Verslag van een schriftelijk overleg over bezoek European Committtee for the Prevention of Torture aan gesloten jeugdhulpinstellingen Nederland (Kamerstuk 31839-1060)
Jeugdzorg
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2025D11555, datum: 2025-03-18, bijgewerkt: 2025-03-21 12:59, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31839-1070).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. Mohandis, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (GroenLinks-PvdA)
- Mede ondertekenaar: M.E. Esmeijer, griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 31839 -1070 Jeugdzorg.
Onderdeel van zaak 2025Z04972:
- Indiener: V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2025-03-20 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-04-02 10:15: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
31 839 Jeugdzorg
Nr. 1070 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 18 maart 2025
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 19 december 2024 over Bezoek European Committee for the Prevention of Torture aan gesloten jeugdhulpinstellingen Nederland (Kamerstuk 31 839, nr. 1060).
De vragen en opmerkingen zijn op 14 februari 2025 aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 18 maart 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Mohandis
De griffier van de commissie,
Esmeijer
Inhoudsopgave
I. | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties | 2 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie | 2 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie | 3 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie | 5 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie | 5 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie | 7 | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie | 8 | |
II. | Reactie van de Staatssecretaris | 9 |
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris naar aanleiding van het bezoek van een delegatie van de European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) aan diverse gesloten jeugdhulpinstellingen in Nederland en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.
In maart volgt het eindrapport van het CPT over de bezoeken die zij brachten aan de gesloten jeugdhulpinstellingen Schakenbosch (Jeugdformaat), Harreveld (IHub) en Via Icarus (Via Jeugd). Toch zijn de eerste bevindingen van het CPT zó urgent dat de Staatssecretaris het eindrapport niet afwacht en nu al enkele acties heeft uitgezet om de veiligheid in de betreffende jeugdhulpinstellingen te verbeteren. De leden vragen of deze acties ook worden gecommuniceerd aan alle jeugdhulpinstellingen, zodat die hiervan op de hoogte zijn en waar nodig preventieve maatregelen kunnen treffen?
Verder vragen de leden van de PVV-fractie zich af hoe het mogelijk is dat de meeste aanbieders van de gesloten jeugdhulp er nog niet in zijn geslaagd volledig aan de per 1 januari 2024 gewijzigde Jeugdwet te voldoen. Wat zijn hiervoor de belangrijkste oorzaken, en welke consequenties heeft dit voor instellingen die structureel achterblijven in naleving?
Uit de brief blijkt dat op één afdeling van de door de CPT-delegatie bezochte locaties de maatregel «onderzoek aan het lichaam» op een niet-toegestane wijze werd uitgevoerd, wat als vernederend werd ervaren. De leden van de PVV-fractie benadrukken echter dat deze maatregel vaak noodzakelijk is voor de veiligheid van zowel de jongeren als de medewerkers. Het is immers onacceptabel dat wapens of drugs binnen de muren van deze instellingen terechtkomen. Juist om ernstige incidenten te voorkomen, moet het personeel soms ingrijpende maatregelen nemen. In dit licht vragen de leden hoe de balans wordt gewaarborgd tussen noodzakelijke veiligheidsmaatregelen en het respecteren van de persoonlijke integriteit van jongeren. Hoe worden medewerkers ondersteund om deze moeilijke situaties professioneel en menswaardig aan te pakken?
De leden van de PVV-fractie benadrukken het belang van terughoudendheid bij het invoeren van extra bureaucratische verplichtingen, zoals verplichte medische checks na elk incident. Hoewel veiligheid vooropstaat, vragen zij zich af of er voldoende capaciteit is om dergelijke aanbevelingen uit te voeren zonder dat dit leidt tot extra werkdruk en overbelasting van medewerkers die al zwaar belast zijn. Daarnaast willen zij inzicht in hoe vaak jongeren agressief gedrag vertonen, hoeveel medewerkers hierdoor letsel oplopen en op welke manier zij in dergelijke situaties beschermd worden. Het kan en mag niet zo zijn dat medewerkers, die dagelijks hun best doen om orde en veiligheid te handhaven, slachtoffer worden van escalerend gedrag van jongeren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het Committee for the Prevention of Torture (CPT) in maart het eindrapport van het bezoek aan gesloten jeugdhulpinstellingen in Nederland vaststelt en dat de regering dit rapport inclusief kabinetsreactie binnen drie maanden met de Kamer zal delen. Waarom wordt het eindrapport niet gelijk na vaststelling met de Kamer gedeeld? Er hoeft wat betreft de leden niet op de kabinetsreactie gewacht te worden om het eindrapport te delen. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het positief dat de regering ervoor kiest alvast de eerste bevindingen met de Kamer te delen voordat het eindrapport klaar is. Zeker gezien de bevindingen van het CTP en de conclusies van het rapport1 van de inspectie van oktober 2024, is de urgentie op dit onderwerp hoog en moet er snel gehandeld worden op de aanbevelingen van de Inspectie en het CTP.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de delegatie van het CTP heeft geconstateerd dat instellingen nog niet in staat zijn de gewijzigde Jeugdwet volledig uit te voeren. Dit werd in oktober ook al geconcludeerd door de Inspectie. De wet rechtspositie gesloten jeugdhulp is per 1 januari 2024 in werking getreden. Dat is inmiddels al een jaar geleden. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat instellingen wél in staat zijn om de wet uit te voeren? Wat zegt het over het kabinetsbeleid dat zowel het Internationaal Kinderrechtenverdrag als de Jeugdwet niet uitgevoerd worden? En waarom gaat de regering nu pas stappen zetten en is dit niet eerder gedaan? Het was immers al tijden bekend dat de wet per 1 januari in zou gaan en tijdens en na de wetsbehandeling zijn er al signalen door het veld gegeven dat uitvoering van de wet op sommige punten moeilijk zou zijn. Met name rondom de maatregel insluiting op de eigen kamer, wat door de aanpassing van de wet niet meer mag. De dilemma’s die daardoor ontstaan zijn al gedeeld2 door het veld tijdens de wetsbehandeling maar ook bij de inwerkingtreding van de wet, waarom is er vanuit de regering niet eerder op deze signalen geacteerd? De regering schrijft met aanvullende afspraken te komen, wanneer komen die afspraken? De leden zijn ook benieuwd in hoeverre de afbouw van gesloten jeugdzorg hierbij ook een rol speelt, waardoor aanbieders niet meer investeren in beveiligde kamers? De Staatssecretaris schrijft dat hij in gesprek gaat met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) over het gebrek aan investeringen in beveiligde kamers. Hij begrijpt vanwege de transformatieplannen de terughoudendheid van gemeenten om hier middelen voor beschikbaar te stellen, maar vindt dat er een oplossing moet komen omdat wettelijke eisen moeten worden nagekomen. Aan welke oplossing denkt de regering? Ziet de regering dat zij hier zelf ook een rol in heeft en niet enkel de gemeenten? Dat zij gemeenten ook in staat moeten stellen om de wet uit te voeren? In hoeverre krijgen gemeenten genoeg financiële middelen om de afbouw op een verantwoorde manier te doen én de wet te handhaven? In hoeverre kan de regering gedurende de steeds verdere afbouw van de gesloten jeugdzorg de veiligheid, bescherming en de rechten van jongeren garanderen? Is de regering het met de leden eens dat de regering uiteindelijk stelselverantwoordelijk is hiervoor?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het CTP positief is over de samenwerking met onderwijs op de bezochte locaties. De leden zijn blij dat te lezen, al horen zijn ook nog steeds signalen dat dit niet overal het geval is. Is het onderwijs bij alle gesloten jeugdzorginstelling op orde? Krijgen leerlingen onderwijs op hun eigen niveau? Zijn er nog genoeg onderwijsfaciliteiten bij gesloten jeugdzorginstellingen, nu deze worden afgebouwd? Waar volgen de leerlingen hun onderwijs?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat op één afdeling van de bezochte locaties onderzoek aan het lichaam op een niet-toegestane (en volgens het CTP vernederende) wijze gebeurde. De leden lezen dat de instelling na het CTP-bezoek heeft besloten de uitvoering van deze maatregel aan te passen. De Staatssecretaris heeft melding gedaan bij de inspectie, omdat hij vindt dat dit niet acceptabel is. De leden hebben echter vaker gehoord dat jongeren zich helemaal moeten uitkleden en hebben vaker aangekaart dat dit voor alle jongeren, maar met name voor slachtoffers van seksueel geweld, traumatisch kan zijn. Weet de regering of dit bij andere instellingen misschien ook nog wordt gedaan? Is dit bij alle instellingen nagevraagd naar aanleiding van dit rapport van het CTP? Breder zijn de leden benieuwd of de inspectie voldoende capaciteit heeft om goed toezicht te houden? Wordt er de komende jaren bezuinigd op de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)? Zo ja, hoeveel en waar zullen die bezuinigingen terecht komen? Bijvoorbeeld ook bij inspecteurs?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de registratie van incidenten in dossiers nog niet altijd goed gaat. De regering schrijft dat de bestuurders gesloten jeugdhulp hebben toegezegd ervoor te zorgen dat waar dat nodig is de registratie van incidenten in dossiers wordt verbeterd. Op welke manier en termijn gaan zij hiervoor zorgen? Verder schrijft de regering gezamenlijk met de bestuurders te bezien hoe zij binnen hun mogelijkheden optimaal invulling kunnen geven aan de aanbeveling van het CTP om een medische check te doen na ieder incident of toepassing van een vrijheidsbeperkende maatregel die letsel kan veroorzaken. Wordt bij die medische check ook de impact meegenomen die zo’n maatregel mentaal kan hebben op jongeren? Kan de regering meer toelichten hoe ze dat gaan bezien? En wordt de Kamer hiervan op de hoogte gesteld?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen ook dat – hoewel niet toegestaan – zowel jeugdigen als medewerkers aangeven dat technieken worden toegepast bij vastpakken en vasthouden die pijn veroorzaken. De leden hebben hier al vaker schriftelijke vragen3 4 over gesteld. Medewerkers hebben bij het CTP aangegeven dat ze behoefte hebben aan heldere richtlijnen en meer training. De leden lezen dat na dit rapport bestuurders gesloten jeugdhulp gaan toezien dat alleen medewerkers die daarvoor zijn opgeleid de maatregel mogen toepassen. Op welke manier zal dat gemonitord worden? Zal dit in de praktijk ook echt lukken, gezien de grote personeelstekorten? Waarom worden niet alle medewerkers op deze manier geschoold? De leden lezen dat «waar nodig trainingen worden verbeterd». Op welke manier zal dat gebeuren? En zullen ook de richtlijnen duidelijker worden, waar ook medewerkers om vragen? In hoeverre wordt de input van de jongeren en medewerkers zelf ook meegenomen in het verbeteren van trainingen?
Tenslotte zijn de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie benieuwd hoe het staat met de opvolging van de aangenomen motie Westerveld5 uit maart 2024 waarin de regering wordt verzocht om de lessen van commissie De Winter mee te nemen in het plan voor erkenning en herstel van jongeren die slachtoffer zijn geworden van de ZIKOS instellingen, en daarbij ook de regeling voor financiële tegemoetkoming mee te nemen en de Kamer op de hoogte te houden hiervan? Hoe staat het met dit traject voor erkenning, herstel en ondersteuning? Op welke manier wordt het aangenomen amendement Westerveld6 hierin meegenomen? Hoe staat het met de uitvoering van dit amendement?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het bezoek van de European Committee for the Prevention of Torture aan gesloten jeugdhulpinstellingen in Nederland. Zij hebben hierbij nog een vraag.
