Onderzoek naar mogelijke beleidsmaatregelen voor het tegengaan van energiearmoede
Voorzienings- en leveringszekerheid energie
Brief regering
Nummer: 2025D10013, datum: 2025-03-10, bijgewerkt: 2025-03-12 12:29, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29023-555).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei (Ooit VVD kamerlid)
- Beleidsverkenning energiearmoede en de energietransitie
- Beslisnota bij Kamerbrief Onderzoek naar mogelijke beleidsmaatregelen voor het tegengaan van energiearmoede
Onderdeel van kamerstukdossier 29023 -555 Voorzienings- en leveringszekerheid energie.
Onderdeel van zaak 2025Z04309:
- Indiener: S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
- Volgcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
- 2025-03-12 13:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-03-18 16:45: Procedurevergadering vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei (Procedurevergadering), vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
- 2025-04-23 10:00: Betaalbare energierekening voor huishoudens (Commissiedebat), vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie
36 600 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën
Nr. 555 BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 maart 2025
Met deze brief ontvangt de Kamer de resultaten van het eerste deel van het onderzoek naar aanleiding van de motie-Postma.1 Deze verzoekt de regering een advies te vragen bij verschillende adviescolleges over op welke wijze voorkomen kan worden dat de energietransitie tot een toename van de energiearmoede in Nederland leidt – en bij voorkeur leidt tot een afname daarvan. Het kabinet onderschrijft dit belang; in het Regeerprogramma is dan ook aangegeven dat werk gemaakt moet worden van de betaalbaarheid van de energierekening en een rechtvaardige energietransitie, ook voor huishoudens met een kleine portemonnee en de middeninkomens. In deze brief wordt de aanpak van dit kabinet, de voorlopige bevindingen en het beoogd vervolgproces toegelicht. De kamer ontvangt deze brief mede namens de Staatssecretaris Participatie en Integratie.
1. Aanpak op hoofdlijnen
In april 2024 is de Kamer geïnformeerd over toezeggingen en ontwikkelingen rondom de aanpak van energiearmoede.2 In deze brief is ook toegelicht dat de uitvoering van de motie-Postma, waar deze brief op ziet, in twee delen is opgesplitst. Deel I betreft een kwalitatieve inventarisatie naar mogelijke beleidsmaatregelen die ingezet kunnen worden om energiearmoede tegen te gaan. Conform het eerder met de Kamer gewisselde in het Commissiedebat Energiebesparing d.d. 18 december 2024 (Kamerstuk 30 196, nr. 841) wordt middels dit onderzoek een overzicht gegeven van denkbare beleidsmaatregelen in het kader van energiearmoede.3 Met deel II wordt een kwantitatief vervolgonderzoek uitgevoerd dat inzicht beoogt te geven in de effectiviteit van de in deel I geïdentificeerde beleidsmaatregelen. De Kamer ontvangt nu de resultaten van deel I.
Zoals vermeld in de brief van april 2024 hebben alle drie de partijen die in de motie zijn benoemd – SER, WRR en Nibud – desgevraagd aangegeven geen voor de hand liggende (trekkende) partij te zijn voor een gedetailleerd onderzoek naar effecten van de energietransitie op huishoudenniveau en is er daarom gekeken naar andere mogelijke partijen die expertise hebben op dit terrein.4 Om deze reden is TNO verzocht om deel I – de kwalitatieve inventarisatie – uit te voeren, waarbij medewerkers van de SER en het Nibud direct betrokken zijn geweest en hun reflecties hebben gegeven op het onderzoek.
