[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Diverse onderwerpen op het gebied van migratie

Migratiebeleid

Brief regering

Nummer: 2025D10301, datum: 2025-03-11, bijgewerkt: 2025-03-14 14:13, versie: 3 (versie 1, versie 2)

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-30573-224).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 30573 -224 Migratiebeleid.

Onderdeel van zaak 2025Z04424:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025

30 573 Migratiebeleid

19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 224 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ASIEL EN MIGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 maart 2025

In deze brief kom ik onder meer terug op een aantal door uw Kamer aangenomen- moties en toezeggingen met betrekking tot verschillende onderwerpen in de Migratieketen.

Motie over conformeren aan de Gezinsherenigingsrichtlijn en de bijbehorende richtsnoeren

Bij de wetsbehandeling in verband met verlenging van de beslistermijnen in asiel- en nareiszaken, diende het lid Koekoek (Volt) cs een motie in1. De motie stelt dat in de Gezinsherenigingsrichtlijn is opgenomen dat in het geval van een overschrijding van de termijn van negen maanden, sprake moet zijn van bijzondere omstandigheden die verband houden met het complexe karakter van de behandeling van het verzoek, en constateert dat in de richtsnoeren van de Europese Commissie gesteld wordt dat een gebrek aan administratieve capaciteit geen reden is voor bijzondere verlenging. De motie verzoekt de regering zich bij de uitvoering van de wet te allen tijde te conformeren aan de Gezinsherenigingsrichtlijn en de daarbij behorende richtsnoeren van de Europese Commissie.

In reactie op deze motie kan ik aangeven dat in het beleid wordt opgenomen of en wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden die een verdere verlenging van de beslistermijn mogelijk maken zoals bedoeld in de richtlijn. De Europese Commissie noemt een paar voorbeelden. Bijvoorbeeld als het noodzakelijk is om het gezinsverband te beoordelen, bij een ernstige crisis in het land van herkomst waardoor het moeilijk is bepaalde informatie te achterhalen, wanneer er moeilijkheden zijn bij het organiseren van gesprekken met gezinsleden vanwege veiligheidsproblemen, of bij de vaststelling van het ouderlijk gezag over een kind wanneer de ouders uit elkaar zijn. Daar sluit ik me bij aan. De IND moet de toepassing in concrete gevallen ook motiveren en informeert de aanvrager hierover.

Ik zeg uw Kamer toe dat de regering zich bij de uitvoering van deze wet houdt aan de bindende Europese wet- en regelgeving.

Toezegging over intrekken van vergunningen van statushouders/asielzoekers in de opvang die afreizen naar het land van herkomst2

Een door uw Kamer aangenomen motie van de leden Van Zanten (BBB) en Boomsma (NSC)3 verzoekt de regering asielprocedures stop te zetten en verblijfsvergunningen voor bepaalde tijd in te trekken wanneer blijkt dat asielzoekers of statushouders afreizen naar het land van herkomst. Per brief van 18 december 20244 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat de huidige inrichting reeds maximaal voldoet aan de wensen die uit de motie voortvloeien.

Immers, indien een asielzoeker tijdens de procedure terugkeert naar het land van herkomst, wordt de asielaanvraag buiten behandeling gesteld. Wanneer sprake is van een verleende asielvergunning en geconstateerd wordt dat deze statushouder het herkomstland heeft bezocht, dan start de IND een herbeoordelingsprocedure. In deze procedure wordt individueel beoordeeld of de asielvergunning kan worden ingetrokken.

Tijdens het commissiedebat met uw Kamer op 5 februari jl. en het daaropvolgende tweeminutendebat op 12 februari jl. is door en namens de indieners toegelicht dat met de motie ook bedoeld is dat de vergunning in deze gevallen altijd moet worden ingetrokken, tenzij er zwaarwegende belangen zijn om niet in te trekken.

