[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Kabinetsreactie WRR-rapport Nederland in een fragmenterende wereldorde (Kamerstuk 30821-260)

Nationale Veiligheid

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2025D12365, datum: 2025-03-21, bijgewerkt: 2025-03-25 12:00, versie: 3 (versie 1, versie 2)

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2025D12365).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2025Z02837:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2025D12365 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Justitie en Veiligheid en van Defensie over de kabinetsreactie aan op het op 1 juli 2024 gepubliceerde rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) over «Nederland in een fragmenterende wereldorde».

De voorzitter van de commissie,

Klaver

Adjunct-griffier van de commissie,

Dekker

Inhoudsopgave

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
II Antwoord/Reactie van de Minister
III Volledige agenda

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de scherpe analyse van de WRR en hebben een aantal vragen en opmerkingen bij de kabinetsreactie.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het kabinet, ondanks de grootste geopolitieke spanningen in vele decennia, vasthoudt aan de wens om de slagkracht van de Nederlandse diplomatie met 10 procent te verminderen. Deze leden vinden deze keuze bestuurlijk onverantwoord. Nu onze belangrijkste bondgenoot ons de rug lijkt toe te keren, miljarden aan essentiële steun aan democratie- en rechtsstaatbevordering, mondiale gezondheidszorg, conflictpreventie en voedselzekerheid terugtrekt en Poetin de vrije hand geeft om verkiezingen en sociale cohesie in Europa te beïnvloeden, roepen deze leden het kabinet op om niet te bezuinigen op de oren en ogen van Nederland in het buitenland.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen aan het kabinet of het zich daadwerkelijk bewust is van de grootte van de geopolitieke aardverschuiving die gaande is en de consequenties die deze aardverschuiving kan hebben voor onze waarden, welvaart en weerbaarheid.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het kabinet zegt actiever te willen luisteren naar de wensen, zorgen en behoeften van derde landen, waarbij het kabinet een grote rol voor hulp en handel ziet. Deze leden vragen hoe het kabinet denkt dit te realiseren met de grote bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking die het doorvoert. Deelt het kabinet de mening dat de veranderende wereldorde juist het moment is voor een integraal afgewogen buitenlandbeleid, waarbij meer middelen beschikbaar worden gesteld voor ontwikkelingssamenwerking, niet minder?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat Minister Klever voor Buitenlandse Hulp en Ontwikkelingshulp in haar beleidsbrief over ontwikkelingssamenwerking het volgende schrijft: «We bouwen voort op bestaande relaties die we met landen hebben, maar richten ons daarbij steeds meer op wat zij ons te bieden hebben». Deze leden zijn in het licht van die uitspraak benieuwd hoe het kabinet aankijkt tegen de conclusie van de WRR dat een positieve rol voor ontwikkelingssamenwerking in het bevorderen van samenwerking met Afrikaanse landen «een bereidheid om meer vanuit het belang van die onderling zeer verschillende landen te denken en hen meer te bieden» vereist.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het kabinet strategische partnerschappen aan wil gaan met opkomende machten, zoals India en Indonesië. De leden zijn benieuwd hoe het kabinet in deze strategische partnerschappen de juiste balans wil vinden tussen welvaart, weerbaarheid en waarden. Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat de laatstgenoemde waarden niet uit het oog worden verloren? Daarbij zijn de leden benieuwd hoe verdere samenwerking met India zich verhoudt tot de Indiase handelsbanden met Rusland, die het Russisch vermogen om de oorlog in Oekraïne voort te zetten vergroten.

Tot slot hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie opmerkingen en vragen over handel. De WRR benoemt de trend waar afgestapt wordt van vrijhandel richting «geo-economie» en de kwetsbaarheid die Nederland als handelsland in deze nieuwe context heeft. Heeft het kabinet een redelijke inschatting van de nadelige gevolgen van deze transitie voor Nederland, en zijn er in de nieuwe context volgens het kabinet ook kansen voor Nederland om effectiever op te komen voor onze waarden, welvaart en weerbaarheid?

