Verslag van een schriftelijk overleg Voortgang internationaal cultuurbeleid (ICB) (Kamerstuk 31482-124)
Cultuursubsidies
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2025D11563, datum: 2025-03-18, bijgewerkt: 2025-03-31 10:01, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31482-126).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.F. Klaver, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken (GroenLinks-PvdA)
- Mede ondertekenaar: L.B. Blom, adjunct-griffier
- Beslisnota bij Verslag van een schriftelijk overleg Voortgang internationaal cultuurbeleid (ICB) (Kamerstuk 31482-124)
- Aanbiedingsbrief
Onderdeel van kamerstukdossier 31482 -126 Cultuursubsidies.
Onderdeel van zaak 2025Z04974:
- Indiener: C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- Volgcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2025-03-20 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-04-02 13:15: Procedurevergadering (gewijzigd i.v.m. werkbezoek Stockholm) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
31 482 Cultuursubsidies
Nr. 126 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 18 maart 2025
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 20 december 2024 over voortgang internationaal cultuurbeleid (ICB) (Kamerstuk 31 482, nr. 124).
De vragen en opmerkingen zijn op 3 februari 2025 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 18 maart 2025 zijn de vragen, mede namens de Ministers voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Klaver
Adjunct-griffier van de commissie,
Blom
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de voortgangsrapportage over het Nederlands internationaal cultuurbeleid (ICB). Deze leden hebben enkele vragen en opmerkingen over de rapportage én de actualiteit.
De leden van de PVV-fractie constateren dat uit de voortgangsrapportage blijkt dat er in 2023 circa 18 miljoen euro is uitgegeven aan 1.430 projecten in het kader van het ICB. Wat deze leden betreft is dat teveel, omdat het gros van de projecten niet direct bijdraagt aan het Nederlands belang. Deze leden willen daarom weten in hoeverre er de komende jaren bezuinigd gaat worden op het ICB. Tevens willen deze leden van de Minister horen hoeveel hij in totaal verwacht uit te geven aan het ICB in 2025.
Antwoord van het kabinet:
Het internationaal uitdragen van Nederlandse waarden en belangen via cultuur staat voorop in het internationaal cultuurbeleid (ICB). Het betreft bijvoorbeeld het vergroten van de internationale markt voor de Nederlandse culturele en creatieve sector (één van de topsectoren goed voor 3,4% van het Bruto Binnenlands Product), of om het versterken van bilaterale relaties met andere landen. Het ICB is gezamenlijk beleid van de Ministers van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en wordt gefinancierd uit alle drie de begrotingen.
Ten aanzien van het ICB-budget voor de beleidsperiode 2025–2028, dat in januari 2024 aan uw Kamer is verzonden, wordt de komende jaren stapsgewijs een verlaging doorgevoerd, conform de in het hoofdlijnenakkoord overeengekomen bezuiniging op ODA en non-ODA programmamiddelen. Dit betekent dat de komende jaren EUR 7,1 miljoen wordt bezuinigd. Het kabinet gaat de komende maanden kijken hoe de bezuinigingen voor de lange termijn zullen worden verdeeld.
In het geraamde totale budget voor het ICB in 2025 van EUR 19,4 miljoen, is reeds een eerste bezuiniging van ongeveer EUR 2 miljoen verwerkt.
Het valt de leden van de PVV-fractie op dat er buitengewoon veel cultuurprojecten gesubsidieerd worden in landen in onze eigen regio, zoals in Duitsland, België, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Waar ligt de meerwaarde om juist in deze welvarende landen projecten te subsidiëren, waar we al uitstekende bilaterale betrekkingen mee hebben, ook op cultureel gebied? In bijlage 1 van de Voortgangsrapportage 2023 staat dat er in 2023 nog zeven projecten gefinancierd zijn in Rusland.