Ik deel met uw Kamer het inzicht dat wanneer mensen aantoonbaar teruggaan naar hun land van herkomst, hier een stevig signaal vanuit gaat dat de gevraagde dan wel verleende bescherming mogelijk niet langer nodig is. Om die reden vindt een herbeoordelingsprocedure plaats. Hierbij zal de IND betrokkene inlichten over een heroverweging van hun status en de gelegenheid bieden zijn standpunt naar voren te brengen vóórdat de IND een met redenen omklede beslissing tot intrekking van hun status neemt. Het is aan de vreemdeling om uitleg te geven over de reden, bestemming, duur en verloop van zijn reis en aannemelijk te maken dat hij ondanks zijn terugkeer naar het land van herkomst nog steeds in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel.

De IND biedt deze gelegenheid tot hoor- en wederhoor. Wellicht ten overvloede meld ik u dat zonder enige vorm van procedure overgaan tot een intrekking van de status juridisch niet houdbaar is.

De huidige regelgeving en uitvoeringspraktijk stroken dan ook reeds met de in uw Kamer benadrukte strekking van «intrekken, tenzij».

Motie over het waarborgen van het recht van vluchtelingen op voorlichting en juridische ondersteuning5

De huidige en toekomstige Europese richtlijnen schrijven voor dat de asielzoeker recht heeft op bijvoorbeeld voorlichting en juridische ondersteuning. Lidstaten zijn vrij om zelf de inrichting hiervan te bepalen en de partij aan te wijzen die zulke taken op zich kan nemen. In onze nationale wetgeving is niet vastgelegd dat VluchtelingenWerk bepaalde taken uitvoert. De voorlichtingspraktijk van VWN is wel in het beleid van de IND opgenomen, maar de taken die VWN uitvoert zijn breder dan de activiteiten waar een Europeesrechtelijke verplichting voor bestaat. Het Ministerie van Asiel en Migratie voert momenteel het gesprek met VWN, de IND, het COA en DTenV over de afbouw van de dienstverlening van VWN en de betekenis hiervan voor de andere organisaties in de migratieketen. Vanzelfsprekend zijn de huidige en toekomstige verplichtingen hierbij een essentieel element.

Motie over een plan voor het stimuleren van kleinschalige opvangvoorzieningen

De huidige regeling tijdelijke gemeentelijke opvang (TGO) loopt tot 1 juli 2025. Vanwege onder andere de hoge kosten en het kwaliteitsniveau van de opvang, is de ontwikkeling van duurzame alternatieven van belang. Hiervoor is samen met het COA Duurzame Gemeentelijke Opvang (DGO) ontwikkeld. Op dit moment wordt dit concept door het COA verder uitgewerkt, gemeenten die hierbij een rol willen spelen, kunnen zich melden bij het COA. DGO heeft in tegenstelling tot TGO een duurzaam karakter. Dit houdt in dat deze vorm van opvang aan dezelfde kwaliteitseisen moet voldoen als bij reguliere asielopvang. Deze vorm van opvang biedt gemeenten de mogelijkheid om taken op het gebied van bijvoorbeeld de dagelijkse begeleiding, dagbesteding en activering op zich te nemen. Ook bij deze vorm heeft het COA de eindverantwoordelijkheid, maar worden enkele taken aan de gemeente overgedragen. In deze regeling is juist ook ruimte voor kleinschalige opvang. Ik wil wel benadrukken dat ik daarnaast, ook op andere wijzen, wel blijf inzetten op grote opvanglocaties. Hiermee kom ik tegemoet aan de motie van de leden Van Dijk (SGP) en Podt (D66)6.

