Uitwerking voorstel extensivering melkveehouderij
Toekomst veehouderij
Brief regering
Nummer: 2025D10309, datum: 2025-03-11, bijgewerkt: 2025-03-20 12:05, versie: 4 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-28973-260).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Onderdeel van kamerstukdossier 28973 -260 Toekomst veehouderij.
Onderdeel van zaak 2025Z04425:
- Indiener: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2025-03-13 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-03-26 11:15: Procedurevergadering LVVN (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2025-04-02 10:00: Stikstof en natuur (Commissiedebat), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2025-06-19 13:00: Mestbeleid (Commissiedebat), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
28 973 Toekomst veehouderij
33 037 Mestbeleid
Nr. 260 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 maart 2025
Op de mestmarkt heerst een gespannen situatie als gevolg van de afbouw van de derogatie. De dalende gebruiksnorm voor dierlijke mest betekent bij gelijkblijvende dieraantallen een grote hoeveelheid niet-plaatsbare mest. Veehouders worden geconfronteerd met snel oplopende kosten van het afvoeren van hun mestoverschot. Deze kosten zetten hun verdienvermogen onder druk, terwijl zij juist nu investeringsruimte zouden moeten hebben om hun bedrijfsvoering aan te passen aan de maatschappelijke opgaven die op hun erf samenkomen.
Op 13 september 2024 heb ik mijn aanpak gepresenteerd om de druk op de mestmarkt te verlichten, zodat agrariërs met voldoende perspectief en verdienvermogen de toekomst tegemoet kunnen gaan.
Zeven samenwerkende organisatie uit de melkveesector (hierna: de sector) hebben in reactie daarop voorstellen gedaan om constructief mee te denken over het verlichten van de druk op de markt. Ze stellen een tijdelijke en vrijwillige extensivering in de melkveehouderij voor. Door minder dieren te gaan houden, wordt de mestproductie (meer) in balans gebracht met het sectorale productieplafond en kunnen individuele melkveehouders hoge mestafzetkosten vermijden. Met de motie van Van Campen c.s. (Kamerstukken II 2024–2025 33 037, nr. 574) wordt de regering verzocht om de voorstellen van de sector voor de extensivering in de melkveehouderij vóór 1 maart binnen de budgettaire kaders verder uit te werken tot een subsidieregeling.
Reflectie op het sectorvoorstel
De sector heeft het volgende voorstel gedaan: Wanneer een melkveehouder minder dieren gaat houden, grijpt dit direct in op zijn inkomen. De sector meent dat de vrijwillige extensivering op een melkveebedrijf van minimaal 10% en maximaal 20% van het aantal melkkoeien mogelijk is, indien de ondernemer gesteund wordt door een subsidie die een bijdrage levert aan de netto gederfde inkomsten enerzijds en een financiële bijdrage, verleend door de zuivelsector, anderzijds. De vrijvallende fosfaatrechten moet de melkveehouder daarbij permanent laten doorhalen, waarvoor deze een marktconforme vergoeding krijgt van de overheid.
De fosfaatrechten die vrijvallen omdat de melkveehouder minder melkkoeien houdt, moet de subsidieontvanger laten doorhalen. Hierdoor daalt het aantal koeien dat in Nederland gehouden mag worden. Deze daling vertaalt zich zo door in het doelbereik voor de klimaatopgave van de melkveehouderij en draagt eraan bij dat de mestproductie van de sector onder het voor 2025 vastgestelde productieplafond blijft, ook in daaropvolgende jaren. In een eventuele regeling zullen nadere keuzes gemaakt moeten worden, waaronder over de hoogte van de marktconforme vergoeding, een eventuele aanvullende subsidiëring van de gederfde inkomsten binnen de staatssteunkaders en de looptijd van de regeling. Deze keuzes hangen samen met het budgettair beslag van de regeling. Afhankelijk van de precieze invulling van de regeling en de bijdrage vanuit de sector, kan een dergelijke regeling in potentie een structurele verlichting bieden op de mestmarkt. Wageningen UR voert nog een kwantitatieve analyse uit van het effect van een afname van het aantal melkkoeien met 10 tot 20% op de ammoniakemissie uit stallen bij een gelijkblijvend emitterend stalvloer oppervlak. Vooralsnog is de inschatting dat dit een beperkt effect heeft op de stalemissie. Omdat de fosfaatrechten definitief worden doorgehaald, zal de melkveehouder fosfaatrechten moeten kopen van een andere (stoppende) melkveehouder om zijn dieraantallen, indien hij daarvoor kiest, weer aan te vullen na de looptijd van de regeling. Er zal dus ook een reductie effect voor ammoniakemissies als gevolg van de het doorhalen van de fosfaatrechten op de langere termijn zijn. Het is nu nog niet te zeggen waar, op welke locatie, dat effect zal zijn en hoe groot dat effect zal zijn.
