[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Fiche: Voorstel Omnibus I (CSRD & CSDDD)

Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Brief regering

Nummer: 2025D12686, datum: 2025-03-24, bijgewerkt: 2025-03-28 10:39, versie: 3 (versie 1, versie 2)

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-22112-4012).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 22112 -4012 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie.

Onderdeel van zaak 2025Z05514:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025

22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 4012 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 maart 2025

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 4 fiches die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).

Fiche: Wijziging verordening centrale effectenbewaarinstellingen inzake een kortere settlementcyclus (Kamerstuk 22 112, nr. 4011)

Fiche: Voorstel Omnibus I CSRD CSDDD

Fiche: Verordening vereenvoudiging Carbon Border Adjustment Mechanism (Kamerstuk 22 112, nr. 4013)

Fiche: wijziging verordeningen om de efficiëntie van EU-garanties te vergroten en rapportageverplichtingen te versimpelen (Kamerstuk 22 112, nr. 4014)

De Minister van Buitenlandse Zaken,
C.C.J. Veldkamp

Fiche: Voorstel Omnibus I (CSRD & CSDDD)

1. Algemene gegevens

a) Titel voorstel

Proposal for a DIRECTIVE OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL amending Directives (EU) 2022/2464 and (EU) 2024/1760 as regards the dates from which Member States are to apply certain corporate sustainability reporting and due diligence requirements (hierna: Voorstel Uitstel CSRD of Voorstel Uitstel CSDDD)

Proposal for a DIRECTIVE OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL amending Directives 2006/43/EC, 2013/34/EU, (EU) 2022/2464 and (EU) 2024/1760 as regards certain corporate sustainability reporting and due diligence requirements (hierna: Voorstel Aanpassingen CSRD of Voorstel Aanpassingen CSDDD).

b) Datum ontvangst Commissiedocument

26 februari 2025

c) Nr. Commissiedocument

COM (2025) 80 en COM (2025) 81

d) EUR-lex

https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=COM%3A2025%3A80%3AFIN

https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=CELEX%3A52025PC0081&qid=1741788235615

e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing

Niet opgesteld

f) Behandelingstraject Raad

Raad Algemene Zaken (RAZ)

g) Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Buitenlandse Zaken, in nauwe samenwerking met het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Justitie en Veiligheid

h) Rechtsbasis

Artikel 50 en 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)

i) Besluitvormingsprocedure Raad

Gekwalificeerde meerderheid

j) Rol Europees Parlement

Medebeslissing

2. Essentie voorstel

a) Inhoud voorstel

In de voorstellen worden de recent tot stand gekomen richtlijnen Corporate Sustainability Reporting Directive (hierna: CSRD1) en Corporate Sustainability Reporting and Due Diligence Directive (hierna: CSDDD2) inhoudelijk gewijzigd. Wanneer het gaat om de wijziging van de ene dan wel de andere richtlijn, wordt dit aangeduid als Voorstel (Aanpassingen of Uitstel) CSRD dan wel als Voorstel (Aanpassingen of Uitstel) CSDDD. Al deze voorstellen maken onderdeel uit van de zogenaamde Omnibus I van de Europese Commissie.

Voorstel Uitstel CSRD

De Commissie wil de lidstaten twee jaar uitstel bieden voor het implementeren van de CSRD en daarmee voor de toepassing van de CSRD voor twee van de vier groepen ondernemingen waarvoor de inwerkingtreding gefaseerd is geregeld in de CSRD. Het gaat ten eerste om de ondernemingen die voor het eerst over boekjaar 2025 zouden moeten rapporteren, namelijk de grote en niet-beursgenoteerde vennootschappen, banken en verzekeringsmaatschappijen en moedermaatschappijen van een grote groep, voor zover ze niet al over 2024 hoefden te rapporteren. Ten tweede gaat het om de ondernemingen die voor het eerst over boekjaar 2026 zouden moeten rapporteren, namelijk de beursvennootschappen, beursgenoteerde banken en verzekeringsmaatschappijen, voor zover ze niet al over 2025 of 2024 hoefden te rapporteren. Dit betreffen dus vooral beursgenoteerde MKB-bedrijven, kleine en niet-complexe instellingen en verzekeringscaptives en herverzekeringscaptives. De Commissie beoogt met dit uitstel te voorkomen dat een deel van deze ondernemingen eerst nog moet rapporteren over boekjaar 2025 of 2026, om vervolgens buiten de reikwijdte van de CSRD te vallen na de inwerkingtreding van het Voorstel CSRD.

Voorstel Uitstel CSDDD

De Commissie stelt voor om de omzettingstermijn van CSDDD voor lidstaten (nu 26 juli 2026) met één jaar uit te stellen (naar 26 juli 2027), alsmede de toepassingstermijn voor de eerste groep ondernemingen (van 26 juli 2027 naar 26 juli 2028).

Voorstel Aanpassingen CSRD

De reikwijdte van de rapporteringsverplichting in de CSRD wordt in het Voorstel CSRD beperkt tot alle grote ondernemingen en grote groepen van ondernemingen (concerns) met meer dan 1.000 werknemers, die hetzij een netto omzet van meer dan EUR 50 miljoen, hetzij een balanstotaal van meer dan EUR 25 miljoen hebben. Die grens van 1.000 werknemers is nieuw ten opzichte van de CSRD en geldt ook voor onder meer beursvennootschappen. De CSRD zal aldus niet langer van toepassing zijn op grote ondernemingen met minder dan 1.000 werknemers en beursgenoteerde MKB-ondernemingen.

De Commissie zal een vrijwillige standaard opstellen, die gebruikt kan worden door ondernemingen die niet (meer) onder de rapporteringsverplichtingen vallen, maar wel willen rapporteren. Die standaard zal tevens ondernemingen met minder dan 1.000 werknemers in de waardeketen van de rapporterende onderneming beschermen: zij hoeven de rapporterende onderneming op haar verzoek niet méér informatie aan te leveren dan is aangegeven in die vrijwillige standaard voor het rapporteren van duurzaamheidsinformatie, met uitzondering van aanvullende duurzaamheidsinformatie die normaliter al wordt gedeeld tussen ondernemingen in die bepaalde sector.

De accountant dient de duurzaamheidsrapportage te controleren en onder het huidige voorstel een verklaring van een beperkte mate van zekerheid afgeven. Aanvankelijk was voorzien in de mogelijkheid om in de toekomst over te gaan op een verklaring van redelijke mate van zekerheid. Deze mogelijkheid vervalt met het voorstel. Onder het nieuwe voorstel zal de Commissie in plaats van assurancestandaarden in 2026 targeted assurance guidelines uitvaardigen. Dit stelt de Commissie in staat om sneller in te spelen op opkomende kwesties op het gebied van het assurance-onderzoek van de duurzaamheidsrapportering om zo onnodige lasten voor ondernemingen die onder de rapportageverplichtingen vallen te beperken.

Verder zal de Commissie op het gebied van de standaarden afzien van het opstellen van sectorspecifieke standaarden. Zij heeft ook toegezegd de eerste set European Sustainability Reporting Standards (ESRS) te zullen herzien door deze te vereenvoudigen en te stroomlijnen om ook daar de lasten te verminderen. Dit laatste zou met name voor meer duidelijkheid voor ondernemingen en audit- en assurancedienstverleners moeten zorgen over de afbakening van de hoeveelheid en nauwkeurigheid van de informatie die nodig is om te voldoen aan de ESRS. Dit zou moeten leiden tot het voorkomen van een stijging van de assurancekosten voor ondernemingen en zou voor meer voorspelbaarheid van de rapportagekosten moeten zorgen.

Tevens wordt rapportage m.b.t. de EU Taxonomie Verordening voor grote ondernemingen met meer dan 1.000 medewerkers en een (netto) jaaromzet lager dan EUR 450 miljoen vrijwillig, zolang deze ondernemingen claimen geen activiteiten te hebben die in lijn zijn met de Taxonomie. Als deze ondernemingen vrijwillig rapporteren wordt transparantie verwacht over de mate waarin de omzet en kapitaaluitgaven in lijn zijn met de EU Taxonomie. Rapportage over operationele uitgaven wordt daarbij optioneel. Ook wordt de mogelijkheid gecreëerd voor ondernemingen om in hun rapportage aan te geven dat hun omzet en kapitaaluitgaven gedeeltelijk in lijn zijn met de EU Taxonomie. De Commissie wordt gemandateerd om per gedelegeerde handeling kaders te stellen om standaardisatie van rapportage op hiervoor genoemde punten te borgen.