Toezegging over inspannen de Kamer te informeren over (buitenissige) kosten van noodopvanglocaties voor zover die informatie gedeeld kan worden

Uw kamer vraagt met regelmaat aandacht voor buitenissige kosten die aan het COA in rekening worden gebracht voor de opvang van asielzoekers. In de debatten van 19 december jl. en 16 januari jl. heb ik toegezegd om u nader te informeren over deze hoge kosten en in het verlengde daarvan het opzeggen van contracten met tussenpersonen. Bij deze doe ik deze toezeggingen7 gestand. Hoewel ik niet op individuele casuïstiek in kan gaan, ben ik het met uw kamer eens dat de kosten in hotels, op cruiseschepen en op vakantieparken hoog zijn, en in sommige gevallen exorbitant hoog. Ten tijde van het acute opvangtekort dat ontstond in 2022 was het noodzakelijk om snel extra capaciteit te verkrijgen, maar nu moeten deze kosten zakken tot een marktconform tarief.

Om deze kosten te laten zakken zijn verschillende maatregelen genomen. Voor tijdelijke noodopvanglocaties op scheepslocaties wordt bijvoorbeeld in de aanbestedingsprocedure een prijsplafond in gesteld. Hierdoor is de prijs voor deze locaties gezakt en in overeenstemming met andere noodopvanglocaties. Hotels worden niet langer via tussenpersonen gecontracteerd, maar direct met de eigenaar. Tegelijkertijd blijft het COA in sommige gevallen wel afhankelijk van tussenpersonen. Scheepslocaties die worden gebruikt voor de opvang van asielzoekers, worden enkel via intermediairs aangeboden. Dit is gebruikelijk in de scheepsbranche. Het is mijn ambitie om dure tijdelijke locaties zo snel mogelijk uit te faseren en te vervangen voor duurzame sobere opvanglocaties. Het opzeggen of niet verlengen van de contracten is niet direct mogelijk. Er dreigt immers nog steeds een tekort aan opvangplekken te ontstaan.

Deze druk komt voor een belangrijk deel door het grote aantal statushouders in de asielopvang. Op 14 februari jl. heb ik een brief naar de Tweede Kamer verstuurd, waarin ik in ga op de aanvullende maatregelen die het Kabinet neemt om de druk op de asielketen (met name de COA-opvang) te verlichten8. Deze maatregelen richten zich op de versnelde uitstroom van statushouders uit de COA-locaties op korte termijn. Deze maatregelen kosten geld, maar dragen bij aan het kunnen afschalen van noodopvang en opvang in hotels en cruiseschepen, waardoor kosten worden bespaard. Deze maatregelen zorgen tevens voor uitbreiding van de woningvoorraad, zodat er minder verdringing is voor schaarse sociale huurwoningen. Uitgangspunt bij de maatregelen is dat er geen extra druk komt op de sociale huurwoningvoorraad en dat bewoners hier (huur) voor betalen. Er wordt gewerkt aan een brief voor de medeoverheden (met name de gemeenten) waarin de maatregelen voor de versnelde uitstroom van statushouders nog nader worden toegelicht. Wanneer deze brief gereed is zal deze ook in afschrift naar uw Kamer verzonden worden.

Terugkeer naar Syrië

In het commissiedebat van 5 februari jl. en het tweeminutendebat van 12 februari jl. is onder meer gesproken over de terugkeer naar Syrië. Ik heb aan uw Kamer toegezegd om aan te geven hoe Syriërs (kunnen) worden ondersteund bij hun terugkeer naar Syrië. Na de machtsovername in Syrië hebben verschillende Syriërs zich tot de Dienst Terugkeer en Vertrek (DTenV) gewend voor ondersteuning bij vrijwillige terugkeer naar Syrië.

Iedereen die vrijwillig wil terugkeren naar zijn of haar land van herkomst kan daarvoor, onder voorwaarden, ondersteuning krijgen vanuit de Nederlandse overheid. Hiervoor wordt het kader gehanteerd zoals beschreven in mijn brief van 26 september 20249. Bij het ontbreken van een dienstverlening in Syrië is het momenteel nog niet mogelijk om herintegratieondersteuning, ter waarde van € 2.000, in natura aan te bieden in Syrië zelf. Daarom heeft het kabinet ervoor gekozen om het bedrag dat in contanten bij vertrek wordt overhandigd (€ 200 + € 615) naar boven af te ronden, i.c. € 900. Deze ondersteuning maakt deel uit van het reguliere terugkeerbeleid.

