Stand van zaken routekaart grondgebondenheid
Toekomstvisie agrarische sector
Brief regering
Nummer: 2025D09752, datum: 2025-03-07, bijgewerkt: 2025-03-12 11:13, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-30252-190).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Verkenning varianten van een graslandnorm
- Beslisnota bij Stand van zaken routekaart grondgebondenheid
Onderdeel van kamerstukdossier 30252 -190 Toekomstvisie agrarische sector.
Onderdeel van zaak 2025Z04233:
- Indiener: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2025-03-11 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-03-12 13:30: Mestbeleid (Commissiedebat), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2025-03-13 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-03-26 11:15: Procedurevergadering LVVN (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
30 252 Toekomstvisie agrarische sector
35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS
Nr. 190 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 maart 2025
Met mijn brief van 6 november 20241 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de routekaart om te komen tot beleidskeuzes over grondgebondenheid in de melkveehouderij in 2032. Met deze brief informeer ik u over de eerste twee van de vijf stappen.
Eerste verkenning economische effecten graslandnorm (stap 1)
Stap 1 in de routekaart is de oplevering van de eerste verkenning waarin de economische effecten in beeld worden gebracht van verschillende niveaus van een graslandnorm, uitgedrukt in hectare per Grootvee-eenheid (GVE): 0,15 – 0,20 – 0,25 – 0,30 – 0,35 – 0,40. Deze verkenning is onlangs afgerond. In de bijlage bij deze brief treft u het eindrapport aan: «Verkenning varianten van een graslandnorm».2 Zoals de onderzoekers ook aangeven in het eindrapport, betreft dit onderzoek slechts een quickscan en biedt deze quickscan op zichzelf nog onvoldoende basis voor het maken van een beleidskeuze met betrekking tot het invoeren van een graslandnorm. Deze quickscan geeft een beeld van de keuzes die melkveehouders kunnen maken als een graslandnorm wordt ingevoerd. De quickscan geeft echter geen inzicht in de integrale economische effecten in relatie tot de gevolgen van andere maatregelen die op het boerenerf terecht komen (zoals het verlies van derogatie). Omdat ik dit inzicht nodig en belangrijk acht voor het maken van afwegingen, zal ik de vraag naar de integrale economische effecten betrekken bij de eerder aangekondigde vervolgonderzoeken. Het tijdpad om te komen met beleidskeuzes voor de zomer van 2025 wordt hierdoor niet beïnvloedt. De routekaart ziet er na deze aanvullende onderzoeksvraag als volgt uit.
1 | Oplevering eerste verkenning (quickscan) naar de economische effecten van een graslandnorm. In deze eerste verkenning worden verschillende scenario’s weergegeven, waarin de financiële gevolgen van een graslandnorm voor melkveehouders worden berekend. Ook wordt een eerste inzicht gegeven van de ruimtelijke consequenties in de verschillende provincies.1 | Bijgaand |
2 | Opdrachtverlening vervolgonderzoeken economische gevolgen in brede zin voor melkveehouders (integraal) en voor de gehele keten en de bijeffecten van emissies (broeikasgas). | Februari 2025 |
3 | Afronding vervolgonderzoeken met betrekking tot de economische gevolgen in brede zin voor melkveehouders (integraal) en voor de gehele keten, en de bijeffecten van emissies (broeikasgas). Deze onderzoeken bouwen voort op de resultaten van de eerste verkenning en hebben als basis dezelfde bandbreedtes van een graslandnorm. | Eind mei 2025 |
4 | Maken van beleidskeuzes op basis van de uitkomsten van de onderzoeken. | Juni–juli 2025 |
5 | Informeren Kamer over de uitkomst van de afweging en aanbieden rapporten. | Uiterlijk 31 juli 2025 |
1 Deze quickscan biedt op zichzelf onvoldoende basis voor het maken van een beleidskeuze met betrekking tot het invoeren van een graslandnorm. Beleidskeuzes kunnen pas gemaakt worden als ook de uitkomsten van de vervolgonderzoeken beschikbaar zijn. |
Vervolgonderzoeken (stap 2)
Stap 2 in de routekaart is het uitzetten van de twee onderzoeken die ik in mijn brief van 13 september 20243 heb aangekondigd. In deze onderzoeken betrek ik de vraag naar de integrale economische effecten in relatie tot de gevolgen van andere maatregelen die op het boerenerf terecht komen (zoals het verlies van derogatie). Dit leidt tot onderzoek naar de bijeffecten van emissies (broeikasgas) (hierna: quickscan bijeffecten) en onderzoek naar de economische gevolgen in brede zin voor melkveehouders (integraal) en de gehele keten (hierna: quickscan keteneffecten). Ik heb deze onderzoeken onlangs uitgezet. Deze onderzoeken zijn gebaseerd op dezelfde niveaus van de graslandnorm als zijn onderzocht in de eerste verkenning economische effecten.
