Verslag van een schriftelijk overleg over de Implementatie van het EU Migratiepact (Kamerstuk 32317-908)
JBZ-Raad
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2025D13163, datum: 2025-03-26, bijgewerkt: 2025-03-27 10:00, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.A. Vijlbrief, voorzitter van de vaste commissie voor Asiel en Migratie
- Mede ondertekenaar: M.C. Burger, griffier
- Beslisnota bij het verslag van een schriftelijk overleg over de Implementatie van het EU Migratiepact (Kamerstuk 32317-908)
- Aanbiedingsbrief
Onderdeel van kamerstukdossier 32317 -936 JBZ-Raad.
Onderdeel van zaak 2025Z05723:
- Indiener: M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Asiel en Migratie
- 2025-04-09 13:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Asiel en Migratie
Preview document (🔗 origineel)
32317 JBZ-Raad
Verslag van een schriftelijk overleg
De vaste commissie voor Asiel en Migratie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd over de brief van de minister van Asiel en Migratie d.d. 6 december 2024 inzake de Implementatie van het EU Migratiepact (Kamerstuk 32317, nr. 908)
Bij brief van … heeft de minister van Asiel en Migratie de vragen en gemaakte opmerkingen beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Vijlbrief
De griffier van de commissie,
Burger
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
II Reactie van de bewindspersoon
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met bijzondere belangstelling kennisgenomen van de brief inzake het nationaal implementatieplan asiel- en migratiepact en het implementatieplan zelf. Deze leden hebben vragen hierover.
Allereerst stellen deze leden dat het asiel- en migratiepact, met negen verordeningen en een richtlijn een omvangrijke herziening is. Deze leden hadden idealiter het pact op onderdelen steviger gezien, zoals bijvoorbeeld het solidariteitsmechanisme, maar zien het pact als een belangrijke eerste stap hiertoe. Derhalve onderstrepen zij het belang van een gedegen uitvoering. Tegen deze achtergrond maken deze leden zich grote zorgen over de aankomende bezuinigingen op de uitvoerende organisaties in de asielketen en de werkdruk die ontstaat met een aantal aangekondigde wetsvoorstellen; de asielnoodmaatregelenwet en de wet inzake het tweestatusstel.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het uitzonderlijk onverstandig om te bezuinigen op een al jaren vastgelopen asielketen, en deze keten vervolgens te belasten met omvangrijke aanpassingen. Wat betreft de twee wetsvoorstellen geeft ook de Raad voor de rechtspraak (Rvdr) aan dat gezien de forse extra werkbelasting voor de migratieketen, het invoeren van deze twee wetten ervoor zal zorgen dat de asielketen verder zal vastlopen.1 De Rvdr vraagt daarom om uitstel. Is de minister voornemens dit te doen? Zo nee, waarom niet? Erkent de minister dat zowel de invoering van het pact als de invoering van twee wetten buitengewoon veel zullen vragen van de gehele asielketen en dat het zeer onverstandig is om deze twee trajecten tegelijkertijd te laten plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
Voorts vragen deze leden of er in de aangekondigde wetsvoorstellen elementen zitten die kort van kracht zullen zijn, omdat ze tegenstrijdig zijn met het pact. Kan de minister voor de asielnoodmaatregelenwet en de wet inzake het tweestatusstelsel aangeven welke elementen tegenstrijdig zijn met de eisen in het asiel- en migratiepact?
Kan de minister aangeven welke punten uit het coalitieakkoord inzake asiel in strijd zijn met de eisen in het asiel- en migratiepact? Hoe rijmt de minister bijvoorbeeld het voornemen om de rechtsbijstand voor asielzoekers te beperken, zoals is opgenomen in het coalitieakkoord, met de doelstelling van het migratiepact inzake het recht op gratis juridisch advies gedurende de gehele asielprocedure en gratis rechtsbijstand tijdens de beroepsprocedure? Deze leden constateren dat Vluchtelingenwerk Nederland zich onlangs gedwongen voelde om naar de rechter stappen, omdat de minister bezuinigt op juridische hulp aan asielzoekers.2 Tegelijkertijd verplicht het pact lidstaten minimaal om de asielzoeker vanaf de start van zijn asielprocedure kosteloze onafhankelijke juridische ondersteuning aan te bieden. Kan Nederland nog voldoen aan deze verplichting als deze bezuinigingen blijven staan? Zo ja, hoe? Zo nee, wat is de minister voornemens te doen?
De minister geeft in de brief aan dat daar waar de verordening ruimte laat voor nationale keuzes, of met het oog op nadere invulling van de regels, ze kiest voor een stringente interpretatie van de EU-regels. Kan de minister een overzicht geven van waar dit het geval was, en tot welke strengere keuzes dit heeft geleid?
Het kabinet schrapt met de invoering van het pact ook andere procedurestappen in de asielprocedure. Zo wordt onder meer de rust- en voorbereidingstermijn geschrapt. Deze leden stellen dat de rust- en voorbereidingstermijn wordt gebruikt om de asielzoeker te informeren over de asielprocedure, hulp te krijgen van een advocaat, voor medisch advies, maar ook om bij te komen van de reis naar Nederland. Kan de minister aangeven waar al deze zaken met het schrappen van deze termijn een plek krijgen in de asielprocedure? Is het niet verstandiger om de asielprocedure te versnellen door de lange wachttijden en beslistermijnen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan te pakken, in plaats van het schrappen van de paar dagen die asielzoekers krijgen om zich voor te bereiden voor de asielprocedure?
Klopt het dat in het implementatiewetsvoorstel van het pact de voorgenomen kabinetsplannen om de gezinshereniging van vluchtelingen drastisch te beperken zijn meegenomen? Deze leden vinden het opnemen van deze voorgenomen beperkingen wat betreft de gezinshereniging van vluchtelingen zeer voorbarig en onverstandig, omdat het wetsvoorstel daartoe nog behandeld moet worden. Bovendien is de kans aanzienlijk dat de het desbetreffende wetsvoorstel aangepast dient te worden, onder meer na advies van de Raad van State. Klopt het dat daarmee het risico bestaat dat implementatiewet van het pact mogelijk niet kan worden aangenomen, of dat de parlementaire behandeling door noodzakelijke tussentijdse aanpassingen ernstig wordt vertraagd en de deadline van 2026 niet worden gehaald? Zo nee, waarom niet?
Bijlage I Nationaal implementatieplan asiel- en migratiepact
1. Eurodac
Met de nieuwe Eurodac-verordening wordt de leeftijd van personen van wie gegevens worden geregistreerd verlaagd van 14 naar 6 jaar. Kan de minister aangeven welke aanvullende bepalingen zijn opgenomen in het pact ter bescherming van kinderen? Kan de minister aangeven hoe deze aanvullende bepalingen eruit komen te zien voor Nederland en welke wetgeving hiervoor aangepast dient te worden? Hoe wordt in de opleidingen van (nieuwe) medewerkers aandacht gegeven aan de omgang en bescherming van kwetsbare kinderen?
Eerder gaf de minister aan dat alleen in naar behoren gemotiveerde omstandigheden en in laatste instantie, nadat alle andere mogelijkheden zijn uitgeput, een evenredige mate van dwang kan worden toegepast om minderjarigen en onderdanen van derde landen of staatlozen die als kwetsbaar worden beschouwd, te dwingen te voldoen aan de verplichting om biometrische gegevens te verstrekken.3 Kan de minister nader toelichten hoe deze dwang eruit komt te zien? Wie toetst en controleert of er sprake is geweest van een naar behoren gemotiveerde omstandigheid?
2. Grensprocedure en screening
Wat betekent de recente uitspraak van de rechter waarbij is vastgesteld dat vreemdelingen, die zich al op Nederlands grondgebied bevinden, niet direct mogen worden weggestuurd of zelfs vastgezet?4 Hoeveel vreemdelingen heeft de Koninklijke Marechaussee (KMar) tot op heden gedetineerd en hoeveel mensen moeten worden vrijgelaten naar aanleiding van de uitspraak?
Kan de minister aangeven hoe zij wil voorkomen dat kinderen langdurige negatieve gevolgen ervaren van de vrijheidsbeperkende maatregelen die kunnen worden opgelegd in de grensprocedure? Welke maatregelen zet zij in om deze effecten te voorkomen en te verkleinen? Hoeveel van de 211 locaties voor de asielgrens- en terugkeerprocedure zijn geschikt voor gezinnen met kinderen en wat maakt dat deze locaties daarvoor geschikt zijn?
Hoe wil de minister kwetsbare ‘kansrijke’ subgroepen binnen ‘veilige’ landen van herkomst, bijvoorbeeld LHBTI’s en etnisch-religieuze minderheden op tijd identificeren en hen uitzonderen van de grensprocedure? Welke concrete maatregelen worden hiervoor genomen?
Deze leden constateren dat de huidige asielopvang bij lange na niet voldoet aan internationale standaarden en verplichtingen als het gaat om zorg, onderwijs en de begeleiding waar ze recht op hebben. Hoe wil de minister garanderen dat in de grensprocedure wel de rechten van asielkinderen worden gewaarborgd?
Kan de minister nader toelichten hoe de (nieuwe) screeningsautoriteiten eruit zullen zien? Is het mogelijk dat dit private organisaties zijn? Zo ja, is dat wenselijk? Of zijn het (bestaande) publieke organisaties die hier al ervaring mee hebben? Wie controleert de screeningsautoriteiten? Welke rol krijgen het College van de Rechten van de Mens, de ombudsman en niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) bij dit proces?
3. Opvang
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA lezen dat het Nederlandse opvangsysteem op hoofdlijnen voldoet aan de relevante bepalingen van de nieuwe opvangrichtlijn. Tegelijkertijd constateren deze leden dat de asielopvang in Nederland grotendeels bestaat uit (crisis)noodopvangplekken, waarbij veel basale voorzieningen ontbreken of tekortschieten. Kan de minister aangeven aan welke bepalingen van de huidige opvangrichtlijn die terugkomen in de nieuwe opvangrichtlijn Nederland op dit moment niet voldoet?
Kan de minister uitgebreid toelichten op welke wijze zij wil voldoen aan de termijn van twee maanden waarbinnen in onderwijs moet worden voorzien voor leer- en kwalificatieplichtige asielzoekers? Hoeveel financiële middelen en hoeveel fte worden ingezet om de huidige termijn van drie maanden, waar nu nog te vaak niet aan wordt voldaan, naar twee maanden te brengen?
De nieuwe Opvangrichtlijn zal ook van toepassing zijn op personen die ‘tijdelijke bescherming’ vragen, de huidige groep Oekraïners. Wat betekent dit in de praktijk? Zijn er voorzieningen die opgeschaald dienen te worden? Of voorzieningen waar ontheemden uit Oekraïne nu nog geen recht op hebben, maar na de implementatie van het pact wel? Zo ja, welke voorzieningen en rechten zijn dit?
Deze leden lezen dat het de intentie van het kabinet is om een aantal locaties van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) in te richten speciaal voor personen die in aanmerking voor de versnelde procedure. Kan de minister aangeven om hoeveel locaties en bedden dit zou gaan? Kan de minister aangeven wanneer deze intentie gerealiseerd dient te worden? Is de minister hierover in gesprek met het COA? Is zij van mening dat het COA hierop is voorbereid? Welke (financiële) ondersteuning krijgt het COA om deze taak uit te voeren? Hoeveel kost het opzetten van nieuwe asielzoekerscentra voor de versnelde procedure? Hoeveel fte is hiervoor nodig ? Aan welke locaties en gemeenten denkt de minister? Is er bestuurlijk draagvlak voor het openen van deze nieuwe asielzoekerscentra?
4. Asielprocedure
Voldoet Nederland op dit moment aan artikel 54 van de nieuwe Asielprocedureverordening die stelt dat minderjarigen worden overgebracht naar opvangfaciliteiten ‘die doeltreffend op hun behoeften zijn afgestemd en zorgen voor een levensstandaard die toereikend is voor de lichamelijke, mentale, spirituele, morele en sociale ontwikkeling van de minderjarige met volledige inachtneming van de vereisten uit de Opvangrichtlijn’? Zo nee, hoe wil de minister ervoor zorgen dat Nederland hier wel aan voldoet medio 2026? Welke concrete stappen wil de minister hiervoor nemen? Deze leden stellen dat uit het implementatieplan onvoldoende blijkt welke stappen Nederland zal zetten om na de screening en beoordeling daadwerkelijk geschikte opvangplekken aan te bieden voor kwetsbare personen en kinderen. Kan de minister dat nader toelichten?
Klopt het dat het toepassen van de versnelde procedure optioneel is voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s)? Is de minister voornemens om, gezien de specifieke kwetsbaarheid van deze groep, ze in de reguliere procedure te behandelen? Zo nee, waarom niet?
5. Terugkeer
Artikel 42 van de nieuwe Asielprocedureverordening benoemt situaties waarin de grensprocedure verplicht moet worden toegepast. Ook asielzoekers die een gevaar vormen voor de nationale veiligheid of openbare orde moeten worden verwezen naar de grensprocedure. Kan de minister nader toelichten wat valt onder de openbare orde? Is hier een definitie van en kan de minister voorbeelden geven van gedragingen die vallen onder ‘gevaar voor openbare orde’?
Deze leden stellen dat het recht op opvang direct vervalt na de mededeling van een overdrachtsbesluit. Na het vervallen van het recht op opvang in de zin van de Opvangrichtlijn moet nog wel een minimale levensstandaard (‘bed-bad-brood’) worden geboden. Kan de minister aangeven bij wie deze verantwoordelijkheid ligt? Is dat bij de gemeenten of het Rijk?
7. Solidariteit
In het regeerakkoord is opgenomen dat Nederland een financiële bijdrage wil leveren in plaats van vreemdelingen uit andere EU-lidstaten over te nemen. Wanneer echter teveel lidstaten dit doen kan dit erin resulteren dat Nederland Dublinclaimanten niet langer kan overdragen. Hoe wordt dit aspect meegenomen in de keuze die gemaakt moet worden over de bijdrage van Nederland? Zijn er specifieke onderdelen/elementen die het kabinet door middel van een financiële bijdrage wil ondersteunen?