In de brief7 van 19 december jl. stelt het kabinet dat, als instellingen in verband met het gebrek aan investeringen in extra beveiligde kamers wettelijke vereisten niet kunnen nakomen, daar oplossingen voor moeten komen. De leden van de VVD-fractie vragen hoe het inmiddels met deze oplossingen staat.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract hebben met veel zorgen kennisgenomen van de brief van het CPT over hun bezoek aan drie Nederlandse gesloten jeugdzorginstellingen in oktober 2024. Deze leden zijn positief over het feit dat dit Europese comité, naar aanleiding van de rapporten «Eenzaam Gesloten» van Jason Bhugwandass en eerdere rapporten zoals «Onvoldoende beschermd» van Commissie-De Winter, eindelijk een bezoek heeft gebracht aan Nederland. Dit was een zaak waar de leden van de Nieuw Sociaal Contract-fractie begin 2024 in eerdere debatten al over hebben aangedrongen bij de Kamer. Door de toenmalige bewindspersonen zijn deze signalen nooit serieus genoeg genomen en daarom zijn deze leden blij dat de rapporten en signalen door het CPT wel serieus zijn genomen. Door de tomeloze inzet van de auteurs van deze rapporten, specifiek Jason Bhugwandass, heeft het bezoek eindelijk plaatsgevonden. De rode draad die we zien in de aanleiding van dit bezoek gaat terug naar 1974 toen in de gesloten inrichting Zetten al is gerapporteerd over ernstige incidenten. Keer op keer hebben diverse commissies en rapporteurs deze misstanden aan het licht gebracht en bevestigd. Dat heeft tot op heden nooit geresulteerd in verandering. Naar aanleiding van de brief van het CPT en de kabinetsreactie hebben deze leden een aantal vragen.
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract willen ten eerste aan de Staatssecretaris vragen welke concrete verbeteringen er sinds het verschijnen van alle rapporten, bijvoorbeeld het rapport «Onvoldoende beschermd» van Commissie-De Winter en eerdere rapporten, hebben plaatsgevonden in gesloten jeugdzorginstellingen? Daarnaast willen deze leden vragen hoeveel jongeren in de afgelopen vijf jaar een schadevergoeding of genoegdoening hebben ontvangen wegens onrechtmatig verblijf, mishandeling of isolatie in jeugdzorginstellingen? Zijn er naar aanleiding van de voorlopige bevindingen van het CPT maatregelen genomen tegen de onderzochte instellingen, bijvoorbeeld een tijdelijke of permanente sluiting vanwege de bevonden omstandigheden?
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract hebben geconstateerd dat het CPT eerder kritiek heeft geuit op de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen bij jongeren. Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel jongeren in 2024 en 2025 nog zijn geplaatst in een gesloten inrichting en hoe verhoudt zich dat tot eerdere jaren? Is de Staatssecretaris het, mede ingegeven door de bevindingen van het CPT, met deze leden eens dat een plaatsing in de gesloten jeugdzorg niet bijdraagt aan het welzijn en de ontwikkeling van kwetsbare jongeren?
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract hebben in de brief van het CPT gelezen dat deze instantie zorgen heeft geuit over mogelijke schendingen van artikel drie van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Deze zorgen hebben betrekking op professionele nalatigheid, vernederende procedures en geweld tussen jongeren onderling. Kan de Staatssecretaris uitleg geven wat zijn visie is op de naleving van de verplichtingen die het EVRM met zich meebrengt? Voldoet Nederland volgens de Staatssecretaris op dit moment aan de verplichting van dit verdrag wat betreft de behandeling van jongeren in gesloten jeugdzorginstellingen? Zo nee, wat zijn de verbeterende maatregelen die de Staatssecretaris zou willen nemen? Deze leden zouden graag aan de Staatssecretaris willen vragen of er mogelijke juridische consequenties voor bestuurders of instellingen zijn die verantwoordelijk zijn voor de gevonden misstanden en de falende zorg die zij aanbieden aan jongeren.
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract nemen de inhoud van de brief zeer serieus. Deze leden zijn van mening dat de brief aangeeft dat er helaas te veel misgaat in gesloten jeugdzorginstellingen. Zou de Staatssecretaris kunnen aangeven of er concrete stappen worden genomen om het aantal jongeren in gesloten jeugdzorg drastisch te verminderen? Zo ja, welke stappen zijn dit? Wordt er op dit moment door de Staatssecretaris, of andere instanties, gewerkt aan het ontwikkelen van alternatieven voor gesloten jeugdzorg? Deze leden vinden dat het inzetten op preventie een effectieve methode is om te voorkomen dat jongeren terecht komen in een gesloten instelling. Deze leden willen aan de Staatssecretaris vragen hoe er wordt voorkomen dat jongeren in gesloten jeugdzorg belanden door een gebrek aan passende zorg in open settingen?
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract hebben in de brief gelezen dat het CPT zorgen uit over de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen en het gebruik van pijnlijke interventietechnieken. Kan de Staatssecretaris aangeven of er stappen worden genomen om ervoor te zorgen dat alle medewerkers van dergelijke instellingen adequaat worden opgeleid en getraind om deze maatregelen op een humane en wettelijk verantwoorde manier toe te passen? Zo ja, welke stappen zijn dit? Daarnaast hebben deze leden ook in de brief gelezen dat het CPT een aanbeveling heeft gedaan om na ieder incident of toepassing van een vrijheidsbeperkende maatregel die letsel kan veroorzaken, een medische check door een verpleegkundige of arts te laten plaatsvinden. Kan de Staatssecretaris aangeven of deze aanbeveling wordt overgenomen en zo ja, hoe deze aanbeveling wordt geïmplementeerd?
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract schrikken van de volgende passage in de brief van 22 november van het CPT aan de Staatssecretaris: «For instance, although restraint techniques causing pain are prohibited, from interviews with young persons and staff it became clear that such techniques are indeed in use. In the view of the CPT, the use of pain-inflicting restraint techniques where alternatives are available may very well qualify as a possible violation of Article 3 ECHR. In this context, the delegation notes that many of its interlocutors reported a lack of clarity as to which manual restraint techniques are considered legal and which are not (an area in which the representatives of the establishments visited, said to be open to receive guidance). This unclarity lead to hesitation, uncertainty, and reluctance on the unit floor.» Kan de Staatssecretaris aangeven welke technieken niet toegestaan zijn en wel toegepast worden in de jeugdzorg? En wat zal de Staatssecretaris er vanaf nu aan doen dit onmogelijk te maken?
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract lezen wat zij al weten: namelijk dat er in de jeugdinstellingen intieme onderzoeken plaatsvinden: «Dear Secretary of State, as we come to the end of these preliminary observations, please allow me to share with you one final issue. Under the terms of the Youth Act, a young person may be searched for contraband. To this end, they may be asked to undress, but the law stipulates that these young persons shall always remain in their underwear. Again, at times the practice was different from the letter of the law. In ViaJeugd, in case of a suspicion of possession of illicit substances, youth were required to dress a gown and subsequently to remove all other clothes. Then, they were required to repeat movements such as squatting, bending over, and jumping with spread legs, for any contraband hidden inside the body to fall out. Besides clearly being in violation of the Youth Act, such a procedure as described by the young persons spoken to could be considered as degrading.» Kan de Staatssecretaris aangeven wat er wel en niet mag bij het doorzoeken van lichaamsholtes? Kan de Staatssecretaris aangeven wat de mogelijkheden zijn voor wat een jongere kan doen mocht dit toch wel gebeuren? Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel klachten er het afgelopen jaar zijn binnengekomen?
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract zouden tot slot aan de Staatssecretaris willen vragen hoe het kabinet de voortgang van mogelijke implementatie van de CPT-aanbevelingen gaat monitoren? Zou de Staatssecretaris hier de Tweede Kamer op een transparante manier over kunnen informeren? Deze leden willen graag van de Staatssecretaris horen wat de concrete vervolgstappen zijn naar aanleiding van de brief van het CPT en welke tijdslijnen en meetbare doelen zullen worden gehanteerd. Verder willen deze leden graag van de Staatssecretaris weten welke actie de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft ondernomen naar aanleiding van de brief van het CPT? Zou de Staatssecretaris de Kamer kunnen informeren over hoe is omgegaan met meldingen over verwondingen, zoals genoemd in de brief van het CPT? Verder willen deze leden graag weten hoe de regering zelf de staat van de gesloten jeugdzorg ziet en hierop reflecteert? Als laatste willen deze leden de Staatssecretaris dringend vragen om het rapport dat in maart door het CTP wordt vastgesteld direct aan de Kamer te doen toekomen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het bezoek van de European Committee for the Prevention of Torture aan gesloten jeugdhulpinstellingen Nederland. De leden hebben de volgende vragen aan de Staatssecretaris.
De leden achten het onacceptabel dat er wel een nieuwe wet8 is aangenomen, maar dat het vervolgens wordt getolereerd dat deze niet wordt nageleefd. De leden begrijpen dat deze situatie nu zal worden verholpen. Hoe wil de Staatssecretaris er in de toekomst voor zorgen dat de wet daadwerkelijk wordt uitgevoerd in plaats van dat wordt getolereerd dat deze niet wordt nageleefd?
De leden van de BBB-fractie zien het als positief dat de bestuurders van gesloten jeugdhulp er beter op gaan toezien dat alleen opgeleide medewerkers de maatregel vastpakken en vasthouden zullen toepassen. Echter, de leden vragen zich af welke acties er concreet zullen worden genomen om te voorkomen dat onopgeleide medewerkers deze maatregel uitvoeren. Kan de Staatssecretaris die vraag beantwoorden?
De leden steunen het besluit van de Staatssecretaris om niet het eindrapport af te wachten, maar gelijk maatregelen te nemen om misstanden aan te pakken. De Staatssecretaris beschrijft echter nog geen plan om te zorgen dat er direct een onderzoek kan worden gestart na toepassing van de maatregel vastpakken en vasthouden waarbij letsel is veroorzaakt. Wat is het plan van de Staatssecretaris hiervoor?
De bestuurders gesloten jeugdhulp hebben toegezegd ervoor te zorgen dat de registratie van incidenten in dossiers verbetert. Hoe gaat dit concreet gerealiseerd worden en hoe gaat de Staatssecretaris erop toezien dat dit daadwerkelijk gebeurd? Is de Staatssecretaris bereid om op korte termijn een verklarende analyse verplicht te maken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris over het bezoek van de European Committee for the Prevention of Torture (CPT) aan gesloten jeugdhulpinstellingen in Nederland. Zij benadrukken dat de uitkomsten van dit bezoek het zoveelste bewijs zijn dat er dringend forse verbeteringen nodig zijn in de jeugdzorg en hebben hier nog een aantal vragen en opmerkingen over.
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris in hoeverre het ministerie en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd reeds op de hoogte waren van de punten die het CPT naar voren bracht naar aanleiding van hun bezoek. De leden van de SP-fractie merken op dat financiële afwegingen bij een deel van de geschetste problemen een rol lijken te spelen. Hoe kijkt de Staatssecretaris hiernaar? In hoeverre zit de financiële druk op jeugdzorgaanbieders en gemeenten in de weg van de aanpak van deze problemen?
De leden van de SP-fractie vragen ten slotte hoe het staat met de uitvoering van de motie Dobbe9 die de regering verzoekt «om excuses te maken aan jongeren die in de gesloten jeugdzorg zijn geplaatst, of eerder civielrechtelijk in jeugdgevangenissen zijn geplaatst, en te werken aan herstel voor deze jongeren».
II. Reactie van de Staatssecretaris
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris naar aanleiding van het bezoek van een delegatie van de European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) aan diverse gesloten jeugdhulpinstellingen in Nederland en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.
In maart volgt het eindrapport van het CPT over de bezoeken die zij brachten aan de gesloten jeugdhulpinstellingen Schakenbosch (Jeugdformaat), Harreveld (IHub) en Via Icarus (Via Jeugd). Toch zijn de eerste bevindingen van het CPT zó urgent dat de Staatssecretaris het eindrapport niet afwacht en nu al enkele acties heeft uitgezet om de veiligheid in de betreffende jeugdhulpinstellingen te verbeteren. De leden vragen of deze acties ook worden gecommuniceerd aan alle jeugdhulpinstellingen, zodat die hiervan op de hoogte zijn en waar nodig preventieve maatregelen kunnen treffen?
