Gewijzigd amendement van het lid Koops ter vervanging van nr. 49 over het meteen motiveren in het eindvonnis als is afgeweken van een uitdrukkelijk voorgedragen standpunt
Vaststelling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Wetboek van Strafvordering)
Amendement (gewijzigd/nader/vervangend)
Nummer: 2025D12766, datum: 2025-03-25, bijgewerkt: 2025-03-25 13:09, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.J. Koops, Tweede Kamerlid (Nieuw Sociaal Contract)
Onderdeel van kamerstukdossier 36327 -76 Vaststelling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Wetboek van Strafvordering).
Onderdeel van zaak 2025Z05550:
- Indiener: W.J. Koops, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
- 2025-03-25 15:10: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (π origineel)
TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL | 2 | |
Vergaderjaar 2024-2025 | ||
36 327 | Vaststelling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Wetboek van Strafvordering) | |
Nr. 76 | gewijzigd AMENDEMENT VAN HET LID Koops TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 49 | |
Ontvangen 25 maart 2025 | ||
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor: |
I
Artikel 4.3.22, vierde lid, vervalt.
II
In artikel 4.3.23, derde lid, wordt na βbehoevenβ ingevoegd β, onverminderd artikel 4.3.22, derde lid,β.
Toelichting
Met dit amendement beoogt indiener ervoor te zorgen dat de strafrechter, indien in afwijking van een uitdrukkelijk voorgedragen standpunt tot een bewezenverklaring wordt gekomen, dit moet motiveren in het oorspronkelijke vonnis en niet in de aanvulling op het vonnis. Het huidige wetsvoorstel geeft de strafrechter de ruimte deze motivering pas te geven in de aanvulling op het vonnis, zoals bedoeld in voorgesteld artikel 4.3.23, derde lid.
Indiener wijst erop dat deze aanvulling pas wordt opgemaakt indien een gewoon rechtsmiddel, in dit geval hoger beroep, tegen het vonnis wordt ingesteld. Dat betekent dus dat pas na het instellen van hoger beroep voor de verdachte bekend wordt waarom een door hem of haar gevoerd uitdrukkelijk onderbouwd verweer is verworpen en waarom de strafrechter tot een bewezenverklaring is gekomen. Indiener is principieel van oordeel dat dit vanaf het begin aan de veroordeelde bekend moet zijn.
In de visie van indiener worden veel hoger beroepen vanuit de kant van de verdachte ingesteld juist omdat niet duidelijk is waarom een bepaald verweer is verworpen. Dit zou voorkomen kunnen worden door de strafrechter te verplichten hier meteen in het oorspronkelijke vonnis deugdelijk op te reageren, mits het een uitdrukkelijk voorgedragen standpunt betreft.
Het wetsvoorstel is op zoβn manier ingericht dat deze ruimte voor de strafrechter om de motivering later pas te geven slechts bestaat indien aan de verdachte niet een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel van meer dan een jaar wordt opgelegd. Indiener is van oordeel dat ook vonnissen waarin dergelijke straffen niet aan de orde zijn, zeer ingrijpend kunnen zijn en dat ook in die zaken in het oorspronkelijke vonnis aan de veroordeelde bekend moet worden gemaakt waarom uitdrukkelijk voorgedragen standpunten worden verworpen. Onder het huidige wetsvoorstel kan de strafrechter er in zaken waarin een rechtspersoon terechtstaat bovendien altijd voor kiezen om de motivering over uitdrukkelijk voorgedragen standpunten later pas te geven. Deze kunnen immers geen vrijheidsstraf opgelegd krijgen.
Volgens indiener kan het instellen van een deel van de hoger beroepen voorkomen worden door de strafrechter te verplichten in het oorspronkelijke vonnis te reageren op uitdrukkelijk voorgedragen standpunten, ook in de zaken waarin verkort vonnis wordt opgemaakt zoals bedoeld in artikel 4.3.23, derde lid.
Koops