Amendement van het lid Bruyning over een uitzondering op de verplichte regionale samenwerking
Wijziging van de Jeugdwet, de Wet marktordening gezondheidszorg en enige andere wetten teneinde te bevorderen dat jeugdhulp en gecertificeerde instellingen voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering steeds voldoende beschikbaar zijn (Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg)
Amendement
Nummer: 2025D10617, datum: 2025-03-13, bijgewerkt: 2025-04-02 12:28, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.H. Bruyning, Tweede Kamerlid (Nieuw Sociaal Contract)
Onderdeel van kamerstukdossier 36546 -28 Wijziging van de Jeugdwet, de Wet marktordening gezondheidszorg en enige andere wetten teneinde te bevorderen dat jeugdhulp en gecertificeerde instellingen voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering steeds voldoende beschikbaar zijn (Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg).
Onderdeel van zaak 2025Z04600:
- Indiener: F.H. Bruyning, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL | 2 | |
Vergaderjaar 2024-2025 | ||
36 546 | Wijziging van de Jeugdwet, de Wet marktordening gezondheidszorg en enige andere wetten teneinde te bevorderen dat jeugdhulp en gecertificeerde instellingen voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering steeds voldoende beschikbaar zijn (Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg) | |
Nr. 28 | AMENDEMENT VAN HET LID bruyning | |
Ontvangen 13 maart 2025 | ||
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor: |
In artikel I, onderdeel G, wordt na het voorgestelde artikel 2.19 een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2.19a
1. Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport kan, op verzoek van een gemeente die deel uit maakt van een regio die uit meerdere gemeenten bestaat een ontheffing verlenen van de verplichtingen, bedoeld in artikelen 2.18 en 2.19. Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verleent de ontheffing slechts als de gemeente kan aantonen dat een zelfstandige inkoop en organisatie van vormen van jeugdhulp als bedoeld in artikel 2.19, vierde lid, binnen de eigen gemeentegrenzen leidt tot aantoonbaar betere jeugdzorgresultaten.
2. Een verzoek tot ontheffing is ten minste voorzien van:
a. een onderbouwd plan waarin wordt aangetoond dat de kwaliteit, toegankelijkheid en continuïteit van specialistische jeugdzorg voor de jeugdigen in de gemeente gewaarborgd is;
b. een vergelijking met de regionale samenwerking waaruit blijkt dat zelfstandige inkoop substantieel betere resultaten oplevert op basis van objectieve criteria zoals wachttijden, beschikbaarheid en zorgresultaten;
c. een evaluatieplan waarin wordt vastgesteld hoe de effecten van de afwijking periodiek worden gemonitord en gerapporteerd aan Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en
d. een verklaring van de gemeenteraad waarin instemming wordt gegeven voor de afwijking van de regionale samenwerking.
4. Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport beslist binnen zes maanden op een ontheffingsverzoek en kan nadere voorwaarden stellen om de kwaliteit en continuïteit van de jeugdzorg te waarborgen.
5. Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport kan de ontheffing intrekken indien blijkt dat de gemeente niet voldoet aan de gestelde voorwaarden of de resultaten achterblijven bij de landelijke normen voor jeugdzorg.
Toelichting
Met dit amendement wordt een uitzondering mogelijk gemaakt op de verplichte regionale samenwerking voor specialistische jeugdzorg. Dit amendement komt tegemoet aan de zorgen van partijen, gemeenten en overige organisaties die vrezen dat de regionale samenwerking niet altijd zal leiden tot de beste zorguitkomsten en kan leiden tot bureaucratische inefficiëntie. Zij hebben in het werkveld opgemerkt dat verplichte samenwerking niet direct zal leiden tot betere kwaliteit en beschikbaarheid van specialistische jeugdzorg.
Door gemeenten de mogelijkheid te bieden om onder strikte voorwaarden af te wijken van de verplichte samenwerking, krijgen zij de ruimte om lokaal maatwerk te bieden als dit aantoonbaar effectiever is. Dit voorkomt dat gemeenten onnodig worden beperkt in hun beleidsvrijheid wanneer zij betere resultaten kunnen behalen buiten de opgelegde samenwerkingsstructuur. Hiermee wordt voorkomen dat gemeenten en/of al samenwerkende regio’s die aantoonbaar positieve resultaten kunnen presenteren, zowel kwalitatief als kwantitatief, in het nieuwe stelsel moeten afwijken van werkende methodes.
Tegelijkertijd beoogt dit amendement dat afwijkingen niet willekeurig of ongecontroleerd plaatsvinden. De aanvraagprocedure stelt strenge eisen aan de onderbouwing en de regering behoudt de mogelijkheid om aanvragen af te wijzen of in te trekken als deze niet aan de kwaliteitscriteria voldoen. De verplichting van de wet blijft gelden, totdat de regering de vrijstelling heeft gegeven om af te wijken de wet. Daarnaast blijft de mogelijkheid bestaan voor gemeenten om nog steeds de samenwerking op te zoeken, kennis te delen over het aanbieden van jeugdzorg, of kleinere gemeenten te helpen met jeugdzorgaanbod.
Bruyning