8. Noodgevallen en crisis
Op grond van artikel 32 van de Opvangrichtlijn moet Nederland voorbereid zijn op situaties van een onevenredig hoge instroom. Kan de minister aangeven wanneer de aantallen ‘onevenredig hoog zijn’ en kan de minister aangeven hoe lang dit het geval moet zijn voordat het noodplan in werking kan treden? Kan de minister het noodplan dat op 12 april 2025 bij het EU-asielagentschap ingediend moet worden ook aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
10. Hervestiging, inclusie en integratie
Op welke punten voldoet Nederland niet aan de elementen van de nieuwe Opvangrichtlijn als het gaat om inburgering voor asielzoekers en vluchtelingen? Zijn de bezuinigingen op het programma vroege integratie en participatie een belemmering geweest hierin? Is het voldoende dat in slechts op 38 van de ongeveer 200 asielzoekerscentra een meedoenbalie is?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel. Deze leden hebben hier nog enkele vragen over.
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat Dublinclaimanten na een overdrachtsbesluit niet langer in Nederland behoren te zijn. Dit betekent dat zij, in overeenstemming met het asiel- en migratiepact, niet meer in aanmerking zouden moeten komen voor reguliere opvang. Deze leden constateren dat het implementatieplan aangeeft dat Nederland momenteel uitwerkt welke consequenties dit heeft. Deze leden zijn van mening dat vrijheidsbeperkende maatregelen, zoals bijvoorbeeld meldplicht of verblijf in een vrijheidsbeperkende locatie, een effectief middel kunnen zijn om te garanderen dat Dublinclaimanten daadwerkelijk worden overgedragen en Nederland verlaten. In welke fase bevindt de uitwerking van deze opvang zich momenteel en op welke wijze worden vrijheidsbeperkende maatregelen hierin meegenomen?
Met de invoering van het migratiepact krijgen asielzoekers in een lopende aanvraagprocedure recht op een dagvergoeding. De leden van de VVD-fractie achten het van belang dat deze vergoeding sober en doelmatig is en in lijn blijft met het Nederlandse stelsel. Hoe hoog wordt deze dagvergoeding en hoe verhoudt zich dit tot de bestaande regeling? Zijn er ook mogelijkheden om bijvoorbeeld bij overlastgevende asielzoekers of asielzoekers die een terugkeerbesluit hebben gekregen, de dagvergoeding om te zetten naar een vergoeding in natura zoals onderwijs, eten en dak boven hun hoofd, maar geen contant of digitaal geld?
De leden van de VVD-fractie lezen in het implementatieplan dat de termijn waarbinnen onderwijs moet worden voorzien voor leer- en kwalificatieplichtige asielzoekers wordt teruggebracht naar uiterlijk twee maanden. Dit vergt een nauwe samenwerking met andere ministeries en lokale overheden. In hoeverre worden deze partijen momenteel actief worden betrokken bij de implementatie en welke uitdagingen signaleren zij bij de uitvoering van deze maatregel?
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over het feit dat de IND door de invoering van het pact tijdelijk met twee verschillende regelgevingen moet werken. In het implementatieplan wordt aangegeven dat deze situatie mogelijk langer dan gewenst zal aanhouden vanwege de grote voorraad lopende asielaanvragen. Hoeveel tijd heeft de IND nodig om de voorraad aanvragen volgens de oude regelgeving weg te werken en welke maatregelen worden genomen om deze afhandeling te versnellen, zonder dat daarbij het inwilligingspercentage stijgt om ongewenste redenen?
Met de implementatie van het pact rijst de vraag of de IND het verouderde systeem Indigo zal blijven gebruiken of dat er wordt gewerkt aan een nieuw ICT-systeem. De leden van de VVD-fractie vinden het essentieel dat de uitvoering van het pact niet wordt belemmerd door verouderde technologie en zien dit moment als een kans om van legacy software af te komen. Deelt de minister deze mening? Wordt er gewerkt aan een nieuw systeem en, zo ja, zal dit systeem dan uiterlijk op 12 juni 2026 operationeel zijn?
De leden van de VVD-fractie hebben met zorg kennisgenomen van het feit dat er tot ten minste 2029 structureel met externe inhuur zal worden gewerkt voor de implementatie van het pact. Externe inhuur kan zeker wenselijk zijn, bijvoorbeeld op het gebied van grotere ICT-projecten of tijdelijke tekorten aan personeel. Het brengt wel extra kosten met zich mee. De leden van de VVD-fractie willen daarom weten waarom er niet is gekozen om, gezien de structurele behoefte aan personeel voor ten minste vier jaar, eigen medewerkers te werven in plaats van afhankelijk te blijven van externe krachten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken inzake de implementatie van het EU asiel- en migratiepact. Zij verzoeken de minister om de volgende vragen te beantwoorden.
De leden van de NSC-fractie constateren dat asielaanvragen van veiligelanders volgens het EU asiel- en migratiepact binnen 12 weken, inclusief beroep, moeten worden afgehandeld. De gemiddelde afhandelingsduur in Nederland bedraagt op dit moment echter 14 weken. Heeft de minister de ambitie om deze termijnen reeds vóór de inwerkingtreding van het pact terug te brengen en op welke wijze denkt zij dit te realiseren? Kan de minister aangeven welk tijdspad zij voor ogen heeft om de afhandeling van aanvragen van veiligelanders minimaal in lijn te brengen met de Europese termijnen? Kan de minister inzicht geven in welke wetgevingsvoorstellen zij op korte termijn zal indienen om deze versnelling mogelijk te maken?
Kan de minister aangeven welke lessen Nederland kan trekken uit methodes van andere lidstaten die voor veiligelanders snellere procedures hanteren, zoals de Duitse AnkER-centra, waar screening, beoordeling en terugkeer van kansarme asielaanvragen worden gecombineerd? Heeft zij hiernaast nog methodes van andere lidstaten op het oog die op een effectievere manier met deze groep omgaan? Acht de minister het invoeren van een vergelijkbare aanpak in Nederland haalbaar?
Kan de minister bevestigen of het heropenen van procesbeschikbaarheidslocaties (pbl) een bijdrage kan leveren aan een efficiëntere afhandeling van deze procedures, ook, en voornamelijk in het kader van de implementatie van het pact?
De leden van de NSC-fractie constateren dat het pact voorschrijft dat de initiële screening van irreguliere migranten binnen vijf dagen moet zijn afgerond en dat er directe doorgeleiding naar de juiste procedure moet plaatsvinden. Welke organisatie gaat deze taak op zich nemen?
Kan de minister toelichten op welke manier de door het pact gestelde termijnen van maximaal zes maanden voor versnelde asielprocedures en maximaal negen maanden voor niet-versnelde procedures kunnen worden gerealiseerd? Welke concrete middelen worden vrijgemaakt om deze termijnen te realiseren? Kan de minister aangeven tegen welke obstakels zij momenteel aanloopt bij de uitbreiding van de IND-capaciteit?
Kan de minister aangeven hoe de verplichte grensdetentie van maximaal 12 weken voor bepaalde groepen afgewezen asielzoekers kan worden geïmplementeerd?
Dublinclaimanten hebben na hun overdrachtsbesluit geen recht meer op reguliere opvang, onder de regels van het pact. Waar worden zij dan ondergebracht en onder welk regime?
Kan de minister bevestigen dat Nederland verplicht is om snellere terugkeerprocedures in te voeren, en nauwer samen te werken met Frontex? Is de minister reeds in gesprek met Frontex over de praktische uitvoering van deze afspraken? Welke capaciteit en middelen worden vrijgemaakt om deze maatregelen daadwerkelijk uit te voeren?
De leden van de NSC-fractie constateren dat de financiering van het COA én de IND vanaf 2027 aanzienlijk wordt teruggebracht. Verwacht de minister dat de implementatie van het pact volledig is afgerond voor die tijd? Indien nee, hoe verhoudt deze bezuiniging zich tot de verplichtingen die voortvloeien uit het pact?
Kan de minister uitleggen hoe zij de structurele tekorten bij de uitvoeringsorganisaties denkt te verenigen met de uitgebreide verplichtingen die Nederland op zich neemt onder het pact? Welke aanvullende middelen of maatregelen acht de minister noodzakelijk om te voorkomen dat de uitvoering van het pact vastloopt door onderfinanciering?
De leden van de NSC-fractie constateren dat het EU asiel- en migratiepact lidstaten verplicht om een bijdrage te leveren aan de opvang van asielzoekers, hetzij door fysieke herplaatsing, hetzij door een financiële bijdrage van 20.000 euro per niet-opgenomen asielzoeker. Wat gebeurt er als een meerderheid van de lidstaten besluit om uitsluitend de financiële bijdrage te leveren en er geen asielzoekers daadwerkelijk worden herplaatst? Hoe garandeert de minister dat het solidariteitsmechanisme in dat geval nog functioneert? Hoe verhoudt dit zich tot eerdere mislukte verdelingsmechanismen binnen de EU, zoals de Dublinverordeningen en de relocatieprogramma’s na de migratiecrisis van 2015?
Hoe voorkomt de minister dat Nederland structureel wordt gedwongen tot het leveren van een onevenredig hoge financiële bijdrage binnen dit systeem? Welke scenario’s heeft de minister in kaart gebracht waarin Nederland door andere lidstaten als financier wordt benut zonder dat er daadwerkelijke lastenverdeling plaatsvindt? Kan de minister uitsluiten dat Nederland in een situatie terechtkomt waarin het dubbel betaalt, namelijk zowel een afkoopsom voor niet-opgenomen asielzoekers als hogere nationale kosten door een voortdurende hoge instroom?
Wat is de maximale financiële verplichting die Nederland zou kunnen krijgen als meerdere lidstaten geen asielzoekers opnemen en er een financiële druk ontstaat om de tekorten elders te compenseren? Hoe schat de minister de totale kosten in die Nederland de komende jaren aan dit afkoopsysteem kwijt is? Kan de minister toelichten of zij verwacht dat Nederland in de praktijk disproportioneel zal moeten bijdragen aan dit solidariteitsmechanisme? Welke scenario’s heeft de minister in kaart gebracht?
Wat gebeurt er als een lidstaat die heeft gekozen voor financiële uitbetaling, vervolgens alsnog geconfronteerd wordt met irreguliere secundaire migratie van asielzoekers naar dat land?
Het pact verplicht om asielzoekers op te nemen of financiële bijdragen te leveren. Hoe verwacht de minister dat dit mechanisme in de praktijk zal functioneren als meerdere lidstaten simpelweg weigeren om asielzoekers op te nemen?
Welke maatregelen treft de minister om te garanderen dat naast de IND ook het COA voldoende voorbereid is op crisissituaties, conform de bepalingen uit het pact?
Kan de minister aangeven hoeveel personeel Nederland momenteel beschikbaar stelt voor Frontex en hoeveel extra inzet wordt verwacht onder de bepalingen van het pact? Hoe denkt de minister deze personele verplichting te combineren met de reeds bestaande tekorten en toenemende werkdruk bij de IND en Marechaussee?
Zijn er aspecten aan de aankomende nationale asielmaatregelen die nu bij de Raad van State liggen, die op gespannen voet staan met de implementatie van het pact, of die, om dat te implementeren, alsnog moeten worden aangepast?
Kan de minister toezeggen dat zij de Kamer tijdig en volledig informeert over de uitvoeringsproblemen, financiële gevolgen en juridische risico’s die voortvloeien uit de implementatie van het pact?
Wat ziet de minister als de belangrijkste potentiële knelpunten bij de implementatie?
Het pact verplicht tot het bieden van gratis juridische bijstand in alle procedures. In hoeverre is daarbij nader ingevuld wie deze moet bieden, en in welke mate?
De leden van de NSC-fractie vragen hoe lang verschillende rechtsregimes zullen bestaan. Kan de minister toelichten op welke manier overgangsrecht van toepassing is ten aanzien van het nieuwe regime van het asiel en migratiepact?
Wat wordt de opdracht aan de nationale solidariteitscoördinator? Wanneer echter te veel lidstaten zullen kiezen voor een financiële bijdrage in het kader van solidariteitsmechanisme, kan dit erin resulteren dat Nederland een deel van de Dublinclaimanten niet langer over kan dragen. Hoe wordt bepaald welke Dublinclaimanten dan wel of niet worden overgedragen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Nationaal Implementatieplan Asiel- en Migratiepact. Wel willen deze leden opmerken dat het implementatieplan dusdanig kort op de deadline van de Europese Commissie naar de Kamer is gestuurd, dat de Kamer hier geen invloed meer op kon uitoefenen. Deze leden verzoeken de minister daar in het vervolg rekening mee te houden. Gezien de grote en impactvolle wijzigingen die het pact met zich mee zal brengen is het belangrijk dat de Kamer haar controlerende taak goed kan uitvoeren.
Deelt de minister de mening dat Nederland voorop moet lopen in de adequate en tijdige implementatie van het EU asiel- en migratiepact, omdat het spaak lopen van de implementatie in de EU tot gevolg heeft dat Nederland naar alle waarschijnlijkheid meer, in plaats van minder asielzoekers krijgt?
Kan de minister toelichten wat zij bedoelt met de zin “Met dit implementatieprogramma wordt niet vooruitgelopen op integrale besluitvorming binnen het kabinet” in de Kamerbrief?
Nationaal Implementatieplan Asiel- en migratiepact
Ten eerste vragen de aan het woord zijnde leden hoe de kosten in bijlage I, bijvoorbeeld voor de benodigde extra fte’s en het opleiden/omscholen van (nieuw) personeel, te rijmen zijn met de enorme bezuinigingen op het ministerie en met name de uitvoeringsorganisaties. Er leven grote zorgen over het effect van deze bezuinigingen, aangezien een tekort aan opvangplekken bij het COA en personeel bij de IND vooral zal leiden tot dure noodopvang en een toename aan dwangsommen.
