Antwoord op de vragen van het lid Westerveld over het toepassen pijnprikkels in jeugdzorginstellingen
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2025D12668, datum: 2025-03-24, bijgewerkt: 2025-03-26 09:40, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20242025-1718).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Onderdeel van zaak 2025Z02393:
- Gericht aan: V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Indiener: E.M. Westerveld, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
1718
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks-PvdA) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het toepassen pijnprikkels in jeugdzorginstellingen (ingezonden 10 februari 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Karremans (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 24 maart 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1453.
Vraag 1
Kunt u verklaren hoe het kan dat u in antwoord op eerdere Kamervragen stelt dat het toepassen van een bokkepootje valt onder de definitie van «kindermishandeling» terwijl het Openbaar Ministerie (OM) in de brief aan Daisy erkent dat bokkepootjes zijn toegebracht, maar ook stelt dat er «geen aanwijzingen gevonden dat er door medewerkers (opzettelijk) buiten de geldende kaders of protocollen is gehandeld op het gebied van fysiek ingrijpen.»? Deelt u de mening dat dit een andere lezing is van de wet?
Antwoord 1
Zoals eerder in de media1 is verschenen hebben meerdere voormalig bewoners van behandelcentrum Woodbrookers aangifte gedaan, waarop politie en justitie een onderzoek zijn gestart. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft in september 2024 besloten om het onderzoek naar mogelijke mishandelingen te beëindigen. Deze beslissing heeft in één geval tot een artikel 12 Wetboek van Strafvordering (12 Sv-procedure) geleid. Dat betekent dat er sprake is van een lopende procedure en ik daarover geen inhoudelijke mededelingen kan doen.
Vraag 2
Welk beoordelingskader hanteert het OM? Hoe kan het dat dit beoordelingskader het toepassen van een handeling die als doel heeft pijn toe te brengen (een bokkepootje) niet kwalificeert als «kindermishandeling»? Hoe is dit te rijmen met de Jeugdwet en met internationale mensenrechtenverdragen?
Antwoord 2
Zoals ik ook in mijn antwoord op vraag 1 aangeef, is er sprake van een lopende procedure zodat ik geen inhoudelijke mededelingen kan doen. In antwoord op eerdere vragen van het lid Bruyning heb ik u reeds laten weten dat het OM heeft onderzocht in hoeverre de medewerkers van het behandelcentrum Woodbrookers hebben gehandeld in overeenstemming met geldende wet- en regelgeving en de toen geldende protocollen die betrekking hadden op de FMT-methode (fysiek mentale weerbaarheidstraining).2 De Nederlandse regelgeving moet, als het gaat om het beperken van grondrechten voldoen aan de eisen van de Grondwet en de internationale mensenrechtenverdragen. De Jeugdwet voldoet aan die eisen. Als instellingen richtlijnen en protocollen vaststellen, dan zullen deze ook altijd moeten voldoen aan de geldende wet- en regelgeving.
Vraag 3
Welke methodes zijn er precies toegestaan in de jeugdzorg? Welke concrete interventietechnieken vallen daar precies onder? Wat is het kader waar medewerkers op kunnen terugvallen wanneer zij in een risicovolle situatie terechtkomen? Wat is daarin concreet toelaatbaar?
Antwoord 3
De Jeugdwet stelt nadrukkelijk voorwaarden aan het toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen zoals het vastpakken en vastpakken en vasthouden. Uitgangspunt is altijd het nee, tenzij beginsel: alleen vrijheidsbeperking als er geen minder zwaar alternatief is, het proportioneel is en naar verwachting effectief. En vrijheidsbeperking moet gericht zijn op:
het waarborgen van de veiligheid van een jeugdige of anderen;
het afwenden van gevaar voor de gezondheid van een jeugdige of anderen; of
het bereiken van de met de jeugdhulp beoogde doelen voor de ontwikkeling van de jeugdige, die in het hulpverleningsplan zijn opgenomen.
