Tweeminutendebat Milieuraad (CD 13/3) (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D12210, datum: 2025-03-20, bijgewerkt: 2025-03-21 09:21, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-03-20 14:45: Tweeminutendebat Milieuraad (CD 13/3) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Aan de orde is het tweeminutendebat Milieuraad (CD d.d. 13/03).
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het tweeminutendebat
Milieuraad naar aanleiding van een commissiedebat gehouden op 13 maart.
Dus dat was vorige week. Ik heet de leden van harte welkom, en uiteraard
ook de staatssecretaris en de mensen op de publieke tribune of die dit
elders volgen. We hebben zes sprekers, met als eerste spreker het lid
Kostić namens de Partij voor de Dieren. Ik nodig haar dan ook uit om
haar inbreng te komen doen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Voorzitter. In het commissiedebat had ik het grofweg over twee
belangrijke zaken. Aan de ene kant is het belangrijk dat we
onafhankelijk zijn van allerlei vreemde regimes voor onze grondstoffen,
dat die grondstoffen betaalbaar blijven en dat we dus inzetten op
hergebruik en het verminderen van het gebruik van die grondstoffen. Een
belangrijke stap daarin is om tweedehands en reparatie te bevorderen.
Gelukkig is de EU daarmee bezig. Het zou dus goed zijn om daarop aan te
sluiten.
Het tweede punt is dat we zien dat rijke bedrijven met een hele sterke
lobby echt vooropgaan om onze doelen voor een leefbaar Nederland, zoals
het aanpakken van pfas, te saboteren. Het zou goed zijn om de balans
daarin te herstellen. Ik heb daarom twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het voor kringloopwinkels met een sociaal oogmerk
vanuit de Europese btw-richtlijn mogelijk is om een lager btw-tarief toe
te passen en een laag btw-tarief ook geldt voor sommige
reparatiediensten;
constaterende dat de Europese Commissie het vanuit de Clean Industrial
Deal nog makkelijker wil maken om tweedehands te bevorderen en daarom de
btw-richtlijn wil herzien;
constaterende dat het kabinet nog moet komen met een reactie op de Clean
Industrial Deal;
verzoekt de regering om in haar reactie op de Clean Industrial Deal op
te nemen dat ze zich actief zal inzetten om 0% btw op tweedehands en
reparatiediensten juridisch mogelijk te maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kostić, Grinwis en
Stoffer.
Zij krijgt nr. 977 (21501-08).
Kamerlid Kostić (PvdD):
Een laatste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de kosten van het opruimen van (de schade door) pfas
voor de overheid in de miljarden kunnen lopen;
constaterende dat Nederland in Europa pleit voor een pfas-verbod;
overwegende dat er een stevige kapitaalkrachtige lobby gaande is om dit
verbod tegen te houden;
overwegende dat deze kapitaalkrachtige tegenlobby de kwetsbare, algemene
belangen van volksgezondheid en het milieu kan schaden;
verzoekt de staatsecretaris om bij de Milieuraad zijn zorgen over deze
tegenlobby aan te kaarten en erop te blijven wijzen dat het verbod niet
mag worden vertraagd, omdat de maatschappelijke kosten anders alleen
maar verder oplopen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kostić.
Zij krijgt nr. 978 (21501-08).
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng en de twee ingediende moties. Dan is het
woord nu aan de heer Gabriëls namens GroenLinks-PvdA.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Voor grondstofonafhankelijkheid heb je
circulaire productiecapaciteit nodig. Veel circulaire bedrijven vallen
nu echter helaas om. Dat komt omdat hun circulaire producten niet kunnen
concurreren met goedkope primaire producten van elders. Om de markt voor
die circulaire producten te vergroten, dient GroenLinks-Partij van de
Arbeid de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de geopolitieke situatie ertoe leidt dat het extra
belangrijk is om toe te werken naar Europese
grondstoffenonafhankelijkheid en de circulaire economie;
overwegende dat duidelijke en bindende Europese productstandaarden,
zoals voor staal, plastic, cement ẹn metalen, bedrijven zekerheid geven
over de toekomstige vraag naar circulaire producten en materialen;
constaterende dat nieuwe Europese wetgeving in het kader van de Clean
Industrial Deal, zoals rondom circulaire voertuigen, ecodesign,
decarbonisatie en bouwmaterialen, een belangrijke kans biedt om de vraag
naar circulaire producten te vergroten;
verzoekt de regering om zich er in Europa voor in te zetten dat er
bindende circulaire productstandaarden ontwikkeld en geïmplementeerd
worden in de verschillende relevante Europese wetgevende kaders,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Gabriëls en Thijssen.