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie sluiten zich aan bij de WRR dat geopolitieke expertise binnen de overheid belangrijk is. Deze leden vragen het kabinet hoe het blijvend zal inzetten op het aantrekken van talent met geopolitieke expertise. Op strategische autonomie wordt nog te weinig gedaan, dit vereist ook interdisciplinair werken. De leden vragen het kabinet of hierop uitdagingen liggen met betrekking tot een gebrek aan talent of gebrekkige samenwerking tussen disciplines. Zo ja, hoe gaat het kabinet die opvangen?

De leden van de VVD-fractie zijn positief dat er een publiek-privaat geopolitiek- en weerbaarheidsraad wordt opgericht, in lijn met de eerdere motie Brekelmans voor de oprichting van een geopolitieke raad (Kamerstuk 36 410 V, nr. 48). De raad krijgt een niet-besluitvormend karakter. Deze leden willen het kabinet vragen hoe zij de rol van de raad in de besluitvorming voor zich zien. Hoe wordt gegarandeerd dat geproduceerde overeenstemmingen of adviezen worden meegenomen in de besluitvorming? Ook vragen de leden op welke termijn de raad opgezet gaat worden en wanneer deze in werking zal treden.

De leden van de VVD-fractie zetten zich in voor het afbouwen van strategische afhankelijkheden, met name op kritieke grondstoffen. Hiervoor willen zij breed inzetten op zowel bilaterale en multilaterale afspraken, als op brede strategische EU-partnerschappen. De WRR onderschrijft ook het belang van nieuwe partnerschappen om kritieke grondstoffentoegang te diversifiëren. Toch maakt het kabinet geen directe koppeling tussen brede strategische partnerschappen en kritieke grondstoffen. Deze leden vragen het kabinet of het kritieke grondstoffen en leveringszekerheid centraal wil gaan zetten bij nieuw brede partnerschappen. Verder vragen de leden hoe het kabinet zich bilateraal en multilateraal in gaat zetten om waardenketens voor kritieke grondstoffen blijvend te diversifiëren.

De leden van de VVD-fractie zien dat het kabinet goede en nodige doelstellingen schetst aansluitend op de veranderende geopolitieke realiteit. Concrete doelstellingen zijn positief, maar het is belangrijker dat we de doelstellingen ook halen. Met name bij Europese doelstellingen op het gebied van defensie en de diversificatie van waardenketens geldt dat de doelen afhankelijk zijn van de nationale inzet. Deze leden willen weten hoe het kabinet zijn plannen overweegt op basis van haalbaarheid. Concreet willen de leden weten of er meer gedaan moet worden of dat het kabinet met bestaande initiatieven de doelstellingen denkt te halen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken bijgaand dit schriftelijk overleg. De leden van de NSC-fractie hebben naar aanleiding van de stukken nog enkele vragen.

Aanbeveling I.: maak Nederland geopolitiek robuust:

De leden van de NSC-fractie lezen dat het WRR-rapport stelt dat Nederland goed gepositioneerd is ten opzichte van kennis over internationale ontwikkelingen, onder andere door een uitgebreid diplomatiek postennetwerk. Nu zal in de toekomst een bezuiniging van 10 procent op dit postennetwerk plaatsvinden. Deze leden vragen hoe de Minister kan waarborgen dat deze bezuinigingen juist niet ten koste gaan van de kennis en netwerk-functie van het postennet, zoals bijvoorbeeld binnen internationale organisaties juist in deze geopolitiek onrustige tijden.

De leden van de NSC-fractie lezen dat het WRR-rapport ook aanbeveelt, dat naast een Nationale Veiligheidsraad een Planbureau voor Veiligheid zou moeten worden ingericht. Het kabinet zegt echter in zijn reactie dat kennis en expertise op dat gebied met de nationale Veiligheidsraad, de Rijksbrede Risicoanalyse Nationale Veiligheid en de Veiligheidsstrategie voor het Koninkrijk der Nederlanden voldoende geborgd is. De beschrijving in de kabinetsreactie is wat summier. Deze leden vragen de Minister dat nader toe te lichten.

