Verslag van een schriftelijk overleg over het Project Verwerving Combat Counter-UAS (Kamerstuk 27830-458)
Materieelprojecten
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2025D09571, datum: 2025-03-07, bijgewerkt: 2025-03-24 14:37, versie: 3 (versie 1)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-27830-461).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: I. Kahraman, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie (Nieuw Sociaal Contract)
- Mede ondertekenaar: N.E. Manten, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 27830 -461 Materieelprojecten.
Onderdeel van zaak 2025Z04175:
- Indiener: G.P. Tuinman, staatssecretaris van Defensie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Defensie
- 2025-03-11 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-03-20 10:45: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Defensie
- 2025-03-27 13:59: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
27 830 Materieelprojecten
Nr. 461 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 7 maart 2025
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Defensie over de brief van 29 januari 2025 over het Project Verwerving Combat Counter-UAS (Kamerstuk 27 830, nr. 458).
De vragen en opmerkingen zijn op 13 februari 2025 aan de Staatssecretaris van Defensie voorgelegd. Bij brief van 7 maart 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Kahraman
Adjunct-griffier van de commissie,
Manten
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Staatssecretaris
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben de brief van de Staatssecretaris van Defensie met interesse gelezen en hebben nog enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie zien deze nieuwe aan te schaffen capaciteit als een essentiële stap waarmee de Nederlandse krijgsmacht inspeelt op een van de dominante trends in de huidige manier van oorlog voeren. De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris of hij kan garanderen dat de aan te schaffen capaciteit blijvend ter beschikking zal staan van de Nederlandse krijgsmacht en dus niet zal worden geschonken of uitgeleend aan derde landen.
Ik kan uiteindelijk niet garanderen dat de Combat Counter-UAS capaciteit blijvend ter beschikking zal staan van de Nederlandse krijgsmacht. Deze capaciteit is bedoeld ter bescherming van de zware infanteriebrigade en de middelzware infanteriebrigade. Leveringen aan derde landen, vooral leveringen uit (operationele) capaciteit, kunnen resulteren in langdurige en significante effecten op de gereedheid van onze krijgsmacht. De veranderende veiligheidssituatie heeft tot gevolg dat Defensie nauwgezet aandacht heeft voor effecten op onze eigen gereedheid. Het kabinet houdt ook bij toekomstige verzoeken van derde landen aandacht voor de effecten op de eigen gereedheid.
De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris hoe de Nederlandse industrie en kennisinstituten betrokken zijn of worden bij de productie en verwerving van de Combat Counter-UAS capaciteit en of er mogelijkheden zijn om Nederland in de toekomst wellicht zelf de productie van de benodigde munitie of reserveonderdelen op zich te laten nemen. Kan de Staatssecretaris hier nu al zo gedetailleerd mogelijk op ingaan in plaats van te wachten tot de Rapportage Industrieel Participatiebeleid?
Ik onderschrijf het belang van het betrekken van de Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde technologische industriële basis (NLDTIB) bij de verwerving van nieuwe systemen. De Minister van Economische Zaken (EZ) is verantwoordelijk voor het Industrieel Participatiebeleid (IP). EZ verkent daartoe de rol die de NLDTIB kan vervullen bij de verwerving van de Combat Counter-UAS systemen, en is hierover in gesprek met de beoogde leverancier. Deze gesprekken zijn commercieel-vertrouwelijk.
De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris of hij kan ingaan op de risico’s die Nederlandse militairen zullen lopen als zij ingezet worden in het hoogste geweldsspectrum terwijl zij nog niet beschikken over de Combat Counter-UAS capaciteit.
Aan inzet in het hoogste geweldspectrum zijn altijd risico’s verbonden voor militairen. Naast de inzet van de Combat Counter-UAS capaciteit kunnen deze risico’s ten dele worden gemitigeerd door gebruik te maken van adequate inlichtingen en een gedegen planning bij luchtdreiging. Daarnaast bestaat een effectieve luchtverdediging uit een combinatie van verschillende wapensystemen, de luchtverdediging wordt gelaagd opgebouwd. Ook de reeds aangeschafte Medium en Short Range Air Defence capaciteit kan bijvoorbeeld deze risico’s ten dele mitigeren en worden ingezet tegen droneaanvallen.