Voorstel Aanpassingen CSDDD

De verplichting om in de keten van activiteiten (gehele upstream en deel van downstream keten) op basis van de resultaten van een risicoanalyse een diepgaande beoordeling uit te voeren wordt ingeperkt naar enkel de directe zakenrelaties (Tier 1). Maar wanneer er plausibele informatie is dat er negatieve gevolgen plaatsvinden bij indirecte zakenrelaties verderop in de keten, moet een onderneming wel voorbij deze Tier 1 zakenrelaties kijken. Ook moeten ondernemingen contractuele garanties vragen van directe zakenpartners die dit op hun beurt moeten vragen van zakenpartners verderop in de keten. Ondernemingen mogen van directe zakenpartners met minder dan 500 werknemers niet meer informatie opvragen dan is gespecificeerd in de vrijwillige standaarden op grond van artikel 29a van de CSRD, tenzij er indicaties zijn van negatieve gevolgen of de relevante gevolgen niet worden gedekt door de vrijwillige standaarden, en deze informatie niet op andere wijze verkregen kan worden.

De verplichting om in bepaalde situaties een zakenrelatie te beëindigen, wordt veranderd in een verplichting tot opschorting van de zakenrelatie. Ook de regels over betekenisvolle samenwerking met stakeholders worden aangepast. Er wordt verduidelijkt dat ondernemingen alleen die stakeholders hoeven te betrekken die relevant zijn voor de specifieke stap van het gepaste zorgvuldigheidsproces. Verder hoeven stakeholders niet meer betrokken te worden bij besluiten van de onderneming om een zakenrelatie op te schorten of te beëindigen, noch bij het ontwikkelen van kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren voor de monitoring van de gepaste zorgvuldigheid. De definitie van stakeholders wordt versimpeld en ingeperkt tot werknemers, hun vertegenwoordigers, en individuen en gemeenschappen wiens rechten of belangen direct zijn of kunnen worden geraakt door de producten, diensten en activiteiten van de onderneming, haar dochterondernemingen en zakenpartners.

De periodieke evaluatie van de activiteiten en genomen maatregelen van de onderneming, haar dochters en waar relevant haar zakenpartners, en beoordeling van de effectiviteit van de genomen maatregelen door de onderneming, hoeft niet meer ieder jaar maar slechts iedere vijf jaar plaats te vinden. Wel blijft de verplichting bestaan om de effectiviteit en uitvoering van de gepaste zorgvuldigheidsmaatregelen te evalueren wanneer er een significante verandering optreedt, en wanneer er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat de maatregelen niet langer effectief zijn of dat er nieuwe risico’s bekend zijn geworden.

Het klimaattransitieplan dat ondernemingen moeten opstellen volgens de CSDDD moet nog steeds geplande en genomen implementatieacties omvatten, maar de verplichting vervalt dat ondernemingen hun uiterste best moeten doen dit plan uit te voeren. In het voorstel worden bepalingen over de boetehoogte gewijzigd. De koppeling met de omzet en de bepaling over een maximumboete van minimaal 5% worden geschrapt. Ook is het niet toegestaan om als lidstaat een maximumlimiet voor geldboetes op te nemen in de nationale implementatiewetgeving, wanneer dit toezichthouders kan belemmeren om rekening te houden met specifieke verzachtende of verzwarende omstandigheden. De Commissie moet in samenwerking met lidstaten richtsnoeren opleveren met handvatten voor toezichthouders om de hoogte van de geldboetes te bepalen.

De wettelijke aansprakelijkheidsregels op grond van de richtlijn worden geschrapt. Ondernemingen kunnen nog steeds aansprakelijk worden gesteld voor schending van de gepaste zorgvuldigheidsverplichtingen op grond van nationaal recht. Lidstaten hoeven niet meer te regelen dat benadeelden vertegenwoordigd kunnen worden door vakbonden of NGO’s. Welk recht van toepassing is op geschillen in niet-EU landen wordt ook aan het nationale recht overgelaten (geen voorrangsbepaling meer).

De deadline voor de algemene richtsnoeren over het uitvoeren van gepaste zorgvuldigheid door de Commissie wordt met een half jaar vervroegd. De Commissie is niet langer verplicht om in 2026 een rapport uit te brengen over de noodzaak van aanvullende regels voor de financiële sector. De maximumharmonisatie wordt uitgebreid naar alle kernaspecten van het gepaste zorgvuldigheidsproces. Lidstaten mogen geen strengere regels meer invoeren ten aanzien van deze verplichtingen.

b) Impact assessment Commissie

Er is geen impact assessment uitgevoerd door de Europese Commissie. Het kabinet hecht er waarde aan dat Commissievoorstellen gepaard gaan met een degelijke impact assessment. Zonder een impact assessment ontbreekt een grondige analyse van de economische, sociale en ecologische gevolgen van de wijzigingen in wetgeving. Dit mag ook verwacht worden vanuit de betere regelgeving-agenda van de Commissie. De urgentie van de voorstellen laat volgens de Commissie echter geen ruimte voor een dergelijke toets. Zij wijst op de impact assessments die voor de CSRD en de CSDDD zijn opgesteld en die hebben bijgedragen aan de keuzes die in het voorstel zijn gemaakt. In een werkdocument dat de Commissie openbaar heeft gemaakt ter toelichting bij het Omnibusvoorstel, heeft de Commissie wel op basis van haar eerdere berekeningen in het impact assessment bij de CSDDD en de CSRD een globale kostenbesparing berekend.

Voor de CSRD bedraagt de kostenbesparing in totaal voor de ondernemingen in de EU die in dit voorstel niet meer hoeven te rapporteren, ca. EUR 1,2 miljard per jaar aan rapporteringskosten, ca. EUR 2 miljard per jaar aan accountantskosten en eenmalig EUR 1,6 miljard aan invoeringskosten. Daartegen over staat dat de accountantsorganisaties investeringen hebben gemaakt voor het opleiden van accountants om de CSRD-controle te kunnen uitvoeren. Deze accountantsorganisaties zullen eerder verwachte omzet op basis van deze voorstellen niet meer realiseren. Voor de ondernemingen in de EU die wel onder de CSRD-verplichtingen blijven vallen, bedragen de besparingen ca. EUR 0,2 miljard per jaar voor de kosten van de rapportering en ca. EUR 0,3 miljard voor de accountantskosten. Het vrijwillig maken van de taxonomierapportage voor alle andere bedrijven en concerns dan degenen met meer dan EUR 450 miljoen omzet en meer dan 1.000 werknemers leidt tot een jaarlijkse kostenbesparing van ca. EUR 0,8 miljard en een eenmalige kostenbesparing voor bedrijven die nog niet verplicht waren om hierover te rapporteren van EUR 0,9 miljard. De totale jaarlijkse kostenbesparing van het voorstel voor de CSRD komt daarmee uit op EUR 4,4 miljard voor de EU als geheel.

Voor de CSDDD gaat de Commissie uit van EUR 320 miljoen (totaal, voor alle ondernemingen die onder de CSDDD vallen gecombineerd) aan jaarlijkse kostenbesparingen en EUR 60 miljoen eenmalige kostenbesparing. Wat de impact van de wijzigingsvoorstellen is op de te behalen doelstellingen van de wetgeving is niet getoetst door de Commissie.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Nederland onderschrijft de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s) en de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen (OESO-richtlijnen). Hierin zijn internationale standaarden op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) vastgelegd. Kernelement van deze normen is dat ondernemingen risico’s in hun internationale ketens in kaart brengen, deze risico’s voorkomen, aanpakken of stoppen en hierover communiceren. Het gaat hierbij om risico’s op het schenden van mensenrechten, zoals gedwongen arbeid en uitbuiting, maar ook milieuvervuiling. Als OESO-lidstaat, verwacht de Nederlandse overheid dat bedrijven de OESO-richtlijnen toepassen.

Het IMVO-beleid bestaat uit een mix van vrijwillige en verplichtende maatregelen die tezamen moeten leiden tot effectieve gedragsverandering bij koplopers, achterblijvers en ondernemingen in het peloton. Kernelement van deze doordachte mix is een brede gepaste zorgvuldigheid-verplichting. Uit onderzoeken en consultaties blijkt dat een dergelijke verplichting het meest effectief is als deze wordt ingericht op Europees niveau. Een Europese aanpak zorgt voor een grotere impact in de keten en borgt een gelijk speelveld voor ondernemingen. Het kabinet heeft daarom steeds ingezet op een Europese verplichting voor ondernemingen tot het toepassen van gepaste zorgvuldigheid in hun keten in lijn met de OESO-richtlijnen en UNGP’s. Dit is ook in het belang van een gelijk speelveld. Niet-Europese landen die regels aannemen voor gepaste zorgvuldigheid zullen die immers ook baseren op gezaghebbende internationale standaarden, zoals het geval is voor de bestaande Noorse wet op ketenverantwoordelijkheid.