Antwoord van het kabinet:
Internationale culturele samenwerking heeft naast het stimuleren van goede bilaterale betrekkingen ook andere doelen, zoals het stimuleren van Nederlandse culturele makers om zich in het buitenland te manifesteren, zich te laten inspireren en samen te werken met anderen. Het stimuleren van Nederlandse culturele makers draagt bij aan de economische belangen van Nederland door het vergroten van de markt voor de Nederlandse creatieve sector. Europese landen zijn belangrijke handelspartners en in deze nabije markten liggen marktkansen, en zien we veel vraag naar culturele uitwisseling met Nederland en veel interesse voor de Nederlandse creatieve sector.1 Een voorbeeld hiervan is het gastlandschap van Nederland op de boekenbeurs in Leipzig vorig jaar. Met het gastlandschap kregen Nederlandse schrijvers veel aandacht van buitenlandse uitgevers en het publiek. Dit leidt tot meer vertalingen van Nederlandse boeken en daarmee meer inkomsten.
Waarom is de financiering van projecten in Rusland niet gestopt na de grootschalige inval van Rusland in Oekraïne? Is de Minister bereid om geen projecten meer te financieren in Rusland zolang de illegale oorlog van Rusland in Oekraïne voortduurt? Deze leden ontvangen graag een antwoord op deze vragen.
Antwoord van het kabinet:
Na de Russische inval in Oekraïne is de samenwerking met culturele staatsinstellingen opgeschort en is een speciale leidraad ontwikkeld voor beperkte culturele programmering en activiteiten. Dit betekent dat alleen samenwerking met culturele professionals op individuele basis en met private cultuurinstellingen plaatsvindt, mits deze niet gelieerd zijn aan gesanctioneerde personen of bedrijven. Deze samenwerking is gericht op het behouden van professionele contacten van de post en om Russische partners te helpen aangehaakt te blijven bij Europese waarden.
Wat de leden van de PVV-fractie verder opvalt is dat in het landenoverzicht een bedrag van circa vier miljoen euro wordt geschaard onder posten en fondsen onder de categorie «Overig». Deze leden vinden dit een opmerkelijke werkwijze omdat over meerdere landen juist zeer zorgvuldig gerapporteerd wordt, ook waar het gaat over relatief kleine bedragen. Kan deze categorie daarom alsnog uitgesplitst worden naar landen/gebieden waar de projecten plaatsvonden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord van het kabinet:
De categorie «overig» betreft ICB-middelen die door de Rijkscultuurfondsen zijn besteed in andere landen dan focuslanden. In enkele gevallen heeft een Rijkscultuurfonds niet over specifieke landen gerapporteerd, maar meer in generieke termen, zoals «online» of «Europa». In zo’n geval kan een bedrag niet naar één specifiek land worden toegerekend, waardoor er niet uitgesplitst kan worden naar specifieke landen.
De leden van de PVV-fractie willen tevens weten of er ook geld is gegaan naar ICB-projecten in de Palestijnse gebieden. Zo ja, om wat voor projecten gaat het en hoeveel is er in totaal aan uitgegeven?
Antwoord van het kabinet:
De afgelopen twee jaar hebben er geen ICB-projecten plaatsgevonden in de Palestijnse gebieden.
De leden van de PVV-fractie willen het tot slot hebben over de Roemeense kunstschatten die gestolen zijn uit het Drents Museum. Deze leden waren verbaasd over de amateuristische beveiliging van de gestolen objecten, zoals de gouden helm van Coțofenești. Het is deze leden uit mediaberichtgeving en uitspraken van experts duidelijk geworden dat de beveiliging ondermaats was. Het leverde Nederland een flinke berisping op van de Roemeense premier. De diefstal levert Nederland dus flinke immateriële schade op, zo constateren deze leden, in ieder geval voor wat betreft de bilaterale relatie met Roemenië. Deelt de Minister deze mening en wat heeft deze Minister in de richting van Roemenië gedaan om deze schade te herstellen?
Is de Minister over het algemeen van mening dat ook de betrouwbaarheid van Nederland als partner in internationale cultuuruitwisseling schade is toegebracht? Zo ja, wat gaat de Minister doen om deze te herstellen en heeft hij hierover contact met zijn collega van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)?
Antwoord van het kabinet:
De diefstal heeft veel impact op de Roemeense samenleving. De relaties en contacten zijn echter onverminderd goed. Het Nederlandse kabinet, waaronder de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Buitenlandse Zaken, staat vanaf het eerste moment in nauw en goed contact met de Roemeense counterparts over de opsporing van de Roemeense kunstschatten en zal dit gedurende het lopende onderzoek blijven doen.