Naar aanleiding van het commissiedebat hebben de leden Piri (GL-PvdA) en Bontebal (CDA) op 12 februari jl. een motie ingediend welke op 18 februari jl. door uw Kamer is aangenomen. In deze motie wordt de regering verzocht om te komen met een «go and see»-regeling, waarbij Syriërs in Nederland in staat worden gesteld om op eigen gelegenheid kortdurende reizen in een beperkte periode naar Syrië af te leggen zonder dat dit effect heeft op de asielprocedure of de verblijfsvergunning10.

In het commissiedebat van 5 februari jl. heb ik aangegeven dat ik geen voorstander ben van een dergelijke regeling. In het tweeminutendebat van 12 februari jl. heb ik deze motie dan ook ontraden. Ik heb aangegeven dat ik heel terughoudend ben als het gaat om een regeling om Syrische asielzoekers en statushouders Syrië te laten bezoeken zonder gevolgen voor de asielprocedure of het verblijfrecht. Het asielrecht gaat in de kern om de vraag over veiligheid bij terugkeer naar het land van herkomst. Als Syrische asielzoekers of houders van een vergunning voor bepaalde tijd terugkeren naar Syrië, daar geen daar veilig zijn vervolgens weer veilig kunnen terugkeren, is dat een indicator dat van asielgerelateerde vrees geen sprake (meer) is. Daar zullen dan ook vreemdelingrechtelijke consequenties aan verbonden moeten worden. Indien tijdens een bezoek bijvoorbeeld zou blijken dat het huis van een vreemdeling verwoest is of de infrastructuur in het land slecht is, zou dat in het algemeen namelijk geen grond zijn om asiel te verlenen of te behouden. Het past ook niet goed in het stelsel van de wet om daaroverheen te stappen.

Ik ben mij nog aan het beraden hoe om te gaan met de deze motie. Ik zal u op korte termijn hier nader over in kennis stellen.

Meerjarig Informatieplan AenM 2025–2027

Bijgaand bied ik u het meerjarig departementaal informatieplan van het Ministerie van Asiel en Migratie (AenM) aan.

De uitdagingen binnen de Migratieketen zijn groot. Alle inzet is erop gericht om weer grip te krijgen op migratie. Er wordt ingezet op een breed pakket aan maatregelen om het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken. Maatregelen die gepaard gaan met nieuwe of gewijzigde (Europese) wet- en regelgeving, hebben vaak consequenties voor de informatiedeling, processen of ICT bij de uitvoeringsorganisaties in de migratieketen. Het is daarom noodzakelijk om bij de uitwerking en de invoering van nieuwe of gewijzigde maatregelen in een vroeg stadium rekening te houden met deze uitvoeringsconsequenties.

De verbinding van de beleidsopgaven met de departementale i-Strategie11 zit in de IV-component. De i-Strategie richt zich op overkoepelende IV-activiteiten en -producten. Denk aan kaders, voorzieningen en leer- en samenwerkingsinitiatieven die meerwaarde bieden aan de individuele organisaties met hun eigen informatieplannen, en ondersteunend zijn aan de vaak ketenbrede beleidsopgaven.

Voor het succesvol invullen van de IV-opgaven geldt een aantal risico’s, waaronder: de uitvoerbaarheid, digitale weerbaarheid, absorptiecapaciteit en inzet van beschikbare kennis en capaciteit. Opgeteld zorgen deze voor het – mogelijk – gaandeweg moeten stellen van prioriteiten en het maken van keuzes; zowel beleidsmatig, financieel of uitvoeringstechnisch.