Bij het bepalen van het beleid ten aanzien van rapportageverplichtingen hecht het kabinet veel waarde aan de effectiviteit en voorspelbaarheid van het beleid, het zoveel mogelijk beperken van de administratieve lasten voor ondernemingen en het realiseren van een zo groot mogelijk internationaal gelijk speelveld. Tegelijk onderstreept het kabinet het belang van transparantie als wezenlijk element van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het doel daarbij is om bewustzijn en kennis over maatschappelijk verantwoord ondernemen te vergroten en ondernemingen te stimuleren hun waardeketen in kaart te brengen en eventuele risico’s aan te pakken. Dit helpt tevens bij het kanaliseren van financiële stromen richting duurzame investeringen. Het is belangrijk om de juiste balans te vinden tussen het beperken van administratieve lasten voor ondernemingen en het blijven nastreven van de onderliggende doelen van wetgeving.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Het verminderen van regeldruk is een prioriteit voor het kabinet. Het kabinet verwelkomt daarom de initiatieven van de Commissie om het concurrentievermogen van de EU te versterken door rapportagevereisten te verminderen en wetgeving te stroomlijnen. Tegelijkertijd zijn het concurrentievermogen en ondernemings- en investeringsklimaat ook gebaat bij stabiel en voorspelbaar beleid en zekerheid voor ondernemingen, zoals genoemd in het Regeerprogramma. Het is belangrijk om de juiste balans te vinden en ervoor te zorgen dat de simplificatie ten goede komt aan alle ondernemingen, ook aan ondernemingen die zich al hebben voorbereid en hebben geïnvesteerd.

Het kabinet verwelkomt daarom inspanningen om de regeldruk te verminderen door bijvoorbeeld rapportagevereisten van verschillende wetten te stroomlijnen, zonder de daarmee verband houdende beleidsdoelstellingen te ondermijnen. Het kabinet wil ook de CSRD, CSDDD en ESRS in gezamenlijkheid zien. Het kabinet steunt ook de wens van de Commissie en het voorzitterschap om snel tot een onderhandelingsresultaat te komen. Dit geeft ondernemingen duidelijkheid. Tegelijkertijd is het van belang dat er voldoende ruimte is voor zorgvuldige besluitvorming en voorbereiding op nationaal niveau, inclusief raadpleging van de parlementen.

Versterken van het concurrentievermogen van het Europees bedrijfsleven middels het terugdringen van regeldruk is als topprioriteit aangemerkt door zowel de Commissie als de Europese Raad.

Voorstel Uitstel CSRD

Het is van belang om te voorkomen dat ondernemingen eenmalige kosten moeten maken ter voldoening aan een verplichting die ten gevolge van een wijzigingsvoorstel na eenmalige toepassing weer komt te vervallen of anders komt te luiden. Daarom staat het kabinet positief tegenover het Voorstel Uitstel CSRD dat eerst de klok stilzet voor de ondernemingen. Dat biedt zo snel mogelijk duidelijkheid en voorkomt dat zij voorbereidingen moeten treffen en daardoor kosten moeten maken, die achteraf mogelijk overbodig zijn, omdat zij buiten de gewijzigde reikwijdte van de CSRD komen te vallen of omdat de verplichtingen worden verminderd. Daarbij ziet het kabinet ook dat in het huidige voorstel Uitstel CSRD nog onduidelijkheid bestaat voor grote ondernemingen die wel onder de reikwijdte blijven van de CSRD. Het uitstel geldt namelijk niet voor deze ondernemingen, terwijl een deel van hen in de toekomst niet meer onder de reikwijdte van de CSRD zou vallen. Het kabinet vindt het onwenselijk dat ondernemingen eerst verplicht moeten rapporteren en daarna niet meer. Ook geldt dat voor ondernemingen die onder de reikwijdte blijven vallen de inhoud van wat zij moeten rapporteren wijzigt met het voorstel. Het kabinet vindt het daarom belangrijk dat er ook een uitstel volgt voor de ondernemingen die vallen onder de eerste groep die onder de huidige CSRD al moet rapporteren.

Voorstel Aanpassingen CSRD

Het kabinet staat positief tegenover het doel van het Voorstel Aanpassingen CSRD. Daarnaast geeft de Commissie aan om met het voorstel de beleidsdoelstellingen van de CSRD op het terrein van de Europese Green Deal en het Actieplan voor de financiering van duurzame groei overeind te houden. Het doel om investeerders te laten beschikken over de informatie die zij nodig hebben om de klimaatrisico’s en de risico’s ten aanzien van de andere duurzaamheidsfactoren in te schatten van de bedrijven waarin zij willen investeren, blijft volgens de Commissie gehandhaafd voor de bedrijven waarop de CSRD van toepassing is. Het kabinet hecht eraan dat die doelstellingen niet uit het oog worden verloren en dat er tegelijkertijd een ambitieus voorstel ligt dat rekening houdt met het de concurrentiekracht van het Europese bedrijfsleven. Het voorstel doet recht aan de oproep uit het rapport van Mario Draghi «The Future of European Competitiveness»3 om het concurrentievermogen van de EU te versterken, waarbij hij aandacht vraagt voor de administratieve lasten en nalevingskosten van de CSRD. In de Verklaring van Boedapest over de nieuwe deal voor het Europees concurrentievermogen, van 8 november 20244 hebben de Europese regeringsleiders opgeroepen om «een vereenvoudigingsrevolutie» in gang te zetten, «om te zorgen voor een duidelijk, eenvoudig en slim regelgevingskader voor bedrijven en om de administratieve, regelgevings-, en rapportagelasten drastisch te verminderen, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen». Het kabinet is van mening dat het voorstel recht doet aan deze oproep.

Het kabinet beoordeelt het voorstel als effectief, omdat de Commissie de lastenverlichting voor de rapporterende ondernemingen vooral wil realiseren door de reikwijdte van de CSRD te beperken. Daarnaast zal het kabinet de Commissie onder meer vragen naar de motivatie van de keuze voor de huidige criteria in plaats van aan te sluiten bij de reikwijdte van de voorloper van de CSRD, de Niet-financiële informatie richtlijn (NFRD), en welk effect zij verwacht voor het bereiken van de beoogde doelen van de CSRD en voor bedrijven die onder de NFRD vielen en straks niet meer onder de CSRD en die al 10 jaar hebben geïnvesteerd in rapportageprocessen. Daarbij is het eveneens van belang voor het kabinet dat de kern van de CSRD behouden blijft, dat wil zeggen dat een onderneming zowel moet rapporteren over de impact van duurzaamheidsfactoren op de onderneming als over de impact van de onderneming op de omgeving (het principe van dubbele materialiteit).

Die effectiviteit wordt ook bereikt doordat de Commissie voornemens is om de eerste set standaarden (ESRS) te herzien door die te vereenvoudigen en te stroomlijnen. Hierbij is het wel van belang dat er voldoende datapunten overblijven om duurzame investeringskeuzes te kunnen maken, de herziening plaatsvindt door middel van een zorgvuldig consultatieproces en dat oog wordt gehouden voor de interoperabiliteit tussen de ESRS en andere wereldwijde rapporteringsstandaarden zoals de ISSB. De CSRD zelf geeft immers slechts het kader voor de duurzaamheidsrapportering, dat wordt ingevuld in de ESRS. Die standaarden bevatten de daadwerkelijke regels waaraan de ondernemingen zich bij het opstellen van de rapportering dienen te houden. Daarom kan een herziening van de ESRS meer bijdragen aan een substantiële lastenverlichting dan een inhoudelijk debat over het rapporteringskader in de CSRD zelf.

Bovendien heeft de Commissie met deze aanpak de doelstellingen van de CSRD niet aangetast. Het doel om investeerders te laten beschikken over de informatie die zij nodig hebben om de klimaatrisico’s en de risico’s ten aanzien van de andere duurzaamheidsfactoren in te schatten van de bedrijven waarin zij willen investeren, blijft gehandhaafd. Ook de uitgangspunten van de CSRD op het gebied van ecologische (milieu-), sociale en werkgelegenheidszaken, eerbiediging van de mensenrechten, en bestrijding van corruptie en van omkoping (de duurzaamheidsfactoren), blijven met dit voorstel overeind. Op al die onderwerpen dienen ondernemingen te blijven rapporteren indien die voor hen materieel zijn, alleen de mate waarin die rapportering moet uitweiden, wordt beperkt.

Voor wat betreft het voornemen om sectorstandaarden te laten vervallen, erkent het kabinet het risico dat de geplande sectorspecifieke standaarden kunnen leiden tot extra regels en niet alleen tot de verduidelijking die de sectorspecifieke standaarden beogen te geven. Desalniettemin is er wel behoefte aan verduidelijking binnen het bedrijfsleven over hoe zij de algemene ESRS per sector moeten implementeren en duiden5. Ook kunnen sectorspecifieke standaarden de controleerbaarheid, relevantie en vergelijkbaarheid van informatie vergroten. Dit alles zou ook kunnen worden bereikt door middel van meer informele aanbevelingen in plaats van via sectorale standaarden in een uitvoeringsverordening.

Het kabinet kijkt met interesse naar het voorstel van de Commissie om in de toekomst geen assuranceverklaring met een redelijke mate van zekerheid in te voeren, maar wel de assuranceverklaring met een beperkte mate van zekerheid te behouden. Dit zou kunnen leiden tot minder kosten voor de ondernemingen. Bij een onderzoek met beperkte mate van zekerheid hoeft er immers minder diepgaand onderzoek te worden gedaan. Daar staat tegenover dat de kwaliteit en de zekerheid van de juistheid van data mogelijk minder is dan bij een redelijke mate van zekerheid. Ook is het voor kabinet niet zeker of het voorstel van de Commissie om targeted assurance guidelines op te stellen voor accountants tot meer duidelijkheid over de uitvoering van assurance leidt. Het kabinet zal de Commissie hierover om duidelijkheid vragen. Daarbij zal het kabinet de Commissie vragen hoe nationale assurancestandaarden, in het geval van Nederland die van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA), zich zullen verhouden tot deze aangekondigde targeted assurance guidelines.

