Conceptverslag Herstel Groningen
Verslag van een commissiedebat
Nummer: 2025D12743, datum: 2025-03-19, bijgewerkt: 2025-03-25 12:03, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2024Z17096:
- Indiener: E. van Marum, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Medeindiener: N. Achahbar, staatssecretaris van Financiën
- Medeindiener: F.L. Idsinga, staatssecretaris van Financiën
- Volgcommissie: vaste commissie voor Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2024-11-14 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2024-12-18 13:25: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-03-19 10:00: Herstel Groningen (Commissiedebat), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2025-03-19 10:00: Herstel Groningen (Commissiedebat), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2025-03-20 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Herstel Groningen
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Concept
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 19 maart 2025 overleg gevoerd met de heer Van Marum, staatssecretaris Herstel Groningen, over:
de brief van de staatssecretaris Herstel Groningen d.d. 6 maart 2025 inzake concept economische agenda voor Groningen en Noord-Drenthe (35561, nr. 68);
de brief van de staatssecretaris Herstel Groningen d.d. 21 februari 2025 inzake uitvoering van de motie van het lid Beckerman over het uitvoeren van de motie-Beckerman/Bushoff aangaande niet langer doorprocederen tegen gedupeerden die een rechtszaak tegen de Staat hebben gewonnen (Kamerstuk 36566-16) (36566, nr. 25);
de brief van de staatssecretaris Herstel Groningen d.d. 24 januari 2025 inzake voortgang schadeafhandeling (35561, nr. 67);
de brief van de staatssecretaris Herstel Groningen d.d. 24 januari 2025 inzake beleidsbrief versterken (35561, nr. 66);
de brief van de staatssecretaris Herstel Groningen d.d. 23 januari 2025 inzake sociale agenda Groningen (35561, nr. 65);
de brief van de staatssecretaris Herstel Groningen d.d. 22 januari 2025 inzake Subsidieregeling rechtsbijstand en aanverwante kosten Tijdelijke wet Groningen (36094, nr. 29);
de brief van de staatssecretaris Herstel Groningen d.d. 20 januari 2025 inzake invulling van ontraden moties uit het wetgevingsoverleg over begrotingsonderdeel Herstel Groningen (33529, nr. 1273);
de brief van de staatssecretaris Herstel Groningen d.d. 20 januari 2025 inzake stand van zaken juridische procedures met de NAM, Shell en ExxonMobil (33529, nr. 1272);
de brief van de staatssecretaris Herstel Groningen d.d. 10 december 2024 inzake verlenging opdracht kwartiermaker sociale agenda Groningen en Noord-Drenthe (35561, nr. 64);
de brief van de staatssecretaris Herstel Groningen d.d. 4 november 2024 inzake update planning verduurzaming kabinetsreactie Nij begun (maatregel 29) (35561, nr. 63);
de brief van de staatssecretaris Herstel Groningen d.d. 28 oktober 2024 inzake afschrift brief aan de Eerste Kamer over het schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens het debat over het wetsvoorstel Versterking gebouwen in de provincie Groningen en de novelle verbetering uitvoerbaarheid (2024Z17096);
de brief van de staatssecretaris Herstel Groningen d.d. 9 oktober 2024 inzake stand van zaken procedures met de NAM, Shell en ExxonMobil (33529, nr. 1260);
de brief van de staatssecretaris Herstel Groningen d.d. 8 oktober 2024 inzake uitstel appreciatie ACVG-advies Veiligheid van gebouwen op wierden (33529, nr. 1259);
de brief van de staatssecretaris Herstel Groningen d.d. 16 september 2024 inzake werkprogramma Adviescollege Veiligheid Groningen 2024-2025 (33529, nr. 1257);
de brief van de staatssecretaris Herstel Groningen d.d. 13 september 2024 inzake onderzoeksrapport Bescherming persoonsgegevens IMG (32761, nr. 307);
de brief van de staatssecretaris Herstel Groningen d.d. 10 september 2024 inzake diepteanalyse haalbaarheid 2028 (33529, nr. 1246);
de brief van de staatssecretaris Herstel Groningen d.d. 9 september 2024 inzake hoofdlijnenbrief over herstel van Groningen (33529, nr. 1245);
de brief van de staatssecretaris Herstel Groningen d.d. 6 september 2024 inzake rapportage over de voortgang van de beoordelingen en Stand van de Uitvoering NCG 2024 (33529, nr. 1244);
de brief van de staatssecretaris Mijnbouw d.d. 14 juni 2024 inzake doelen sociale agenda Groningen en Noord-Drenthe (35561, nr. 62);
de brief van de staatssecretaris Mijnbouw d.d. 27 juni 2024 inzake beoordelingen Nationaal Coördinator Groningen tot juli 2024 (33529, nr. 1242);
de brief van de staatssecretaris Mijnbouw d.d. 6 juni 2024 inzake samenwerken in Groningen (35561, nr. 61);
de brief van de staatssecretaris Mijnbouw d.d. 31 mei 2024 inzake uitbreiding waardevermeerderingsregeling per 1 juli 2024 (33529, nr. 1239);
de brief van de staatssecretaris Mijnbouw d.d. 5 juni 2024 inzake cijfermatige monitor regeling rechtsbijstand Groningen (36094, nr. 28);
de brief van de staatssecretaris Mijnbouw d.d. 31 mei 2024 inzake jaarverslag van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) over het jaar 2023 en toezeggingen over de aanpak van problemen van de huurders van woongroep Marenland, het erfgoedprogramma, het werkbezoek in Ten Post en de tijdelijke huisvesting voor ouderen (33529, nr. 1240);
de brief van de staatssecretaris Mijnbouw d.d. 30 mei 2024 inzake voortgang taskforces, vangnetten en andere regelingen ten behoeve van mkb-ondernemers, agrariërs en bewoners met complexe problematiek (35561, nr. 60);
de brief van de staatssecretaris Mijnbouw d.d. 21 mei 2024 inzake verkenning belastingheffing op Shell en ExxonMobil (33529, nr. 1237);
de brief van de staatssecretaris Mijnbouw d.d. 16 mei 2024 inzake stand van zaken bezwaarprocedures heffingsbesluiten 2022 schade (33529, nr. 1236);
de brief van de staatssecretaris Mijnbouw d.d. 18 april 2024 inzake evaluaties Nationaal Programma Groningen (33529, nr. 1235);
de brief van de staatssecretaris Mijnbouw d.d. 18 april 2024 inzake voortgangsrapportage van het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) en van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) (33529, nr. 1234);
de brief van de staatssecretaris Mijnbouw d.d. 12 april 2024 inzake jaarverslag IMG en toezegging uitvoeringskosten (33529, nr. 1231);
de brief van de staatssecretaris Mijnbouw d.d. 3 april 2024 inzake aanstelling kwartiermaker economische agenda Groningen (35561, nr. 59);
de brief van de staatssecretaris Mijnbouw d.d. 12 maart 2024 inzake evaluatie regeling rechtsbijstand Groningen (36094, nr. 27);
de brief van de staatssecretaris Mijnbouw d.d. 6 maart 2024 inzake verschillen, verduurzaming en dorpenaanpak (33529, nr. 1227);
de brief van de staatssecretaris Mijnbouw d.d. 4 maart 2024 inzake rapport Woningmarktontwikkelingen rondom het Groningenveld (33529, nr. 1215);
de brief van de staatssecretaris Mijnbouw d.d. 7 februari 2024 inzake uitstel toezending van de appreciatie van het eindadvies van de Commissie Verschillen en de daarmee nauw samenhangende uitwerking van maatregel 29 (verduurzaming) uit Nij begun (35561, nr. 58);
de brief van de staatssecretaris Herstel Groningen d.d. 10 januari 2025 inzake ACVG-advies Veiligheid gebouwen op wierden (33529, nr. 1269);
de brief van de staatssecretaris Herstel Groningen d.d. 23 januari 2025 inzake uitvoering van de motie van de leden Beckerman en Bushoff aangaande niet langer doorprocederen tegen gedupeerden die een rechtszaak tegen de Staat hebben gewonnen (Kamerstuk 36600-VII-97) (33529, nr. 1274).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken,
De Vree
De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken,
Honsbeek
Voorzitter: Peter de Groot
Griffier: Van der Haas
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Bamenga, Beckerman, Bikker, Bushoff, Peter de Groot, Holman, Kops, Pierik en Vedder,
en de heer Van Marum, staatssecretaris Herstel Groningen.
Aanvang 10.01 uur.
De voorzitter:
Een hele goede morgen, dames en heren. Ik heet alle mensen op de
publieke tribune welkom bij dit commissiedebat Herstel Groningen. Ik wil
ook de mensen die dit op afstand volgen hartelijk welkom heten. Ook een
warm welkom aan de staatssecretaris. Ook goedemorgen aan de leden. We
gaan beginnen met dit commissiedebat. Dat doen we door te beginnen met
de eerste termijn van de kant van de Kamer. Ik zal dit debat voorzitten,
alleen zal ik later in dit debat ook naar een debat toe moeten. Er zijn
meerdere leden die daarmee te maken hebben. Dat zal vermoedelijk rond de
tweede termijn zijn. We kijken even hoe we dat dan opvangen ten aanzien
van het voorzitterschap.
De heer Holman heeft een punt van orde.
De heer Holman (NSC):
Ja, ik heb in dat kader een ordevoorstel. Sommigen moeten om 13.30 uur
weg, sommigen moeten stipt om 14.00 uur weg. Mijn ervaring leert dat de
verleiding hier groot is om in de commissie Herstel Groningen dingen te
bespreken die in de commissie mijnbouw horen. Ik vraag de voorzitter om
toch een beetje te bewaken dat we het hier echt hebben over Herstel
Groningen en dat zaken die in de commissie mijnbouw aan de orde moeten
komen, in de commissie mijnbouw aan de orde worden gesteld.
De voorzitter:
Dat lijkt me een prima verzoek, ook gezien de agenda.
We hebben vijf minuten spreektijd in de eerste termijn van de kant van
de Kamer. Ik zou willen voorstellen om geen beperking wat betreft het
aantal interrupties op te leggen. Ik vraag jullie dan wel om korte
interrupties te plegen. Mocht dat niet lukken, dan ga ik wel normeren en
gaan we richting vijf interrupties. Maar als het lukt om elkaar kort te
interrumperen, dan hebben we een levendig debat van de kant van de Kamer
in de eerste termijn en zien we ook uit naar de beantwoording van de
staatssecretaris.
Ik wil als eerste het woord geven aan mevrouw Beckerman namens de SP.
Gaat uw gang.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter. De ongelijkheid tussen gedupeerde Groningers is
nog steeds gigantisch. Met nieuwe regelingen groeit deze ook. Dit kwam
vorige week met de gepresenteerde verduurzamingsregeling ook naar voren;
de ene wel, de volgende niet. Geld is leidend, en wat goed is voor
Groningen niet. Met Julian Bushoff heb ik deze regeling gestuit en we
gaan hier nog over spreken. Maar in dit debat vragen we aandacht voor de
grote verschillen die blijven ontstaan en niet worden opgelost. Twee
gemeenten mailden ons daarover. Ik citeer: "NCG krijgt niet de ruimte om
conform de voorbereiding tot besluitvorming te komen. De
staatssecretaris heeft meermalen aangegeven dat 'koste wat kost' niet
opgaat voor de verschillen." Als tweede, en ik citeer: "Gemeenten wordt
gevraagd om verschillen in beeld te brengen. In tegenspraak met 'koste
wat kost', zou maar een beperkt budget beschikbaar zijn, waar NCG niet
over kan beschikken zonder een overzicht van de verschillen. Maar
vanwege de vele onzekerheden, is er geen limitatieve lijst van
verschillen in kaart te brengen." Hiermee zitten we dus vast in een
cirkeltje. Geen inzicht in de resterende versterkingsopgaven zorgt
ervoor dat je geen aanpak hebt voor de verschillen en als er geen aanpak
is voor de verschillen, is er geen geld. Dit is dus een heel
geldgedreven redenering, aangezien de verschillen niet vallen onder
"koste wat kost", waardoor de bestaande middelen leidend zijn, in plaats
van dat het oplossen van de verschillen leidend is. Klopt dit, vragen we
aan de staatssecretaris. Op deze manier kun je de problemen toch niet
oplossen? Met Julian Bushoff diende ik bij de begroting een amendement
in om verschillen aan te pakken. Dit is immers beloofd aan de bewoners.
Maar veel coalitiepartijen zeiden: wacht maar tot de Voorjaarsnota. Aan
hen vragen we ook: wat gaan we nu doen?
Debat na debat vragen we hier aandacht voor slechte rapporten van de
NCG. Gelukkig komt er na de uitzending van Pointer ook enige beweging
in. Maar wat gaan we doen voor alle gedupeerden die een rapport hebben
dat ze niet vertrouwen? Deelt de staatssecretaris onze mening dat deze
ook met terugwerkende kracht moeten kunnen worden herzien, in lijn met
het aangenomen amendement-Beckerman/Bushoff? Wanneer kan de regeling
voor extra technische en juridische steun voor gedupeerden operationeel
zijn?
Voorzitter. Groningen is prachtig, mede vanwege ons unieke erfgoed. Dat
erfgoed heeft zware klappen gekregen. Nu is er eindelijk een aanpak
waarbij monumenteigenaren zelf regie hebben en hun monument kunnen
herstellen en versterken. Of toch niet? Ook met die aanpak lijkt het
namelijk weer mis te gaan. De Vereniging Groninger Monument Eigenaren
schrijft ons: wat begon als een hoopvolle doorbraak in het Groningse
versterkingsdossier, dreigt te verzanden in een bestuurlijke
schijnbeweging. We vragen de staatssecretaris hoe het kan dat het weer
misgaat. Waarom schuift u een onafhankelijke pilot opzij en brengt u de
uitvoering weer terug onder de vleugels van uw eigen ministerie? Is dat
wat u bedoelt met "bewoners centraal"? Wilt u alsnog onderzoeken hoe de
pilot wél onafhankelijk kan worden voortgezet?
Debat na debat vragen we ook aandacht voor de mensen die bij de
versterking in batch 1588 zitten. Ditmaal wil ik aandacht vragen voor
mensen in deze batch, die nog steeds wachten op de versterking. Wat
vindt de staatssecretaris ervan dat op sommige plekken deze mensen
moeten loten om een nieuwe, versterkte woning te krijgen? Ik sprak met
twee gezinnen. Eén gezin was ingeloot voor een nieuwe woning en het
andere gezin niet. Het gezin dat is ingeloot heeft nu weliswaar zicht op
een nieuwe woning, maar net als hun buren hebben ze Tandem een rapport
laten maken over wat het dan allemaal kost. Wat blijkt? Ze komen
allemaal geld tekort, soms tienduizenden euro's. Dan het gezin dat is
uitgeloot. Zij moeten nu weer jaren wachten. De enige plek waar nog
woningen komen, is precies de plek waar zij wonen. Maar dan is nog
steeds niet zeker dat zij ook worden ingeloot. Dat is toch een echt
waanzinnige situatie? Je kunt dus worden uitgeloot voor de plek waar je
nu woont. Wat wil de staatssecretaris doen? Kan het opkoopinstrument
weer worden ingezet voor mensen die het wachten zat zijn en weg willen?
Wat gaat hij doen voor de mensen die wél willen blijven?
Debat na debat vragen we ook aandacht voor huurders. Herkent de
staatssecretaris dat voor veel huurders de woonlasten veel te hoog
worden en er ook grote verschillen zijn tussen dezelfde woningen wat
aanvangshuren betreft? Veel huurders van versterkte woningen hebben nu
zonnepanelen. Zij betalen daaraan mee via een epv of de servicekosten.
Zij betalen nu alweer veel meer en gaan straks na afschaffing van de
salderingsregeling nog veel meer betalen. Wat vindt de staatssecretaris
daarvan? Wat wil hij voor hen doen? Herkent de staatssecretaris dat er
nog steeds veel problemen zijn met belastingen, dat huurders en kopers
kwijtschelding verliezen en dat er veel onbekendheid is?
Voorzitter. Dan mijn laatste onderwerp voor vandaag: het stroomnet. SodM
heeft dat benoemd als een van de zwakke plekken in de voortgang van de
versterkingsoperatie. Wij horen nu van bewoners uit Overschild dat zij
keer op keer te kampen hebben met stroomstoringen. Een flesje opwarmen
voor de baby lukt dan niet, mailt iemand ons. Ze hebben zelfs te maken
met de situatie dat apparaten kapotgaan. Ze moeten echter nog tien jaar
wachten op verzwaring. Herkent de staatssecretaris dat dit echt een
bottleneck kan zijn voor de versterking? Waar is het plan om in het
versterkingsgebied het net versneld aan te pakken?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng. De heer Holman namens Nieuw Sociaal
Contract.
De heer Holman (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Op 7 maart hebben wij een bezoek afgelegd in
Groningen, op uitnodiging van de staatssecretaris. Dat hebben wij als
zeer goed en plezierig ervaren. Ik wil in mijn betoog het accent iets
anders leggen dan mevrouw Beckerman, maar ik kan me wel volledig
aansluiten bij veel vragen die zij heeft gesteld. Ik wil niet in
herhaling treden. Ik ben zeer benieuwd wat de staatssecretaris daarop te
antwoorden heeft.
In het gesprek met het IMG hebben we gezien dat ze voortvarend bezig
zijn. Je bent onder de indruk van de grote aantallen per week die moeten
worden afgehandeld. Je ziet duidelijk dat het de intentie is om de
efficiency echt te verbeteren en de organisatie te verbeteren. Dat lukt
ook in behoorlijke mate. Toch blijven er nog veel vragen over; mijn
collega stelde ze net. Die dag hebben we ook gezien dat er een sociale
agenda en een economische agenda zijn. Er liggen nu conceptvoorstellen
voor hoe we dat gaan doen. Graag wil ik daarover wat zeggen.
We zijn best onder de indruk van de energie om hieraan invulling te
geven. De vraag is hoe je dat gaat invullen. Wat ga je daar concreet mee
doen? Hoe ga je daadwerkelijk een nieuw begin maken? Hoe kun je
daadwerkelijk tegemoetkomen aan de wensen van de Groningers, van de
inwoners in de dorpen, zodat ze zeggen "eindelijk wordt er eens
omgekeken naar Groningen"? Hoe kunnen je ze zo tegemoetkomen dat ze
zeggen "eindelijk kunnen we doen wat we zouden willen en worden we een
beetje gecompenseerd voor alles wat ons is aangedaan met de gaswinning"?
Hoe kun je Groningers daar baat bij laten hebben? De schadeafhandelingen
gaan nog jaren duren. Wij horen de staatssecretaris graag over de
doelstellingen.
Dan over de regio. We horen en zien dat de regio er nog steeds onder
lijdt en dat de versterkingsoperatie traag verloopt. Er zijn grote
verschillen in de toepassing. Wij vragen ons af hoe tevreden de
Groningers hierover zijn. Wij realiseren ons dat de staatssecretaris
erbovenop zit, maar kan de staatssecretaris ook aangeven hoe serieus hij
dit neemt en hoe hij omgaat met Groningen en Midden-Drenthe? In welke
mate is er sprake van goed overleg met de kwartiermakers en vooral ook
met de bewoners? Bezoekt de staatssecretaris werkelijk de buurten om met
eigen ogen te zien hoe de situatie …
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog. De Kamerbel gaat weliswaar, maar ik denk dat de
mensen u wel kunnen verstaan.
De heer Holman (NSC):
Oké. Bezoekt de staatssecretaris daadwerkelijk buurten om met eigen ogen
te zien hoe de situatie zich in het hele gebied ontwikkelt?
Vorig weekend ontstond er bovendien opnieuw onrust over het opslaan van
kernafval in de Groninger zoutkoepels in Pieterburen, Onstwedde en
Bourtange. Groningers willen dat niet. Het lijkt ook niet logisch,
tenzij er een kerncentrale in de Eemshaven zou komen, maar wat Nieuw
Sociaal Contract betreft komt er helemaal geen kerncentrale in de
Eemshaven. De locatieprocedure bij KGG loopt, maar Nieuw Sociaal
Contract dient morgen bij het tweeminutendebat Kernenergie, voordat er
besloten wordt, voor alle duidelijkheid een spreekt-uitmotie in
hierover.
De voorzitter:
Meneer Holman, u heeft een interruptie van mevrouw Beckerman. Die kan nu
ook mooi zonder de bel. Gaat uw gang.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ook wij hebben moties om die zoutkoepels niet te gaan gebruiken. Mijn
vraag gaat over de ongelijkheid. We kunnen die als Kamer namelijk debat
na debat aankaarten. We kunnen die schrijnende verschillen laten zien.
Maar dat doen we natuurlijk nu al een hele tijd. Er is een parlementaire
enquête geweest. Toen is er een rapport gekomen van Van Geel. Nu zijn we
weer jaren verder. Wat gaan we doen, vraag ik aan de heer Holman. Bij de
debatten over de begroting is er namelijk een amendement ingediend en
werd er gezegd: we hebben nu geen geld; wacht maar op de Voorjaarsnota.
Is Nieuw Sociaal Contract ook bereid om te zeggen: ja, we moeten dit
oplossen en als daar geld bij moet, moet daar geld bij?
De heer Holman (NSC):
Ik wil graag van de staatssecretaris horen hoe hij daartegen aankijkt en
hoe hij dat probleem wil oplossen, voor zover het op te lossen is. Je
komt namelijk ook wel tot de conclusie dat de ongelijkheid in z'n geheel
gewoon nooit op te lossen is. Er blijft altijd een grens waardoor de een
wel iets krijgt en de ander niet. Ik ben het volledig met u eens dat je
dat zo minimaal mogelijk moet doen.
Volgens mij is hier in de Kamer ooit afgesproken dat geld geen beperking
mag zijn om het probleem in Groningen op te lossen: whatever it takes.
Ik heb de vorige keer ook gevraagd: als er tekorten zijn bij het
uitvoeren van de adviezen van de commissie-Van Geel, om hoeveel gaat dat
dan en hoe gaan we dat oplossen? De staatssecretaris moet die vragen
beantwoorden en daarvoor een voorstel doen. Eigenlijk wacht ik daar
gewoon op.
Mevrouw Beckerman (SP):
Maar dat is dus heel relevant. U zegt namelijk: whatever it takes. Dat
is dus een letterlijk citaat: "koste wat kost". U vindt dat dat dus moet
gelden voor die verschillen. Daar wil ik graag een bevestiging van. Daar
zit namelijk precies de crux. Is het beperkt geld of is het "koste wat
kost"? Als het "koste wat kost" is, ben ik erg blij met dat
antwoord.
De heer Holman (NSC):
Ik houd mij aan datgene wat afgesproken is. Wij hebben de Groningers
beloofd dat wij problemen op gaan lossen. Ik ga niet in detail zeggen
welk verschil wel of niet gehonoreerd moet worden. Dat kan ik niet
overzien. Ik vind het echt een taak van het IMG in overleg met de
staatssecretaris om daar een analyse van te maken. Ik heb er dus geen
zicht op of de middelen die nu beschikbaar zijn, kunnen doen wat we
willen. Volgens mij gaat er in die zin nog niks niet door in Groningen
vanwege het geld.
De voorzitter:
De heer Bushoff van GroenLinks-Partij van de Arbeid.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Ik heb een vraag op ditzelfde punt. Erkent Nieuw Sociaal Contract dan
dat het bijna onmogelijk is om nu op voorhand al aan te geven hoeveel
geld er precies nodig is om alle bestaande verschillen op te
lossen?
De heer Holman (NSC):
Ik denk dat het een hele moeilijke opgave is om in te schatten hoeveel
geld je nodig hebt. Ik bedoel, bij de presentatie van het IMG hebben we
gezien hoeveel duizenden schadegevallen erbij gaan komen en hoeveel er
nog afgehandeld moeten worden naast de ongeveer 450.000 die al
afgehandeld zijn. Ik kan moeilijk inschatten wat er begroot moet worden
om dat allemaal adequaat af te handelen. Dan ben ik toch echt
afhankelijk van de staatssecretaris.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Is dit nou niet precies het punt, namelijk dat het heel moeilijk is om
nu alvast op voorhand aan te geven hoeveel het gaat kosten om die
verschillen op te lossen en dat je precies daarom het uitgangspunt
"koste wat het kost" hanteert? Onderschrijft Nieuw Sociaal Contract
precies deze redenering met als uitgangspunt dus "koste wat het
kost"?
De heer Holman (NSC):
Er is een parlementaire enquête geweest. Er is wat beloofd aan de
Groningers. Daar moet je gewoon uitvoering aan geven. Er is geen
maximering op het budget in de toekomst gesteld. Ik wacht dus af wat er
komt.
De voorzitter:
Mevrouw Bikker van de ChristenUnie. O, sorry, mevrouw Bikker. De heer
Bushoff heeft nog een nabrander daarover.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Als dan blijkt dat er op dit moment al verschillen opgelost moeten
worden, maar dat daar te weinig budget voor beschikbaar is, als gewoon
heel concreet blijkt dat er verschillen zijn — we kunnen ze misschien
binnenkort wel aandragen — die opgelost kúnnen worden als er meer budget
beschikbaar zou komen, dan zal Nieuw Sociaal Contract meer budget dus
absoluut steunen, hoor ik de heer Holman eigenlijk heel concreet zeggen.
Klopt dat?
De heer Holman (NSC):
Ik denk dat u deze vraag aan de staatssecretaris moet stellen en dat die
moet aangeven wat het tekort is en wat er is. Het is in eerste instantie
aan de staatssecretaris om te regelen dat datgene wat is afgesproken in
Groningen wordt uitgevoerd.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Dit was niet het antwoord op mijn vraag. Ik vroeg heel concreet aan
Nieuw Sociaal Contract of zíj kunnen toezeggen dat zíj voorstellen
vanuit de Kamer — het budgetrecht ligt immers bij de Kamer — zullen
steunen als heel concreet wordt aangedragen: hier zijn verschillen die
opgelost kunnen worden met meer budget, omdat het budget nu niet
toereikend is. Steunt NSC dat dan?
De heer Holman (NSC):
Ik val in herhaling. Misschien wil de heer Bushoff iets weten van … Ik
kan niet overzien wat de claim van de staatssecretaris zal zijn in de
Voorjaarsnota, áls die claim er überhaupt is, want dat weet ik niet. Ik
wacht gewoon af wat de staatssecretaris hierop zegt. Als hij een
begroting kan maken en inzichtelijk kan maken hoeveel geld hij
tekortkomt, dan hoor ik dat graag. Nogmaals, wij vinden dat datgene wat
Groningen beloofd is, gehonoreerd moet worden. Wij vinden dat het geld
dat nodig is voor de toekomst om de zaken op te lossen, beschikbaar moet
komen.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dit gesprek voeren we nu al een heel aantal commissies lang, waarbij we
ook bij iedere begroting zien dat de oppositie in verschillende
coalities of gezamenlijk voorstellen neerlegt. Toen het kabinet
demissionair was, liep dat ook door partijen heen. Dit gebeurt allemaal
met het doel dat het advies van de commissie-Van Geel wordt uitgevoerd,
om daar genoeg financiën voor bij elkaar te brengen. Als er later nog
meer nodig is, dan zien we dat. Maar dan hebben we in ieder geval een
stevig bedrag staan om aan de slag te gaan, ook conform de raming van
Van Geel indertijd. Van meerdere coalitiewoordvoerders, van de heer
Holman en eerder van de heer Vermeer van BBB — nu zit zijn collega er —
heb ik begrepen dat dit bij deze Voorjaarsnota wel wordt geregeld, zodat
we daar geen gedoe meer over hebben. Kan ik daar nog steeds op rekenen?
Als ik nu luister naar de antwoorden van collega Holman, geven die mij
een beetje zorgen. Ik hoop echt dat we dit komend voorjaar gaan regelen.
Dan kunnen we daarin gewoon verder.