Zoals benoemd in mijn Kamerbrief over de preliminary observations van het CPT, waren de voorlopige bevindingen van het CPT en de bevindingen van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) voor mij aanleiding in overleg te treden met aanbieders gesloten jeugdhulp en gemeenten over de implementatie van de wet. Hierbij beperk ik me niet tot de drie door het CPT-bezochte instellingen. Kort na mijn gesprek met de CPT-delegatie heb ik gesproken met een afvaardiging van bestuurders uit de gesloten jeugdhulp. Het gesprek over vervolgacties voer ik met Jeugdzorg Nederland en de VNG. De acties worden daarmee gecommuniceerd aan alle gesloten jeugdhulpinstellingen.
Verder vragen de leden van de PVV-fractie zich af hoe het mogelijk is dat de meeste aanbieders van de gesloten jeugdhulp er nog niet in zijn geslaagd volledig aan de per 1 januari 2024 gewijzigde Jeugdwet te voldoen. Wat zijn hiervoor de belangrijkste oorzaken, en welke consequenties heeft dit voor instellingen die structureel achterblijven in naleving?
De hoofdoelen van de wijzigingen van de Jeugdwet waren de rechtsbescherming van jeugdigen en het verminderen van de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen. De IGJ constateerde dat de meeste aanbieders gesloten jeugdhulp nog niet volledig aan de gewijzigde Jeugdwet voldoen.10 Meest in het oog springend is dat een aantal aanbieders de maatregel kamerinsluiting toepast, wat sinds 1 januari 2024 niet meer is toegestaan. Dat het toch nog gebeurt, is omdat dit dan nodig is voor de veiligheid van jeugdigen en medewerkers, volgens de aanbieders. Kamerinsluitingen vinden vooral ’s nachts plaats. De maatregel insluiten is wel toegestaan, maar alleen in een noodsituatie en in een afzonderlijke en veilige ruimte. Lang niet alle locaties gesloten jeugdhulp beschikken over een dergelijke ruimte.11 Een aantal aanbieders geeft als reden daarvoor dat het hebben van een dergelijke ruimte niet past in hun streven naar het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen. De consequentie van het niet naleven van de wet is dat de IGJ zes aanbieders onder verscherpt toezicht heeft gesteld; de andere aanbieders moeten verbeterplannen opstellen. Voor mij is dat aanleiding geweest in overleg te treden met aanbieders en gemeenten over de implementatie van de wet. Uitgangspunt zijn voor mij altijd de hierboven genoemde hoofddoelen: rechtsbescherming van jeugdigen en het verminderen van de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen. Zoals eerder toegezegd bericht ik u nader in de reactie op het eindrapport van het CPT.12
Uit de brief blijkt dat op één afdeling van de door de CPT-delegatie bezochte locaties de maatregel «onderzoek aan het lichaam» op een niet-toegestane wijze werd uitgevoerd, wat als vernederend werd ervaren. De leden van de PVV-fractie benadrukken echter dat deze maatregel vaak noodzakelijk is voor de veiligheid van zowel de jongeren als de medewerkers. Het is immers onacceptabel dat wapens of drugs binnen de muren van deze instellingen terechtkomen. Juist om ernstige incidenten te voorkomen, moet het personeel soms ingrijpende maatregelen nemen. In dit licht vragen de leden hoe de balans wordt gewaarborgd tussen noodzakelijke veiligheidsmaatregelen en het respecteren van de persoonlijke integriteit van jongeren?
Een opname in een gesloten jeugdhulpinstelling en het toepassen van maatregelen zoals een onderzoek aan het lichaam grijpen diep in op de persoonlijke levenssfeer van jeugdigen. Daarom is het van groot belang dat de rechten van jeugdigen goed zijn beschermd. In de Jeugdwet en het Besluit Jeugdwet is daarom opgenomen dat een onderzoek aan het lichaam alleen mag plaatsvinden in gesloten jeugdhulpinstellingen als daarbij wordt voldaan aan de voorwaarden en eisen die de Jeugdwet en het Besluit Jeugdwet aan de toepassing van die maatregel stellen.
Het onderzoek mag uitsluitend gericht zijn op het waarborgen van de veiligheid, het afwenden van gevaar voor de gezondheid of het bereiken van de met de jeugdhulp beoogde doelen voor de ontwikkeling van de jeugdige. Daarbij geldt dat zo’n maatregel niet mag worden toegepast tenzij er voor de jeugdige, gelet op het beoogde doel, geen minder bezwarende alternatieven zijn, de maatregel evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat de maatregel effectief is. Bovendien mag een onderzoek aan het lichaam alleen worden gedaan bij het gegronde vermoeden van aanwezigheid van gedrag beïnvloedende middelen of van voorwerpen die een jeugdige niet in zijn bezit mag hebben. Indien aan deze voorwaarden wordt voldaan, mag een onderzoek aan het lichaam plaatsvinden, maar wel op zodanige manier dat de lichamelijke integriteit van de jeugdige wordt gerespecteerd. Daarom wordt vereist dat het onderzoek wordt verricht op besloten plaatsen en voor zover mogelijk door personen van het geslacht dat de voorkeur heeft van de jeugdige. Bij het
onderzoek aan het lichaam kan de jeugdige worden verzocht kledingstukken uit te trekken, maar met uitzondering van ondergoed. Jeugdhulpaanbieders zijn verplicht zich aan deze voorschriften te houden.
Hoe worden medewerkers ondersteund om deze moeilijke situaties professioneel en menswaardig aan te pakken?
Bij het nemen van ingrijpende maatregelen is ondersteuning bij een zorgvuldige afweging vooraf en evaluatie achteraf noodzakelijk. Medewerkers kunnen hierbij rekenen op de ondersteuningsstructuur binnen hun organisatie. Dat kan bestaan uit consultatie van een gedragswetenschapper of een multidisciplinair team, intervisie, training en het werken met protocollen en richtlijnen.
De leden van de PVV-fractie benadrukken het belang van terughoudendheid bij het invoeren van extra bureaucratische verplichtingen, zoals verplichte medische checks na elk incident. Hoewel veiligheid vooropstaat, vragen zij zich af of er voldoende capaciteit is om dergelijke aanbevelingen uit te voeren zonder dat dit leidt tot extra werkdruk en overbelasting van medewerkers die al zwaar belast zijn?
Aanbieders geven aan dat wanneer sprake is van letsel of twijfel is over mogelijk letsel, of wanneer de jeugdige daarom vraagt er medische checks gedaan worden. Wanneer een check na álle toepassingen van vrijheidsbeperkende maatregelen moet worden gedaan, dan doet dit een stevig beroep op de capaciteit van jeugdzorgmedewerkers. Daarom heb ik met de aanbieders afgesproken dat zij bezien hoe zij binnen hun mogelijkheden optimaal invulling kunnen geven aan deze aanbeveling. Over de invulling daarvan bericht ik u in de kabinetsreactie op het eindrapport van het CPT.
Daarnaast willen zij inzicht in hoe vaak jongeren agressief gedrag vertonen, hoeveel medewerkers hierdoor letsel oplopen en op welke manier zij in dergelijke situaties beschermd worden. Het kan en mag niet zo zijn dat medewerkers, die dagelijks hun best doen om orde en veiligheid te handhaven, slachtoffer worden van escalerend gedrag van jongeren.
Het is belangrijk dat medewerkers in de gesloten jeugdhulp veilig hun werk kunnen doen. Voor hun bescherming is het in de eerste plaats van belang dat hun werkgever hen traint in relationele beveiliging, mede om te voorkomen dat zij vrijheidsbeperkende maatregelen toepassen om zichzelf te beschermen. Bovendien heeft elke aanbieder intern eigen manieren hun medewerkers te ondersteunen, zoals bijvoorbeeld voldoende intervisie en een bedrijfsopvangteam. Er bestaat geen compleet overzicht van hoe vaak jeugdigen agressief gedrag vertonen. Indien calamiteiten plaatsvinden door agressief gedrag van jongeren en eventueel letsel, meldt de aanbieder dit bij de IGJ, die daar verslag van uitbrengt.13
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het Committee for the Prevention of Torture (CPT) in maart het eindrapport van het bezoek aan gesloten jeugdhulpinstellingen in Nederland vaststelt en dat de regering dit rapport inclusief kabinetsreactie binnen drie maanden met de Kamer zal delen. Waarom wordt het eindrapport niet gelijk na vaststelling met de Kamer gedeeld? Er hoeft wat betreft de leden niet op de kabinetsreactie gewacht te worden om het eindrapport te delen. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het positief dat de regering ervoor kiest alvast de eerste bevindingen met de Kamer te delen voordat het eindrapport klaar is. Zeker gezien de bevindingen van het CTP en de conclusies van het rapport14 van de inspectie van oktober 2024, is de urgentie op dit onderwerp hoog en moet er snel gehandeld worden op de aanbevelingen van de Inspectie en het CTP.
Het CPT stelt het eindrapport in maart 2025 in een plenaire vergadering vast. De regering verwacht het rapport eind deze maand te ontvangen. Het CPT verzoekt verdragspartijen bij het Europees verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling binnen een bepaalde termijn op het rapport te reageren. Bij periodieke bezoeken gaat het dan om een termijn van zes maanden. Bij ad hoc bezoeken, zoals het bezoek aan de gesloten jeugdhulp, gaat het om een termijn van drie maanden. Het beleid van het Koninkrijk der Nederlanden is om CPT-rapporten vergezeld van een kabinetsreactie aan de Tweede Kamer te sturen. De implicatie daarvan is dat pas op dat moment het CPT toestemming krijgt rapporten openbaar te maken. Op dit moment kiezen 17 van de 47 verdragspartijen voor de zogeheten «automatische publicatie-procedure» waarbij ze het CPT op voorhand toestemming geven alle toekomstige rapporten aangaande hun land te publiceren. Over deelname van het Koninkrijk der Nederlanden aan deze procedure bestaat binnen het Koninkrijk vooralsnog geen overeenstemming. Ik streef er daarom naar zo snel mogelijk – en uiterlijk binnen drie maanden na ontvangst van het eindrapport met een kabinetsreactie te komen op het eindrapport, zodat deze tegelijkertijd openbaar gemaakt kunnen worden.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de delegatie van het CTP heeft geconstateerd dat instellingen nog niet in staat zijn de gewijzigde Jeugdwet volledig uit te voeren. Dit werd in oktober ook al geconcludeerd door de Inspectie. De wet rechtspositie gesloten jeugdhulp is per 1 januari 2024 in werking getreden. Dat is inmiddels al een jaar geleden. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat instellingen wél in staat zijn om de wet uit te voeren? Wat zegt het over het kabinetsbeleid dat zowel het Internationaal Kinderrechtenverdrag als de Jeugdwet niet uitgevoerd worden?
Er wordt continu gewerkt aan het versterken van de naleving van kinderrechten in wetgeving en uitvoering, o.a. via de Hervormingsagenda, het Uitvoeringsplan af- en ombouw gesloten jeugdhulp en het Toekomstscenario kind en gezinsbescherming. Ook werk ik met de sector aan het verminderen van vrijheidsbeperkende maatregelen, het versterken van het klachtrecht en de implementatie van de Wet rechtspositie. Ik ben in overleg met aanbieders van gesloten jeugdhulp en gemeenten over de implementatie van deze wet. Uitgangspunt zijn voor mij altijd de hoofddoelen: rechtsbescherming van jeugdigen en het verminderen van de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen. Zoals eerder toegezegd bericht ik u nader in de reactie op het eindrapport van het CPT.15
En waarom gaat de regering nu pas stappen zetten en is dit niet eerder gedaan? Het was immers al tijden bekend dat de wet per 1 januari in zou gaan en tijdens en na de wetsbehandeling zijn er al signalen door het veld gegeven dat uitvoering van de wet op sommige punten moeilijk zou zijn. Met name rondom de maatregel insluiting op de eigen kamer, wat door de aanpassing van de wet niet meer mag. De dilemma’s die daardoor ontstaan zijn al gedeeld16 door het veld tijdens de wetsbehandeling maar ook bij de inwerkingtreding van de wet, waarom is er vanuit de regering niet eerder op deze signalen geacteerd? De regering schrijft met aanvullende afspraken te komen, wanneer komen die afspraken?