Daarnaast vragen deze leden of de minister kan garanderen dat het kabinet niet voornemens is wetgeving of beleid in te voeren dat haaks staat op het pact, zoals eerder gebeurde bij het verlengen bij de beslistermijnen die na inwerkingtreding van het pact weer verkort moeten worden.
Huidige situatie en belangrijkste benodigde wijzigingen
De leden van de D66-fractie vragen of de Adviesraad Migratie ook heeft geadviseerd op het implementatieplan en het bijbehorende wetsvoorstel en zo nee, waarom niet en of de minister hen alsnog wil vragen dit te doen. Daarnaast vragen zij de impactanalyses van IND, COA en de Dienst Terugkeer en Vertrek (DTenV) met de Kamer te delen.
Bouwstenen
1. Eurodac
Welke aanpassingen in de processen moeten worden gedaan en hoe raakt dit de verdere stappen in de asielketen, zo vragen de leden van de D66-fractie.
2. Grensprocedure en screening
De aan het woord zijnde leden lezen dat het I&R-proces bij inwerkingtreding van het pact bij de IND wordt ingevoegd maar dat er geen extra fte voor de IND is voorzien. Deze leden maken zich zorgen over mogelijk capaciteitsgebrek bij de IND en de vertraging die dit kan opleveren in de procedure. Zij vragen de minister toe te lichten hoe de extra werklast voor de IND wordt opgevangen.
Verder vragen deze leden of de minister de mening deelt dat er geen kwetsbare mensen in de grensprocedure geplaatst dienen te worden en zo ja, waar deze mensen terecht komen.
3. Opvang
Kan de minister bevestigen dat Dublinclaimanten na hun overdrachtsbesluit tot het moment van overdracht altijd recht hebben op fatsoenlijk onderdak en niet op straat zullen belanden, zo vragen de leden van de D66-fractie. Daarnaast vragen zij of de minister kan toelichten of een (gedeeltelijke) bijdrage aan de zorgkosten leidt tot recht op zorgtoeslag en zo ja, of zij kan toelichten hoe dit wordt vormgegeven gezien het voor Oekraïense ontheemden onuitvoerbaar werd geacht. Is het realistisch om binnen 30 dagen individueel te beoordelen of bijzondere opvangbehoeften zijn en binnen drie dagen standaardinformatie over opvangvoorzieningen te verstrekken, gezien de huidige achterstanden en de aangekondigde bezuinigingen?
De leden van de D66-fractie vinden het een goede zaak dat het migratiepact voorziet in toegang tot taalcursussen, inburgeringscursussen, beroepsopleidingen en de arbeidsmarkt. Zoals bekend draagt meedoen vanaf dag één bij aan effectieve integratie op de lange termijn. Deze leden vragen de minister daarom hoeveel geld hiervoor wordt uitgetrokken en hoe vroege inburgeringscursussen eruit gaan zien voor alle opgevangen asielzoekers? Kan de minister toelichten hoe de toegang tot beroepsopleidingen wordt vormgegeven? Welke stappen gaat de minister zetten om toegang tot de arbeidsmarkt daadwerkelijk te garanderen en de eerder geconstateerde hindernissen weg te nemen?
De leden van de D66-fractie vragen deze minister ook hoe zij kijkt naar de kwaliteit van opvang in andere lidstaten. Deelt zij de mening dat een slechte kwaliteit hiervan in die lidstaten, maakt dat asielzoekers eerder zullen doorreizen naar een andere lidstaat, bijvoorbeeld naar Nederland, zo vragen zij. Daarnaast vragen zij of de minister bereid is deze lidstaten daarop aan te spreken en te zorgen dat alle lidstaten zich tijdig en minimaal houden aan de kwaliteitsstandaarden zoals afgesproken in de Opvangrichtlijn.
Deze leden vragen ook of het ‘contingency plan’ (verplicht onder de nieuwe Opvangrichtlijn) met de Kamer gedeeld kan worden en of de minister hierbij kan uitleggen in hoeverre zij na het intrekken van de Spreidingswet en aanpassingen aan de huisvestingswet (het schrappen van de urgentieverklaringen en taakstellingen) nog kan voldoen aan de in de Opvangrichtlijn gestelde eisen.
De leden van de D66-fractie vragen of de minister bereid is om te zorgen dat het Nederlands Rode Kruis toegang krijgt tot alle opvangcentra, zodat zij asielzoekers kan begeleiden in het zoeken naar familieleden die ze op de vlucht zijn kwijtgeraakt, zoals verplicht onder het aquis. Bovendien vragen zij de minister om de inname van telefoons van asielzoekers tot een minimum te beperken zodat mensen contact kunnen houden met familieleden in het land van herkomst of op de vlucht.
4. Asielprocedure
Welke herzieningen in de procedure heeft de minister voorzien om te kunnen voldoen aan de kortere beslistermijnen, zo vragen deze leden. Zij roepen de minister daarnaast op om hierbij
van de procedures, zoals het schriftelijk horen en het voordeel van de twijfel. Op welke manier wordt de deskundigheid van IND-medewerkers vergroot om een degelijke leeftijdsbepaling te kunnen doen? Daarnaast vragen zij wat het verschil is tussen de ‘juridische counseling’ en het juridische advies dat nu aan asielzoekers wordt gegeven buiten de rechtsbijstand die zij ontvangen. Hoe reageert deze minister, zo vragen deze leden, op experts die aangeven dat vroege toegang tot een advocaat van belang is om procedures kort te houden? En kan de minister aangeven op welke wijze legal counselling effectief kan worden vormgegeven als de financiering van Vluchtelingenwerk Nederland met bijna 70 procent afneemt?
De leden van de D66-fractie kunnen zich vinden in het schrappen van het aanmeldgehoor. Wel maken zij zich zorgen over het schrappen van de rust- en voorbereidingstijd, omdat deze stap juist bijdraagt aan de kwaliteit van de verdere asielprocedure. Zij vragen de minister dan ook om dit te heroverwegen om een toename in bezwaar- en beroepsprocedures te voorkomen.
6. AMMR/Dublin
Op welke manier zal het belang van het kind worden getoetst, zo vragen de leden van de D66-fractie. Daarnaast vragen zij of de minister kan toelichten hoe het criterium met betrekking tot het hebben van een diploma of kwalificatie zal worden verwerkt in de procedure.
7. Solidariteit
De leden van de D66-fractie delen de mening van de minister dat solidariteit een belangrijk uitgangspunt is van het pact. Het is de afgelopen jaren duidelijk geworden dat het lage aantal Dublinoverdrachten, dat de minister ook beschreef bij de bouwsteen ‘AMMR/Dublin’, grotendeels het gevolg is van gebrekkige solidariteit. Grenslanden hebben vaak de capaciteit niet om te voldoen aan degelijke registratie en opvang, waardoor overdrachten niet mogelijk zijn. De leden vragen de minister daarom wat de logica is achter de keuze van het afkopen van solidariteit en hoe zij denkt dat dit zal bijdragen aan een verhoging van het aantal Dublin-overdrachten. Daarnaast vragen zij wat de rol van de solidariteitscoördinator zal zijn, gezien het feit dat Nederland zich niet bereid toont tot deelname aan het solidariteitsmechanisme.
8. Noodgevallen en crisis
De leden van de D66-fractie vragen de minister het noodplan ruim voor de deadline van 12 april 2025 te delen met de Tweede Kamer zodat zij de mogelijkheid houdt om hierover in debat te gaan. Kan zij daarin ook ingaan op het voornemen om de spreidingswet in te trekken, de bezuinigingen op de uitvoeringsorganisaties, het terugdraaien van het besluit om het COA een ijzeren voorraad aan opvangplekken te laten behouden en het schrappen van de taakstelling van statushouders, zo vragen zij.
9. Horizontaal, juridische waarborgen
Kan de minister toezeggen in het besluit over rechtsbijstand het advies van de Onderzoekscommissie Langdurig verblijvende vreemdelingen zonder bestendig verblijfsrecht5 mee te nemen, waarin wordt gesteld: “Investeer in een zorgvuldige behandeling van een eerste asielaanvraag. Dat beperkt vertraging bij beroeps-, vervolg- en vertrekprocedures. Handhaaf daarom de rechtsbijstand voorafgaande aan de start van de achtdaagse Algemene Asielprocedure en de onpartijdige informatievoorziening aan asielzoekers. Het is belangrijk dat de eerste beslissing op een asielverzoek goed is. Daarbij hoort dat alle relevante redenen van de asielzoeker voor zijn aanvraag in Nederland zijn meegewogen.”
10. Hervestiging, inclusie en integratie
Welke redenen – naast evident kansarme aanvragen – ziet de minister toegang tot taallessen, inburgeringscursussen of beroepsopleiding te weigeren, zo vragen de leden van de D66-fractie. Zij vragen of de minister met hen deelt dat de integratie op lange termijn is gebaat bij vroege deelname aan de Nederlandse maatschappij en het zo vroeg mogelijk leren van de Nederlandse normen en waarden. Hoe gaat de minister deze vereiste uit het pact implementeren, zo vragen deze leden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de fractie-BBB hebben kennisgenomen van het voorgenomen EU asiel- en migratiepact. Zij hebben hier nog een aantal vragen over.
Bij de asielgrensprocedure die doorlopen wordt aan de buitengrens van de EU, worden bij derdelanders vrijheidsontnemende maatregelen opgelegd om te voorkomen dat de vreemdeling toegang krijgt tot het Schengengrondgebied krijgt. Kan de minister toelichten hoe deze vrijheidsbeperkende maatregelen eruitzien?
De Opvangrichtlijn biedt de mogelijkheid om bepaalde groepen asielzoekers een vrijheidsbeperking op te leggen in het kader van openbare orde of bij een onderduikrisico. Daarnaast biedt de Opvangrichtlijn een nieuwe bewaringsgrondslag voor de asielzoeker die zich niet heeft gehouden aan een eerder opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel. Kan de minister toelichten hoe deze vrijheidsbeperkende maatregelen eruitzien?
De asielprocedure krijgt een verplichte tweedeling in a) een verplichte versnelde procedure voor specifieke groepen en b) de reguliere procedure. In de Nederlandse asielprocedure worden nu enkel asielaanvragen afkomstig uit veilige landen van herkomst versneld behandeld. Momenteel komt vijf procent van alle procedures in de versnelde procedure terecht. Vanaf 12 juni 2026 zal - gebaseerd op de dan geldende definitie - naar verwachting ongeveer 20 procent van de gevallen in de versnelde procedure behandeld moeten worden. Hoe groot acht de minister de kans van slagen hiervan in verband met de enorme capaciteitsdruk in de asielketen? Hoe gaat zij dit probleem ondervangen?
Het migratiepact bestaat uit één richtlijn en in totaal negen verordeningen. Deze richtlijn en verordeningen dienen in tientallen landen gelijktijdig ingevoerd te worden. De leden van de BBB-fractie hebben zorgen over een eenduidige en op eenzelfde manier invoeren in alle landen. Hoe kijkt de minister hiernaar en kan zij toelichten in hoeverre het haalbaar is dat alle landen dit migratiepact op eenzelfde manier invoeren?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het nationaal implementatieplan en hebben hierover een aantal vragen.
2.1 Grensprocedure screening – III De asielgrensprocedure
De leden van de CDA-fractie vragen of Schiphol de enige plek in Nederland is die wordt gezien als juridische buitengrens van de EU. Is dit dan ook de enige plek waar de buitengrensprocedure zal worden toegepast? Hoe werkt dit dan voor derdelanders die zich melden in Ter Apel maar wel onder de criteria van asielgrensprocedure vallen (bijvoorbeeld inwilligingspercentage van 20 procent of lager)? Worden deze mensen dan ook naar Schiphol overgebracht of komt er in Ter Apel en op eventuele andere aanmeldlocaties ook een voorziening die voorziet in de eisen van asielgrensprocedure en de benodigde bewaringscapaciteit?
Kan op basis van de afgelopen vijf jaar inzichtelijk gemaakt worden wat het aantal eerste aanvragen was van derdelanders met asielverzoek afkomstig uit landen met een inwilligingspercentage van 20 procent en lager en hoe zich dit verhoudt tot de door Europese Commissie aan Nederland opgelegde 211 plaatsen ten behoeve van de asielgrens- en terugkeerprocedure?
3.2 Vereisten migratiepact
Zijn er in de nieuwe opvangrichtlijn eisen opgenomen over de eisen aan de opvang van Dublinclaimanten die geen recht meer hebben op reguliere opvang? Kunt u een juridische toelichting en uitleg geven op het de door u voorziene vraagstuk van arrest Haqbin en de bepalingen in de herziene opvangrichtlijn? Ook als hierover nog geen conclusies getrokken zijn kunt u dan het (juridische)dilemma schetsen?
3.3 Implementatie
Kunt u toelichten op welke wijze, met welke criteria en in welke verordening er een uitsluitingsgrond is opgenomen voor het recht op toegang tot de arbeidsmarkt voor specifieke groepen zoals asielzoekers uit veilige landen, Dublinclaimanten?
4.3 Implementatie
Wat is op basis van de impactanalyse de inschatting van de periode dat de IND nog met twee systemen zal moeten werken nadat vanaf 12 juni 2026 de aanvragen afgedaan dienen te worden in overeenstemming met het Europese migratiepact? Kunt u een uitvoerige beschouwing geven van de samenloop van de implementatie van het EU asiel- en migratiepact en de invoering van het tweestatusstelsel? Heeft dit nieuwe stelsel nog aanvullende uitvoeringsimplicaties op het gebied van personeel, opleiding, ICT etc.? En welke juridische implicaties ontstaan hierdoor?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben het Nationaal Implementatieplan Asiel- en Migratiepact gelezen. Deze leden hebben hier nog een aantal vragen over
De leden van de SP-fractie spreken hun zorgen uit dat met de implementatie van het EU asiel- en migratiepact situaties kunnen gaan ontstaan die overeenkomen met de inhumane omstandigheden in kamp Moria een aantal jaar geleden. Dit omdat de grenslanden nog steeds een groot gedeelte van de opvang voor hun rekening nemen. Dit gebeurt zeker op het moment dat landen zoals Nederland ervoor kiezen alle plekken af te kopen. Erkent de minister deze zorg? Of verwacht de minister een andere ontwikkeling? Kan de minister voor wat dit betreft reageren op de recente asielplannen in Duitsland en of deze ook invloed hebben op de uitvoering van het migratiepact?