De heer Holman (NSC):
Nou, ik hoop dat mevrouw Bikker en de heer Bushoff straks aan kunnen
geven hoeveel geld er tekort is, welke claim er ligt. Dat vraagt mevrouw
Bikker mij in feite ook. Nogmaals, ik zit niet in het kabinet, wij
zitten niet in het kabinet. De staatssecretaris zit in het kabinet. Die
gaat plannen maken, die bespreekt de Voorjaarsnota, die gaat het
voorleggen aan de Kamer. Wat er dan voorligt, zullen we dan gaan
bekijken.
De voorzitter:
Ik wil even aangeven dat we een ordentelijk debat met elkaar moet
voeren. Er wordt wat mij betreft niet buiten de microfoon gesnauwd en
gesproken. Dat doen we ín de microfoon. Ik geef mevrouw Bikker weer het
woord.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Zo is dat, voorzitter.
Ik zou richting collega Holman willen zeggen dat dit al meerdere keren
is neergelegd. Ook in de amendementen hebben we dat concreet gemaakt. We
hebben geluisterd naar de commissie-Van Geel. Dan kan je natuurlijk nog
kijken welke bandbreedte je pakt. Ongeacht of je naar 1,8 miljard kijkt
of naar 1,3 miljard, in beide gevallen moet je daar een onderbouwing bij
leveren. Dat zou ik ook belangrijk vinden. Maar die onderbouwing ligt er
met het rapport van Van Geel. Als collega's vanuit de coalitie zouden
zeggen dat ze ervan willen afwijken, kan dat natuurlijk. Maar dan moeten
zij wel met een verhaal komen. Onze inzet daarin is helder. Belangrijker
nog dan het bedrag vind ik dat de mensen die echt te maken hebben met
ook grote verschillen, niet eindeloos gaan zitten wachten omdat wij dit
in Den Haag niet geregeld hebben. Dat is wel mijn zorg als ik in de
brief lees dat de staatssecretaris zegt dat die kleine verschillen met
lokale stuurgroepen geregeld mogen worden, maar dat als het meer gaat
kosten, hij zelf gaat besluiten. Dan halen we het weer hiernaartoe. Als
dan ook nog eens onduidelijk is of er geld gaat zijn, wanneer dat gaat
komen en de staatssecretaris daarin niet de duidelijke steun krijgt van
de coalitie, die eerst zegt "bij ieder bedrag moet u aantonen waar het
vandaan komt", spannen we natuurlijk het paard achter de wagen. Als ik
de Groningers nou iets gun, dan is het dat het paard voor de wagen
loopt, want ze hebben al lang genoeg gewacht.
De heer Holman (NSC):
In essentie verschillen we niet zo veel van mening, voorzitter. Ik zou
de discussie in een vraag aan de staatssecretaris willen formuleren: hoe
kijkt u tegen deze discussie aan, kunt u kwantificeren wat het probleem
is en kunt u duiden en aangeven hoe u hiermee omgaat?
De voorzitter:
Mevrouw Bikker. Kort graag.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Heel kort. Onderschrijft collega Holman dat er met het rapport-Van Geel
al een duidelijk bedrag is genoemd waar we in ieder geval aan moeten
denken?
De heer Holman (NSC):
Ik herhaal dat wat in het rapport-Van Geel staat, uitgevoerd moet
worden, maar dat vindt geloof ik iedereen. Als daar kwantitatief
middelen voor nodig zijn die er nu niet zijn, verwacht ik van het
kabinet dat het in de langjarige begroting zal aangeven wanneer en hoe
dit ingevuld zal worden. Volgens mij is er weinig misverstand over hoe
Nieuw Sociaal Contract daarin zit.
De voorzitter:
Ik kijk even rond om te zien of u uw betoog kunt vervolgen, maar mevrouw
Beckerman heeft nog een interruptie.
Mevrouw Beckerman (SP):
Er is natuurlijk wél misverstand over, want NSC heeft het vorige
voorstel weggestemd. Dat zorgt voor het misverstand. Er is een verschil
tussen iets zeggen en iets doen. Het budgetrecht ligt bij de Kamer. Er
is een gat. De vraag is vandaag niet alleen of u nog een keer wilt
zeggen dat er ongelijkheid is en dat die moet worden aangepakt. Dat
vinden wij heel mooi. Ik vind het ook heel mooi dat u zegt: koste wat
het kost. Maar "koste wat het kost" betekent ook dat we het gaan
oplossen, met het budgetrecht dat we als Kamer hebben. Wil de heer
Holman het ook daadwerkelijk gaan oplossen?
De heer Holman (NSC):
Ik ga het niet voor de vijfde keer zeggen, want volgens mij is helder
hoe wij in deze materie zitten. Nogmaals, ik heb een vraag neergelegd
bij de staatssecretaris en daar komt straks gewoon een antwoord
op.
De voorzitter:
Ik wil voorkomen dat steeds dezelfde vragen worden gesteld en de heer
Holman steeds hetzelfde zegt. Maar gaat uw gang, mevrouw Beckerman. Ik
geef u nog de gelegenheid voor een interruptie en dan de heer Bushoff
nog even. Daarna gaan we door met het betoog van de heer Holman.
Mevrouw Beckerman (SP):
De vraag is natuurlijk: wat is "helder"? Zijn de woorden helder, of de
daden? Want als we naar de daden kijken, zien we dat de voorstellen
worden weggestemd en als we naar de woorden kijken, zien we dat NSC het
wil oplossen. Wat is het en wat wordt het? Gaat u nu — dat zou het
mooiste antwoord zijn — zeggen: woorden tellen; we hebben vorige keer
misschien anders gestemd, maar we gaan nu juist stemmen en bij de
Voorjaarsnota gaan we het, samen met de oppositie, als Kamer
regelen?
De heer Holman (NSC):
Ik ben helder geweest. Ik wacht het antwoord af. We zien graag eerst de
voorstellen van het kabinet in de Voorjaarsnota en dan vervolgen we de
discussie.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
In het rapport van de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning
Groningen was heel goed beschreven hoeveel er is fout gegaan in
Groningen. De pijnlijke conclusie, die wij ons als Kamerleden moeten
aantrekken, was dat ook de Tweede Kamer niet altijd haar rol heeft
gepakt. Wat hoor ik Nieuw Sociaal Contract nu doen? Ik hoor dat ze geen
enkele verantwoordelijkheid nemen voor het feit dat de Kamer budgetrecht
heeft en dat ze alle vragen neerleggen bij de staatssecretaris. Welke
lessen trekt Nieuw Sociaal Contract uit die zinsnede van het rapport van
de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen?
De heer Holman (NSC):
Ik vind dat de heer Bushoff nu een soort karikatuur van de discussie
maakt en daar heb ik niet zo veel zin in. Ik ben helder geweest. Ik heb
heel duidelijk aangegeven wat onze intenties zijn en wat de bedoelingen
voor Groningen zijn. We hebben de Groningers beloofd dat we dat gewoon
gaan waarmaken.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Holman (NSC):
Voorzitter. Dan wil ik het toch even over een vrolijkere discussie
hebben, namelijk die over de sociale en economische agenda. Dat is een
heel uitdagend gegeven. De moeilijkheid is, denk ik, om daar projecten
voor te bedenken en ervoor te zorgen dat die 100 miljoen per jaar voor
beide agenda's aan goede punten besteed kan worden. Dat vind ik een hele
grote uitdaging. Hoe ga je dat doen, zodat de Groningers daar werkelijk
baat bij hebben en ook het gevoel hebben dat ze er iets mee
kunnen?
Ik hoor in de discussie dat het best moeilijk is om goede plannen voor
100 miljoen per jaar te bedenken. Wij willen graag nadenken, en vragen
de staatssecretaris om zijn mening daarover te geven, over de vraag of
je dat niet gedeeltelijk bij de gemeentes zou moeten neerleggen. Het
gaat om zes gemeenten in Groningen en een gemeente in Noord-Drenthe.
Moet je die gemeentes het eerste jaar niet gewoon 5 miljoen geven om
naar eigen inzicht te besteden? Dan kan het geld daadwerkelijk worden
besteed aan het dorp, voor dorpsvernieuwing, voor het stimuleren van
ondernemers, voor gevelrenovatie, voor allerlei zaken die heel direct
ten goede komen aan de dorpen, zodat je ze upgradet en aantrekkelijk en
beter maakt. Dan kun je het geld dicht bij de mensen die het aangaat
besteden. Wij zijn toch bang dat we zaken gaan doen die wel mooi zijn,
maar ... Neem bijvoorbeeld recreatie. Dat is een van de speerpunten. Er
is weinig recreatie in Groningen. Aan de ene kant kan het verbetering
geven als je bijvoorbeeld fietspaden aanlegt en het gebied
aantrekkelijker maakt, maar aan de andere kant heeft de inwoner van
Groningen er in directe zin niet veel aan als er dan 1.000 of meer
recreanten naar Groningen komen. Het heeft dus twee kanten.
Maar ook heel praktisch gezien: via een sociale en economische agenda
kun je verduurzaming niet verder uitbreiden. Je kunt daarin niet kijken
naar andere zaken naast zonnepanelen. Wat nu bijvoorbeeld steeds
belangrijker wordt, zijn batterijen en warmtepompen. Hoe kun je de
Groningers daadwerkelijk helpen om dat te doen?
De voorzitter:
Wilt u tot een afronding komen?
De heer Holman (NSC):
Ja. Dit soort projecten dus. Er is nog wel een vraag. Stel we slagen er
in enig jaar niet in om die 100 miljoen te besteden. Kan de
staatssecretaris dan toezeggen en garanderen dat dat geld wel
beschikbaar blijft voor de regio en niet teruggaat naar de algemene
middelen? Ik heb duidelijk verstaan dat het niet voor infrastructuur en
dat soort dingen is. Dat laat onverlet dat de Lelylijn of een andere
spoorverbinding wenselijk is. Heb ik het goed verstaan dat het daar niet
voor gebruikt zal worden? Dit is een vraag die ik graag beantwoord wil
hebben door de staatssecretaris. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng. Mevrouw Bikker, gaat uw gang.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Niet verbaasd, wel stevig teleurgesteld. Dat was
mijn gevoel na de uitzending van Pointer begin vorige maand.
Versterkingsrapporten van de NCG waarmee woningen veilig zijn verklaard,
blijken vol fouten te zitten. Het zijn signalen die wij al langere tijd
krijgen maar die nu steeds meer aan het licht komen. Het wantrouwen van
Groningers in overheidsinstanties blijkt dan opnieuw terecht en daar heb
ik stevig de balen van.
Voorzitter. Versterkingsrapporten die spreken over schoorstenen terwijl
die niet aanwezig zijn, die te gemakkelijk uitgaan van voldoende sterke
muren, dragende constructies en funderingen: dat kan niet en dat mag
niet. Zeker niet als in definitieve rapporten zaken aangepast blijken te
zijn ten opzichte van eerdere versies van die rapporten. Ik wil een
uitgebreide reactie van de staatssecretaris op de ontstane situatie. Hoe
ziet hij de ernst daarvan? In hoeverre durft de staatssecretaris er zijn
hand voor in het vuur te steken dat alle besluiten op norm op goede
gronden genomen zijn?
Als hij dat niet kan, dan is mijn vraag welke waarde een besluit op norm
nog heeft. Wat betekent dat voor alle afgegeven besluiten? Wat zegt de
staatssecretaris tegen al die Groningers die toch opnieuw wakker liggen
van het idee dat hun huis mogelijk niet veilig is? Daar moeten we wat
mij betreft zo snel mogelijk verandering in aanbrengen. Wat gaat de
staatssecretaris daarom doen om het vertrouwen in de bouwtechnische
keuringen en de besluiten op norm te herstellen?
Voorzitter. In dat opzicht blijf ik signalen krijgen van wantrouwen in
de bureaus die deze rapporten opstellen — we hadden het daar de vorige
keer ook al over — met name omdat er raamovereenkomsten zijn met de NCG
en die soms ook de broodheer is geworden van deze bouwkundige bureaus.
Herkent de staatssecretaris dat beeld? Ziet hij ook dat het belangrijk
is om de onafhankelijkheid van en de spreiding van opdrachten over
verschillende bureaus op een of andere manier beter te borgen? Hoe gaat
hij dat dan doen?
Voorzitter. Ik wil meer duidelijkheid over aard en omvang van het
onderzoek van het ACVG naar de besluiten op norm. Betreft het een
willekeurige steekproef? Hoe groot is die steekproef dan? Wat in ieder
geval nodig is, is dat de bezwaartermijn tegen de besluiten op norm open
blijft staan, gegeven de twijfels en onzekerheid die er nu zijn. Wil de
staatssecretaris beloven dat de besluiten op norm voorlopig niet
onherroepelijk worden als de bezwaartermijn van zes weken is afgelopen?
Ik stel voor deze termijn substantieel te verlengen. Denk bijvoorbeeld
aan twaalf weken.
De voorzitter:
De heer Holman heeft een interruptie.
De heer Holman (NSC):
Ik herken de verhalen en de beelden die mevrouw Bikker schetst. Maar in
analogie van de discussie die we net hadden: hoe gaan we dat doorbreken
en wat is er nodig om die verandering te bewerkstelligen? Als je het
hebt over een tekort aan financiële middelen, als dat een belemmering
is, waar praat je dan over? Dat is dan de andere kant van de vraag die
net aan mij werd gesteld.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Het gaat mij er allereerst om dat mensen kunnen vertrouwen op de
rapporten die ze krijgen en dat daar geen enkel misverstand over
bestaat. Ik denk dat wij allen als commissie dat, net zoals de mensen
bij de NCG die er ook dag en nacht aan werken, ook niet anders willen.
We moeten dus allereerst echt zorgen voor een kwaliteitsverbetering daar
waar nodig. Juist daarom heb ik in het vorige debat erom gevraagd — en
de staatssecretaris was bereid om die kant op te kijken — dat mensen die
het toch niet helemaal vertrouwen, de keuring daadwerkelijk door een
ander bureau kunnen laten doen. Ze kunnen ook nog een second opinion
inwinnen, zodat ze het zeker weten. Maar op dat gebied krijg ik nog
steeds feedback binnen dat dat niet goed gaat. Ik vind dat eerlijk
gezegd fase 1. Als wij zeggen "koste wat het kost" en we doen het niet
goed, dan wordt het duurder. Dat is dan ook de schuld van hoe we het
geregeld hebben met elkaar.
De heer Holman (NSC):
Ik denk dat dat klopt, maar wij hebben op 7 april een presentatie gehad
van het IMG, en er is hier door geen enkel Kamerlid een opmerking
gemaakt over hoe het IMG anders zou moeten opereren om hieraan te
voldoen. Het probleem wordt wel geduid, maar waar zit nu de kern van het
probleem dat het loopt zoals het loopt? En wat moet er gebeuren zodat
het beter gaat? Dat is de vraag en dat is ook de vraag die aan de
staatssecretaris gesteld is en waar hij straks antwoord op moet
geven.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ja, we waren daar op werkbezoek met elkaar — eens. Maar ik spreek de
staatssecretaris aan op het stelsel, op de keuzes die we maken. Ik krijg
informatie van de ambtenaren. Ik vind niet dat we elkaar de maat moeten
nemen over de vragen die je daar stelt. De vragen moeten hier worden
gesteld. Maar misschien begreep ik u verkeerd. Dat is één.
Twee. Als je naar de papieren procedure kijkt, hebben we het goed
georganiseerd. Maar als ik vervolgens de ervaringsverhalen hoor, dan
zijn we er gewoon nog niet. Dan moeten we niet achteroverleunen, zo van
"zolang ik niet weet hoeveel het kost, kan ik niks doen". Ik kan dat ook
niet precies becijferen op dit moment, want ik kan niet inzien hoeveel
besluiten genomen zijn die uiteindelijk niet op norm blijken te zijn. Ik
weet de omvang daarvan niet. Daarom stel ik nu ook vragen aan de
staatssecretaris, bijvoorbeeld over de steekproef. Daar moet je beeld
bij krijgen. Dat neemt niet weg dat je dan niet in de wachtstand moet
gaan zitten maar moet doorschakelen, net zoals we de vorige keer hebben
gedaan. Op welke manier kun je bijvoorbeeld met second opinions al een
deel ondervangen, zodat je voorkomt dat je rapporten definitief
vaststelt waarin nog fouten zitten? Dat laatste willen we toch geen van
beiden, zou ik terug willen geven.
De heer Holman (NSC):
Een laatste reactie. Het is zeker niet de bedoeling om wie dan ook de
maat te nemen. De constatering was dat alle Kamerleden daar aanwezig de
indruk hadden dat er een aanzienlijke verbetering gaande is bij het
instituut, maar dat we er nog niet zijn. Daarover verschillen we
helemaal niet van mening. Ik zie de complexiteit van het probleem voor
het management van de uitvoeringsorganisatie. Hoe moet je dat doen? Ik
signaleer een goede wil, maar ik signaleer ook dat de problemen zo
weerbarstig en moeilijk zijn, dat ze moeilijk oplosbaar zijn. Dan moeten
we hier niet gaan discussiëren over een grote tegenstelling tussen mijn
beide buurvrouwen en mij, want die is er gewoon niet. Ik hoor mevrouw
Bikker ook zeggen dat het moeilijk is om in financiële zin te
kwantificeren waar je dan over praat. Dat is precies het punt dat ik wil
maken. Het is geen vraag, maar meer …
De voorzitter:
Ja, helder.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Het is bijna een verzuchting en dat mag ook. Tegelijk wil ik wel
benoemen dat wij als Kamerleden ook onze controlerende taak hebben waar
te maken. Ik denk dat ik mag zeggen dat ik ook echt af en toe wel een
compliment uitdeel, ook aan deze staatssecretaris. Ik heb ook gezien dat
er versnelling is gekomen. Vorige week kregen we de cijfers aangereikt.
Dat is goed. Alleen, als er vervolgens mensen zijn die steeds meer klem
komen te zitten en geen gehoor vinden, dan vind ik het wel de taak van
volksvertegenwoordigers om dat naar voren te brengen en dan zijn wij
niet altijd de vrolijkste mensen. Dat komt omdat wij aankomen met juist
de zaken waarin het misgaat. Dat vind ik ook volledig terecht. Daar waar
we het wel kunnen kwantificeren — daar hadden we het net over toen het
ging over de verschillen met het rapport-Van Geel — moeten we niet
aarzelen maar doorpakken, in plaats van alles blijven benoemen als "ik
weet het niet zeker", want dat is ook weer niet nodig. Daarover
vervolgen wij ons gesprek, zeg ik tegen collega Holman. Ik zal mijn
verhaal vervolgen, voorzitter.
De voorzitter:
Heel graag. Ga uw gang.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik blijf wel klachten horen over het tempo van de
versterkingsopgave. Dat blijkt ook uit het onderzoek van het Groninger
Gasberaad. 44% van de bewoners wacht nog op een beoordeling. Gemiddeld
duurt het nu veertien maanden. Juist voor mensen die al wat ouder zijn
en die al heel lang hebben moeten wachten — we kregen de voorbeelden mee
— is dat pijnlijk. Ze haken af, ze verhuizen noodgedwongen uit hun
vertrouwde omgeving. Juist voor hen is het zo belangrijk dat we tempo
blijven maken. Hoe werkt de staatssecretaris hieraan? Ik denk dat het
goed is om dit niet alleen tijdens een werkbezoek maar ook in het debat
hier in de Kamer te delen.
Voorzitter. In de gesprekken die ik had met mensen kreeg ik meerdere
klachten over de huizen die nieuw zijn opgeleverd. Daar schrok ik van.
Dan gaat het over vocht, tocht en schimmel, maar ook over puin en
bouwafval in de tuin. Inwoners kloppen aan bij hun gemeente, die er
vervolgens achteraan moet bij de NCG, de aannemer of de corporatie. De
kwaliteit van de opgeleverde huizen moet wel echt beter. Denk aan de
woningen in de wijk Opwierde-Zuid in Appingedam. De steenstrips werden
niet goed bevestigd, met lekken als gevolg. Woon je in je nieuwe huis,
heb je nog geen oplossing. Herkent de staatssecretaris dit beeld? Wat
kan hij doen om te voorkomen dat mensen weer in een heel belcirkeltje
zitten voordat iets is opgelost? Deelt hij onze mening dat een woning
gewoon goed moet worden opgeleverd bij versterking of bij
sloop-nieuwbouw? Welke kwaliteitseisen hanteert hij daarbij?
Ik kan aansluiten bij de vragen van collega Beckerman en, in milde mate,
bij die van collega Holman over de verschillen tussen Groningers. Dit is
een compliment, hè! De drietrap van Van Geel als vertrekpunt gehanteerd
— verduurzamen, gasloos maken of sloopnieuwbouw — blijft daarin
belangrijk. Ik heb wel vragen over de keuze die de staatssecretaris
maakt om zelf te besluiten op de grotere verschillen. Ik heb daar zorgen
bij. Creëren we daarmee niet een nieuwe wachttijd? En welke criteria
hanteert hij? Het is in ieder geval goed om scherp te hebben om welk
bedrag het bijvoorbeeld gaat. Is het een gering aantal of worden het er
steeds meer? En het allerbelangrijkst: wat betekent "koste wat het kost"
en "zolang als het duurt" als het advies van Van Geel uiteindelijk
betekent dat de regio slechts kan adviseren op besluiten in plaats van
gewoon aan de gang te kunnen gaan. De regio geeft namelijk terecht aan
dat er in rondjes wordt gedraaid.
Voorzitter. Ik heb nog enkele vragen over de uitvoering. Gemeenten in
Groningen hebben te maken met vergrijzing van hun ambtenarij. Eigenlijk
zijn er op alle vlakken personeelstekorten. Ziet de staatssecretaris dat
en op welke manier wordt het gesprek met gemeenten gevoerd? Ziet hij
hierbij risico's voor de uitvoering van Nij begun? Wil de
staatssecretaris zich inspannen om een zo groot mogelijk deel van de
uitvoering via bestaande organisaties te laten lopen, waaronder ook
vrijwilligers en verenigingen, met zo min mogelijk verantwoording? Ik
sluit aan bij collega Holman, die de vraag stelde wat er gebeurt als er
sprake is van onderuitputting. Ik heb steeds gepleit voor een
fondsstructuur, zodat middelen behouden blijven als ze niet uitgegeven
worden, in plaats van ze terug te laten vloeien naar de staatskas. Komt
dat Groninger fonds er eindelijk?
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Vedder namens het CDA. Gaat uw gang.
Mevrouw Vedder (CDA):
Voorzitter, dank. Net als heel veel collega's voor mij heb ik altijd
veel meer dingen om te zeggen dan minuten. Ik probeer dus de stukken
eruit te pakken waar mijn collega's nog niet aan toe zijn gekomen.
Ik begin met de teleurstelling die ook ik voelde toen ik de uitzending
van Pointer bekeek. Die telt op bij de talloze andere teleurstellingen
die de Groningers de afgelopen jaren te verstouwen hebben gekregen. Dan
komt bij mij toch weer de vraag op hoeveel gestapelde teleurstelling te
dragen is. Het minste wat we hier kunnen doen, is dit in ieder geval
erkennen en er ook woorden aan te geven. Want dat er dingen misgaan en
er mensen teleurgesteld worden, doet iets met het vertrouwen, en dus
hebben we hier steeds opnieuw een enorme verantwoordelijkheid om altijd
te blijven luisteren en ons er niet achter te verschuilen dat het nu op
papier beter georganiseerd lijkt te zijn. We moeten altijd open blijven
staan voor hoe het in de echte wereld loopt. Ik vind daarin ook de
signalen belangrijk van de mensen in het veld, die soms tegen de klippen
op proberen om beschadigd vertrouwen te herstellen. Ze proberen mensen
de hulp te bieden waar ze al zo lang recht op hebben. Ook die signalen
moeten we blijven horen, want de brug naar een nieuw begin wordt
uiteindelijk niet door papier gebouwd maar door mensen van goede
wil.
Ik ben blij om te lezen dat de staatssecretaris de mensen ook centraal
wil stellen. Ik denk dat dat het enige juiste vertrekpunt is. De
staatssecretaris is op zoek naar een balans tussen snelheid en
kwaliteit, en de eenoverheidgedachte, zoals die in de startgebieden
wordt toegepast, wordt omarmd, maar we moeten het natuurlijk ook echt
gaan doen. Ik blijf er dus in geïnteresseerd om op de hoogte gehouden te
worden over de voortgang en over drempels en knelpunten. Ik zag dat we
daarover in het tweede kwartaal geïnformeerd gaan worden, maar ik ben
alvast nieuwsgierig hoe het op dit moment loopt. Helaas is er namelijk
nog een boel te verbeteren bij de versterking. Dat blijkt gewoon uit
alle signalen die wij krijgen. Aan de signalen van mijn collega's wilde
ik toevoegen dat er bijvoorbeeld onduidelijkheid is over maatregel 29.
Mijn mailbox loopt flink vol met een heleboel vragen daarover. Er is
onduidelijkheid. Het is zo jammer dat het dan toch weer opnieuw gebeurt.
Hoe gaan we die duidelijkheid wel op poten zetten, zodat mensen weten
waar ze aan toe zijn, zeker ook mensen die in het verleden zelf al
maatregelen hebben genomen? Ik zag dat de middelen om de maatregel uit
te voeren bij de Voorjaarsnota overgeheveld moeten worden naar de
begroting van het ministerie. Ik kijk met gespannen hart uit naar de
Voorjaarsnota, niet in de laatste plaats om te zien wat we met Van Geel
gaan doen, maar ook vanwege dit punt. Betekent dit dat we na de
Voorjaarsnota direct van start kunnen gaan met de NCG en het aanbieden
van het combineren van isolatie en versterken? Of komt daar nog een stap
na en zitten er nog haken en ogen aan? Ik zie dat de communicatie met de
NCG verbetering behoeft. Dat krijgen wij uit het veld te horen. Ik wil
graag van de staatssecretaris weten op welke manier hij daar verbetering
in wil aanbrengen en welke stappen hij gaat zetten als de gewenste
verbetering uitblijft.
Over schade. Wij hebben allemaal mails gekregen over een bewoner rondom
de gasopslagen die een brief heeft gekregen dat zijn schade is afgewezen
omdat het huis van na 2012 is. Nou, 2012 staat bij iedereen in het
geheugen gegrift als het jaar van Huizinge. Maar de schade rondom
gasopslagen heeft niets te maken met aardbevingsschade. Dat is een
andere. Niet alle mijnbouwschade is aardbevingsschade. Waarom krijgen
deze inwoners dus zo'n brief? Snapt de staatssecretaris de verwarring
daarover en kan hij daar iets aan doen?
Voorzitter. Over de brief over de juridische procedures ga ik heel kort
zijn. Er kwamen een heleboel vragen in me op en ook een boel
teleurstelling, maar ik beperk me tot één vraag: is de staatssecretaris
inderdaad bereid om hierover een vertrouwelijke technische briefing te
faciliteren? Want het lijkt mij verstandig om daar een keer met elkaar
over te praten in deze commissie.
Ik wil afsluiten met een vraag over de sociale en economische agenda.
Die gaat niet over de inhoud daarvan. Wij horen van raads- en
statenleden dat er bezorgdheid is over de organisatiestructuur daarvan,
of zij genoeg betrokken zullen blijven bij het vormgeven van die agenda
en of de samenhang tussen die twee agenda's genoeg geborgd is. Ook al is
daar een paragraaf aan gewijd, het wordt toch nog wel als fragiel en
weinig concreet ervaren, terwijl mensen in de gemeenteraden ook beseffen
dat het succes van beide agenda's valt of staat met dat die twee in
elkaar passen en elkaar vasthouden.
Is mijn spreektijd al voorbij, voorzitter?
De voorzitter:
Dat is hij zeker.
Mevrouw Vedder (CDA):
Dat vermoedde ik al, maar dan hoop ik dat de rest van mijn punten per
ongeluk door mijn collega's worden opgepakt.
