wiens verzoek de gegevens worden gedeeld?
Ja.
Klopt het dat het alleen gaat om gegevens die op verzoek van de politie, marechaussee of fiscale opsporingsdiensten wordt verstrekt? Hoe weten deze opsporingsdiensten waar ze naar vragen?
Nee, de Douane kan op basis van artikel 1:39, tweede lid en artikel 1:40, tweede lid van de wet ook uit eigen beweging informatie verstrekken. De politie, KMar, FIOD en FIU weten op basis van hun professionele kennis en ervaring naar welke gegevens zij op zoek zijn, en kunnen hierover ook in overleg treden met de Douane. Indien nodig biedt de douane ondersteuning bij het doorgronden van de gegevens.
De vraag of gegevensdeling “strikt noodzakelijk” is, wordt beantwoord in lagere regelgeving. Wordt deze regelgeving eerst (verzwaard) voorgehangen bij de Tweede en Eerste Kamer?
Nee, er is geen voorhangprocedure voorzien. In het Algemeen douanebesluit worden geen aanvullende eisen gesteld aan de situaties waarin gegevens kunnen worden verzocht. In het Algemeen douanebesluit wordt bepaald hoe een verzoek tot gegevens moet worden ingekaderd om uit te sluiten dat meer gegevens worden gedeeld dan stikt noodzakelijk.
Heeft de AP op dit punt een advies uitgebracht over het voorliggende wetsvoorstel en hoe verhoudt het onderhavige wetsvoorstel zich tot de AVG en de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP)?
De Autoriteit Persoonsgegevens heeft een advies uitgebracht. Hier is aandacht aan besteed in de memorie van toelichting. De AP heeft geadviseerd om het uitgangspunt dat gegevens zoveel mogelijk worden geanonimiseerd niet alleen op te nemen in de memorie van toelichting, maar ook in het wetsvoorstel zelf. De AP heeft daarnaast geadviseerd om de artikelleden waarin staat dat de gedeelde gegevens worden aangemerkt als politiegegevens te schrappen, omdat dit al volgt uit de Wet politiegegevens en deze artikelleden dus geen toegevoegde waarde hebben. Beide adviezen zijn opgevolgd.
Voldoet de Douane in algemene zin aan de AVG en de WBP?
De WBP (Wet bescherming persoonsgegevens) was de Nederlandse wet die regels stelde voor de verwerking en bescherming van persoonsgegevens. De WBP is op 25 mei 2018 vervangen door de AVG (Algemene Verordening Gegevensbescherming). De Douane heeft de afgelopen jaren in diverse impulsprojecten geïnvesteerd in de verbetering op de naleving van zowel AVG als de Wet politiegegevens (Wpg). De Douane streeft naar een aantoonbaar zorgvuldige verwerking van (persoons)gegevens.
Wanneer wordt er nu wat met wie gedeeld? Deelt de regering de mening dat niet alle problemen kunnen worden opgelost door alsmaar meer gegevensdeling?
In dit wetsvoorstel worden vier nieuwe mogelijkheden tot het verstrekken van douanetoezichtgegevens gecreëerd.
Gegevensverstrekking aan de politie of de KMar, op verzoek, indien de gegevens relevant kunnen zijn voor het verkrijgen van inzicht in misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
Gegevensverstrekking aan de politie of KMar over individuele gevallen indien sprake is een zwaarwegend algemeen belang of een gevaar voor de persoonlijke veiligheid van de betrokken ambtenaar of zijn directe omgeving.
Gegevensverstrekking aan de FIU of FIOD, op verzoek, indien de gegevens relevant zijn voor het verkrijgen van inzicht in witwassen door middel van internationale handelstransacties, ook wel Trade Based Money Laundering (TBML) genoemd.
Gegevensverstrekking aan FIOD indien deze gegevens noodzakelijk zijn voor de strafrechtelijke handhaving op het gehele werkterrein van de FIOD; het aanpakken van financiële en fiscale criminaliteit.
Ik deel de mening dat niet alle problemen kunnen worden opgelost door meer gegevensdeling. Dat is ook niet het doel van dit wetsvoorstel. In dit wetsvoorstel is een afweging gemaakt tussen de noodzaak tot het delen van gegevens, en de noodzaak van het beschermen van persoonsgegevens.
Kan de regering wat specifieker dan in de memorie van toelichting genoemd (‘goederenstromen’ en ‘aangiftegegevens’) inzicht geven in de soort gegevens dat op grond van de nieuw voorgestelde bepalingen kan worden verstrekt?