De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris of hij kan ingaan op de verhouding tussen het trainen van personeel met een simulatie versus het trainen door middel van operationeel gebruik van de Combat Counter-UAS capaciteit in een fysieke omgeving. Kan hij de voor- en nadelen van beide methoden benoemen?
Simulatie vervangt nooit live training, maar versterkt de gereedheid. Zeker bij luchtverdediging, waarbij zowel het doelaanbod als de beschikbare oefenterreinen beperkt zijn, is dit van belang. In een gesimuleerde omgeving kunnen complexe situaties worden nagebootst. Een voorbeeld hiervan is een situatie met een grote hoeveelheid en diversiteit aan luchtdoelen. Een dergelijke situatie is onmogelijk om in de fysieke omgeving te oefenen. Tegelijkertijd blijft oefenen in de fysieke omgeving nodig, zodat bijvoorbeeld de samenwerking met andere landeenheden kan worden getraind. Daarnaast dragen fysieke schietoefeningen bij aan de kennis en ervaring van de bedienaars van deze wapensystemen.
De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris of hij kan ingaan op de beperking van de milieubelasting als reden om door middel van simulatiesystemen te trainen en welke milieugerelateerde regelgeving hier specifiek bedoeld wordt. Kan de Staatssecretaris daarnaast ingaan op hoe hij de beperkende milieuregelgeving ziet in het licht van de noodzaak van de wederopbouw van de Nederlandse krijgsmacht?
Het intensief gebruik van simulatie voor (embedded) training en opleiding is primair gericht op vergroting van de operationele gereedheid van eenheden. Dit maakt deel uit van de innovatieve maatregelen die in het opleidingsdomein worden gestimuleerd. Het (intensief) gebruik van simulatie past ook binnen de algemene zorgplicht van de Omgevingswet, namelijk het voorkomen en beperken van milieuschade en energieverbruik. Gebruik van simulatiesystemen is geen direct gevolg van specifieke milieuregelgeving zoals vergunningsvoorschriften, maar simulatie kan de milieubelasting verminderen. Een voorbeeld hiervan is dat er minder voertuigbewegingen nodig zijn en er daardoor minder uitstoot is van brandstofgassen. Simulatie vervangt nooit live training, maar versterkt de gereedheid.
Milieuregelgeving is heel breed. In het algemeen is het uitgangspunt dat Defensie de activiteiten en projecten die nodig zijn voor de gereedstelling, zoals trainen en oefenen, binnen de bestaande wettelijke kaders en procedures uitvoert. De reële dreiging als gevolg van de geopolitieke situatie in Europa vereist echter dat de krijgsmacht zich sneller, beter en in grotere mate gereed moet stellen om hoofdtaak 1 te kunnen uitvoeren: het beschermen van ons grondgebied en/of dat van onze bondgenoten. Dit is een grote opgave voor Defensie. De tijdige en stelselmatige gereedstelling – het voorbereiden van militairen op een gevecht – wordt in sommige gevallen belemmerd door de (aanscherping van) huidige wet- en regelgeving en procedures.
Er zijn politieke keuzes nodig om het gewenste evenwicht te vinden tussen de bescherming van de leefomgeving en het uitvoeren van defensieactiviteiten voor de nationale veiligheid en de voorbereiding van onze militairen op een gevecht. Ten behoeve van die politieke keuzes lopen vanuit Defensie nu verschillende initiatieven, te weten het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie, de inzet van de MCE&N1 en het voornemen om te komen tot een Wet op de defensiegereedheid. Het belang van politieke keuzes is al eerder met uw Kamer gecommuniceerd in Kamerstukken over de signaalrapportage milieuvergunningen Defensie en Aanpak Nederland van het slot, perspectief voor sectoren en herstel van natuur (Kamerstukken 29 383, nr. 423 en 35 334, nr. 332).
De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris of hij verder kan toelichten hoe hij gezien de grote personeelstekorten binnen de krijgsmacht deze capaciteit gaat bemannen met voldoende gekwalificeerd personeel en wat hij concreet en specifiek bedoelt met de zin «Defensie vergroot het personeelsbestand door bij de algemene wervingsinspanning meer militairen aan te nemen».