De voorzitter:
U heeft nog een kans om meer te zeggen, want mevrouw Bikker heeft een
interruptie.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
We worstelen allemaal met hetzelfde probleem. Mijn vraag gaat over het
onderzoek naar een kerncentrale in de Eemshaven, waarover veel onrust en
bezorgdheid is in de provincie Groningen en omliggende gemeenten. Lang
geleden, voordat wij beiden Kamerlid waren, dienden onze collega's
Sienot, van D66, en Mulder, van het CDA, al een motie in: geen
kerncentrale in Groningen en ook niet in de Eemshaven. Deelt collega
Vedder dat die Kameruitspraak gewoon staat en dat die het uitgangspunt
zou moeten zijn, in plaats van dat het kabinet opnieuw een onderzoek
gaat starten naar of je niet toch een kerncentrale in Groningen zou
moeten zetten? Ik zou denken dat we als Kamer een uitspraak hebben
gedaan.
Mevrouw Vedder (CDA):
De extra spreektijd gaat tegenvallen, want het korte antwoord is
ja.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dan moet ik een meer open vraag stellen. Helder. Daar ben ik blij mee.
Het tweede punt is natuurlijk de opslag van kernafval, juist in de
zoutkoepels onder Pieterburen of Onstwedde. Wat mij betreft gaan wij er
als Kamer ook voor zorgen dat dat niet gaat gebeuren, zeker niet in
bevingsgebied. Ziet het CDA dat ook en zijn er nog zaken waren de Kamer
extra stappen zou moeten zetten?
Mevrouw Vedder (CDA):
Ik wil absoluut niet de suggestie wekken dat ik een expert ben in wat je
wel en niet zou moeten doen met kernafval en waar zoutkoepels zich voor
lenen. Maar ik ben wel inwoner van een gebied dat last heeft van de
effecten van zoutkoepels, dus ik ben van nature terughoudend en
zorgvuldig als het aankomt op dat soort zaken. We hebben natuurlijk
behoorlijk fikse ongelukken zien gebeuren met zoutkoepels, lekkages en
het gedrag daarvan. Als we het hebben over de opslag van afvalwater van
oliewinning is dat al een ding, maar met kernafval is dat al helemaal
een ding. Mijn instinctieve reactie zou zijn om daar heel terughoudend
in te zijn. Maar ik moet daar dan ook extra in duiken en daarvoor moet
ik eigenlijk ook naar mijn collega Bontenbal kijken, als u daar verder
op zou doorvragen. Ik vind dat ook omdat we een ereschuld hebben aan de
inwoners van Groningen. Ik had het net al over die gestapelde
teleurstelling. Daar moeten we ook gewoon een keer mee ophouden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we toe aan de heer Bushoff, namens
GroenLinks-Partij van de Arbeid. Gaat uw gang.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Als het over Groningen gaat, zijn in dit huis al
best vaak de schrijnende verhalen verteld van onze provinciegenoten. Een
paar weken terug vertelde ik bijvoorbeeld over Janna, die eigen geld
moest inleggen voor de sloop van haar geliefde woning en nog steeds
wacht op compensatie daarvoor. Of denk aan het verhaal van het gezin in
de Wieger van den Bosstraat in Appingedam, van wie het huis al jaren
kapot is. Daar dient de vraag zich langzaam aan of de kinderen die daar
wonen het nog gaan meemaken dat dat huis schadevrij, veilig en fijn
is.
Voorzitter. Ook vandaag zijn er tal van dit soort voorbeelden die ik het
liefst allemaal zou willen benoemen om inkleuring te geven aan wat er in
Groningen gebeurt. Het zijn stuk voor stuk persoonlijke verhalen achter
de kille cijfers. Toch wil het vandaag vooral over die cijfers gaan
hebben, om te beginnen met de enquête van het Gasberaad. Het is heel
goed dat die wederom is uitgevoerd. Daarin kwam naar voren dat van alle
ondervraagden wiens huis versterkt is, maar 1% van die versterkte
woningen ook daadwerkelijk te maken heeft gehad met
herstelwerkzaamheden, versterkingswerkzaamheden. De rest van de woningen
van de ondervraagden, die zijn afgehandeld, zijn allemaal ofwel
aardbevingsbestendig gebouwd ofwel op norm verklaard. Maar 1% van de
ondervraagden! Dat is natuurlijk wel heel pijnlijk. Natuurlijk, de
totale cijfers van de NCG zullen iets beter zijn — die hebben we er ook
bij gepakt — maar het geeft wel aan hoe groot de opgave nog is die voor
ons ligt.
Voorzitter. Als we het dan toch over cijfers hebben, is er ook het
andere cijfer dat gelijk bij mij omhoogkwam toen ik dit hoorde van het
Gasberaad: maar 13% van de inwoners heeft vertrouwen in de
hersteloperatie. Dat is nog iets gedaald ten opzichte van afgelopen
jaar. Van alle mensen die hiermee te maken hebben, geeft zo'n 75% aan
dat ze mentale problemen ondervinden van het proces waar ze in zitten
met betrekking tot schade en versterking. Dat zijn kille, keiharde
cijfers, waar dus allemaal persoonlijke verhalen achter schuilgaan. Ik
zou graag van deze staatssecretaris willen weten welk verschil deze
staatssecretaris maakt, want als je doet wat je altijd deed, dan krijg
je wat je hebt. We willen natuurlijk voorkomen dat we over een tijdje,
over een jaar, met dezelfde soort schokkende cijfers geconfronteerd
worden. Dus wat nou is de hand van Eddie van Marum, die ervoor gaat
zorgen dat we over een jaar in ieder geval niet op hetzelfde punt staan
als waar we nu staan?
Voorzitter. Als het over cijfers gaat, wil ik toch ook nog even batch
1588 aanhalen. Er zijn mensen die eigen geld hebben moeten inleggen voor
de sloop-nieuwbouw van hun woning. Die zouden gecompenseerd worden. Daar
is heel hard aan getrokken door een van mijn voorgangers en mevrouw
Beckerman. Daar hebben we voor het kerstreces ook een groot punt van
gemaakt. Nog steeds zijn mensen niet gecompenseerd en weten ze niet of
ze die compensatie ooit gaan krijgen. Dat kan gewoon niet waar zijn.
Deze staatssecretaris is heel vaak in Groningen; ik ben jaloers op
hoeveel dagen in de week deze staatssecretaris in Groningen kan zitten.
Dan moet het toch mogelijk zijn om deze mensen, samen met de gemeentes
die hier medeverantwoordelijk voor zijn, uitsluitsel te kunnen geven
over of zij wel of niet kunnen rekenen op die compensatie? Ik herinner
de staatssecretaris er daarbij aan dat de Kamer de uitspraak heeft
gedaan dat deze mensen gecompenseerd dienen te worden.
Voorzitter. Als het dan gaat over compensatie wil ik ook nog even
maatregel 16 aanhalen. Dat is een vergoeding voor mensen die al heel
lang wachten en in de ellende zitten. Vanochtend nog, op weg hierheen,
kreeg ik weer een bericht van mensen die zeiden: wij wachten nog steeds.
Wanneer kunnen zij nou eindelijk die vergoeding krijgen? Want zo
langzaamaan moeten ze zo meteen een vergoeding krijgen voor het lange
wachten op een vergoeding die ze zouden krijgen voor het lange wachten.
Dat begint bijna een beetje gênant te worden. We zouden dus heel graag
van deze staatssecretaris vandaag een soort einddatum horen waar deze
mensen op kunnen rekenen.
Voorzitter. Ik zie dat ik heel rap door mijn tijd heen ga. Er is nog een
heel belangrijk punt. Dat gaat over de verschillen. Ik wil eigenlijk een
heel aantal vragen aan de staatssecretaris daarover stellen en ik hoop
dat hij daar heel specifiek en concreet per vraag een antwoord op kan
geven. De eerste vraag is: erkent de staatssecretaris dat de verschillen
die ontstaan een rechtstreeks gevolg zijn van de versterkingsoperatie en
dat die hier ook onderdeel van zijn? Volgens mij is het zo dat als die
verschillen klein zijn — dat vraag ik ook aan de staatssecretaris — ze
discretionair door de lokale stuurgroep opgelost kunnen worden. Maar tot
welk bedrag is dat? En waarom niet ook de grote verschillen oplossen
door deze lokale stuurgroep en afwijken van de commissie-Van Geel
hierover? Wie bepaalt in de praktijk wat er van die 240 miljoen van
maatregel 12 betaald mag worden? Moet het aanpakken van de verschillen
op dit moment echt binnen deze 240 miljoen vallen? Is dat dus het
financiële kader waaruit die verschillen moeten worden betaald? Hoe
rijmt de staatssecretaris dat met het begrip dat een meerderheid van de
Kamer hopelijk toch nog steeds aanhangt, "koste wat het kost"?
Voorzitter, tot slot de laatste vraag. Erkent de staatssecretaris dat
het eigenlijk onmogelijk is om nu al precies aan te geven wat het in
totaal gaat kosten om alle verschillen op te lossen, en dat, als dit als
voorwaarde wordt gesteld voor extra budget, er dus geen extra budget zal
komen, en dat het daarom zo belangrijk is dat je als uitgangspunt
hanteert "koste wat het kost"?
De heer Holman (NSC):
Ik heb zeer veel bewondering voor de heer Bushoff, en voor mevrouw
Beckerman, want er zijn geen andere Kamerleden die beter weten wat er in
Groningen speelt. Zij hebben volgens mij honderden praktische gevallen
voor ogen, die ze hier kunnen duiden. Dat kan ik niet, want ik woon aan
de verkeerde kant van de stad Groningen. Ik herken die gevallen. Ik deel
ook dat dat een probleem is. Maar een beetje naar analogie van de
discussie die wij zonet hadden en de vragen die gesteld worden, heb ik
de volgende vragen. Welke politiek-bestuurlijke maatregelen verwacht de
heer Bushoff dat de staatssecretaris nu neemt? Wat schort er aan de
uitvoeringsorganisaties die dit doen? Wat is de oplossing om die het nog
beter te laten doen? De heer Bushoff stelt dezelfde vraag als ik,
namelijk: wil de staatssecretaris aangeven hoe groot het financiële
probleem en het gat zijn? Heeft de heer Bushoff zelf enig idee hoe groot
het financiële gat in de begroting is, dat weerhoudt dat je datgene kunt
doen wat je wilt doen?
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Dat zijn een hoop vragen, dus dat levert mij heel veel extra spreektijd
op! Nee, ik ga toch proberen het vrij kort te houden. In de eerste
plaats is het hele makkelijke antwoord op de laatste vraag over wat er
extra nodig is dat je natuurlijk gewoon uit zou kunnen gaan van wat het
kabinet zelf heeft geschreven over wat er nodig is om volledig
uitvoering te kunnen geven aan de aanbevelingen van de commissie-Van
Geel. Dat zou het makkelijke antwoord zijn. Daarvoor is ook een
amendement ingediend. Een iets moeilijker antwoord — dat is eigenlijk
wat ik hier probeer aan de orde te stellen — is dat het eigenlijk heel
moeilijk is om nu op voorhand al te zeggen hoeveel geld er precies nodig
zal zijn om de verschillen op te lossen. Maar als je zegt "we moeten dat
eerst precies weten en dan zijn we bereid om er extra geld tegenaan te
gooien; voor nu hanteren we een vast kader van in dit geval bijvoorbeeld
240 miljoen", dan weet je één ding zeker, namelijk dat je niet alle
verschillen die er nu zijn, kan oplossen.
Ik kan best een aantal voorbeelden noemen. Ik denk dat als de heer
Holman een aantal van de mensen die wellicht ook op de tribune zitten,
vertegenwoordigers van verschillende gemeenten, vraagt waar het aan
schort, zij nu al heel concreet, heel tastbaar kunnen aangeven waar de
gemeente Eemsdelta en de gemeente Groningen en Ten Boer tegen aanlopen.
Dat zijn gemeenten waar een aantal van de verschillen, die nu heel groot
zijn, niet opgelost kunnen worden, omdat het budget te beperkt is. Dat
zijn dus heel concrete, tastbare voorbeelden van waar de verschillen
opgelost zouden kunnen worden als er meer budget beschikbaar zou zijn.
Het geeft dus aan dat we op dit moment inderdaad een probleem hebben met
de financiële middelen om die verschillen op te lossen. Daarom ook mijn
oproep: hanteer nou niet een vast bedrag, maar hanteer het principe
"koste wat het kost". Dat lijkt me ook niet meer dan redelijk als je
erkent dat de verschillen ontstaan zijn door de
versterkingsoperatie.
De voorzitter:
Ik zie dat dat een afdoende antwoord is voor de heer Holman. Ik wil u
geen interruptie ontlokken, hoor, echt niet. We hebben al genoeg tijd
nodig voor dit debat. Ik wil graag voorstellen om nu het woord te geven
aan de heer Bamenga van D66. De heer Bamenga heeft zo een
tweeminutendebat in de plenaire zaal. Ik kijk even of de commissie
daarmee kan instemmen. Ja, dat is zo. Meneer Bamenga, gaat uw
gang.
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, voorzitter en collega-commissieleden. Groningen en
Noord-Drenthe verdienen een mooie toekomst. Met de sociale agenda en de
economische agenda van Nij begun liggen er twee hoopvolle stukken, die
daar invulling aan willen geven. In deze stukken wordt erkenning gegeven
aan het leed van de regio. Er wordt een toekomstperspectief geboden aan
de regio. Zoals de twee agenda's aangeven, maken we ons nij begun samen.
Laten we er dan ook zorg voor dragen dat deze agenda's worden
waargemaakt. Het is namelijk tijd dat hoop wordt omgezet in concrete
acties. Het succes van Nij begun valt of staat met de uitvoering. Deze
staatssecretaris staat daarvoor aan de lat. Hoe ziet de staatssecretaris
zijn eigen rol in het verder brengen van de sociale agenda en de
economische agenda? Is hij betrokken bij de ontwikkeling van de
uitvoeringsplannen en, zo ja, op welke manier? Op welke onderdelen en
uitwerking van de beide agenda's kan de Kamer hem aanspreken en op welke
niet? Welke geluiden heeft de staatssecretaris tot dusver ontvangen
vanuit Groningen en Noord-Drenthe over de agenda's?
In de sociale agenda zie ik veel mooie plannen, maar die voegen pas wat
toe als het extra's zijn. Het behoudt van essentiële voorzieningen zoals
zwembaden en sporthallen is dus ook belangrijk. Anders is het geen
toekomstperspectief, maar een vervangingsopgave. Hoe zorgt de
staatssecretaris er samen met de minister van BZK voor dat het
ravijnjaar voor gemeenten er niet voor zorgt dat Groningen en
Noord-Drenthe met een nog grotere achterstand beginnen aan het
herstel?
Het is wel van belang dat er wordt aangesloten bij de bestaande
structuren. Neem de extra hulp bij de aanpak van armoede. Daarvoor
gebeurt al veel. D66 ziet graag dat dat wordt versterkt, in plaats van
dat er iets heel nieuws wordt opgetuigd. Is de staatssecretaris dat met
D66 eens? Hoe gaat hij hierover de vinger aan de pols houden?
Voorzitter. Er spelen ook nog andere belangrijke zaken in het gebied. We
hebben veel verontrustende signalen ontvangen over het herstel van
beschadigde monumenten. Hiervoor was een veelbelovende aanpak opgesteld,
waarbij eigenaren van monumenten zelf de regie kregen over het
herstellen en verduurzamen van hun woning. Maar door vele obstructies en
vertraging heeft de vereniging van monumenteneigenaren besloten om niet
door te gaan. Net nu er weer beweging is op het dossier, dreigt deze
aanpak weer onder de brede bureaucratische paraplu van het ministerie te
komen. Hoe verklaart de staatssecretaris de vele obstructies en
vertraging bij het uitvoeren van de pilot integrale aanpak erfgoed?
Waarom komt het ministerie pas in actie als de vereniging van
monumenteneigenaren een stap terug doet? Is de staatssecretaris bereid
om de vereniging van monumenteneigenaren toch weer het voortouw te geven
bij de aanpak en te faciliteren waar nodig?
Voorzitter. Tot slot wil ik het hebben over de schade als gevolg van de
zoutwinning in Groningen. Klopt het dat er nog steeds geen
schade-uitkering is geweest voor mensen met schade door zoutwinning? Wat
doet de staatssecretaris met de nieuwe informatie van SodM over de
zoutcavernes die niet veilig kunnen worden afgesloten? Ligt het voor de
hand dat er nog meer schade bij zal komen? Kan de staatssecretaris
toezeggen om bij schade door zoutwinning het "klant eerst"-principe toe
te passen, waarbij mensen eerst worden ontzorgd en betrokken partijen
pas daarna gaan bekijken wie verantwoordelijk is voor welke
schade?
Nog een aantal laatste vragen. Hoe ziet de Belastingdienst de
schadevergoeding die wordt uitgekeerd voor mijnbouwschade? Wordt de
vergoeding niet gezien als inkomsten? Kan de staatssecretaris
opheldering geven? Wat betekent dit voor de toeslagen die mensen
krijgen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Bamenga. U heeft een interruptie van mevrouw
Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ja, op dat laatste punt. Ik herken de zorgen rondom de zoutwinning in
Veendam helemaal. Het lijkt alsof we niets doen met de lessen van de
parlementaire enquête rondom de gaswinning en we bij de zoutwinning
opnieuw dezelfde fouten maken. Afgelopen december nam de Kamer hierover
ook een motie aan. Ik geloof dat zowel mijn partij als de partij van
mevrouw Beckerman … Maar goed, dat maak niet zo veel uit. Het gaat erom
dat we het fiksen. Het zou niet zo moeten zijn dat de staatssecretaris
enkel bij de afdoening van de moties verwijst naar IMG of naar de
Commissie Mijnbouwschade. Ik vind het belangrijk om serieus en ook wat
uitgebreider met de staatssecretaris te spreken over de zorgen die in
Veendam leven. Deelt collega Bamenga dat? Vindt hij het ook belangrijk
dat we daarover een aparte, stevige brief van de staatssecretaris
krijgen?
De heer Bamenga (D66):
Volgens mij kan ik hier heel kort over zijn: ja, zeker.
De voorzitter:
Ik kijk even rond. Zijn er nog andere interrupties?
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter, ik hoop dat collega Bamenga deze vraag ook naar de
staatssecretaris doorgeleidt.
De voorzitter:
Er worden hier tips uitgewisseld. De heer Bamenga heeft nog iets te
zeggen?
De heer Bamenga (D66):
Ik zal die vraag graag doorgeleiden naar de staatssecretaris.
De voorzitter:
We zijn een coöperatieve commissie als het gaat om het formuleren van
vragen; heel fijn. Dank voor uw bijdrage. Ik ga naar de heer Pierik, die
spreekt namens de fractie van de BBB.
De heer Pierik (BBB):
Dank, voorzitter. Ook voor Groningen geldt wat in het hoofdlijnenakkoord
zo mooi is verwoord: we moeten gebruik blijven maken van hardwerkende
deskundige professionals met hart voor de publieke zaak. Voor herstel is
hard werken nodig, voor herstel is ook deskundigheid nodig. Dit sluit
ook aan bij het verkiezingsprogramma van de BBB. Mijn partij wil regie
in de regio, met een overheid die daarvoor zorgt. Mensen moeten zelf
weer het heft in handen krijgen en de overheid moet hen daartoe in staat
stellen.
Als de verhoudingen zo liggen, kan het vertrouwen in de overheid
terugkeren. Dat geldt voor de gedupeerden in het bijzonder maar ook voor
de samenleving als geheel. Het rapport Schadeafhandeling en versterking
in het aardbevingsgebied is wat dat betreft moedgevend. Kan de
staatssecretaris toelichten of en, zo ja, hoe in de hersteloperatie de
samenleving vooropstaat? Is de overheid daadwerkelijk bezig om dat
vertrouwen terug te winnen? Heeft de staatssecretaris kennisgenomen van
het rapport van Stap Verder? Hoe kijkt hij daartegen aan? Voorzitter. De
BBB-fractie is blij dat er voortvarend wordt gewerkt aan de
versterkingsoperatie en de schadeafhandeling in Groningen en
Noord-Drenthe. We komen steeds een stap verder, maar we zijn er nog lang
niet. Gelukkig worden we geweldig op de hoogte gehouden van de
voortgang. Dat levert ook bemoedigende inzichten op. De heer Bushoff
schetste wat cijfers die wat problematischer zijn. Daar is ook alle
begrip voor. Daar moeten we hard mee aan het werk. Maar in het rapport
wordt ook gezegd dat 78% van de gemelde schades is erkend als schade
door mijnbouw. Dat is meer dan een kwart ten opzichte van twee jaar
geleden. In het rapport staat ook dat 89% van alle erkende
schademeldingen volledig is afgehandeld. Zo kiezen schademelders steeds
vaker voor vaste vergoedingen. Dit zorgt voor een versnelling van het
afhandelingsproces. Verreweg de meeste gedupeerden zijn hierover
tevreden of dik tevreden.
De zorgen zijn er natuurlijk ook. Er lopen weliswaar minder geschillen
en rechtszaken, maar het percentage dat wacht op een vervolg in het
proces, lijkt wel toe te nemen. Daarom vraag ik de staatssecretaris: kan
hij aangeven hoe hij na een ruim halfjaar aankijkt tegen de
versterkingsoperatie in relatie tot de problemen die er zijn in de
beoordelingsrapporten? Kan hij ook aangeven waarom het percentage
gedupeerden dat wacht op een vervolgstap in het proces lijkt toe te
nemen?
Voorzitter. De isolatieaanpak voor woningen in Groningen en
Noord-Drenthe is een goede maatregel …
De voorzitter:
Meneer Pierik, ik zou graag mevrouw Vedder de gelegenheid willen geven
om een interruptie te plegen over het voorgaande punt.
Mevrouw Vedder (CDA):
Mij bekroop het volgende gevoel. De heer Pierik haalde wat positieve
cijfers aan over de schadeafhandeling. Maar hij begon en eindigde dat
blokje met de versterkingsopgave. Dat zijn natuurlijk twee hele separate
sporen, waarbij je een groot verschil ziet tussen hoe mensen dat beleven
en ervaren. De ervaring bij de schadeafhandeling is positiever dan die
bij de versterkingsopgave. De cijfers die de heer Pierik noemde, gaan
niet over de versterkingsopgave. Die zijn namelijk een stuk … Zou de
heer Pierik willen reflecteren op wat hij daar dan van vindt?
De heer Pierik (BBB):
Dat is een goede vraag. Ik denk inderdaad dat er nog heel wat
uitdagingen liggen in die versterkingsopgave. Daar moeten we nog stevig
aan de bak. Als het gaat over de schadeafhandeling, is het verhaal
inderdaad een stuk positiever. Die cijfers heb ik inderdaad aangegeven.
Maar we moeten natuurlijk als het gaat om die versterkingsopgave nog
flinke stappen zetten.
Mevrouw Vedder (CDA):
En wat zijn daar dan de ideeën voor vanuit BBB, om die
versterkingsopgave beter te laten verlopen zodat mensen minder vaak
teleurgesteld worden?
De heer Pierik (BBB):
Dat zijn natuurlijk ook de vragen die wij de staatssecretaris gaan
stellen: wat voor stappen worden er nog gezet? Wat ons betreft moeten de
schademeldingen zo accuraat mogelijk worden beantwoord. Volgens mij is
onze staatssecretaris daar keihard mee aan de slag. Die wegen lijken me
juiste wegen.
Mevrouw Vedder (CDA):
De heer Pierik noemde net weer het melden van de schades, maar dat is
dus een ander spoor. Ik vroeg specifiek naar de ideeën van BBB over hoe
we de versterkingsopgave beter zouden kunnen laten verlopen, zodat we
daar dezelfde positieve cijfers gaan zien als in het
schadeafhandelingsspoor.
De heer Pierik (BBB):
Een heldere vraag. Ik moet mij eerlijk gezegd nog wat verder verdiepen
in de versterkingsopgave. Ik zit nu voor het eerst in dit debat, dus ik
heb dat nog niet helemaal scherp. Ik ga me daarin verdiepen. We zullen
zo snel mogelijk de staatssecretaris bevragen over hoe dat verder
moet.
De voorzitter:
Helemaal goed. U vervolgt uw betoog, meneer Pierik.
De heer Pierik (BBB):
Voorzitter. Dan wil ik verder met de isolatieaanpak voor woningen in
Groningen en Noord-Drenthe. Die isolatieaanpak is een goede maatregel om
bewoners te ondersteunen bij het isoleren van hun woning. Een zinvol
onderdeel van het herstelprogramma is een mooi voorbeeld van de
investeringen vanuit het programma Nij begun. De BBB-fractie denkt dat
het belangrijk is om deze isolatieaanpak voortvarend voort te zetten, om
bij te dragen aan energiezuinige en comfortabele woningen in de regio en
hiermee de gevolgen van aardbevingsschade te dempen. Kan de
staatssecretaris aangeven hoe hij tegen de isolatieaanpak aankijkt? De
regeling is nu voorgehangen. Hoe gaat dit de Groningers helpen? Kan hij
ook aangeven hoeveel woningen hiermee geïsoleerd kunnen worden? Is het
budget dat hiervoor beschikbaar is, ook toereikend?
Voorzitter. De staatssecretaris noemt in zijn verslag over de voortgang
drie punten die voor hem leidend zijn in de aanpak: oplossingen voor de
zwaarst gedupeerden, voortbouwen op ingezette verbeteringen, en
zichtbaar zijn in Groningen. In deze drieslag kan de BBB zich goed
vinden. Hierbij stuit de staatssecretaris soms op grenzen. Hij stelt dat
het belangrijk is om eerlijk en open te zijn over het feit dat niet
alles mogelijk is om wat in het verleden niet goed gegaan is, alsnog
recht te zetten. Ik citeer uit een brief: "Daarvoor is de omvang en
complexiteit soms te groot." Abstract is dit te begrijpen, maar het
raakt mensen. In de Beleidsbrief Versterken benadrukte de
staatssecretaris juist dat zeker de zwaarst getroffen bewoners en
complexe gevallen niet worden vergeten. Kan de staatssecretaris tastbaar
maken wat het betekent dat hij op onmogelijkheden stuit? Hoe rijmt de
staatssecretaris dit met het uitgangspunt dat zeker de zwaarst getroffen
bewoners en complexe gevallen niet moeten worden vergeten?
Ten slotte, voorzitter. In de hoofdlijnenbrief heeft de staatssecretaris
het over de zogenoemde stille gedupeerden in beeld krijgen. Dat spreekt
mij bijzonder aan. De menselijke maat komt tot uiting in omkijken naar
mensen van wie de stem niet gehoord wordt, degenen die over het hoofd
worden gezien. De staatssecretaris heeft gezegd veel in de regio
aanwezig te zullen zijn om naar de bewoners te luisteren, en om als
Groningers onder elkaar in gesprek te gaan. Is de staatssecretaris al in
staat geweest om stille gedupeerden op te sporen? Wat valt er te zeggen
over het aantal mensen en de betekenis hiervan voor de
hersteloperatie?
Dank u wel.
De voorzitter:
U heeft nog een interruptie van mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Welkom aan de heer Pierik in deze commissie. Ik denk dat u wel weet waar
mijn vraag over zal gaan, namelijk over de ongelijkheid. U bent nieuw,
maar we hebben natuurlijk jarenlang gezien dat er een enorme
bureaucratie is opgetuigd in Groningen en dat er een parlementaire
enquête nodig was, en ook dat de verschillen heel veel pijn gingen doen:
de ene wel, de buurman niet, de derde een beetje. Dat heeft tot heel
veel schuring geleid. Na een aantal jaren waarin de Kamer veel
voorbeelden heeft aangedragen, is er een rapport gekomen van Van Geel.