Het kabinet zal het door de Commissie gevonden evenwicht tussen het handhaven van de uitgangspunten van de CSRD en het verlichten van de lasten in de onderhandelingen nauwlettend in de gaten houden en bewaken, waarbij zij streeft naar een significante reductie van de administratieve lasten voor ondernemingen.

Ook zal het kabinet de Commissie vragen om, ondanks het belang van een voortvarende behandeling teneinde het bedrijfsleven zo snel mogelijk duidelijkheid te geven, voldoende tijd te nemen om tot kwalitatief goede regelgeving te komen.

Dit is vooral van belang bij het Voorstel CSRD. De tijd om het meer inhoudelijke Voorstel CSRD een zorgvuldig proces te laten doorlopen is er bovendien wanneer het Voorstel Uitstel CSRD de klok voor de relevante ondernemingen heeft stilgezet. Het kabinet vindt het daarom belangrijk dat ondernemingen in dit proces in voldoende mate worden meegenomen. Het kabinet zal daarbij wel oog houden voor de beschikbaarheid van informatie die de nodige inzichten biedt in verduurzaming van activiteiten in ketens die nodig is voor het behalen van de klimaatdoelen waaraan Nederland gecommitteerd is, ook vanuit het perspectief van milieu en gezondheid. Ook overheden hebben als afnemer hier belang bij om de duurzame ambities in de eigen bedrijfsvoering te kunnen waarmaken.

De introductie van artikelen 19b en 29aa in de Richtlijn jaarrekening zorgt ervoor dat rapportage over de mate waarin activiteiten in lijn zijn met de EU Taxonomie alleen nog verplicht wordt voor ondernemingen met meer dan 1.000 werknemers en meer dan EUR 450 miljoen (netto) jaaromzet. Alhoewel het kabinet het achterliggende doel van dit voorstel steunt, zal ze de Commissie vragen naar de onderbouwing voor de gekozen grenswaarden en de mogelijke gevolgen voor de beschikbaarheid van data over duurzame investeringen die investeerders nodig hebben om duurzame investeringen te doen. Er ligt geen Impact Assessment ten grondslag aan dit voorstel en het is daarom nog onduidelijk wat voor effect deze aanpassingen met betrekking tot reikwijdte zullen hebben op de klimaat- en milieudoelstellingen. Het kabinet ontvangt van de Commissie daarnaast graag een nadere toelichting over de ruimte die met het voorstel geboden wordt voor ondernemingen om te rapporteren over activiteiten die gedeeltelijk in lijn zijn met de EU Taxonomie. Het is van belang dat deze activiteiten waarover wordt gerapporteerd daadwerkelijk een bijdrage leveren aan verduurzaming en dat wetenschappelijk onderbouwd is dat deze in lijn zijn met het 1,5-gradenscenario om het risico op greenwashing te voorkomen. Voor het kabinet is nog onvoldoende duidelijk of dit met het huidige voorstel bereikt wordt.

Voor alle voorstellen geldt dat het kabinet zich ervoor inzet om te voorkomen dat ondernemingen die groene activiteiten ontplooien, met een ongelijk speelveld te maken krijgen wanneer zij, om hun duurzaamheid aan te tonen, aan forse aanvullende rapportagevereisten worden onderworpen. Daarbij zal het kabinet, net zoals bij de CSDDD, benadrukken dat aansluiting bij andere internationale ontwikkelingen op het gebied van rapporteringsstandaarden zoveel mogelijk wordt nagestreefd. Ook zal het kabinet aandacht hebben voor de samenhang tussen de voorgestelde wijzigingen rondom de CSRD en de verschillende transparantievereisten die momenteel gelden voor de financiële sector rondom duurzaamheid, die volgen uit bijvoorbeeld de verordening betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiële dienstensector (SFDR)6. Een belangrijk uitgangspunt voor het kabinet is dat er rekening wordt gehouden met de wisselwerking en samenhang met de verslaglegging over duurzaamheid door ondernemingen en de verslaglegging over duurzaamheid door financiële marktdeelnemers.

Voorstel Aanpassingen CSDDD

Vanuit het oogpunt van gelijk speelveld en uitvoerbaarheid acht het kabinet het van belang dat Europese wetgeving op het terrein van gepaste zorgvuldigheid, ook na wijziging, zoveel mogelijk gebaseerd blijft op internationale standaarden, zoals de OESO-richtlijnen en de UNGP’s. Tijdens de onderhandelingen over de CSDDD is hier met succes op ingezet. Bestaande nationale IMVO-wetgeving in andere lidstaten en daarbuiten (bijvoorbeeld Noorwegen) is al gebaseerd op de internationale standaarden, evenals andere Europese regels voor verantwoord ondernemen (waaronder de CSRD, de conflictmineralenverordening en de batterijenverordening). Ook ondernemingen die op vrijwillige basis gepaste zorgvuldigheid betrachten, baseren hun inspanningen op de internationale standaarden. Aansluiting bij de internationale standaarden draagt bij aan een gelijk speelveld, ook buiten de EU-grenzen, voorkomt fragmentatie en behelst een bewezen effectieve en proportionele aanpak die in redelijke verhouding staat tot de regeldruk.

Het kabinet zet in op harmonisatie in Europa, met het oog op het gelijke speelveld en versterking en bescherming van de interne markt, met waarborgen voor een uniforme toepassing van regels, zoals uiteengezet in de kabinetsvisie EU-concurrentievermogen7 en de kabinetsbrede interne-marktactieagenda.8 Een goed functionerende interne markt is het fundament van de Europese economie en ons concurrentievermogen. Het kabinet hecht daarnaast aan uitvoerbaarheid en duidelijkheid voor bedrijven en coherentie tussen wetgeving. In lijn met deze uitgangspunten is het kabinet voorstander van diverse wijzigingsvoorstellen. Zo wordt de deadline voor oplevering van de algemene richtsnoeren over het uitvoeren van gepaste zorgvuldigheid in het voorstel met een halfjaar vervroegd, naar 26 juli 2026. Dit sluit aan bij de eerdere inzet van Nederland en draagt bij aan duidelijkheid voor toezichthouder en ondernemingen over de verplichtingen, zodat zij voldoende tijd hebben om zich hierop voor te bereiden. Uitstel met een jaar van de omzettingstermijn en de toepassingstermijn voor ondernemingen kan eveneens verwelkomd worden, zodat ondernemingen en toezichthouders meer tijd hebben zich goed voor te bereiden. Ook draagt, in de specifieke context van de CSDDD, uitbreiding van de bepalingen over maximumharmonisatie naar alle kernaspecten van het gepaste zorgvuldigheidsproces bij aan het gelijke speelveld binnen de EU, versterking van de interne markt en de werkbaarheid voor ondernemingen. Tegelijkertijd blijft het mogelijk voor lidstaten om strengere verplichtingen in te stellen voor andere elementen dan de gepaste zorgvuldigheidsverplichtingen ten aanzien van bescherming van de mensenrechten, arbeids- en sociale rechten, het milieu of het klimaat. Het kabinet zal hier verduidelijkende vragen over stellen, met het oog op het belang van harmonisatie. Ook het voorstel dat bepaalt dat ondernemingen van directe zakenpartners met minder dan 500 werknemers in principe niet meer informatie opvragen dan is gespecificeerd in de vrijwillige standaarden op grond van artikel 29a van de CSRD, kan worden omarmd. De voorstellen om de uitvoeringsplicht voor het klimaattransitieplan te schrappen en de beperking van de frequentie waarmee ondernemingen moeten monitoren kunnen ook worden gesteund.

Andere wijzigingsvoorstellen ondermijnen het gelijke speelveld en al gedane inspanningen door Nederlandse ondernemingen. Ook wordt de coherentie tussen de CSDDD en andere bestaande Europese en nationale wetten voor verantwoord ondernemen hierdoor verminderd. Het kabinet zal waar nodig aanpassingen voorstellen die recht doen aan regeldrukvermindering, en harmonisatie, coherentie, het gelijke speelveld en reeds gedane investeringen bevorderen. Hieronder wordt ingegaan op een aantal specifieke wijzigingsvoorstellen.

Gepaste zorgvuldigheid in beginsel beperkt tot directe zakenrelaties

Het beperken van gepaste zorgvuldigheid tot in principe alleen directe zakenrelaties (tier 1) draagt bij aan vermindering van de regeldruk, hetgeen in beginsel gesteund kan worden. Het kabinet heeft wel vragen en aandachtspunten bij dit voorstel en zal deze bij de Europese Commissie onder de aandacht brengen. Die aandachtspunten zien met name op de gevolgen voor het gelijke speelveld binnen Nederland en de EU, de duidelijkheid voor het bedrijfsleven, de mogelijke afwenteling van lasten op kleine(re) bedrijven die directe zakenrelaties zijn, en de effectiviteit van het schrappen van de risicogerichte benadering.