De betrouwbaarheid van Nederland als partner in internationale cultuuruitwisseling is niet in het geding. De betrokken partijen en de autoriteiten werken op professionele wijze samen. Over de beveiliging van het museum ten behoeve van deze tentoonstelling zijn afspraken gemaakt met de uitlenende partij en heeft de verzekeraar eisen gesteld. We kunnen niet vooruitlopen op het onderzoek dat thans plaatsvindt of deze eisen mogelijk onvoldoende zijn opgevolgd.
Is er wellicht wetgeving nodig om moderne eisen te stellen aan tentoonstellingen waarin kostbare en onvervangbare voorwerpen internationaal worden uitgeleend?
Antwoord van het kabinet:
Tentoonstellingen worden georganiseerd door zelfstandige museale stichtingen met veel kennis en expertise over beveiliging. Bruikleengevers kunnen extra eisen stellen aan de beveiliging alvorens ze cultureel erfgoed uitlenen voor een tentoonstelling. Ook de verzekering kan extra eisen stellen aan de beveiliging van objecten in tentoonstellingen. Deze professionele eisen gaan met hun tijd mee als onderdeel van een (inter-)nationale museumsector. Aanvullende nationale wetgeving is hierbij niet nodig.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van de voortgangsrapportage over de uitvoering van het internationaal cultuurbeleid (ICB) in 2023. Deze leden zijn geschokt door de recente kunstroof uit het Drents Museum te Assen, waarbij cultuurgoederen van internationaal historisch belang zijn gestolen. Zij spreken hun grote waardering uit voor politie en justitie die nu alles op alles zetten om de daders op te sporen en de gestolen voorwerpen ongeschonden te achterhalen. Maar bovenal willen deze leden hun enorme waardering en warme sympathie uitdrukken richting de medewerkers van het Drents Museum Assen die al jarenlang erin slagen geweldige tentoonstellingen van groot cultuurhistorisch belang te organiseren. Deze leden hopen van harte dat deze verschrikkelijke recente gebeurtenis hen én alle andere enthousiaste museummedewerkers niet uit het veld slaat om samen met internationale partners bij te dragen aan verdieping, verlevendiging en verrijking van de culturele beleving, hier en elders. Deze leden roepen de betrokken bewindspersonen van Buitenlandse Zaken, voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ertoe op al het mogelijke te doen om culturele organisaties en instellingen daarbij actief, direct en indirect te ondersteunen. Concreet willen deze leden graag weten welke mogelijke gevolgen te verwachten zijn van deze kunstroof voor de bi- en multilaterale culturele samenwerking en hoe het kabinet deze mogelijke gevolgen zo veel mogelijk hoopt te voorkomen en/of te beperken.
Antwoord van het kabinet:
Zoals eerder genoemd gaat het hier om een geïsoleerd incident, waarbij de betrokken partijen en de autoriteiten professioneel optreden. Het Nederlandse kabinet, waaronder de Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap en de Minister van Buitenlandse Zaken, staat vanaf het eerste moment in nauw en goed contact met de Roemeense counterparts over de opsporing van de Roemeense kunstschatten en zal dit gedurende het lopende onderzoek blijven doen. Via de oprichting van een Joint Investigation Team is een hechte samenwerking vormgegeven tussen de Nederlandse en Roemeense operationele diensten en wordt samen opgetrokken om de kunstschatten op te sporen. Het geïsoleerde incident heeft tot nu toe de relatie en de culturele samenwerking niet geschaad, er zijn geen aanwijzingen dat dit in de toekomst zal veranderen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het ICB, zo wordt in de voortgangsrapportage gesteld, in belangrijke mate bijdraagt aan de wereldwijde culturele scene en aan de Nederlandse economie. Deze leden delen deze constatering, maar vragen de Ministers om dit nader te concretiseren. Deze leden zijn sowieso overtuigd van het grote belang van cultuur voor het maatschappelijke en individuele welbevinden, maar ervaren regelmatig een zekere onderschatting van het economische belang van de culturele sector voor de Nederlandse economie. Het zou naar het oordeel van deze leden goed zijn als periodiek inzicht wordt gegeven in het verdienvermogen van de culturele sector. Kan inzicht worden gegeven in het aandeel van cultuur in het bruto nationaal product en is het kabinet bereid om de Kamer over de ontwikkelingen in het culturele aandeel periodiek te informeren, bijvoorbeeld in onderhavige toekomstige voortgangsrapportages?