De leden van de SP-fractie zijn niet te spreken over het voornemen van deze minister om te kiezen voor het afkopen van plekken. Een essentieel onderdeel van het migratiepact is de verplichte solidariteit die voortkomt uit het feit dat de grenslanden al teveel de last hebben gedragen van de opvang. Dit pact is als het ware een Europese spreidingswet. Waarom kiest de minister op voorhand voor het afkopen van de plekken? Kan er inzicht worden gegeven in de verwachte kosten die hieraan verbonden zijn en de verwachte kosten die er zouden zijn als wij de vluchtelingen wél zouden opvangen? Deelt de minister de mening dat het afkopen van onze verantwoordelijkheid richting vluchtelingen die uit oorlogs- of geweld situaties vluchten een slechte zaak is? Te lezen valt in de brief van de minister dat een belangrijk onderdeel van het pact het solidariteitsmechanisme is en het ingestelde solidariteitsmechanisme moet gaan regelen dat lidstaten waarvan is vastgesteld dat zij onder migratiedruk staan of hier risico op lopen worden bijgestaan door de andere lidstaten. Is Nederland hier überhaupt toe bereid? Hoe ziet de minister dit voor zich? Is de minister zich ervan bewust dat als elk land zich zou gedragen zoals Nederland voornemens is om te doen, dat er geen sprake is van solidariteit maar chaos? Is er al een nationale solidariteit coördinator benoemd aangezien de mijlpaal voorzien was eind 2024?
De leden van de SP-fractie lezen dat er veel discussie is over het begrip ‘veilig land’ en dat de Europese Commissie bezig is met plannen om dit begrip verder op te rekken. Om welke voorstellen gaat het en wanneer kan de Kamer deze verwachten? Wat verstaat deze minister onder een ‘veilig land’ en is iemands persoonlijke situatie zoals de seksuele geaardheid nog van invloed op de vraag of dit land veilig is voor deze persoon? Te lezen valt in de Nederlandse plannen dat nu vijf procent van de veiligelanders in een versnelde procedure terechtkomt en dat dit vanaf 2026 vanwege het oprekken van de definities 20 procent zal zijn. Welke definitie wordt hier precies opgerekt en hoe? Kan de minister hier verder over uitweiden? Deelt de minister de mening dat als de Europese Unie een overeenkomst heeft gesloten met een land, dit land niet per definitie een ‘veilig land’ is?
De leden van de SP-fractie maken zich in het nieuwe pact zorgen over vluchtelingen die zonder documenten naar een land komen. Lezen deze leden het goed dat deze personen altijd ook in de grensdetentie terecht zullen komen?
De leden van de SP-fractie hebben zorgen over de juridische stappen die vluchtelingen kunnen nemen in het nieuwe migratiepact. Klopt het dat een vluchteling maar vijf dagen de tijd heeft om in beroep te gaan? Is er in Nederland wat dit betreft altijd de mogelijkheid om met een advocaat te spreken? Hebben hulporganisaties en advocaten toegang tot de detentiecentra? Erkent de minister dat niet in alle gevallen deze mogelijkheden er zijn voor vluchtelingen en is zij bereid met haar collega’s in gesprek te gaan om op zijn minst deze mogelijkheid te bieden?
De leden van de SP-fractie willen in algemene zin vragen wat de grootste beleidsinhoudelijke wijzigingen zijn die de minister ziet in het gehele migratiepact voor Nederland, los van de logistieke kwesties. Deze leden zien bijvoorbeeld dat de minister erkent dat een bestaande uitdaging van de IND het werven, behouden en versterken van het personeel is. Maar hoe gaat dit veranderen als de begroting van het IND gedecimeerd wordt vanaf 2027? Op welke manier is een investering in het personeel dan überhaupt een optie? Vindt de minister ook dat de geplande bezuinigingen op het IND in schril contrast staan met de intensivering die juist vanaf juni 2026 nodig is als dit pact eenmaal geïmplementeerd is? Ditzelfde geldt toch ook voor het COA waar een flinke intensivering nodig is terwijl er een grote bezuiniging in 2027 voorhanden is?
De leden van de SP-fractie hebben nog vragen over de implementatie in samenhang met de huidige nationale wetgeving en de nationale asielprocedure. Hoe kan het EU-migratiepact worden gelezen in samenhang met de nationale wetgeving voor strengere asielwetgeving die er dit jaar nog aan komt? Hoe grijpt dat op elkaar in? Is dat al helemaal duidelijk, hoe wordt daar rekening mee gehouden? Kan de uitvoering al die wijzigingen na elkaar eigenlijk wel aan?
De leden van de SP-fractie hebben nog een specifieke vraag over de kinderrechten. Klopt het dat kinderen altijd uitgesloten worden van sobere opvang, ongeacht van hun procedure, omdat Nederland op grond van artikel 26 Opvangrichtlijn de verplichting heeft om hen altijd kindvriendelijke opvang te bieden, waar de sobere opvang niet aan kan voldoen?
Ten slotte hebben de leden van de SP-fractie nog vragen over de opzet van de grensdetentie en de omstandigheden hiervan. Klopt het dat ook kinderen terecht kunnen komen in deze grensdetentie en onder welke voorwaarden dit wel of niet gebeurt? Lezen deze leden het goed dat gezinnen met kinderen in principe niet in de detentiecentra terecht zullen komen? Welke kosten zijn verbonden aan het inrichten van deze detentiecentra?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het implementatieplan van het EU asiel- en migratiepact. Zij hebben daarover een enkele vraag.
Eerder heeft de SGP-fractie een motie ingediend die de regering vraagt zich op Europees niveau in te zetten om de bevolkingsdichtheid mee te wegen bij de verdeling van asielzoekers.6 De regering stelt zich steeds op het standpunt dat dit niet meer kan worden meegenomen bij de uitwerking van het huidige migratiepact en dat het daarom pas bij de herziening van de betreffende wetgeving in 2027 aan de orde is. Toch is op dit moment nog niet alles in kannen en kruiken ten aanzien van uitwerking van het pact. Zo moet nog worden vastgesteld hoe wordt omgegaan met artikel 78:3 van het EU-werkingsverdrag over solidariteit in crisissituaties, zoals is ingezet bij tijdelijke relocatieprogramma vanuit Griekenland en Italië in 2015. Voorziet de minister dat in aanvulling op maatregelen uit de solidariteitspool er ook nog maatregelen kunnen worden genomen op grond van artikel 78:3 van het EU-werkingsverdrag? Zo ja, is zij bereid bij de uitwerking van de verdeelsleutel hiervoor te pleiten voor het meewegen van bevolkingsdichtheid, in lijn met deze aangenomen motie? En is zij bereid bij alle komende voorstellen ten aanzien van verdeling van asielzoekers dit als uitgangspunt te hanteren?
II Reactie van de bewindspersoon
Dank aan de leden van de fracties GroenLinks-PvdA, VVD, NSC, D66, BBB, CDA, SP en SGP voor de vragen en opmerkingen naar aanleiding van de Kamerbrief inzake de implementatie van het EU-Migratiepact van 6 december 2024. In het navolgende worden de vragen van uw leden per fractie beantwoord, in de volgorde waarin de vragen zijn gesteld.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met bijzondere belangstelling kennisgenomen van de brief inzake het nationaal implementatieplan asiel- en migratiepact en het implementatieplan zelf. Deze leden hebben vragen hierover. Allereerst stellen deze leden dat het asiel- en migratiepact, met negen verordeningen en een richtlijn een omvangrijke herziening is. Deze leden hadden idealiter het pact op onderdelen steviger gezien, zoals bijvoorbeeld het solidariteitsmechanisme, maar zien het pact als een belangrijke eerste stap hiertoe. Derhalve onderstrepen zij het belang van een gedegen uitvoering. Tegen deze achtergrond maken deze leden zich grote zorgen over de aankomende bezuinigingen op de uitvoerende organisaties in de asielketen en de werkdruk die ontstaat met een aantal aangekondigde wetsvoorstellen; de asielnoodmaatregelenwet en de wet inzake het tweestatusstel. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het uitzonderlijk onverstandig om te bezuinigen op een al jaren vastgelopen asielketen, en deze keten vervolgens te belasten met omvangrijke aanpassingen. Wat betreft de twee wetsvoorstellen geeft ook de Raad voor de rechtspraak (Rvdr) aan dat gezien de forse extra werkbelasting voor de migratieketen, het invoeren van deze twee wetten ervoor zal zorgen dat de asielketen verder zal vastlopen.7 De Rvdr vraagt daarom om uitstel. Is de minister voornemens dit te doen? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik ben niet voornemens dat te gaan doen. De voorgestelde maatregelen zullen naar verwachting ervoor zorgen dat procedures efficiënter worden ingericht en de instroom daalt. Daardoor zal ook de druk op de migratieketen afnemen. De wetsvoorstellen moeten zorgvuldig en tegelijkertijd zo snel mogelijk tot stand komen. Daarbij worden geen stappen- die verplicht zijn voor het wetstraject- overgeslagen. Wel zijn bepaalde stappen versneld doorlopen, zoals de consultatiefase. Ten overvloede wijs ik erop dat op nadrukkelijk verzoek van de Tweede Kamer geen gebruik is gemaakt van het staatsnoodrecht. Het alternatief volgens dezelfde Kamer was om met spoed het gebruikelijke wetstraject te doorlopen. Dat is wat ik nu doe.
Erkent de minister dat zowel de invoering van het pact als de invoering van twee wetten buitengewoon veel zullen vragen van de gehele asielketen en dat het zeer onverstandig is om deze twee trajecten tegelijkertijd te laten plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
Ik besef dat twee implementatietrajecten relatief kort op elkaar veel vragen van de uitvoeringsorganisaties. De IND geeft aan dat de implementatietrajecten zoveel mogelijk op elkaar afgestemd en wijzigingen bij voorkeur in één keer geïmplementeerd moet worden. Tegelijkertijd zijn de voorgenomen maatregelen hard nodig om grip te krijgen op de asielmigratie. Het kabinet is van mening dat de maatregelen zoals die zijn opgenomen in de wetsvoorstellen zo snel mogelijk moeten worden ingevoerd en daarom niet zonder meer gewacht kan worden op inwerkingtreding van het Pact medio 2026. Daarbij wordt wel rekening gehouden met de tijd die nodig is bij de uitvoeringsorganisaties om de wetsvoorstellen te implementeren. Bij de wetsvoorstellen wordt al zo veel mogelijk rekening gehouden met de bepalingen van het Pact zodat de overgang gestroomlijnd plaats vindt.
Voorts vragen deze leden of er in de aangekondigde wetsvoorstellen elementen zitten die kort van kracht zullen zijn, omdat ze tegenstrijdig zijn met het pact. Kan de minister voor de asielnoodmaatregelenwet en de wet inzake het tweestatusstelsel aangeven welke elementen tegenstrijdig zijn met de eisen in het asiel- en migratiepact?
De verhouding tussen de voorstellen voor de Asielnoodmaatregelenwet en de Wet invoering tweestatusstelsel tot het Asiel- en migratiepact komt aan de orde in het kader van de behandeling van die wetsvoorstellen. Daarbij geldt dat het kabinet geen maatregelen neemt die strijdig zijn met of op gespannen voet staan met het Asiel- en migratiepact.
Kan de minister aangeven welke punten uit het coalitieakkoord inzake asiel in strijd zijn met de eisen in het asiel- en migratiepact? Hoe rijmt de minister bijvoorbeeld het voornemen om de rechtsbijstand voor asielzoekers te beperken, zoals is opgenomen in het coalitieakkoord, met de doelstelling van het migratiepact inzake het recht op gratis juridisch advies gedurende de gehele asielprocedure en gratis rechtsbijstand tijdens de beroepsprocedure?
Het Asiel- en migratiepact is per 12 juni 2026 van toepassing in de Nederlandse rechtsorde. Dat betekent dat de nationale wetgeving met ingang van die datum daarmee in overeenstemming moet zijn. Dat geldt ook voor de wijze waarop invulling zal worden gegeven aan het voornemen om de rechtsbijstand voor asielzoekers te beperken. In de huidige Nederlandse asielprocedure heeft een asielzoeker vanaf de start van zijn asielprocedure recht op kosteloze rechtsbijstand van een advocaat. Onder de Asielprocedureverordening uit het Asiel- en migratiepact worden lidstaten minimaal verplicht om de asielzoeker vanaf de start van zijn asielprocedure kosteloze onafhankelijke juridische ondersteuning (‘counseling’) aan te bieden. Juridische counseling is niet hetzelfde als rechtsbijstand in de huidige vorm en daarom kan volstaan worden met een ‘lichtere’ vorm van juridische ondersteuning dan nu het geval is. Zo kent de Nederlandse asielprocedure momenteel dus extra waarborgen boven op de minimumnorm uit de huidige en toekomstige Europese asielwetgeving. De Nederlandse invulling aan deze norm zal indachtig de ambities uit het regeerprogramma worden bepaald.
Deze leden constateren dat Vluchtelingenwerk Nederland zich onlangs gedwongen voelde om naar de rechter stappen, omdat de minister bezuinigt op juridische hulp aan asielzoekers.8 Tegelijkertijd verplicht het pact lidstaten minimaal om de asielzoeker vanaf de start van zijn asielprocedure kosteloze onafhankelijke juridische ondersteuning aan te bieden. Kan Nederland nog voldoen aan deze verplichting als deze bezuinigingen blijven staan? Zo ja, hoe? Zo nee, wat is de minister voornemens te doen?