Ik heb uw Kamer in het eerste kwartaal van dit jaar mijn strategische personeelsagenda toegezegd. In deze brief presenteer ik onze plannen om versneld naar een inzetbare en schaalbare krijgsmacht toe te werken.
Daarnaast heeft het Dienstencentrum Personeelslogistiek de opdracht gekregen om meer militairen aan te nemen. Daarnaast stimuleren we interne doorstroom van personeel met de benodigde kwalificaties. Er blijft sprake van schaarste op de arbeidsmarkt, met name in technische functies. Ondanks deze uitdaging verwacht Defensie veel belangstelling voor innovaties op het gebied van UAS en voorziet daarom geen problemen bij het invullen van deze functies. Indien nodig zullen binnen Defensie prioriteiten worden gesteld.
De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris van Defensie of hij uitgebreider kan ingaan op de risico’s aangaande de implementatie van de verschillende IT-systemen en of hij naast «nauw contact tussen Defensie en de leveranciers» verdere maatregelen neemt om de risico’s te mitigeren.
Wanneer verschillende IT-systemen in een compacte ruimte worden gebruikt, gaat dit gepaard met risico’s op het gebied van onderlinge verstoring, het kunnen voldoen aan beveiligingseisen, en conflicten in het ontwerp. Juist door intensief samen te werken met de leveranciers worden deze risico’s zoveel mogelijk gemitigeerd. Het IT-ontwerp wordt gezamenlijk aangelopen en de beoogde leverancier is eindverantwoordelijk voor de werking van het geheel van IT-systemen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de A/D-brief voor de verwerving van Combat Counter-UAS d.d. 29 januari 2025. Deze leden hebben enkele vragen aan de Staatssecretaris over de inhoud van de brief ten aanzien van de verwerving van de Combat Counter-UAS.
De leden van de NSC-fractie vinden het belangrijk dat er op alle fronten samengewerkt wordt, waarbij de overheid de regie pakt. Samenwerking tussen Defensie, kennisinstellingen en Nederlandse bedrijven is belangrijker dan ooit. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe Defensie haar rol pakt in een breder ecosysteem, als het gaat om de ontwikkeling van drones en counter drones systemen? Kan de Staatssecretaris toelichten welke samenwerkingen er al zijn met kennisinstellingen en Nederlandse bedrijven op het gebied van (counter-)drone-technologie?
Door in te zetten op het versterken van innovatieve bedrijvigheid waar Nederland een goed ontwikkeld ecosysteem in heeft, kan Nederland samen met (Europese) partners haar bijdrage leveren aan de Europese en NAVO-behoeften (Kamerstuk 36 410 X, nr. 93). Defensie bouwt samen met kennisinstellingen en de Nederlandse industrie aan de noodzakelijke ecosystemen om de krijgsmacht te voorzien van de materieelbehoeften die ze hebben op de gebieden waar Nederland goed in is. Defensie focust hierbij op de vijf prioritaire technologiegebieden (NLD_Gebieden): Ruimtevaart, intelligente systemen, sensoriek, slimme materialen en quantum, Op 4 maart vond in Amsterdam een Integrated Air and Missile Defence (IAMD) conferentie plaats, waar een overeenkomst is getekend voor het ecosysteem IAMD met de Nederlandse industrie, kennisinstellingen en universiteiten. Dit past goed bij de ambities die Nederland op het gebied van sensoriek heeft. Specifiek voor onbemenste systemen (drones) werken we met het Actieplan Productiezekerheid Onbemenste Systemen (APOS) naar een dergelijk ecosysteem toe. Naast innovatieve MKB-bedrijven zijn kennisinstellingen TNO en NLR ook onderdeel van dit ecosysteem (Kamerstuk 36 600 X, nr. 8). Om uitvoering te geven aan APOS zal Defensie doelgerichte investeringen doen. Uw Kamer wordt hier nader over geïnformeerd in het eerste kwartaal van 2025 bij de publicatie van de Strategie, Kennis, Innovatie en Industrie Defensie.