Om deze aandachtspunten te adresseren, zal het kabinet waar nodig aanpassingen voorstellen die regeldrukvermindering behouden, maar bijdragen aan de effectiviteit van de CSDDD, duidelijkheid scheppen voor ondernemingen en het risico op afwenteling van risico’s op (kleinere) ondernemingen verkleint.

Zinvolle samenwerking met stakeholders

Het kabinet kan zich vinden in de aanpassing dat alleen relevante stakeholders worden betrokken bij de gepaste zorgvuldigheid, en ook in een versimpeling van de definitie van stakeholders. Het is wel van belang dat ondernemingen die stakeholders betrekken die over de juiste kennis en informatie beschikken. In sommige gevallen is dit het (lokaal) maatschappelijk middenveld.

Het betrekken van deze partijen kan juridische, financiële of reputatierisico’s voor ondernemingen voorkomen. Het kabinet zal bij de Commissie vragen om verduidelijking of deze groep stakeholders nog onder de definitie valt.

Monitoring

Het voorstel om slechts één keer in de vijf jaar de activiteiten te beoordelen en effectiviteit van genomen maatregelen te monitoren kan tot gevolg hebben dat ondernemingen belangrijke risico’s in hun ketens en activiteiten over het hoofd zullen zien. Het feit dat ondernemingen wél regelmatiger moeten monitoren wanneer zij reden hebben om aan te nemen dat hun maatregelen niet langer effectief zijn, kan dit echter ondervangen. Dit voorstel kan daarom worden gesteund. Wel geven sommige ondernemingen aan dat monitoring van één keer in de vijf jaar doorgaans niet in lijn is met de gebruikelijke risicobeheersystemen en -processen binnen ondernemingen, die doorgaans gericht zijn op jaarlijkse cycli.

Inperkingen harmonisatie toezicht en handhaving

Om een gelijk speelveld op de interne markt te waarborgen en bevorderen, heeft uniforme handhaving en sanctionering in de lidstaten de voorkeur en is dus voor het kabinet van groot belang. De wijzigingsvoorstellen van de Commissie op het gebied van de boetehoogte en civielrechtelijke aansprakelijkheid ondermijnen de harmonisatie binnen de EU op deze onderwerpen. Het kabinet zal tijdens de onderhandelingen inzetten op harmonisatie. Voor sancties eventueel via alternatieve maatregelen die harmonisatie op deze onderwerpen alsnog mogelijk maken, bijvoorbeeld via de op te stellen richtsnoeren.

Wijzigingen in het klimaattransitieplan

De CSDDD bevat de verplichting voor ondernemingen om een klimaattransitieplan op te stellen en hun uiterste best te doen het uit te voeren. De uitvoeringsplicht wordt nu geschrapt, om de verplichting meer in lijn te brengen met de CSRD en meer juridische duidelijkheid te scheppen. Het kabinet steunt dit voorstel. De verplichting om een klimaatplan op te stellen, jaarlijks te updaten en om er acties in op te nemen, waarborgt de verantwoordelijkheid van bedrijven om een bijdrage te leveren aan het tegen gaan van klimaatverandering. Dit bevordert bovendien transparantie richting de markt, wat ondernemingen kan stimuleren om het plan daadwerkelijk uit te voeren. Wel zal het kabinet de Commissie oproepen om (i) te verduidelijken hoe ondernemingen moeten onderbouwen dat sprake is van in lijn zijn met 1,5 °C en klimaatneutraliteit, en (ii) te verduidelijken hoe van ondernemingen verwacht wordt dat zij hun transitieplan naar beste vermogen uitvoeren, ondanks dat het omnibusvoorstel dit niet verplicht.

Beëindigen zakenrelaties

Het veranderen van de verplichting tot beëindiging van zakenrelaties te vervangen in een opschorting, geeft geen duidelijke oplossing voor de situatie dat gepaste zorgvuldigheid in sommige landen ernstig wordt bemoeilijkt of onmogelijk wordt gemaakt. Het kabinet zal de Commissie oproepen om duidelijkheid te geven aan ondernemingen over wat van hen verwacht wordt in dergelijke situaties, bijvoorbeeld in richtsnoeren.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

Op het moment van schrijven hebben lidstaten formeel nog geen posities ingenomen. Wel geven nagenoeg alle lidstaten aan de pogingen van de Commissie te verwelkomen om regeldruk te verminderen en het concurrentievermogen van Europese ondernemingen te bestendigen.

Voor de fracties in het Europees Parlement (EP) geldt hetzelfde, waarbij dient te worden opgemerkt dat het EP minder haast lijkt te maken dan de Raad met het aannemen van een positie.

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

a) Bevoegdheid

Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet of de EU handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de EU-verdragen zijn toegedeeld om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken. Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid inzake het Voorstel Uitstel (CSRD en CSDDD) en het Voorstel Aanpassingen (CSRD en CSDDD) is positief. De Commissie baseert de voorstellen op artikel 114 en artikel 50 VWEU. Het kabinet kan zich vinden in de keuze voor deze rechtsgrondslagen. Het zijn dezelfde rechtsgrondslagen die reeds van toepassing zijn op de bestaande richtlijnen (i.e. CSDDD en CSRD) en op de instrumenten die in de CSRD zijn aangepast. Artikel 50 VWEU geeft de EU de bevoegdheid richtlijnen vast te stellen teneinde de vrijheid van vestiging voor een bepaalde werkzaamheid te verwezenlijken. In dit kader kan de EU, voor zover nodig, de waarborgen coördineren welke in de lidstaten worden verlangd van rechtspersonen om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in die rechtspersonen als van derden, teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken (artikel 50, lid 2, sub g, VWEU). Op grond van artikel 114 VWEU heeft de EU de bevoegdheid om maatregelen vast te stellen inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt betreffen. Op het gebied van de interne markt heeft de EU een met de lidstaten gedeelde bevoegdheid (artikel 4, lid 2, sub a, VWEU).

b) Subsidiariteit

Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet de subsidiariteit van het optreden van de Commissie. Dit houdt in dat het kabinet op de gebieden die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen of wanneer sprake is van een voorstel dat gezien zijn aard enkel door de EU kan worden uitgeoefend, toetst of het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kan worden bereikt (het subsidiariteitsbeginsel). Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit van het Voorstel Uitstel en Aanpassingen CSRD en het Voorstel Uitstel en Aanpassingen CSDDD is positief. Het doel van het Voorstel CSRD is de reeds bestaande duurzaamheidsrapportage in de CSRD te vereenvoudigen en te stroomlijnen met het oog op het verlichten van de lasten en nalevingskosten van het bedrijfsleven. Daarnaast stelt de Commissie voor om de omzettingstermijn van de CSDDD voor lidstaten, alsmede de toepassingstermijn voor de eerste groep ondernemingen met één jaar uit te stellen. Daarnaast heeft het Voorstel CSDDD tot doel om de zorgvuldigheidsverplichtingen de daarmee samenhangende bepalingen inzake publieke en private handhaving te vereenvoudigen. De voorstellen betreffen derhalve aanpassing van bestaande EU-regelgeving en een wijziging van bestaande EU-regelgeving kan slechts op EU-niveau plaatsvinden.

c) Proportionaliteit

Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet of de inhoud en vorm van het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de EU-verdragen te verwezenlijken (het proportionaliteitsbeginsel). Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit van het Voorstel Uitstel (CSRD en CSDDD) en het Voorstel Aanpassingen (CSRD en CSDDD) is positief.

Het doel van het Voorstel Uitstel CSRD is om bepaalde ondernemingen zo snel mogelijk duidelijkheid te bieden dat zij twee jaar uitstel krijgen van de rapporteringsverplichting van de CSRD waar zij momenteel nog onder vallen. Het Voorstel Uitstel CSRD draagt bij aan de beoogde lastenverlichting omdat dankzij dat uitstel wordt voorkomen dat zij voorbereidingen moeten treffen en daardoor kosten moeten maken, die achteraf mogelijk overbodig zijn, omdat zij buiten de gewijzigde reikwijdte van de CSRD komen te vallen of omdat de verplichtingen worden verminderd. Het Voorstel Uitstel CSRD is proportioneel omdat die twee jaar uitstel voldoende voorbereidingstijd biedt aan de ondernemingen om zich beter voor te bereiden voor het geval zij onder de rapporteringsverplichting blijven vallen.