Kwalitatieve inventarisatie door TNO
TNO presenteert een overzicht van beleidsmaatregelen die ingezet kunnen worden om een toename van energiearmoede in Nederland te voorkomen of een afname te bewerkstelligen. Het overzicht bevat zowel nieuwe beleidsmaatregelen, voorstellen of initiatieven die nog niet eerder zijn geïmplementeerd als aanpassingen van reeds bestaande beleidsinitiatieven. Er wordt tevens een onderscheid gemaakt tussen maatregelen die betrekking hebben op de energieprijs/energierekening, het inkomen, de (energetische kwaliteit van de) woning en vervoer. Voor vervoer heeft TNO zich tot dusver beperkt tot bestaande of eerder uitgevoerde beleidsmaatregelen. De nu opgeleverde kwalitatieve verkenning bevat geen weging van welke beleidsmaatregelen naar verwachting het meest effectief zijn; dit wordt behandeld in het voorgenomen deel II van het onderzoek. Na uitvoering van een kwantitatieve analyse van de verschillende geïdentificeerde maatregelen is TNO voornemens aanbevelingen te doen. Op dat moment zal het kabinet hier uitgebreider op reageren.
2. Voorlopige conclusies en aanbevelingen TNO-onderzoek deel I
Naast de inventarisatie met beleidsmaatregelen presenteert TNO een aantal conclusies. De voornaamste hiervan:
1) De prijzen van fossiele brandstoffen zijn volatiel en zullen naar verwachting de komende jaren stijgen. Huishoudens die beperktere mogelijkheden hebben om (zelfstandig) te verduurzamen dreigen afhankelijk te blijven van fossiele brandstoffen, waardoor de energiearmoede waarschijnlijk zal gaan stijgen;
2) Er is ex-post inzicht in het effect van specifieke verduurzamingsmaatregelen op energiearmoede. Ex-ante is er echter een beperkt beeld van het gezamenlijke effect van deze maatregelen op huishoudens in energiearmoede. Hierdoor is het onduidelijk welk deel van de huishoudens nu en in de toekomst al geholpen worden, en wat de resterende opgave is;
3) Het ontbreken van een helder beeld van welke (nieuwe) technologieën nodig zijn – vooral op het gebied van opwek en opslag van energie, en binnen de vervoerssector – voor huishoudens om op de middellange en lange termijn uit energiearmoede te komen, kan leiden tot een toename en/of verdieping van energiearmoede.5
TNO doet hierop de volgende aanbevelingen:
• Breng in kaart in hoeverre de energietransitie impact heeft op energiearmoede. Zo moet er gekeken worden naar welke huishoudens kwetsbaar zijn, in hoeverre de energierekening drukt op het inkomen, en wat het effect daarop is van de (mix aan) ingezette beleidsmaatregelen. NB: met deel II van het onderzoek wordt specifiek opvolging gegeven aan deze aanbeveling.
• (Gebrek aan) toegang tot technologieën op het gebied van isolatie, alternatieve warmtebronnen, energie-opwek en -opslag en de vervoerssector kan leiden tot een toe- of afname van energiearmoede. Schets daarom een helder beeld van welke (nieuwe) technologieën op de middellange en lange termijn nodig zijn om de energiekosten voor huishoudens te verlagen. Neem vervolgens indicatoren over de voortgang van de adoptie van deze technologieën op in de Monitor Energiesysteem – die jaarlijks met de Energienota wordt gepubliceerd – om zo de voortgang van onder huishoudens in energiearmoede te volgen.
• Focus beleid en eventuele maatregelen zo gericht mogelijk op specifieke groepen huishoudens en stel een crisisregime in voor wanneer een prijsschok zoals een volgende gascrisis zich voordoet.
Als bovengenoemd geeft het kabinet op dit moment nog geen inhoudelijke appreciatie van de maatregelen, omdat deze nog van kwantitatieve analyse en duiding worden voorzien in deel II van het onderzoek. Het kabinet onderschrijft het belang om energiearmoede tegen te gaan, en tekent aan dat hiervoor verschillende maatregelen reeds geïmplementeerd zijn, en op anderen wordt ingezet:
• Zoals 14 februari jl. is gedeeld met de Kamer, is er na diverse gesprekken met de sector voldoende basis om over te gaan tot een positief besluit om in 2025 het Energiefonds op te gaan starten. Met het energiefonds worden huishoudens in energiearmoede ondersteund in het betalen van de energierekening. Er wordt met de hoogste urgentie gewerkt aan de uitwerking van het fonds.