Quickscan keteneffecten
Een analyse wordt gemaakt van de economische effecten van de invoering van een graslandnorm in de Nederlandse melkveehouderij op melkveehouders (integraal) en de zuivelketen. Doel van het onderzoek is om 1) inzicht te geven in de impact van de invoering van een graslandnorm op het bedrijfsinkomen van melkveehouders als daarbij ook de economische effecten van het verlies van derogatie en andere maatregelen die op de melkveehouder afkomen wordt betrokken; en 2) inzicht te geven in de economische effecten (productie, prijzen, import, export, werkgelegenheid) voor de gehele zuivelketen van de invoering van een graslandnorm in de Nederlandse melkveehouderij. Daarbij wordt rekening gehouden met de EU- en wereldmarkt context waarin de Nederlandse zuivelketen werkt. Bovendien worden doorwerkingseffecten op de met de melkveehouderij en melkverwerking samenhangende economische activiteiten (bijvoorbeeld veevoerindustrie) en werkgelegenheid in beeld gebracht.
Het onderzoek wordt uitgevoerd aan de hand van een aantal stappen.
– Het (extra) negatieve inkomenseffect dat gepaard gaat met graslandnormen wordt berekend voor 9 standaardbedrijfstypen in de melkveehouderij en in de context van andere maatregelen die op de sector afkomen geplaatst (zie Jongeneel et al, 2024).
– Het maken van een zinvolle selectie van drie scenario’s op basis van de varianten die zijn doorgerekend in de quickscan.
– Het vaststellen van de door te rekenen graslandnormen op het totale melkvolume van de sector. Hierbij worden de effecten op bedrijfsniveau uit de quickscan geaggregeerd naar sectorniveau, waarbij ook rekening moet worden gehouden met andere ontwikkelingen zoals aannames over de autonome ontwikkelingen in de sector (vrijwillige stoppers en schaalvergroting) en deelname aan uitkoopregelingen). Ook zal worden gekeken naar een mogelijk rantsoen-aanpassingseffect op de melkproductie per koe en/of de vet- en eiwitgehaltes. Daarnaast zal aandacht worden gegeven aan eventuele effecten op landgebruik en de landsgebruiksbalansen. Hierbij zal afstemming plaatsvinden met de berekeningen over landgebruik in het onderzoek naar de bijeffecten.
– Als die effecten bekend zijn, volgt als derde stap een aantal kwantitatieve analyses.
Quickscan bijeffecten
Dit onderzoek zal zich richten op:
– Het effect van grasland t.o.v. éénjarige akkerbouwmatige teelten op CO2-emissies, ammoniak, waterkwaliteit, waarbij ook het effect op bodemkwaliteit, waterverbruik en ondergrondse en bovengrondse biodiversiteit wordt meegenomen.
– Het effect van verschillende niveaus van een graslandnorm op het graslandareaal in Nederland (ruimtelijk effect). Hier wordt op basis van literatuur en data een inschatting gemaakt van het graslandareaal dat niet zal worden omgezet in éénjarige akkerbouwmatige teelten als gevolg van een graslandnorm. Dit gebeurt door eerst een inschatting te maken van het areaal waarvoor omzetting een reële mogelijkheid is en vervolgens per graslandnorm in te schatten welk areaal behouden kan blijven door uitbreiding van het graslandareaal binnen en buiten het eigen bedrijf (door aankoop en/of pacht) bij een bepaalde hoogte van de graslandnom.4
De reeds bestaande onderzoeken inzake de bijeffecten van grondgebondenheid op de broeikasgasemissies zullen worden betrokken bij het maken van beleidskeuzes over grondgebondenheid in de melkveehouderij in 2032.
Tot slot
Ik zal de uitkomsten van de quickscan en de vervolgonderzoeken integraal betrekken bij mijn beleidskeuzes met betrekking tot grondgebondenheid voor de melkveehouderij. Ik verwacht de eindrapporten van de vervolgonderzoeken uiterlijk eind juli 2025 aan u te kunnen aanbieden, samen met mijn beleidskeuzes met betrekking tot een grondgebonden melkveehouderij in 2032.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
F.M. Wiersma
Kamerstukken II 2024/25, 33 037, nr. 562.↩︎
Hiermee wordt invulling gegeven aan de toezegging gedaan bij de algemene politieke beschouwingen: «De Minister van LVVN stuurt de uitkomsten van het onderzoek naar de effecten van de graslandnorm aan de Tweede Kamer.».↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 33 037, nr. 559.↩︎
Hiermee wordt invulling gegeven aan de toezegging gedaan tijdens het commissiedebat mestbeleid van 7 november 2024 om het effect van een graslandnorm op grasareaal mee te nemen in de onderzoeken (Toezegging TZ202411-027).↩︎