Een goederenstroom is de weg die goederen afleggen voordat de goederen in Nederland binnenkomen. Het gaat dus om gegevens die weergeven welke reis de goederen hebben afgelegd.
Aangiftegegevens zijn de gegevens op de douaneaangiften. De douaneaangifte moet alle gegevens bevatten die nodig zijn voor de toepassing van de douaneregeling waarvoor de goederen worden aangegeven. De voor douaneaangiften vastgestelde gemeenschappelijke gegevensvereisten zijn opgenomen in bijlage B van de Gedelegeerde Verordening Douanewetboek van de Unie. Het betreft onder andere gegevens ter identificatie van de goederen, de betrokken partijen, het vervoer en financiële informatie, zoals de transactiewaarde.
Kan de regering toelichten wat zij bedoelt met onderdeel d van het vijfde lid van de voorgestelde artikelen 1:39 en 1:40, waarin staat dat nadere regels worden gesteld over de wijze waarop en door wie de belangenafweging wordt gemaakt bij verstrekking van gegevens als bedoeld in het tweede lid? In de memorie van toelichting wordt ervan uitgegaan dat het de inspecteur is die de belangenafweging moet doen. Vanuit het oogpunt van privacy gaat het hier om een belangrijke verantwoordelijkheid. De vraag is dan waarom dit niet in het wetsvoorstel zelf is opgenomen. Zijn er anderen die deze belangenafweging in bepaalde gevallen moeten doen? Wie zijn dat dan en waarom? Als al bekend is wie dit zijn, waarom is dat niet op het niveau van de wet geregeld?
In het Algemeen douanebesluit wordt bepaald dat in deze belangenafweging in ieder geval wordt afgewogen of in het specifieke geval aan het zwaarwegend algemeen belang en de bedreiging meer gewicht wordt toegekend dan aan het vertrouwelijkheidskarakter van de gegevens of inlichtingen of de mate waarin de persoonlijke levenssfeer van diegene waarop de gegevens betrekking hebben wordt geschonden. Indien uit de belangenafweging blijkt dat het vertrouwelijkheidskarakter van de gegevens of inlichtingen of de mate waarin de persoonlijke levenssfeer van diegene waarop de gegevens betrekking hebben zwaarder weegt dan het zwaarwegend algemeen belang of de bedreiging, dan worden de gegevens niet gedeeld. Het is niet nodig om dit in de wet op te nemen, omdat het een invulling is van hetgeen in de wet wordt bepaald. De inspecteur is de persoon die verantwoordelijk is voor de belangenafweging.
Bij de nadere duiding van de positie van de FIOD ten opzichte van de Douane merkt de regering in de toelichting op dat de Douane onder andere over fiscale gegevens beschikt. Kunnen onder de gegevensverstrekking van de Douane aan de FIOD ook fiscale gegevens vallen? Zo ja, betreft dat dan gegevens die ook onder de geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vallen?
Indien de fiscale gegevens zijn verkregen binnen de reikwijdte van de Algemene douanewet kunnen die gegevens, wanneer dit wetsvoorstel tot wet is verheven en in werking is getreden en aan alle voorwaarden is voldaan, worden verstrekt aan de FIOD. Gegevens die zijn verkregen binnen de reikwijdte van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kunnen op basis van artikel 1:40 van de Algemene douanewet niet worden verstrekt.
De leden van de BBB-fractie zijn van mening dat proportionaliteit en bescherming van de rechten van burgers van wezenlijk belang zijn bij wetshandhaving. Daarom hebben deze leden ook met grote interesse kennisgenomen van de adviezen en aanmerkingen van de Raad van State. In dat kader hebben de leden enkele vragen betreffende de privacy-waarborgen en controlemechanismen. Hoe wordt deugdzame omgang met douanetoezichtgegevens door alle betrokken instanties gewaarborgd en door wie? Wordt dit gewaarborgd door een externe partij buiten de politie, Kmar en ministerie van Financiën? Vinden ten behoeve daarvan ook audits plaats en zo ja, door wie en hoe vaak? Welke instanties zijn verder betrokken bij het apparaat van toezicht op de gegevensbewaring? Komt er een mechanisme waarbij burgers/bedrijven weten dat hun gegevens worden gebruikt?
De functionaris voor Gegevensbescherming (FG) van het ministerie van Financiën houdt toezicht op de toepassing en naleving van de privacywetgeving. De Autoriteit Persoonsgegevens houdt toezicht op de toepassing van privacywetgeving. Organisaties die onder de Wet politiegegevens (Wpg) vallen, zijn verplicht om jaarlijks een interne audit uit te voeren om de naleving van de Wpg te controleren. Daarnaast moeten zij eens per vier jaar een externe audit laten uitvoeren. De resultaten van deze externe audit dienen te worden ingediend bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP).