Antwoord van het kabinet:
De investeringen in het ICB leveren zowel economische als niet-economische waarde op.
Op economisch vlak is de toegevoegde waarde van de culturele en creatieve sector 3,4% van het bruto binnenlands product2, en is Nederland de vierde exporteur van cultuurgoederen in de EU (na Italië, Frankrijk en Duitsland). De uitvoer van culturele goederen en diensten bedraagt 3,5% van de totale Nederlandse export.3
De eerstvolgende (externe) evaluatie is beoogd voor 2026, zoals aangekondigd in het ICB-beleidskader 2025–2028.
Daarnaast voert het CBS iedere vier jaar een «Satellietrekening Cultuur en Media» uit in opdracht van OCW. Deze Satellietrekening geeft inzicht in de bijdrage van de culturele en media sector aan het bruto binnenlands product. De eerstvolgende editie wordt naar verwachting gepubliceerd op 1 april 2025. Specifiek voor de creatieve industrie verschijnt ook iedere twee jaar de Monitor Creatieve Industrie, in opdracht van de Topsector. De meest recente editie is van 2024.
Bij de mondiale spreiding van de ICB-activiteiten valt het de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie op dat er, met uitzondering van Marokko, Egypte en Zuid-Afrika, op het Afrikaanse continent geen ICB-activiteiten plaatsvinden. Klopt dat en waardoor wordt dit veroorzaakt, zo vragen deze leden. Deze leden onderschrijven van harte het streven om met cultuur nieuwe deuren te openen en zijn erg benieuwd hoe dit lovenswaardige streven wordt ingevuld, specifiek als het om initiatieven op het Afrikaanse continent gaat.
Antwoord van het kabinet:
Naast Marokko, Egypte en Zuid-Afrika vinden er eveneens ICB-activiteiten plaats in (samenwerking met) verschillende andere landen op het Afrikaanse continent. Zo ontvangen de Nederlandse ambassades in Algerije, Benin, Ethiopië, Ghana, Kenia, Nigeria en Senegal een beperkt cultuurbudget om culturele samenwerkingen te versterken. Voorbeelden van projecten zijn optredens van de Nederlands-Surinaamse band Fra Fra Sound in Benin, en een gezamenlijke expositie door het Zeeuws Archief en de Universiteit van Ghana. De relatief kleine budgetten hiervoor zijn in de voortgangsrapportage samengevoegd onder de budgetpost «culturele diplomatielanden».
Naast de ambassades ondersteunen en ontplooien eveneens de Rijkscultuurfondsen en andere ICB-partners zelfstandig projecten. Bedragen die de Rijkscultuurfondsen aan Afrikaanse landen besteden die geen focusland zijn, vallen onder de categorie «overig» in de uitgaventabel, waardoor ze niet per specifiek land zichtbaar zijn.
Ook de internationaliseringsagenda van het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, richt zich met name op het Afrikaanse continent. Binnen dat programma worden netwerken versterkt en samenwerkingsprojecten tussen Afrikaanse en Nederlandse makers ondersteund. Ook het Prins Claus Fonds steunt jaarlijks een groot aantal kunstenaars op het Afrikaanse continent.4 Beide laatstgenoemde ICB partners worden conform lopende overeenkomst nog tot eind 2028 gefinancierd uit BHO-middelen.
Tot slot is Ghana sinds 1 januari 2025 een nieuw focusland binnen het ICB -beleidskader 2025–2028. Dit beleidskader is aangeboden aan de Kamer in januari 2024. Met Ghana als nieuw focusland betekent dat er meer middelen beschikbaar zijn voor Nederlandse en Ghanese makers om samen te werken. Deze middelen komen uit het non-ODA budget. Hiermee wordt de culturele samenwerking tussen Nederland en landen op het Afrikaanse continent verder versterkt, in lijn met de Afrikastrategie 2023–2032.5
Zijn er meer regio’s waarvan het kabinet vindt dat een intensivering van de culturele samenwerking gewenst is en zo ja, hoe wordt dit opgepakt, zo vragen deze leden.