Ik denk dat iedereen het een heel slimme zet vond dat Van Geel zei dat
je niet alles meer helemaal recht kunt breien, maar dat je moet beginnen
met ervoor zorgen dat het eindpunt voor iedereen gelijk wordt. Dat zou
je als uitgangspunt moeten nemen. Ik denk dat heel veel mensen dat een
heel slimme vondst vonden in het rapport, maar nu dreigt dat eigenlijk
in een la te belanden. Waarom? Vanwege financiële keuzes. Onze vraag is
dus direct aan de heer Pierik: is hij met de SP van mening dat we moeten
zorgen dat dat rapport wel wordt uitgevoerd, omdat dat de enige route is
waarmee je die ongelijkheid kunt aanpakken? Daarbij moeten we er ook
voor zorgen dat gemeenten daar echt stappen in kunnen maken. Deelt de
heer Pierik die analyse?
De heer Pierik (BBB):
Ja, we vinden het een heel goed rapport. De commissie-Van Geel heeft
heel goed werk gedaan. Wij zijn er ook heel blij mee dat "koste wat het
kost, en zolang het nodig is" in het regeerprogramma terecht is gekomen.
Dat zou het vertrouwen moeten geven dat we ook als regeringspartijen
keihard aan de slag zijn om de problemen in Groningen vanwege de
aardbevingen op te lossen. Daar staat de BBB vierkant achter.
Mevrouw Beckerman (SP):
Maar hier komt dan natuurlijk een lastigheid. We kunnen roepen "koste
wat het kost", maar dat geldt nu helemaal niet voor de aanpak van
verschillen. Dat maakt het zo pijnlijk. "Vertrouwen" is natuurlijk een
heel mooi woord, maar dat is natuurlijk compleet verspeeld in Groningen.
Als we hier zeggen "koste wat het kost" — ook de coalitiepartijen
spreken dat uit — dan zeggen wij: oké, laten we dan ook zorgen dat dat
werkelijkheid wordt. Daar zijn al heel veel amendementen over ingediend.
Die zijn allemaal verworpen. De Kamer heeft het budgetrecht. We kunnen
bij alles zeggen: we vragen het aan de staatssecretaris. Hartstikke
leuk, maar de Kamer heeft het budgetrecht. En de Kamer heeft ook, zegt
het rapport van de parlementaire enquête, in de jaren in aanloop naar de
parlementaire enquête te weinig gedaan. Dus is de heer Pierik ook bereid
om het volgende te zeggen? "Ik moet niet alles daar neerleggen. Nee, dit
ligt in de Kamer. Koste wat het kost is voor ons heel erg belangrijk. En
we gaan dus ook stemmen voor koste wat het kost en we zorgen ervoor dat
dat straks, bijvoorbeeld bij de Voorjaarsnota, geregeld wordt."
De heer Pierik (BBB):
Dit zal natuurlijk een belangrijk punt zijn bij de Voorjaarsnota, dat
lijdt geen twijfel. Maar heel veel andere dingen zijn ook belangrijk bij
de Voorjaarsnota. We hebben hier geen debat over de Voorjaarsnota, we
hebben hier een debat over Groningen. Ik denk dat we op dit moment niet
veel verder kunnen gaan dan zeggen dat in het regeerakkoord "koste wat
het kost, zolang het nodig is" staat. Dat is het vertrekpunt. Vervolgens
kijken we naar de staatssecretaris om na te gaan waar hij tegenaan loopt
om het regeerakkoord te kunnen uitvoeren.
Mevrouw Beckerman (SP):
Hier draaien we dus toch in vijf minuten. De heer Pierik zegt: koste wat
het kost, het moet allemaal geregeld worden. Dan stel ik een vraag: gaan
we het regelen? Bij de begroting was het de BBB die zei "nee, nu even
niet, we gaan naar de Voorjaarsnota". Nu vraag ik simpelweg of we dit in
de Voorjaarsnota gaan regelen. U kunt het teruglezen. Het was de BBB die
ons verwees naar de Voorjaarsnota en nu zegt u: "Ja, maar er ligt al
heel veel voor de Voorjaarsnota. Er zijn ook andere wensen." Wat is dan
de boodschap aan Groningen? Is het "koste wat het kost" of is het "ja,
koste wat het kost, maar nu even niet"? Bij de begroting was het "niet"
en nu, bij de Voorjaarsnota, zegt u weer dat er al een hele lijst van
wensen ligt. Wat is het? We kunnen geen vertrouwen opbouwen als we
steeds opnieuw vertrouwen beschadigen. Zeg dan niet "koste wat het
kost", maar zeg eerlijk dat je andere dingen voor laat gaan. Wat is het
nu, heer Pierik?
De heer Pierik (BBB):
Politiek is natuurlijk altijd keuzes maken. Volgens mij is het
regeerprogramma ontzettend duidelijk: koste wat het kost, zolang het
nodig is. Dat is het vertrekpunt, met die opdracht is de heer Eddy van
Hijum, ...
Staatssecretaris Van Marum:
Van Marum.
De heer Pierik (BBB):
… Eddie van Marum …
De voorzitter:
Een mooie voornamencombinatie.
De heer Pierik (BBB):
Ja. De heer Van Marum is met die opdracht aan de slag gegaan en daar is
hij voortvarend mee aan de slag gegaan. Volgens mij moeten we kijken wat
onze staatssecretaris daarop teruggeeft. Maar op voorhand al uitspreken
dat in de Voorjaarsnota een onduidelijk bedrag — we hebben het nog niet
helemaal gekwantificeerd — hiervoor gealloceerd moet worden, vind ik op
dit moment prematuur. Het kan best zijn dat dat uiteindelijk wel de
conclusie zal zijn, maar op dit moment is dat te prematuur. Ik denk dat
de heer Holman dat ook keurig heeft aangegeven. Laten we het eerst even
goed kwantificeren, laten we eerst de bespiegelingen van onze
staatssecretaris afwachten over of dat problemen gaat opleveren. Als dat
problemen oplevert, moeten we dat bij de Voorjaarsnota bespreken.
De voorzitter:
Uw laatste, mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Eén stuk hiervan schiet bij mij in het verkeerde keelgat, en dat is "op
voorhand". Daar kan de heer Pierik niet zo heel veel aan doen, maar wij
sleuren hier al tien of twaalf jaar aan. Wij hebben altijd gewaarschuwd
voor die ongelijkheid die ontstond. Nu proberen we het al jarenlang
recht te trekken en dan "op voorhand" zeggen … Dit is met bewust beleid
ontstaan en dit moeten we ook weer bewust gaan oplossen. "Op voorhand"
is na zo veel jaren niet meer het goede woord. Ik zou de heer Pierik ook
willen vragen om straks in gesprek te gaan. Er zitten hier veel
gemeentebestuurders. Er is een bedrag. We hebben dat heel keurig in een
amendement met onderbouwing gedaan, want zo werkt een amendement, dat is
gedekt. Tegelijkertijd kunnen we niet een hele lijst maken, omdat heel
veel niet duidelijk is. Waar komt dat door? Omdat het nog steeds traag
verloopt. U heeft de cijfers voor u. We kunnen die lijst niet maken.
Erkent de heer Pierik dat? In dit dossier kun je echt niet zeggen "op
voorhand zomaar even", want dit speelt al heel veel jaren. Dat het
moeilijk is? Absoluut. Maar dat we als Kamer ons budgetrecht moeten
gebruiken, zou de heer Pierik toch met mij moeten delen. Ik wil hem
vragen om straks even in gesprek te gaan met mensen op de tribune over
waarom het zo cruciaal is om dit niet keer op keer, van begroting naar
voorjaarsnota en van voorjaarsnota naar begroting, vooruit te schuiven.
Erkent de heer Pierik dat?
De voorzitter:
Ik ga nu wel normeren, want dit zijn vier interrupties van bijna
anderhalve minuut. De interrupties zijn erg lang en we hebben vandaag
nog meer te doen. De heer Pierik, ga uw gang.
De heer Pierik (BBB):
Ja goed, ik kom natuurlijk ook weleens in Groningen en ik heb inmiddels
ook wel wat gedupeerden gesproken. Ik ken de problematiek daar best
redelijk. Natuurlijk levert dat heel veel zorgen op en leiden die
ongelijkheden tot heel veel hoofdbrekens. Daarmee moeten we volop aan de
slag. Wat de BBB-fractie betreft is de volle inzet, ook bij de
Voorjaarsnota, gericht op wat we in het regeerprogramma hebben
afgesproken, namelijk: koste wat het kost, zolang het nodig is, inzetten
op volledig schadeherstel in Groningen en Noord-Drenthe.
De voorzitter:
De heer Bushoff is eerst.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Ik ben een beetje in verwarring. Als je namelijk zegt "koste wat het
kost", dan kun je niet een of twee minuten later zeggen "we moeten eerst
weten wat het kost". Nee, dan is het uitgangspunt koste wat het kost.
Welke van de twee smaken is het nou?
De heer Pierik (BBB):
Koste wat het kost … Het is een beetje ingewikkeld natuurlijk, want
"koste wat het kost" zou een blanco cheque betekenen en in deze tijden
is het best wel lastig om met blanco cheques te smijten. Ik wil het
liefst dat we goed in de klauwen houden hoe we ons geld besteden. De BBB
is nooit voor blanco cheques. We zijn ervoor om geld te besteden op een
manier die past bij de actuele situatie. Wat de actuele situatie
betreft: de laatste jaren zijn daar nog heel veel andere dingen bij
gekomen. Los daarvan hebben we te maken met bestaande budgetten. We
moeten kijken of die bestaande budgetten, ook rekening houdend met de
uitdagingen waar we nu voor staan, voldoende zijn.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Ik ga gewoon proberen om het in vrij heldere taal neer te leggen.
Inderdaad, "koste wat het kost" betekent in de woorden van de heer
Pierik in zekere zin een blanco cheque. Daar hoeven we niet al te
moeilijk over te doen. Aan de ene kant hoor ik de BBB zeggen: ja, wij
zijn voor "koste wat het kost". Maar zodra we dan invulling geven aan
wat dat betekent, namelijk inderdaad een blanco cheque, zegt de heer
Pierik van de BBB: daar zijn we niet voor. Dan bent u daarin dus
gedraaid en is het nieuws voor Groningen dat het bij het aanpakken van
de verschillen niet meer gaat om "koste wat het kost".
De heer Pierik (BBB):
Wij staan nog steeds vierkant achter het regeerprogramma en in het
regeerprogramma staat duidelijk: koste wat het kost, zolang het nodig
is. Daar blijven we achter staan en dat zal ook het beleid zijn de
komende periode. Met dat in het achterhoofd zullen we onze inzet plegen
bij de Voorjaarsnota.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Laten we er dan maar even van uitgaan dat na de verwarring die is
ontstaan, dat principe "koste wat het kost" toch nog overeind staat. Dan
is mijn vraag eigenlijk heel simpel. Er zijn nu al een aantal hele
concrete gevallen waarin om budgettaire redenen de verschillen niet
opgelost kunnen worden. Er zijn nu al hele tastbare, concrete
voorbeelden waarin duidelijk is om hoeveel geld het gaat om de
verschillen op bepaalde plekken op te lossen. Is de BBB bereid om dat
geld bij te lappen, volgens het principe van "koste wat het kost"?
De heer Pierik (BBB):
Ik val een beetje in herhaling. Natuurlijk willen we die problemen
oplossen. Tegelijkertijd willen we de staatssecretaris niet voor de
voeten lopen en eerst van hem horen hoe hij hiertegen aankijkt.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
En juist daarom had ik het graag sneller gezien, maar vond ik het in
ieder geval goed om te vernemen, ook eerder van collega Vermeer namens
de BBB, dat we bij de Voorjaarsnota in ieder geval zouden spreken over
het rapport-Van Geel en de 1,5 miljard. Ik mag hopen dat deze
staatssecretaris in ieder geval die claim heeft gedaan bij de minister
van Financiën, zodat het hoofdlijnenakkoord op dat punt wel verder
uitgewerkt wordt. Deelt collega Pierik dat? Het is in ieder geval
belangrijk dat daar waar je het specifiek kunt maken … Dat kan voor het
rapport-Van Geel in ieder geval in deze mate en dat kun je dan ook nog
spreiden in de tijd, want iedereen snapt dat je niet volgend jaar 1,5
miljard weggezet krijgt om de dingen op te lossen. Dat snappen we
allemaal heel goed, dus dat is ook nog over de tijd uit te zetten. Ziet
collega Pierik dat die claim dan moet worden gedaan door de
staatssecretaris en dat het ook incidenteel al heel veel kan betekenen
als je kiest voor een getrapte opbouw? Staat hij aan onze kant?
Eigenlijk hebben we Kamerbreed uitgesproken dat we de staatssecretaris
de steun in de rug geven om dat voor elkaar te krijgen. Als wij hier al
zeggen "de staatssecretaris kan ook niet alles voor elkaar krijgen" en
"een blanco cheque kunnen we niet geven", welke positie heeft hij dan?
Die man moet daar heel stevig staan op het ministerie van Financiën: het
is glashelder, deze Kamer accepteert geen uitstel meer. Ik zou
verwachten dat BBB de grootste fan van deze staatssecretaris is om hem
daarin te stutten.
De heer Pierik (BBB):
Dat is een prachtige voorzet van mevrouw Bikker. Naast me wordt gezegd:
je hoeft 'm alleen maar in te koppen, hè? Ik denk dat het inderdaad een
hele nuttige vraag is om bij de staatssecretaris neer te leggen. Heeft
hij deze vraag ook bij de behandeling van de Voorjaarsnota neergelegd?
Ik ben benieuwd naar zijn reactie.
De voorzitter:
Meneer Kops, u bent aan de beurt. De heer Kops spreekt namens de
PVV.
De heer Kops (PVV):
O, ja, dank, voorzitter. In vrijwel elk debat constateren we: ja,
natuurlijk, de gaswinning is dan wel gestopt, maar daarmee zijn we er
nog lang niet. Integendeel. Enerzijds omdat de bodem nog jaren kan
blijven dalen en anderzijds omdat de hele afhandeling nog altijd trager
gaat dan we zouden willen, en ook zeker niet foutloos is. We wisten
eigenlijk al dat de versterkingsoperatie niet in 2028 afgerond zal zijn,
maar eind vorige maand maakte de Nationaal Coördinator het concreter: de
versterking zal tot 2031 of 2032 duren. Dat is dus nog zes à zeven
jaar.
Voorzitter. De eerste vraag is dan: waar komt die vertraging door? Je
zou direct vermoeden, zoals we zo vaak hebben gezien in dit dossier, dat
ook hier allerlei bureaucratie de boosdoener zou zijn, maar nee, de
Nationaal Coördinator heeft het concreet over een tekort aan
projectleiders en bewonerbegeleiders. Dan vraag ik me echt af: valt dat
nou niet op te lossen? Om hoeveel mensen of fte's gaat het hier dan
eigenlijk? Wellicht heeft de staatssecretaris zelf nog een aantal
ambtenaren die zouden kunnen bijspringen. Kortom, het zou toch echt
jammer zijn als gedupeerden nog langer zouden moeten wachten vanwege
simpelweg een stom tekort aan mankracht? Dat kan toch eigenlijk niet?
Graag een reactie.
Voorzitter. Dan de versterking. Begin dit jaar hadden we het bij de
wijziging van de Tijdelijke wet Groningen over besluiten tot
niet-versterken in gevallen waarin gedupeerden, om welke reden dan ook,
niet aan de versterking willen meewerken. De staatssecretaris schrijft
in zijn brief, in de zogeheten eenoverheidaanpak, dat hij niemand
vergeet, en ook zeker niet "de bewoners met problemen die nog niet
voldoende in beeld zijn bij gemeenten of uitvoeringsorganisaties en
bewoners die zelf hun problemen niet meer kunnen of willen melden". Dan
is de vraag: hoe krijgen we die mensen dan wel in beeld? Om hoeveel
mensen gaat het hier zoal? Beter nog: hoe zorgt de staatssecretaris
ervoor dat ook zij geholpen worden en krijgen waar ze recht op hebben?
Toen ik dit debat voorbereidde, kwam ik teksten en moties tegen van vier
à vijf jaar geleden. Toen speelde dit probleem ook al. Hoe heeft zich
dat de afgelopen jaren dan ontwikkeld? Is het verslechterd of
verbeterd?
Voorzitter. Afgelopen maandag kopte de NOS: "Enquête: schadeafhandeling
van gaswinning Groningen gaat beter". Het betrof een peiling uitgevoerd
op initiatief van het Groninger Gasberaad. Het was een vragenlijst,
ingevuld door 1.300 mensen. Enerzijds lezen wij in het NOS-artikel: de
vragenlijst was voor iedereen toegankelijk, dus de resultaten zijn niet
representatief. Oké. Anderzijds is de conclusie dat het iets beter gaat.
Maar dat betreft dan voornamelijk de schadeafhandeling. Wat betreft de
versterking is het probleem nog altijd het eindeloze wachten en de
onduidelijkheid. Op de vraag of de werkzaamheden aan het pand al zijn
gestart, antwoordt 76%: nee. Hoe reageert de staatssecretaris hierop?
Herkent hij dit percentage?
Voorzitter. Typisch is dan dat de Nationaal Coördinator hierop heeft
gezegd: "We moeten bewoners beter gaan informeren; dat moeten we echt
beter oppakken." Ten eerste. Ja, dat wil ik wel geloven; het is weer die
communicatie, die dus niet op orde is, waar we het al zo vaak over
hebben gehad. Hoe kan het dat zoiets basaals, zoiets vanzelfsprekends,
vandaag de dag, 2025, nog steeds niet geregeld is? Ten tweede. Het is
ook wel een beetje een eufemisme, als we denken aan de reportage van
Pointer. Hoe verhoudt dit zich tot elkaar? Er worden nog steeds grove
fouten gemaakt in de versterkingsadviezen. Dat is natuurlijk niet echt
bevorderlijk voor het vertrouwen.
Voorzitter. Dan de schadeafhandeling. De staatssecretaris wil prioriteit
voor de zwaarst gedupeerden; mensen die onvoldoende geholpen zijn en
eindeloos wachten. Dan gaat het ook zeker om schades uit het verleden,
afgewezen nog door de NAM en het Centrum Veilig Wonen; schades van
mensen die nu niet meer voor een ruimhartige afhandeling in aanmerking
komen.
Ten eerste: om hoeveel gedupeerden gaat het hier eigenlijk? Weten we
dat? Ten tweede: in 2018 is de schadeafhandeling in publieke handen
overgegaan. Kun je nagaan hoelang mensen al in zo'n onrechtvaardige
situatie zitten, minimaal zeven jaar. Ten derde: de staatssecretaris
schrijft "dat het niet mogelijk is om alles wat in het verleden niet
goed is gegaan alsnog recht te zetten", vanwege een te grote "omvang en
complexiteit". Dat is toch wel teleurstellend en eigenlijk ook
onacceptabel.
Ik stel deze vragen, omdat het zo cru en zo pijnlijk zou zijn als
uiteindelijk juist deze gedupeerden, die dus het zwaarst getroffen zijn
en het langst wachten, geen volledige, afdoende oplossing zouden
krijgen. Graag een reactie van de staatssecretaris.
Moet ik al afronden?
De voorzitter:
Ja, als u graag wil afronden.
De heer Kops (PVV):
Tot slot, heel kort. Over de uitvoeringskosten hebben we het al heel
vaak gehad. De staatssecretaris heeft toegezegd om te kijken of die
kosten omlaag kunnen. Hoe staat het daarmee? Graag een reactie.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Bushoff.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Het zal niet helemaal verrassend zijn welke richting ik op ga, maar ik
vind het wel belangrijk om toch nog even stil te staan bij die
verschillen. Waarom? Omdat ik vind dat we als Kamer ook een positie
zouden moeten innemen. Ik ben eigenlijk wel benieuwd wat het
uitgangspunt is voor de PVV, als het gaat om het oplossen van die
verschillen. Doen we dat koste wat het kost of met het budget dat
beschikbaar is?
De heer Kops (PVV):
Volgens mij hebben we in debatten na afloop van de parlementaire enquête
al met elkaar afgesproken en heel duidelijk gemaakt dat alle ellende
daar in Groningen moet worden opgelost, inderdaad, koste wat het kost.
Of het nou gaat om schadeafhandeling of versterking, ja, dat moet
absoluut gebeuren, daar staan we ook zeker nog voor. Als het concreet
gaat om de verschillen hebben we ook altijd gezegd dat we het
rapport-Van Geel zeker omarmen; dat moet worden uitgevoerd.
Ik zeg er tegelijkertijd wel bij dat ik niet degene ben die regeert.
Daar zit het kabinet en dat moet ermee aan de slag gaan. Ten tweede zeg
ik er ook heel eerlijk bij dat ik geen financieel woordvoerder ben en
dat ik de kaders niet maak. Maar we staan absoluut voor het oplossen van
alle ellende en alle onverklaarbare verschillen; ja, absoluut.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Dan maak ik het toch even heel concreet. Het klopt, daar zit het kabinet
dat regeert en hier zit de Kamer, met toch ook budgetrecht. De heer Kops
is dan wellicht geen financieel woordvoerder van zijn fractie, maar hij
is wel woordvoerder Groningen van zijn fractie. Stel dat er een concreet
voorstel komt van de Kamer dat zegt: dit is er nu nodig om die
verschillen aan te pakken en op te lossen, waar dat nu niet lukt omdat
het budget te beperkt is. Adviseert de heer Kops zijn fractie dan om dat
te gaan steunen?
De heer Kops (PVV):
Ik heb op dit moment nog geen voorstel gezien. Daar gaan we dan heel
serieus naar kijken. De intentie daarvan steunen we natuurlijk,
absoluut. Tegelijkertijd hebben we ons te houden aan financiële kaders
die we in alle eerlijkheid met elkaar hebben afgesproken. Zo werkt het.
Maar inhoudelijk zijn we het absoluut met elkaar eens.
De voorzitter:
Uw laatste vraag.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Tot slot. Inhoudelijk oké, maar financiële kaders, hoor ik. Maar wat ik
niet helemaal kan ontdekken in het hoofdlijnenakkoord en in het debat
dat we nu hebben, of is afgesproken dat binnen de middelen die
beschikbaar zijn gesteld alles voor Groningen moet, of dat het inderdaad
toch koste wat het kost is, ook voor die verschillen. Dat is nog niet
helemaal helder en daar hoor ik de heer Kops ook een beetje omheen
draaien. Kan hij gewoon heel expliciet zeggen: inderdaad, wat we hebben
afgesproken, is wat mij betreft ook voor die verschillen, koste wat het
kost?
De heer Kops (PVV):
De reden dat ik zo voorzichtig ben, is dat we nu eenmaal te maken hebben
met financiële kaders. Zo simpel is het nou eenmaal. Ik ben geen
financieel woordvoerder. Als ik nu hier ter plekke 10 miljard uit mijn
binnenzak zou kunnen toveren … Nee, dat is niet realistisch, dat gaat
niet werken. Maar wij staan absoluut voor wat wij hebben gezegd, ook
naar aanleiding van de parlementaire enquête: alles moet worden
opgelost, koste wat het kost. Er moet een rechtvaardige oplossing komen.
Daarbij mag geld inderdaad geen rol spelen, zeker, ook wat betreft die
verschillen. Daar staan we nog steeds voor. Dat is het.
Mevrouw Beckerman (SP):
De PVV is denk ik van de coalitiepartijen wel het duidelijkst en ook
degene die heel veel voorstellen aan een meerderheid heeft geholpen;
daarvoor zeer veel dank. Toch nog even een vraag. We hebben dat
regeerakkoord waarin staat: koste wat het kost. Maar we horen nu ook van
gemeenten, waar ik in mijn woordvoering naar verwees, dat de huidige
aanpak eigenlijk niet goed werkt, omdat ze steeds tegen een muur
aanlopen. We weten dat er enorme verschillen zijn, maar we kunnen daar
nu geen lijst van maken, deels omdat we niet weten wat er nog aan
restopgave is. Wat gaat de NCG nog doen? Daarmee zit je vast. Erkent u
dat de mooie woorden in het regeerprogramma nu niet werkelijkheid
worden, juist omdat steeds dreigt dat bij de aanpak van verschillen niet
geldt: koste wat het kost?
De heer Kops (PVV):
Ja, dat snap ik heel goed. Inderdaad, ja. Ik begrijp het verhaal van
mevrouw Beckerman absoluut. Daar zit de staatssecretaris. Inderdaad, ik
vind dat we hem daar absoluut aan moeten gaan houden. Mee eens.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dan toch nog een poging. We zijn inderdaad allebei geen financieel
woordvoerder. We weten wel allebei, want daar kunnen we ons niet achter
verschuilen, dat er een gat zit in dat rapport-Van Geel. Dat staat er
ook heel duidelijk in. We kunnen alles terugleggen bij de
staatssecretaris, maar u zit hier net zolang als ik. We hebben dat
jarenlang geprobeerd. We moeten ook als Kamer onze verantwoordelijkheid
nemen. Is de heer Kops dan met ons bereid om die verantwoordelijkheid
wel te gaan nemen? We kunnen het erover hebben met onze financieel
woordvoerders richting de Voorjaarsnota, omdat we het nu al heel lang
voor ons uit schuiven.
De heer Kops (PVV):
Jazeker, verantwoordelijkheid nemen, absoluut. Dat doen wij ook zeker.
Maar nogmaals, ik kan niet vooruitlopen op wat er financieel gezien
allemaal gaat gebeuren. Hoe simpel of hoe gek dat ook klinkt, dat is de
realiteit. Ik kan daar nu niks over zeggen, helaas.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan vraag ik aan mevrouw Beckerman om het voorzitterschap
even over te nemen, zodat ik namens de VVD een bijdrage kan
leveren.
Voorzitter: Beckerman
De voorzitter:
Helemaal goed. Dan geef ik het woord aan de heer Peter de Groot. Hij
spreekt namens de fractie van de VVD.
De heer Peter de Groot (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik ben de laatste spreker in de rij, dus er is
al heel veel gezegd, maar ik ga misschien toch wat dingen dubbel zeggen.
Ik begin met het bericht dat afgelopen maandag naar buiten kwam over het
herstel van de aardbevingsschade in Groningen. Het schadeherstel lijkt
steeds beter te verlopen, en dat is goed om te zien. Maar heel veel
mensen zijn minder tevreden als het gaat om de versterking van huizen.
We hebben als commissie een werkbezoek afgelegd, op uitnodiging van de
staatssecretaris, op 7 maart jongstleden. Daarbij hebben wij ook
gehoord, onder andere in Ten Post, hoe moeizaam de versterking soms nog
gaat, maar ook dat de inzet erop gericht is om dat te verbeteren.
Bij de gesprekken in Ten Post en in de regio heb ik begrepen dat er nog
een hoop ongelijkheid wordt ervaren als het gaat om de versterking,
zelfs in dezelfde straten. Het ene huis komt wel in aanmerking voor
versterking en het andere huis niet. Daarover is best een hoop
onduidelijkheid. De staatssecretaris heeft in eerdere debatten een
belofte aan de Kamer gedaan om deze ongelijkheid te doen afnemen,
althans, zo heb ik het begrepen, door de adviezen niet individueel maar
over hele straten te beoordelen en dan pas op te sturen. Ik hoor
hierover graag een update van de staatssecretaris. Misschien kan hij die
ook onderbouwen met cijfers.
Dan nog iets over het bericht dat de versterkingsadviezen zich erop
richten om in 2028 klaar te zijn, terwijl we wellicht allemaal weten dat
dit niet gehaald gaat worden. Hoe kijkt de staatssecretaris daarnaar? Is
het niet beter om hier in de Kamer een reëel tijdpad te schetsen of in
ieder geval een update te geven? Het is goed voor de mensen om te weten
waar zij aan toe zijn.