Het Asiel- en migratiepact verplicht lidstaten inderdaad minimaal om de asielzoeker vanaf de start van zijn asielprocedure kosteloze onafhankelijke juridische ondersteuning (‘counseling’) aan te bieden. De counseling moet, blijkens artikel 19 van de Asielprocedureverordening, worden geboden door "onafhankelijke juridische counselors, die krachtens het nationale recht zijn erkend of toegelaten om de verzoekers counseling te verstrekken, dan wel door niet-gouvernementele organisaties die krachtens het nationale recht zijn geaccrediteerd om juridische diensten of vertegenwoordiging aan verzoekers te bieden." Het staat lidstaten vrij om zelf de partij of organisatie aan te wijzen die deze taken op zich moet nemen. De Nederlandse invulling aan deze verplichting moet nog worden bepaald.
De minister geeft in de brief aan dat daar waar de verordening ruimte laat voor nationale keuzes, of met het oog op nadere invulling van de regels, ze kiest voor een stringente interpretatie van de EU-regels. Kan de minister een overzicht geven van waar dit het geval was, en tot welke strengere keuzes dit heeft geleid?
In antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de Kamerbrief van 6 december 2024 (Kamerstukken II, 2024-2025 32317 nr. 908). Daarin is toegelicht dat met de invoering van het Asiel- en migratiepact onverplichte nationale procedurestappen in de asielprocedure worden geschrapt. Zo worden de voornemenprocedure, het nu verplichte aanmeldgehoor en de rust- en voorbereidingstermijn afgeschaft.
Het kabinet schrapt met de invoering van het pact ook andere procedurestappen in de asielprocedure. Zo wordt onder meer de rust- en voorbereidingstermijn geschrapt. Deze leden stellen dat de rust- en voorbereidingstermijn wordt gebruikt om de asielzoeker te informeren over de asielprocedure, hulp te krijgen van een advocaat, voor medisch advies, maar ook om bij te komen van de reis naar Nederland. Kan de minister aangeven waar al deze zaken met het schrappen van deze termijn een plek krijgen in de asielprocedure?
Het schrappen van de rust- en voorbereidingstermijn betekent niet dat alle genoemde onderdelen vervallen. Uit het Asiel- en migratiepact volgt dat de asielzoeker tijdens de gehele procedure recht heeft op juridische ondersteuning. Deze juridische ondersteuning omvat begeleiding en uitleg over de administratieve procedure. Ook omvat dit juridische aangelegenheden die zich tijdens de procedure voordoen. Deze juridische bijstand hoeft niet te worden verleend door een advocaat. Zoals eerder genoemd moet de Nederlandse invulling aan deze verplichting nog worden bepaald.
Uit het Asiel- en migratiepact volgt verder dat verplicht beoordeeld moet worden of een asielzoeker bijzondere procedurele waarborgen behoeft. De IND kijkt bij het begin van de procedure of er sprake is van mogelijke kwetsbaarheid en of een aanvrager speciale ondersteuning nodig heeft tijdens de asielprocedure. Als er serieuze redenen zijn om aan te nemen dat iemand om medische redenen niet door de IND gehoord kan worden, zal er een medisch onderzoek worden aangeboden om te kijken of een vreemdeling gehoord kan worden. Daarnaast vereist het Pact dat asielzoekers helemaal aan het begin van de asielprocedure een voorlopige medische check krijgen door gekwalificeerd medisch personeel en een voorlopige check op kwetsbaarheid door daartoe opgeleid personeel.
Het uitvoeren van de genoemde stappen neemt tijd in beslag. In de praktijk zullen er altijd voldoende dagen zitten tussen de eerste aanmelding en de start van het nader gehoor, waardoor er ruimte is voor asielzoekers om bij te komen van hun reis.
Is het niet verstandiger om de asielprocedure te versnellen door de lange wachttijden en beslistermijnen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan te pakken, in plaats van het schrappen van de paar dagen die asielzoekers krijgen om zich voor te bereiden voor de asielprocedure?
De huidige asielprocedure bevat een aantal verplichte stappen die niet volgen uit Europese regelgeving. De IND verwacht dat zowel het afschaffen van de rust- en voorbereidingstermijn als het afschaffen van het verplichte aanmeldgehoor gaan bijdragen aan het versnellen van de asielprocedure en het verminderen van complexiteit van de asielprocedure. Zoals aangegeven in mijn vorige antwoord zullen er in de praktijk altijd dagen zitten tussen de eerste aanmelding en de start van het nader gehoor, waardoor er ruimte is voor de asielzoeker om zich voor te bereiden op de asielprocedure.
Los van de invoering van het Asiel- en migratiepact heeft de IND de ambitie om tijdiger te beslissen op aanvragen. Dit doet de IND via drie lijnen: 1) de complexiteit in de behandeling van een aanvraag te verminderen, 2) door slimmer en efficiënter te werken en 3) door beperkt meer personeel aan te trekken. Ook dit zal bijdragen aan het verkorten van de doorlooptijden.
Klopt het dat in het implementatiewetsvoorstel van het pact de voorgenomen kabinetsplannen om de gezinshereniging van vluchtelingen drastisch te beperken zijn meegenomen? Deze leden vinden het opnemen van deze voorgenomen beperkingen wat betreft de gezinshereniging van vluchtelingen zeer voorbarig en onverstandig, omdat het wetsvoorstel daartoe nog behandeld moet worden. Bovendien is de kans aanzienlijk dat het desbetreffende wetsvoorstel aangepast dient te worden, onder meer na advies van de Raad van State. Klopt het dat daarmee het risico bestaat dat implementatiewet van het pact mogelijk niet kan worden aangenomen, of dat de parlementaire behandeling door noodzakelijke tussentijdse aanpassingen ernstig wordt vertraagd en de deadline van 2026 niet worden gehaald? Zo nee, waarom niet?
Het voorstel voor de Uitvoerings- en implementatiewet Asiel- en migratiepact 2026 is op 20 december 2024 voor een periode van acht weken in consultatie gebracht en voor advies voorgelegd aan een aantal betrokken organisaties. Na de consultatie- en adviesfase wordt bezien of en zo ja, op welke onderdelen dit wetsvoorstel aanpassing behoeft. Daarbij wordt ook de samenloop met het voorstel voor de Wet invoering tweestatusstelsel nader beschouwd en zo nodig verhelderd.
Bijlage I Nationaal implementatieplan asiel- en migratiepact
1. Eurodac
Met de nieuwe Eurodac-verordening wordt de leeftijd van personen van wie gegevens worden geregistreerd verlaagd van 14 naar 6 jaar. Kan de minister aangeven welke aanvullende bepalingen zijn opgenomen in het pact ter bescherming van kinderen? Kan de minister aangeven hoe deze aanvullende bepalingen eruit komen te zien voor Nederland en welke wetgeving hiervoor aangepast dient te worden? Hoe wordt in de opleidingen van (nieuwe) medewerkers aandacht gegeven aan de omgang en bescherming van kwetsbare kinderen?
Waarborgen voor minderjarigen bij afname van biometrische gegevens ten behoeve van Eurodac zijn opgenomen in de nieuwe Eurodacverordening. Zo wordt onder meer gesteld dat de procedure voldoende zorgvuldig en kindvriendelijk moet zijn zodat de minderjarige zich veilig voelt bij het meewerken aan het verzamelen van gegevens. De minderjarige moet tijdens de volledige duur van de afname worden vergezeld door een volwassen familielid, indien aanwezig. Een niet-begeleide minderjarige wordt vergezeld door een vertegenwoordiger, of, indien geen vertegenwoordiger is aangewezen, een persoon die is opgeleid om de belangen van het kind en zijn algemene welzijn zo goed mogelijk te beschermen. Deze persoon kan niet de ambtenaar zijn die verantwoordelijk is voor het afnemen van biometrische gegevens en handelt onafhankelijk en ontvangt geen opdrachten van de desbetreffende ambtenaar of dienst. Indien een vertegenwoordiger is aangewezen uit hoofde van de Opvangrichtlijn zal dat de begeleidende persoon zijn.
Daarnaast heeft de verlaging van de leeftijdsgrens voor afname biometrie ook de functie om de identiteit van (jonge) minderjarige kinderen vast te stellen en de lidstaten te helpen bij het opsporen van familieleden of het vaststellen van banden die een kind met een andere lidstaat zou kunnen hebben en bij het traceren van vermiste kinderen en de aanpak van mensenhandel- en smokkel van (jonge) minderjarige kinderen.
Het Asiel- en migratiepact verplicht dat minderjarigen op kindvriendelijke en leeftijdsgeschikte wijze worden ondersteund door personeel dat opgeleid en gekwalificeerd is om met minderjarigen om te gaan. Indien de minderjarige een alleenstaande minderjarige vreemdeling is zal de minderjarige vergezeld worden door een vertegenwoordiger van de nationale kinderbeschermingsautoriteiten. Voogdijinstelling Nidos wordt aangemerkt als nationale kinderbeschermingsautoriteit. Dat betekent in de praktijk dat betrokkenheid van Nidos ten tijde van het screeningsproces geborgd zal moeten worden.
Eerder gaf de minister aan dat alleen in naar behoren gemotiveerde omstandigheden en in laatste instantie, nadat alle andere mogelijkheden zijn uitgeput, een evenredige mate van dwang kan worden toegepast om minderjarigen en onderdanen van derde landen of staatlozen die als kwetsbaar worden beschouwd, te dwingen te voldoen aan de verplichting om biometrische gegevens te verstrekken.9 Kan de minister nader toelichten hoe deze dwang eruit komt te zien? Wie toetst en controleert of er sprake is geweest van een naar behoren gemotiveerde omstandigheid?
De procedure dient te worden uitgevoerd overeenkomstig de praktijk van de betreffende lidstaat en toegepast overeenkomstig de waarborgen die zijn verankerd in het Handvest van de grondrechten van de EU en in het EVRM. Er zal zo veel mogelijk worden aangesloten bij bestaande bevoegdheden en de bestaande praktijk. Dat betekent dat de toepassing van (lichte) dwang is voorbehouden aan de ambtenaren aangesteld voor de politietaak overeenkomstig artikel 7 en artikel 4, eerste lid, onderdeel f, van de Politiewet 2012. Dit betreft de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) en de Koninklijke Marechaussee (KMar).
De situatie dat een vreemdeling weigert zijn vingerafdrukken te laten afnemen, doet zich in Nederland overigens maar sporadisch voor. Ingeval de vreemdeling zich daadwerkelijk verzet, is het onmogelijk geslaagde vingerafdrukken af te nemen. De biometrie van zo’n vreemdeling blijft dan onbekend en kan reden zijn om de aanvraag als kennelijk ongegrond af te wijzen.
2. Grensprocedure en screening
Wat betekent de recente uitspraak van de rechter waarbij is vastgesteld dat vreemdelingen, die zich al op Nederlands grondgebied bevinden, niet direct mogen worden weggestuurd of zelfs vastgezet?10
Zoals met uw Kamer gedeeld, heeft Nederland per 9 december 2024 de grenscontroles heringevoerd. In een individuele zaak is nadat een vreemdeling is onderkend een maatregel van bewaring opgelegd. De rechter oordeelt in die zaak dat de toegangsweigering onrechtmatig is. In opvolging van deze uitspraak heb ik in deze individuele zaak, conform de uitspraak, de detentiemaatregel opgeheven. Er is door mij in deze individuele zaak geen hoger beroep ingesteld omdat andere onderdelen in het individuele dossier zich daartegen verzetten. Dat laat onverlet dat ik onverminderd blijf inzetten op de binnengrenscontroles. Als zich een zaak voordoet waarin een vergelijkbaar oordeel wordt gegeven door de rechter in eerste aanleg, zal ik dat indien mogelijk wel aanvechten in hoger beroep. Naar mijn opvatting was de uitspraak in die individuele zaak immers niet gebaseerd op de meest recente jurisprudentie op dit onderwerp.
Hoeveel vreemdelingen heeft de Koninklijke Marechaussee (KMar) tot op heden gedetineerd en hoeveel mensen moeten worden vrijgelaten naar aanleiding van de uitspraak?
Zoals eerder toegezegd zal ik in maart aanstaande uw Kamer informeren over de resultaten van binnengrenscontroles. De uitspraak van de rechter is gedaan in een individuele zaak. In die zaak zijn aan de uitspraak consequenties verbonden. Zoals aangegeven zijn indiduele omstandigheden in het dossier aanleiding geweest in deze zaak niet in hoger beroep te gaan. Dit is dus niet doorgetrokken naar andere zaken.
Kan de minister aangeven hoe zij wil voorkomen dat kinderen langdurige negatieve gevolgen ervaren van de vrijheidsbeperkende maatregelen die kunnen worden opgelegd in de grensprocedure? Welke maatregelen zet zij in om deze effecten te voorkomen en te verkleinen? Hoeveel van de 211 locaties voor de asielgrens- en terugkeerprocedure zijn geschikt voor gezinnen met kinderen en wat maakt dat deze locaties daarvoor geschikt zijn?
Het Asiel- en migratiepact verplicht de lidstaten in bepaalde situaties de asielgrensprocedure toe te passen. Hierdoor kan het voorkomen dat begeleide en eventueel ook niet-begeleide minderjarige vreemdelingen hun asielprocedure doorlopen vanuit grensdetentie. Voor minderjarige kinderen in gezinsverband kan dit voorkomen wanneer zij de nationaliteit hebben van een land waarvan het inwilligingspercentage EU-breed lager dan 20% betreft, zij de autoriteiten misleiden of wanneer zij een gevaar vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid. De asielaanvraag van een alleenstaande minderjarige vreemdeling kan alleen in de asielgrensprocedure worden behandeld wanneer de vreemdeling een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid is of om die reden eerder gedwongen is uitgezet. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld11 stelt de Opvangrichtlijn waarborgen voor de detentie van minderjarigen. Zo speelt het belang van het kind een leidende rol en mag de detentie niet langer duren dan strikt noodzakelijk. De asielgrensprocedure wordt beëindigd of niet toegepast wanneer de noodzakelijke ondersteuning op grond van de Opvangrichtlijn niet (langer) geboden kan worden of wanneer hier relevante medische redenen voor zijn. Het kabinet zet in op het gebruik van Gesloten Gezinsvoorziening (GGV) in het Justitieel Complex Zeist. Deze locatie is speciaal voor (gezinnen met) minderjarigen ontwikkeld met een minimale detentiebeleving. Zo verblijven de gezinnen in een eigen woning op het terrein, is er volledige bewegingsvrijheid binnen het complex en toegang tot speel- en sportvoorzieningen.12 Momenteel bevinden zich op de GGV 72 plekken voor vreemdelingen in gezinsverband (12 huisjes met elk 6 bedden) en een afdeling voor niet-begeleide minderjarigen van 10 plaatsen. Het betreft hier echter de celcapaciteit van DJI, terwijl de Asielprocedureverordening Nederland ertoe verplicht om gelijktijdig 211 asielgrensprocedures en/of terugkeergrensprocedures te kunnen voeren. Het getal 211 refereert daarbij niet enkel aan de celcapaciteit maar ook aan de capaciteit van de IND en DTenV om deze procedures te doorlopen. Het kabinet is voornemens om de benodigde capaciteit flexibel in te richten, zodat wanneer de capaciteit niet ingezet hoeft te worden deze aangewend kan worden voor andere doeleinden.