Het doel van het Voorstel Aanpassingen CSRD is de regeldruk voor ondernemingen te verminderen en de zorgvuldigheidsverplichtingen van ondernemingen te versimpelen en te stroomlijnen. Volgens het kabinet is het Voorstel Aanpassingen CSRD geschikt om een lastenverlichting te bewerkstelligen. De maatregelen die de Commissie voorstelt op het terrein van de standaarden kan een daadwerkelijke lastenverlichting realiseren, zonder het rapporteringskader in de richtlijn en daarmee de doelstelling om transparantie te bieden over de duurzaamheidskwesties, aan te tasten. Dit geldt ook voor de beperking van de uitvraag aan de bedrijven in de waardeketen door middel van een vrijwillige standaard die door de Commissie zal worden vastgesteld in een uitvoeringsverordening, waarin de Commissie de rapporteringseisen sterk zal verminderen ten opzichte van de standaarden voor de rapporterende ondernemingen. De vraag of het Voorstel Aanpassingen CSRD verder gaat dan noodzakelijk, is bij een voorstel dat de lasten verlicht, minder passend. Wel is de keuze die de Commissie heeft gemaakt in de maatregelen die de lastenverlichting moeten realiseren, proportioneel.

Het Voorstel Aanpassingen CSDDD heeft tot doel om de regeldruk voor ondernemingen te verminderen en de zorgvuldigheidsverplichtingen van ondernemingen te versimpelen en te stroomlijnen.

Het Voorstel Aanpassingen CSDDD is geschikt om deze doelstelling te behalen omdat met het voorstel bepaalde dwingende zorgvuldigheidsverplichtingen voor ondernemingen worden afgezwakt. De uitbreiding van de bepalingen over maximumharmonisatie naar alle kernaspecten van het gepaste zorgvuldigheidsproces in de context van de CSDDD, draagt bij aan de werkbaarheid voor ondernemingen en het gelijk speelveld binnen de EU. De vraag of het Voorstel Aanpassingen CSDDD verder gaat dan noodzakelijk, is bij een voorstel dat de lasten verlicht, minder passend. Wel is de keuze die de Commissie heeft gemaakt in de maatregelen die de lastenverlichting moeten realiseren, proportioneel.

5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

a) Consequenties EU-begroting

De Commissie geeft aan dat de voorstellen geen implicaties zullen hebben voor de EU-begroting. De Commissie geeft aan dat bestaande middelen zullen worden gebruikt om de ontwikkeling van de EU-standaarden te bekostigen. Het kabinet is van mening dat eventueel benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en/of medeoverheden

Het voorstel heeft naar verwachting financiële gevolgen voor de Rijksoverheid, vanwege de benodigde middelen voor toezicht en voor flankerende maatregelen. De oorspronkelijke kosten voor deze benodigde middelen zijn bij de omzetting van de CSDDD en CSRD naar nationale wetgeving reeds in kaart gebracht. Eventuele budgettaire gevolgen voor Nederland van de aanpassingen door de Omnibus in nationale implementatiebesluiten worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.

c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger

Het Voorstel Uitstel CSRD draagt bij aan het voorkomen van lasten en kosten voor het bedrijfsleven. Het voorkomt dat de ondernemingen een rapportering moeten opstellen die eenmalig is omdat de CSRD voor het daaropvolgende boekjaar zodanig wordt gewijzigd dat de onderneming er niet meer onder valt of veel minder informatie hoeft te leveren.

Voor de CSRD beoogt het voorstel een vereenvoudiging in de duurzaamheidsrapportage die volgens een globale berekening van de Commissie voor de betrokken ondernemingen in de EU een besparing oplevert van in totaal circa EUR 4,4 miljard per jaar (zie hierboven in paragraaf 2.b). Het aantal ondernemingen in Nederland dat nog met de duurzaamheidsrapporteringsverplichtingen te maken houdt of krijgt, zal beperkt zijn. De Commissie verwacht een afname met 80 procent. In de berekening van de administratieve lasten in het ontwerpimplementatiebesluit richtlijn duurzaamheidsrapportering is uitgegaan van een inschatting van tussen de 3.000 en 6.000 ondernemingen in Nederland die onder de rapporteringsverplichting vallen. Daarvan zullen er naar verwachting nog slechts tussen de 600 en 1.200 overblijven na invoering van het Voorstel CSRD. Doordat ook de informatie die de ondernemingen in de waardeketen hoeven te leveren aan de rapporterende ondernemingen, aanzienlijk wordt beperkt, zullen ook daar de lasten navenant afnemen.

Voor wat betreft CSDDD, verwacht de Commissie een jaarlijkse kostenreductie van EUR 320 miljoen, onder andere doordat de gepaste zorgvuldigheidsverplichtingen worden afgezwakt. Er zijn geen directe financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor burgers. De financiële consequenties van het vervallen van de verplichting tot uitvoering van het klimaattransitieplan zijn niet in beeld gebracht.

d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

De verwachting is dat de gevolgen voor de concurrentiekracht van ondernemingen door de aanpassingen aan de CSDDD tweeledig zullen zijn. Enerzijds zal hun concurrentiekracht verbeterd kunnen worden, omdat de eisen en administratieve lasten verlaagd worden. Bovendien zorgt de uitbreiding van de maximumharmonisatie in de context van de CSDDD voor meer eenheid in de uitvoering binnen de EU en wordt daardoor bijgedragen aan een gelijker speelveld binnen de EU en het versterken van de interne markt. Anderzijds zullen de voorgestelde aanpassingen ongunstig zijn voor ondernemingen die reeds geïnvesteerd hebben om aan de eisen zoals ze in de huidige richtlijn opgenomen zijn te voldoen. Ook ondernemingen die zich aan de OESO-richtlijnen houden, zullen ten opzichte van EU-ondernemingen die dat niet doen een concurrentienadeel ervaren. Daarnaast kan er ongelijkheid en onduidelijkheid ontstaan wanneer ondernemingen wel of niet beschikken over «plausibele informatie» over misstanden in hun productieketen. Tot slot kunnen bepaalde wijzigingsvoorstellen zorgen voor meer juridische, financiële en reputatierisico’s voor ondernemingen, hetgeen hun concurrentiekracht niet ten goede komt. De verwachte totale besparingen in administratieve lasten als gevolg van de wijzigingen van de CSDDD zijn overigens beperkt ten opzichte van de verwachte besparingen als gevolg van de voorgestelde wijzigingen van de CSRD. Ook worden Nederlandse bedrijven die wereldwijd koploper zijn benadeeld, omdat zij al investeringen hebben gedaan.

Het Voorstel Aanpassingen (CSRD en CSDDD) is ingegeven door het rapport «The Future of European Competitiveness» van Mario Draghi, teneinde het concurrentievermogen van de EU te vergroten en de lasten en nalevingskosten van het bedrijfsleven in de EU te verlichten. Het kabinet is van mening dat de Commissie een effectief voorstel heeft gedaan, dat een omvangrijke reductie in de lasten van de duurzaamheidsrapportering zal betekenen. Dat zal bijdragen aan een verbetering van de concurrentiepositie van bedrijven in de EU en versterking van de interne markt.

Uit geopolitiek oogpunt zal, net zoals bij de originele richtlijn CSDDD, actieve dialoog met derde landen gevoerd moeten worden over de doelstellingen van deze richtlijn en de precieze reikwijdte en om mogelijke nadelige neveneffecten te mitigeren.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

Het voorstel ten aanzien van de CSDDD heeft alleen consequenties voor nationale regelgeving en niet voor decentrale regelgeving. Momenteel wordt de CSDDD geïmplementeerd in het wetsvoorstel Wet Internationaal Verantwoord Ondernemen (Wivo). Een wijziging van de CSDDD heeft consequenties voor dit implementatieproces. Doordat de richtlijn gewijzigd gaat worden en door de Raad en het Europese Parlement geamendeerd kan worden, kan op dit moment nog geen implementatievoorstel worden opgesteld dat het eindbeeld van de verplichtingen voor ondernemingen geeft. Het voorstel stelt in dat verband de omzettingstermijn van de CSDDD uit, van 26 juli 2026 naar 26 juli 2027. Dit voorgenomen uitstel neemt echter niet weg dat op dit moment, totdat het Voorstel Uitstel CSDDD formeel in werking treedt, de omzettingstermijn van 26 juli 2026 geldt, en Nederland nog altijd verplicht is om te CSDDD te (blijven) implementeren. Bovendien valt niet met zekerheid te voorspellen hoe lang de onderhandelingen over de inhoudelijke aanpassingen zullen duren, waardoor het mogelijk lastig wordt te voldoen aan de nieuwe omzettingstermijn.

De omzetting van de huidige richtlijn CSDDD is in een gevorderd stadium. Aan de onderdelen die niet worden aangepast door het omnibusvoorstel wordt verder gewerkt tot een versie die nagenoeg klaar is om ter advies aan de Raad van State aan te bieden. Het kabinet acht het echter niet opportuun om de vervolgstappen in het wetsproces (ministerraad, advisering door Raad van State en parlementaire behandeling) in te zetten zolang het aannemelijk is dat de inhoud van de richtlijn aangepast gaat worden. Gedurende de onderhandelingen over de Omnibus zal het kabinet bepalen wat een handig moment is om het implementatietraject weer actief op te pakken.

