Position paper CoMensha t.b.v. rondetafelgesprek Wet modernisering en uitbreiding strafbaarstelling mensenhandel (36547) d.d. 6 maart 2025
Position paper
Nummer: 2025D08303, datum: 2025-02-27, bijgewerkt: 2025-02-28 10:30, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2025Z03657:
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2025-03-06 10:00: Wet modernisering en uitbreiding strafbaarstelling mensenhandel (36547) (Rondetafelgesprek), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2025-03-13 12:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
Inbreng wetsbehandeling modernisering 237f Sr. Tweede Kamer
CoMensha is positief over de modernisering van de strafbaarstelling van mensenhandel (art.237f Sr). Desondanks willen wij enkele zorgen delen met de Kamer.
Ernstige benadeling en mensenhandel
In de Memorie van Toelichting wordt het verband tussen ernstige benadeling en mensenhandel genoemd: ‘Het nauwe verband met arbeidsuitbuiting brengt mee dat een initieel opsporingsonderzoek naar arbeidsuitbuiting gaandeweg kan overgaan in een opsporingsonderzoek naar ernstige benadeling dan wel dat gedurende het opsporingsonderzoek naar ernstige benadeling toch blijkt dat de situatie dusdanig ernstig is geweest dat vervolging op grond van arbeidsuitbuiting opportuun is. Desgewenst kunnen via een primair/subsidiair-tenlastelegging beide feiten ter berechting aan de rechter worden voorgelegd. Ernstige benadeling kan daarmee een zekere vangnetfunctie vervullen in die situaties waarin arbeidsuitbuiting niet kan worden bewezen.’ (MvT p.18). Dit nauwe verband komt ook tot uitdrukking in de systematiek van de wet met mensenhandel in artikel 273f en ernstige benadeling in 273fa Sr.
Het is belangrijk om de nauwe relatie tussen deze delicten te verduidelijken vooral wat betreft de beschermingsrechten van slachtoffers:
- De formulering van ernstige benadeling bevat dezelfde misbruikbestanddelen als mensenhandel, wat betekent dat in de beginfase van het onderzoek dezelfde slachtoffers betrokken zijn.
- Bij aanwijzingen van misbruik (van een kwetsbare positie of uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht) is er een geringste aanwijzing van mensenhandel.
- Bij deze aanwijzing moet een persoon als vermoedelijk slachtoffer mensenhandel
worden aangemerkt, met daarbij behorende beschermingsmaatregelen (zoals de bedenktijd om aangifte te doen, kostenloze rechtsbijstand/advies), op basis van internationale wet -en regelgeving. Voor de bescherming van slachtofferrechten is het essentieel om bij de wetsbehandeling bevestigd te krijgen dat bij het vaststellen van de geringste aanwijzing van mensenhandel slachtoffers hetzelfde beschermingsregime krijgen aangeboden. Pas na aangifte, onderzoek en vervolgingsbeslissing van OM wordt duidelijk of er sprake is van strafrechtelijke vervolging van mensenhandel en/of ernstige benadeling. Pas dan komt de vraag aan de orde welk beschermingsregime bij het delict gepast is.
Verschil in bescherming voor slachtoffers
Wanneer besloten wordt tijdens het onderzoek dat er vervolgd gaat worden o.g.v. ernstige benadeling geldt een ander beschermingsregime dan bij mensenhandel:
- geen kostenloze bijstand
- geen spreekrecht
- maximalisatie van de voorschotregeling gemaximeerd tot €5000.
Hoewel de redenering voor het spreekrecht te begrijpen is (gezien de daarvoor geldende strafmaat van 8 jaar of meer), zijn de argumenten tegen kosteloze rechtsbijstand en de maximalisering van de voorschotregeling moeilijker te volgen, gezien de ernst van de delicten. Het is onduidelijk waarom ernstige benadeling niet als geweldsmisdrijf wordt erkend, terwijl bij mensenhandel wel zowel fysiek als psychisch geweld wordt meegenomen. Wij adviseren ernstige benadeling als geweldsmisdrijf te erkennen of beter te onderbouwen waarom dit niet het geval is.
Vuistregel voor ernstige benadeling
Om meer duiding te geven aan het onderscheid tussen het delict ernstige benadeling en mensenhandel is er een vuistregel geformuleerd. Ter afbakening van de mate van financieel nadeel is de vuistregel geformuleerd dat in ieder geval het bestanddeel ‘ernstig wordt benadeeld’ is vervuld wanneer het loon gedurende minimaal twee maanden minder is dan twee derde van het loon op grond van de cao of bij gebrek hieraan het wettelijk minimumloon. Hoewel de vuistregel nuttig lijkt voor het afbakenen van de delicten, kan dit een ongewenst effect hebben. Juist omdat de delicten in elkaars verlengde liggen wekt de vuistregel de indruk dat indirect ook voor mensenhandel een drempel wordt opgeworpen dat iemand minimaal twee maanden moet worden uitgebuit om te spreken van uitbuiting. Dit komt niet overeen met internationale wet -en regelgeving. Bij mensenhandel gaat immers om het oogmerk van uitbuiting, waarbij ook zonder dat er daadwerkelijk sprake is van arbeidsuitbuiting iemand zou kunnen worden veroordeeld, als het oogmerk kan worden bewezen. Wij adviseren om de minimale duur los te laten of opheldering te vragen over de impact van de vuistregel in de praktijk kan hebben op mensenhandel.
Onbetrouwbare administratie
Een ander punt wat we hierbij bij u onder de aandacht willen brengen is de vraag hoe wordt bepaald wat het loon zou moeten zijn waarop de vuistregel wordt toegepast als er sprake is van een onbetrouwbare administratie? In de nota naar aanleiding van het verslag wordt verwezen naar de wijze waarop het Openbaar Ministerie, de Nederlandse arbeidsinspectie en de rechter dit nu toepassen (MvT p.59). In de praktijk blijkt het voor de Nederlandse arbeidsinspectie moeilijk om het feitelijk loon vast te stellen, wanneer de administratie onbetrouwbaar is. Het gevolg hiervan is dat dit vaak in het nadeel van werknemers uitpakt. Wij adviseren om in dit geval te werken met een fictieve situatie zoals in de Wet Arbeid Vreemdelingen (WAV), waarin wordt verondersteld dat de werknemer ten minste zes maanden voor de werkgever heeft gewerkt tegen het gebruikelijke loon in de bedrijfstak. Dit vereenvoudigt het werk voor NLA, OM en rechters en hiermee wordt de verantwoordelijkheid voor een ondeugdelijke administratie ook gelegd waar die hoort: bij de werkgever.
Non-punishment beginsel
Het non-punishment beginsel houdt in dat slachtoffers van mensenhandel niet bestraft mogen worden voor hun betrokkenheid bij illegale activiteiten die voortvloeien uit hun slachtofferschap. Wij vragen ons af hoe dit beginsel praktisch ingevuld zal worden volgens het vereiste dat volgt uit EHRM uitspraak over het motiveren van het al dan niet toepassen van het beginsel? Wij adviseren om systematisch bij te houden hoe vaak het non-punishment beginsel is overwogen en toegepast en de overwegingen die hieraan ten grondslag liggen. Dit draagt bij aan een beter begrip van de toepassing van het beginsel, de effectiviteit van de beleidsregels en de bescherming van slachtoffers.
Conclusie
CoMensha steunt de modernisering van artikel 237fSr, maar wij benadrukken de noodzaak van duidelijke en consistente bescherming voor slachtoffers van mensenhandel en ernstige benadeling.