Ten aanzien van de inzet van deze Combat Counter-UAS systemen hebben de leden van de NSC-fractie ook nog enkele vragen aan de Staatssecretaris. De systemen zullen bij levering onderdeel worden van het Defensie Grondgebonden Luchtverdedigings Commando (DGLC). Met het oog op de ontwikkelingen van het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie (NPRD), is het de vraag of de vliegbasis mogelijk heropend wordt. Hoe ziet de Staatssecretaris counter-drone-oefeningen op de Vredepeel samengaan met een eventuele heropening van de vliegbasis? Is er voldoende oefencapaciteit beschikbaar?
Eind 2024 heb ik uw Kamer geïnformeerd over welke locatie-alternatieven nog in onderzoek zijn voor de verschillende behoeften van Defensie in het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie (NPRD) (Kamerstuk 36 592, nr. 10). Het klopt dat de Luitenant-Generaal Bestkazerne in Vredepeel één van de verder te onderzoeken alternatieven is voor de behoefte «uitbreiding jachtvliegtuigcapaciteit» Vredepeel. Op dit moment loopt dit nader onderzoek naar deze alternatieven. Eind januari van dit jaar heb ik uw Kamer geïnformeerd over de bijgestelde planning voor het NPRD (Kamerstuk 36 592, nr. 11). Ik verwacht uw Kamer eind mei de ontwerp-beleidsvisie NPRD te kunnen toesturen. Hierin zullen voor elk van de defensiebehoeften uit het NPRD de voorlopige voorkeurslocaties worden opgenomen, waaronder voor de uitbreiding van de jachtvliegtuigcapaciteit. Ik wil niet vooruitlopen op deze door het kabinet te maken keuze en eventuele consequenties van deze keuze voor andere activiteiten in Vredepeel.
De leden van de NSC-fractie hebben vernomen dat het personeelsbestand met 125 arbeidsplaatsen wordt uitgebreid. Het gaat hierbij ook om schaars technisch personeel. Voorziet de Staatssecretaris voldoende personeel te kunnen werven en inzetten voor DGLC? Kan de Staatssecretaris toelichten hoe er in de eerste jaren onderhoud verzorgd wordt wanneer er bijvoorbeeld een uitzending plaatsvindt met de systemen?
Er blijft sprake van schaarste op de arbeidsmarkt, met name in technische functies. Ondanks deze uitdaging verwacht Defensie veel belangstelling voor innovaties op het gebied van UAS en voorziet daarom geen problemen bij het invullen van deze functies. Indien nodig zullen binnen Defensie prioriteiten worden gesteld. Zoals ik hierboven al heb benoemd, heb ik uw Kamer in het eerste kwartaal van dit jaar mijn strategische personeelsagenda toegezegd. In deze brief presenteer ik onze plannen om versneld naar een inzetbare en schaalbare krijgsmacht toe te werken.
Defensie kiest voor een combinatie van in- en uitbesteed onderhoud. Deze combinatie zorgt ervoor dat bij een uitzending voldoende opgeleid personeel en middelen voorhanden zijn voor het onderhoud. Meer complex onderhoud wordt uitbesteed aan de leverancier, waarbij tevens afspraken worden gemaakt over de ondersteuning tijdens uitzending.
Daarnaast willen de leden van de NSC-fractie meer toelichting over de juridische aspecten rondom het oefenen met Combat Counter-UAS systemen. Zijn er op dit moment wettelijke knelpunten en beperkingen ten aanzien van het gebruik van counter drone systemen, zoals dat ook het geval is bij de inzet van militaire drones?
Zoals aan uw Kamer is toegelicht in de A/D-brief «Verwerving Combat Counter-UAS», wordt mede met het oog op het vermijden van knelpunten bij inzet van en oefenen met dergelijke systemen (bijvoorbeeld verband houdende met belasting van het milieu) bij de onderhavige verwerving van de Combat Counter-UAS systemen geïnvesteerd in uitgebreide mogelijkheden voor simulatie. Ook maakt Defensie gebruik van bestaande (buitenlandse) oefen- en schietterreinen. Daarnaast worden in het algemeen in het NPRD en in het ontwerp van een Wet op de defensiegereedheid mogelijke knelpunten en beperkingen geadresseerd en oplossingsrichtingen voorzien.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met veel interesse de brief verwerving Combat Counter Unmanned Aircraft Systems (UAS) gelezen, mede omdat dit aansluit bij de eerder aangenomen motie over een sterkere Nederlandse luchtverdediging (Kamerstuk 36 600 X, nr. 18). Het is goed dat het Nederlandse bedrijfsleven hierbij betrokken wordt en dat er gekeken wordt naar niet alleen Europese samenwerking, maar ook naar hoe de luchtverdediging meer op Europese schaal vormgegeven kan worden, ook al is hiervoor nog een lange weg te gaan. De leden van de BBB-fractie hebben hierbij nog wel een aantal vragen en/of opmerkingen.