Hoelang houdt de politie/Kmar/FIOD/FIU de gegevens aan wanneer men redelijkerwijs kan aannemen dat specifieke gegevens bijvoorbeeld in bulk verkregen niet langer relevant zijn?
Zodra sprake is van gegevens die met de politie, de KMar, FIOD of de FIU zijn gedeeld en daar worden verwerkt met het oog op de voorkoming, het onderzoeken, of de opsporing van strafbare feiten valt de verwerking van deze gegevens onder de Wet politiegegevens. In artikel 14 van deze wet staan de bewaartermijnen opgenomen. Het uitgangspunt is dat de gegevens gedurende vijf jaar worden bewaard en vervolgens worden vernietigd.
Uitvoering
De leden van de VVD-fractie lezen in de uitvoeringstoets dat er gebruik gemaakt kan worden van de bestaande voorzieningen voor de uitvoering van dit wetsvoorstel. Hangt dit niet ook af van de nadere eisen die gesteld worden aan bijvoorbeeld de beveiliging van de gegevensoverdracht in het Algemeen douanebesluit?
Het Algemeen douanebesluit zal separaat worden voorgelegd voor een uitvoeringstoets.
Caribisch Nederland
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn blij om te lezen dat de regering onderzoekt of het wenselijk is om gelijke bepalingen voor Caribisch Nederland te introduceren. Kan de regering inschatten wanneer duidelijk zal zijn of de voorstellen uit het voorliggende wetsvoorstel ook voor Caribisch Nederland gaan gelden? Dient hiervoor de Douane- en accijnswet BES te worden gewijzigd?
Dit wetsvoorstel zal niet gelden voor Caribisch Nederland. Of het wenselijk is om gelijke bepalingen voor Caribisch Nederland te introduceren wordt door Caribisch Nederland onderzocht. Voor Caribisch Nederland bestaat in de wet de mogelijkheid voor de Minister van Financiën om een ontheffing te geven van het beroepsgeheim. De Douane- Accijnswet BES hoeft dus niet te worden gewijzigd om een dergelijke gegevensdeling mogelijk te maken. Er kan ook op ad hoc basis een ontheffing van het beroepsgeheim worden gegeven.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn verbaasd te lezen dat er voor Caribisch Nederland een mogelijkheid bestaat voor de minister van Financiën om een ontheffing te geven van het beroepsgeheim. Kan de regering aangeven waarom voor Caribisch Nederland die bevoegdheid niet alleen bestaat, maar blijkbaar tevens afdoende is, terwijl de regering volgens de memorie van toelichting van oordeel is dat voor Nederland een wettelijke basis noodzakelijk is? Kan de regering tevens aangeven op grond van welke criteria de minister van Financiën in Caribisch Nederland een ontheffing kan geven op het beroepsgeheim van functionarissen van de Douane?
Omdat Caribisch Nederland geen onderdeel is van de Europese Unie gelden het Douanewetboek voor de Unie en de AVG niet. Bovendien voorziet de Douane- en Accijnswet BES in de mogelijkheid tot het geven van een ontheffing van het beroepsgeheim. Er zijn hier geen specifieke criteria aan verbonden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de wijziging niet van toepassing is op Caribisch Nederland. Wat is reden daarvan en wat zijn de gevolgen dat het niet is geregeld? Deze leden lezen dat het nog wel wordt onderzocht. Hoe zou het wel geregeld kunnen worden? Wanneer is dit onderzoek gereed en wanneer en hoe wordt de Kamer daarover geïnformeerd? De leden van de VVD-fractie vernemen graag op wat voor termijn een conclusie wordt getrokken over de wenselijkheid van het introduceren van een gelijke bepaling voor Caribisch Nederland. Wat is daarnaast de reden dat dit onderzoek niet is gedaan voorafgaand aan de indiening van het huidige wetsvoorstel?
Omdat Caribisch Nederland geen onderdeel is van de Europese Unie gelden het Douanewetboek voor de Unie en de AVG niet. Voor Caribisch Nederland bestaat in de wet de mogelijkheid voor de Minister van Financiën om een ontheffing te geven van het beroepsgeheim. De Douane- Accijnswet BES kan, maar hoeft dus niet te worden gewijzigd om een dergelijke gegevensdeling mogelijk te maken. Er kan op ad hoc basis een ontheffing van het beroepsgeheim worden gegeven. Of het wenselijk is om toch gelijke bepalingen voor Caribisch Nederland te introduceren is naar aanleiding van dit wetsvoorstel onder de aandacht gebracht in Caribisch Nederland en wordt door hen onderzocht. Als dit leidt tot een wetswijziging zal de Kamer hierover worden geïnformeerd.