Inhoudelijk wordt ten aanzien van de CSDDD een aantal elementen gewijzigd die op nationaal niveau moeten worden geregeld. Zo wordt de maximumharmonisatie uitgebreid naar alle kernaspecten van het gepaste zorgvuldigheidsproces, waardoor lidstaten voor meer onderwerpen geen strengere regels meer mogen invoeren dan in de CSDDD opgenomen. Daarnaast wordt de bepaling geschrapt dat de maximumboete minimaal 5% van de netto wereldwijde omzet moet bedragen. Ook wordt het lidstaten verboden om een maximumboete in te stellen, wanneer dit ertoe leidt dat toezichthouders bij het opleggen van boetes geen rekening meer kunnen houden met de relevante factoren die worden genoemd in de richtlijn voor het bepalen van de boetehoogte. In Nederland wordt normaliter standaard het maximum van 10% van de omzet gehanteerd. De Commissie zal in samenwerking met de lidstaten richtsnoeren ontwikkelen voor het vaststellen van de boete. Het voorstel heeft geen gevolgen voor de lex silencio positivo, omdat er geen sprake is van een vergunningstelsel.

Nederland zit nog in het proces om de CSRD te implementeren, waarvoor de implementatiedatum op 22 juni 2024 is verstreken. De Commissie is hiervoor een infractieprocedure gestart die gevolgen kan hebben, waaronder een boete. Over de relatie tussen de huidige voorstellen en de implementatie van de CSRD gaat het kabinet met de Commissie in gesprek. De CSRD wordt geïmplementeerd door enerzijds een ontwerp voor een algemene maatregel van bestuur op voordracht van de Staatssecretaris Rechtsbescherming, dat de rapportageverplichting voor ondernemingen bevat en anderzijds door een wetsvoorstel van de Minister van Financiën en op voordracht van de Staatssecretaris Rechtsbescherming en een algemene maatregel van bestuur van de Minister van Financiën, met (voornamelijk) regels voor accountants(organisaties) die de duurzaamheidsrapportering moeten controleren. Het ontwerp voor de algemene maatregel van bestuur over de rapportageverplichting is op 12 juni 2024 overgelegd aan beide Kamers in het kader van de voorhang (Kamerstuk 26 485, nr. 437). De antwoorden op de vragen die hierop zijn ontvangen van beide Kamers, zijn eind december 2024 naar de Kamers gestuurd. De Eerste Kamer heeft op 14 februari nadere schriftelijke vragen gesteld, die zo snel mogelijk zullen worden beantwoord. Het wetsvoorstel is op 13 januari 2025 bij de Tweede Kamer ingediend. Het ontwerp voor de algemene maatregel van bestuur over de regels voor accountants(organisaties) is eind december 2024 in consultatie gegeven.

Het Voorstel Uitstel en Aanpassingen CSRD hebben dan ook gevolgen voor deze implementatie van de CSRD. Het heeft de voorkeur van het kabinet om de implementatie van beide voorstellen mee te nemen in het implementatietraject voor de CSRD, mits de onderhandelingen over die voorstellen voldoende voortgang boeken. Dit is ook nodig gezien de zeer korte implementatietermijnen die voor de wijzigingen worden voorgesteld.

Ook het ontwerp-Implementatiebesluit richtlijn duurzaamheidsrapportering, dat nog voorhangt bij de Eerste Kamer, zal dan worden aangepast. Dit bevordert de duidelijkheid voor het bedrijfsleven, die uiteindelijk met één regeling te maken krijgt in plaats van met eerst een implementatieregeling voor de CSRD, gevolgd door een implementatieregeling voor de Omnibus I. Vanzelfsprekend zal het parlement bij alle wet- en regelgeving op de gebruikelijke wijze worden betrokken. Aangezien er slechts een jaar implementatietermijn wordt voorgesteld (en voor het Voorstel Uitstel CSRD slechts tot eind 2025), zullen de termijnen voor het doorlopen van dit proces kort zijn. Het kabinet zou daarom graag alvast vragen van de Tweede Kamer willen beantwoorden over het wetsvoorstel naar aanleiding van een verslag van de Kamer, waarbij ze ook in kan gaan op vragen over de Omnibus I, zodat de behandeling van de implementatie door middel van een nota van wijziging van die twee voorstellen in het wetsvoorstel sneller kan verlopen. Ook na het voorstel tot invoeging van de implementatie van de Omnibus I in het implementatiewetsvoorstel is er vanzelfsprekend ruimte voor een nader verslag.

Ten aanzien van de voorschriften voor handhaving en sanctionering wijzigen de voorstellen ten aanzien van de CSRD niets, zodat er op dat punt geen aanpassingen van de wet- en regelgeving nodig is.

b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

Het voorstel bevat een aantal nieuwe bevoegdheden voor de Commissie om gedelegeerde handelingen vast te stellen.

Het gaat om aanvulling van het rapportagekader dat in het richtlijnvoorstel wordt voorgesteld met meer gedetailleerde standaarden voor ondernemingen, waardoor delegatie (in plaats vanuitvoering) voor de hand ligt. Het kabinet acht deze bevoegdheid voldoende afgebakend. Wat betreft de duur van de delegatie bepaalt artikel 48a, lid 2, dat de bevoegdheid aan de Commissie wordt toegekend voor onbepaalde tijd. Het kabinet geeft voorkeur aan toekenning voor bepaalde tijd met de mogelijkheid van stilzwijgende verlenging waarbij de bevoegdheidsdelegatie naar behoren geëvalueerd kan worden.

Artikel 19b, lid 5, van Richtlijn 2013/34/EU en artikel 29aa, lid 5 van Richtlijn 2013/34/EU voorzien in bevoegdheden van de Commissie om de inhoud en presentatie van informatie ten aanzien van de vrijwillige taxonomie rapportage door respectievelijk bepaalde ondernemingen en moederondernemingen. Het toekennen van deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het niet essentiële onderdelen van de basishandeling betreft. Toekenning van deze bevoegdheden acht het kabinet wenselijk, omdat het gaat om aanvulling van het rapportagekader dat in het richtlijnvoorstel wordt voorgesteld met meer gedetailleerde standaarden voor ondernemingen, waardoor delegatie (in plaats van uitvoering) voor de hand ligt. Het sluit aan bij de bevoegdheid van de Commissie die reeds in de Taxonomie en de CSRD staan om soortgelijke informatie via gedelegeerde handelingen nader te specificeren. Het kabinet acht deze bevoegdheid voldoende afgebakend.

Wat betreft de duur van de delegatie bepaalt artikel 49, lid 3c, dat de bevoegdheid aan de Commissie wordt toegekend voor onbepaalde tijd. Het kabinet geeft voorkeur aan toekenning voor bepaalde tijd met de mogelijkheid van stilzwijgende verlenging waarbij de bevoegdheidsdelegatie naar behoren geëvalueerd kan worden.

Artikel 29ca van Richtlijn 2013/34/EU betreft de bevoegdheid van de Commissie om te voorzien in normen voor duurzaamheidsrapportage voor vrijwillig gebruik door ondernemingen die niet verplicht zijn te rapporteren over hun duurzaamheid. Het toekennen van deze bevoegdheden is mogelijk, omdat het niet essentiële onderdelen van de basishandeling betreft. Toekenning van deze bevoegdheden acht het kabinet wenselijk, omdat het gaat om aanvulling van het rapportagekader dat in het richtlijnvoorstel wordt voorgesteld met meer gedetailleerde standaarden voor ondernemingen, waardoor delegatie (in plaats van uitvoering) voor de hand ligt. Die standaarden zullen mede vanwege internationale ontwikkelingen iedere drie jaar worden geëvalueerd en zo nodig aangepast. Het kabinet acht deze bevoegdheid voldoende afgebakend. Wat betreft de duur van de delegatie bepaalt artikel 49, lid 3c, dat de bevoegdheid aan de Commissie wordt toegekend voor onbepaalde tijd. Het kabinet geeft voorkeur aan toekenning voor bepaalde tijd met de mogelijkheid van stilzwijgende verlenging waarbij de bevoegdheidsdelegatie naar behoren geëvalueerd kan worden.

c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

Het Voorstel Aanpassingen (CSRD en CSDDD) heeft een omzettingstermijn van één jaar na datum van inwerkingtreding. De datum van inwerkingtreding gaat in op de twintigste dag na publicatie van de richtlijn in het Publicatieblad van de EU. De exacte datum van de omzettingstermijn is dus nog niet bekend.

Het is op dit moment onduidelijk hoe deze omzettingstermijn zich verhoudt tot het voorgestelde uitstel van de omzettingstermijn van de CSDDD in het Voorstel Uitstel CSDDD (naar 26 juli 2027). Indien de omzettingstermijn voor het Voorstel Aanpassingen CSDDD gelijk wordt gesteld aan de beoogde omzettingstermijn van de CSDDD (26 juli 2027), dan acht het kabinet deze termijn haalbaar.