Dan heb ik een vraag over de maatregelen 28 en 29. Tot voor kort was er
veel te doen over maatregel 29, de isolatiesubsidie. Inwoners die hadden
geïnvesteerd in triple glas of kozijnen bleken dat niet via die regeling
vergoed te krijgen. Het is door de collega's al in kaart gebracht. Op 10
maart is er een brief naar de Kamer gestuurd, waarin vermeld werd dat
naar aanleiding van de consultatie woningeigenaren die in Groningen en
Noord-Drenthe tussen 25 april 2023 en 10 maart 2025 al triple glas en
kozijnen hadden aangeschaft, ook gebruik kunnen maken van 50% of 100%
subsidie.
Er is best nog een hoop onduidelijkheid over deze maatregelen en dat
zorgt nu alweer voor ongelijkheid, waar dit hele debat over gaat.
Inwoners krijgen vanaf 10 maart nog 30% vergoed voor triple glas. Waarom
30%? Dat wil de VVD eigenlijk weten. Waarom zegt de staatssecretaris
niet: doe maar 50%, net als bij die vorige groep?
Onder maatregel 28 vallen bewoners die vanwege de versterking van hun
huis, die minimaal vier maanden duurt, hun huis uit moeten. Deze
bewoners krijgen ook de kans om gebruik te maken van
isolatiemaatregelen. Nu is het vaak zo dat de effectieve bouwtijd niet
vier maanden is, maar dat bewoners soms wel twee jaar in een verbouwing
zitten. Zij komen daar dan niet voor in aanmerking. Dat is een beetje
scheef. Als je twee jaar in de rompslomp zit voor een versterking,
terwijl de effectieve bouwtijd niet langer is dan 16 weken, maar
bijvoorbeeld 14 weken, kom je daar niet voor in aanmerking. Dat voelt
als heel oneerlijk, maar de VVD snapt ook dat je ergens een grens moet
trekken. Ik ben benieuwd of dit bekend is bij de staatssecretaris en of
we kunnen kijken wat we hieraan kunnen doen.
Het laatste deel van de bijdrage gaat over de inzet voor de economische
en sociale agenda. Er gaat de komende jaren veel geld naar die regio via
de economische en sociale agenda. Beide agenda's zijn door de
kwartiermakers gepresenteerd. De economische agenda ziet er gedegen uit
wat de VVD betreft, net als de sociale agenda. Ik heb over beide
agenda's nog vragen. Over de economische agenda is de vraag hoe deze de
komende jaren voortgetrokken gaat worden. Komt er een ondernemer die de
uitvoering vlot gaat trekken? Hoe wordt de balans bewaakt tussen de
kennisinstellingen, bijvoorbeeld de Universiteit Groningen, en het mkb
en bijvoorbeeld de recreatiesector?
Over de sociale agenda wil ik graag weten hoe het sociale werk neergezet
gaat worden ten opzichte van het beleid van de gemeenten zelf. Hoe zorgt
de staatssecretaris ervoor dat deze agenda niet dwars door gemeentelijke
sociale uitvoering of projecten gaat lopen? Kan de staatssecretaris in
algemene zin aangeven hoe hij gaat voorkomen dat de geldstromen door de
inrichting minder effectief en doelmatig worden ingezet? Ik zou willen
zeggen: kijk uit voor extra nieuwe en grote overhead.
Ten slotte, hoe gaan we werken met meetbare doelen voor beide
agenda's?
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank aan de heer Peter de Groot, namens de VVD. Er is een interruptie
voor u van de heer Bushoff van GroenLinks-PvdA.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Ik heb een vraag over maatregel 29. Heel terecht zei de heer De Groot
van de VVD dat deze misschien ook wel weer nieuwe ongelijkheid in de
hand werkt, want er zijn verschillende percentages voor wat je wanneer
vergoed krijgt voor triple glas en kozijnen. De vraag van de VVD was hoe
dat komt, waarom er is gekozen voor een vergoeding van 30% voor mensen
die er nu voor in aanmerking komen, en niet voor 50%. Die vraag werd
gesteld aan de staatssecretaris. Ik ben wel benieuwd of het antwoord
daarop niet is: omdat er maar een beperkt budget voor beschikbaar is. Er
is namelijk maar 1,65 miljard voor beschikbaar gesteld. Daarbinnen moet
alles geregeld worden. Ligt dat niet ten grondslag aan de keuzes die nu
gemaakt zijn?
De heer Peter de Groot (VVD):
Dat zou heel goed kunnen. Maar ik denk dat u hier een VVD ziet die de
uitvoering van de maatregelen goed in de gaten houdt, die ziet dat hier
nieuwe ongelijkheid, nieuwe verschillen optreden. We moeten met elkaar
bekijken hoe we dat kunnen voorkomen. Als dat betekent dat het 50% of
iets anders moet zijn, moeten we daarnaar kijken. Ik wilde in eerste
instantie in dit debat de overwegingen van de staatssecretaris horen. U
geeft uw interpretatie daaraan. Dan kunnen we daarna voort met
elkaar.
De voorzitter:
Is dat afdoende?
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Nog een vervolgvraag daarop. Dan ben ik heel benieuwd welke reden de
staatssecretaris gaat geven waarom deze regeling zo is ingericht zoals
die is ingericht. Mocht blijken dat het onder andere een geldkwestie is,
omdat er maar een beperkt budget beschikbaar is gesteld … We zien dat
dit grotere verschillen in de hand werkt. Hoor ik de VVD dan zeggen dat
zij misschien bereid is om te zeggen dat er budget bij moet, om te
voorkomen dat de verschillen groter worden? Heb ik dat dan zojuist goed
begrepen?
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik draag het punt niet voor niets aan. Ik denk dat we hier al de hele
ochtend debatteren over hoe we verschillen gaan verkleinen. We moeten de
verschillen in ieder geval niet vergroten. Maar laten we dat wel stap
voor stap doen, want dat is wel zo eerlijk. De staatssecretaris moet ook
aangeven of er valide argumenten of redenen zijn om dat zo te doen. Maar
ik breng het punt niet voor niets op. Dat is dan ook gelijk mijn
antwoord.
De voorzitter:
Helder. Ik zie dat er geen interrupties meer zijn van de zijde van de
Kamer. Dan dank ik u en geef ik u het voorzitterschap terug.
Voorzitter: Peter de Groot
De voorzitter:
Dank voor het waarnemen van het voorzitterschap. We zijn hiermee aan het
einde gekomen van de eerste termijn aan de kant van de Kamer. We gaan
even schorsen. Ik kijk even naar de staatssecretaris en naar de klok;
korter dan drie kwartier, want anders hebben we onvoldoende tijd om het
debat tijdig af te ronden. Om 12.25 uur zijn we terug voor de start van
de eerste termijn aan de kant van het kabinet. Ik schors de
vergadering.
De vergadering wordt van 11.41 uur tot 12.27 uur geschorst.
De voorzitter:
Dames en heren, welkom terug bij dit debat over Herstel Groningen. We
gaan verder met de eerste termijn van de kant van het kabinet. Er zijn
een aantal leden die ook verplichtingen hebben in de plenaire zaal:
mevrouw Bikker, de heer Bushoff, de heer Bamenga en de heer Kops,
vermoed ik. Maar in ieder geval: zij zullen zo meteen terugkeren naar
dit debat en volgen dit zeker op afstand. Er zijn ook een aantal leden,
waaronder ikzelf, die zo meteen een ander debat hebben. Ik zal hier tot
zo'n beetje 13.15 uur zijn en zal vragen of iemand anders dan de
voorzittersrol overneemt.
Maar laten we snel beginnen met de beantwoording van alle gestelde
vragen door de staatssecretaris. Misschien kunt u even kort aangeven
welke blokjes u heeft, zodat we de administratie op orde kunnen
brengen.
Staatssecretaris Van Marum:
Dank u wel. Ik heb de blokjes versterken, verduurzamen, perspectief,
schadeherstel, heffingen, procedures en onderhandelingen, en overig.
Daarin zitten onder meer de agenda herstel, algemeen en de staat van
Groningen.
De voorzitter:
Hartstikke fijn. Ik zou vooralsnog willen afspreken dat u per blokje de
beantwoording doet en dat we aan het eind van het blokje de vragen
stellen die er dan nog bij de Kamerleden leven. Dat komt, denk ik, de
snelheid ten goede.
Mevrouw Beckerman (SP):
Mag ik een vraag stellen over de blokjes? Want soms heb je een
interruptie en dan ben je 'm kwijt. Perspectief: gaat dat over de
ongelijkheid?
Staatssecretaris Van Marum:
Dat zit onder verduurzamen.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
Staatssecretaris Van Marum:
Dank u wel, voorzitter. Natuurlijk ook hartelijk dank aan uw Kamerleden
voor de inbreng. Ik ben inmiddels bijna negen maanden staatssecretaris
Herstel Groningen. Ik werk drie dagen in de week in Groningen en ik zit
twee dagen hier. In mijn geliefde Groningen ben ik natuurlijk veel, want
dan zit je dicht op de mensen en dicht op de zaken. Ik zie van dichtbij
dat er nog stappen gezet moeten worden. Groningers en Noord-Drenten
moeten weer schadevrij, veilig en verduurzaamd kunnen wonen. Daar zijn
we nog niet, maar we zijn wel op de goede weg. Met een agenda voor
herstel kijken we gezamenlijk hoe we daar als één overheid beter vorm
aan kunnen geven, hoe we de bewoners beter kunnen ondersteunen. In twee
startgebieden zijn we daar ook al mee begonnen. De kwartiermakers Jakob
Klompien en Henk Nijboer hebben de economische en sociale agenda's
gepresenteerd. Ze hebben deze agenda's tijdens het werkbezoek van 7
maart ook met uw Kamer besproken. Ik heb er veel vertrouwen in dat we
met deze agenda's voor de toekomstige generaties het verschil kunnen
maken. Daarvoor is jaarlijks ook 200 miljoen euro beschikbaar.
Voorzitter. De samenwerking met de gemeenten, de provincie, de
maatschappelijke organisaties, de bewoners, de uitvoeringsorganisaties
en de bedrijven sterkt mij om Groningen en Noord-Drenthe te geven wat ze
verdienen.
Dan wil ik nu overgaan tot de beantwoording van de vragen. Ik heb ze
ingedeeld in de blokjes die ik net genoemd heb. Ik wil beginnen met blok
a: versterken. Sorry, ik moet nog even richting mevrouw Beckerman
zeggen: de verschillen zitten in het kopje versterken, dus in dit
kopje.
In mijn recente beleidsbrief Versterken ben ik ingegaan op de vier
principes die voor mij leidend zijn in deze opgave, namelijk dat de
overheid: niemand vergeet, ook niet de zwaarst getroffen bewoners en de
complexe gevallen; proactief, doelmatig en rechtmatig te werk gaat;
luistert én handelt; en de veiligheid van de versterkingsoperatie
centraal blijf stellen. Deze principes zijn ontstaan uit mijn
persoonlijke ervaringen en ook uit de vele gesprekken met betrokkenen.
Ik wil dat we niemand vergeten, juist de bewoners niet van wie de
problemen minder zichtbaar zijn of die zich minder laten horen. Een
proactieve, doelmatige en rechtvaardige overheid staat hoog in mijn
vaandel. Naar mijn mening is het dan ook cruciaal dat als we echt
luisteren naar bewoners, waarbij hun huis het centrale punt vormt, we
dan het goede verhaal krijgen. Ik heb daarom met de NCG afgesproken dat
de NCG eerst de zwaarst getroffenen met urgentie oppakt en ook de
communicatie daarmee verbetert. Bovendien wil ik onderstrepen dat
veiligheid de kern vormt van onze versterkingsoperatie.
In dit debat heb ik drie onderwerpen gehoord waarbij ik wat langer stil
wil staan. Het eerste onderwerp is de kwaliteit van de
beoordelingsrapporten. Het tweede onderwerp is het wegnemen van
onaanvaardbare verschillen. Het derde onderwerp is de einddatum van de
versterking. Eigenlijk geef ik daarbij antwoord op alle vragen van de
Kamer.
Ik ga eerst in op de kwaliteit van de beoordelingsrapporten. Ik begrijp
dat de bewoners, de samenwerkingspartners én de Kamer grote zorgen
hebben over de beoordelingsrapporten. Voor mij is het allerbelangrijkste
dat bewoners die problemen hebben, geholpen worden. Zij verdienen
duidelijkheid. Om die bewoners duidelijkheid te geven, volg ik twee
lijnen die naast elkaar uitgevoerd zullen worden.
De eerste is het oplossen van de geconstateerde fouten bij en met de
NCG. Bewoners kunnen zich melden bij de NCG. De NCG gaat dan met hen in
gesprek over de vragen of de twijfels die zij hebben. Bewoners kunnen
zich ook melden bij Stut-en-Steun, Ons laand, ons lu!, de GBB en de
Nationale ombudsman. Die zullen dan contact opnemen met de NCG en, als
dat nodig is, ook met de deskundige van de bewoner en die van de NCG.
Komen zij er niet uit, dan halen we er gewoon een derde, onafhankelijke
deskundige bij. Komen de bewoner en de NCG er niet uit en zijn alle
opties uitgeput, dan wordt gezocht naar een passende oplossing. De
oplossing verschilt per persoon. In ieder geval staat ook hier weer de
bewoner centraal. Een van de opties die worden uitgewerkt, is een second
opinion door een ander bureau, conform de motie die mevrouw Bikker
daarover heeft ingediend.
De NCG gaat ruimhartig met de termijnen om. Dat heb ik ook al aangegeven
in antwoord op uw Kamervragen. Er zijn mogelijkheden om dat wat
uitgebreider te doen, maar dan kom je uit bij de termijnen van de
Algemene wet bestuursrecht en zul je dingen echt op die manier moeten
gaan regelen. Maar binnen de organisatie hebben we het zo opgelost dat
die termijnen geen leidende factor zijn. Daar wordt gewoon ruimhartig
mee omgesprongen.
De tweede lijn is mijn vraag om advies aan het ACVG. Ik heb uw Kamer
hier een uitgebreide brief over gestuurd. Ik vind het belangrijk dat ook
onafhankelijk wordt gekeken naar de betrouwbaarheid van het oordeel "op
norm" of "niet op norm". Deze vraag over het veiligheidsoordeel is de
hoofdvraag. Als ik alleen antwoord wil op een technische vraag — klopt
het oordeel veilig of klopt het oordeel onveilig — dan krijg ik niet het
hele antwoord. Het vertrouwen van de bewoners in het veiligheidsoordeel
van het beoordelingsrapport bestaat uit meer elementen. Behalve de vraag
naar de veiligheid heb ik daarom twee andere vragen gesteld aan het
ACVG: welke fouten zitten er in rapporten die wel een effect hebben op
het vertrouwen in het eindoordeel maar niet op de veiligheid, en welke
rol speelt communicatie? Ik heb het ACVG gevraagd om voor de zomer van
2025 een eerste antwoord te geven op de vraag naar de veiligheid. Ik
ontvang nog een plan van aanpak van het ACVG. Het ACVG gaat eerst kijken
naar wat het kan vinden bij de gevallen die bij de NCG bekend zijn of
die recent zijn aangedragen, én bij de gevallen die bij Pointer bekend
zijn. Dat helpt bij het beter richting geven aan een grote
steekproef.
Ik heb voor het ACVG gekozen omdat dit college de benodigde kennis en
expertise heeft en dit onderzoek onafhankelijk uitvoert. Bovendien past
dit onderzoek bij de wettelijke taken van het ACVG.
Dan het tweede belangrijke onderwerp in de eerste termijn: het
terugdringen van onaanvaardbare verschillen in de versterking. Daarover
zijn vragen gesteld door NSC, de SP, de CU en de PvdA. Samen met de
regio hebben we een routekaart ontwikkeld om de onaanvaardbare
verschillen in de versterking in beeld te brengen en aan te pakken. De
ervaring van de bewoners staat bij deze aanpak centraal, en dus niet de
norm of de technieken. De regio en de NCG pakken eerst samen de
onaanvaardbare verschillen aan. Ik blijf daarbij betrokken. In situaties
die een buurtoverstijgend effect hebben, kom ik zelf in beeld. Een
voorbeeld hiervan is het gebied in Ten Boer-West. Op basis van een goede
en gezamenlijke analyse van de gemeente Groningen, de NCG en mijn
ministerie heb ik besloten om een extra financiële bijdrage te leveren
van 8 miljoen om de onaanvaardbare verschillen daar te dempen. De
routekaart die is ontwikkeld, faciliteert dit soort processen,
afwegingen en besluiten. Ik heb daar veel vertrouwen in.
De CU, de SP en de PvdA stellen in dit kader "koste wat het kost" aan de
orde. Voor het aanpakken van verschillen is in Nij begun 240 miljoen
vrijgemaakt. Hiermee kan ik samen met de regio een betekenisvolle stap
zetten in het aanpakken van die verschillen. Ik zeg niet dat dit het
volledige bedrag is. Ik zeg dat ik hier gewoon mee aan de gang kan en
dat we de eerste stappen kunnen zetten. Deze aanpak vergt bij uitstek
een nauwe samenwerking tussen Rijk en regio. De komende periode zal ik
deze aanpak met de regio en de NCG verder uitwerken en waar zich
dergelijke verschillen voordoen, zal ik die ook toepassen. Maar niet
alle verschillen kunnen worden opgelost, zoals de commissie-Van Geel al
concludeerde. Er zullen altijd nieuwe verschillen ontstaan. Dat kan
helaas niet anders. Daar wil ik eerlijk over zijn. Soms kan mijn
beslissing ook hard lijken, maar dan wel weer voorkomen dat nog grotere
verschillen ontstaan.
Het derde belangrijke punt uit de eerste termijn dat ik wil bespreken,
is de einddatum van de versterking. De CU en de VVD hebben daar een
vraag over gesteld. Ik hoor de verschillende zorgen van bewoners over
het tempo van de versterking. Op 10 september 2024 heb ik de
diepteanalyse van de haalbaarheid van 2028 met uw Kamer gedeeld. Daaruit
blijkt dat het merendeel van de woningen in 2028 gereed kan zijn, veilig
kan zijn. Snelheid is belangrijk, maar ik wil benadrukken dat ik inzet
op meer balans tussen snelheid en kwaliteit. Het maken van tempo mag
niet ten koste gaan van de kwaliteit voor de bewoners. Daarom heb ik
besloten om isolatie mogelijk te maken bij een lichte versterking en die
beperkte vertraging te accepteren. Bewoners gaan één keer door het stof.
Naar aanleiding van de gesprekken met de bewonersbegeleiders denk ik dat
we tijd gaan winnen in de versterkingsoperatie, omdat bewoners met deze
maatregel beter in staat worden gesteld om een snelle beslissing te
nemen over een versterking in combinatie met de isolatieaanpak. De
jaarlijkse actualisatie van de diepteanalyse zal dan ook als
sturingsinstrument helpen. Ik stuur uw Kamer nog deze maand de eerste
actualisatie van deze analyse, zodat u daarvan kennis kan nemen.
Ik heb nog een aantal vragen waarop in deze inleidende tekst niet wordt
ingegaan.
Mevrouw Beckerman en de heer Bamenga hebben gevraagd naar het herstel
van monumenten in de pilot van de VGME. De VGME heeft aan de stuurgroep
van de Pilot integrale aanpak erfgoed, bestaande uit de provincie, de
gemeente Het Hogeland, OCW en BZK, laten weten haar rol in de pilot te
willen herzien vanwege negatieve ervaringen. Ik betreur het ten zeerste
dat de VGME zich hiertoe genoodzaakt voelde. Ik begrijp de druk die het
bestuur van de VGME ervaart en ik respecteer hun standpunt. Voor mij
staan de eigenaren van de deelnemende monumenten centraal. Alle partijen
willen uiteraard dat de eigenaren door kunnen met hun project, en daarom
blijven de eigenaren onverminderd begeleiding krijgen. Daarnaast denk ik
dat we lessen kunnen leren van die pilot. Ik hoop dat we tot een
gezamenlijke oplossing kunnen komen die voor iedereen werkbaar is.
Vooralsnog is door de stuurgroep van deze pilot geen definitief besluit
genomen over het vervolg van de pilot. Eerst moeten de partijen daarover
in gesprek. Ik zal dat gesprek zeker aangaan. Ik zie de beweging van de
VGME dan ook als een aanleiding om aan de stuurgroep te vragen te
evalueren hoe het staat met de pilot. Waar nodig zal ik de stuurgroep
steunen met een aanpak, zodat het tempo van de versterking van de vijf
monumenten omhooggaat.
Mevrouw Beckerman vroeg nog naar de loting onder bewoners uit batch 1588
voor een nieuwe versterkte woning. Zij vroeg of ik hieraan wil voldoen.
Het klopt dat de bewoners van de gemeente Eemsdelta een nieuwe
versterkte woning op een andere plek terugkrijgen. Bewoners zijn vrij om
daar een eigen keuze in te maken, maar niet alle perspectieflocaties
kunnen tegelijkertijd ontwikkeld worden. Als veel bewoners interesse
hebben in een project, wordt inderdaad geloot. Bewoners uit batch 1588
hebben daarbij nadrukkelijk voorrang. Helaas kan het desondanks
voorkomen dat bewoners uitgeloot worden. Hiervoor is aandacht bij de
uitvoering. Bovendien kunnen de bewoners uit batch 1588 altijd in een
gesprek met de gemeente vragen of er mogelijkheden zijn om de gemeente
hun woning te laten kopen.
Mevrouw Beckerman vroeg verder wat de staatssecretaris Herstel Groningen
wil doen aan de gestegen woonlasten en andere problemen zoals problemen
met belastingen voor huurders. Ik erken dat de woonlasten van sommige
huurders zijn gestegen. Ik wil voorkomen dat huurders nadeel ondervinden
van de versterking. Daarom moet het verhogen van de huren door
woningcorporaties altijd goed zijn onderbouwd. De woningcorporaties
hebben en houden ook gewoon het recht om de huur jaarlijks te verhogen.
Hiervoor wordt ieder jaar door de rijksoverheid een percentage
vastgesteld waarbinnen de huurverhoging moet blijven. Dit percentage
geldt landelijk. Het komt voor dat het huurdeel verhoogd is omdat de
energielasten verlaagd zijn. Hierbij wordt altijd rekening gehouden met
de nettowoonlasten. Een huurder mag er niet op achteruitgaan. Ik kan
niet altijd voorkomen dat een bewoner meer belasting moet betalen of
toeslagen verliest. In de gevallen dat dit toch gebeurt, vergoeden het
IMG en de NCG dit aan de bewoners.
Over kwijtscheldingen wil ik zeggen dat de gemeenten zelf over hun
kwijtscheldingen en heffingen gaan. Deze keuze kan ik niet voor hen
maken. De gemeenten in het aardbevingsgebied hebben mij aangegeven dat
ze deze mogelijkheid wel willen toepassen bij de schadevergoedingen van
het IMG en de NCG. Als ik daarvan signalen krijg, zal ik waar nodig daar
ook graag nog even op drukken. Maar in principe gaan de gemeenten zelf
over dat kwijtscheldingsbeleid.
Dan de vraag van mevrouw Beckerman of ik herken dat de capaciteit van
het elektriciteitsnet een bottleneck kan zijn bij de versterking. In Nij
Begun heeft het kabinet toegezegd om alles in het werk te stellen om de
congestie op het laagspanningsnet in Groningen te voorkomen. Om zo veel
mogelijk van de versterkte huizen op tijd aangesloten te hebben, werkt
de NCG nauw samen met de nutsbedrijven. Zo worden verschillende
planningen op elkaar afgestemd. De NCG en Enexis geven aan dat er op dit
moment geen bottleneck is in de versterking. Om het risico hierop
structureel in zicht te houden, zit dit ook in de diepteanalyse van de
NCG. In de PDCA-cyclus met de andere regio en betrokkenen neem ik dit
risico dan ook nadrukkelijk mee. Als er eventuele aanvullende
maatregelen nodig zijn, dan nemen wij die ook. Het Rijk en de regio
blijven verder intensief in gesprek over dit onderwerp binnen de Energy
Board Groningen.
Dan hebben de Kamerleden Holman en Vedder vragen gesteld over hoe ik aan
de bewonerstevredenheid ga werken en of er goed overleg is met de
kwartiermakers en de bewoners. Uiteraard neem ik die zeer serieus, want
de bewoner staat bij mij voorop. Begrijpelijke en persoonlijke
communicatie vind ik zeer belangrijk. Dat komt ook uit de
tevredenheidsonderzoeken van de NCG. Daarom heb ik de NCG gevraagd om in
te blijven zetten op het verbeteren van de communicatie door blijvende
scholing van de medewerkers via het portaal en door het verbeteren van
de planstabiliteit. Daarnaast ben ik drie dagen per week in Groningen.
Ook zijn er meerdere bewonersavonden georganiseerd en spreek ik bewoners
bij verschillende bijeenkomsten. Daarbuiten spreek ik ook met bewoners
die mij zelf benaderen of waar ik anderszins gesprekken mee heb.
Zowel bij het opstellen als bij het uitvoeren van de agenda's hebben
beide kwartiermakers dus goed en regelmatig overleg gehad met bewoners,
specifiek met jongeren. Nu weet ik dat communicatie in dit verhaal
altijd een heel vervelend punt is. Door hoe de organisatie binnen de NCG
deze communicatielijn heeft opgezet, zouden wij daarin eigenlijk goede
resultaten moeten zien. Toch kom ik met regelmaat nog mensen tegen
waarbij die communicatie niet goed loopt. Ik ben met de NCG aan het
kijken hoe zij in hun eigen organisatie toch eens even kunnen checken of
datgene wat ze eigenlijk willen ook binnen de organisatie gebeurt, en
als dat niet gebeurt, waar dat dan in zit. Het kan ook zijn dat mensen
misschien even de moed in de schoenen zakt als ze weer een slechte
boodschap moeten brengen. We moeten dus wel even kijken waar het vandaan
komt. Ik ga ervan uit dat wij daar de komende tijd weer stappen in gaan
zetten en dat dit vanuit de organisatie zelf goed opgepakt wordt.
Dan de vraag van NSC: kan de staatssecretaris Herstel Groningen
kwantificeren hoeveel financiële middelen er nodig zijn om verschillen
op te lossen en het rapport-Van Geel uit te voeren? Mijn antwoord daarop
is dat ik op dit moment nog een behoorlijke hoeveelheid geld op de plank
heb liggen om daar een start mee te kunnen maken. Voor de uitvoering van
het advies van de commissie-Van Geel wordt vanuit de bestaande middelen
dus al veel gedaan. Er geldt een aanvullende vaste vergoeding voor
schade. Er is een uitgebreid verduurzamingspakket. Zoals gezegd los ik
de verschillen in de versterking op met maatwerk. Verregaande
maatregelen vragen ook om grote aanpassingen in de uitvoering. De
commissie-Van Geel herkent dit probleem ook. Die oordeelde dat er geen
simpele oplossingen zijn voor dit vraagstuk. Niet alle verschillen
kunnen worden opgelost en niet alles kan tegelijk. Besluiten hierover
vragen dus ook om enige temporisering. Om alles uit het rapport-Van Geel
uit te voeren … Alleen al om iedereen in het versterkingsgebied 100%
subsidie te kunnen geven, is al 2,4 miljard extra nodig voor de
verduurzaming. Hierdoor worden wel de verschillen tussen degenen aan de
rand en in het gebied daarbuiten nog groter.
Om met terugwerkende kracht de deur-tot-deuraanpak in te zetten voor de
schadeafhandeling, is eerst een plan nodig om de verdere financiële
gevolgen vast te stellen. Op het moment dat die plannen gereed zijn,
valt pas een goede inschatting te maken van de prioritering qua
financiële gevolgen, en van in hoeverre dat binnen de bestaande
budgetten past. U kunt van mij aannemen dat ik, als er problemen zijn,
gewoon weer terugga naar het kabinet en zeg dat we meer nodig hebben.
Maar voor nu heb ik voldoende om hiermee verder te gaan.