Aanbeveling II.: Herijk de Nederlandse inzet in multilaterale samenwerking

De leden van de NSC-fractie lezen dat volgens het WRR-rapport Nederland zich moet herpositioneren binnen de nieuwe Europese verhoudingen. In de kabinetsreactie gaat het kabinet niet verder in op deze aanbeveling. Deze leden vragen hoe de Minister een dergelijke herpositionering van Nederland voor zich ziet.

Ook worden in de aanbevelingen over hervormingen van bestaande multilaterale instituties gesproken, zo lezen de leden van de NSC-fractie. Deze leden weten dat pogingen tot hervorming van de Verenigde Naties (VN) al decennia genomen zijn, echter zonder succes. Deze leden vragen welke concrete stappen van hervormingen van organisaties, zoals de VN, World Health Organisation, World Trade Organisation etc., de Minister als wenselijk en realistisch acht. En deze leden vragen hoe de Minister de rol van Nederland hierin ziet.

De leden van de NSC-fractie lezen dat in het rapport ook wordt gesproken over het aangaan van nieuwe internationale samenwerkingsverbanden en er worden enkele voorbeelden aangehaald. Deze leden vragen welke mogelijke samenwerkingsverbanden de Minister als waardevol ziet voor de toekomst van Nederland. In de reactie van het kabinet wordt beklemtoond, dat de natuurlijke partners van Nederland landen zijn die onze waarden van vrijheid, democratie en markteconomie delen. Deze leden willen zich binnen de EU inzetten voor de democratische rechtsstaat en staan voor de bevordering van internationale rechtsorde en universele mensenrechten. Tegelijkertijd wordt er gesuggereerd dat de veranderende wereldorde ons voor moeilijke keuzes zal plaatsen. Deze leden vragen hoe deze toekomstige dilemma’s er volgens de Minister uit komen te zien en welke keuzes hij zou aanbevelen.

De leden van de NSC-fractie lezen dat het kabinet het eens is met de beoordeling van de WRR dat de we de interesses van de Global South beter in kaart moeten brengen en daarnaar moeten handelen. Deze leden vragen welke concrete ideeën de Minister al heeft en hoe Nederland zijn relatie met de Global South in de toekomst beter vorm kan geven. De leden vragen daarnaast of de Minister hier een concreet voorbeeld van kan geven.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het WRR-rapport «Nederland in een fragmenterende wereldorde», en de daaropvolgende kabinetsreactie. Zij hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie lezen dat de WRR in haar rapport duidelijk wijst op het gevaar van verschansing: «Nederland is te klein en te open om erop te vertrouwen dat de eigen dijken veiligheid en welvaart bieden.» In plaats van een afwachtende houding aan te nemen, benadrukt de WRR de noodzaak om actief bij te dragen aan de EU, omdat Nederland niet in haar eentje de mondiale ontwikkelingen te lijf kan gaan. Deze leden zien in de recente acties van dit kabinet echter het tegenovergestelde. Zet Nederland zich niet op een zijspoor door zich tegen (een deel van) ReArm Europe te keren, zo vragen deze leden. In plaats van actief deel te nemen aan het versterken van de Europese defensiecapaciteit, trekt Nederland zich terug. Deelt de Minister de mening dat dit potentiële risico’s – zoals beschreven in het WRR-rapport – vergroot, en dat isolatie de veiligheid en welvaart van Nederland op langere termijn kan ondermijnen, zo vragen zij.

Daarnaast lezen de leden van de D66-fractie in de brief over een «versterkte communicatieaanpak» om het maatschappelijk bewustzijn over dreigingen te vergroten. Deze leden onderschrijven dit belang, maar zijn van mening dat het kabinet hierin nog een been bij kan trekken om ervoor te zorgen dat bijvoorbeeld voldoende Nederlanders zich voorbereiden op noodsituaties. Op welke manier gaat de Minister zich inzetten om dit bewustzijn te vergroten, zo vragen zij. Daarnaast benadrukken de aan het woord zijnde leden dat dit bewustzijn gaat om meer dan de aanschaf van noodpakketten, maar om het besef dat in de toekomst mogelijk vitale publieke voorzieningen, levensstandaarden, en zelfs vrijheid op het spel kan komen te staan. Deelt de Minister dit en is hij voornemens om ook hier actie op te ondernemen, zo vragen deze leden.