Uit een expertmeeting met verschillende organisaties bleek dat bij massale droneaanvallen eigenlijk alleen lasersystemen nog nut zouden hebben. De leden van de BBB-fractie zijn benieuwd hoe zich dit verhoudt tot dat wat nu besteld gaat worden. Hoe kunnen wij ons daartegen bewapenen?
Defensie onderschrijft het belang van technologische ontwikkelingen op het gebied van drones en anti-drone, maar is niet van mening dat bij massale droneaanvallen eigenlijk alleen lasersystemen nog nut zouden hebben. Een effectieve luchtverdediging bestaat uit een combinatie van verschillende wapensystemen, de luchtverdediging wordt gelaagd opgebouwd. Ook de reeds aangeschafte Medium en Short Range Air Defence capaciteit en middelen uit het project «Verwerving Extended All Arms Air Defence (eAAAD) Toolbox» (Kamerstuk 27 830, nr. 456) kunnen worden ingezet tegen droneaanvallen. De nieuwe Combat Counter-UAS capaciteit kan eenheden in gevecht, gebieden en vitale (militaire) infrastructuur beschermen tegen zwermen kleine drones.
Defensie volgt de technologische ontwikkelingen op het gebied van drones nauwlettend en investeert reeds in High Energy Laser-systemen. Hiervoor wordt onder andere voor het project «Initiële Counter-Unmanned Aircraft Systems» (C-UAS) (Kamerstuk 34 919, nr. 52) een prototype verworven. Dit project biedt defensiebreed ruimte voor Concept Development and Experimentation (CD&E) op het gebied van C-UAS. Dit systeem zal echter minder mobiel zijn dan nodig is voor de bescherming van landeenheden in gevecht.
In de brief staat verder dat Defensie door deze aanschaf afweer heeft om infanteriebrigades te beschermen, maar de leden van de BBB-fractie vragen zich af hoe dat zit met de capaciteit om ook onze bevolkingscentra te kunnen beschermen. Zonder bevolking is er ook geen leger nodig en in diverse conflicten die op dit moment spelen worden juist dichtbevolkte bevolkingscentra hard getroffen. Wordt daarop ook ingezet conform de eerdere aangenomen motie hierover, zo ja hoe? (Kamerstuk 36 600 X, nr. 18 ). Zo nee, waarom niet?
Met de aanschaf van de Combat Counter-UAS capaciteit investeert Defensie verder in haar gelaagde luchtverdediging. Deze capaciteit is geschikt voor het moderne mobiele gevecht in het hogere deel van het geweldsspectrum en gedimensioneerd op de bescherming van de zware en middelzware infanteriebrigades. Tevens kan deze capaciteit worden ingezet voor de bescherming van bevolkingscentra. De Combat Counter-UAS capaciteit kan bevolkingscentra beschermen tegen (zwermen) kleine UAS, loitering munitions, zeer laagvliegende helikopters en vliegtuigen. Met deze aanschaf zet Defensie dus stappen in lijn met de motie-Wijen-Nass/Heite (Kamerstuk 36 600 X, nr. 18).
Dit heeft Defensie ook gedaan met de aanschaf van Medium Range als Short Range Air Defence voor de bestrijding van luchtdreigingen op middellange en korte afstand (Kamerstuk 27 830, nr. 448), aanvullende Patriot- en NASAMS-lanceerinstallaties met bijbehorende munitie, radarsystemen en vuurkracht (Kamerstuk 36 600 X, nr. 22), aanvullende F-35 jachtvliegtuigen aan die effectief ingezet kunnen worden tegen verschillende soorten luchtdreigingen, zoals kruisraketten (Kamerstuk 27 830, nr. 452) en de opbouw van eigen operationele satellietcapaciteit waarmee onder andere objecten en vliegtuigen kunnen worden geïdentificeerd (Kamerstuk 27 830, nr. 405).