De voorzitter:
Misschien heel kort even … Ik zie dat het pakketje met antwoorden in dit
blokje nog redelijk dik is. Ik ben gestart met het voorstel om de vragen
aan het eind van het blokje te stellen, maar het is een heel blok. Ik
denk dat het toch goed is om nu even een aantal vragen te doen. Dat
voorkomt misschien dat we straks helemaal de draad kwijt zijn van waar
we zijn gebleven in dit debat. Ik ga eerst even naar mevrouw Beckerman
en dan kom ik bij meneer Bushoff. Volgens mij zag ik ook mevrouw Bikker
en de heer Pierik. We gaan even een rondje maken. Mevrouw
Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
De staatssecretaris spreekt zichzelf ongelofelijk tegen. Dat is heel
gek. Aan de ene kant zegt hij dat hij genoeg geld heeft om ongelijkheid
aan te pakken, en aan de andere kant zegt hij dat er 2,4 miljard extra
nodig is om alles te doen wat Van Geel zegt. De staatssecretaris spreekt
zichzelf hierin toch volledig tegen? Waarom wordt dit probleem niet
gewoon op tafel gelegd? Dan kan de Kamer, die het budgetrecht heeft, ook
keuzes maken. Nu wordt het verhuld. Er wordt gezegd "routekaart", "wacht
u maar af", "eerst even dit", "eerst even dat" … Waarom spreekt de
staatssecretaris zichzelf tegen, en waarom wordt dit probleem niet
gewoon onderkend?
De voorzitter:
Misschien had ik het onvoldoende vermeld, maar laten we korte
interrupties doen, en geen hele debatbijdragen.
Staatssecretaris Van Marum:
De staatssecretaris spreekt zichzelf niet tegen, maar geeft aan dat hij
een compleet beeld heeft van Van Geel. Op dit moment is de capaciteit er
niet om dat in één keer weg te zetten. De staatssecretaris heeft ook
gezegd dat hij op dit moment genoeg bezit heeft om in het proces van de
versterking de verschillen aan te pakken. Dus de staatssecretaris
spreekt zich hierbij niet tegen; die geeft gewoon een verschil van zaken
aan.
Mevrouw Beckerman (SP):
Deze kan heel kort. Dan is het dus gewoon een bewuste keuze om
ongelijkheid niet te willen aanpakken. Want als er geen tegenspraak is,
is het gewoon een keuze om te zeggen: nee, ik wil Van Geel niet helemaal
uitvoeren. Dat zou je ook in fases kunnen doen, maar dat zegt de
staatssecretaris niet. Nee, het is een keuze om te zeggen: ik wíl dat
gewoon niet doen.
Staatssecretaris Van Marum:
Dan heeft mevrouw Beckerman niet goed naar mij geluisterd. Ik heb gezegd
dat wij binnen de versterkingsoperatie en de verschillen die wij daar
tegenkomen op dit moment genoeg budget hebben om de dingen te doen die
we moeten doen. Om de veel grotere opgave die nog in Van Geel zit rond
te krijgen, hebben we gewoon meer tijd nodig en meer capaciteit nodig.
Dat gaat inderdaad in fases. Het is dus niet zo dat er gewoon gezegd
wordt dat we Van Geel laten schieten en dat het daarmee klaar is. Nee,
wij hebben hier op dit moment voldoende budget om de verschillen aan te
pakken die wij tegenkomen in de versterkingsoperatie. Op het moment dat
wij in de loop van de tijd helder krijgen wat er nog meer aan
verschillen op ons af komt en welke zaken we nog meer moeten regelen in
Van Geel, dan gaan we dat regelen en dan gaan we kijken of we daar weer
budget voor kunnen ophalen binnen het kabinet.
De voorzitter:
Een afrondende interruptie.
Mevrouw Beckerman (SP):
De staatssecretaris knipt eigenlijk Van Geel in een soort stukjes. Voor
verduurzaming creëren we nieuwe ongelijkheid. Hij knipt een stuk los bij
versterking. Is dat niet het probleem? Want als je nu zegt genoeg geld
te hebben, komt dat ook omdat gemeenten tegen ons zeggen dat ze het
gewoon niet uitgegeven krijgen, omdat hen gevraagd wordt om een lijst op
te stellen, wat ze niet voor elkaar krijgen. Waarom niet? Omdat er heel
veel onzekerheden zijn. Erkent de staatssecretaris dat we op deze manier
vast komen te zitten in een soort cirkeltje, waarbij die pot zo mooi
blijft bestaan — je kunt dus altijd tegen de Kamer zeggen dat daar nog
geld in zit — maar waarbij er uiteindelijk, en dat is eigenlijk het
allerbelangrijkste, voor de gedupeerden materieel te weinig verandert?
Die ongelijkheid blijft bestaan. Moet de aanpak niet veel meer die
gedupeerden centraal stellen en dan kijken wat nodig is, in plaats van
de omgekeerde, geldgedreven redenering te blijven volgen die nu gevolgd
wordt?
Staatssecretaris Van Marum:
Ik ben het helaas niet met mevrouw Beckerman eens in dezen. Wij geven
heel duidelijk aan waar de rollen en verantwoordelijkheden zitten en met
welke bezitten iets gedaan kan worden. Gemeenten hebben zelf ook
knelpuntenpotten waarmee ze zaken kunnen oplossen. We moeten wel even
heel helder neerzetten welke rollen en verantwoordelijkheden bij
schadeherstel en versterking passen. Voor het oplossen van verschillen
hebben we knelpuntenpotten, en vanuit die knelpuntenpotten kan ook het
een en ander gebeuren. En ja, het kan zijn dat ik op bepaalde momenten
over een voorstel van een gemeente zeg dat we het niet gaan doen,
bijvoorbeeld omdat het hele grote consequenties heeft voor de rest van
de gemeente, waarmee we dan weer verschillen gaan creëren. Dat kan ook
voorkomen.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Ik probeer het oplossen van die verschillen even helder te krijgen. Wat
kan de staatssecretaris daar dan wel aan doen en, in zijn woorden, wat
doet hij daar al aan? Begrijp ik het goed dat de staatssecretaris die
verschillen wil oplossen door te zeggen: we hebben daarvoor maatregel
29, daar doen we af en toe een plus op, en die betalen we dan uit
maatregel 12, dus uit die 240 miljoen? Is dat de werkwijze van de
staatssecretaris?
Staatssecretaris Van Marum:
Dat is te simpel, want we hebben gewoon heel veel verschillende
projecten, waar heel veel verschillende problemen zijn. Maar dat kan een
oplossing zijn.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Stel nou dat er samen met de regio en met gemeentes een routekaart wordt
uitgestippeld om die verschillen aan te pakken en op te heffen, en dat
daaruit komt dat de gemeenten meer nodig hebben. Zegt de
staatssecretaris dan: dat krijgt u niet, want ik heb maar 240 miljoen,
en dat betekent dan dat er een te groot deel van dat budget van 240
miljoen naar uw project moet? Is dat een theorie die zo zou kunnen
uitpakken in de praktijk?
Staatssecretaris Van Marum:
Zaken worden altijd in redelijkheid bekeken. Die worden ook bekeken met
het oog op wat de gevolgen zijn voor de rest van het versterkingsgebied.
Het kan soms zo uitkomen dat je zegt: waar we hier mee bezig zijn, kan
niet goed gaan, want dit heeft veel te grote gevolgen. In principe
probeer ik natuurlijk zoveel mogelijk met de gemeenten mee te gaan, maar
ik kijk wel altijd naar de grote lijnen en de grotere gevolgen voor het
gehele gebied.
De voorzitter:
Afrondend.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij zijn we dan eigenlijk bij de kern van de zaak. De
staatssecretaris zegt dat hij kijkt naar de grotere gevolgen. Dat is
gewoon een andere bewoording voor "als het te grote budgettaire
consequenties heeft, dan doe ik het niet". Dat is dan de conclusie. Dat
is best een pijnlijke conclusie. Ik ken de staatssecretaris als iemand
die doorgaans vrij helder communiceert. Zeg dat dan gewoon. Want dat is
volgens mij gewoon wat er aan de hand is, niets meer en niets
minder.
Staatssecretaris Van Marum:
Dat ben ik niet geheel met de heer Bushoff eens. Dit kan gewoon ook hele
grote consequenties hebben voor mensen die in al afgeronde situaties
zitten. Dit kan ook hele grote gevolgen hebben voor de
versterkingsoperatie in het algemeen: als je het op één plek toestaat,
creëer je een ongelijkheid die je in het hele gebied weer moet oplossen.
Dan gaat het niet zozeer alleen over budget, maar ook over een stukje
rust in het systeem van de afhandeling.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Een simpele vraag. Zijn de betrokken gemeenten het eens met de werkwijze
die de staatssecretaris nu kiest?
Staatssecretaris Van Marum:
Soms wel, soms niet.
De voorzitter:
Het wordt een interessant debat zo. Mevrouw Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dat geeft al zorg. Voelt de staatssecretaris met mij dat er door de
methode die hij nu kiest en de budgettaire inrichting die de coalitie nu
kiest, twee keer de verkeerde indruk ontstaat? Enerzijds wordt geld
leidend, in plaats van het idee "koste wat kost". Anderzijds worden de
verhoudingen hier leidend, in plaats van wat de bewoners nodig hebben.
Ziet hij de grote zorg die hiermee boven al zijn inzet, die hij met hart
en ziel levert, komt te hangen?
Staatssecretaris Van Marum:
Ik zie het zelf niet zo. Ik denk dat wij de komende tijd aan tafel
moeten gaan zitten om te kijken hoe wij die routekaart gaan uitwerken —
die toezegging heb ik ook gedaan — zodat wij die verschillen goed op
tafel krijgen. Maar we moeten wel goed opletten dat iedereen blijft bij
de rol en verantwoordelijkheden die die heeft in dit proces. Dat gaan we
de komende tijd met die routekaart helder krijgen. Je hebt inderdaad
weleens een geschil. Daar heb je het over met mekaar. Daar ben ik
bestuurder voor; soms moet ik iets zeggen wat niet iedereen leuk vindt.
Maar we gaan wel met elkaar de leiding pakken om zaken op te
lossen.
De voorzitter:
Mevrouw Bikker, afrondend.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dan heb ik toch de grote zorg dat we weer heel veel geharrewar en
discussies krijgen over processen en procedures terwijl de energie naar
de bewoners moet gaan. Ik zou de staatssecretaris dan in ieder geval
willen vragen naar de financiële vraag: maak het voor uzelf niet
ingewikkelder, maar leg de claim die nodig is, zet 'm uit in de tijd en
maak het duidelijk. Dat moeten we doen, want we moeten niet telkens een
soort salamiplakje krijgen in plaats van alles wat nodig is. Dat is mijn
hartelijke aanmoediging en zo nodig steunt de hele Kamer u daar graag
in, staatssecretaris, ook als daar Kameruitspraken voor nodig
zijn.
Staatssecretaris Van Marum:
Volgens mij kan ik mevrouw Bikker geruststellen, want dat is precies hoe
we het de komende tijd gaan inrichten. Op deze manier gaan wij met de
gemeentes en de provincie in overleg.
De voorzitter:
Ik heb nog wat vingers gezien, maar als eerste is de heer Pierik aan de
beurt.
De heer Pierik (BBB):
De staatssecretaris gaf aan dat hij voorrang geeft aan de zwaarst
getroffenen en dat is heel goed. Mijn vraag is nog wel: wat voor
consequenties heeft dat voor de groep die wat minder zwaar getroffen is?
Ik denk dan bijvoorbeeld aan de wachttijden. Is daar verder wel heldere
communicatie over? Ik hoor namelijk van verschillende mensen uit het
gebied dat zij lang in onzekerheid en onduidelijkheid zitten. Dus hoe
verloopt dat proces?
Staatssecretaris Van Marum:
Dank voor uw vraag. Ik heb de NCG gevraagd om vaker te communiceren op
de momenten dat dat ook nodig is. Ja, het kan zijn dat projecten iets
naar achteren worden geschoven, omdat we eerst de meest schrijnende
gevallen oppakken. We proberen het tempo er echt in te houden, maar dat
laat onverlet dat ik de mensen die echt al heel lang in de problemen
zitten en bij wie mentale en fysieke problemen een rol spelen, nu echt
naar voren wil halen. Ik wil dat die eerst afgehandeld worden en daarna
pakken we weer grotere projecten aan om op stoom te komen.
De voorzitter:
Mevrouw Vedder en dan de heer Bamenga.
Mevrouw Vedder (CDA):
De coalitie heeft de vorige keer dat we het hadden over de middelen die
nodig zijn voor het uitvoeren van Van Geel, de bal best wel nadrukkelijk
bij de Voorjaarsnota en dus ook bij de staatssecretaris neergelegd. Nou,
daar is de staatssecretaris mooi klaar mee! Maar dat betekent ook dat we
allemaal met hooggespannen verwachtingen kijken naar die Voorjaarsnota.
Wat ga ik daarin dan terugzien over hoe we Van Geel gaan uitvoeren? Of
ga ik daar de opmerking in teruglezen "het routeplan is nog niet
af"?
Staatssecretaris Van Marum:
U gaat zien, zeg ik via de voorzitter, dat wij gewoon gekeken hebben
naar wat er op dit moment nodig is om een deeluitvoering van Van Geel te
kunnen geven in de lopende processen, zodat wij daar de mensen kunnen
faciliteren die de verschillen kunnen verkleinen, ook in de nieuwe
gebieden die wij aan gaan pakken. Daar heb ik op dit moment naar mijn
idee voldoende budget voor gereserveerd. Mocht er in de toekomst meer
nodig zijn, dan zal ik het kabinet om meer vragen.
Mevrouw Vedder (CDA):
Ik begrijp dat dat dus niet bij deze Voorjaarsnota zal gebeuren.
Staatssecretaris Van Marum:
Wat ik gevraagd heb bij deze voorjaarsnota, is wat ik nodig heb om hier
uitvoering aan te kunnen geven. Ik heb goede hoop dat het op een goede
manier opgelost wordt. Mocht ik in de toekomst meer nodig hebben, dan
vraag ik in de toekomst gewoon meer. Maar met hetgeen ik ingeleverd heb
en met hetgeen ik hier heb staan, heb ik genoeg om hiermee te kunnen
werken.
De voorzitter:
Voldoende? Dan ga ik naar de heer Bamenga. Daarna kom ik bij u, meneer
Holman.
De heer Bamenga (D66):
Ik heb een vraag over de pilot integrale aanpak erfgoed om te zien of ik
de staatssecretaris goed begrepen heb. Is de staatssecretaris bereid om
de opzet voor de integrale aanpak die er was, volledige ruimte te geven
met de vereniging in de rol van begeleider van eigenaren en de overheid
alleen in de rol van toezichthouder?
Staatssecretaris Van Marum:
Er is op dit moment even een patstelling tussen de VGME en de
stuurgroep. Ik ben te allen tijde bereid om dat gesprek nog een keer aan
te gaan om te kijken of we weer bij mekaar kunnen komen. Maar we zijn in
elk geval niet van plan om het werk aan de vijf woningen waar we nu mee
aan de gang zijn, stop te zetten. Dat gaat gewoon door.
De heer Bamenga (D66):
Dat is in ieder geval heel helder. Ik heb nog een vraag over de
Belastingdienst en de toeslagen. Dat ging volgens mij heel snel, maar
heeft de staatssecretaris aangegeven dat het IMG en de NCG vergoeden als
de toeslagen wegvallen of er meer belasting betaald zou moeten worden?
In het kader daarvan zou ik graag willen weten of deze mensen ontzorgd
gaan worden om te voorkomen dat hierdoor weer enorme dossiers
ontstaan.
Staatssecretaris Van Marum:
Dank u wel voor de vraag. Wij hebben aandacht voor dit gebeuren. Sommige
zaken hebben we via de Belastingdienst weten te regelen en die zijn
gewoon aan de voorkant opgelost. De Belastingdienst kan het dan gewoon
direct bij de aanvraag op een goede manier meenemen. Je komt af en toe
ook nog lokale heffingen en zaken bij lokale belastingkantoren tegen
waarbij de gemeente of het waterschap zelf kan kiezen voor wel of geen
kwijtschelding. Daar hebben we aandacht voor. Op het moment dat we een
signaal krijgen, proberen we dat signaal door te geven. We zeggen dan:
houd er rekening mee dat dit de consequentie is. Maar je kunt niet alles
voorkomen en daar waar het niet voorkomen kan worden, zijn de NCG en het
IMG bevoegd om zo'n zaak op te lossen.
De heer Holman (NSC):
Ik ben geen woordvoerder financiën en ik heb daar ook maar beperkt
verstand van, maar ik snap het nu niet meer. Om te voorkomen dat we de
volgende keer weer een uur discussiëren over Van Geel en "whatever it
takes" toch het volgende. Ik hoorde de staatssecretaris zeggen dat er
een tekort is van 2,4 miljard op Van Geel. Is dat een feit?
Ik zie u gebaren, voorzitter, maar er komt nog meer!
De voorzitter:
Sorry, staatssecretaris. Dit zijn blijkbaar meerdere interrupties in één
keer. Gaat u door, meneer Holman.
De heer Holman (NSC):
De vraag is dus of dat nu een feit is. Kunnen we daarvan uitgaan? Is dat
hard of wordt het nog meer of minder?
Twee. Ik hoor de staatssecretaris zeggen: voor dit jaar heb ik genoeg
middelen. De conclusie daaruit zou kunnen zijn dat de claim bij de
Voorjaarsnota nul is, omdat de staatssecretaris dus genoeg middelen
heeft. Wanneer krijgen we dan te maken met dat tekort van 2,4 miljard?
Als dit een feit is, moeten we het in een meerjarenbegroting opnemen. De
vraag is dan hoeveel geld de staatssecretaris in de Najaarsnota gaat
opnemen voor volgend jaar? En hoe gaat hij die 2,4 miljard wegzetten in
de meerjarenbegroting?
Staatssecretaris Van Marum:
Dank u wel voor de vraag. Nee, er is geen tekort. We hebben aangegeven
dat er in totaal 2,4 miljard nodig is om Van Geel volledig uit te
voeren. We hebben ook aangegeven dat de capaciteit die nodig is om daar
volledig uitvoering aan te geven, er op dit moment nog niet is en dat
wij onze focus willen leggen daar waar er versterkt wordt en daar waar
we te maken hebben met schadeherstel. Met name bij de versterking
ontstaan de grootste verschillen en die proberen we nu ook op te lossen.
In de lopende processen heb ik de hiervoor benodigde budgetten
beschikbaar en wat ik extra nodig heb, is aangevraagd. Er is dus al met
al voldoende budget voorhanden.
De heer Holman (NSC):
Ik ga ervan uit dat het waar is wat de staatssecretaris zegt, maar dan
staat die 2,4 miljard dus gewoon op de meerjarenbegroting van dit
kabinet. Als dat zo is, voeren wij kennelijk een non-discussie over de
vraag of er wel of niet geld tekort is voor Van Geel.
Staatssecretaris Van Marum:
Ik kom hier in tweede termijn even op terug, want dan kan ik het
uitschrijven en het even helder maken.
De voorzitter:
In de tweede termijn. Meneer Bushoff, gaat uw gang.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Om daar dan aan toe te voegen: stel dat het antwoord van de
staatssecretaris zal zijn "het staat in die zin nog niet in de boeken",
wanneer verwacht de staatssecretaris die 2,4 miljard dan wel nodig te
hebben om die verschillen aan te pakken? Wellicht dat de
staatssecretaris die vraag ook kan meenemen naar de tweede
termijn.
Mijn vraag gaat over het feit dat de staatssecretaris zojuist aangaf dat
hij samen met de regio een routekaart ontwikkelt om de verschillen aan
te pakken en dat als uit die routekaart blijkt dat er meer nodig is, dat
dan maar zo is. Maar twee zinnen later zegt hij "ik heb voldoende
budget". Dan heeft het toch helemaal geen zin om de routekaart met de
regio uit te werken! Dan weten ze toch al wat er aan budget beschikbaar
is en maakt het — laat ik het netjes zeggen — helemaal geen snars uit
wat ze verder nog ontwikkelen in die routekaart.
Staatssecretaris Van Marum:
Dat maakt welzeker uit, zeg ik via de voorzitter tegen de heer Bushoff,
want wij gaan kijken wat waaronder valt. Je hebt schadeherstel en
versterking. Dat zijn potten waar zaken uit betaald worden. Daar worden
niet alle verschillen uit betaald. En je hebt potten voor ongelijkheden,
knelpuntenpotten waarmee je dit soort zaken kunt oplossen. Dan ga je wel
even kijken onder welke verantwoordelijkheid het valt: valt het onder de
verantwoordelijkheid van de NCG of van de gemeente om dat te doen?
Daarom wil ik ook naar die ene overheidsaanpak, zodat die bewoners daar
eigenlijk niks van merken. Maar je hebt wel hier en daar gescheiden
budgetten die ingezet worden om hetzelfde resultaat te kunnen
bereiken.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Hoe kan het nou dat je eigenlijk het eind van het proces van die
routekaart al weet? De staatssecretaris zegt namelijk klip-en-klaar "ik
heb voldoende budget", dus hij weet al wat de uitkomst gaat zijn van die
routekaart. Maar die routekaart moet nog wel opgesteld worden, samen met
de regio. Dat kan toch niet beide waar zijn? Het kan zo zijn dat die
routekaart wordt opgesteld door de lokale stuurgroepen en de gemeenten.
Daar komt dan iets uit. Dan zegt de staatssecretaris: ik zie dat ik nog
wat tekortkom. Dat zou een uitkomst kunnen zijn. Maar ik hoor hier de
staatssecretaris met honderd procent zekerheid zeggen: ik ga niet
tekortkomen, ongeacht wat de uitkomst is van die routekaart.
Staatssecretaris Van Marum:
Wij hebben het hier waarschijnlijk over verschillende zaken. Je hebt het
over een lange termijn en over de korte termijn. Voor de korte termijn
heb ik op dit moment genoeg.
De voorzitter:
Sorry, maar ik ga wel de interrupties beperken. Dit is uw zesde
interruptie, meneer Bushoff.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
De staatssecretaris zegt: ik heb genoeg geld. Ik denk dat de bewoners in
Groningen die zo meteen hun verschillen niet opgelost zien en de lokale
bestuurders die daar vervolgens voor aan de lat staan, daar een heel
andere kijk op hebben. Dus de vraag is dan wel een beetje: welk
perspectief is leidend? Waar baseert de staatssecretaris dan op dat zijn
perspectief het allerbeste is, en een betere keuze dan waar de inwoners
en lokale bestuurders zelf voor zullen gaan pleiten?
Staatssecretaris Van Marum:
De komende tijd worden die gesprekken gevoerd en wordt helder waar de
rollen en verantwoordelijkheden liggen en welke budgetten daarvoor
beschikbaar zijn. We hebben op dit moment nog een hele hoop geld in de
knelpuntenpot om zaken op te lossen. Daar gaan we de komende tijd mee
aan de gang met elkaar.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik heb toch een beetje het gevoel dat de Kamer hier verkeerd wordt
voorgelicht als de staatssecretaris zegt: voor de korte termijn heb ik
genoeg geld. Waarom vind ik dat, nog even los van die routekaart?
Onderdeel van Van Geel is die verduurzaming, met een soort drieslag. Er
is vorige week voor de korte termijn, die vandaag aan de orde is, een
plan gepresenteerd om dat uit te voeren, waarin beknibbeld of eigenlijk
bezuinigd is op wat Van Geel wil. Dus het klopt toch niet dat de
staatssecretaris hier zegt: voor de korte termijn heb ik genoeg geld?
Want er is daadwerkelijk al een bezuiniging doorgevoerd op het
rapport-Van Geel.
Staatssecretaris Van Marum:
Er is geen bezuiniging doorgevoerd op het rapport-Van Geel. Wat betreft
verduurzaming hebben wij juist gekeken wat nodig is om tot de isolatie-
en ventilatiestandaard te komen. U kunt nee schudden, maar dat is wel
zo. Vervolgens hebben wij gekeken naar de mensen die investeringen
hebben gedaan die eigenlijk boven die ventilatie- en isolatiestandaard
uitkwamen. Die mensen hebben vooropgelopen. Het zou kunnen zijn dat ze
een verkeerde indruk hebben gekregen in de eerste communicatie, waarna
ze wel triple glas in kozijnen hebben gezet. Ik heb ervoor gezorgd dat
er een hardheidsclausule in gekomen is om ervoor te zorgen dat mensen
die die investering wel gedaan hebben en gerekend hadden op die
percentages, wel geholpen worden. Maar er is een bepaalde datum
vastgesteld waarop de regeling wel volstrekt helder was. Het blijkt
gewoon dat je met HR++-glas en ventilatie tot die ventilatie- en
isolatiestandaard kunt komen. Daarnaast hebben we op verzoek van de
Kamer bekeken hoe mensen die triple glas in kozijnen willen, dat nog
kunnen doen. Daar is een landelijke regeling voor met een
30%-subsidie.
Mevrouw Beckerman (SP):
Nu wordt het verengd tot puur dat stukje over triple glas in kozijnen.
De ongelijkheid zit 'm erin dat er straten zijn waarbij het ene deel wel
in aanmerking komt voor de ruime regel, en het andere deel niet. Het is
weer nieuwe ongelijkheid. We hebben dorpen die midden in het
bevingsgebied liggen en al lang met schade kampen, maar waar om allerlei
redenen, die we allemaal kennen, minder versterkt is. Die worden gewoon
uitgezonderd van de ruimere regeling. Er is daadwerkelijk bezuinigd op
die regeling en vervolgens binnen die regeling weer een klein beetje
geschoven, zoals nu met die hardheidsclausule. We kunnen hier toch niet
net doen alsof dat niet waar is?
Staatssecretaris Van Marum:
Dan zien we dat volstrekt verschillend.
De voorzitter:
Vervolgt u uw beantwoording, alstublieft. Ik zit met een dilemma. Ik wil
het debat laten plaatsvinden, maar inmiddels hebben we nog drie
kwartier. Dan moeten we klaar zijn met het hele debat. U heeft zes
interrupties gebruikt, dus ik ga het echt beperken. Ik kan niet anders.
Anders moeten we een ander moment vinden om dit debat voort te zetten.
Ik zie al die mapjes nog liggen. Ik denk dat er nog 50 vragen openstaan.
Het zijn ook algemene teksten, hoor ik. Vervolgt u uw
beantwoording.
Staatssecretaris Van Marum:
Herkent de staatssecretaris het beeld dat de ingenieursbureaus sterk
afhankelijk zijn geworden van de financiering van de NCG? Zijn ze nog
wel onafhankelijk? Hoe kan de staatssecretaris dat borgen? Er is een
beperkt aantal bureaus dat dit werk kan doen. Daar hebben we ervaring
mee opgedaan. De onafhankelijkheid van de ingenieursbureaus waar de NCG
mee samenwerkt, is belangrijk voor de betrouwbaarheid van die rapporten.
De NCG heeft integriteit en onafhankelijkheid van de bureaus geregeld in
lijn met de Europese aanbestedingswetten. Een voorbeeld hiervan is een
integriteitsverklaring en het vierogenprincipe. Zo mag een bureau niet
betrokken zijn bij de review van eigen adviezen of rapporten.
Wil de staatssecretaris Herstel Groningen beloven dat de besluiten op
norm voorlopig niet onherroepelijk worden? Kan de bezwaartermijn
verlengd worden tot minimaal twee weken? Daar heb ik het al over gehad.
We zijn daar ruimhartig mee. Je moet bestuursrechtelijk zaken gaan
wijzigen. Het is mogelijk, maar dan maak je het wel onnodig moeilijk. We
gaan daar gewoon ruimhartig mee om.