Hoe wil de minister kwetsbare ‘kansrijke’ subgroepen binnen ‘veilige’ landen van herkomst, bijvoorbeeld LHBTI’s en etnisch-religieuze minderheden op tijd identificeren en hen uitzonderen van de grensprocedure? Welke concrete maatregelen worden hiervoor genomen?
De beoordeling of een asielzoeker de asielgrensprocedure kan doorlopen is altijd een individuele beoordeling. Tijdens het screeningsproces wordt hiertoe een eerste voorlopige beoordeling gemaakt. Indien bij die beoordeling reeds wordt vastgesteld dat geen passende steun verleend kan worden in de grensprocedure, zal de grensprocedure niet toegepast worden. Nadat de vreemdeling is toegelaten tot de grensprocedure, volgt zo spoedig mogelijk het persoonlijk onderhoud. Als op enig moment tijdens de procedure blijkt dat het toepassen van de grensprocedure ongeacht de reden niet opportuun is, wordt de detentiemaatregel direct opgeheven en wordt de asielprocedure op het grondgebied verder behandeld. Hierbij merk ik op dat dit reeds bestaande praktijk is en dit zal na invoering van het Asiel- en migratiepact niet veranderen.
Deze leden constateren dat de huidige asielopvang bij lange na niet voldoet aan internationale standaarden en verplichtingen als het gaat om zorg, onderwijs en de begeleiding waar ze recht op hebben. Hoe wil de minister garanderen dat in de grensprocedure wel de rechten van asielkinderen worden gewaarborgd?
Vanzelfsprekend is het voor het kabinet van belang dat steeds wordt voldaan aan internationale verplichtingen. In de Procedureverordening zijn rechten en waarborgen opgenomen met betrekking tot de grensprocedure als het gaat om minderjarigen. Het belang van het kind speelt hierbij een leidende rol en opvang en bewaringsomstandigheden moeten gedurende de asielgrensprocedure altijd in overeenstemming zijn met de waarborgen in de Opvangrichtlijn.13 Dit leidt ertoe dat de asielgrensprocedure wordt beëindigd of niet toegepast wanneer de noodzakelijke ondersteuning op grond van de Opvangrichtlijn niet (langer) geboden kan worden of wanneer hier relevante medische redenen voor zijn. Gezinnen met kinderen worden – indien dat aan de orde is - in de grensprocedure geplaatst in de hierboven genoemde GGV in Zeist. DJI werkt voor die situatie aan het organiseren van onderwijs. Hoe deze praktijk en ontwikkeling zich verhouden tot de aangepaste grensprocedure moet tijdens de implementatietermijn blijken.
Kan de minister nader toelichten hoe de (nieuwe) screeningsautoriteiten eruit zullen zien? Is het mogelijk dat dit private organisaties zijn? Zo ja, is dat wenselijk? Of zijn het (bestaande) publieke organisaties die hier al ervaring mee hebben?
Vanaf 12 juni 2026 zal de IND verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de screeningsverordening voor aanvragers die reeds in Nederland zijn en niet voldoen aan de eisen voor toelating. Voor de grensprocedure op Schiphol wordt de KMar aangewezen als screeningsautoriteit. Op dit moment voert de IND al de verificatie uit van herhaalde aanvragers, nareizigers en Dublinzaken die opnieuw de asielprocedure ingaan. De IND ontwerpt op dit moment een nieuw I&R-proces dat goed aansluit bij de kortere termijnen uit het Asiel- en migratiepact.
Wie controleert de screeningsautoriteiten? Welke rol krijgen het College van de Rechten van de Mens, de ombudsman en niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) bij dit proces?
Er moet conform de Screeningsverordening een toezichtmechanisme worden opgericht om ervoor te zorgen dat het Unierecht en het internationaal recht, met inbegrip van het EU Handvest, tijdens de screening en in de grensprocedure worden nageleefd. Het is aannemelijk dat het College voor de Rechten van de Mens en de nationale ombudsman hierin een rol krijgen, omdat zij expliciet genoemd zijn in de verordening om deel te nemen aan dit toezichtmechanisme. Gesprekken hierover zijn nog gaande.
3. Opvang
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA lezen dat het Nederlandse opvangsysteem op hoofdlijnen voldoet aan de relevante bepalingen van de nieuwe opvangrichtlijn. Tegelijkertijd constateren deze leden dat de asielopvang in Nederland grotendeels bestaat uit (crisis)noodopvangplekken, waarbij veel basale voorzieningen ontbreken of tekortschieten. Kan de minister aangeven aan welke bepalingen van de huidige opvangrichtlijn die terugkomen in de nieuwe opvangrichtlijn Nederland op dit moment niet voldoet?
In het Nationaal Implementatieplan is opgenomen dat het opvangsysteem op hoofdlijnen voldoet aan de relevante bepalingen van de herziene Opvangrichtlijn. In de huidige uitvoeringspraktijk blijkt dat niet in alle gevallen voldaan kan worden aan alle artikelen van de richtlijn. Een voorbeeld hiervan is dat niet alle kinderen binnen de aangegeven termijn naar school kunnen. Het COA treedt hiervoor in contact met gemeenten en lokale instellingen. Bij amv streeft het COA ernaar om jongeren die worden opgevangen in noodlocaties zonder (of met beperkt) onderwijs, zo snel mogelijk door te plaatsen naar locaties waar structureel onderwijs wel geborgd is.
Kan de minister uitgebreid toelichten op welke wijze zij wil voldoen aan de termijn van twee maanden waarbinnen in onderwijs moet worden voorzien voor leer- en kwalificatieplichtige asielzoekers? Hoeveel financiële middelen en hoeveel fte worden ingezet om de huidige termijn van drie maanden, waar nu nog te vaak niet aan wordt voldaan, naar twee maanden te brengen?
In artikel 16 van de herziene Opvangrichtlijn is bepaald dat minderjarige asielzoekers zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen twee maanden toegang tot onderwijs krijgen. Ook nu al is het landelijk beleid dat kinderen zo snel mogelijk een onderwijsaanbod ontvangen. Scholen en gemeenten slagen hier vaak in, maar het lukt niet overal om kinderen binnen de vereiste periode onderwijs te bieden. Hierbij speelt onder andere mee dat (nood)opvanglocaties die tijdelijk worden ingericht, het snel opschalen van onderwijscapaciteit wel eens lastig uitvoerbaar maakt. De spreiding van deze kinderen, de opvanglocaties, de beschikbare onderwijsvoorzieningen en onderwijspersoneel sluiten dan niet optimaal op elkaar aan.
Scholen ontvangen aanvullende bekostiging voor alle bij hen ingeschreven nieuwkomersleerlingen. De staatssecretaris van OCW stelt in het land regiocoördinatoren nieuwkomersonderwijs beschikbaar om scholen en gemeenten te informeren en adviseren over de vormgeving van het aanbod. Ook COA en NIDOS hebben in hun werkwijze aandacht voor het snel toeleiden van kinderen naar onderwijs. In het uiterste geval kan een gemeente bij het ontbreken van voldoende onderwijscapaciteit een tijdelijke nieuwkomersvoorziening aanvragen bij het ministerie van OCW.
De nieuwe Opvangrichtlijn zal ook van toepassing zijn op personen die ‘tijdelijke bescherming’ vragen, de huidige groep Oekraïners. Wat betekent dit in de praktijk? Zijn er voorzieningen die opgeschaald dienen te worden? Of voorzieningen waar ontheemden uit Oekraïne nu nog geen recht op hebben, maar na de implementatie van het pact wel? Zo ja, welke voorzieningen en rechten zijn dit?
In de huidige Opvangrichtlijn is expliciet opgenomen dat die richtlijn niet van toepassing is indien de Richtlijn Tijdelijke Bescherming wordt toegepast. De herziene Opvangrichtlijn kent een dergelijke bepaling niet. In onze huidige nationale wetgeving is geregeld dat een ontheemde ingeval van tijdelijke bescherming rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, onder f of h, van de Vreemdelingenwet geniet. Dit rechtmatig verblijf is verbonden aan het indienen van een asielaanvraag. Daarmee worden tijdelijk beschermden in Nederland strikt genomen gelijkgesteld aan asielzoekers, waardoor ze onder het bereik van de herziene Opvangrichtlijn vallen.
De materiële voorzieningen voor asielzoekers zijn geregeld in de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva). De materiële opvangvoorzieningen voor ontheemden uit Oekraïne die onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming vallen zijn geregeld in de Regeling opvang ontheemden Oekraïne. Bij totstandkoming van de laatstgenoemde is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de Rva, waardoor verschillen tussen de twee groepen zo veel mogelijk worden voorkomen. Dat betekent niet dat er geen verschillen zijn, maar deze zien voornamelijk op de praktische uitvoering. Zo is voor de opvang van ontheemden wettelijk geregeld dat de gemeenten daarvoor verantwoordelijk zijn, in tegenstelling tot het COA daar waar het gaat om reguliere asielzoekers. In het voordeel van ontheemden geldt, in vergelijking met de reguliere asielzoeker, dat ontheemden arbeid in loondienst kunnen verrichten zonder tewerkstellingsvergunning. Er zijn geen voorzieningen of rechten die naar aanleiding van de implementatie van het Pact voor ontheemden opgeschaald moeten worden.
Deze leden lezen dat het de intentie van het kabinet is om een aantal locaties van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) in te richten speciaal voor personen die in aanmerking voor de versnelde procedure. Kan de minister aangeven om hoeveel locaties en bedden dit zou gaan? Kan de minister aangeven wanneer deze intentie gerealiseerd dient te worden? Is de minister hierover in gesprek met het COA? Is zij van mening dat het COA hierop is voorbereid? Welke (financiële) ondersteuning krijgt het COA om deze taak uit te voeren? Hoeveel kost het opzetten van nieuwe asielzoekerscentra voor de versnelde procedure? Hoeveel fte is hiervoor nodig? Aan welke locaties en gemeenten denkt de minister? Is er bestuurlijk draagvlak voor het openen van deze nieuwe asielzoekerscentra?
In de geactualiseerde Uitvoeringsagenda flexibilisering asielketen (hierna: Uitvoeringsagenda), die in de zomer van 2024 met de Tweede Kamer is gedeeld, wordt het toekomstbeeld van het asielopvanglandschap geschetst dat gericht is op het realiseren van stabiliteit alsook flexibiliteit in het opvangsysteem, het tot een minimum beperken van verhuisbewegingen en asielzoekers snel en efficiënt laten integreren en participeren, dan wel laten terugkeren naar het land van herkomst. Om deze uitgangspunten te kunnen realiseren, wordt het opvanglandschap heringericht en het aantal opvangmodaliteiten teruggebracht naar drie: azc’s met aanmeldfaciliteiten, reguliere azc’s en azc’s voor versnelde procedure. Opvangmodaliteiten die voorzien in een specifieke opvang- of begeleidingsbehoefte zoals de intensief begeleidende opvang (ibo) of handhavings- en toezichtlocatie (htl) blijven ook in deze herinrichting nodig.
De uitvoeringsagenda schetst een toekomstbeeld op hoofdlijnen. Dit toekomstbeeld is ook nauw verbonden aan de implementatie van het Asiel- en migratiepact. Momenteel wordt in samenwerking met alle betrokken ketenpartners een implementatieplan opgesteld waarin de uitgangspunten van de Uitvoeringsagenda geconcretiseerd en geprioriteerd worden, waarin verbanden met andere lopende trajecten gezocht worden en waarin uitgewerkt wordt wat er vanuit de betrokken uitvoeringsorganisaties nodig is om de Uitvoeringsagenda te realiseren. Het COA is nauw betrokken bij dit proces. Samen met het COA en andere organisaties worden de door u genoemde uitvoeringstechnische vraagstukken, zoals aantal bedden, locaties en (financiële) middelen verder onderzocht en uitgewerkt. Zodra hier meer helderheid over is, zal uw Kamer hierover geïnformeerd worden.
4. Asielprocedure
Voldoet Nederland op dit moment aan artikel 54 van de nieuwe Asielprocedureverordening die stelt dat minderjarigen worden overgebracht naar opvangfaciliteiten ‘die doeltreffend op hun behoeften zijn afgestemd en zorgen voor een levensstandaard die toereikend is voor de lichamelijke, mentale, spirituele, morele en sociale ontwikkeling van de minderjarige met volledige inachtneming van de vereisten uit de Opvangrichtlijn’? Zo nee, hoe wil de minister ervoor zorgen dat Nederland hier wel aan voldoet medio 2026? Welke concrete stappen wil de minister hiervoor nemen?