Aanbieders van gesloten jeugdhulp moeten ervoor zorgen dat zij hun medewerkers volgens de geldende richtlijnen opleiden zodat vastpakken en vasthouden alleen gebeurt op basis van dit nee, tenzij beginsel en zonder toediening van pijnprikkels. Zij maken gebruik van methodes waarbij ontwikkelingsgericht gewerkt wordt en die de-escalatie bevorderen. Voorbeelden van methodieken zijn de presentiebenadering, geweldloos verzet of nonviolent resistance en positive behaviour support. Daarnaast voorziet de richtlijn Residentiële jeugdhulp professionals van handvatten voor het hanteren van regels en het omgaan met regelovertreding.
Vraag 4
Wat is de precieze definitie van «Geweld» zoals beschreven in de Jeugdwet onder artikel 4.1.8 en de meldcode Geweld door hulpverleners?
Antwoord 4
In artikel 1.1 Jeugdwet is een definitie van geweld bij de verlening van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering opgenomen. In de memorie van toelichting staat dat geweld van welke aard ook vanzelfsprekend achterwege dient te blijven bij de verlening van jeugdhulp en bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering3. Dit betekent dat «geweld» in de brede zin van het woord moet worden uitgelegd. In de leidraad van de IGJ wordt geweld dan ook als volgt gedefinieerd: «geweld bij de verlening van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering: lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld jegens een jeugdige of een ouder, of bedreiging daarmee, door iemand die werkzaam is voor de jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling, of door iemand die werkzaam is voor een rechtspersoon die in opdracht van de aanbieder of gecertificeerde instelling jeugdhulp verleent of door een andere jeugdige of ouder met wie de jeugdige of ouder gedurende het etmaal of een dagdeel bij de aanbieder verblijft».
Ik ben echter niet bekend met een meldcode «Geweld door hulpverleners».
Vraag 5
Op welke manier controleert de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) of er sprake is van «vastpakken en beethouden» (artikel 6.3.2.2) zoals beschreven in de memorie van toelichting bij de Wet Rechtspositie Gesloten Jeugdhulp? Is het inspectiekader aangepast na ingang van de wet?
Antwoord 5
De IGJ heeft in het afgeronde toezicht op de gesloten jeugdhulp gecontroleerd op alle vormen van vrijheidsbeperking zoals deze op dat moment in de veldnormen stonden en nu in de aangepaste Jeugdwet staan. Vastpakken en vasthouden is er daar één van. Daarbij heeft de IGJ de volgende norm uit het voor de gesloten jeugdhulp geoperationaliseerde toetsingskader gehanteerd: vastpakken en vasthouden wordt alleen ingezet in situaties van acute onveiligheid en met toepassing van het 4-ogen principe. De IGJ heeft op vrijheidsbeperking gecontroleerd door over de toepassing hiervan in gesprek te gaan met jongeren en medewerkers. Ook heeft de IGJ gekeken naar de geregistreerde incidenten en toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen door de instellingen en gecontroleerd of de scholing van medewerkers op orde was. Het toezichtkader dat de IGJ hanteert voor de gesloten jeugdhulp is aangepast na ingang van de wet.
Vraag 6
Op welke manieren wordt in de opleiding voor hulpverleners en jeugdbeschermers nu geleerd wat wel en niet is toegestaan volgens de huidige wet- en regelgeving? Hoe worden begeleiders in instellingen opgeleid zodat ze weten wat ze moeten doen als die fysieke begrenzing noodzakelijk is? Hoe is dit onderdeel van opleidingen en nascholingstrajecten? Heeft iedere hulpverlener die met minderjarigen werkt hier kennis van genomen?