Antwoord van het kabinet:
Binnen het ICB wordt de landeninzet bepaald op basis van meerdere factoren, zodat de gezamenlijke Nederlandse culturele inzet de grootste meerwaarde oplevert. Hierbij wordt o.a. gekeken naar de artistieke en economische kansen voor de Nederlandse culturele sector, historische banden, buitenlandpolitieke belangen en de vraag uit de landen zelf. Ook worden periodiek samenwerkingspartners, zoals de Rijkscultuurfondsen, geconsulteerd in wat zij zien als belangrijke landen om in te investeren. Dit heeft geresulteerd in de huidige 24 focuslanden, waarbij, zoals hierboven genoemd, Ghana als nieuw focusland is toegevoegd sinds 1 januari 2025. Dat betekent dat Rijkscultuurfondsen, culturele instellingen en internationale culturele programma’s projectvoorstellen van Nederlandse en Ghanese partners voor financiering van culturele uitwisseling en samenwerking in behandeling kunnen nemen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het rapport internationaal cultuurbeleid 2023 en de verdere voortgang van het internationale cultuurbeleid (ICB). Deze leden hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie zijn positief over het feit dat Nederland zich inzet om de Oekraïense culturele identiteit te beschermen. Zij constateren echter dat er in 2023 in Oekraïne slechts zes projecten liepen, terwijl in veel andere Europese landen aanzienlijk meer projecten werden uitgevoerd. Deze leden vragen dan ook welke overwegingen het kabinet heeft gemaakt om relatief weinig projecten in Oekraïne uit te voeren. In dit verband willen zij concreet weten waarom in een land als Oekraïne, waar directe culturele investeringen van groot belang zijn, binnen het ICB aanzienlijk minder wordt uitgegeven in vergelijking met Frankrijk, waar het meeste geld heengaat. Daarnaast vragen deze leden aan het kabinet middels welke projecten zij in het komende jaar verder willen inzetten op de bescherming van de Oekraïense identiteit binnen het ICB.
Antwoord van het kabinet:
Oekraïne is sinds 2023 opgenomen in de ICB focuslandenlijst en sindsdien is budget gealloceerd uit ICB middelen voor projecten van de ambassade in Oekraïne.
Daarnaast is in 2023 additioneel EUR 4,3 miljoen uit algemene middelen gecommitteerd ten behoeve van bescherming van hun culturele identiteit, intensivering van netwerk en samenwerking met Oekraïne. Dit geld is besteed via diverse kanalen, zoals het Letterenfonds, Fonds Podiumkunsten, DutchCulture, Internationale Architectuur Biënnale, Mondriaan Fonds en Filmfonds.
Vanwege de moeilijke omstandigheden is de culturele inzet op een andere manier vormgegeven, o.m. voor behoud en bescherming van cultureel erfgoed (gebouwen en collecties). Dit heeft geleid tot versterkte partnerschappen en kennisoverdracht. Concreet is bijvoorbeeld de evacuatie en veilige opslag van museumcollecties van 140 musea in de Charkov en Odessa regio’s en de digitalisering van culturele collecties van musea ondersteund. Daarnaast zijn door de ondersteuning van ICB partner, Cultural Emergency Response (CER), in 2023 verschillende activiteiten ter bescherming van cultureel erfgoed in gang gezet.
Via de CER wordt in 2025 een extra financiële bijdrage toegekend voor het beschermen van de Oekraïense identiteit. Hiertoe is in september 2024 onder leiding van CER de Black Sea Hub opgericht, een netwerk van samenwerkende Oekraïense erfgoed organisaties ten behoeve van het registreren en behouden van door de oorlog getroffen erfgoed.
De leden van de VVD-fractie merken op dat er geen criterium is voor het aangaan van nieuwe projecten binnen het ICB-beleidskader dat zich richt op geopolitieke belangen of belangen zoals het tegengaan van irreguliere migratie. Dit terwijl het voldoen aan één van de Sustainable Development Goals (SDG’s) wel als expliciet criterium benoemd wordt om subsidie te verkrijgen. Hierom willen deze leden het kabinet vragen waarom de SDG’s een prominente plaats krijgen in het beleidskader, terwijl dit niet geldt voor geopolitieke belangen of belangen op asiel en migratie.