Motie over opvang van asielzoekers uit veilige landen verdelen onder meerdere gemeenten

In Ter Apel is het COA reeds begonnen met het terugbrengen van het aantal asielzoekers met een kansarme aanvraag. Dit wordt gedaan door in te zetten op spreiding over het land en snelle procedures van de IND. Zo is het COA gestart om asielzoekers met een kansarme aanvraag structureel wekelijks meer te verspreiden over de opvanglocaties in andere gemeenten in het land. Voorwaarde voor overplaatsing is echter wel dat er beschikbare capaciteit is en dat bestuursovereenkomsten dit toelaten. Hiermee kom ik tegemoet aan de motie van het lid Piri (GL/PvdA)12. Daarnaast zijn met de IND afspraken gemaakt om de asielprocedure van groepen die onder de definitie kansarm vallen met prioriteit af te handelen.

Motie samenwerking en gegevensuitwisseling t.b.v. terugkeer en toezicht uitgeprocedeerde vreemdelingen13

In het kader van de terugkeer van uitgeprocedeerde vreemdelingen is samenwerking tussen de verschillende betrokken partijen van belang. Een onderdeel hiervanis de uitwisseling van gegevens. Met het oog op de beëindiging van de rijksbijdrage aan de Landelijke Vreemdelingen Voorziening (LVV) zijn vragen gesteld over de gegevensdeling en de grondslag hiervoor.

De grondslag voor de gegevensuitwisseling is artikel 107, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Dit betekent in de praktijk dat, met uitzondering van bijzondere en strafrechtelijke persoonsgegevens, gemeenten gegevens en inlichtingen over vreemdelingen kunnen en desgevraagd moeten verstrekken aan de rijkspartijen ten behoeve van de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000. De rijkspartijen kunnen ook onderling gegevens en inlichtingen delen.

Tevens kunnen vreemdelingen zelf te allen tijde met de rijkspartijen in gesprek gaan over terugkeer en zich daarbij, indien gewenst, laten vertegenwoordigen door een derde partij. Dan kan ook gegevensuitwisseling plaatsvinden.

Wel is het zo dat de informatiepositie van gemeenten op een punt gewijzigd is sinds de beëindiging van de rijksbijdrage aan de LVV. Het is niet mogelijk voor de rijkspartijen om informatie te delen met gemeenten over vreemdelingen die onder regie van DTenV werken aan terugkeer. Dit was ten tijde van de LVV enkel mogelijk omdat de gemeenten namens de Minister handelden. Dit mandaat was de grondslag voor deze gegevensuitwisseling. Conform de afspraken die dit kabinet heeft gemaakt over de beëindiging van de rijksbijdrage aan de LVV, is dit mandaat ingetrokken.

Andere mogelijkheden om informatie in te winnen zijn niet gewijzigd.

Op basis van bovenstaande is de gegevensuitwisseling mogelijk die benodigd is voor de rijkspartijen om hun taken op grond van de Vreemdelingenwet 2000 uit te voeren. Er zijn geen signalen dat er knelpunten zijn voor het uitvoeren van deze taken, waaronder de terugkeer van uitgeprocedeerde vreemdelingen.

DTenV overlegt met gemeenten en andere partijen over samenwerkingsafspraken rond terugkeer, waarin ook de wijze waarop gegevens worden uitgewisseld nader kan worden vastgelegd. Daarbij moet worden benadrukt dat het hier gaat om het vastleggen van de werkwijze, en niet om het creëren van een grondslag (of juridische basis) voor gegevensuitwisseling. Een samenwerkingsafspraak, of convenant, kan hiervoor namelijk geen grondslag bieden.

Toezegging over aanbevelingen Inspectierapport over de opvangsituatie in Ter Apel

De Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: de Inspectie) heeft 16 december 2024 een brief gestuurd met haar bevindingen en aanbevelingen met betrekking tot de opvangsituatie in het aanmeldcentrum in Ter Apel, alsmede de opvangvoorzieningen verbonden aan het aanmeldproces. Op 15 januari 2025 heb ik een reactie op deze brief naar uw Kamer gestuurd14. In het plenair debat over de opvangcrisis in Ter Apel van 13 februari jl. is over deze aanbevelingen gesproken. Ik heb uw Kamer binnen één maand een brief over de opvolging van de aanbevelingen van het Inspectierapport over de opvangsituatie in Ter Apel toegezegd15. Hetgeen in de brief van 15 januari jl is gedeeld geldt nog steeds. In deze brief wordt enkel ingegaan op nieuwe ontwikkelingen dan wel lopende zaken die niet in de brief van 15 januari jl. zijn genoemd.