Het eerste signaal van aanbieders van gesloten jeugdhulp dat de uitvoering van de wet op sommige punten moeilijk zou zijn kwam via de brief van 19 december 2023 waar in de vraag naar verwezen wordt. Dit was na behandeling van het wetsvoorstel door beide Kamers. De aanbieders brachten in die brief met name de kamerinsluiting gedurende de nacht naar voren. Naar aanleiding van deze brief hebben de aanbieders met het Ministerie van VWS afgesproken dat zij de praktijk naar aanzien van nachtelijke insluitingen zouden monitoren en hierover na de zomer VWS en IGJ zouden informeren. Dat laatste is in september 2024 gebeurd. Daaruit bleek dat de aanbieders erin geslaagd waren het aantal nachtelijke kamerinsluitingen fors terug te brengen: van 206 insluitingen naar 55 bij bijna een gelijke bezetting. De eigen veiligheid en of de veiligheid van andere jongeren en medewerkers waren de reden waarom nachtelijke insluitingen nog plaatsvonden. Het gaat daarbij vooral om jongeren met een hoog forensisch profiel (waaronder leden van rivaliserende drillrap-bendes), jongeren met agressieproblematiek en om jongeren met seksueel grensoverschrijdend gedrag. Inmiddels ben ik in overleg met aanbieders en gemeenten om te komen tot afspraken hoe hier verder mee om te gaan. Uitgangspunt zijn voor mij altijd de hoofddoelen: rechtsbescherming van jeugdigen en het verminderen van de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen. Gelijktijdig kan het soms nodig zijn dat vrijheidsbeperkende maatregelen nodig zijn bij dreiging van automutilatie of suïcide, gevaar of onveiligheid uitgaande van zogeheten loverboyproblematiek of gevaar vanwege verslavingsproblematiek.
Zoals eerder toegezegd bericht ik u nader in de reactie op het eindrapport van het CPT.17
De leden zijn ook benieuwd in hoeverre de afbouw van gesloten jeugdzorg hierbij ook een rol speelt, waardoor aanbieders niet meer investeren in beveiligde kamers? De Staatssecretaris schrijft dat hij in gesprek gaat met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) over het gebrek aan investeringen in beveiligde kamers. Hij begrijpt vanwege de transformatieplannen de terughoudendheid van gemeenten om hier middelen voor beschikbaar te stellen, maar vindt dat er een oplossing moet komen omdat wettelijke eisen moeten worden nagekomen. Aan welke oplossing denkt de regering? Ziet de regering dat zij hier zelf ook een rol in heeft en niet enkel de gemeenten? Dat zij gemeenten ook in staat moeten stellen om de wet uit te voeren?
Voor de ombouw van een separeerruimte van een accommodatie gesloten jeugdhulp naar een kindvriendelijke ruimte om in te sluiten hebben de coördinerende gemeenten gesloten jeugdhulp via een specifieke uitkering € 5 mln. ontvangen.18 Ik kan mij voorstellen dat gemeenten terughoudend zijn met investeringen in een afzonderlijke en veilige ruimte in accommodaties die zij niet meer willen gebruiken voor gesloten jeugdhulp. Dat laat onverlet dat gemeenten op dit punt aanbieders wel in staat moeten stellen de wet na te leven.
In hoeverre krijgen gemeenten genoeg financiële middelen om de afbouw op een verantwoorde manier te doen én de wet te handhaven?
Voor de transformatie van de gesloten jeugdhulp krijgen de coördinerende gemeenten financiële middelen via de specifieke uitkering transformatie gesloten jeugdhulp.19 Hiermee is in totaal € 176 mln. gemoeid. Dit bedrag is gebaseerd op een eerder onderzoek van KPMG.20 Daarnaast heeft KPMG in 2023 dit bedrag nogmaals getoetst op basis van de door instellingen gemaakte kosten en nog te verwachten kosten.21 Hier kwam geen aanleiding naar voren om te veronderstellen dat de beschikbare middelen onvoldoende zijn. Belangrijk hierbij is ook te benadrukken dat de kosten van de transformatie afhangen van zowel de uitgangssituatie als de inrichtingskeuzes die in een landsdeel worden gemaakt. Begin dit jaar heb ik de aanvragen voor de specifieke uitkering beoordeeld. In februari 2025 hebben alle zeven coördinerende gemeenten de beschikking op hun aanvraag ontvangen.
In hoeverre kan de regering gedurende de steeds verdere afbouw van de gesloten jeugdzorg de veiligheid, bescherming en de rechten van jongeren garanderen?
Een absolute garantie valt niet te geven. De IGJ houdt toezicht op de transformatie van de gesloten jeugdhulp. Dat strekt zich ook uit tot alternatieven voor de gesloten jeugdhulp.22 De afgelopen jaren bent u over de uitkomsten geïnformeerd. Wanneer dat aan de orde is, vraagt de IGJ verbeterplannen aan de instellingen.
Is de regering het met de leden eens dat de regering uiteindelijk stelselverantwoordelijk is hiervoor?
Ja. Dat is ook de reden waarom we het initiatief hebben genomen voor het maken van landelijke bestuurlijke afspraken over de transformatie van de gesloten jeugdhulp.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het CTP positief is over de samenwerking met onderwijs op de bezochte locaties. De leden zijn blij dat te lezen, al horen zijn ook nog steeds signalen dat dit niet overal het geval is. Is het onderwijs bij alle gesloten jeugdzorginstelling op orde?
We delen de blijdschap met deze leden dat het CPT bevestigd heeft dat de samenwerking tussen zorg en onderwijs de afgelopen periode op veel plekken verder is geïntensiveerd en verbeterd. Hier speelt de subsidieregeling «onderwijscoalities af- en ombouw gesloten jeugdhulp» ook een belangrijke positieve rol in. Die heeft eraan bijgedragen dat regionaal coalities zijn gevormd die met elkaar samenwerken voor de doorontwikkeling van het residentieel onderwijs. Tegelijkertijd blijft het met de verdere af- en ombouw van de gesloten jeugdhulp een uitdaging om onderwijs en ondersteuning te organiseren voor jongeren in residentiele jeugdhulpinstellingen. Om die reden heeft het kabinet recent besloten ook de komende periode subsidie beschikbaar te blijven stellen voor deze onderwijscoalities. De Inspectie van het Onderwijs besteedt in de aankomende kwaliteitsonderzoeken aandacht aan de scholen bij gesloten jeugdhulpinstellingen.
Krijgen leerlingen onderwijs op hun eigen niveau? Zijn er nog genoeg onderwijsfaciliteiten bij gesloten jeugdzorginstellingen, nu deze worden afgebouwd?
Het is een uitdaging voor elke leerling in een residentiele jeugdhulpinstelling het beste passende onderwijs te bieden. Het gaat vaak om kleine groepen leerlingen, waarin gedurende het schooljaar wisselingen zijn vanwege in- en uitstroom van nieuwe jongeren, waardoor het voor scholen niet altijd te organiseren is om alle richtingen en schoolsoorten aan te bieden. Terwijl juist voor deze kwetsbare jongeren onderwijs zo belangrijk is. Daarom wordt vanaf 2023 ook jaarlijks 15,5 miljoen euro extra in het residentieel onderwijs geïnvesteerd, waarvan een deel bedoeld is voor het onderwijs bij residentiele jeugdhulpinstellingen. Deze middelen komen sinds 2023 deels beschikbaar via een subsidieregeling aan coalities van samenwerkingsverbanden, scholen, gemeenten en zorgpartijen. Scholen en samenwerkingsverbanden passend onderwijs zetten deze middelen onder meer in voor het kleinschaliger organiseren van het onderwijs. Of voor het betrokken houden van de school van herkomst waardoor jongeren het onderwijs op hun oude school op afstand kunnen blijven volgen, zeker als deze maar kort in de instelling verblijven. Dit laatste heeft als doel ook meer onderwijs op het passende niveau te kunnen bieden.
Er is in 2025 tijdelijk tevens extra geld beschikbaar voor de scholen om te zorgen dat de kwaliteit op orde blijft, ook tijdens de fase van de af- en ombouw waarbij het aantal leerlingen kleiner wordt. Daarnaast stelt de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) geld beschikbaar voor extra onderzoek en ondersteuning om de onderwijspartijen te helpen bij de transitie in het kader van de af- en ombouw van de gesloten jeugdhulp. Het Ministerie van OCW is intensief in gesprek met alle betrokkenen in het veld om te bezien wat er nu en in de toekomst nodig is voor het kunnen bieden van het benodigde onderwijs voor deze jongeren.
Waar volgen de leerlingen hun onderwijs?
Waar een leerling onderwijs volgt is afhankelijk van de leerling en de regionale invulling van de af- en ombouw van de gesloten jeugdhulp. Er zijn bijvoorbeeld leerlingen die nog steeds onderwijs volgen op een school op het terrein van de residentiele jeugdhulpinstelling, maar er zijn ook leerlingen die – met ondersteuning – onderwijs volgen op een school (eventueel «van herkomst») in de omgeving.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat op één afdeling van de bezochte locaties onderzoek aan het lichaam op een niet-toegestane (en volgens het CTP vernederende) wijze gebeurde. De leden lezen dat de instelling na het CTP-bezoek heeft besloten de uitvoering van deze maatregel aan te passen. De Staatssecretaris heeft melding gedaan bij de inspectie, omdat hij vindt dat dit niet acceptabel is. De leden hebben echter vaker gehoord dat jongeren zich helemaal moeten uitkleden en hebben vaker aangekaart dat dit voor alle jongeren, maar met name voor slachtoffers van seksueel geweld, traumatisch kan zijn. Weet de regering of dit bij andere instellingen misschien ook nog wordt gedaan? Is dit bij alle instellingen nagevraagd naar aanleiding van dit rapport van het CTP?
Naar aanleiding van dit rapport van het CPT heb ik direct navraag gedaan bij Jeugdzorg Nederland. Dit heeft geleerd dat de andere aanbieders gesloten jeugdhulp melden dat dit bij hen niet voorkomt. Ook de IGJ kent uit het toezicht geen andere voorbeelden van andere aanbieders gesloten jeugdhulp.
Breder zijn de leden benieuwd of de inspectie voldoende capaciteit heeft om goed toezicht te houden? Wordt er de komende jaren bezuinigd op de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)? Zo ja, hoeveel en waar zullen die bezuinigingen terecht komen? Bijvoorbeeld ook bij inspecteurs?
De IGJ moet duidelijke keuzes maken omdat de capaciteit van de IGJ grenzen kent. De IGJ richt zich in het toezicht op die onderwerpen waar zij de grootste risico’s ziet en waar het effect van de inzet het grootst is.
Er wordt de komende jaren een generieke taakstelling op de concernorganisaties van het Ministerie van VWS doorgevoerd. Dit betekent dat ook de IGJ te maken krijgt met een taakstelling van 1% in 2025 oplopend tot 2,5% vanaf 2029. De IGJ kiest bewust waar en hoe zij de capaciteit inzet. De aankomende bezuinigingen zullen leiden tot nog scherpere keuzes in het voorgenomen takenpakket van de IGJ en zullen onder andere neerslaan op de apparaatskosten van de IGJ; hetgeen zal betekenen dat er minder geld beschikbaar is voor personeel bij de IGJ. Dit wil echter niet zeggen dat dit persé ten koste gaat van het toezicht op de (gesloten) jeugdhulp. De concrete invulling van de taakstelling wordt in Q2 als addendum op het jaarplan bijgevoegd.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de registratie van incidenten in dossiers nog niet altijd goed gaat. De regering schrijft dat de bestuurders gesloten jeugdhulp hebben toegezegd ervoor te zorgen dat waar dat nodig is de registratie van incidenten in dossiers wordt verbeterd. Op welke manier en termijn gaan zij hiervoor zorgen?