Dan de vraag over nieuw opgeleverde versterkte huizen. Herken ik het
probleem van tocht, vocht, schimmel en puin in de tuin en wat kan ik
eraan doen? Welke kwaliteitseisen gelden er? Hoe wordt voorkomen dat
mensen eindeloos moeten bellen voor iets opgelost is? Zoals ik
aangegeven heb in mijn brief van 20 januari, begrijp ik de frustratie
van de bewoners in deze situatie. Daarom heb ik toegezegd in gesprek te
gaan met de gemeenten over toezicht op de bouw. Om bouwfouten zo veel
mogelijk te voorkomen, stelt de NCG kwaliteitseisen aan de versterking,
die in lijn zijn met de nationale eisen voor bouwtoezicht. Helaas kunnen
bouwfouten niet altijd voorkomen worden. Het is per slot van rekening
ook mensenwerk. De NCG is de bestaande processen voor bouwtoezicht aan
het doorlichten om te kijken wat we daar kunnen doen. Daarbij wordt ook
bijvoorbeeld de rol van de bouwtoezichthouder tegen het licht gehouden.
Daarnaast wordt de mogelijkheid voor bewoners om onder andere technische
ondersteuning te krijgen, uitgebreid. Dat geldt dus ook voor complexe
situaties met bouwfouten. Als er ondanks de verschillende waarborgen
toch fouten voorkomen, kunnen bewoners dat via hun bewonersbegeleider of
bewonerscontactcentrum melden en wordt er een oplossing gezocht.
De heer Bushoff heeft gevraagd naar batch 1588 en de afhandeling van de
meldingen bij het meldpunt. De NCG werkt samen met de gemeenten hard om
de 88 meldingen van bewoners uit batch 1588 uiterlijk in Q2 afgehandeld
te hebben, zodat deze bewoners weer door kunnen. Over 33 meldingen is
reeds een voorgenomen besluit genomen, maar er zijn ook nog 55 bewoners
die wachten op een besluit op hun melding. Deze bewoners hebben in
december een informatiebrief ontvangen waarin staat dat hun melding
nader wordt geanalyseerd. Bij 41 meldingen zien deze analyses op het
breder toepasbaar maken van de zogenaamde memo ondergrens. De memo
ondergrens wordt toegepast om te toetsen of het toegekende budget
voldoende is voor een functioneel vergelijkbare woning. Dit kan
perspectief bieden voor bewoners die nu nog wachten op een besluit op
een melding. Dit moet echt binnen enkele weken helder zijn. Ik zit
daarbovenop. Echter, niet in alle gevallen zal een vergoeding
plaatsvinden, omdat er ook bewoners zijn die al gekregen hebben waar ze
recht op hebben. Daar wil ik ook helder over zijn.
Dan maatregel 16, vergoeding eigen tijd. Mensen zeggen dat ze daar nog
steeds op wachten, dus wanneer komt die? Maatregel 16 is al in
uitvoering bij de NCG voor mensen in het versterkingstraject, maar het
klopt dat nog niet iedereen de vergoeding kan ontvangen. Voor de
uitbreiding van de scope van maatregel 16, zoals voorgesteld in de motie
van de leden Bushoff en Beckerman, geldt dat de financiële verwerking
hiervan wordt onderzocht. Een besluit over de dekking volgt dit
voorjaar. De Kamer ontvangt medio juni van dit jaar een brief over de
uitbreiding van de scope en de uitvoering van de motie.
Waarom neemt volgens de enquête van het Groninger Gasberaad het
percentage gedupeerden dat wacht op een vervolgstap in het
versterkingsproces toe? De resultaten zijn niet representatief voor alle
inwoners. Dat zeggen de onderzoekers zelf ook. Rijk, regio en NCG hebben
in 2021 afgesproken om bewoners zo snel mogelijk inzicht te geven in de
vraag of hun woning veilig is en bewoners daar duidelijkheid over te
geven. Het gevolg hiervan is dat het langer duurt voordat een
vervolgstap gezet kan worden. Hierdoor moeten sommige bewoners dus nog
een aantal jaar wachten voordat hun huis daadwerkelijk kan worden
versterkt. Doorlopende, goede communicatie is hierbij cruciaal. Ik heb
de NCG ook gevraagd om in te blijven zetten op het verbeteren van de
communicatie, bijvoorbeeld door blijvende scholing van de medewerkers
van het portaal en het verbeteren van de planstabiliteit, maar ook door
in de organisatie te kijken of daadwerkelijk wordt uitgevoerd wat we met
elkaar hebben afgesproken over de communicatie.
De heer De Groot vroeg naar de effectieve bouwtijd versus de geplande
bouwtijd voor maatregel 28. Maatregel 28 is van toepassing op bewoners
in de versterking voor wie de NCG een zware versterking met een bouwtijd
van minimaal vier maanden uitvoert. Hoewel de NCG de bouwtijd altijd zo
nauwkeurig mogelijk probeert te plannen, komt het soms voor dat de
werkelijke bouwtijd iets langer is dan in eerste instantie gepland was.
In deze gevallen doet de NCG zijn best om de bewoners alsnog maatregel
28 te bieden. Of dit mogelijk is, is afhankelijk van de impact van het
proces voor de isolatiemaatregelen op de versterkingsmaatregelen.
Bewoners houden uiteraard recht op maatregel 29 indien het meenemen van
de isolatiemaatregelen niet meer lukt.
De heer Bushoff vroeg welk verschil ik ga maken om ervoor te zorgen dat
we over een jaar niet op hetzelfde punt staan. In mijn recente
beleidsbrief over de versterking ben ik ingegaan op de vier principes
die voor mij leidend zijn, namelijk dat de overheid niemand vergeet,
zeker de zwaarst getroffen bewoners en de complexe gevallen niet, dat de
overheid proactief, doelmatig en rechtmatig te werk gaat, dat ze
luistert en handelt, en dat ze bij de versterkingsoperatie de veiligheid
centraal blijft stellen. Deze principes zijn ontstaan uit mijn
persoonlijke ervaringen in de talrijke gesprekken die ik met bewoners
heb gevoerd. Ik wil dat we niemand vergeten, juist niet de bewoners van
wie we weten dat hun problemen minder zichtbaar zijn of die zich minder
laten horen. Een proactieve, doelmatige en rechtvaardige overheid heb ik
dus hoog in het vaandel staan. Naar mijn mening is het cruciaal dat we
echt luisteren naar de bewoners, waarbij hun huis het centrale punt
vormt. Daarom heb ik ook met de NCG afgesproken om de casus van de
zwaarst getroffenen met urgentie op te pakken en de communicatie te
verbeteren.
De heer Kops vroeg mij met betrekking tot het besluit tot niet
versterken of we de bewoners in beeld hebben en wat ik ga doen om ervoor
te zorgen dat ze krijgen waar ze recht op hebben. Ongeveer 180 adressen
hebben tot op heden het besluit tot niet versterken ontvangen van de
NCG. In 21 gevallen is het besluit daarna weer ingetrokken, om
verschillende redenen. Deze besluiten zijn genomen omdat mensen hebben
aangegeven geen versterking meer te willen of omdat ze geen medewerking
willen verlenen aan het versterkingstraject. In beide gevallen moet de
NCG een besluit tot niet versterken nemen. Dit besluit is nooit
onherroepelijk. Deze adressen zijn dus in beeld bij de NCG. Wanneer de
bewoners zich ondanks een eerdere afmelding toch weer melden bij de NCG,
kunnen ze gewoon weer meedoen met het versterkingstraject.
De heer Kops vroeg ook nog of het tekort aan projectleiders bij de NCG
niet valt op te lossen. Om hoeveel fte's gaat het eigenlijk? Heeft de
staatssecretaris Herstel Groningen zelf geen ambtenaren die kunnen
bijspringen? Nou, mijn ambtenaren springen al heel hard en bijspringen
wordt heel lastig. De grootste risico's voor het tempo in de
versterkingsoperatie staan in de diepteanalyse. Beschikken over
onvoldoende medewerkers met de juiste kennis en vaardigheden is er daar
één van. Zoals ik aangegeven heb in mijn beleidsbrief, ga ik voor een
balans tussen snelheid en kwaliteit. Naar mijn mening is het echt
cruciaal dat we luisteren naar de bewoners, waarbij hun huis het
centrale punt vormt. Ik zie de jaarlijkse actualisatie van de
diepte-analyse als sturingsinstrument. Ik stuur deze maand nog de eerste
actualisatie van die diepte-analyse naar uw Kamer. De NCG maakt
inzichtelijk wat er nodig is op de verschillende risico's. Ik zal daar
ook op acteren indien nodig.
Dan gaan we naar het blokje verduurzamen.
De voorzitter:
Ik kijk even of er interrupties zijn. De heer Bushoff.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Ik heb een verduidelijkende vraag over maatregel 16. Wij begrepen dat er
inderdaad echt nog een aantal mensen wachten, dus ik hoop dat het snel
komt. Fijn dat voor batch 1588 Q2 in ieder geval gehaald gaat worden.
Maar mijn vraag is eigenlijk of ik het goed heb verstaan dat de
staatssecretaris zei dat voor de uitbreiding van maatregel 16 volgens de
Kameruitspraak, eerst nog besluitvorming moet plaatsvinden over de vraag
of die praktisch wordt uitgevoerd omdat er nog gekeken wordt naar de
dekking? Of heb ik dat verkeerd begrepen en wordt die gewoon
uitgevoerd?
Staatssecretaris Van Marum:
Die wordt gewoon uitgevoerd.
De voorzitter:
Zijn er nog andere interrupties aan het eind van dit blokje? Dat is niet
het geval. Dan ga ik het voorzitterschap overdragen omdat ik naar een
ander debat ga. Ik heb begrepen dat mevrouw Bikker dit taakje wil
overnemen. Dank u wel.
Voorzitter: Bikker
De voorzitter:
Dank aan collega De Groot. We wensen hem een goed debat en we vervolgen
ons debat. De staatssecretaris kan wat mij betreft verder met de
beantwoording. Ik geef wel aan dat we krap in de tijd zitten, dus waar
ik normaal gesproken een super vriendelijke voorzitter ben, zal ik nu
enigszins strak de vergadering moeten leiden. Dan weet u dat u het
daarmee moet doen. Gaat uw gang, staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Marum:
Dank u wel, voorzitter. Voordat ik inga op de specifieke vragen over de
isolatie-aanpak wil ik iets meer ingaan op de aanpak zelf en op waar we
nu staan. Ik kreeg daar ook vragen over van D66 en CDA. In Groningen en
Drenthe is de energiearmoede het grootst van heel Nederland. De woningen
zijn hier gemiddeld ouder en groter dan in de rest van het land en ze
gebruiken daardoor ook meer energie. Met Nij Begun heeft het toenmalige
kabinet daarom met maatregel 28 geregeld dat de isolatie-aanpak
gelijktijdig kan worden uitgevoerd met zware versterkingen van vier
maanden of langer. De NCG voert dat ook al uit sinds september
2023.
Daarnaast is met maatregel 29 1,65 miljard euro beschikbaar gesteld om
huizen te isoleren. Voor de woningen in Groningen en Noord-Drenthe is
daarmee het dubbele aan subsidies beschikbaar ten opzichte van de rest
van Nederland. Het doel is om het voor alle inwoners van Groningen en
Noord-Drenthe mogelijk te maken om voor 2035 hun woning goed te
isoleren, zodat zij kunnen profiteren van een comfortabele en
energiezuinige woning met een lage energierekening.
Op 6 maart zijn de uitgangspunten van de isolatie-aanpak door mijn
ambtsvoorganger gepresenteerd. De afgelopen maanden hebben we met de
regio samen hard gewerkt aan het uitwerken van de regeling uit maatregel
29. Ik vind het belangrijk dat de subsidieregeling goed, toegankelijk en
toepasbaar is voor alle bewoners. Om ervoor te zorgen dat die subsidie
voor iedereen beschikbaar is, gaan we alleen de maatregelen subsidiëren
die nodig zijn om te komen tot de standaardwoningisolatie. De
conceptsubsidieregeling heeft van 8 tot 27 januari ter consultatie
voorgelegen. Iedereen kon erop reageren. Er zijn heel veel reacties
binnengekomen van bewoners. In de media waren soms ook zorgen te lezen.
We hebben samen met de regio goed gekeken naar de reacties en de
subsidieregeling hierop aangepast.
Ik licht graag de belangrijkste wijziging toe. Een van de meest
voorkomende zorgen was dat de investeringen in triple glas en kozijnen
niet vergoed konden worden. Dit terwijl sommige bewoners die dachten dat
dit wél zo was, deze investering al hadden gedaan. Triple glas en het
vervangen van kozijnen zijn niet nodig voor het bereiken van de
standaardwoningisolatie. HR++-glas is hiervoor voldoende. Maar ik heb de
zorgen goed gehoord. Samen met de regio hebben we gekeken wat we hieraan
konden doen. Het uitgangspunt was dat inwoners van Groningen en
Noord-Drenthe voor triple glas en kozijnen minimaal dezelfde subsidie
kunnen krijgen als andere mensen in Nederland. Voor de bewoners die de
investering al gedaan hadden, hebben we een vorm van coulance toegepast
en hebben we besloten dat bewoners 30% subsidie kunnen ontvangen wanneer
zij ervoor kiezen triple glas in combinatie met kozijnen toe te passen.
Hiervoor kunnen zij terecht bij hetzelfde loket als voor maatregel 29.
Iedereen die al heeft geïnvesteerd, krijgt de subsidie die zij volgens
de uitgangspunten van 6 maart hadden kunnen verwachten, namelijk 50% of
100%. Bovendien geldt dat de extra isolatie van triple glas ten opzichte
van dubbel glas, dus HR++-glas, niet heel groot is en dat bij het kiezen
voor triple glas in combinatie met kozijnen de eigen bijdrage in alle
gevallen wel een stuk hoger ligt. In veel gevallen zal het dus
voordeliger zijn om HR++-glas toe te passen en andere delen van de
woning ook goed te isoleren om zo de standaardwoningisolatie te
behalen.
Met dit besluit verwachten we dat we in afstemming met de regio aan de
verschillende doelgroepen en wensen optimaal tegemoetkomen, maar dat we
ook de bredere doelstelling, namelijk voldoende subsidie voor iedereen,
niet uit het oog verliezen. Op 10 maart 2025 is de regeling in voorhang
gegaan bij uw Kamer. De minister van VRO en ik wachten uw vragen in het
schriftelijk overleg over de regeling af. Daarna kan uw Kamer de
antwoorden hierop in de eerste helft van april verwachten.
Voor de bewoners komt er één loket waar zij terechtkunnen met hun
subsidieaanvraag. Het streven is om dit loket na de zomer van 2025 te
openen. Voor de terugwerkende kracht opent het loket nog voor de zomer.
Bewoners die dat willen, kunnen bij het isoleren van hun woning worden
geholpen, bijvoorbeeld bij het aanvragen van een subsidie. Het opstellen
van een woningplan is daar ook onderdeel van. Daarmee krijgen de
bewoners dus ook inzicht in welke maatregelen ze het beste kunnen nemen
voor de uitvoering van isolatie en in de afhandeling van de subsidie en
financiering.
Voorbereidende werkzaamheden voor deze ondersteuning zijn gericht op
prioritaire bewonersgroepen in buurten. Zij kunnen na de zomer als
eerste postcodegewijs van start gaan met het verlagen van de
energierekening en de verbetering van de duurzaamheid en het
wooncomfort. Er wordt nauw samengewerkt met het Nationaal Warmtefonds
indien bewoners extra financiering nodig hebben om hun woning te
isoleren.
Verder wil ik mijn besluit om isolatie te combineren met lichte
versterking toelichten. De NCG heeft een proef uitgevoerd voor het
combineren van lichte versterking en isolatiewerkzaamheden. Hierbij is
onder andere onderzocht wat het effect zou zijn op de voortgang van de
versterking als de NCG die combinatie breder zou aanbieden. Uit het
rapport hierover blijkt dat het meenemen van isolatie bij lichte
versterking over het algemeen zorgt voor een hogere
bewonerstevredenheid. Dat is belangrijk voor mij. De gesprekken aan de
keukentafel met de betreffende bewoners worden ook als prettiger ervaren
door de bewonersbegeleiders, en ook door de bewoners zelf; dat is
natuurlijk het belangrijkste. Het proces rondom de versterking per
woning wordt hiermee makkelijker. Over de hele versterkingsoperatie
levert het wel een beperkte vertraging op. Maar door de combinatie
hoeven de bewoners niet twee keer in het stof te zitten. Een vertraging
van een kwartaal tot maximaal een jaar acht ik aanvaardbaar. Op dit
moment is de NCG nog bezig met de voorbereidende werkzaamheden die nodig
zijn om het besluit in april te starten. Hiervoor kunnen ze ook kijken
welke bewoners voor welke versterking in aanmerking komen. Sommige
versterkingen zijn al in een te ver gevorderd stadium om deze
verduurzaming nog mee te nemen. Voor bewoners bij wie dit aan de orde
is, wordt samen met de gemeente gekeken naar de wijze waarop deze
bewoners ontzorgd kunnen worden.
Mevrouw Vedder vroeg of de NCG na de Voorjaarsnota gelijk aan de slag
kan met het uitvoeren van maatregel 29. Op dit moment is de NCG nog
bezig met de voorbereidende werkzaamheden die nodig zijn om het
combineren van lichte versterking en isolatiewerkzaamheden te starten.
De gesprekken aan de keukentafel met de bewoners zullen eerst worden
gevoerd. Zodra de Voorjaarsnota definitief is, zal de NCG snel aan de
slag kunnen met het uitvoeren van de isolatiemaatregel in combinatie met
versterking.
De heer De Groot vroeg naar de vergoeding van 30% voor triple glas en
kozijnen. Waarom is er voor dit percentage gekozen? Triple glas en het
vervangen van kozijnen zijn dus niet nodig voor het bereiken van de
standaardwoningisolatie. HR++-glas is hiervoor voldoende. Maar tijdens
de internetconsultatie zijn hier dus veel reacties over gekomen. Die
gingen over triple glas en kozijnen. Samen met de regio hebben we dus
bekeken wat we hiermee konden doen. Het uitgangspunt was dat inwoners
van Groningen en Noord-Drenthe voor triple glas en kozijnen minimaal
dezelfde subsidie kunnen krijgen als andere inwoners van Nederland.
Daarom is besloten dat bewoners 30% subsidie kunnen ontvangen wanneer
zij ervoor kiezen triple glas in combinatie met kozijnen toe te passen.
Hiervoor kunnen ze terecht bij hetzelfde loket als voor maatregel
29.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even rond of er vragen zijn over dit blokje. Dat is
niet het geval, dus kunnen we rapido door.
Staatssecretaris Van Marum:
Dan gaan we naar het kopje perspectief en sociale en economische agenda.
Ik ben heel trots dat we ook de afgelopen periode stappen hebben gezet
om perspectief te bieden aan de inwoners van Groningen en Noord-Drenthe.
Als coördinerend bewindspersoon ben ik verantwoordelijk voor beide
agenda's. Daar kreeg ik ook een vraag over van de heer Bamenga. De
kwartiermaker Henk Nijboer heeft eind januari de sociale agenda
gepresenteerd. Op 6 maart heeft Jakob Klompien hetzelfde gedaan voor de
economische agenda. Samen moeten ze ervoor zorgen dat de brede welvaart
in de regio toeneemt en groeit richting ten minste het niveau in de rest
van Nederland.
De lat moet daarbij hoog liggen. De sociale en economische agenda moeten
structureel zichtbare en coherente verbeteringen realiseren, waar alle
bewoners van moeten profiteren. Dit is ook wat hen bindt. De heer Holman
en mevrouw Vedder vroegen daar ook terecht aandacht voor. Voor de
sociale agenda is het mogelijk om de middelen al te koppelen aan
specifieke programma's en de bijbehorende financiën. De economische
agenda is een investeringskader om flexibel in te kunnen spelen op waar
de regio goed in is en op nieuwe technologische inzichten en
investeringsbehoeften. Dit maakt het logisch dat er nog geen directe
koppeling is tussen de doelen en waar het geld aan besteed is. Ik heb er
heel veel vertrouwen in dat beide agenda's een goede houvast bieden om
de middelen die wij hebben, ook goed te gaan besteden. De heer Holman
stelde daar ook een vraag over. Het is belangrijk dat mensen graag wonen
en werken in Groningen en Noord-Drenthe, een goede boterham kunnen
verdienen en zich verbonden voelen met de gemeenschap.
Vele honderden inwoners, experts, bestuurders, ondernemers en anderen
hebben hier ook aan bijgedragen. Het zijn daarmee echt twee producten
van en voor Groningen en Noord-Drenthe. Die sociale agenda heeft de
volgende hoofdpunten: het stimuleren van gemeenschapszin en trots, er
eerder bij zijn — jongeren geven bijvoorbeeld aan dat steun of hulp
moeilijk of pas laat te krijgen is — en het aanpakken van structurele
problemen met onderwijsachterstanden, armoede, laaggeletterdheid en
gezondheid.
Voor mij is aandacht voor kinderen en jongeren ontzettend belangrijk. We
investeren in jeugd en jongeren, zodat ze een betere toekomst in de
regio krijgen. Daarnaast is het voor mij echt belangrijk dat we
investeren in die ecosystemen van onderwijs en bedrijfsleven, en dat we
dat echt op elkaar aan laten sluiten, zodat we mooie en belangrijke
opgaven gaan oplossen in combinatie met de zorg.
De komende periode gaat de kwartiermaker Henk Nijboer een start maken
met zestien maatregelen. In de economische agenda daarentegen zit een
investering ter waarde van 100 miljoen per jaar voor de komende 30 jaar.
De Groningers en Noord-Drentenaren kunnen zo meeprofiteren van een
gezonde en aantrekkelijke leefomgeving, met meer bedrijven en
investeringen, meer export en een verbeterd ondernemersklimaat, waardoor
het talent behouden blijft. Ook hier gaat het weer om goed
functionerende ecosystemen, waarin bedrijven, kennisinstellingen én
overheden elkaar beter weten te vinden en waaraan ze allemaal hun
steentje kunnen bijdragen.
De agenda sluit aan op thema's waar de regio goed in is: een sterke
landbouwsector, een innovatieve gezondheidssector, duurzame energie,
vrijetijdseconomie, en een schone en groene industrie. Nu beide agenda's
in concept gepresenteerd zijn, gaan we een nieuwe fase in, waarbij die
agenda's ook tot uitvoering moeten komen. Dat doen we samen met de
regio. Sleutelwoorden daarbij zijn: onafhankelijk, zorgvuldig,
transparant.
In antwoord op de vraag van de heer De Groot kan ik zeggen dat de
uitvoering van die economische agenda inderdaad zal plaatsvinden tussen
ondernemers, kennisinstellingen en overheden, de zogenaamde triple
helix, met besluitvorming door de deskundigen en op afstand van de
politiek.
Mevrouw Vedder vroeg of de raadsleden en Statenleden voldoende betrokken
blijven. Ik wil bestuurlijke drukte voorkomen, en dus niet iedereen
overal over mee laten praten, en zorgen dat de investeringsbeslissingen
niet worden gekaapt door de waan van de dag — uiteraard met een gepaste
vorm van verantwoording aan de volksvertegenwoordiging.
Mevrouw Bikker vroeg om de uitvoering zo veel mogelijk via de bestaande
organisaties te laten verlopen. We gaan zeker ook voortbouwen op de
bestaande initiatieven en structuren. Tegelijkertijd gaan we ook kijken
waar het efficiënter kan. Zoals de heer Bamenga ook ten aanzien van de
armoede bepleitte, sluiten wij aan bij de bestaande programma's in
Groningen, zoals Kansen voor Kinderen.
Bij de uitvoering hoort ook een goede inzet van financiële middelen. Op
dit moment wordt er onderzocht welke instrumenten daarbij ingezet kunnen
worden. Hierbij wordt bij de economische agenda ook al gekeken naar de
inzet van een fondsenstructuur, al dan niet revolverend.
Tot slot. Deze middelen zijn bedoeld om sociaal en economisch
perspectief te bieden voor de inwoners van Groningen en Noord-Drenthe.
Dat is een plus op wat anderen al doen. Ze zijn dus niet bedoeld voor
het opvullen van gaten in begrotingen, voor grote infrastructurele
projecten of voor reguliere taken van andere overheden. De heren Bamenga
en De Groot vroegen daar terecht naar. Ik ben het ook eens met hen dat
de agenda's echt iets extra's voor de regio moeten toevoegen, en het
beleid van de gemeenten juist moeten ondersteunen. Ten aanzien van de
inzet van middelen uit het Gemeentefonds en Provinciefonds verwijs ik
graag naar de minister van BZK als eindverantwoordelijke. Weet dat ik
het kabinet ook wijs op het belang en de noodzaak van een goede
structuur aldaar, anders komen we met het verbeteren van Groningen ook
niet verder.
Op vragen van de heer Bamenga en de heer De Groot zeg ik dat u mij kunt
aanspreken op het ontwikkelen van de relevante indicatoren van de brede
welvaart in Groningen en Noord-Drenthe. Daartoe wordt op 15 april de
Staat van Groningen gepubliceerd, het monitoringsapparaat dat deze
ontwikkelingen in beeld brengt. Hierin zullen wij ook jaarlijks over de
voortgang rapporteren.
Tot slot vroeg de heer Bamenga nog welke signalen ik vanuit de regio heb
ontvangen. Tot dusverre waren dat heel positieve signalen. Er zijn wel
aandachtspunten benoemd over de uitvoering van beide agenda's. Die
betrek ik bij de verdere uitwerking van het uitvoeringsprogramma en de
uitvoeringsstructuur.
Dan heb ik nog een aantal losse vragen, die niet in mijn algemene
spreektekst zaten.
De voorzitter:
Bent u nu aangekomen bij het blokje overig? Of sluit dit aan bij de
sociale en economische agenda?
Staatssecretaris Van Marum:
Dat sluit hierop aan. De heer Holman vroeg naar de opslag van kernafval
en de zorgen die daarover in de regio leven. Hij vraagt of ik kan
uitsluiten dat de opslag van kernafval hier plaatsvindt. We hebben
hierover contact gehad met het ministerie van IenW, dat hier strikt
genomen over gaat. Ik kan het volgende daarover zeggen. Momenteel wordt
er nog geen onderzoek gedaan naar concrete locaties voor de eindberging
voor deze zomer. Er is dus ook nog geen locatie in beeld en ook nog geen
locatie uitgekozen. Wat nu wel gebeurt, is een onderzoek, bijvoorbeeld
naar de geschiktheid van verschillende soorten aardlagen in de
ondergrond. Ook andere opties worden onderzocht, bijvoorbeeld
eindberging samen met België. Er komt een zeer zorgvuldig stapsgewijs
proces om te bepalen op welke locatie en in welke vorm de eindberging
plaatsvindt. Het proces van deze locatiekeuze start na 2027 in
participatieve vorm, dus met betrokkenheid van de belanghebbenden.
Dan de vraag van de heer Holman of ik de verantwoordelijkheid voor het
opzetten van de projecten voor beide agenda's niet gedeeltelijk bij de
gemeenten zou moeten neerleggen, inclusief een deel van de financiële
middelen hiervoor. We staan als Rijk samen met de regio's aan de lat
voor de uitvoering van deze beide agenda's, maar de langetermijnagenda's
vragen om een bovenlokale, regionale aanpak. Zo voorkomen we
versnippering. Zo worden interventies uit de sociale agenda en het
uitvoeringsplan van de economische agenda in de gezamenlijke teams van
Rijk en regio verwerkt. Gemeenten zijn nauw betrokken bij de
kwartiermakerij. Daarmee is er sprake van een gezamenlijke
verantwoordelijkheid voor wat betreft de opzet, uitvoering en de uitgave
van de middelen voor het bereiken van de doelen van beide
agenda's.
Dan de vraag van mevrouw Bikker of ik herken dat er sprake is van een
tekort aan ambtenaren bij gemeenten, mede als gevolg van de vergrijzing,
voor de uitvoering van Nij Begun. Ik herken het probleem van de
vergrijzing en het personeelstekort. Het is een uitdaging om dat op te
lossen, maar ik zie ook kansen voor een andere manier van samenwerking
in de regio en tussen Rijk en regio. Een mooi voorbeeld is de
samenwerking in de teams van de kwartiermakers, waarbij mensen uit mijn
team en andere departementen twee dagen in de week in Groningen werken.