Antwoord 6
In de landelijke opleidings- en competentieprofielen van de bacheloropleidingen tot hbo-pedagoog en social worker profiel jeugd zijn recht en wetgeving opgenomen als onderdeel van het onderwijs. Tijdens hun opleiding doen studenten onder andere kennis over de actuele maatschappelijke context van hun werk op, gebaseerd op onder andere politicologie, recht, beleid en wet- en regelgeving. De HBO-opleidingen pedagogiek en de vijf landelijke opleidingsoverleggen hebben de landelijke profielen in het domein sociaal werk van de sector hogere sociale studies opgesteld.
Professionals volgen, eenmaal werkzaam, ook scholing binnen hun organisatie. Zo krijgen professionals in de gesloten jeugdhulp bijvoorbeeld structureel training in de-escalerend werken en het voorkomen van vrijheidsbeperkende maatregelen. Ik verwijs hierbij ook naar de beantwoording van eerdere Kamervragen4.
Daarnaast voorziet de richtlijn Residentiële jeugdhulp professionals van handvatten voor het hanteren van regels en het omgaan met regelovertreding.
Tenslotte geldt voor SKJ-geregistreerde professionals dat zij meerdere geaccrediteerde na- en bijscholingsopleidingen op het gebied van verbale en fysieke agressiepreventie en -hantering kunnen volgen.
Niet alleen professionals, maar ook jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen hebben een verantwoordelijkheid in het bevorderen en blijven ontwikkelen van de vaardigheden van professionals. Zij zijn namelijk verplicht om ervoor te zorgen dat geregistreerde professionals hun taken kunnen verrichten met inachtneming van de voor hen geldende professionele standaarden.
Vraag 7
Kunnen jongeren die in het verleden in een instelling zaten nog steeds gebruik maken van de klachtenregeling van deze instellingen of is de enige optie die hen rest een civielrechtelijke procedure? Wanneer dat laatste het geval is, deelt u dan de mening dat deze procedure in schril contrast staat met het belang van laagdrempelige manieren om misbruik aan te kaarten en erkenning te krijgen?
Antwoord 7
Op grond van artikel 4.2.1 Jeugdwet hebben jongeren de mogelijkheid een formele klacht in te dienen bij de klachtencommissie van de betreffende jeugdhulpaanbieder. De klachtenprocedure heeft tot doel dat de jongere zich gehoord voelt en mogelijk genoegdoening krijgt, het bewaren en/of herstellen van de hulpverleningsrelatie en het verbeteren van de kwaliteit van zorg. De Jeugdwet schrijft geen termijn voor waarbinnen de klacht moet zijn ingediend. In het klachtenreglement van de betreffende jeugdhulpaanbieder kan echter wel een termijn zijn opgenomen waarbinnen de klacht dient te zijn ingediend. Deze termijn kan per klachtenregeling verschillen.
Naast de klachtenprocedure kan een civielrechtelijke procedure worden gestart, bijvoorbeeld in het geval van een vermeende onrechtmatige daad. De insteek van de civielrechtelijke procedure is anders dan het doel van een klachtenprocedure. In een civielrechtelijke procedure gaat het voornamelijk om het vaststellen van rechten en verplichtingen. Het is uiteindelijk de rechter die beoordeelt of sprake is van onrechtmatig handelen op grond waarvan een recht op schadevergoeding kan bestaan. Een civielrechtelijke procedure is geen laagdrempelige manier om misbruik of misstanden aan te kaarten, dat ben ik met u eens. Wel kunnen jongeren op bij een eventuele procedure op een laagdrempelige wijze worden ondersteund door bijvoorbeeld de kinderen- en jongerenrechtswinkel en Jeugdstem. Zie ook mijn antwoord op vraag 11.