Op het gebied van samenwerking met landen in het mondiale Zuiden benadrukt de WRR het belang van gelijkwaardige partnerschappen, vooral met Afrikaanse landen. De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de plannen van dit kabinet om een derde van het budget voor ontwikkelingssamenwerking weg te bezuinigen en een tiende van het postennet te schrappen. Gezien de wereldwijde fragmentatie is het juist belangrijk dat Nederland zich engageert met landen in het mondiale Zuiden, vooral op gebieden zoals klimaatverandering, voedselzekerheid en watermanagement, niet in de laatste plaats omdat China en Rusland maar al te graag in dit gat springen. De aan het woord zijnde leden vragen de Minister hoe hij bestaande partnerschappen gaat behouden en nieuwe partnerschappen aan wil gaan in het licht van deze grote bezuinigingsoperatie op de internationale aanwezigheid van Nederland wereldwijd.

De WRR stelt ook dat Nederland zich moet wapenen tegen buitenlandse beïnvloeding, bijvoorbeeld via media en technologie. De leden van de D66-fractie delen dit en verwijzen daarbij naar de recente inmenging via platform X in Europese democratieën. De recente berichten over de invloed van buitenlandse actoren, zoals de zorgen rondom social media en desinformatie, geven aan dat deze dreiging steeds serieuzer wordt. Hoe is de Minister van plan om deze bedreigingen tegen te gaan, en hoe zal Nederland zijn infrastructuur beschermen tegen buitenlandse manipulatie, zowel in de media als in strategische sectoren zoals de technologie en halfgeleiders, zo vragen deze leden.

Tot slot, de leden van de D66-fractie lezen dat de WRR het belang van geopolitieke zelfredzaamheid en daarvoor de essentie om te investeren in kennis en analysecapaciteit benadrukt. Echter, tegelijkertijd wordt er miljoenen bezuinigd op onderwijs en onderzoek, ondanks dat deze sectoren cruciaal zijn voor het versterken van de nationale en internationale weerbaarheid van Nederland. De voorgenoemde leden vragen de Minister daarom hoe hij deze tegenstrijdigheid rijmt, en of hij kan uitleggen hoe hij deze noodzakelijke investeringen in kennis en capaciteit gaat realiseren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van BBB-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van zowel het rapport «Nederland in een veranderende wereldorde», als ook van de reactie erop door het kabinet.

De leden van BBB-fractie volgen de reactie van het kabinet, maar willen daarbij wel nog een paar kanttekeningen maken. Gezien de huidige ontwikkelingen is het van belang om zowel de banden met de VS goed te blijven onderhouden, maar als Nederland en Europa ook op eigen benen te kunnen (komen te) staan. Het laatste is op dit moment nog lastig, maar de aanbevelingen uit het rapport en de actiepunten die het kabinet daaruit heeft meegenomen zijn stappen in de goede richting.

Voor de leden van BBB-fractie staan een robuuste economie, met minder belemmerende regelgeving en een goede adequate infrastructuur als belangrijke pijler en tegelijkertijd ook krachtig wapen voor een toekomstbestendige, sterke en weerbare samenleving. Zij zien hierin samen met voedselzekerheid en watermanagement een grote rol weggelegd voor het Nederlandse bedrijfsleven, ook op het wereldtoneel. Dat geldt ook voor AI en halfgeleiders, en natuurlijk voor de Nederlandse defensie-industrie, die gezien de huidige geopolitieke ontwikkelingen haar vleugels kan uitslaan.

De leden van BBB-fractie zien deze rol ook voor de Nederlandse en Europese defensie-industrie, waarbij de leden zich wel zorgen maken of gevoelige informatie en innovatie in Europese handen kan blijven in plaats van in buitenlandse handen middels strategische overnames. Daar zit voor deze leden nog wel een zorgenkind. Dit sluit aan bij de zorgen die ook het kabinet beschrijft op het gebied van internationale misdrijven, kennisveiligheid, cyberveiligheid en hybride dreigingen.