Het gaat dus niet altijd om meer geld, maar ook om slim samenwerken,
zoals door gebruik te maken van regionale flexpools. Dit biedt de kans
om specifieke expertise aan te trekken, die je in een gemeente niet
alleen kunt inzetten. Ook kan bovenlokale samenwerking voor ambtenaren
een uitdaging bieden.
Als laatste de vraag van mevrouw Bikker of ik me wil inspannen om een zo
groot mogelijk deel van de uitvoering via de bestaande organisaties of
verenigingen, ook van vrijwilligers, te laten lopen, met zo min mogelijk
verantwoording. Ik heb gezegd dat ik voort wil bouwen op bestaande
initiatieven en structuren en dat ik daarbovenop niet allerlei nieuwe
dingen wil bouwen. Er is al genoeg bestuurlijke drukte. Dat betekent
niet per se dat we alles bij het oude houden. Soms moet je ook samen
zeggen: dit hebben we niet meer nodig, dit gaan we anders doen of we
gaan dingen samenvoegen. Ik denk bijvoorbeeld dat het een goed idee is
om het NPG op te laten gaan in de nieuwe uitvoeringsstructuur van de
economische agenda.
De voorzitter:
Dank aan de staatssecretaris voor dit blokje. Ik zie dat er meerdere
vragen zijn. Allereerst meldde zich mevrouw Vedder.
Mevrouw Vedder (CDA):
Ik hoorde de staatssecretaris zojuist zijn zorgen uitspreken over dat de
agenda's worden gekaapt door de waan van de dag. Eerlijk gezegd denk ik
dat als we daar bezorgd over zijn, we vooral naar de laag van de
rijksoverheid moeten kijken en niet naar de laag van de gemeentes. Want
als er een overheidslaag is die consequent, al decennialang, aan het
belang van zijn inwoners loopt te trekken, dan zijn het de gemeentes
wel. Ik hoorde de staatssecretaris ook zeggen: ik wil hen niet belasten
met de bestuurlijke druk. Maar zijn de gemeentes het daar zelf mee eens?
Ik krijg namelijk signalen van gemeenteraadsleden die er dus bezorgd
over zijn of ze wel genoeg betrokken blijven bij de uitvoering van deze
agenda's. Ik heb het model bestudeerd en dacht dat die zorgen misschien
wel onterecht waren, maar nu maak ik me ook zorgen.
Staatssecretaris Van Marum:
Ik denk dat dit model ervoor zorgt dat de hoofddoelen die in de diverse
agenda's benoemd zijn, goed geborgd zijn. Ik denk dat met name in de
sociale agenda hele goede en duidelijke projecten staan, waarvoor de
gemeenten in goede samenwerking met de kwartiermaker middelen in kunnen
zetten. Dus daar maak ik mij niet zo heel veel zorgen over. Wel is het
zo dat als je met bepaalde projecten in de economische agenda
ecosystemen van bedrijvigheid in de regio wilt ondersteunen, om die te
kunnen versterken, je enigermate slagvaardig moet zijn. Als je dan van
elke gemeente in de provincie mensen erbij gaat zetten, die overal nog
weer wat van moeten vinden en op de komma's en punten nog commentaar
moeten leveren, dan kom je niet verder met het verhaal. Dus ja, ze zijn
betrokken; ik denk dat met name de sociale agenda heel dicht bij die
gemeentes zelf ligt. In de economische agenda staan er ook wel zaken die
wat hoog over zijn, die meer op een deskundig niveau bekeken worden om
er richting aan te geven. Daarmee zeg ik niet dat gemeenten ondeskundig
zouden zijn, maar er wordt wel gekeken of projecten op elkaar aanlijnen
en of er een goede bedrijfsmatige structuur onder zit, zodat ze
daadwerkelijk kunnen gaan vliegen in de regio.
De voorzitter:
Mevrouw Vedder, kort en in laatste instantie.
Mevrouw Vedder (CDA):
De kern van wat er telkens misgaat in Groningen is toch dat we de mensen
niet horen? De staatssecretaris heeft zelf in zijn Kamerbrieven
opgeschreven dat hij "de mens centraal wil stellen". En als "de mens"
zich door iemand vertegenwoordigd voelt, zeker in Groningen, dan is het
door de gemeentes. Dus hoe kan de staatssecretaris nou zeggen: we willen
niet dat gemeentes zich met punten en komma's gaan bezighouden?
Staatssecretaris Van Marum:
Wij hebben in het voortraject heel duidelijk de gelegenheid gegeven aan
alle inwoners van Groningen en Noord-Drenthe om hun input te leveren op
deze agenda's. Deze agenda's zijn nu vastgesteld en moeten tot
uitvoering komen. Als de randvoorwaarden van die uitvoering vaststaan,
dan moet je er ook voor zorgen dat je slagvaardig kunt zijn om dingen in
gang te zetten. Als je vervolgens weer langs allerlei gremia moet om tot
uitvoering te komen, dan is de slagvaardigheid weg en komen die agenda's
niet aan de draai. In de structuur die is neergezet voor de economische
agenda wordt er vanuit een expertgroep gekeken naar de projecten die
kansrijk zijn en die bijdragen aan het goede ecosysteem, zoals verwoord
in het verhaal. Vervolgens ligt er een financiële verantwoording voor de
bestuurlijke lagen op de laag daarna.
De heer Holman (NSC):
Toen we op werkbezoek naar Groningen gingen, was ik heel enthousiast,
maar nu neemt mijn enthousiasme met de beantwoording van de
staatssecretaris ongeveer per minuut af. Het betoog dat de
staatssecretaris houdt over de besteding van de twee keer 100 miljoen
vind ik zo klassiek en zo traditioneel. Het gaat volgens een
bestuursmodel waarbij je de bewoners eigenlijk niet serieus neemt en je
niet daadwerkelijk iets voor ze wil betekenen. De economische agenda is
heel hoog over voor wat betreft waar de regio goed in is, de industrie
en dat soort zaken. Het is voor de economische ontwikkelingen van
Groningen heel goed, maar daar hebben bewoners niet direct wat aan. De
sociale agenda is heel erg gericht op de mensen met een achterstand. Ik
noem scholing en zorg. Dat is heel terecht; dat moet je vooral doen.
Maar er is nog een hele categorie gewone Groningers. Zij willen gewoon
ook wat. De vraag is waarom de staatssecretaris de gemeenten niet de
verantwoordelijkheid wil geven. Het argument is bestuurlijke drukte. Dat
snap ik niet. Waarom wordt er niet gewoon gezegd: besteed het aan je
dorp, besteed het direct aan je mensen en voer het zelf uit? Dan ben je
laag bezig, met mensen die direct betrokken en efficiënt zijn. Ik geloof
helemaal niet in het verhaal over bestuurlijke drukte en de efficiëntie
van geldbesteding zoals de staatssecretaris dat schetst.
Staatssecretaris Van Marum:
Wij hebben daar in het voortraject met alle bestuurlijke lagen over
gesproken. We zijn tot deze agenda's gekomen. We zijn ook tot een
uitvoeringsstructuur gekomen. Daar hou ik mij in die zin ook aan
vast.
De heer Holman (NSC):
Het een bijt het ander toch niet? Je kunt in die agenda ook een model
kiezen waarmee je het doet met betrokkenheid van burgers en gemeentes,
mensen die zelf weten waar het over gaat. Ik heb ook nog even een tweede
vraag. We hebben geen antwoord gehad op de vraag wat er gebeurt met de
onderbesteding van de eventuele gelden.
Staatssecretaris Van Marum:
De tweede vraag heb ik wel beantwoord, volgens mij in een stukje
algemene tekst. Dat blijft eventueel in een fondsstructuur. Zou u het
eerste deel nog even kunnen herhalen, meneer Holman?
De heer Holman (NSC):
Waarom heeft de staatssecretaris er geen vertrouwen in dat gemeentes het
geld — als voorbeeld noem ik 5 miljoen per jaar — goed kunnen besteden?
Dat is echt in het belang van de gewone Groninger in zijn eigen dorp.
Daar varen de mensen in het dorp wel bij.
Staatssecretaris Van Marum:
Ik zeg niet dat ik daar geen vertrouwen in heb. Ik zeg dat daarover in
de agenda's een andere keuze is gemaakt. Dat is in samenspraak met de
regio — de gemeentes uit de provincie hebben aan tafel gezeten — op deze
manier in die agenda's terechtgekomen. Het is trouwens een levend
document, om het zo maar te zeggen. Er zitten momenten in dat je het
kunt evalueren. Ik neem dus aan dat er ruimte zit om erop te
interveniëren als het niet naar de zin gaat.
De voorzitter:
Ik zie dat u het nog niet helemaal eens bent, maar omwille van de tijd
moeten we door. Mevrouw Beckerman, ik zie dat u vijf keer heeft
geïnterrumpeerd. U krijgt wel de kans, maar hou het graag kort. Dan
komen we namelijk nog toe aan de andere blokjes.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ja, voorzitter. Als ik het over het hele debat genomen even samenvat,
dan vind ik de verhouding van de staatssecretaris met en zijn houding
tegenover gemeentes wel wat schurend. Bij deze sociale en economische
agenda's wordt gezegd: het is allemaal wel lastig, want het is
bedrijfsmatig en hoog over. Er wordt bijna de indruk gewekt dat ze het
niet kunnen. Over ongelijkheid werden antwoorden gegeven als: wat
gemeentes zeiden, zal allemaal wel niet zo waar zijn. Tegelijkertijd zie
ik dat heel veel concrete vragen gewoon letterlijk over de schutting
worden gegooid. Op onze vraag over 1588 werd bijvoorbeeld gezegd: de
gemeente moet dat huis maar opkopen. Op onze vraag over kwijtschelding
werd gezegd: dat moeten de gemeentes allemaal maar regelen. Gaat het wel
goed in de bestuurlijke verhoudingen op deze manier?
Staatssecretaris Van Marum:
Volgens mij krijg ik een hele batterij vragen. Eigenlijk wil ik even de
kern pakken: gaat het wel goed in de verhouding met de gemeenten? Wat
mij betreft hebben we de komende tijd juist over dit soort zaken
overleg. We moeten zien dat we dit soort dingen op een goeie manier
neerleggen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Kort, voorzitter. Ik ben tien jaar Statenlid geweest in Groningen. Van
van alles had ik geen verstand. Maar als de Groninger Staten — ik ga
niet voor raden spreken — invloed hadden gehad op bijvoorbeeld het
niveau en de hoogte van de gaswinning, was het niet zo enorm misgegaan.
Uiteindelijk konden we naar de Raad van State. Juist zeggenschap van
onderop, van volksvertegenwoordigers, had een heleboel van de ellende
waar we nu in zitten, kunnen voorkomen. Erkent de staatssecretaris dat?
Ik heb namelijk nu soms het gevoel dat we weer dezelfde fout gaan maken
als de fout die we de afgelopen jaren hebben gemaakt.
Staatssecretaris Van Marum:
Dat erkent de staatssecretaris niet. De staatssecretaris erkent zeker
dat we moeten luisteren naar de input van onderaf, maar heeft ook
vastgesteld dat wij daar in dit proces volop gebruik van hebben gemaakt
om tot die economische en sociale agenda te komen. Maar om nu te zeggen
dat er niet geluisterd wordt en dat er geen aandacht voor die gemeenten
is ... Dat is naar mijn idee een foute voorstelling van zaken. Ja, wij
moeten in goed contact blijven, en de gezamenlijke raden en staten zijn
ook nog steeds betrokken bij een hele hoop zaken, maar we gaan nu in de
richting van de uitvoering van agenda's. Daar hebben we een bepaalde
structuur voor gekozen en daar gaan we eerst mee aan de gang. Mocht een
herijking nodig zijn, dan zitten er altijd nog evaluatiemomenten
in.
De voorzitter:
We ronden dit blok af. Ik zie dat het 13.50 uur is. De staatssecretaris
moet nog drie blokken doen. De mapjes zijn wel dunner dan de eerste
mapjes, zie ik. Hij heeft laten doorschemeren dat in zijn inleidende
tekst een heel aantal vragen wordt beantwoordt en dat hij daarna nog
specifieke antwoorden kan geven. Ik kan me voorstellen dat de
staatssecretaris zich beperkt tot de inleidende teksten en de specifieke
antwoorden nazendt. Dan inventariseren we even of er andere zaken zijn
die in de schriftelijke beantwoording gedaan moeten worden. Daarmee doe
ik een procedurevoorstel aan de collega's. Vanzelfsprekend is er zo de
mogelijkheid een tweeminutendebat aan te vragen want ik kan zoiets aan
mijn theewater aan voelen komen. Vanzelfsprekend is het belangrijk dat
de staatssecretaris de complete beantwoording kan doen, dus waar dat nu
niet gelukt is, kan hij dat schriftelijk nazenden. Is dat akkoord voor
de collega's?
Ja. Dank daarvoor. Is de staatssecretaris daar ook akkoord mee? Hij is
tenslotte onze gast.
Staatssecretaris Van Marum:
Ik kom een heel eind.
De voorzitter:
Dan gaan we dat zo doen. Gaat uw gang.
Staatssecretaris Van Marum:
Ik heb het nu over schade. De afgelopen tijd is er veel veranderd in de
schadeafhandeling. De uitvoering van de belangrijke maatregelen uit Nij
Begun is in volle gang. Het IMG investeert daarbij in de ondersteuning
van de bewoners: meer persoonlijk contact, steunpunten en
zaakbegeleiders. Ik hoor ook vanuit uw Kamer zojuist een duidelijke
oproep om deze persoonsgerichte benadering voort te zetten, en dat gaan
we ook zeker doen. Samen met de regio werk ik aan een betere
samenwerking tussen de betrokken instanties om als één overheid op te
kunnen treden richting de bewoners. Ik zie dat we de goede kant op gaan.
Het rapport Stap verder laat dat ook zien. Ik hoop dat u dat zelf ook
onlangs gehoord hebt bij uw werkbezoek.
Maar we zijn er nog niet. In mijn gesprekken met de bewoners hoor ik nog
steeds signalen over dingen die beter kunnen en moeten. Tegelijkertijd
is goede uitvoering gebaat bij rust en bij niet steeds nieuwe
wijzigingen. Het is dus aan mij om daar een juiste balans in te vinden.
Mijn ideeën daarover heeft u ook kunnen lezen in de brief over
schadeafhandeling die ik aan uw Kamer heb gestuurd. U heeft mij bevraagd
op een aantal verschillende onderwerpen die raken aan de
schadeafhandeling.
Dan heb ik in het volgende blokje alleen één vraag van mevrouw Vedder.
Die heeft gevraagd of ik bereid ben een technische briefing over de
lopende juridische procedures met de NAM en haar aandeelhouders te
faciliteren. Daar ben ik toe bereid.
Dan heb ik nog het mapje overig, en daar zitten nog een paar losse
vragen in. Mevrouw Bikker en meneer Holman vroegen wat er gebeurt als er
sprake is van onderuitputting en of de middelen beschikbaar blijven voor
de regio. Mevrouw Bikker vraagt daarbij naar de mogelijkheid van een
Groninger fonds. Zoals ik eerder aan uw Kamer heb gemeld, blijven alle
middelen voor Groningen beschikbaar voor Groningers en Noord-Drenten.
Dat is ook vastgelegd in het regeerprogramma. Als er sprake is van
onderuitputting, ga ik met Financiën in gesprek om het overgebleven
bedrag toe te voegen aan het lopende begrotingsjaar. Dat doe ik ook dit
jaar, waarmee ik de begrotingscyclus van het Rijk volg. Middelen blijven
hierbij dus behouden. Ik ben niet direct een voorstander van een fonds
voor het totaal van de middelen voor Groningen, maar kan wel kijken waar
dat wél handig voor kan zijn. Dat neemt niet weg dat voor de uitvoering
van de economische agenda wordt onderzocht of een fonds voor dit deel
een behulpzaam instrument kan zijn. Een fonds kent echter ook nadelen.
Voor het oprichten van een begrotingsfonds is een instellingswet nodig.
Dat kost niet alleen veel tijd, maar brengt ook hoge uitvoeringskosten
met zich mee. Bovendien worden begrotingsfondsen vaak gekort, zodat ze
zeker geen garantie bieden voor het behoud van de middelen. Daar moeten
we dus wel zorgvuldig mee zijn.
Dan nog een vraag van de heer Bamenga: hoe ziet de Belastingdienst
vergoedingen die worden uitgekeerd voor schade? Kan de staatssecretaris
Herstel Groningen aangeven dat dit niet als inkomen wordt gezien en dus
geen invloed heeft op toeslagen? De Belastingdienst ziet
schadevergoedingen die op een rekening van de bewoners staan als
vermogen. Dit kan leiden tot fiscale gevolgen, zoals het verlies van
toeslagen. Daarom neem ik maatregelen om dit zo veel mogelijk te
voorkomen. De NCG stelt bijvoorbeeld de uitbetaling van vergoedingen uit
tot na 1 januari als ze aan het eind van het jaar zijn toegekend. Verder
zijn er al uitzonderingen voor immateriële schadevergoedingen en
vergoedingen voor herstel die de NCG en het IMG in natura uitvoeren:
deze vergoedingen tellen niet mee voor de vermogenstoets voor de
toeslagen. De bewoners hoeven ze ook niet op te geven bij de
belastingaangifte. Ik blijf werken aan oplossingen om te voorkomen dat
bewoners meer belastingen moeten betalen of toeslagen verliezen. Ik zal
daar ook aandacht voor blijven vragen bij de regionale overheden die
over de lokale heffingen gaan. Als bewoners door een schadevergoeding
toch toeslagen verliezen of extra belasting moeten betalen, vergoeden de
NCG en het IMG dat.
Ik heb nog vier vragen vanuit het vorige blokje. Die kan ik nu direct
doen.
De voorzitter:
Doet u die maar meteen. Dat scheelt.
Staatssecretaris Van Marum:
De heren Kops en Pierik hebben vragen gesteld over de zwaarst
gedupeerden. De heer Kops vroeg specifiek naar het aantal inwoners met
afgewezen NAM-schades. Op circa 24.000 adressen zijn schades behandeld
door de NAM en het CVW. Daarnaast zijn er ruim 30.000 adressen waar
schade is behandeld door zowel de NAM en het CVW als het IMG. De
registratie hiervan is niet eenduidig, waardoor niet goed af te leiden
is of een schade is afgewezen of vergoed. Ik kan daardoor niet
specificeren hoe groot de groep met afgewezen NAM-schade is. Daarom ben
ik op dit moment bezig om met behulp van maatschappelijke organisaties,
de aardbevingsgemeenten en de bewonerssteunpunten de groep zwaarst
gedupeerden verder in beeld te brengen. Gelet op de problematiek wil ik
hen zo snel mogelijk helpen, maar ik sta ook voor een zorgvuldige
aanpak, waarbij ik geen verwachtingen wil wekken die niet waargemaakt
kunnen worden. In de toekomst hoop ik deze situatie ook sneller in beeld
te kunnen hebben door beter als één overheid samen te werken.
Dan de vraag van de heer Pierik: is de staatssecretaris in staat geweest
om alle stille gedupeerden te identificeren en om hoeveel stille
gedupeerden gaat dat? Zoals ik uw Kamer in januari heb aangegeven, ben
ik bezig met het zodanig aanpassen van de Tijdelijke wet Groningen dat
het IMG de bevoegdheid krijgt om de stille gedupeerden actief te
benaderen. Deze wetswijziging is noodzakelijk omdat op dit moment de
bevoegdheid van het IMG pas ontstaat op het moment dat een schademelding
is gedaan. Nadat deze wetswijziging in werking is getreden, kan het IMG
mensen daadwerkelijk gerichter gaan benaderen. Dat is van belang, want
er zijn gewoon een aantal mensen afgehaakt die zelf geen actie meer
ondernemen. Die willen we echt in beeld krijgen.
Dan de vraag van mevrouw Vedder over de zorgen van omwonenden van de
gasopslag in Norg over de toepassing van het bewijsvermoeden door het
IMG, onder meer omdat alleen woningen meegenomen zouden worden die
gebouwd zijn voor 2012. Het IMG kijkt bij de beoordeling van mogelijke
bevingsschade naar het bouwjaar van het pand om vast te stellen dat
sinds de bouw een beving heeft plaatsgevonden die tot schade zou kunnen
leiden. Voor veruit de meeste gevallen gaat het dan om de beving in
Huizinge in 2012. Daarnaast kijkt het IMG of een pand schade door
indirecte effecten van de diepe bodemdaling kan hebben. Dit komt voor in
een aantal specifieke risicogebieden. Bij de beoordeling van deze
schades wordt überhaupt niet naar het bouwjaar gekeken. Dit is namelijk
een continuproces dat niet op één moment vast te pinnen is. Deze
werkwijze geldt voor het gehele effectgebied en dus niet alleen bij de
gasopslag in Norg. Ik heb dan ook geen aanleiding om te denken dat het
IMG hier de bewijsvoering niet goed toepast, maar signalen daarover neem
ik wel serieus. Als dit zich voordoet, ga ik ook graag met de
betrokkenen in gesprek. Ook als daar bij uw Kamer signalen van zijn, ben
ik graag bereid om die signalen met u op te pakken en te kijken of er
ruis op de lijn is en of we dit bij het IMG bespreekbaar kunnen
maken.
Dan kom ik op de vragen van de heer Bamenga en mevrouw Bikker over de
zoutwinning in Veendam. Mevrouw Bikker vroeg naar de motie op stuk nr.
107 (36600-VII) over het toepassen van de lessen uit de parlementaire
enquête op Veendam. Vanuit mijn rol als staatssecretaris ben ik
verantwoordelijk voor het schadeherstel, de gevolgen van de gaswinning,
het Groningenveld en de gasopslagen in Norg en Grijpskerk. Ook in
Veendam kan schade voorkomen die is veroorzaakt in het Groningenveld.
Bewoners met schade worden altijd in eerste instantie door het IMG
geholpen. Hiervoor zijn dus ook de maatregelen uit Nij Begun van
toepassing. De bewoners komen dus ook in aanmerking voor deze
ruimhartige regelingen vanuit het IMG. Met deze lezing heb ik die motie
uitgevoerd. Als het lid Bikker met haar motie doelde op het plaatsvinden
van die zoutwinning in Veendam en de bijbehorende dilemma's, verzoek ik
haar om die motie bij de minister van KGG neer te leggen. Dit valt
namelijk onder haar verantwoordelijkheid. De minister van KGG is
verantwoordelijk voor de zoutwinning en voor de eventuele gevolgen
daarvan. Zij kan ook uw vraag over het aantal schadevergoedingen voor
schade door zoutwinning dan ook beter beantwoorden. Datzelfde geldt voor
de brief hierover waar u om heeft gevraagd.
Dan ben ik bij de laatste de vraag, van de heer Kops: hoe staat het met
het omlaagbrengen van de uitvoeringskosten? Binnenkort wordt het
jaarverslag van het IMG naar uw Kamer toegezonden. Daarin wordt er
uitgebreid ingegaan op de uitvoeringskosten. Ik kan wel een tipje van de
sluier oplichten: ik kan zeggen dat over 2024 de uitvoeringskosten van
de schadeafhandeling fors lager waren ten opzichte van het jaar
daarvoor. Zoals u weet, ben ik samen met het IMG aan het bekijken hoe we
verder kunnen sturen op de uitvoeringskosten. Daar kom ik ook weer op
terug in de Staat van Groningen.
De voorzitter:
Dank u wel, staatssecretaris. Dat was een flinke lap tekst zonder
interrupties. Ik kijk even naar de collega's: ik wil de vragen die er
nog zijn en waar nog schriftelijke beantwoording op moet volgen even
collecteren. Ik heb in ieder geval de vraag van de heer Holman
genoteerd; die stelde hij al in de eerste termijn. De staatssecretaris
heeft toen gezegd dat hij daarop terug zou komen in de tweede termijn.
Dat was de vraag rondom de 2,4 miljard ten aanzien van het rapport-Van
Geel. Die zal in ieder geval schriftelijk worden beantwoord.
Ik vermoed dat de eerste spreker een tweeminutendebat wil aanvragen. Ik
geef haar daarvoor de gelegenheid. Daarna gaan we iedereen even een voor
een langs, om de vragen op te halen die nog openstaan. Dat gaan we wel
in een moordtempo doen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ho, voorzitter! Dat is dan weer wat radicaal. Maar goed. Ik wil graag
een tweeminutendebat aanvragen.
De voorzitter:
Dat staat genoteerd. De heer Holman.
De heer Holman (NSC):
Ik zal het snel doen: ik dacht dat de discussie rond Norg klaar en
helder was, maar door de beantwoording van de staatssecretaris krijg ik
toch het idee dat het probleem daar nog niet opgelost is, zeker als het
gaat over aardbevingsschade. Ik ga er nu vandoor, maar dit onderwerp
komt zeker nog terug.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Vedder.
Mevrouw Vedder (CDA):
Ik zal de details over deze casus morgen naar de PA van de
staatssecretaris sturen. Dan hoop ik dat de staatssecretaris daarop
terug kan komen.
De voorzitter:
Het verzoek is om daarop terug te komen in de schriftelijke
beantwoording. Collega Bushoff.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Toch nog één ultieme poging dan. Ik heb het idee dat de Kamer anders
toch redelijk in verwarring wordt achtergelaten als het gaat over het
oplossen van die verschillen en over de vraag of daar maar beperkt
budget beschikbaar voor is of dat dit koste wat het kost mag worden
opgelost. Om die verwarring weg te nemen en te voorkomen dat …
De voorzitter:
We gaan nu geen tweede termijn doen, dus maak er een vraag van.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
… om te voorkomen dat Groningers met lege handen achterblijven: zou de
staatssecretaris de vraag kunnen beantwoorden of het niet zinvoller is
om aan de hand van de opgestelde routekaart de verschillen, zowel de
kleine als de grote, door de lokale stuurgroepen te laten beslechten, in
plaats van zelf bij de grote verschillen het besluit te nemen?
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Pierik. U mag uw microfoon uitzetten, meneer
Bushoff.
De heer Pierik (BBB):
Ik wil de staatssecretaris bedanken voor de antwoorden die hij gegeven
heeft en voor de manier waarop hij naar de bewoners luistert.
De voorzitter:
Nee, we doen geen tweede termijn. Stelt u alleen vragen.
De heer Pierik (BBB):
Verder geen vragen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zou ik de staatssecretaris, ook ten aanzien van dat
laatste punt, willen vragen om dat toch ook zelf … Ik heb de vragen
gesteld over de motie over de zoutwinning in Veendam; die stel ik aan
één kabinet. Ik kan me dus ook voorstellen dat de staatssecretaris de
vragen aan de minister van KGG doorgeleid voor de beantwoording. Dat kan
dan gebeuren op het moment dat hij in deze commissie de beantwoording in
tweede termijn gaat doen.
Volgens mij is er één toezegging gedaan. Dat is de toezegging aan
mevrouw Vedder dat er een technische briefing zal worden georganiseerd;
die staat genoteerd. Ik zou de staatssecretaris willen vragen op welke
termijn hij denkt de schriftelijke beantwoording naar deze Kamer te
kunnen sturen.
Staatssecretaris Van Marum:
Binnen een week.
De voorzitter:
Die komt binnen een week; dan noteren we dat. Dan staat het verzoek voor
een tweeminutendebat na de beantwoording ook genoteerd.
Voor dit moment wil ik de staatssecretaris en alle mensen achter hem,
die hard hebben gewerkt, hartelijk bedanken voor hun aanwezigheid en de
beantwoording. De collega's bedank ik vanzelfsprekend ook. Vooral tegen
de mensen op de publieke tribune en degenen die het debat thuis gevolgd
hebben, zeg ik: dank voor jullie aandacht en weet de Kamer te vinden,
telkens opnieuw.
Ik sluit de vergadering.
Sluiting 14.05 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |
---|