Vraag 8
Bedoelt u met uw antwoord op vraag 12 dat er een aparte evaluatie komt van de aanbevelingen van het rapport van Commissie De Winter, aangezien deze commissie niet is meegenomen in de recente rapportage over het Schadefonds Geweldsmisdrijven? Zo ja, weet u wat de publicatiedatum is? Wordt in de evaluatie naar de aanbevelingen van Commissie De Winter ook gekeken naar de groep mensen die buiten de boot viel bij het aanvragen van een geldbedrag via de tijdelijke regeling financiële tegemoetkoming, omdat zij net buiten de criteria vielen, zoals jongeren die na 2019 mishandeling in een instelling hebben meegemaakt of op het moment waarop het gebeurde net 18 waren geworden?5
Antwoord 8
De Universiteit voor Humanistiek, onder coördinatie van het WODC, evalueert alle erkenningsmaatregelen naar aanleiding van het rapport van de Commissie De Winter. De tijdelijke regeling financiële tegemoetkoming voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg is hier onderdeel van. In het onderzoek is ook aandacht voor (de gevolgen van) de afbakening van de regeling. Het WODC verwacht de evaluatie nog voor de zomer te publiceren. U ontvangt deze evaluatie.
Vraag 9
Klopt onze lezing dat personen die jeugdhulp in het verleden kregen, het recht hebben hun (medisch) dossier op te vragen en dit in principe ingewilligd moet worden? Klopt het ook dat (delen van) dossiers niet vernietigd mogen worden zonder toestemming van de betrokkene? Wat kan een betrokkene doen als inzage in het dossier wordt onthouden of delen daarvan niet meer lijken te bestaan?
Antwoord 9
Op grond van artikel 7.3.8 Jeugdwet zijn jeugdhulpaanbieders verplicht om een dossier bij te houden. Desgevraagd verleent de jeugdhulpverlener de betrokkene inzage in de gegevens uit het dossier ingevolge artikel 7.3.10 Jeugdwet. Betrokkenen van twaalf jaar en ouder hebben een zelfstandig recht op inzage in hun gegevens uit het dossier. De wettelijk vertegenwoordigers van minderjarigen hebben – zolang de minderjarige de leeftijd van 16 jaar niet heeft bereikt – eveneens een zelfstandig inzagerecht.
Het feit dat recht op inzage in gegevens uit het dossier bestaat, betekent echter niet dat de betrokkene recht heeft op het «volledige» dossier. Het dossier kan namelijk ook gegevens bevatten van «derden». De verstrekking van deze informatie blijft achterwege voor zover dit noodzakelijk is in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van derden. Ook kan de hulpverlener besluiten om geen inzage in (bepaalde) gegevens uit het dossier te verlenen indien hij daardoor niet geacht kan worden de zorg van een goed jeugdhulpverlener in acht te nemen. Zie in dit verband artikel 7.3.10 en 7.3.11 lid 3 Jeugdwet.
Wat betreft het bewaren en vernietigen van het dossier. In beginsel bewaart een jeugdhulpverlener het dossier gedurende twintig jaar, te rekenen vanaf het tijdstip waarop de laatste wijziging in het dossier heeft plaatsgevonden, of zoveel langer als redelijkerwijs uit de zorg van een goed jeugdhulpverlener voortvloeit. In de tussentijd worden gegevens uit het dossier niet vernietigd, tenzij de betrokkene daartoe een uitdrukkelijk verzoek doet en zich geen weigeringsgrond uit het tweede lid van artikel 7.3.9 Jeugdwet voordoet. Is het dossier (onbedoeld) zonder verzoek daartoe vernietigt, verloren of kwijtgeraakt, dan dient de jeugdhulpaanbieder na te gaan of er sprake is van een datalek dat moet worden gemeld bij de Autoriteit Persoonsgegevens en betrokkenen.
Indien een instantie privacyrechten niet of onvoldoende naleeft, kan de betrokkene een klacht indienen bij de betreffende instantie of de Autoriteit Persoonsgegevens. Daarnaast kan de betrokkene (zonder advocaat) een verzoekschrift indienen bij de Sector Civiel van de rechtbank.6
Vraag 10
Deelt u de mening dat een website met informatie en chatten met medewerkers van het CIE (zoals in antwoord op vraag 10) nuttig is, maar wel wat anders is dan langdurige en gespecialiseerde slachtofferhulp, die soms noodzakelijk is? Zo ja, wat gaat u doen om dit te regelen en zo daadwerkelijk opvolging te geven aan de aanbevelingen?