De leden van BBB-fractie zien ook het belang in van strategische voorraden en volgen het rapport van de Europese Rekenkamer waaruit naar voren kwam dat het vervoeren van defensiemateriaal vanuit Nederland door Europa vertraagd wordt door knelpunten in onze huidige infrastructuur. De voorgenoemde leden willen het kabinet dan ook verzoeken deze in kaart te brengen en dit aan te pakken, op een manier die ook de Nederlandse infrastructuur ten goede komt voor andere doelen dan defensie. Tegelijk vragen deze leden of dit soort investeringen meegeteld kunnen worden binnen de huidige berekeningsmethoden van de NAVO-norm. Daarmee zou Nederland al snel kunnen opschalen naar boven de 2 procent, als wenselijk geachte nieuwe infrastructuurprojecten hieronder zouden mogen komen te hangen.

De leden van BBB-fractie wijzen op hun verkiezingsprogramma waarin zij ook al opriepen om strategische partnerschappen te vinden in landen in Afrika en Azië om daarbij grondstoffen zeker te stellen, maar ook op andere vlakken samenwerking te zoeken. Daarnaast is het ook belangrijk om migratiestromen te beheersen en zoveel mogelijk vluchtelingen in hun eigen regio op te vangen. Want ook grote immigratiestromen naar de EU kunnen een ondermijnend effect hebben. De aandacht hiervoor mag voor deze leden een tandje hoger.

De leden van BBB-fractie zijn voorstander van Europese samenwerking, maar voorzichtig en kritisch inzake het toelaten van nieuwe leden tot de EU. Dit geldt ook voor het vormen van een Europese kapitaalmarktunie waarop door het kabinet in haar reactie op het WRR-rapport wordt gehint. Deze leden willen van de EU geen transferunie maken en zijn tegen het aangaan van eurobonds. Waar verschillende actoren het met elkaar eens zijn dat een sterke economie een krachtig wapen is op het wereldtoneel, geldt dat volgens deze leden ook voor een degelijke staatshuishouding betreffende begrotingstekorten, schulden en rentestanden. Het kan niet zo zijn dat landen als Nederland hogere rentes moeten gaan betalen om de problemen van andere EU-landen te helpen financieren. Verder ondermijnt de EU zichzelf op de langere termijn als onze financiële fundamenten nu al uitgehold worden, wat tot allerlei nadelige gevolgen voor de langere termijn kan leiden. De enorme gevolgen van de vergrijzingsgolf in de nabije toekomst komen er ook nog aan. Daar kunnen we beter op voorbereid zijn door het nu durven maken van lastige keuzes en het gezond houden van onze overheidsfinanciën, dan door een te ruim monetair beleid. Dat laatste heeft bovendien ook nog eens aanwakkerende invloed op de inflatie, zoals de honderden miljarden schulden tijdens de COVID-crisis hebben laten zien. Voor de voorgenoemde leden bleef dit belangrijke onderdeel onderbelicht in het WRR-rapport. Hier zien zij graag meer aandacht voor, ook bij het kabinet, want dit hoort immers ook bij een sterke en weerbare economie op de langere termijn.

Tot slot merken de leden van BBB-fractie op dat Nederlanders zich recentelijk meer zorgen maken over hun veiligheid in de internationale context. Zij worden ook geconfronteerd met alsmaar oplopende kosten voor het dagelijks leven. Met al deze factoren moet rekening worden gehouden bij de belangenafwegingen die bij de begrotingsbehandeling gemaakt worden. Want een weerbare samenleving bestaat ook uit draagvlak onder haar eigen bevolking.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op het WRR-rapport «Nederland in een fragmenterende wereldorde» en maken graag van de gelegenheid gebruik om deel te nemen aan het schriftelijke overleg.

Aanbeveling 1

De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet, mede dankzij de Tweede Kamer, heeft geïnvesteerd in het aantrekken en ontwikkelen van Rijksbrede expertise op domeinen zoals economische veiligheid, kennisveiligheid, bescherming van vitale infrastructuur, cybersecurity en de aanpak van andersoortige hybride dreigingen. Deze leden vragen of het kabinet in de veronderstelling is dat deze investeringen voldoende zijn geweest en daarmee de Rijksbrede expertise op orde is of dat er nog tekorten bestaan op één of meerdere van deze domeinen.