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet deelt de opvatting van de VVD-fractie dat het ICB een belangrijke rol kan spelen in het behartigen van Nederlands geopolitieke en diplomatieke belangen (soft power). Het ICB kent drie beleidsdoelen, waaronder als tweede doel het versterken van bilaterale relaties met landen van strategisch belang voor Nederland, daarin is het geopolitieke belang leidend bij de selectie van de focuslanden. En als derde doel de kracht van de culturele en creatieve sector gebruiken voor het bevorderen van duurzame ontwikkeling met de SDG’s als richtgevend kader.
Tot slot vragen deze leden op welk type projecten het kabinet de komende jaren wil gaan inzetten en of hier veranderingen in zullen plaatsvinden t.o.v. het vorig jaar gepubliceerde beleidskader voor de periode 2025–2028.
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet blijft voor 2025–2028 inzetten op projecten die bijdragen aan de het versterken van het economisch belang van de Nederlandse culturele sector in het buitenland, het versterken van de bilaterale relaties met strategisch belangrijke landen en duurzame ontwikkeling. Zoals aangegeven in het beleidskader is hierbij gekozen voor continuïteit waar mogelijk, ook om de cultuursector verder te laten herstellen van de grote impact die COVID op de sector heeft gehad. Hierbij blijft het kabinet inspelen op relevante, geopolitieke ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld in 2021–2024 het geval is geweest met de steun aan Oekraïne. Gezien de veranderende geopolitieke verhoudingen blijft het gebruik van cultuur als soft power instrument zeker de aandacht houden van dit kabinet en blijven we doen wat mogelijk is op dit terrein. Wegens de bezuinigingen zal dit echter gebeuren met minder middelen dan aanvankelijk voorzien, gezien de prioriteiten die Nederland op dit moment moet stellen.
De leden van de VVD-fractie constateren dat het beleidskader voor 2025–2028 stelt dat cultuur kan fungeren als «soft power», terwijl bij de «focus» landen bijna geen landen staan waarbij het tegengaan van irreguliere migratie een rol speelt. Landen uit het Midden-Oosten, kritieke doorreislanden in Noord-Afrika en andere landen waar een groot belang m.b.t. migratiesamenwerking bestaat, ontbreken. Dit terwijl culturele samenwerking een bijzonder platform kan bieden om na te denken over o.a. het bevorderen van terugkeersamenwerking. Deze leden willen het kabinet vragen hoe zij op de selectie van «focus» landen reflecteert en hoe zij aankijkt tegen het betrekken van belangen op het gebied van migratie in het internationale cultuurbeleid.
Antwoord van het kabinet:
Focuslanden zijn gekozen op basis van verschillende factoren, zoals het verdienvermogen van de Nederlandse culturele sector, de vraag vanuit de culturele sector en derde landen en de Nederlandse buitenlandpolitieke belangen. Om deze redenen en met het oog op migratie zijn er diverse landen geselecteerd als focusland (Turkije, Marokko, Oekraïne, Egypte, Ghana). Als gevolg daarvan is in het beleid voor 2025–2028 o.a. de strategische inzet op het Afrikaanse continent versterkt. Met de gemaakte keuzes wordt de grootst mogelijke impact verwacht met de beschikbare middelen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken bijgaand dit schriftelijk overleg. In de voortgangsrapportage van het ICB misten deze leden informatie rond het thema restitutie van kunstobjecten die, in het verleden, oneigenlijk verkregen zijn. Deze leden hebben daarom nog enkele vragen.
De leden van de NSC-fractie constateren dat er, met betrekking tot restitutie van objecten uit een koloniaal verleden, al langere tijd processen in gang zijn met betrekking tot de restitutie van kunst en andere waardevolle objecten uit het koloniale verleden aan hun vermoedelijk rechtmatige eigenaar. Voor de teruggaveverzoeken van nazi-roofkunst bestaat een restitutiecommissie. Deze leden vragen of een soortgelijke commissie ook voor koloniale roofkunst bestaat. En zo niet, zou het niet waardevol zijn om een soortgelijke commissie of een ander toezichthoudend orgaan in het leven te roepen? Deze leden zijn zich ervan bewust, dat deze vraag ook de portefeuilles van andere Ministers raakt.