De bestuurders gesloten jeugdhulp hebben gezorgd voor een betere registratie van incidenten in dossiers door middel van het structureel uitvoeren van zogenaamde meldingen van calamiteiten en geweld, volgens het protocol van de betreffende instelling. De IGJ ziet hierop toe.
Verder schrijft de regering gezamenlijk met de bestuurders te bezien hoe zij binnen hun mogelijkheden optimaal invulling kunnen geven aan de aanbeveling van het CTP om een medische check te doen na ieder incident of toepassing van een vrijheidsbeperkende maatregel die letsel kan veroorzaken. Wordt bij die medische check ook de impact meegenomen die zo’n maatregel mentaal kan hebben op jongeren? Kan de regering meer toelichten hoe ze dat gaan bezien? En wordt de Kamer hiervan op de hoogte gesteld?
Aanbieders geven aan dat, wanneer sprake is van letsel of twijfel is over mogelijk letsel, of wanneer de jeugdige daarom vraagt, er medische checks gedaan worden. Wanneer een check na álle toepassingen van vrijheidsbeperkende maatregelen moet worden gedaan, dan doet dit een stevig beroep op de capaciteit van jeugdzorgwerkers. Daarom heb ik met de aanbieders afgesproken dat zij bezien hoe zij binnen hun mogelijkheden optimaal invulling kunnen geven aan deze aanbeveling. Een medische check omvat ook de impact die de maatregel mentaal gehad kan hebben op de jongere. Over de invulling daarvan bericht ik u in de kabinetsreactie op het eindrapport van het CPT.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen ook dat – hoewel niet toegestaan – zowel jeugdigen als medewerkers aangeven dat technieken worden toegepast bij vastpakken en vasthouden die pijn veroorzaken. De leden hebben hier al vaker schriftelijke vragen23 24 over gesteld. Medewerkers hebben bij het CTP aangegeven dat ze behoefte hebben aan heldere richtlijnen en meer training. De leden lezen dat na dit rapport bestuurders gesloten jeugdhulp gaan toezien dat alleen medewerkers die daarvoor zijn opgeleid de maatregel mogen toepassen. Op welke manier zal dat gemonitord worden? Zal dit in de praktijk ook echt lukken, gezien de grote personeelstekorten? Waarom worden niet alle medewerkers op deze manier geschoold?
Het is de verantwoordelijkheid van bestuurders en raden van toezicht binnen de gesloten jeugdhulp om er via interne monitoring op te sturen dat alleen medewerkers die hiervoor zijn opgeleid op een proportionele en juiste manier jeugdigen «vastpakken en vasthouden». De IGJ zal via haar incidententoezicht eventuele risico’s detecteren en hierop acteren. Daaruit blijkt of dit in de praktijk lukt.
Het trainen van medewerkers voor het verrichten van specifieke handelingen is niet afhankelijk van personeelstekorten. Voor scholing is tijd en budget nodig. Het is aan de instellingen om te bezien hoeveel medewerkers hierop moeten worden geschoold, zodat op elk moment de specifieke maatregelen kunnen worden toegepast.
De leden lezen dat «waar nodig trainingen worden verbeterd». Op welke manier zal dat gebeuren? En zullen ook de richtlijnen duidelijker worden, waar ook medewerkers om vragen? In hoeverre wordt de input van de jongeren en medewerkers zelf ook meegenomen in het verbeteren van trainingen?
Jeugdzorg Nederland werkt aan meer duidelijkheid in richtlijnen voor medewerkers over vasthouden en vastpakken. Over de uitwerking daarvan hoop ik u in de kabinetsreactie op het eindrapport van het CPT meer te kunnen vertellen. Het is de verantwoordelijkheid van de instellingen zelf om de kwaliteit van trainingen met de aanbieder van de training te evalueren en waar nodig verbetering te initiëren. Ik vind dat daarbij jongeren en medewerkers inbreng moeten hebben. Dat gebeurt al bij evaluaties van gegeven trainingen, die doorgaans geëvalueerd worden tussen bijvoorbeeld de cliëntenraad, medewerkers, leidinggevenden en de organisatie die de trainingen verzorgt.
Tenslotte zijn de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie benieuwd hoe het staat met de opvolging van de aangenomen motie Westerveld25 uit maart 2024 waarin de regering wordt verzocht om de lessen van commissie De Winter mee te nemen in het plan voor erkenning en herstel van jongeren die slachtoffer zijn geworden van de ZIKOS instellingen, en daarbij ook de regeling voor financiële tegemoetkoming mee te nemen en de Kamer op de hoogte te houden hiervan?
De Universiteit voor Humanistiek, onder coördinatie van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC), evalueert alle erkenningsmaatregelen naar aanleiding van het rapport van de Commissie De Winter. De tijdelijke regeling financiële tegemoetkoming voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg is hier onderdeel van. In het onderzoek is ook aandacht voor (de gevolgen van) de afbakening van de regeling. Het WODC verwacht de evaluatie nog voor de zomer te publiceren. Deze evaluatie wordt ook aan uw Kamer aangeboden. De uitkomsten van deze evaluatie worden meegenomen in het traject van erkenning en herstel van jongeren die slachtoffer zijn geworden van misstanden of zich niet veilig hebben gevoeld bij ZIKOS-afdelingen.
Hoe staat het met dit traject voor erkenning, herstel en ondersteuning? Op welke manier wordt het aangenomen amendement Westerveld26 hierin meegenomen? Hoe staat het met de uitvoering van dit amendement?
Een delegatie van aanbieders van gesloten jeugdhulp is gestart met gesprekken met jongeren en oud-cliënten om te komen tot erkenning van leed dat jongeren en oud-cliënten hebben ervaren in de gesloten jeugdhulp. De eerste verkennende gesprekken liepen reeds ten tijde van het uitkomen van het onderzoek «Eenzaam gesloten» en zijn na publicatie in een versnelling gebracht. Deze ontwikkeling heb ik van harte toegejuicht, omdat in deze gesprekken tussen aanbieders en oud-cliënten de meest betekenisvolle erkenning gevonden kan worden. De insteek vanuit het Rijk en andere landelijke partners is geweest aan te sluiten bij dit traject van erkenning en de reeds lopende gesprekken met jongeren en oud-cliënten. Na deze constructieve gesprekken blijkt dat het zorgvuldig vormgeven van het complexe traject voor erkenning en herstel meer tijd kost dan gehoopt. Dit is vooral voor jongeren en oud-cliënten frustrerend. Alle betrokkenen zijn gecommitteerd om dit zo snel mogelijk verder te brengen. We beogen de middelen vanuit amendement Westerveld te besteden als onderdeel van het bredere traject van erkenning op een wijze die bijdraagt aan herstel, in samenwerking met de aanbieders en andere landelijke partners. Voor het zomerreces informeer ik uw Kamer over de invulling van het amendement.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het bezoek van de European Committee for the Prevention of Torture aan gesloten jeugdhulpinstellingen in Nederland. Zij hebben hierbij nog een vraag. In de brief27 van 19 december jl. stelt het kabinet dat, als instellingen in verband met het gebrek aan investeringen in extra beveiligde kamers wettelijke vereisten niet kunnen nakomen, daar oplossingen voor moeten komen. De leden van de VVD-fractie vragen hoe het inmiddels met deze oplossingen staat.
Inmiddels ben ik in overleg met aanbieders en gemeenten over de implementatie van de Wet rechtspositie. Deze gesprekken hebben ook betrekking op de aanwezigheid van een afzonderlijke en veilige ruimte. Uitgangspunt zijn voor mij altijd de hoofddoelen: rechtsbescherming van jeugdigen en het verminderen van de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen. Zoals eerder toegezegd bericht ik u nader in de reactie op het eindrapport van het CPT.28
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract hebben met veel zorgen kennisgenomen van de brief van het CPT over hun bezoek aan drie Nederlandse gesloten jeugdzorginstellingen in oktober 2024. Deze leden zijn positief over het feit dat dit Europese comité, naar aanleiding van de rapporten «Eenzaam Gesloten» van Jason Bhugwandass en eerdere rapporten zoals «Onvoldoende beschermd» van Commissie-De Winter, eindelijk een bezoek heeft gebracht aan Nederland. Dit was een zaak waar de leden van de Nieuw Sociaal Contract-fractie begin 2024 in eerdere debatten al over hebben aangedrongen bij de Kamer. Door de toenmalige bewindspersonen zijn deze signalen nooit serieus genoeg genomen en daarom zijn deze leden blij dat de rapporten en signalen door het CPT wel serieus zijn genomen. Door de tomeloze inzet van de auteurs van deze rapporten, specifiek Jason Bhugwandass, heeft het bezoek eindelijk plaatsgevonden. De rode draad die we zien in de aanleiding van dit bezoek gaat terug naar 1974 toen in de gesloten inrichting Zetten al is gerapporteerd over ernstige incidenten. Keer op keer hebben diverse commissies en rapporteurs deze misstanden aan het licht gebracht en bevestigd. Dat heeft tot op heden nooit geresulteerd in verandering. Naar aanleiding van de brief van het CPT en de kabinetsreactie hebben deze leden een aantal vragen.
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract willen ten eerste aan de Staatssecretaris vragen welke concrete verbeteringen er sinds het verschijnen van alle rapporten, bijvoorbeeld het rapport «Onvoldoende beschermd» van Commissie-De Winter en eerdere rapporten, hebben plaatsgevonden in gesloten jeugdzorginstellingen?
Sinds het ontstaan van de gesloten jeugdhulp is er veel veranderd. Dat is echter niet voldoende geweest. Daarom wil dit kabinet de gesloten jeugdhulp afbouwen. Gezien de daling van het aantal plaatsingen en plaatsen in de gesloten jeugdhulp is daar al een stevig begin mee gemaakt. Ik ga daarmee door langs de twee lijnen die mijn ambtsvoorganger heeft uitgezet. In 2025 werkt de gesloten jeugdhulp kleinschalig. Inmiddels hebben bijna alle aanbieders dat gerealiseerd. Op een aantal uitzonderingen kennen alle leefgroepen maximaal zes jongeren. Het aantal kleinschalige voorzieningen neemt toe. Het aantal vrijheidsbeperkende maatregelen is afgenomen. In 2030 willen we zo dicht bij nul gesloten plaatsingen zijn. Nul vrijheidsbeperkende maatregelen is niet realistisch. Dat is ook niet in het belang van jeugdigen als sprake is van dreiging van automutilatie of suïcide, gevaar of onveiligheid uitgaande van zogeheten loverboyproblematiek of gevaar vanwege verslavingsproblematiek. Daarin past de invoering van de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp. Verbeteringen als gevolg van deze wet zijn dat het aantal vrijheidsbeperkingen gelimiteerd zijn, vrijheidsbeperking alleen mag plaatsvinden op basis van het nee, tenzij beginsel en dat insluiten alleen nog mag in noodsituaties bij jongeren van 12 jaar en ouder.
Daarnaast willen deze leden vragen hoeveel jongeren in de afgelopen vijf jaar een schadevergoeding of genoegdoening hebben ontvangen wegens onrechtmatig verblijf, mishandeling of isolatie in jeugdzorginstellingen?
De Tijdelijke regeling financiële tegemoetkoming slachtoffers geweld in de jeugdzorg liep van 2021 t/m 2022 bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven als erkenningsmaatregel naar aanleiding van het onderzoek van Commissie De Winter. Deze regeling was voor personen die tussen 5 mei 1945 en 12 juni 2019 als minderjarige slachtoffer waren van bovenmatig geweld of dwangarbeid tijdens hun verblijf in een pleeggezin, instelling, doven- of blindeninternaat, of opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Het ging daarbij om minderjarigen die onder verantwoordelijkheid van de overheid zijn geplaatst. Bij het Schadefonds werden in totaal 27.454 aanvragen ingediend. Hiervan hebben 22.409 slachtoffers ook daadwerkelijk een tegemoetkoming gekregen. Bij andere aanvragers werd de aanvraag afgewezen, ingetrokken of buiten behandeling gesteld.