Zij krijgt nr. 979 (21501-08).
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
En omdat ik "Clean Industrial Deal" zei, zal ik dat voor de heer Boutkan
vervangen door: schone technologische ... Wat zei u nog meer?
Industrie?
De voorzitter:
"Schone industriële overeenkomsten", zei de heer Boutkan buiten de
microfoon. Dan dank ik uiteraard de heer Gabriëls, die alweer op zijn
plekje zit, en heet ik de heer Bamenga welkom. Hij komt zijn inbreng
doen namens D66.
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Nederland met een kopgroep in Europa heeft gepleit voor
een verbod op pfas en dat dit verbod in de maak is;
overwegende dat de landbouw is vrijgesteld van deze regels, ondanks dat
er in Nederland zo'n 200.000 kilogram per jaar aan pfas-houdende
bestrijdingsmiddelen worden verkocht en ondanks het negatieve effect op
de gezondheid, zoals invloed op de hersenen, waardoor zwangere vrouwen
en pasgeborenen risico lopen;
overwegende dat pfas-bestrijdingsmiddelen vaak afbreken tot tfa en dat
deze stof recent als toxisch is geclassificeerd waardoor er strengere
eisen gelden;
overwegende dat de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden de
mogelijkheid biedt om bij nieuwe inzichten de toelating van
bestrijdingsmiddelen versneld te herzien;
verzoekt de regering een versnelde herbeoordeling uit te voeren op
pfas-houdende bestrijdingsmiddelen en deze uiterlijk in 2030 herzien te
hebben,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bamenga, Gabriëls en
Kostić.
Zij krijgt nr. 980 (21501-08).
De heer Bamenga (D66):
De tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er 46 journalisten en 18 experts uit 16 landen met 184
openbaarmakingsverzoeken nodig waren om ruim 14.000 pfas-lobbydocumenten
boven water te krijgen;
overwegende dat de Europese Commissie zich niet goed beschermt tegen de
invloeden van de lobbyactiviteiten;
overwegende dat inschrijven in het transparantieregister van de Europese
Unie vrijwillig is;
overwegende dat de Kamer zich in Nederland hardmaakt voor een openbaar
lobbyregister;
verzoekt de regering om zich ook in Europa in te zetten voor meer
transparantie en te pleiten voor een verplicht lobbyregister,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bamenga, Gabriëls en
Kostić.
Zij krijgt nr. 981 (21501-08).
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bamenga, voor uw inbreng namens D66. De volgende
spreker van de zijde van de Kamer is de heer Buijsse namens de VVD.
De heer Buijsse (VVD):
Dank u wel, voorzitter. We hebben in het debat over de Milieuraad veel
stilgestaan bij de Clean Industrial Deal. Als onderdeel van de Clean
Industrial Deal komt er een circulaire-economiewet naar ons toe. Daar
heb ik een motie over.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat op 26 februari jongstleden de Europese Commissie de
Clean Industrial Deal heeft gepubliceerd en dat zij heeft aangekondigd
als onderdeel hiervan voor eind 2026 met een circulaire-economiewet te
komen;
overwegende dat België en Duitsland twee belangrijke exportlanden zijn
voor onze ondernemingen in de circulaire economie en dat een gelijk
speelveld op dit vlak belangrijk is;
verzoekt de regering om in Europees verband op te trekken met
gelijkgezinde landen, zoals België en Duitsland, bij de voorbereidingen
op en onderhandelingen over de aangekondigde
EU-circulaire-economiewet,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Buijsse.