De leden van de BBB-fractie begrepen dat de Skyranger30 een langere levensduur zou hebben door de interoperabiliteit met andere landen die deze ook hebben gekocht. Hoe zit het met de houdbaarheid en levensduur van de aan te kopen systemen in het algemeen en is dat meegenomen in de overwegingen tot aanschaf en kosten/baten analyse? Deze leden vragen zich af hoe lang gaan deze systemen zullen meegaan.
Bij verwerving van materieel wordt een kostenraming gemaakt dat de totale levensduur en levensduurkosten (investerings-, exploitatie- en afstotingskosten) omvat. Ook voor de Combat Counter-UAS capaciteit is de houdbaarheid en verwachte levensduur bepaald. Het voorziene Combat Counter-UAS systeem is behalve zeer modern ook toekomstbestendig. De software kan gedurende de hele levensduur worden aangepast, zodat nieuwe technieken kunnen worden toegepast op sensoren en effectoren. Ook kunnen componenten worden toegevoegd en vervangen, zodat de operationele relevantie op peil blijft. De voorziene levensduur van deze capaciteit is daarmee 25 jaar.
Bij meerdere internationale gebruikers, zoals bij de Skyranger, zal de leverancier naar verwachting langer reserveonderdelen beschikbaar stellen. De Skyranger biedt koppelvlakken met Europese (NAVO-)partners in de gebruikersgroep van deze systemen. Meerdere landen gaan deze systemen gebruiken, waardoor schaalvoordelen ontstaan op het gebied van onderhoud en reserveonderdelenvoorziening.
Recentelijk nog werden kostbare en schaarse (Patriot)systemen uitgeleend ten behoeve van de oorlog in de Oekraïne. Dit leidde bij de leden van de BBB-fractie naast instemming ook tot zorgen. Hoe kan bij deze aanschaf bijvoorbeeld verzekerd worden dat deze nu wel echt voor de bescherming van Nederland gebruikt blijven worden?
Ik kan uiteindelijk niet garanderen dat de Combat Counter-UAS capaciteit blijvend ter beschikking zal zijn voor de bescherming van Nederland, omdat we de situatie in Oekraïne of ergens anders niet kunnen voorspellen.
Nederland voert de bescherming tegen luchtdreigingen niet zelfstandig uit, maar in NAVO-verband. De NAVO zet door Nederland aangeboden lucht- en raketverdedigingssystemen in ter verdediging van kritieke infrastructuur en/of ontplooide eenheden in het NAVO-verdragsgebied. Dit kan zowel infrastructuur in Nederland zijn, bijvoorbeeld de haven van Rotterdam, als elders in het NAVO-verdragsgebied, bijvoorbeeld aan de oostflank. Ook kunnen capaciteiten van andere NAVO-bondgenoten direct of indirect worden ingezet voor de bescherming van Nederland, afhankelijk van de situatie.
Sinds de eerste militaire steun in 2022 aan Oekraïne is een verschuiving opgetreden van levering uit eigen voorraad en af te stoten materieel naar in toenemende mate levering door commerciële verwerving. Commerciële verwerving beperkt de effecten op de eigen gereedheid en is tevens een signaal voor de noodzakelijke opschaling van de defensie-industrie. De veranderende veiligheidssituatie heeft tot gevolg dat Defensie nauwgezet aandacht heeft voor effecten op onze eigen gereedheid. Het kabinet houdt ook bij toekomstige verzoeken van Oekraïne aandacht voor de effecten op de gereedheid.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben de A/D-brief gelezen en danken het kabinet voor het toezenden daarvan. Deze leden zien de noodzaak van het gelaagde luchtverdedigingssysteem tegen verschillende dreigingen inclusief drones. Voorgenoemde leden waarderen ook dat dit wapensysteem aangeschaft gaat worden en de reden voor versnelling. Zij hebben daarnaast nog enkele vragen.