In haar brief heeft de Inspectie een viertal aanbevelingen gedaan. 1) Het COA is aanbevolen om de voorzieningen op het terrein van het AC Ter Apel en de externe wachtlocaties passend in te richten voor de daadwerkelijke verblijfsduur. 2) Daarnaast is het COA aanbevolen de behoeften van bewoners in kaart te brengen om begeleiding op maat te bieden, in het bijzonder aan kwetsbare bewoners en bewoners met veiligheidsbehoefte. Een integrale aanpak met alle organisaties uit de asielketen, strafrechtketen, zorgketen en de gemeente wordt hierbij aangeraden. Ook beveelt de Inspectie aan om 3) het COA de opdracht te geven en middelen beschikbaar te stellen om de opvangvoorzieningen die horen bij het aanmeldproces aan te laten sluiten bij de daadwerkelijke verblijfsduur en de aantallen asielzoekers. De Inspectie heeft verder aanbevolen 4) maatregelen door te voeren om doorstroom en uitstroom te realiseren die ertoe moet leiden dat de druk op het aanmeldcentrum Ter Apel wordt verlicht.

Door het COA is naar aanleiding van een eerder inspectierapport een veiligheidsvisie en plan opgesteld, dat primair is gericht op de opvanglocatie zelf. Hierbij is gekeken naar de aspecten fysieke veiligheid, sociale veiligheid, beleid en risicobeheersing, zorg en personeel en bezien welke interventies op deze vlakken gedaan kunnen worden. Concrete interventies zijn toegangscontroles, aanwezigheid van contactpersonen kinderen, gebruikmaken van bewonerskaarten, digitalisering van het sleutelsysteem, een crisisbeheersplan en kwaliteitsimpuls personeel. Er wordt constant gewerkt om logistieke processen zo efficiënt en flexibel mogelijk in te richten. Tevens is per 7 februari een doorstart gemaakt met de procesbeschikbaarheidsaanpak in Ter Apel. De procesbeschikbaarheidsaanpak is een escalatiemodel dat bestaat uit verschillende treden waarbij een steeds zwaarder regime kan worden toegepast als de vreemdeling niet meewerkt aan zijn procedure of overlast veroorzaakt. Een onderdeel hiervan is het apart opvangen van overlastgevende asielzoekers in Ter Apel. Over deze aanpak heb ik uw Kamer op 6 februari jl. per brief geïnformeerd. Op korte termijn zal hierover een uitgebreide aanvullende brief aan uw Kamer worden gestuurd.16

Ik verwijs ten aanzien van de uitstroom van statushouders naar de brief die ik op 14 februari jl. naar uw Kamer heb gestuurd. Hierin heb ik aangegeven dat is gewerkt aan een tweetal maatregelen om op korte termijn zoveel mogelijk statushouders uit te laten stromen. Deze maatregelen beogen het vergroten van het woningvolume, zodat huisvesting van statushouders geen grotere druk legt op de capaciteit sociale huurwoningen. Namelijk 1) een eenmalig bedrag voor gemeenten voor het overnemen van statushouders van het COA en 2) een doorontwikkeling van de doorstroomlocaties in de vorm van een specifieke regeling met aangepaste voorwaarden voor gemeenten.