De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet streeft naar het sluiten van bredere en strategische partnerschappen met opkomende machten, onder andere door middel van handelsakkoorden via de Europese Unie. De voorgenoemde leden vragen of het kabinet in dit licht ook het EU-Mercosur handelsakkoord ziet. Daaropvolgend vragen deze leden of het kabinet, wanneer het streeft naar het bovenstaande, dan ook van plan is om in te stemmen met het EU-Mercosur handelsakkoord.

De leden van de CDA-fractie vragen daarnaast of het kabinet een inschatting kan geven op welk moment de Kamer geïnformeerd zal worden over een kabinetsstandpunt over het EU-Mercosur handelsakkoord, en wanneer de Kamer zich hierover zou kunnen uitspreken.

De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet streeft naar het vergroten en versterken van de militaire paraatheid en de maatschappelijke weerbaarheid. Deze leden vragen of het kabinet in kan gaan op de rol die het ziet voor een maatschappelijke dienstplicht in het kader van militaire paraatheid en maatschappelijke weerbaarheid.

De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet het belang onderschrijft van investeren in onderwijs, talent, vaardigheden, onderzoek, en innovatie. Deze leden vragen of het kabinet dit belang ook op nationaal niveau onderschrijft en of het kabinet in kan gaan op de bezuinigingen op het hoger onderwijs in het kader van investeren in onderwijs, onderzoek, en innovatie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben van het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) en de kabinetsreactie daarop kennisgenomen en hebben enige vragen en opmerkingen.

De leden van de SGP-fractie onderschrijven de woorden over een adequaat postennet. Dit is voor consulaire dienstverlening, politieke en economische banden en ontwikkelingssamenwerking in veel landen cruciaal. De aan het woord zijnde leden vragen of het kabinet wat uitgebreider kan toelichten wat zij onder adequaat verstaat. De voornoemde leden vragen voorts of het kabinet kan zeggen wanneer de uitwerking voor de taakstelling op het postennet komt, zodat de Kamer zich daarop kan beraden. Voorts vragen de aan het woord zijnde leden hoe goed de consulaire dienstverlening is bij een ambassade die mede geaccrediteerd is voor een buurland. Tevens vragen zij hoeveel tijd en aandacht er is voor publieksdiplomatie van een ambassadeur of zijn medewerkers in landen waar hij mede voor is geaccrediteerd. Graag op die punten een reflectie van het kabinet en een vergelijking tussen landen waar Nederland een ambassadeur heeft en landen waar de ambassadeur vanuit een buurland mede geaccrediteerd is.

De leden van de SGP-fractie zijn benieuwd naar de woorden van het kabinet over besluitvorming rond het Gemeenschappelijke Buitenlandse en Veiligheidsbeleid (GBVB) van de Europese Unie. Het kabinet zegt dat de besluitvorming verbeterd moet worden en dat de EU slagvaardiger moet kunnen opereren. Deze leden zien een spanning ontstaan tussen deze reactie en de licht euro-kritische toon van het kabinet die ook met een Europawet meer grip op de EU wil krijgen. De voornoemde leden zijn ook van mening dat naast het nut van gezamenlijk optreden de EU wel een Unie van de lidstaten moet blijven met op een aantal cruciale terreinen ook het veto. Kan de Minister daarom toelichten hoe hij staat in de discussie over het afschaffen van het veto op GBVB-besluitvorming en het gebruik van de passerelle, zo vragen de leden van de SGP-fractie.

De leden van de SGP-fractie herkennen de discussie over Welvaart, Weerbaarheid en Waarden als klassieke internationaal politieke vraagstukken. Vroeger kon een dimensie de andere makkelijker versterken dan vandaag de dag, en het wordt in toenemende mate een afweging en zero-sum game of in ieder geval botsen deze dimensies. Waar deze dimensies botsen vragen deze leden of het kabinet deze dilemma’s kan expliciteren en de afwegingen en keuzes helder kan tonen. Specifiek vragende voorgenoemde leden hoe het kabinet weegt tussen de-risking van producten uit China en collectieve welvaart. Hoe komt het kabinet daarbij uit op een gewogen gemiddelde?