Er moeten enkele kanttekeningen gemaakt worden in relatie tot de gestelde vraag:
– Het is niet bekend hoeveel aanvragers een tegemoetkoming hebben ontvangen vanwege onrechtmatig verblijf, mishandeling of isolatie. «Bovenmatig geweld of dwangarbeid» zoals opgenomen in de Tijdelijke regeling zijn niet hetzelfde als «onrechtmatig verblijf, mishandeling of isolatie» zoals genoemd in de vraag. Hiermee zijn de cijfers slechts een indicatie.
– Er wordt gevraagd hoeveel jongeren een tegemoetkoming hebben ontvangen. Ondanks dat de aanvragers bij de Tijdelijke regeling allemaal minderjarigen waren tijdens het geweld wat zij meemaakten, betekent dat niet automatisch dat zij ook nog minderjarig waren toen zij de aanvraag bij het Schadefonds deden. Daardoor komt het daadwerkelijke cijfer als antwoord op de vraag lager uit dan hierboven vermeld.
– Bij de Tijdelijke regeling werd een aantal voorwaarden gehanteerd, zoals het onder verantwoordelijkheid van de overheid geplaatst zijn in een instelling. Dit maakt dat het genoemde cijfer lager zal zijn dan het totale aantal jongeren die in een instelling heeft verbleven.
De compensatie op basis van de regeling kon alleen worden gegeven als aan de wettelijk vereisten is voldaan: een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf of seksueel misdrijf als gevolg waarvan betrokkene ernstig (psychisch of lichamelijke) letsel heeft ondervonden. Een aanvraag wegens onrechtmatig verblijf in een jeugdzorginstelling zal niet zomaar onder deze criteria vallen. Dat geldt ook voor isolatie, ervan uitgaande dat de beslissing daartoe en de uitvoering volgens de regels is genomen. Het kan zijn dat het Schadefonds reguliere aanvragen heeft gehad van jongeren die in een jeugdzorginstelling verbleven en die daar mishandeld zijn (door wie dan ook). Het Schadefonds kan dat niet uit hun systeem halen, want dat wordt niet afzonderlijk geregistreerd.
Er is geen zicht op individuele trajecten in bijvoorbeeld civielrechtelijke procedures.
Zijn er naar aanleiding van de voorlopige bevindingen van het CPT maatregelen genomen tegen de onderzochte instellingen, bijvoorbeeld een tijdelijke of permanente sluiting vanwege de bevonden omstandigheden?
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 19 december 202429 heb ik naar aanleiding van de voorlopige en eerste bevindingen van het CPT de IGJ op de hoogte gesteld. De constateringen van het CPT bij instellingen zijn onderdeel van lopende toezicht door de IGJ bij deze instellingen. Over de inhoud hiervan kan de IGJ geen mededelingen doen.
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract hebben geconstateerd dat het CPT eerder kritiek heeft geuit op de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen bij jongeren. Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel jongeren in 2024 en 2025 nog zijn geplaatst in een gesloten inrichting en hoe verhoudt zich dat tot eerdere jaren?
Het aantal plaatsingen in 2024 in voor gesloten jeugdhulp geregistreerde accommodaties bedroeg 712. Voor alle duidelijkheid, dit omvat ook kleinschalige voorzieningen. Het aantal plaatsingen is tussen 2019 en 2024 afgenomen met 58%. Het aantal unieke jongeren in zorg geeft een beter beeld van het aantal jongeren dat binnen een jaar in de gesloten jeugdhulp (voor korte of langere tijd) verblijft. Dit aantal is tussen 2019 en 2024 afgenomen met 51%. Zie hieronder voor een overzicht.
Het aantal plaatsingen in 2025 kan nog niet gegeven worden. Dit komt omdat veel jeugdigen worden geplaatst met een spoedmachtiging, die niet direct kan worden geregistreerd in het Toeleidingsysteem van Jeugdzorg Nederland. Dit geeft daarom geen realistisch beeld.
Is de Staatssecretaris het, mede ingegeven door de bevindingen van het CPT, met deze leden eens dat een plaatsing in de gesloten jeugdzorg niet bijdraagt aan het welzijn en de ontwikkeling van kwetsbare jongeren?
Dit kabinet heeft de ambitie de gesloten jeugdhulp versneld maar verantwoord af te bouwen. Dat kan als we ervoor zorgen dat voor jeugdigen die hier nu gebruik van maken een passend alternatief beschikbaar is: kleinschalig en met een andere pedagogische aanpak. Daarbij zijn vrijheidsbeperkende maatregelen nog steeds nodig als sprake is van automutilatie of suïcide, gevaar of onveiligheid uitgaande van zogeheten loverboyproblematiek of gevaar vanwege verslavingsproblematiek.
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract hebben in de brief van het CPT gelezen dat deze instantie zorgen heeft geuit over mogelijke schendingen van artikel drie van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Deze zorgen hebben betrekking op professionele nalatigheid, vernederende procedures en geweld tussen jongeren onderling. Kan de Staatssecretaris uitleg geven wat zijn visie is op de naleving van de verplichtingen die het EVRM met zich meebrengt?
Artikel 3 van het EVRM is een zogeheten absoluut recht, wat betekent dat geen uitzonderingen worden toegestaan. Het CPT heeft aangegeven dat geweld in instellingen in bepaalde gevallen tot een mogelijke schending van artikel 3 van het EVRM kan leiden en dat de berichten over gewelddadige incidenten in de gesloten jeugdhulp de aanleiding waren voor het bezoek. Grondrechten die voortvloeien uit het EVRM, zoals het recht op de onaantastbaarheid van het lichaam, zijn een fundamenteel onderdeel van onze (democratische) rechtsstaat. De CPT-delegatie die het bezoek heeft afgelegd heeft vastgesteld dat op één afdeling van de bezochte locaties de maatregel onderzoek aan het lichaam op een niet-toegestane wijze gebeurde. Ik heb hiervan melding gedaan bij de IGJ. De betreffende instelling heeft meteen na het CPT-bezoek besloten de uitvoering van deze maatregel aan te passen. Het staat buiten kijf voor de regering dat het EVRM moet worden nageleefd in de gesloten jeugdhulp.
Voldoet Nederland volgens de Staatssecretaris op dit moment aan de verplichting van dit verdrag wat betreft de behandeling van jongeren in gesloten jeugdzorginstellingen? Zo nee, wat zijn de verbeterende maatregelen die de Staatssecretaris zou willen nemen?
De Jeugdwet stelt het belang van de jeugdige voorop en voldoet aan de grondwettelijke en verdragsrechtelijke eisen. Met de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp, die op 1 januari 2024 in werking is getreden, zijn die eisen nog sterker tot uitdrukking gebracht. Uitgangspunt is het «nee, tenzij-beginsel»: vrijheidsbeperkende maatregelen worden niet toegepast tenzij er geen minder bezwarende alternatieven zijn, het proportioneel is en naar verwachting effectief. Wel is gebleken dat een deel van de gesloten jeugdhulpinstellingen nog niet in staat is om de wet na te leven. Als gevolg hiervan heeft de IGJ in januari zes aanbieders onder verscherpt toezicht geplaatst30. Daarnaast heb ik van twee observaties van het CPT gemeld bij de IGJ, zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 24 december 2024. Ik ben hierover in gesprek met aanbieders en de IGJ. Over de verdere invulling en uitvoering van de afspraken met de sector informeer ik u in de kabinetsreactie op het eindrapport van het CPT.
Deze leden zouden graag aan de Staatssecretaris willen vragen of er mogelijke juridische consequenties voor bestuurders of instellingen zijn die verantwoordelijk zijn voor de gevonden misstanden en de falende zorg die zij aanbieden aan jongeren.
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 19 december 202431 heb ik naar aanleiding van de voorlopige en eerste bevindingen van het CPT de IGJ op de hoogte gesteld. De constateringen van het CPT bij instellingen zijn onderdeel van lopende toezicht door de IGJ bij deze instellingen. Over de inhoud hiervan kan de IGJ geen mededelingen doen.
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract nemen de inhoud van de brief zeer serieus. Deze leden zijn van mening dat de brief aangeeft dat er helaas te veel misgaat in gesloten jeugdzorginstellingen. Zou de Staatssecretaris kunnen aangeven of er concrete stappen worden genomen om het aantal jongeren in gesloten jeugdzorg drastisch te verminderen? Zo ja, welke stappen zijn dit?
De afgelopen jaren is het aantal jeugdigen in een instelling voor gesloten jeugdhulp al fors gedaald. Dit kabinet heeft de ambitie de gesloten jeugdhulp snel maar verantwoord af te bouwen. Daarom is er een regeling voor frictiekosten van in totaal € 176 mln. Deze middelen ontvangen de coördinerende gemeenten gesloten jeugdhulp via een specifieke uitkering. Dat moet hen in staat stellen de verdere af- en ombouw van de gesloten jeugdhulp ter hand te nemen en alternatieven daarvoor op te bouwen.
Wordt er op dit moment door de Staatssecretaris, of andere instanties, gewerkt aan het ontwikkelen van alternatieven voor gesloten jeugdzorg? Deze leden vinden dat het inzetten op preventie een effectieve methode is om te voorkomen dat jongeren terecht komen in een gesloten instelling. Deze leden willen aan de Staatssecretaris vragen hoe er wordt voorkomen dat jongeren in gesloten jeugdzorg belanden door een gebrek aan passende zorg in open settingen?
Plaatsing in een gesloten instelling moet zoveel mogelijk voorkomen worden. Daarom is het belangrijk dat er goede ambulante programma’s zijn die dat moeten voorkomen. In de bovenregionale plannen van de coördinerende gemeenten lees ik dat gemeenten daar ook op willen inzetten. Bijvoorbeeld door het uitbreiden van specialistische ambulante gezinsbehandelingen. Een andere aanpak om plaatsing te voorkomen is door meer gebruik te maken van de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp. Een belangrijk instrument in het voorkomen van een gesloten plaatsing is ook de gedeelde verklarende analyse. De komende jaren willen Rijk, gemeenten en aanbieders dat alleen nog op basis van een dergelijke analyse plaatsing in de gesloten jeugdhulp toegestaan is. Dat dwingt alle partijen te bezien of er geen beter alternatief is dan een gesloten plaatsing.
Er wordt op dit moment op verschillende plaatsen gewerkt aan deze alternatieven, al verschilt het tempo. Er zijn nu al verschillende kleinschalige woonvoorzieningen voor de grootschalig georganiseerde gesloten jeugdhulp. Voorbeelden daarvan zijn de kleinschalige voorzieningen van Levvel en Parlan. Daarnaast hebben alle zeven coördinerende gemeenten gesloten jeugdhulp bovenregionale plannen opgesteld. Daarin staan verschillende alternatieven die ontwikkeld (gaan) worden als alternatief, zoals zorg-onderwijsknooppunten of kleinschalige woonvoorzieningen met beschermende maatregelen. Daarnaast vervult het Consortium Kleinschaligheid een belangrijke rol als het gaat om leren en ontwikkelen in de (gesloten) residentiële jeugdhulp. Het Consortium werkt in expertcirkels aan vijf thema’s: kwaliteit van zorg en effectiviteit, personeel, onderwijs, financiën en «benodigd aanbod en variëteit van aanbod». In samenwerking met de expertcirkels en op basis van onderzoek ontwikkelt het Consortium een kwaliteitsontwikkel-kompas voor kleinschalig werken. Dit jaar komt een eerste versie.
Een van de activiteiten in dit verband is het «fly on the wall» team van ervaringsdeskundigen en onderzoekers dat meeloopt in kleinschalige voorzieningen om te observeren en te leren hoe kleinschaligheid wordt ontwikkeld en op dit moment is vormgegeven. Dit team geeft ook feedback aan elke bezochte kleinschalige voorziening als input voor doorontwikkeling.