Zij krijgt nr. 982 (21501-08).
De heer Buijsse (VVD):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng namens de VVD. Het woord is aan de heer
Boutkan namens de PVV. U heeft qua terminologie nog wat zendingswerk te
doen, constateer ik, meneer Boutkan. "Clean Industrial Deal" blijft toch
de term die in deze commissie het vaakst terugkomt. Maar wie weet.
De heer Boutkan (PVV):
Voorzitter, er zal nog eens een motie door mij worden ingediend om het
Engels eruit te slopen en voortaan gewoon in het Nederland verder te
gaan. Die komt nog een keer.
Voorzitter. De PVV heeft nu geen moties, maar wel een aantal vragen aan
de staatssecretaris. Het principe dat de vervuiler betaalt, klinkt mooi,
maar als we het over windmolens hebben, gaat deze vlieger niet op. Aan
het eind van hun levensduur belanden de bladen van windmolens namelijk
op de vuilnishoop. Alleen al in Europa gaat het al in 2025 om zo'n
60.000 ton composietafval. Dat neemt toe tot meer dan 800.000 ton in
2050. Kan de staatssecretaris zich er hard voor maken dat het opruimen
van windmolens of van windmolengerelateerd afval onder de uitgebreide
producentenverantwoordelijkheid dient te vallen? Eventueel kan dat in
Europees verband.
De Europese Commissie heeft de Schone Industriële Overeenkomst
opgesteld, om daarmee de komende jaren het concurrentievermogen van de
Europese industrie te verbeteren en die tegelijkertijd op één lijn te
brengen met de Europese klimaat- en milieudoelstellingen. Die tijd
hebben we niet. Bedrijven in de circulaire economie vallen bij bosjes
om. Ook onze industrie gaat kopje onder door concurrentie uit het
buitenland. De energiekosten zijn in Nederland hoger dan in andere
Europese landen en veel hoger dan in andere delen van de wereld. Dat bij
elkaar maakt productie hier financieel onhoudbaar. Daarbij kampen
Nederlandse bedrijven ook nog eens met bovenop Europese eisen gelegde
klimaat- en milieunormen.
Voorzitter. Ik herhaal het nog maar eens: het beleid is niet haalbaar,
betaalbaar en realistisch. En dan stuurt Brussel een brief vol met
prietpraat! Men praat over de concurrentiepositie, de Europese
klimaatdoelen en de strategische onafhankelijkheid. Dit noemen we
wensdenken. Welke rol kan het kabinet vervullen om te voorkomen dat er
nog meer industriële bedrijven in Nederland failliet gaan, de deuren
tijdelijk sluiten of, nog erger, Nederland verlaten? Hoe gaat het
kabinet om met de lijken in de kast die wij als erfenis hebben
meegekregen en hoe komt het nu toch dat menig vertegenwoordiger van het
bedrijfsleven nu schrikt van de huidige situatie en de noodklok luidt
maar destijds stond te juichen over de groene overeenkomst en de
energietransitie?
Tot slot, voorzitter. Wij zijn blij met het antwoord van de
staatssecretaris dat hij niet deelneemt aan het snoepreisje naar
Brazilië voor de alweer 30ste klimaattop. Dan blijft de vraag over wie
dan wel namens het kabinet de halve wereld over gaat vliegen om een paar
dagen te kletsen over klimaat en milieu.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng namens de PVV. Dan zijn we nu aanbeland bij
de laatste spreker van de zijde van de Kamer. Dat is de heer Soepboer
namens Nieuw Sociaal Contract.