De leden van de SGP-fractie zijn geboeid door de discussie in het WRR-rapport over botsende wereldbeelden in internationale betrekkingen en hebben deze verschillen eveneens gesignaleerd rond de Russische agressieoorlog in Oekraïne en rond de mensenrechtensituatie in China. Daarbij zijn bijvoorbeeld andere wereldbeelden een mogelijke reden waarom onze stellingnames conflicteren met die van andere landen en concurrenten of systeemrivalen. Hoe balanceert de Minister daarin het begrijpen van de wereldbeelden en begrip gebruiken in de omgang, maar tegelijk niet de eigen wereldbeelden en waarden te laten varen, zo vragen deze leden. Hoe balanceert het kabinet bijvoorbeeld het afkeuren van Russisch revisionistisch geschiedschrijven en retoriek waar het onze opvattingen over de internationale rechtsorde schendt, maar wel begrijpen dat het een drijfveer is, zo vragen de voorgenoemde leden.

De leden van de SGP-fractie danken het kabinet voor de reactie op de WRR inzake toetreding. De voorgenoemde leden begrijpen de overwegingen van de WRR rond de strategie en weerbaarheidsvoordelen van meer lidstaten en een grotere Unie, maar maken zelf een andere politieke afweging die deels op weerbaarheid en waarden is gebaseerd. De voorgenoemde leden hechten zeer aan de Kopenhagencriteria, en ook aan de houdbaarheid van de Unie. Daarbij merken zij op dat een Unie met steeds meer lidstaten, meer terreinen waarover zij regeert en steeds verdere integratie niet steeds besluitvaardig en slagvaardig kan zijn. Daarom moet men enerzijds streng en terughoudend zijn met uitbreiding en anderzijds de EU beperken tot haar kerntaken en waar zij meerwaarde biedt. Dit hoort met echte overeenstemming en respect voor de verschillen tussen de lidstaten te geschieden. Daarbij vragen deze leden wel welke houding van de Europese Commissie nodig is om alle lidstaten in eensgezindheid bij elkaar te houden. De aan het woord zijnde leden denken onder andere dat het oprekken en toe-eigenen van bevoegdheden en vergaande suggesties op het gebied van abortus, gezin en genderzaken onverstandig zijn an sich en de verschillen tussen de lidstaten niet respecteren. Uiteindelijk achten zij dit onverstandig voor de verhoudingen binnen de EU en het draagvlak.

De leden van de SGP-fractie hebben naast het WRR-rapport en de onderhavige kabinetsreactie tevens de beleidsbrief ontwikkelingshulp (Kamerstuk 36 180, nr. 133) gelezen. In de kabinetsreactie wordt wel verwezen naar de Afrikastrategie en de Mondiale Gezondheidsstrategie, echter niet naar deze beleidsbrief. Deze leden vragen het kabinet of het WRR-rapport en de kabinetsreactie zijn meegenomen bij het schrijven van de beleidsbrief of andersom.