De omzettingstermijn voor het uitstel van de omzetting van de CSDDD en CSRD is vastgesteld op 31 december 2025.

d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

De CSDDD heeft een evaluatiebepaling (artikel 36). Het voorstel breidt deze bepaling niet uit en voorziet niet in een aanvullende bepaling. Wel wijzigt het voorstel de evaluatiebepaling door de verplichting van de Commissie, om uiterlijk 26 juli 2026 een verslag in te dienen over de noodzaak om aanvullende vereisten te verkennen voor gereglementeerde financiële ondernemingen met betrekking tot de verrichting van financiële diensten en beleggingsactiviteiten, te schrappen.

De reeds in de CSRD voorziene evaluatie van de standaarden en de rapportering over de audit na drie jaar wijzigt niet door het Voorstel CSRD.

e) Constitutionele toets

Grondrechten richten zich primair tot natuurlijke personen. Voor zover dat naar de aard van het betreffende grondrecht zin kan hebben, kunnen rechtspersonen zich daarop beroepen. Voor zover sprake is van een beperking van die rechten, zullen bij de omzetting van deze richtlijn, die rechten in acht worden genomen. Vooralsnog biedt het voorstel geen aanleiding om te veronderstellen dat deze rechten worden beperkt.

7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

a) Uitvoerbaarheid

De uitvoering van de duurzaamheidsrapportering wijzigt niet door de voorstellen.

De CSDDD voorziet in een combinatie van bestuursrechtelijke handhaving en civiele aansprakelijkheid. Dit voorstel wijzigt de bestuursrechtelijke handhaving beperkt, doordat de bepaling over de minimale maximumboete wordt aangepast. Ook worden de bepalingen over civielrechtelijke aansprakelijkheid verwijderd in het voorstel. Een gevolg van deze wijzigingen is dat handhaving binnen de EU minder geharmoniseerd zal zijn. De beperking tot tier-1 heeft mogelijk ook gevolgen voor de uitvoerbaarheid, omdat de toezichthouder nu zal moeten toetsen in welke gevallen ondernemingen wel verder dan hun directe zakenpartners moeten kijken bij hun risicoanalyse en in welke gevallen niet. Hierbij zal de toezichthouder moeten toetsen wanneer een onderneming over «plausibele informatie» beschikt en een oordeel geven over of deze informatie plausibel is.

Lidstaten wijzen een of meer bevoegde toezichthoudende autoriteiten aan voor het toezicht op de CSDDD. In Nederland is de Autoriteit Consument & Markt (ACM) beoogd toezichthouder. Zij zal worden gevraagd een uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets (UHT) uit te voeren op de nationale implementatiewet van de vastgestelde richtlijn, zoals gewijzigd n.a.v. dit voorstel.

b) Handhaafbaarheid

Het voorstel wijzigt de handhavende bevoegdheden van de toezichthoudende autoriteit beperkt, doordat de bepalingen over de minimale maximumboete wordt aangepast en civielrechtelijke aansprakelijkheid worden aangepast, De handhaafbaarheid van de rapporteringsverplichting wijzigt niet door de meeste voorstellen. De verplichting om indirecte zakenrelaties te beoordelen wanneer de onderneming over «plausibele informatie» beschikt is, vanwege de onduidelijkheid die er het gevolg van is, lastig handhaafbaar. De handhaafbaarheid van de nieuwe mogelijkheid om te rapporteren dat activiteiten gedeeltelijk voldoen aan de EU Taxonomie zal afhangen van de uitwerking in de aangekondigde gedelegeerde handeling.

Het principe van de «value chain cap» lijkt in de praktijk lastig te handhaven. Het is van belang dat het «trickle-down» effect in de keten richting ondernemingen die niet onder de CSRD vallen zoveel mogelijk beperkt wordt en ondernemingen worden beschermd tegen ongebreidelde dataverzoeken. De «value chain cap» kan hier een belangrijke rol in spelen. Hiervoor moet de «value chain cap» wel zo worden ingericht dat zoveel mogelijk wordt voorkomen dat ondernemingen die niet rapportageplichtig zijn dataverzoeken ontvangen die additioneel zijn aan de datapunten in de vrijwillige rapportagestandaard. Het is daarbij belangrijk dat ondernemingen – zowel de rapporterende ondernemingen als de ondernemingen in de waardeketen – goed bekend zijn met deze vrijwillige rapportagestandaard en het voor hen duidelijk is hoe deze moet worden toegepast om de ondernemingen in de waardeketen te beschermen.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Doordat de beleidsdoelstellingen van de CSRD overeind blijven, zullen de implicaties voor ontwikkelingslanden niet ingrijpend wijzigen door het Voorstel Aanpassingen.

Voor implementatie van de CSDDD is in kaart gebracht wat de effecten van het implementatie wetsvoorstel zouden zijn op ontwikkelings- en productielanden door middel van uitvoering van de SDG-toets en de kwaliteitseis «Effecten op ontwikkelingslanden».9 Uit het onderzoek blijkt dat het wetsvoorstel een positief effect kan hebben op het creëren van waardig werk en inclusieve economische groei in ontwikkelings- en productielanden.

Het is aannemelijk dat sommige wijzigingsvoorstellen in dit voorstel ervoor zorgen dat de positieve gevolgen van de wetgeving in ontwikkelingslanden verminderd worden. Het gaat met name om de volgende wijzigingen. De inperking van gepaste zorgvuldigheidsverplichtingen tot in principe directe zakelijke relaties leidt er mogelijk toe dat een deel van de gepaste zorgvuldigheidsverplichtingen beperkt blijft tot toeleveranciers binnen de EU. Dit leidt mogelijk tot minder substantiële verbetering in ontwikkelingslanden op het gebied van mensenrechten en milieu. De beperking op het gebied van het betrekken van stakeholders bij het uitvoeren van gepaste zorgvuldigheid leidt er mogelijk toe dat signalen vanuit het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden ondernemingen niet meer bereiken. Dit terwijl het (lokale) maatschappelijk middenveld juist in staat is benodigde context te schetsen voor ondernemingen over risico’s en onderliggende oorzaken. Dit is van meerwaarde voor ondernemingen om de negatieve impact van handel te beperken of voorkomen en om het gebied te begrijpen waar de onderneming actief is of wil worden. Het minder regulier monitoren van de effectiviteit van de gepaste zorgvuldigheidsprocessen en -maatregelen kan ertoe leiden dat risico’s en misstanden in ontwikkelingslanden (langer) onbekend blijven en niet aangepakt. Verwijderen van de regels over civiele aansprakelijkheid kan de toegang tot het recht voor benadeelden in productielanden verslechteren. Bedrijven die actief zijn in ontwikkelings- en productielanden geven ook aan dat brede IMVO-wetgeving hen helpt om knelpunten voor ondernemen in deze landen te adresseren.10

Andere wijzigingsvoorstellen zouden positieve gevolgen voor (partijen in) ontwikkelingslanden tot gevolg kunnen hebben. Doordat ondernemingen aan directe zakenpartners met minder dan 500 werknemers in principe niet méér informatie mogen vragen dan gespecificeerd in de vrijwillige standaarden op grond van artikel 29a CSRD, is er een verlichting van de regeldruk bij deze groep zakenpartners, die zich soms in ontwikkelingslanden bevinden.


  1. Richtlijn (EU) 2022/2464 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 537/2014, Richtlijn 2004/109/EG, Richtlijn 2006/43/EG en Richtlijn 2013/34/EU, met betrekking tot duurzaamheidsrapportering door ondernemingen (PbEU 2022, L322)↩︎

  2. Richtlijn (EU) 2024/1760 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1937 en Verordening (EU) 2023/2859, met betrekking tot gepaste zorgvuldigheidsverplichting voor ondernemingen (PbEU L 2024/1760).↩︎

  3. https://commission.europa.eu/document/download/97e481fd-2dc3-412d-be4c-f152a8232961_en?filename=The%20future%20of%20European%20competitiveness%20_%20A%20competitiveness%20strategy%20for%20Europe.pdf↩︎

  4. https://www.consilium.europa.eu/nl/press/press-releases/2024/11/08/the-budapest-declaration/↩︎

  5. Dit vloeit voort uit een onderzoek van februari 2025 naar de impact van het CSRD op het mkb, uitgevoerd door de Haagse Hogeschool in opdracht van MinEZ. «Duurzaamheidsinformatie: De effecten van de CSRD op het mkb», p. 6, 45, 54.

    https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2025/02/28/duurzaamheidsinformatie-de-effecten-van-de-csrd-op-het-mkb↩︎

  6. Regulation (EU) 2019/2088↩︎

  7. Kamerstuk 22 112, nr. 3437.↩︎

  8. Kamerstuk 22 112, nr. 3437.↩︎

  9. De uitkomsten van deze toetsen staan in de memorie van toelichting bij het concept

    implementatiewetsvoorstel. De meest recente publieke versie is te raadplegen via:

    Overheid.nl | Consultatie Wet internationaal verantwoord ondernemen.↩︎

  10. Zo heeft VNO-NCW met Initiatief Duurzaamheid en Handel (IDH) een actieplan opgesteld waar

    effectieve uitvoering van IMVO-wetgeving een belangrijk onderdeel is: Actieplan voedselzekerheid wereldwijd.↩︎