De heer Soepboer (NSC):
Voorzitter, dank. Laat ons vooropstellen dat Nieuw Sociaal Contract een
groot voorstander is van een schoon milieu en ook van de meeste acties
die we ondernemen om dat milieu te verbeteren. Soms schieten we echter
door. In Europees maar ook in landelijk verband worden ook steeds meer
dingen daartoe verboden. In het debat hebben we het met name gehad over
de grote bedrijven, de grote plannen, de schone industriële
overeenkomst. Ik wil me vandaag even focussen op het kleine maar toch
hele belangrijke, namelijk het lokale. Ik hoop niet dat het ooit gaat
gebeuren, maar ik kan niet uitsluiten dat Europese regelgeving en de
implementatie daarvan ten koste zullen gaan van mooie lokale tradities.
Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Europese (milieu)wet- en regelgeving gevolgen kan
hebben voor het voortbestaan van lokale tradities, zoals bijvoorbeeld
paasvuren, carbidschieten en het inzamelen van oud ijzer en papier door
verenigingen enzovoort;
constaterende dat implementatiewetgeving van Europese (milieu)wet- en
regelgeving, gevolgen kan hebben voor het voortbestaan van lokale
tradities;
verzoekt de regering het voortbestaan van lokale tradities standaard mee
te wegen in haar afwegingskader en zich, waar dat van toepassing is, bij
onderhandelingen over Europese wet- en regelgeving in te zetten voor het
behoud daarvan;
verzoekt de regering bij de totstandkoming van landelijke
(implementatie)wetgeving waar nodig uitzonderingsgronden in te bouwen om
het voortbestaan van lokale tradities te waarborgen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Soepboer en Wingelaar.
Zij krijgt nr. 983 (21501-08).
Dank u wel, meneer Soepboer, voor uw inbreng namens Nieuw Sociaal Contract. Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van de termijn van de zijde van de Kamer. Er zijn zeven moties ingediend en er zijn een aantal vragen gesteld. De staatssecretaris heeft aangegeven ongeveer acht minuten nodig te hebben. Ik schors dus tot 15.09 uur.
De vergadering wordt van 15.00 uur tot 15.10 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het tweeminutendebat
Milieuraad, naar aanleiding van een commissiedebat dat is gehouden op 13
maart. We hebben net de inbreng gehad van de zijde van de Kamer. Er zijn
zeven moties ingediend en er is een aantal vragen gesteld. De
staatssecretaris staat inmiddels klaar voor de beantwoording van die
vragen en voor de appreciatie van de moties. Ik geef hem daartoe het
woord.
Staatssecretaris Jansen:
Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de commissie voor de gestelde
vragen en de ingediende moties. Ik zal beginnen met de drie vragen die
ik heb gehad.
Ik begin met de vragen van de PVV, van de heer Boutkan. Welke rol kan
het kabinet spelen in het voorkomen van het omvallen van bedrijven? Het
kabinet heeft zijn visie hierop eind vorig jaar uiteengezet in de
Kamerbrief over het EU-concurrentievermogen. De Clean Industrial Deal —
sorry voor het Engels, meneer Boutkan — is het Europese antwoord hierop.
Die ondersteunt de industrie in het maken van de transitie om
concurrerend te blijven. Als u meer wilt weten over de industrie,
verwijs ik u hiervoor graag door naar de ministers van EZ en van KGG. Ik
zie dat de heer Boutkan daar iets over wil vragen, voorzitter.
De voorzitter:
Ja, ik zag het al. Ik hoopte nog op een schijnbeweging.
De heer Boutkan (PVV):
De staatssecretaris weet alles af van schijnbewegingen, met zijn
voetbalachtergrond. Het stuk waar u naar verwijst, noemt ook een
jaartal, namelijk 2026. Daar zijn we gewoon te laat mee. Wat nu gebeurt
vereist gewoon actie, nu. De vraag blijft dus overeind: wat gaat het
kabinet nú doen voor deze bedrijven?