Griekse statushouders

In juli 2021 concludeerde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat niet deugdelijk gemotiveerd was dat statushouders bij terugkeer naar Griekenland niet in een mensonwaardige situatie terechtkomen waarin zij niet kunnen voorzien in de belangrijkste basisbehoeften. Het in Nederland ingediende asielverzoek van personen die al eerder in Griekenland internationale bescherming verkregen wordt inhoudelijk beoordeeld. Hiervan zijn de zaken uitgezonderd waarbij zelfredzaamheid is vastgesteld. Op verzoek van het Ministerie van Asiel en Migratie is door het Ministerie van Buitenlandse zaken onderzocht wat de actuele situatie is voor statushouders en terugkerende statushouders in Griekenland. Dit rapport is op 3 september 2024 vastgesteld. In juni 2022 is eenzelfde soort feitenonderzoek naar statushouders in Griekenland gedaan. Ook uit het rapport van september vorig jaar komt naar voren dat statushouders in Griekenland te maken hebben met grote bureaucratische obstakels. Het verkrijgen en met name het verlengen van documenten om toegang te krijgen tot huisvesting, betaalde arbeid, het ontvangen van sociale uitkeringen of het openen van een bankrekening is vaak lastig. Aangezien de benodigde documenten alleen in Griekenland kunnen worden aangevraagd lopen terugkerende statushouders het risico om bij terugkeer dakloos te worden. Het onderzoek geeft geen aanleiding om de huidige werkwijze ten aanzien van Griekse statushouders inhoudelijk te wijzigen. Het blijft zo dat wanneer een Griekse statushouder zelfredzaam wordt geacht en aannemelijk is dat hij in zijn basisvoorzieningen kan voorzien in Griekenland, de persoon kan worden overgedragen naar Griekenland. De IND zal proberen deze beoordeling van zelfredzaamheid eerder in het proces te maken. Ik blijf met mijn Griekse ambtsgenoot in gesprek over de kwestie.

Toezegging over de Kamer op termijn te informeren over de resultaten van het onderzoek door het COA en de IND, in samenwerking met het departement, of het mogelijk is om het Reba-proces verder te stroomlijnen met verbeterde informatie-uitwisseling

In mijn brief van 4 oktober 202417 heb ik u geïnformeerd over de Reba-beschikking bij dwangsomuitbetalingen en toegezegd dat COA en IND, in samenwerking met het departement, gaan onderzoeken of het mogelijk is om het Reba-proces verder te stroomlijnen met versnelde informatie-uitwisseling. Hiervoor is op 1 november 2024 de pilot «versnelde gegevensdeling IND-COA» gestart. Daarnaast is tijdens het tweeminutendebat Vreemdelingen- en Asielbeleid van 19 december 2024 een motie ingediend door mevrouw Rajkowski (VVD) en mevrouw Vondeling (PVV) over het inzetten op het terugvorderen van dwangsommen om asielzoekers maximaal bij te laten dragen in de kosten van hun opvang.18 Middels de pilot wordt verkend of versnelde gegevensdeling hier een oplossing voor is. Hierbij geef ik u een update van de pilot.

Inkomsten die ontstaan na de uitbetaling van een dwangsom door de IND worden gezien als vermogen. Hiervan kan het COA, indien voldaan wordt aan de voorwaarden, een deel terugvorderen als tegemoetkoming in de gemaakte opvangkosten. De IND stelt het COA daarom op de hoogte van alle uitgekeerde dwangsommen boven de éénpersoons vermogensgrens. Op basis van de door de IND aangeleverde lijst, beziet het COA of de vreemdeling een eigen bijdrage kan betalen conform de beschreven voorwaarden in de reba.

Situatie voor de pilot:

Voor aanvang van de pilot vond de gegevensuitwisseling tussen de IND en het COA (conform het bestaande convenant) één keer per maand plaats en werd er daarnaast rekening gehouden met een bezwaar- en beroepstermijn van 6 tot 8 weken. Dit leidde er o.a. toe dat de vreemdeling het dwangsombedrag (dat ondertussen op de rekening stond) kon besteden of wegboeken voordat het COA het Reba-voornemen kenbaar had gemaakt en/of een eigen bijdrage kon innen.