De leden van de NSC-fractie zien dat restitutie een kans biedt om onrecht uit het verleden recht te zetten. Nog te vaak spelen er politieke en financiële belangen mee in restitutiezaken, terwijl het herkomstonderzoek en erfgoedbescherming van betrokken partijen zwaarder zou moeten wegen. Deze leden vragen dan ook of er niet een objectieve instantie vanuit de Nederlandse overheid op teruggave van koloniale kunst toe zou moeten zien.
Antwoord van het kabinet:
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap besluit over verzoeken tot teruggave van objecten in de Rijkscollectie die in de koloniale periode zijn gestolen of anderszins weggenomen. Dit doet hij conform het beleid dat is neergelegd in de Kamerbrief Beleidsvisie Collecties uit een koloniale context van 29 januari 2021 (Kamerstukken II 20–21, 32 820, nr. 405). Het is inderdaad van belang dat de besluitvorming over deze verzoeken is gebaseerd op onafhankelijk expertadvies, zoals ook het geval is bij nazi-roofkunst. Daartoe is in 2022 de Commissie Koloniale Collecties opgericht, die de Minister van OCW heeft geadviseerd bij recente teruggaven. De Commissie bestaat uit juridische en historische experts en is onafhankelijk van het Ministerie van OCW en het museale veld. Mevrouw Lilian Gonçalves – Ho Kang You is voorzitter van deze Commissie. De adviezen van de Commissie worden gepubliceerd op haar website.
Daarnaast hebben de leden van de NSC-fractie nog een vraag over de diefstal van de Roemeense topstukken uit het Drents museum. Enkele dagen geleden werden Roemeense topstukken uit het Drents museum in Assen gestolen. Deze diefstal en het verwijt dat de stukken niet adequaat waren beveiligd, raakt ook het nationale Nederlandse belang, omdat musea in het buitenland huiverig zullen zijn om in de naaste toekomst waardevolle objecten aan Nederlandse musea uit te lenen. Onder deze omstandigheden vragen deze leden of niet ook bruikleenovereenkomsten op de een of andere manier aan toezicht vanuit het Rijk onderhevig zouden moeten zijn. Brengt het feit dat het blijkbaar om een contract gaat, zoals tussen ieder andere partij, niet het risico met zich mee, dat bepaalde criteria (bijvoorbeeld verzekeringen) in te hoge mate onderhevig zijn aan inschattingen en (markt)belangen van de betrokken partijen en te weinig aan de verdediging van Nederlandse nationale belangen?
Antwoord van het kabinet:
Bruikleenovereenkomsten worden gesloten tussen bruikleengever en bruikleennemer. In het overgrote deel van de gevallen gaat dit om contracten tussen zelfstandige stichtingen van professionele musea. In het museale veld is veel kennis, kunde en ervaring met het opstellen van en werken met deze contracten. Deze contracten worden opgesteld vanuit het belang van een gedegen zorg voor de collectie. Het is niet aan het Rijk om hier toezicht op te houden. Het gaat vaak ook om het uitlenen van voorwerpen die geen onderdeel zijn van de Rijkscollectie. Ten aanzien van het behoud en beheer van de Rijkscollectie heeft de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed een toezichthoudende rol. Museale beheerders van de Rijkscollectie zijn daarnaast verplicht om bij bruiklenen een schriftelijke overeenkomst op te stellen. Daarvoor heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een model opgesteld.
Uit de DutchCulture Database Mapping blijkt dat de top vijf landen waar de meeste culturele en creatieve industrie activiteiten plaatsvinden, voornamelijk de voor Nederland omringende landen zijn.↩︎
Het CBS hanteert in deze berekeningen het bruto binnenlands product i.p.v. het bruto nationaal product.↩︎
Zie respectievelijk Zie: Eurostat (2024), Intra and extra-EU trade in cultural goods, https://ec.europa.eu/eurostat/databrowser/view/cult_trd_prt/default/map en CBS, Satellietrekening Cultuur en Media 2018.↩︎
Dit aantal verschilt per jaar. Voor een actueel overzicht van uitgereikte awards: Home | Prince Claus Fund.↩︎
Kamerstuk 29 237, nr. 183, Afrikastrategie 2023–2032, 30 mei 2023.↩︎