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract hebben in de brief gelezen dat het CPT zorgen uit over de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen en het gebruik van pijnlijke interventietechnieken. Kan de Staatssecretaris aangeven of er stappen worden genomen om ervoor te zorgen dat alle medewerkers van dergelijke instellingen adequaat worden opgeleid en getraind om deze maatregelen op een humane en wettelijk verantwoorde manier toe te passen? Zo ja, welke stappen zijn dit?
De bestuurders gesloten jeugdhulp zien erop toe dat alleen medewerkers die daarvoor opgeleid zijn die maatregelen toepassen. Dat geldt ook voor tijdelijke medewerkers. Het is aan de aanbieders voor gesloten jeugdhulp om medewerkers hiertoe te instrueren en trainen. Waar nodig zorgen zij ervoor dat trainingen verbeterd worden.
Daarnaast hebben deze leden ook in de brief gelezen dat het CPT een aanbeveling heeft gedaan om na ieder incident of toepassing van een vrijheidsbeperkende maatregel die letsel kan veroorzaken, een medische check door een verpleegkundige of arts te laten plaatsvinden. Kan de Staatssecretaris aangeven of deze aanbeveling wordt overgenomen en zo ja, hoe deze aanbeveling wordt geïmplementeerd?
Aanbieders geven aan dat, wanneer sprake is van letsel of twijfel is over mogelijk letsel, of wanneer de jeugdige daarom vraagt, er medische checks gedaan worden. Wanneer een check na álle toepassingen van vrijheidsbeperkende maatregelen moet worden gedaan, dan doet dit een stevig beroep op de capaciteit van jeugdzorgwerkers. Daarom heb ik met de aanbieders afgesproken dat zij bezien hoe zij binnen hun mogelijkheden optimaal invulling kunnen geven aan deze aanbeveling. Over de invulling daarvan bericht ik u in de kabinetsreactie op het eindrapport van het CPT.
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract schrikken van de volgende passage in de brief van 22 november van het CPT aan de Staatssecretaris: «For instance, although restraint techniques causing pain are prohibited, from interviews with young persons and staff it became clear that such techniques are indeed in use. In the view of the CPT, the use of pain-inflicting restraint techniques where alternatives are available may very well qualify as a possible violation of Article 3 ECHR. In this context, the delegation notes that many of its interlocutors reported a lack of clarity as to which manual restraint techniques are considered legal and which are not (an area in which the representatives of the establishments visited, said to be open to receive guidance). This unclarity lead to hesitation, uncertainty, and reluctance on the unit floor.» Kan de Staatssecretaris aangeven welke technieken niet toegestaan zijn en wel toegepast worden in de jeugdzorg? En wat zal de Staatssecretaris er vanaf nu aan doen dit onmogelijk te maken?
De Jeugdwet stelt nadrukkelijk voorwaarden aan het toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen zoals het vastpakken en vastpakken en vasthouden. Uitgangspunt is altijd het nee, tenzij beginsel: alleen vrijheidsbeperking als er geen minder zwaar alternatief is, het proportioneel is en naar verwachting effectief. En vrijheidsbeperking moet gericht zijn op:
– Het waarborgen van de veiligheid van een jeugdige of anderen;
– Het afwenden van gevaar voor de gezondheid van een jeugdige of anderen; of
– Het bereiken van de met de jeugdhulp beoogde doelen voor de ontwikkeling van de jeugdige, die in het hulpverleningsplan zijn opgenomen.
Aanbieders van gesloten jeugdhulp moeten ervoor zorgen dat zij hun medewerkers volgens de geldende richtlijnen opleiden zodat vastpakken en vasthouden alleen gebeurt op basis van dit nee, tenzij beginsel en zonder toediening van pijnprikkels. Zij maken gebruik van methodes waarbij ontwikkelingsgericht gewerkt wordt en die de-escalatie bevorderen. Voorbeelden van methodieken zijn de presentiebenadering, geweldloos verzet of non-violent resistance en positive behaviour support. Daarnaast voorziet de richtlijn Residentiële jeugdhulp professionals van handvatten voor het hanteren van regels en het omgaan met regelovertreding.
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract lezen wat zij al weten: namelijk dat er in de jeugdinstellingen intieme onderzoeken plaatsvinden: «Dear Secretary of State, as we come to the end of these preliminary observations, please allow me to share with you one final issue. Under the terms of the Youth Act, a young person may be searched for contraband. To this end, they may be asked to undress, but the law stipulates that these young persons shall always remain in their underwear. Again, at times the practice was different from the letter of the law. In ViaJeugd, in case of a suspicion of possession of illicit substances, youth were required to dress a gown and subsequently to remove all other clothes. Then, they were required to repeat movements such as squatting, bending over, and jumping with spread legs, for any contraband hidden inside the body to fall out. Besides clearly being in violation of the Youth Act, such a procedure as described by the young persons spoken to could be considered as degrading.» Kan de Staatssecretaris aangeven wat er wel en niet mag bij het doorzoeken van lichaamsholtes? Kan de Staatssecretaris aangeven wat de mogelijkheden zijn voor wat een jongere kan doen mocht dit toch wel gebeuren? Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel klachten er het afgelopen jaar zijn binnengekomen?
Op grond van de Jeugdwet (artikel 6.3.2.5) is in het geval van gesloten jeugdhulp alleen onderzoek aan het lichaam en aan de kleding toegestaan. Het onderzoek wordt verricht op besloten plaatsen en voor zover mogelijk door personen van het geslacht dat de voorkeur van de jeugdige heeft. Bovendien geldt daarbij dat deze onderzoeken slechts zijn toegestaan bij het gegronde vermoeden van aanwezigheid van gedrag beïnvloedende middelen of van voorwerpen die een jeugdige niet in zijn bezit mag hebben. Als geen sprake is van gesloten jeugdhulp mogen deze onderzoeken nooit worden gedaan.
Onderzoek in het lichaam is niet toegestaan. Kijken in de mondholte, neusholte of oren dan wel visitatie is niet toegestaan. Een onderzoek in het lichaam is een te vergaande aantasting van de lichamelijke integriteit en voldoet niet aan het beginsel van proportionaliteit. Visitatie is voor betrokkene een uiterst traumatiserende ervaring en kan in het bijzonder bij jeugdigen leiden tot blijvende schade. Indien een ernstig vermoeden bestaat dat een jeugdige gevaarlijke voorwerpen in zijn lichaamsholtes verbergt, zal diegene door middel van overreding moeten worden overgehaald deze voorwerpen af te geven. Daarnaast kan door intensief toezicht voorkomen worden dat de jeugdige met eventuele gevaarlijke voorwerpen ernstige schade toebrengt aan zichzelf of anderen. Het artikel staat overigens niet in de weg aan medisch onderzoek in het lichaam, indien het een medische handeling betreft door een arts, die niet gericht is op het ontnemen van gevaarlijke of verboden voorwerpen.32
Als een jeugdige het niet eens is met de inzet van een vrijheidsbeperkende maatregel of klachten heeft over hoe deze maatregel is uitgevoerd (bijvoorbeeld niet conform de wet) dan zijn er meerdere mogelijkheden. Bij alle routes kan een vertrouwenspersoon van Jeugdstem ondersteuning bieden.
1. De jeugdige kan een klachtgesprek aangaan met bijvoorbeeld de mentor of jeugdhulpverantwoordelijke en de leidinggevende. Dit heet ook wel de informele klachtroute.
2. De jeugdige kan ook (schriftelijke) klachten indienen bij de klachtencommissie van de jeugdhulpaanbieder (met in ieder geval een externe voorzitter). Voor gesloten jeugdhulp bestaat specifiek klachtrecht voor beslissingen rondom de (onterechte) inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen en beslissingen rondom verlof. Is een jeugdige het niet eens met de uitspraak van de klachtencommissie dan kan de jeugdige binnen 6 weken in beroep bij de RSJ.
3. De jeugdige kan ook een tuchtklacht indienen als de medewerker die de maatregel heeft toegepast SKJ-geregistreerd is of onder verantwoordelijkheid werkt van een SKJ-geregistreerd jeugdprofessional.
4. Daarnaast kan een jeugdige, evenals ouders en hulpverleners zelf, een melding doen bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ).
5. In sommige gevallen kan ook aangifte gedaan worden tegen een medewerker die een maatregel heeft toegepast. Bijvoorbeeld als de inzet gepaard is gegaan met de toepassing van geweld of dat de jeugdige letsel heeft opgelopen.
Jeugdstem registreert klachten over de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen enkel op hoofdcategorie en dus niet specifiek op onderzoek aan lichaam of onderzoek aan kleding (deze vallen beiden in de hoofdcategorie «Controlerende maatregelen»). In 2024 zijn er 78 klachten geregistreerd op deze hoofdcategorie. Jeugdstem heeft in 2024 één signaal afgegeven aan een instelling voor gesloten jeugdhulp over een onjuiste uitvoering van de maatregelen onderzoek aan lichaam en kleding.
De IGJ heeft in 2024 geen meldingen ontvangen die gaan over onderzoek aan het lichaam en kleding in de gesloten jeugdzorg.
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract zouden tot slot aan de Staatssecretaris willen vragen hoe het kabinet de voortgang van mogelijke implementatie van de CPT-aanbevelingen gaat monitoren? Zou de Staatssecretaris hier de Tweede Kamer op een transparante manier over kunnen informeren? Deze leden willen graag van de Staatssecretaris horen wat de concrete vervolgstappen zijn naar aanleiding van de brief van het CPT en welke tijdslijnen en meetbare doelen zullen worden gehanteerd.
Over het monitoren van CPT-aanbevelingen en vervolgstappen informeer ik u in de kabinetsreactie op het eindrapport van het CPT.
Verder willen deze leden graag van de Staatssecretaris weten welke actie de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft ondernomen naar aanleiding van de brief van het CPT? Zou de Staatssecretaris de Kamer kunnen informeren over hoe is omgegaan met meldingen over verwondingen, zoals genoemd in de brief van het CPT?
De constateringen van het CPT bij instellingen zijn onderdeel van lopende toezicht door de IGJ bij deze instellingen. Over de inhoud hiervan kan de IGJ geen mededelingen doen.
Verder willen deze leden graag weten hoe de regering zelf de staat van de gesloten jeugdzorg ziet en hierop reflecteert?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de ambitie van dit kabinet om de gesloten jeugdhulp versneld, maar verantwoord af te bouwen.
Als laatste willen deze leden de Staatssecretaris dringend vragen om het rapport dat in maart door het CTP wordt vastgesteld direct aan de Kamer te doen toekomen.
Het CPT stelt het eindrapport in maart in een plenaire vergadering vast. De regering verwacht het rapport eind maart te ontvangen. Het CPT verzoekt verdragspartijen bij het Europees verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling binnen een bepaalde termijn op het rapport te reageren. Bij periodieke bezoeken gaat het dan om een termijn van zes maanden. Bij ad hoc bezoeken, zoals het bezoek aan de gesloten jeugdhulp, gaat het om een termijn van drie maanden. Het beleid van het Koninkrijk der Nederlanden is om CPT-rapporten vergezeld van een kabinetsreactie aan de Tweede Kamer te sturen. De implicatie daarvan is dat pas op dat moment het CPT toestemming krijgt rapporten openbaar te maken. Op dit moment kiezen 17 van de 47 verdragspartijen voor de zogeheten «automatische publicatie-procedure» waarbij ze het CPT op voorhand toestemming geven alle toekomstige rapporten aangaande hun land te publiceren. Over deelname van het Koninkrijk der Nederlanden aan deze procedure bestaat binnen het Koninkrijk vooralsnog geen overeenstemming. Ik streef er daarom naar zo snel mogelijk – en uiterlijk binnen drie maanden na ontvangst van het eindrapport met een kabinetsreactie te komen op het eindrapport, zodat deze tegelijkertijd openbaar gemaakt kunnen worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het bezoek van de European Committee for the Prevention of Torture aan gesloten jeugdhulpinstellingen Nederland. De leden hebben de volgende vragen aan de Staatssecretaris.