• Vanaf 2026 staat het Social Climate Fund (SCF) ter beschikking voor het beperken van de effecten van het emissiehandelssysteem voor CO2-emissies van de gebouwde omgeving en transport (ETS2) voor kwetsbare huishoudens en microbedrijven.
• Het kabinet zet verschillende maatregelen door zoals het Nationaal Isolatie Programma (NIP), het aanbieden van een 0%-lening voor huishoudens met een verzamelinkomen tot € 60.000 via het Warmtefonds, de ISDE subsidie voor het stimuleren van verduurzamingsmaatregelen en het uitfaseren van huurwoningen met EFG-labels.6
• In het Energiebesluit onder de Energiewet zal een definitie van energiearmoede in de wet worden verankerd en wordt een verplichting tot het monitoren van de ontwikkeling van energiearmoede opgenomen.
• Het voorstel voor de wet bestrijden energieleveringscrisis is op 26 februari jl. in internetconsultatie gegaan. Dit voorstel stelt Nederland in staat om op slagvaardige en efficiënte wijze te opereren in voorbereiding op en ter bestrijding van een gascrisis en verhoogt de robuustheid en weerbaarheid van het Nederlandse gassysteem.
3. Vervolg: kwantitatief vervolgonderzoek
Het genoemde kwantitatieve vervolgonderzoek wordt thans opgestart; hierbij worden de bevindingen uit deel I als startpunt genomen. Het doel van dit vervolgonderzoek is om de gevolgen van verschillende beleidsmaatregelen voor energiearmoede op meer gedetailleerde wijze in kaart te brengen, waarbij ook wordt gekeken naar armoede en financiële kwetsbaarheid in algemene zin in relatie tot volatiele energieprijzen. Tevens wordt onderzocht welke van de geïdentificeerde maatregelen naar verwachting het meest effectief zijn in het voorkomen en aanpakken van energiearmoede en het vermijden van kostbare noodingrepen. Momenteel wordt gekeken hoe de SER en het Nibud ook in deel II van het onderzoek betrokken kunnen worden. De Kamer wordt naar verwachting eind dit jaar geïnformeerd over de uitkomsten van het vervolgonderzoek en dan van een appreciatie in detail voorzien.
Kwantitatieve duiding en analyse zijn van groot belang om te wegen welke maatregelen het beste ingezet kunnen worden om energiearmoede gericht en structureel te voorkomen en te beperken. De resultaten van het vervolgonderzoek zijn nodig om het beleid omtrent energiearmoede effectiever vorm te geven, en te bepalen wat een juiste beleidsmix is gedurende de energietransitie. Ook TNO wijst erop dat deze weging nodig is; het kabinet wil hier zodoende beter zicht op krijgen. Op het moment dat de opvolgende onderzoeksresultaten bekend worden, geeft het kabinet op korte termijn zijn appreciatie; tot die tijd wordt stuurt het kabinet op voortvarende uitvoering van de reeds lopende en voorgenomen inzet.
De Minister van Klimaat en Groene Groei,
S.T.M. Hermans
Kamerstukken II 2023/24, 32 813, nr. 1324.↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 29 023, nr. 511.↩︎
TZ202412-145↩︎
Kamerstukken 2023/24, 29 023, nr. 511.↩︎
«Toename» betekent een stijging van het aantal huishoudens in energiearmoede, «verdieping» slaat op het niveau van energiearmoede. Dit is het geld dat huishoudens nodig hebben om aan hun energiebehoeften te voldoen.↩︎
Met de huidige voorziene rijksbijdrage kan stichting Nationaal Warmtefonds de renteloze lening aanbieden tot en met eind 2025. Verdere toelichting staat in Kamerstukken II 2024/25, 32 847, nr. 1233.↩︎