De leden van de NSC-fractie vragen op dit punt op welke manier de Douanewetgeving wordt gehandhaafd op de BES-eilanden en in de andere drie landen van het Koninkrijkrijk? Hebben deze andere drie landen een eigen douanedienst of wordt dit vanuit Nederland geregeld?
De douanewetgeving van de BES-eilanden wordt gehandhaafd door de Belastingdienst Caribisch Nederland, dat een onderdeel is van de Belastingdienst Nederland. Aruba, Curaçao en Sint-Maarten hebben elk een eigen douanedienst.
Kan de regering een inschatting geven wanneer duidelijkheid zal zijn of de voorstellen uit het voorliggende wetsvoorstel ook voor Caribisch Nederland gaan gelden? Dient hiervoor de Douane- en accijnswet BES te worden gewijzigd?
Dit wetsvoorstel zal niet gelden voor Caribisch Nederland. Voor Caribisch Nederland bestaat de mogelijkheid voor de Minister van Financiën om een ontheffing te geven van het beroepsgeheim. De Douane- Accijnswet BES kan, maar hoeft dus niet te worden gewijzigd om een dergelijke gegevensdeling mogelijk te maken. Er kan op ad hoc basis een ontheffing van het beroepsgeheim worden gegeven. Of het wenselijk is om toch gelijke bepalingen voor Caribisch Nederland te introduceren is naar aanleiding van dit wetsvoorstel onder de aandacht gebracht in Caribisch Nederland en wordt door hen onderzocht.
Kan de regering tevens nader toelichten waarom voor Caribisch Nederland het beroepsgeheim via een bevoegdheid van de minister van Financiën kan worden opgeheven, terwijl de regering blijkens de memorie van toelichting van oordeel is dat voor Nederland een wettelijke basis noodzakelijk is? Kan de regering nader toelichten op grond van welke criteria de minister van Financiën in Caribisch Nederland een ontheffing kan geven op het beroepsgeheim van functionarissen van de Douane?
Omdat Caribisch Nederland geen onderdeel is van de Europese Unie gelden het Douanewetboek voor de Unie en de AVG niet. Voor Caribisch Nederland bestaat in de wet de mogelijkheid voor de Minister van Financiën om een ontheffing te geven van het beroepsgeheim. De Douane- Accijnswet BES kan, maar hoeft dus niet te worden gewijzigd om een dergelijke gegevensdeling mogelijk te maken. Er kan op ad hoc basis een ontheffing van het beroepsgeheim worden gegeven. Of het wenselijk is om toch gelijke bepalingen voor Caribisch Nederland te introduceren is naar aanleiding van dit wetsvoorstel onder de aandacht gebracht in Caribisch Nederland en wordt door hen onderzocht. Als dit leidt tot een wetswijziging zal de Kamer hierover worden geïnformeerd.
Evaluatie
De leden van de PVV-fractie stellen vast dat het voorliggende wetsvoorstel niet voorziet in een evaluatiebepaling gelet op de uitzondering op het beroepsgeheim van de Douane.
Gelet op de mogelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen en de uitvoeringslast voor de Douane adviseert de Raad van State na een periode van enkele jaren te bezien of de mogelijkheid van gegevensdeling doelmatig en doeltreffend wordt ingezet en of deze met voldoende waarborgen is omkleed. De leden van de PVV-fractie vragen of het mogelijk is dat in een vroeger stadium kan worden geëvalueerd of het onderhavige wetsvoorstel daadwerkelijk een belangrijke bijdrage levert. Graag ontvangen deze leden een reactie van de regering op dit punt.
Het doel van dit wetsvoorstel is het effectiever bestrijden van (ondermijnende) criminaliteit. Omdat er veel factoren zijn die impact hebben op deze bestrijding kan het effect van dit wetsvoorstel wanneer deze tot wet is verheven en in werking is getreden op criminaliteitscijfers en het aantal strafvervolgingen onvoldoende worden geïsoleerd. Ook zou een dergelijk onderzoek uitvoeringstechnisch heel ingrijpend zijn, aangezien op dit moment niet wordt bijgehouden welke gegevens worden gebruikt of van doorslaggevende waarde zijn bij strafvervolgingen en veroordelingen. Wel is het effectief om te evalueren of de waarborgen die in de wet, en de daarop berustende lagere regelgeving, worden gesteld ten behoeve van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer voldoende doeltreffend en effectief zijn. Er is gekozen voor een termijn van vijf jaar omdat wordt verwacht dat pas na deze periode voldoende verzoeken en gegevensverstrekkingen zijn gedaan om goed te evalueren of de waarborgen ten behoeve van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer voldoende doeltreffend en effectief zijn.