Vanzelfsprekend is het voor het kabinet van belang dat steeds wordt voldaan aan internationale verplichtingen. In de Procedureverordening zijn rechten en waarborgen opgenomen met betrekking tot de grensprocedure als het gaat om minderjarigen. Het belang van het kind speelt hierbij een leidende rol en opvang en bewaringsomstandigheden moeten gedurende de asielgrensprocedure altijd in overeenstemming zijn met de waarborgen in de Opvangrichtlijn.[1] Dit leidt ertoe dat de asielgrensprocedure alleen kan worden toegepast op een alleenstaande minderjarige vreemdeling wanneer deze een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid vormt of om die reden eerder gedwongen is uitgezet. Ook wordt de asielgrensprocedure beëindigd of niet toegepast wanneer de noodzakelijke ondersteuning op grond van de Opvangrichtlijn niet (langer) geboden kan worden of wanneer hier relevante medische redenen voor zijn. Gezinnen met kinderen worden – indien dat aan de orde is - in de grensprocedure geplaatst in de gesloten gezinsvoorziening in Zeist. Daar zijn twaalf huisjes met zes bedden beschikbaar voor gezinnen met minderjarige kinderen. DJI werkt voor die situatie aan het organiseren van onderwijs. Hoe deze praktijk en ontwikkeling zich verhouden tot de aangepaste grensprocedure moet tijdens de implementatietermijn blijken.
Deze leden stellen dat uit het implementatieplan onvoldoende blijkt welke stappen Nederland zal zetten om na de screening en beoordeling daadwerkelijk geschikte opvangplekken aan te bieden voor kwetsbare personen en kinderen. Kan de minister dat nader toelichten?
In de huidige opvangpraktijk wordt al, vroeg in het opvangproces en doorlopend tijdens de opvang, een beoordeling gemaakt of aangepaste opvangbehoeften noodzakelijk zijn als gevolg van geconstateerde kwetsbaarheden. Dat verandert niet in de situatie van de nieuwe opvangrichtlijn. Het COA houdt zo veel als mogelijk rekening met aangepaste opvangbehoeften in haar plaatsingsbeleid.
Klopt het dat het toepassen van de versnelde procedure optioneel is voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s)? Is de minister voornemens om, gezien de specifieke kwetsbaarheid van deze groep, ze in de reguliere procedure te behandelen? Zo nee, waarom niet?
Ja, toepassing van de versnelde procedure is niet verplicht voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s), in tegenstelling tot meerderjarige vreemdelingen. Lidstaten kunnen ervoor kiezen de versnelde procedure toe te passen bij ’amv’s wanneer zij afkomstig zijn uit een veilig land van herkomst of een nationaliteit hebben waarbij het inwilligingspercentage lager dan 20% is op grond van Eurostat gegevens, bij een herhaalde aanvraag of wanneer er sprake is van misleiding van de kant van de aanvrager. Ik ben voornemens om het uitgangspunt te hanteren aanvragen van ’amv’s zoveel mogelijk af te handelen in de versnelde procedure, indien de aanvraag zich daarvoor leent en besluitvorming op een zorgvuldige wijze kan plaatsvinden. Per geval zal altijd worden beoordeeld of de versnelde procedure kan worden toegepast. Ik wil benadrukken dat een aanvraag behandelen in de versnelde procedure niet afdoet aan de bijzondere procedurele waarborgen die van toepassing zijn op een amv. Het enige verschil is verkorte termijnen, wat prioriteit met zich meebrengt.
5. Terugkeer
Artikel 42 van de nieuwe Asielprocedureverordening benoemt situaties waarin de grensprocedure verplicht moet worden toegepast. Ook asielzoekers die een gevaar vormen voor de nationale veiligheid of openbare orde moeten worden verwezen naar de grensprocedure. Kan de minister nader toelichten wat valt onder de openbare orde? Is hier een definitie van en kan de minister voorbeelden geven van gedragingen die vallen onder ‘gevaar voor openbare orde’?
Artikel 45, eerste lid, van de Procedureverordening bepaalt dat lidstaten verplicht zijn een verzoek in de grensprocedure te behandelen als er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat de verzoeker een gevaar vormt voor de nationale veiligheid of de openbare orde van de lidstaat. De IND beoordeelt hiertoe of sprake is van een (bijzonder) ernstig misdrijf en een gevaar voor de gemeenschap op individuele basis, aan de hand van alle relevante feitelijke en juridische gegevens. De IND weegt alle strafrechtelijke veroordelingen mee in de beoordeling of er sprake is van een gevaar voor de openbare orde. Hieronder kunnen ook veroordelingen die in het verleden volgens het jeugdstrafrecht zijn opgelegd vallen. De IND betrekt daarbij in ieder geval de door de vreemdeling aangevoerde bijzondere feiten en omstandigheden, die zien op de aard en de ernst van het delict en het tijdsverloop dat is verstreken sinds het delict. Hierbij wegen de individuele omstandigheden zwaar mee, waaronder de vraag hoe groot het aandeel is van het delict dat een gevaar voor de gemeenschap vormt evenals de evenredigheid van het besluit.
Deze leden stellen dat het recht op opvang direct vervalt na de mededeling van een overdrachtsbesluit. Na het vervallen van het recht op opvang in de zin van de Opvangrichtlijn moet nog wel een minimale levensstandaard (‘bed-bad-brood’) worden geboden. Kan de minister aangeven bij wie deze verantwoordelijkheid ligt? Is dat bij de gemeenten of het Rijk?
Het is conform de opvangrichtlijn verplicht in alle gevallen een minimale levensstandaard te bieden. Het COA werkt momenteel aan de uitwerking hiervan, in lijn met de uitvoeringsagenda flexibilisering asielketen. In de uitwerking zal het COA de mate van toezicht op de vreemdeling meenemen, alsmede het verstrekkingen regime.
7. Solidariteit
In het regeerakkoord is opgenomen dat Nederland een financiële bijdrage wil leveren in plaats van vreemdelingen uit andere EU-lidstaten over te nemen. Wanneer echter teveel lidstaten dit doen kan dit erin resulteren dat Nederland Dublinclaimanten niet langer kan overdragen. Hoe wordt dit aspect meegenomen in de keuze die gemaakt moet worden over de bijdrage van Nederland? Zijn er specifieke onderdelen/elementen die het kabinet door middel van een financiële bijdrage wil ondersteunen?
Het uitgangspunt van het solidariteitsmechanisme is dat op verschillende manieren ondersteuning kan worden geboden aan lidstaten onder migratiedruk: door middel van herplaatsingen, een financiële bijdrage of operationele solidariteit. Al deze verschillende maatregelen van solidariteit zorgen voor een functionerend solidariteitsmechanisme, waaraan weliswaar verplicht moet worden deelgenomen, maar waarin in geen geval lidstaten verplicht kunnen worden tot herplaatsing.
De hoogte van de benodigde solidariteit wordt jaarlijks vastgesteld op voorstel door de Europese Commissie en vastgesteld door de Raad. Het aandeel dat elke lidstaat in deze solidariteitsbijdragen heeft, waarvan de financiële bijdrage één mogelijkheid is, is afhankelijk van een verdeelsleutel op basis van de omvang van de bevolking en het BBP van de lidstaat. Deze verdeelsleutel is ook van toepassing voor de financiële bijdrage. Nederland kan niet verplicht worden om meer bij te dragen dan op basis van die betreffende verdeelsleutel. Deze bijdrage wordt via de begroting van de Unie verleend. De ontvangende lidstaten dienen de acties die ze met de financiële bijdrage willen financieren daarnaast in bij het forum op technisch niveau.
Wanneer op EU-niveau de minimumdrempel van het aantal beoogde herplaatsingen niet wordt gehaald, is het binnen het solidariteitsmechanisme mogelijk dat lidstaten worden verplicht om afgebakende aantallen ‘Dublinclaimanten’ niet over te dragen aan de begunstigde lidstaat onder migratiedruk, ook al was deze begunstigde lidstaat als verantwoordelijke lidstaat aangemerkt. Het gaat om de zogenoemde Verantwoordelijkheids-offsets. Zo hebben solidariteit ontvangende lidstaten een garantie dat de vorm van solidariteit die zij ontvangen aansluit bij hun behoefte.
Daarnaast bevat het mechanisme een reeks waarborgen en controlemechanismen die naleving van het EU-asielacquis stimuleren. Zo is een goed voorbereid asiel- en opvangstelsel een belangrijke vereiste voor de erkenning van “migratiedruk” en kunnen bijdragende lidstaten niet verplicht worden hun solidariteitstoezeggingen na te komen ten aanzien van een begunstigde lidstaat, als de Commissie heeft bepaald dat er sprake is van systemische tekortkomingen in het asiel- en opvangstelsel van die lidstaat (specifiek als dit de Dublin-verplichtingen betreft). Het mechanisme is er dus op gericht dat enerzijds iedere lidstaat bijdraagt via solidariteitstoezeggingen en anderzijds elke lidstaat verantwoordelijkheid neemt voor het eigen asielsysteem en het voldoen aan het EU-asiel acquis.
8. Noodgevallen en crisis
Op grond van artikel 32 van de Opvangrichtlijn moet Nederland voorbereid zijn op situaties van een onevenredig hoge instroom. Kan de minister aangeven wanneer de aantallen ‘onevenredig hoog zijn’ en kan de minister aangeven hoe lang dit het geval moet zijn voordat het noodplan in werking kan treden?
Op dit moment wordt er gewerkt aan de totstandkoming van een noodplan voor de asielketen als opgedragen in art. 32 van de Opvangrichtlijn. Een dergelijk noodplan zet de maatregelen uiteen die moeten/kunnen worden genomen om te zorgen voor een passende opvang en aanpassingen aan het asielsysteem wanneer de lidstaat met een onevenredig aantal verzoekers om internationale bescherming, met inbegrip van niet-begeleide minderjarigen, wordt geconfronteerd. Het noodplan bestaat uit een aantal, binnen de asielketen onderling afgestemde, criteria die gerelateerd zijn aan de hoogte en aard van de instroom waar die ketenpartner (s) op dat moment mee word(t)(-en) geconfronteerd. Op basis daarvan wordt bepaald welke maatregelen moeten worden genomen om de keten als geheel te laten blijven functioneren. Of sprake is van een "onevenredig aantal" is gerelateerd aan instroom, de doorstroom, de mate waarin ketenpartners voorbereid zijn en de uitstroom uit de opvang. Voor de opvang zijn bijvoorbeeld indicatoren als de bezettingsgraad en kwaliteit van opvanglocaties van belang. Of er sprake is van een onevenredig aantal verzoekers om internationale bescherming is daarom afhankelijk van alle ketenpartners, hoe deze als keten kunnen blijven functioneren en is daarom van tevoren niet met één criterium aan te geven.
Kan de minister het noodplan dat op 12 april 2025 bij het EU-asielagentschap ingediend moet worden ook aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Er is nog onduidelijkheid in hoeverre de nationale noodplannen van de lidstaten openbaar kunnen worden gemaakt, temeer omdat een aantal EU-lidstaten hier bezwaren tegen heeft vanwege de in de plannen neergelegde informatie.
10. Hervestiging, inclusie en integratie
Op welke punten voldoet Nederland niet aan de elementen van de nieuwe Opvangrichtlijn als het gaat om inburgering voor asielzoekers en vluchtelingen? Zijn de bezuinigingen op het programma vroege integratie en participatie een belemmering geweest hierin? Is het voldoende dat in slechts op 38 van de ongeveer 200 asielzoekerscentra een meedoenbalie is?
Er zijn op dit moment onvoldoende middelen om op alle reguliere locaties een Meedoenbalie in te richten. Op dit moment wordt nog verkend of het huidige aanbod voldoet aan de verplichtingen zoals vastgelegd in de herziene Opvangrichtlijn. In 2025 bezuinigt het kabinet binnen de VrIP alleen op de reiskosten vroege start. Alle andere onderdelen van VrIP worden niet geraakt. Er blijft nog voldoende budget voor deze reiskosten over om de vroege start te stimuleren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel. Deze leden hebben hier nog enkele vragen over.
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat Dublinclaimanten na een overdrachtsbesluit niet langer in Nederland behoren te zijn. Dit betekent dat zij, in overeenstemming met het asiel- en migratiepact, niet meer in aanmerking zouden moeten komen voor reguliere opvang. Deze leden constateren dat het implementatieplan aangeeft dat Nederland momenteel uitwerkt welke consequenties dit heeft. Deze leden zijn van mening dat vrijheidsbeperkende maatregelen, zoals bijvoorbeeld meldplicht of verblijf in een vrijheidsbeperkende locatie, een effectief middel kunnen zijn om te garanderen dat Dublinclaimanten daadwerkelijk worden overgedragen en Nederland verlaten. In welke fase bevindt de uitwerking van deze opvang zich momenteel en op welke wijze worden vrijheidsbeperkende maatregelen hierin meegenomen?
Het is conform de Opvangrichtlijn verplicht in alle gevallen een minimale levensstandaard te bieden. Het COA werkt momenteel aan de uitwerking hiervan, in lijn met de uitvoeringsagenda flexibilisering asielketen. In de uitwerking zal het COA de mate van toezicht op de vreemdeling meenemen, alsmede het verstrekkingen regime.
Met de invoering van het migratiepact krijgen asielzoekers in een lopende aanvraagprocedure recht op een dagvergoeding. De leden van de VVD-fractie achten het van belang dat deze vergoeding sober en doelmatig is en in lijn blijft met het Nederlandse stelsel. Hoe hoog wordt deze dagvergoeding en hoe verhoudt zich dit tot de bestaande regeling?
Op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers 2005 krijgen asielzoekers met een lopende asielaanvraag € 14,87 leefgeld per week als vergoeding voor kleding en verzorgingsproducten. Eventueel krijgen deze mensen ook eetgeld. De hoogte is afhankelijk van het aantal personen waarmee de ontvanger een huishouden voert. Op locaties waar bewoners maaltijden krijgen, ontvangen ze geen eetgeld. De nieuwe Opvangrichtlijn schrijft voor dat asielzoekers die een asielaanvraag hebben ingediend vanaf dat moment recht hebben op een dagvergoeding. Een dagvergoeding mag een combinatie zijn van een geldbedrag, tegoedbonnen of in natura, maar moet altijd een geldbedrag omvatten. Wat de hoogte van het bedrag onder de nieuwe opvangrichtlijn moet zijn, wordt nu nader uitgewerkt.