Staatssecretaris Jansen:
We zijn dus inderdaad aan het kijken naar de situatie nu, want die is
nijpend. Wij zien inderdaad dat recyclers het in een aantal sectoren
ontzettend moeilijk hebben. Een aantal vallen inderdaad om. Zowel bij
plasticrecyclers als in het bedrijfsleven zie je dat mensen het moeilijk
hebben. Wij zijn samen met de minister van KGG aan het kijken of we
sommige bedrijven in die sectoren die het moeilijk hebben kunnen helpen
met overbruggingsregelingen. Twee weken geleden heb ik een gesprek gehad
met de financiële wereld, dus met de banken, de verzekeraars en de
pensioenfondsen, over de vraag hoe wij nou door middel van ons beleid
consistentie kunnen realiseren, waardoor de investeerders bereid zijn om
ook naar dit soort modellen te kijken en hier middelen voor vrij te
maken. Dat zijn de dingen die wij op dit moment doen. Ik ben het met de
heer Boutkan eens dat het ook heel ingewikkeld is en dat het ook lastig
is met bedrijven die het op dit moment ongelofelijk zwaar hebben en
zelfs omvallen of dreigen om te vallen. Maar dit is waar wij mee bezig
zijn. Als ik een gouden oplossing had — dat zeg ik ook tegen de heer
Boutkan, voorzitter — had ik die zeker ingezet, maar wij kunnen op dit
moment alleen maar kijken of we misschien met maatwerk een aantal
bedrijven kunnen redden. We hebben ze namelijk op lange termijn gewoon
keihard nodig.
De voorzitter:
Tot slot, kort.
De heer Boutkan (PVV):
Ja, heel kort, voorzitter. De maatregelen die u noemt kunnen die
bedrijven wel tijdelijk helpen, maar dan hebben ze nog steeds te maken
met die hoge energierekening; laat staan dat sommige nog niet eens een
aansluiting kunnen krijgen. Zitten daar dus ook mogelijkheden in binnen
het kabinet?
Staatssecretaris Jansen:
De heer Boutkan heeft blijkbaar voorkennis, want wij hebben toevallig
gisteren overleg gehad met de minister van KGG en de staatssecretaris
van Financiën om juist te kijken naar het hele scala van alle aspecten
die hier een rol spelen. De hoge energieprijs speelt hier inderdaad ook
een rol, maar er zijn veel meer factoren. We proberen juist al die
factoren naast elkaar te leggen. Op grond daarvan proberen wij met het
juiste beleid te komen, juist om te voorkomen dat bedrijven nu op korte
termijn omvallen. Want ik blijf het maar herhalen: we hebben ze gewoon
keihard nodig, ook met het oog op toekomstige ontwikkelingen.
De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u verder met de beantwoording van de resterende
vragen.
Staatssecretaris Jansen:
De heer Boutkan vroeg wie er wél naar de alweer 30ste COP gaat. Het
klopt dat ik daar niet naartoe ga. Het is uiteindelijk aan de ministers
van KGG en van BZ om u hierover nader te informeren. Ik weet het op dit
moment niet. Zodra er een besluit is genomen zult u daarover worden
geïnformeerd.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we door naar de moties.
Staatssecretaris Jansen:
Ik had nog één andere vraag, voorzitter.
De voorzitter:
Excuus.
Staatssecretaris Jansen:
Dat was de vraag over de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid en
windmolens. Op die vraag heb ik op dit moment geen antwoord. Wij komen
daar bij de Kamer op terug via EZ, waar de vraag uiteindelijk ligt.
De voorzitter:
Oké.
Staatssecretaris Jansen:
Dan kom ik bij de zeven moties.
De eerste motie, op stuk nr. 977, is van het lid Kostić, de heer Grinwis
en de heer Stoffer, dus van de Partij voor de Dieren, de ChristenUnie en
de SGP. Deze motie vraagt de regering om in hun reactie op de Clean
Industrial Deal op te nemen dat wij ons actief zullen inzetten om 0% btw
op tweedehands spullen en op reparatiediensten juridisch mogelijk te
maken. Die motie moet ik ontraden. De motie verwijst, zoals ik zonet
zei, inderdaad naar de CID. En daarin staat dat de Europese Commissie in
2026 met een voorstel komt voor btw op tweedehands goederen. Dat
voorstel zien wij tegemoet. Op dit moment hebben we daar nog geen
standpunt over ingenomen. Als we hier straks uiteindelijk een standpunt
over willen innemen als kabinet, zullen we ook moeten kijken naar de
afstemming met het ministerie van Financiën hierover.