Hoe dicht bij de infanterietroepen en het overige grondoptreden wordt er gewerkt met deze Combat C-UAS-capaciteit en vraagt dit nog extra training voor het geïntegreerde optreden, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
De Combat Counter-UAS capaciteit zal in de directe omgeving van met name grondgebonden gevecht- en gevechtsondersteunende grondeenheden optreden. Het is essentieel dat verschillende eenheden samen trainen. Daarom worden de luchtverdedigingseenheden, die naast Combat Counter-UAS ook de beschikking krijgen over Medium en Short Range Air Defence, gekoppeld aan de zware brigade en middelzware brigade, zodat zij gezamenlijk kunnen trainen en op elkaar ingespeeld raken.
Hoeveel industriële participatie hebben de overige gebruikers die reeds de Skyranger30 op ACSV-basis of andere voertuigen gebruiken, zo vragen de leden van de SGP-fractie. Deze leden zijn voorstander van Nederlandse industriële participatie, maar vragen zich af waar de ruimte daarvoor is bij Military Off The Shelf (MOTS) systemen. Graag zien deze leden een toelichting op hoe dit bij overige gebruikers loopt.
Industrieversterkend inkopen is van belang voor dit kabinet. Defensie beoogt daarvoor haar inkoopstrategie aan te passen. We laten het oude mantra beste product, voor de beste prijs los, en laten de factor tijd en herkomst van het product – bij voorkeur Europees of Nederlands – zwaarder meewegen. De Minister van Economische Zaken (EZ) is verantwoordelijk voor het Nederlands Industrieel Participatiebeleid (IP). Op internationaal niveau voert Defensie bilateraal en multilateraal overleg met bondgenoten en partners over materieelinvesteringen. Hierbij wordt aandacht gevraagd voor het belang van Nederlandse IP, ook bij Military Off The Shelf (MOTS) systemen. Dit kan bijvoorbeeld door (een deel van de) productie in Nederland te laten plaatsvinden, door assemblage werkzaamheden of in de toeleveranciersketen. Het is niet bij Defensie bekend hoeveel IP overige gebruikers hebben. Daarnaast is het niet aan de Nederlandse overheid om hier uitspraken over te doen, vanwege de commercieel-vertrouwelijke aard van de gesprekken en afspraken tussen buitenlandse overheden en de betreffende leverancier.
Zijn er reeds afspraken over onderhoud gemaakt met de leverancier van het kanonsysteem, zo vragen de leden van de SGP-fractie. Zo ja, is dat onderhoud dan op locatie bij DGLC en de eenheden of dichtbij de fabrikant zelf vragen de voorgenoemde leden? De leden vragen dit om te kijken hoe onderhoud en beschikbaarheid zich tot elkaar verhouden.
Defensie kiest voor een combinatie van in- en uitbesteed onderhoud. Bij inbesteed onderhoud voert Defensie zelf het onderhoud uit, onder andere bij het Defensie Grondgebonden Luchtverdedigingscommando (DGLC) en de eenheden. Bij uitbesteed onderhoud zal dit onderhoud plaatsvinden bij een civiele partij. Deze combinatie zorgt ervoor dat er voldoende opgeleid personeel en wapensystemen beschikbaar zijn voor oefenen en trainen, en eventuele mogelijke inzet.
De leden van de SGP-fractie zijn benieuwd naar de Innovatieparagraaf en de mogelijke toekomstige wapensystemen waarmee uitgebreid kan worden. Is het uitbreiden naar High Energy Laser of andere systemen op dezelfde voertuigen iets wat Defensie in de toekomst zou ambiëren, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
Defensie zou de toepassing van dergelijke energie-wapens op voertuigen in de toekomst ambiëren, indien de technische oplossingen hiervoor toereikend worden. Defensie investeert reeds in High Energy Laser-systemen. Hiervoor wordt onder andere in het project «Initiële Counter-Unmanned Aircraft Systems (C-UAS) (Kamerstuk 34 919, nr. 52) een prototype verworven. Dit project biedt defensiebreed ruimte voor Concept Development and Experimentation (CD&E) op het gebied van Counter-UAS.
Ministeriële commissie »Economie & Natuurherstel»↩︎