Antwoord 10
Het CIE is opgericht in lijn met de aanbeveling van Commissie De Winter dat slachtoffers hun verhaal kunnen vertellen en erkenning kunnen krijgen voor hun nare herinneringen. Het CIE helpt slachtoffers waar mogelijk in de toeleiding naar passende zorg in het bestaande reguliere hulpaanbod. De evaluatie van de erkenningsmaatregelen zoals genoemd onder vraag 8 zal ook ingaan op de wijze waarop het CIE tegemoetkomt aan de behoeften van slachtoffers.
Vraag 11
Bij wie kunnen jongeren terecht die in een instelling zaten die diverse keren door de IGJ is berispt, onder toezicht heeft gestaan en uiteindelijk zelfs is gesloten vanwege geconstateerde misstanden, nu de strafrechtelijke weg afgesloten lijkt te zijn? Deelt u de mening dat jongeren die in een instelling zaten, en aangeven daar mishandeld te zijn, recht hebben op een eerlijk proces en daar ook laagdrempelige juridische ondersteuning bij nodig is? Zo ja, waar kunnen zij terecht? Zo nee, hoe rijmt u dit met de aanbevelingen van Commissie De Winter?
Antwoord 11
Zoals ik in mijn antwoorden van 8 november 2024 aangaf, kan ik mij zeer goed voorstellen dat jongeren die geweld hebben meegemaakt in een instelling behoefte hebben aan individuele erkenning en genoegdoening.7 Dit kan op verschillende manieren. Bijvoorbeeld doordat een instelling excuses maakt voor leed dat een jeugdige bij hen heeft ondervonden, of een gesprek tussen jeugdigen en hun oud-behandelaars. Een andere mogelijkheid is via de klachtenregeling van de instelling, of de strafrechtelijke route door middel van een aangifte bij de politie. Het is aan het OM te bepalen of er sprake is van een strafbaar feit dat kan worden vervolgd. Ik kan me daarbij voorstellen dat slachtoffers die aangifte hebben gedaan, teleurgesteld zijn als de aangifte niet tot een vervolging leidt. Tegen de beslissing van het OM niet tot vervolging over te gaan, kan een klacht bij het gerechtshof worden ingediend (12 Sv-procedure). De jongere kan de instelling civielrechtelijk aanspreken en zo nodig een gerechtelijke procedure te starten. In dat geval is het uiteindelijk aan de rechter om te beoordelen of sprake is van onrechtmatig handelen.
Het recht op een eerlijk proces is opgenomen in onze Grondwet en diverse internationale (mensenrechten) verdragen. Dit recht geldt ook voor jongeren die te maken hebben gehad met ongeoorloofd geweld. Jongeren kunnen daarbij op een laagdrempelige wijze worden ondersteund door bijvoorbeeld de kinderen- en jongerenrechtswinkel en Jeugdstem.
Geen vervolging in zaak-Woodbrookers, Nieuwsbericht 25 september 2024 Openbaar Ministerie↩︎
Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025, Aanhangsel 903↩︎
Kamerstukken II 2012/13, 33 684, nr. 3 (MvT), p. 114.↩︎
Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025, Aanhangsel 466↩︎
WOCD, 21 januari 2025, «Schadefonds Geweldsmisdrijven zou meer slachtoffers kunnen bereiken» (Schadefonds Geweldsmisdrijven zou meer slachtoffers kunnen bereiken | Nieuwsbericht | WODC – Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum)↩︎
Ingevolge artikel 35 uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming.↩︎
Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025, Aanhangsel 512↩︎