De voorzitter:
Dan noteren we "ontraden" bij de eerste motie.
Staatssecretaris Jansen:
Dan de tweede motie. Dat is de motie op stuk nr. 978 van het lid Kostić
van de Partij voor de Dieren. Die verzoekt de staatssecretaris om bij de
Milieuraad de zorgen over de tegenlobby aan te kaarten en ervoor te
pleiten dat deze lobby het verbod niet mag vertragen, aangezien de
maatschappelijke kosten anders alleen maar oplopen. Dat ging over pfas,
overigens. Ook deze motie moet ik ontraden. Op dit moment zijn de
wetenschappelijke comités van het EU-agentschap ECHA aan zet om opinies
op te stellen over de risico's van pfas en over de sociaal-economische
analyse van de restrictie. De procedure kent meerdere momenten van
inspraak voor alle belanghebbenden, zoals bedrijven maar ook ngo's. Dat
is ook een groot goed, want openheid en transparantie versterken zowel
de inhoudelijke analyse als het draagvlak voor de uiteindelijke
besluiten. Het is wel verboden voor belanghebbenden om de individuele
leden van de comités te benaderen, zeg ik tegen het lid Kostić. Daarmee
zien wij dus geen risico op vertraging door de lobby. Om die reden
ontraad ik de motie.
De voorzitter:
Dan de motie op stuk nr. 979.
Staatssecretaris Jansen:
De motie op stuk nr. 979 van de heer Gabriëls en de heer Thijssen …
De voorzitter:
De leden hebben allemaal de moties voor zich. U hoeft het verzoek dus
niet op te lezen.
Staatssecretaris Jansen:
Sorry?
De voorzitter:
We hebben allemaal de moties bij de hand.
Staatssecretaris Jansen:
De motie op stuk nr. 979 geef ik oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 979 krijgt oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr.
980.
Staatssecretaris Jansen:
De motie op stuk nr. 980 wil ik ontraden. Het verzoek was om een
versnelde herbeoordeling uit te voeren op pfas-houdende
bestrijdingsmiddelen en deze uiterlijk in 2030 herzien te hebben. Op dit
moment is de herbeoordeling van de pfas-houdende biociden al gestart.
Die zal voor 2030 zijn afgerond. Voor biociden is deze motie dus ook
niet nodig. Gewasbescherming binnen de landbouw valt natuurlijk ook
onder het ministerie van LVVN.
De voorzitter:
Is de motie daarmee overbodig of ontraden?
Staatssecretaris Jansen:
Ontraden, voorzitter.
De voorzitter:
Dan noteren we "ontraden" bij de motie op stuk nr. 980. Daar heeft de
heer Bamenga een vraag over.
De heer Bamenga (D66):
De motie is ontraden, maar volgens mij zou de staatssecretaris deze ook
gewoon kunnen overnemen als dat het geval is. Maar ik heb ook nog een
vraag: worden alle pfas-houdende middelen herzien?
Staatssecretaris Jansen:
De bevoegdheid van de herbeoordeling van werkzame stoffen ligt bij de
Europese Commissie. Het toelaten van bestrijdingsmiddelen tot de
Nederlandse markt ligt bijvoorbeeld bij het College voor de toelating
van gewasmiddelenbescherming en biociden. Daarin heeft de regering geen
bevoegdheid. Dat is de reden waarom ik de motie ook ontraad.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Bamenga (D66):
Even voor mijn eigen duidelijkheid. De motie wordt eigenlijk doorgeleid
naar de bewindspersonen van LVVN. Moet ik er hier van uitgaan dat we
voor die verwijzing geen appreciatie meer nodig hebben, dat dit de
eindappreciatie is? Of moeten we hiervoor nog wachten op de
bewindspersonen van LVVN?