De leden achten het onacceptabel dat er wel een nieuwe wet33 is aangenomen, maar dat het vervolgens wordt getolereerd dat deze niet wordt nageleefd. De leden begrijpen dat deze situatie nu zal worden verholpen. Hoe wil de Staatssecretaris er in de toekomst voor zorgen dat de wet daadwerkelijk wordt uitgevoerd in plaats van dat wordt getolereerd dat deze niet wordt nageleefd?
Er is geen sprake van dat ik tolereer dat een wet niet wordt nageleefd. Daarom ben ik in gesprek met aanbieders en gemeenten. Uitgangspunten zijn voor mij altijd de hoofddoelen van de recente wijziging van hoofdstuk 6 van de Jeugdwet: rechtsbescherming van jeugdigen en het verminderen van de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen. Zoals eerder toegezegd bericht ik u nader in de reactie op het eindrapport van het CPT.34
De leden van de BBB-fractie zien het als positief dat de bestuurders van gesloten jeugdhulp er beter op gaan toezien dat alleen opgeleide medewerkers de maatregel vastpakken en vasthouden zullen toepassen. Echter, de leden vragen zich af welke acties er concreet zullen worden genomen om te voorkomen dat onopgeleide medewerkers deze maatregel uitvoeren. Kan de Staatssecretaris die vraag beantwoorden?
Ja. Bestuurders van gesloten jeugdhulp zien erop toe dat alleen medewerkers die daarvoor opgeleid zijn die maatregelen toepassen. Dat geldt ook voor tijdelijke medewerkers. Het is aan de aanbieders voor gesloten jeugdhulp om medewerkers hiertoe te instrueren en trainen. Waar nodig zorgen zij ervoor dat trainingen verbeterd worden.
De leden steunen het besluit van de Staatssecretaris om niet het eindrapport af te wachten, maar gelijk maatregelen te nemen om misstanden aan te pakken. De Staatssecretaris beschrijft echter nog geen plan om te zorgen dat er direct een onderzoek kan worden gestart na toepassing van de maatregel vastpakken en vasthouden waarbij letsel is veroorzaakt. Wat is het plan van de Staatssecretaris hiervoor?
Aanbieders geven aan dat, wanneer sprake is van letsel of twijfel is over mogelijk letsel, of wanneer de jeugdige daarom vraagt, medische checks gedaan worden. Wanneer een check na álle toepassingen van vrijheidsbeperkende maatregelen moet worden gedaan, dan doet dit een stevig beroep op de capaciteit van jeugdzorgwerkers. Daarom heb ik met de aanbieders afgesproken dat zij bezien hoe zij binnen hun mogelijkheden optimaal invulling kunnen geven aan deze aanbeveling. Over de invulling daarvan bericht ik u in de kabinetsreactie op het eindrapport van het CPT.
De bestuurders gesloten jeugdhulp hebben toegezegd ervoor te zorgen dat de registratie van incidenten in dossiers verbetert. Hoe gaat dit concreet gerealiseerd worden en hoe gaat de Staatssecretaris erop toezien dat dit daadwerkelijk gebeurd?
Bestuurders van gesloten jeugdhulp hebben gezorgd voor een betere registratie van incidenten in dossiers door middel van het structureel uitvoeren van zogenaamde meldingen van calamiteiten en geweld, volgens het protocol van de betreffende instelling. De IGJ ziet hierop toe.
Is de Staatssecretaris bereid om op korte termijn een verklarende analyse verplicht te maken?
Over de voorwaarde van een gedeelde verklarende analyse vooraf aan een plaatsing in de gesloten jeugdhulp hebben Rijk, gemeenten en aanbieders bestuurlijke afspraken gemaakt.35 In de bovenregionale plannen van de zeven coördinerende gemeenten staat dat deze afspraak uitgevoerd gaat worden. Het Landelijk Programmateam gaat overal de implementatie ervan ondersteunen, onder andere door het ondersteunen van professionals bij de afname van verklarende analyse bij jeugdigen tijdens de afbouw van de gesloten jeugdhulp. Gelet op deze bestuurlijke afspraak en de uitvoering daarvan zie ik geen reden daar nu een wettelijke verplichting van te maken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris over het bezoek van de European Committee for the Prevention of Torture (CPT) aan gesloten jeugdhulpinstellingen in Nederland. Zij benadrukken dat de uitkomsten van dit bezoek het zoveelste bewijs zijn dat er dringend forse verbeteringen nodig zijn in de jeugdzorg en hebben hier nog een aantal vragen en opmerkingen over.
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris in hoeverre het ministerie en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd reeds op de hoogte waren van de punten die het CPT naar voren bracht naar aanleiding van hun bezoek.
Het was mij bekend dat niet alle aanbieders de gewijzigde Jeugdwet kunnen uitvoeren. Dat signaal had ik al ontvangen van de IGJ. Ik verwijs u daarvoor naar de Voortgangsbrief Jeugd.36 De bevindingen van het CPT over de niet-toegestane wijze waarop de maatregel onderzoek aan het lichaam op één van de bezochte locaties werd uitgevoerd waren nieuw voor mij. Dat gold ook voor het niet goed registeren van incidenten in de dossiers. Wel was bij de IGJ bekend dat onderzoek aan lichaam en kleding standaard gebeurde bij een aantal instellingen, wat niet is toegestaan. De IGJ heeft instellingen waarbij dit is geconstateerd hierop aangesproken.
De leden van de SP-fractie merken op dat financiële afwegingen bij een deel van de geschetste problemen een rol lijken te spelen. Hoe kijkt de Staatssecretaris hiernaar? In hoeverre zit de financiële druk op jeugdzorgaanbieders en gemeenten in de weg van de aanpak van deze problemen?
Toegespitst op de bevindingen van het CPT heb ik alleen gezien dat financiële afwegingen een rol spelen bij het wel of niet investeren in extra beveiligde kamers. Dat heeft te maken met de niet overal afgeronde besluitvorming in de landsdelen over de toekomst van gesloten accommodaties. Mede daardoor zijn sommige aanbieders niet in staat een extra beveiligde kamer te hebben die voldoet aan de wettelijke eisen. Daarom betrek ik dit punt ook in mijn overleg met aanbieders en gemeenten. Zoals eerder toegezegd bericht ik u verder daarover in de reactie op het eindrapport van het CPT.37
De leden van de SP-fractie vragen ten slotte hoe het staat met de uitvoering van de motie Dobbe38 die de regering verzoekt «om excuses te maken aan jongeren die in de gesloten jeugdzorg zijn geplaatst, of eerder civielrechtelijk in jeugdgevangenissen zijn geplaatst, en te werken aan herstel voor deze jongeren».
Een delegatie van aanbieders van gesloten jeugdhulp is gestart met gesprekken met jongeren en oud-cliënten om te komen tot erkenning van leed dat jongeren en oud-cliënten hebben ervaren in de gesloten jeugdhulp. De eerste verkennende gesprekken liepen reeds ten tijde van het uitkomen van het onderzoek «Eenzaam gesloten» en zijn na publicatie in een versnelling gebracht. Deze ontwikkeling heb ik van harte toegejuicht, omdat in deze gesprekken tussen aanbieders en oud-cliënten de meest betekenisvolle erkenning gevonden kan worden. De insteek vanuit het Rijk en andere landelijke partners is geweest om aan te sluiten bij dit traject van erkenning en de reeds lopende gesprekken met jongeren en oud-cliënten. Na deze constructieve gesprekken blijkt dat het zorgvuldig vormgeven van het complexe traject voor erkenning en herstel meer tijd kost dan gehoopt. Dit is vooral voor jongeren en oud-cliënten frustrerend. Alle betrokkenen zijn gecommitteerd om dit zo snel mogelijk verder te brengen. Voor het zomerreces informeer ik uw Kamer over de verdere uitvoering van de motie.
Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, 2024, Zorgen om hulpaanbod voor jongeren met complexe problematiek, Zorgen om hulpaanbod voor jongeren met complexe problematiek- eindrapport met jongerenversie | Rapport | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd↩︎
Jeugdzorg Nederland, 4 januari 2024, Aanbieders gesloten jeugdhulp: dilemma «wet versus veiligheid», Aanbieders gesloten jeugdhulp: dilemma «wet versus veiligheid» » Jeugdzorg Nederland↩︎
2025Z02393↩︎
Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2024/25, nr. 512.↩︎
Kamerstuk 31 839, nr. 1001.↩︎
Kamerstuk 36 600 XVI, nr. 113.↩︎
Kamerstuk 31 839, nr. 1060.↩︎
Rijksoverheid, 18 december 2023, Per 1 januari wet voor betere bescherming kinderen in gesloten jeugdhulp, Per 1 januari wet voor betere bescherming kinderen in gesloten jeugdhulp | Nieuwsbericht | Rijksoverheid.nl↩︎
Kamerstuk 31 839, nr. 1004.↩︎
https://www.igj.nl/publicaties/rapporten/2024/10/25/eindrapport-zorgen-om-hulpaanbod-voor-jongeren-met-complexe-problematiek↩︎
https://www.igj.nl/publicaties/rapporten/2025/01/13/vervolgtoezicht-jeugdzorgplus↩︎
Kamerstukken 31 839, nr. 1060.↩︎
https://www.igj.nl/over-ons/igj-in-cijfers/cijfers-over-meldingen/cijfers-meldingen-jeugdhulp↩︎
Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, 2024, Zorgen om hulpaanbod voor jongeren met complexe problematiek, Zorgen om hulpaanbod voor jongeren met complexe problematiek- eindrapport met jongerenversie | Rapport | Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd↩︎
Kamerstukken 31 839, nr. 1060.↩︎
Jeugdzorg Nederland, 4 januari 2024, Aanbieders gesloten jeugdhulp: dilemma «wet versus veiligheid», Aanbieders gesloten jeugdhulp: dilemma «wet versus veiligheid» » Jeugdzorg Nederland↩︎
Kamerstuk 31 839, nr. 1060.↩︎
Staatscourant 2021 nr. 43111.↩︎
Staatscourant 2024 nr. 37715.↩︎
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2022/02/08/rapportage-vws-kwantificeren-maatregelen-jeugd↩︎
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2023/12/14/een-verkenning-naar-de-kosten-van-af-en-ombouw-van-gesloten-jeugdhulp-en-op-te-bouwen-varianten↩︎
https://www.igj.nl/publicaties/publicaties/2024/04/25/zorgen-over-jongeren-met-een-complexe-hulpvraag-buiten-de-gesloten-jeugdhulp↩︎
2025Z02393.↩︎
Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2024/25, nr. 512.↩︎
Kamerstuk 31 839, nr. 1001.↩︎
Kamerstuk 36 600 XVI, nr. 113.↩︎
Kamerstuk 31 839, nr. 1060.↩︎
Kamerstuk 31 839, nr. 1060.↩︎
Kamerstuk 31 839, nr. 1060.↩︎
https://www.igj.nl/publicaties/rapporten/2025/01/13/vervolgtoezicht-jeugdzorgplus↩︎
Kamerstuk 31 839, nr. 1060.↩︎
Kamerstuk 35 942, nr. 3, blz. 33 en 34.↩︎
Rijksoverheid, 18 december 2023, Per 1 januari wet voor betere bescherming kinderen in gesloten jeugdhulp, Per 1 januari wet voor betere bescherming kinderen in gesloten jeugdhulp | Nieuwsbericht | Rijksoverheid.nl↩︎
Kamerstuk 31 839, nr. 1060.↩︎
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2024/06/19/bestuurlijke-afspraken-transformatie-gesloten-jeugdhulp↩︎
Kamerstuk 31 839, nr. 1031.↩︎
Kamerstuk 31 839, nr. 1060.↩︎
Kamerstuk 31 839, nr. 1004.↩︎