De overheid zal aan een subsidie voor extensivering een aantal verplichtingen moeten verbinden om de regeling passend te maken binnen de geldende staatssteunkaders. Daarmee wordt geborgd dat daadwerkelijk sprake is van extensivering op de locatie tijdens de looptijd van de regeling. Daarbij denk ik aan de voorwaarde dat de melkveehouder het aantal melk- en kalfkoeien tijdens de periode niet boven het gereduceerde aantal mag laten toenemen, de ontvanger zijn areaal grasland niet kan laten dalen en het aantal overige graasdieren op het bedrijf in die periode ook niet mag stijgen.
Kaders voor uitwerking van een subsidieregeling extensivering melkveehouderij
In mijn appreciatie van de motie heb ik aangegeven dat ik het initiatief van de sector waardeer. Een extensivering van de melkveehouderij kan een belangrijke bijdrage leveren aan het verlichten van de mestmarkt en daarnaast ook aan beleidsdoelen op het gebied van de klimaatopgave voor de landbouw. Ook heb ik gewezen op de kaders die gelden om een dergelijke subsidieregeling op zorgvuldige wijze tot stand te kunnen brengen. Dat betreft allereerst financiële dekking binnen de budgettaire kaders. De benodigde middelen staan momenteel niet op de LVVN-begroting. Voorstellen voor de dekking lopen mee in de integrale politieke weging van de besluitvorming over de voorjaarsnota. Daarbij zijn de maatregel en de beoogde effecten ook onderdeel van de beraadslagingen van de Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel over het maatregelpakket voor stikstof en natuur. Ik kan in deze brief niet vooruitlopen op de uitkomsten daarvan.
De eerder genoemde motie van lid van Campen verzoekt de regering om de sector aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid en aan te sturen op een substantiële private bijdrage die ten goede komt aan de deelnemende melkveehouders. Hierover ben ik in gesprek met de sector. Zij hebben de ambitie om als sectorpartijen een private bijdrage bijeen te brengen, waarmee de extensiverende melkveehouders verder ondersteund kunnen worden om de ergste gevolgen van de spanningen op de mestmarkt te overbruggen en hun investeringsruimte op peil te houden. De sector heeft mij geïnformeerd over gesprekken met de zuivelsector en banken over mogelijkheden voor het verlagen van bestaande financieringslasten van individuele melkveehouders en voor het financieren van investeringen voor duurzame doorontwikkeling van hun bedrijven.
Ik verwacht dat de sector dit binnenkort heeft uitgewerkt in een concreet en geborgd plan. Zodra deze uitwerking er is, zal ik opnieuw in gesprek gaan met de partijen. Een substantiële private bijdrage in een overtuigend plan is voor mij randvoorwaarde voor een publiek gefinancierde regeling.
Een derde kader waar ik rekening mee moet houden bij het maken van een dergelijke regeling betreft de Europese staatssteunkaders. De subsidie van de overheid, zoals de sector die voorstellen, beoogt een tijdelijke extensivering op het melkveebedrijf te stimuleren en zal de deelnemende melkveehouder niet verplichten om onderdelen van het bedrijf of van de productie permanent te beëindigen. Het is geen beëindigingsregeling voor permanente en volledige beëindiging van een veehouderijlocatie en zal naar verwachting moeten passen binnen het staatssteunkader voor agromilieuklimaat-verbintenissen. Daarvoor is nodig dat de overheid verplichtingen aan de subsidie verbindt die tot een milieu- of klimaatverbintenis leiden. De Europese Commissie moet goedkeuring voor de subsidie verlenen.
Doorlooptijd
Het besluitvormingsproces van de MC-EN en daaropvolgend het besluit van het kabinet over de voorjaarsnota moet worden doorlopen. Indien positief over de middelen besloten wordt, dan moeten nog de nodige stappen worden doorlopen. De private bijdrage door de sector moet nog verder worden uitgewerkt.
Ambtelijk worden voorbereidingen getroffen voor de notificatieprocedure richting de Europese Commissie.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
F.M. Wiersma