Staatssecretaris Jansen:
Ik heb de motie ontraden om die reden. Ik zeg net ook: de
gewasbescherming binnen de landbouw valt onder het ministerie van LVVN.
Daar kan de heer Bamenga die relevante vraag stellen.
De voorzitter:
Oké, dan noteren wij bij de motie op stuk nr. 980 voor dit debat
"ontraden".
Staatssecretaris Jansen:
De motie op stuk nr. 981 verzoekt de regering om zich in Europa in te
zetten voor meer transparantie en te pleiten voor een verplicht
lobbyregister. Die motie is overbodig. Ik begrijp de steun voor en het
belang van transparantie, maar deze motie is overbodig, want er is
namelijk al een verplicht transparantieregister. We hebben dat net nog
een keer geverifieerd. Het Europees Parlement, de Commissie en de Raad
hebben zich hier in 2021 aan gecommitteerd. Het register laat ook zien
welke belangen er worden behartigd, door wie en met welk budget.
Lobbygroepen zijn ook verplicht om zich hierin in te schrijven zodra ze
bijvoorbeeld contact zoeken met de instellingen die ik net noemde.
De heer Bamenga (D66):
Toch ontvangen wij heel veel signalen, ook van de betreffende
journalisten die hier onderzoek naar gedaan hebben, dat het vrij
ingewikkeld is om erachter te komen welke partijen allemaal lobbyen.
Volgens mij is dat ook hoe de staatssecretaris dit verzoek moet zien en
moet lezen. Het is een oproep om dat proces te verbeteren en om dat mee
te nemen.
De voorzitter:
Staatssecretaris, voelt u nog een extra aansporing of blijft de motie
overbodig?
Staatssecretaris Jansen:
Ik kan dit natuurlijk bespreekbaar maken, maar er is al een verplicht
transparantieregister. Dus als men zich allemaal aan de regels houdt, is
er geen enkele discussie over.
De voorzitter:
Ik noteer "overbodig". Meneer Bamenga, volgens mij legt u dit voor ter
stemming aan de Kamer. Dinsdag kan de Kamer tijdens de stemmingen een
signaal geven om uw argumenten echt kracht bij te zetten. Ik wil
namelijk niet dat we steeds allerlei interrupties op allemaal moties
doen. Tot slot krijgt u nog heel kort het woord, maar ik verzoek u geen
nieuw debat te voeren.
De heer Bamenga (D66):
Dat klopt, maar als we heel specifiek gaan kijken, dan kan dat
natuurlijk gelden voor bepaalde functionarissen. Volgens mij kunnen we
wat specifieker zijn over degenen voor wie het op dit moment nog niet
verplicht is en over de vraag hoe dit nog verder uitgebreid zou moeten
worden om ervoor te zorgen dat burgers, iedereen eigenlijk, inzicht
krijgen in de lobbypraktijken van bedrijven, mensen en organisaties.
De voorzitter:
We noteren voor nu "overbodig" en het punt is, denk ik, helder: mocht de
motie aangenomen worden, dan doet de staatssecretaris een extra
aansporing om dit onder de aandacht te brengen.
Staatssecretaris Jansen:
Zeker, voorzitter.
Dan de motie op stuk nr. 982 van de heer Buijsse van de VVD: oordeel
Kamer.
De voorzitter:
Oordeel Kamer.
Staatssecretaris Jansen:
Aan de motie op stuk nr. 983 van de heer Soepboer en mevrouw Wingelaar
zit een verhaal vast. Ik zou de motie oordeel Kamer kunnen geven, zeg ik
richting de heer Soepboer, als ik de motie als volgt mag interpreteren.