De leden van de SGP-fractie merken op dat de zeer sterke toon van het eigenbelang eerst in de beleidsbrief ontwikkelingshulp schuurt met het advies van de WRR op pagina 17–18 waar wordt aanbevolen om meer vanuit de belangen van Afrikaanse landen te denken om ook de relatie te verbeteren. Deze leden vragen het kabinet hoe de diplomatieke inzet en de beschouwing van belangen rond de inzet van ontwikkelingshulp elkaar kunnen versterken in Afrika. Is dit niet strijdig en contraproductief als men in Afrika ontwikkelingssamenwerking met meer eigengerichtheid en minder budget bedrijft en mogelijk ook ambassades wegbezuinigt of doet krimpen, zo vragen deze leden. De aan het woord zijnde leden zien in Afrika een werelddeel van groeiend belang, met ook complexe uitdagingen en hechten aan de gelijkwaardige relatie die de Afrikastrategie beoogt. De leden vrezen of vermoeden dat de boodschap van minder aanwezigheid en minder hulp met een sterkere focus op het eigenbelang de relatie op de lange termijn kan schaden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de kabinetsreactie op het WRR-rapport «Nederland in een fragmenterende wereldorde». Deze leden herkennen zich veelal in de aanbevelingen en conclusies van het rapport. Zij hebben over de kabinetsreactie nog enkele vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie zien ook de verschuivende panelen op het wereldtoneel en erkennen dat dit een andere houding vraagt van Nederland in het buitenlandbeleid. Daarbij verbazen ze zich over de grote bezuinigingen van dit kabinet op ontwikkelingssamenwerking. In de context van dit rapport uiten de leden nadrukkelijk hoe onverstandig ze die bezuinigingen vinden vanuit geopolitiek perspectief. Waarom ziet het kabinet zich niet, in een veranderende wereldorde en een terugtrekkende beweging van de Verenigde Staten, ook op ontwikkelingssamenwerking genoodzaakt om juist méér verantwoordelijkheid te nemen? Deze leden vragen de Minister hoe hij denkt de belangen van ontwikkelingslanden meer mee te kunnen wegen, zoals in de Afrikastrategie staat en waar de Minister in de kabinetsreactie aan refereert, terwijl er bezuinigd wordt op ontwikkelingssamenwerking. Deze conclusies stroken niet met het handelen van dit kabinet.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen in deze context ook om een reflectie op een recente opinie uit de Volkskrant door diverse experts op het gebied van buitenlandbeleid1. Kan de Minister uiteenzetten hoe de vier pijlers voor het buitenlandbeleid – defensie, diplomatie, ontwikkelingssamenwerking en internationale handel – zowel in visie als in concrete daden, bij dit kabinet met elkaar samenhangen? Vindt de Minister dat geïntegreerd beleid inderdaad mist? En hoe kijkt hij aan tegen de suggestie van de auteurs om in te zetten op 5 procent van het nationaal inkomen voor een geïntegreerd buitenlands beleid?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister op welke concrete manieren dit kabinet meer aandacht besteed aan Azië. Ziet het kabinet noodzaak voor een Azië-strategie?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister om uit een te zetten op welke manier de Minister zich inzet om de strategische zelfstandigheid van de EU te verbeteren. Daarbij vragen de voorgenoemde leden ook of de Minister noodzaak ziet om nog beter op te trekken met landen als Groot-Brittannië en Noorwegen, en op welke wijze hij dat wil doen.

De leden van de ChristenUnie-fractie onderschrijven het belang dat het kabinet hecht aan de inzet op een constructieve trans-Atlantische relatie. Welke strategie hanteert het kabinet om deze relatie te behouden, zowel op het gebied van veiligheid als op het gebied van de economie? De leden merken op dat we al voor het aantreden van de huidige Amerikaanse regering zagen dat de focus van de Amerikaanse regering verschoof richting Azië. Wat betekent deze trend voor de lange termijn, volgens de Minister?

De leden van de ChristenUnie-fractie delen de visie van de kabinetsreactie dat het ontwikkelen en borgen van deskundigheid over het buitenland in brede zin ontzettend belangrijk is in de huidige context. Zij delen ook in de erkenning van de belangrijke rol van ambassades, consulaten en permanente vertegenwoordigingen hierin. In dit licht vragen deze leden hoe de Minister deze visie rijmt met de bezuinigingen die dit kabinet doorvoert op ambassades en consulaten.

II Antwoord/Reactie van de Minister

III Volledige agenda

− Brief van de Minister van Buitenlandse Zaken inzake de «Kabinetsreactie WRR-rapport Nederland in een fragmenterende wereldorde», Kamerstuk 30 821, nr. 260


  1. De Volkskrant, 18 maart 2025, «Opinie: Het Nederlandse buitenlandbeleid heeft dringend behoefte aan regie en visie», https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/opinie-het-nederlandse-buitenlandbeleid-heeft-dringend-behoefte-aan-regie-en-visie~b81ec756/↩︎