Naar aanleiding hiervan is nagedacht over het inrichten van een pilotproces voor het vervroegen van de gegevensdeling tussen de IND en het COA t.b.v. dwangsomuitbetalingen. Het doel hiervan is het versneld kunnen toepassen van de Reba-regeling.

Pilot en tussentijdse uitkomsten:

Op 1 november 2024 is de eerste fase van de pilot gestart, waarin de IND – parallel aan de uitgevoerde betalingen – drie maal per week (ma/wo/vr) de dwangsomuitbetalingen boven de vermogensgrens heeft gedeeld met het COA inclusief een betalingsblokkade. De reden voor de betalingsblokkade was dat het COA tussen de blokkering en daadwerkelijke uitkering door de IND een Reba-voornemen kon uitbrengen. Op deze manier wordt de vreemdeling vooraf geïnformeerd over de reba. De IND zal vervolgens telkens na één week de blokkering op de betaling opheffen en voor de eerstvolgende uitbetalingsdatum aanbieden.

Dit proces bleek echter kwetsbaar en arbeidsintensief, omdat het proces te afhankelijk werd van een aantal medewerkers en er drie maal per week handmatig honderden betalingen geblokkeerd en gedeblokkeerd moesten worden. De eerste fase van de pilot heeft gelopen tot 30 december 2024. Gedurende deze eerste fase zijn er circa 500 zaken boven de vermogensgrens gemeld waarvan in minder dan 10 zaken kon worden teruggevorderd via de Reba. Om te toetsen of het proces effectiever en efficiënter kon worden ingericht is in de tweede fase van de pilot (gestart op 2 januari jl.) een minder arbeidsintensieve en minder foutgevoelige werkwijze getoetst, nl. gegevensdeling drie keer per week van geplande betalingen, en zonder betalingsblokkade. De tussentijdse resultaten van de tweede fase laten zien dat van de 531 zaken die IND gedeeld heeft er 13 geresulteerd hebben in daadwerkelijke terugvordering via de reba. De tweede versie van de pilot laat zien dat er qua resultaat nauwelijks verschil zit tussen gegevensdeling met en zonder betalingsblokkade. In beide gevallen bleef de IND namelijk de gegevens drie maal per week verstrekken parallel aan de geplande betalingen.

Omdat deze werkwijze nog steeds arbeidsintensief is, maar kwantitatief niet significant effectiever is gebleken, wordt in de derde fase van de pilot getoetst of een wekelijkse gegevensdeling een even effectieve werkwijze is.

Over de uitkomsten van de derde fase van de pilot en het vervolg zal ik uw kamer op een later moment informeren. Ik hecht er grote waarde aan om vreemdelingen indien mogelijk bij te laten dragen in de kosten van hun opvang en zal me hiervoor blijven inspannen.

De Minister van Asiel en Migratie,
M.H.M. Faber-van de Klashorst


  1. Kamerstuk 36 349, nr. 17↩︎

  2. TZ202502-070↩︎

  3. Kamerstuk 36 600 XX, nr. 34↩︎

  4. Kamerstuk 30 573, nr. 220↩︎

  5. Kamerstuk 19 637, nr. 3360↩︎

  6. Kamerstuk 19 637, nr. 3362↩︎

  7. TZ202501-024↩︎

  8. Kamerstuk 19 637, nr. 3383↩︎

  9. Kamerstuk 32 317, nr. 889↩︎

  10. Kamerstuk 19 637, nr. 3358↩︎

  11. De meerjarige IV-opgave voor AenM staat in de i-Strategie JenV 2022–2027, Kamerstuk 26 643, nr. 935↩︎

  12. Kamerstuk 19 637, nr. 3368↩︎

  13. Kamerstuk 19 637, nr. 3363↩︎

  14. Kamerstuk 19 637, nr. 3342↩︎

  15. TZ202502-113↩︎

  16. Kamerstuk 19 637, nr. 3347↩︎

  17. Kamerstuk 19 637, nr. 3298↩︎

  18. Kamerstuk 19 637, nr. 3333↩︎