Als we kunnen volstaan met het oog hebben voor lokale tradities bij
wetgeving waar dat passend en relevant is, kan ik de motie oordeel Kamer
geven. Het is namelijk niet zo dat EU-wetgeving zo ver ingrijpt in
nationale wetgeving, want dat zou niet ten gunste komen van de
uitvoerbaarheid. Dan krijg je de discussie over de vraag wat lokale
tradities zijn. Als ik de motie mag interpreteren zoals ik net
omschreef, dan kan ik 'm oordeel Kamer geven.
De heer Soepboer (NSC):
Ik snap de geste die de staatssecretaris doet, maar het gevaar is wel
dat de motie daarmee aan kracht verliest, terwijl we misschien wel
ongeveer hetzelfde bedoelen. Ik hou vast aan de motietekst zoals die is,
maar ik wijs erop dat er eigenlijk twee dingen in staan. Eén. Waar het
van toepassing is moeten die lokale tradities altijd onderdeel uitmaken
van uw afwegingskader, maar u hoeft er niet te allen tijde iets mee te
doen. Dat hoeft alleen in Europees verband, bij onderhandelingen
bijvoorbeeld, als het mogelijk ergens toe gaat leiden. Dat is één. In
het tweede deel wordt gevraagd om bij totstandkoming van landelijke
implementatiewetgeving waar nodig uitzonderingsgronden in te bouwen. Wat
u zegt, staat eigenlijk al in deze motie. Als u nog een keer goed naar
de motie wilt kijken en 'm dan oordeel Kamer kunt geven, ben ik heel
blij.
De voorzitter:
Ik kijk naar de staatssecretaris. Kunt u, met deze duiding door de heer
Soepboer over de intentie en achtergrond van zijn motie, zonder
voorwaarden …
Staatssecretaris Jansen:
Dat was nou precies mijn aarzeling, want we krijgen dan een enorme
discussie over de vraag wanneer iets lokaal is, in hoeverre iets
traditie is en of het dan onder lokaal gezag valt of onder Europese
wetgeving. Dat was mijn aarzeling. Vandaar mijn geste richting de heer
Soepboer om het op die wijze te interpreteren. Dan kan ik 'm oordeel
kamer geven. Anders vind ik 'm een stuk lastiger.
De voorzitter:
De heer Soepboer, tot slot.
De heer Soepboer (NSC):
Zou u dan, heel kort en bondig, één keer voor de duidelijkheid uit
willen leggen waar het licht zit tussen uw uitleg en mijn motie?
Staatssecretaris Jansen:
Ik zal nog een keer rustig oplezen wat ik net bedoelde. Misschien
verschaft dat iets meer duidelijkheid. Als ik 'm zo mag interpreteren
dat wij kunnen volstaan met het oog hebben voor lokale tradities bij
wetgeving waar dat passend en relevant is, kan ik 'm oordeel Kamer
geven. Dat is de restrictie die ik wil opnemen: waar het passend en
relevant is om oog te hebben voor lokale tradities. Ik hoop dat de heer
Soepboer 'm ook op die manier wil interpreteren. Dan kan ik de motie in
ieder geval oordeel Kamer geven, en dan bereikt u volgens mij ook uw
doel.
De voorzitter:
Ik kijk heel even naar de heer Soepboer. Kunt u zich daarin vinden?
Anders wordt de motie ontraden.
De heer Soepboer (NSC):
Ik laat 'm voor nu staan zoals die is, maar ik ga hierover graag nog
even met u in gesprek. Ja? Dank u wel.
De voorzitter:
Is die dan nu ontraden?
De heer Soepboer (NSC):
Dan is die nu ontraden, denk ik — tenzij ik 'm nog ga wijzigen.
Staatssecretaris Jansen:
Dan is die nu ontraden, voorzitter.
De voorzitter:
Dan noteren we ontraden bij de motie op stuk nr. 983, en wachten we
verdere discussies af. Misschien komt u nog nader tot elkaar.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik wijs de leden erop dat de stemmingen aanstaande dinsdag zullen zijn.
Ik dank u allemaal voor uw aanwezigheid en uw inbreng. Ik schors voor
een enkel moment, zodat we snel over kunnen gaan naar het volgende
tweeminutendebat.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.