De leden van de NSC-fractie vragen waarom een evaluatie van de doeltreffendheid van het doel van de wet volgens de regering niet mogelijk is en niet wenselijk. Kan de regering nader inzicht geven in de wijze waarop thans is voorzien dat aan de criteria van de evaluatie na vijf jaar zal worden voldaan of moet dit uit de praktijk blijken? Kan overwogen worden om het onderhavige wetsvoorstel reeds na drie jaar te evalueren?
Het doel van dit wetsvoorstel is het effectiever bestrijden van (ondermijnende) criminaliteit. Omdat er veel factoren zijn die impact hebben op deze bestrijding kan het effect van dit wetsvoorstel wanneer deze tot wet is verheven en in werking is getreden op criminaliteitscijfers en het aantal strafvervolgingen onvoldoende worden geïsoleerd. Ook zou een dergelijk onderzoek uitvoeringstechnisch heel ingrijpend zijn, aangezien op dit moment niet wordt bijgehouden welke gegevens worden gebruikt of van doorslaggevende waarde zijn bij strafvervolgingen en veroordelingen. Wel is het effectief om te evalueren of de waarborgen die in de wet, en de daarop berustende lagere regelgeving, worden gesteld ten behoeve van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer voldoende doeltreffend en effectief zijn.
Er worden op dit moment geen criteria gesteld aan het uitvoeren van de evaluatie. Deze wordt uitgevoerd binnen vijf jaar na inwerkingtreding van de wet.
Er is gekozen voor een termijn van vijf jaar omdat wordt verwacht dat pas na deze periode voldoende verzoeken en gegevensverstrekkingen zijn gedaan om goed te evalueren of de waarborgen ten behoeve van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer voldoende doeltreffend en effectief zijn.
Advies Autoriteit Persoonsgegevens en advies Afdeling advisering Raad van State
De leden van de VVD-fractie lezen dat gevolg wordt gegeven aan de aanbeveling van de AP om het uitgangspunt dat gegevens zoveel mogelijk worden geanonimiseerd niet alleen op te nemen in de memorie van toelichting, maar ook in het wetsvoorstel zelf. Wordt met het opnemen hiervan in de wetstekst in plaats van in de memorie van toelichting een inhoudelijke wijziging of een ander effect beoogd?
Nee, hiermee wordt hetzelfde effect beoogd, namelijk dat gegevens geanonimiseerd worden indien dit geen gevolgen heeft voor de effectiviteit van de uitvoering van de taken waarvoor de gegevens worden verstrekt.
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat er mogelijk wel een inbreuk gemaakt wordt op de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van de persoonsgegevens. Op welke manier kan de Douane waarborgen dat dit niet gebeurt? Welke stappen zijn er al ondernomen om dit te voorkomen? Welke stappen zijn er al gezet om de noodzaak en proportionaliteit hiervan voldoende te motiveren?
Iedere vorm van het delen van persoonsgegevens of gegevens waarop het beroepsgeheim rust vormt een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. De bedoeling is niet om dit te voorkomen, maar om een goede afweging te maken tussen de noodzaak tot het delen van gegevens, en de noodzaak van het beschermen van persoonsgegeven. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State is de motivering van de noodzaak en proportionaliteit in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel op verschillende punten aangepast.
II. Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
(Artikel 1:39 van de Algemene douanewet)
De leden van de VVD-fractie concluderen dat in de memorie van toelichting slechts beperkt wordt toegelicht hoe de per Algemene maatregel van bestuur (AMvB) nader te stellen regels worden vormgegeven. Kan voor elk van de vijf categorieën meer worden toegelicht hoe deze regels eruit gaan zien? Kan de concept-AMvB beschikbaar worden gesteld voorafgaand aan verdere behandeling van het wetsvoorstel?
De Autoriteit Persoonsgegevens en de Raad van State hebben nog niet over de concept wijziging van het Algemeen douanebesluit geadviseerd. De tekst van de aanpassing is op dit moment dus nog onvoldoende stabiel om beschikbaar te stellen.