Zijn er ook mogelijkheden om bijvoorbeeld bij overlastgevende asielzoekers of asielzoekers die een terugkeerbesluit hebben gekregen, de dagvergoeding om te zetten naar een vergoeding in natura zoals onderwijs, eten en dak boven hun hoofd, maar geen contant of digitaal geld?
De nieuwe Opvangrichtlijn biedt aanvullende mogelijkheden om de dagvergoeding en materiële opvangvoorzieningen te beperken of in te trekken. Dit mogen lidstaten bijvoorbeeld doen als een asielzoeker een aangewezen gebied verlaat of onderduikt, de procedurele vereisten niet naleeft, niet deelneemt aan verplichte integratiemaatregelen, ernstig en herhaaldelijk inbreuk heeft gemaakt op de regels van het opvangcentrum of zich in het opvangcentrum op gewelddadige of dreigende wijze heeft gedragen. Alleen in de laatste twee gevallen mogen materiële opvangvoorzieningen volledig worden ingetrokken. In alle andere gevallen moet er altijd nog een dagvergoeding worden geboden. Bovendien moet er in alle gevallen een minimale levensstandaard worden geboden. Ten slotte merk ik nog op dat asielzoekers van wie het asielverzoek definitief is afgewezen/geen rechtmatig verblijf meer hebben, niet meer onder de reikwijdte van de Opvangrichtlijn vallen.
De leden van de VVD-fractie lezen in het implementatieplan dat de termijn waarbinnen onderwijs moet worden voorzien voor leer- en kwalificatieplichtige asielzoekers wordt teruggebracht naar uiterlijk twee maanden. Dit vergt een nauwe samenwerking met andere ministeries en lokale overheden. In hoeverre worden deze partijen momenteel actief worden betrokken bij de implementatie en welke uitdagingen signaleren zij bij de uitvoering van deze maatregel?
Het kabinet is het met de VVD-fractie eens dat voor een zorgvuldige uitvoering samenwerking met verschillende landelijke en regionale overheden en met veldorganisaties essentieel is. Het ministerie van Asiel en Migratie werkt hierbij al nauw samen met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. In het wetsvoorstel ter implementatie van het Asiel- en migratiepact, dat in december 2024 ter consultatie is aangeboden, is de aanpassing van de toelatingstermijn verwerkt. Het ministerie van OCW heeft de landelijke onderwijsorganisaties, Ingrado en de VNG geïnformeerd over de wijzigingen in de herziene Opvangrichtlijn en zal in de komende periode in afstemming met het veld de implementatie verder vormgeven. Er is bij de organisaties steun voor de intentie om alle minderjarige asielzoekers zo snel mogelijk onderwijs te bieden, maar de vertegenwoordigers van het (nieuwkomers)onderwijs signaleren ook dat dit op dit moment -mede gelet op de verplaatsingen in de asielketen- niet altijd lukt. Verder wordt momenteel een Uitvoeringstoets uitgevoerd om te bezien wat precies de uitvoeringsconsequenties zijn van deze maatregel. Ook DUO en de Inspectie van het Onderwijs adviseren over de uitvoerbaarheid.
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over het feit dat de IND door de invoering van het pact tijdelijk met twee verschillende regelgevingen moet werken. In het implementatieplan wordt aangegeven dat deze situatie mogelijk langer dan gewenst zal aanhouden vanwege de grote voorraad lopende asielaanvragen. Hoeveel tijd heeft de IND nodig om de voorraad aanvragen volgens de oude regelgeving weg te werken en welke maatregelen worden genomen om deze afhandeling te versnellen, zonder dat daarbij het inwilligingspercentage stijgt om ongewenste redenen?
Hoelang het duurt om de voorraad volgens de oude regelgeving weg te werken, hangt af van verschillende factoren zoals de hoogte van en de verschillende groepen binnen de instroom de komende anderhalf jaar alsmede de behandelcapaciteit van de IND. Ook zullen de maatregelen uit de wetsvoorstellen “Wet invoering tweestatusstelsel” en “Asielnoodmaatregelenwet” een impact hebben op de productie van de IND. Een aantal maatregelen helpt de IND om in te lopen op de voorraad, een aantal andere maatregelen vragen juist extra inzet van de IND. Om die reden kan nog geen goede inschatting gemaakt worden over de tijd die nodig is om de asielaanvragen ingediend voor 12 juni 2026 weg te werken.
De IND houdt er rekening mee dat nog geruime tijd na 12 juni 2026 gewerkt wordt aan de afhandeling van zaken die vallen onder de oude regelgeving. Er wordt uiteraard gestreefd naar een zo laag mogelijke voorraad op de overgangsdatum van 12 juni 2026.
Met de implementatie van het pact rijst de vraag of de IND het verouderde systeem Indigo zal blijven gebruiken of dat er wordt gewerkt aan een nieuw ICT-systeem. De leden van de VVD-fractie vinden het essentieel dat de uitvoering van het pact niet wordt belemmerd door verouderde technologie en zien dit moment als een kans om van legacy software af te komen. Deelt de minister deze mening? Wordt er gewerkt aan een nieuw systeem en, zo ja, zal dit systeem dan uiterlijk op 12 juni 2026 operationeel zijn?
De IND werkt aan een nieuw informatiesysteem dat Indigo zal vervangen. Er wordt op dit moment in kaart gebracht wat noodzakelijk is om gereed te hebben in dit nieuwe systeem bij de implementatie van het Asiel- en migratiepact. Het systeem zal vervolgens verder doorontwikkeld worden. Indigo zal dus na inwerkingtreding van het Asiel- en migratiepact niet volledig vervangen worden. Asielaanvragen ingediend voor implementatie van het pact zullen via de oude regelgeving in Indigo worden afgehandeld. Ook zullen andere (reguliere) werksoorten nog tijdelijk in Indigo behandeld worden.
De leden van de VVD-fractie hebben met zorg kennisgenomen van het feit dat er tot ten minste 2029 structureel met externe inhuur zal worden gewerkt voor de implementatie van het pact. Externe inhuur kan zeker wenselijk zijn, bijvoorbeeld op het gebied van grotere ICT-projecten of tijdelijke tekorten aan personeel. Het brengt wel extra kosten met zich mee. De leden van de VVD-fractie willen daarom weten waarom er niet is gekozen om, gezien de structurele behoefte aan personeel voor ten minste vier jaar, eigen medewerkers te werven in plaats van afhankelijk te blijven van externe krachten.
Voor de implementatie van het migratiepact maken de organisaties gebruik van zowel incidentele externe inhuur als structureel personeel, zoals ook beschreven in het NIP. Zo wordt medisch personeel voor screening extern ingehuurd, dit verschilt niet van het bestaande identificatie- en registratieproces.
Voor de IND is het van belang om de incidentele externe inhuur in te zetten om het screeningsproces te implementeren, en vindt daarna kennisoverdracht naar de bestaande organisatie plaats, hierdoor zal het vast IND-personeel het proces verder beheren en doorontwikkelen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken inzake de implementatie van het EU asiel- en migratiepact. Zij verzoeken de minister om de volgende vragen te beantwoorden.
De leden van de NSC-fractie constateren dat asielaanvragen van veiligelanders volgens het EU asiel- en migratiepact binnen 12 weken, inclusief beroep, moeten worden afgehandeld. De gemiddelde afhandelingsduur in Nederland bedraagt op dit moment echter 14 weken. Heeft de minister de ambitie om deze termijnen reeds vóór de inwerkingtreding van het pact terug te brengen en op welke wijze denkt zij dit te realiseren?
De ambitie blijft om de behandelduur van kansarme asielaanvragen en overlastgevers zoveel mogelijk te verkorten. Overigens geldt de behandeltermijn van 12 weken, inclusief beroep, die in het Asiel- en migratiepact is opgenomen voor de verplichte grensprocedure. Wanneer geen sprake is van de asielgrensprocedure is de versnelde asielprocedure van toepassing. De behandeltermijn in de versnelde procedure is ook 12 weken maar dan exclusief beroep. De in de vraag genoemde afhandelingsduur van 14 weken, die inmiddels 11 weken bedraagt, ziet op de afdoening van aanvragen uit spoor 2 (veiligelanders en aanvragers die al in een ander EU-lidstaat een asielstatus hebben) in de gewone asielprocedure dus niet de asielgrensprocedure. EU-statushouders hebben soms een beduidend langere doorlooptijd omdat vaak eerst onderzoek uitgezet moet worden bij andere EU-landen. Daarnaast komt het voor dat zaken die in eerste instantie niet direct in spoor 2 terecht zijn gekomen, later alsnog in spoor 2 worden afgedaan. Dit heeft effect op de gemiddelde doorlooptijd van spoor 2. Voor de meeste veiligelanders is de doorlooptijd aanzienlijk korter namelijk vier weken.
Kan de minister aangeven welk tijdspad zij voor ogen heeft om de afhandeling van aanvragen van veiligelanders minimaal in lijn te brengen met de Europese termijnen? Kan de minister inzicht geven in welke wetgevingsvoorstellen zij op korte termijn zal indienen om deze versnelling mogelijk te maken?
De afhandeling van aanvragen van veiligelanders en overlastgevers blijft een grote prioriteit van dit kabinet. Aanvragen van veiligelanders worden nu in verreweg de meeste gevallen behandeld binnen een termijn van vier weken. Hiermee wordt al ruimschoots voldaan aan de termijnen die gelden onder het Pact.
Kan de minister aangeven welke lessen Nederland kan trekken uit methodes van andere lidstaten die voor veiligelanders snellere procedures hanteren, zoals de Duitse AnkER-centra, waar screening, beoordeling en terugkeer van kansarme asielaanvragen worden gecombineerd? Heeft zij hiernaast nog methodes van andere lidstaten op het oog die op een effectievere manier met deze groep omgaan? Acht de minister het invoeren van een vergelijkbare aanpak in Nederland haalbaar?
In Nederland bestaat reeds een snelle procedure voor de afhandeling van veiligelanders en overlastgevers. Bij brief van 6 februari 2025 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de procesbeschikbaarheidsaanpak waarbij het uitgangspunt is dat de aanvrager steeds beschikbaar moet zijn voor de versnelde behandeling van de aanvraag. Onder de nieuwe Europese regels zal deze aanpak blijven bestaan; dus een snelle behandeling van aanvragen waarbij de aanvrager met een kansarme aanvraag zoveel mogelijk beschikbaar blijft waarna gewerkt kan worden aan terugkeer.
Kan de minister bevestigen of het heropenen van procesbeschikbaarheidslocaties (pbl) een bijdrage kan leveren aan een efficiëntere afhandeling van deze procedures, ook, en voornamelijk in het kader van de implementatie van het pact?
Dat is inderdaad de intentie, waarbij de procesbeschikbaarheidsaanpak gefaseerd wordt ingevoerd, zoals ik schreef in mijn brief van 6 februari jl. Deze aanpak kan gezien worden als vooruitlopend op de implementatie van het pact, omdat hierin bepaalde doelgroepen versneld door de asielprocedure gaan.
De leden van de NSC-fractie constateren dat het pact voorschrijft dat de initiële screening van irreguliere migranten binnen vijf dagen moet zijn afgerond en dat er directe doorgeleiding naar de juiste procedure moet plaatsvinden. Welke organisatie gaat deze taak op zich nemen?
Verwezen wordt naar het antwoord op een gelijksoortige vraag van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie.
Kan de minister toelichten op welke manier de door het pact gestelde termijnen van maximaal zes maanden voor versnelde asielprocedures en maximaal negen maanden voor niet-versnelde procedures kunnen worden gerealiseerd? Welke concrete middelen worden vrijgemaakt om deze termijnen te realiseren? Kan de minister aangeven tegen welke obstakels zij momenteel aanloopt bij de uitbreiding van de IND-capaciteit?
De in het Asiel- en migratiepact gestelde termijn voor de versnelde procedure is drie maanden, welke niet verlengbaar is. De termijn voor de niet-versnelde procedure is zes maanden, waarbij een verlengingsmogelijkheid geldt van maximaal zes maanden. Met de invoering van het Migratiepact wordt de asielprocedure herzien. Het schrappen van verplichte procedurestappen, zoals het afschaffen van het verplichte aanmeldgehoor en de rust- en voorbereidingstermijn, zorgt voor een kortere en meer flexibelere asielprocedure. De IND verwacht dat de doorlooptijd van asielaanvragen hierdoor afneemt.
Los van de invoering van het Migratiepact heeft de IND ook de ambitie om tijdiger te beslissen op aanvragen. Dit doet de IND via drie lijnen: 1) de complexiteit in de behandeling van een aanvraag verminderen, 2) door slimmer en efficiënter te werken en 3) door beperkt meer personeel aan te trekken. Alleen wanneer de eerste twee lijnen onvoldoende resultaat opleveren, zal de IND overwegen om meer personeel aan te trekken. Het opleiden van nieuwe medewerkers kost immers ook veel tijd en capaciteit, zodat steeds de afweging gemaakt moet worden tussen hoeveel investeringen de IND daarvoor moet doen en wat dit aan extra productie oplevert.
Kan de minister aangeven hoe de verplichte grensdetentie van maximaal 12 weken voor bepaalde groepen afgewezen asielzoekers kan worden geïmplementeerd?
Hoewel de herziening van de Terugkeerrichtlijn geen onderdeel uitmaakt van het Asiel- en migratiepact, is het thema terugkeer onlosmakelijk verbonden aan de hervorming van het beleid. Zo verplicht het Pact lidstaten om in meer gevallen de asielgrensprocedure uit te voeren. Zo moet de asielaanvraag van een vreemdeling met een nationaliteit waarvan het gemiddelde inwilligingspercentage in de EU lager is dan 20% verplicht worden behandeld in de asielgrensprocedure. Wanneer de asielaanvraag wordt afgewezen heeft dit ook effect op het aantal personen dat vertrekt vanuit de terugkeergrensprocedure. De Terugkeergrensprocedure- verordening harmoniseert in beginsel een verplichte terugkeerprocedure van maximaal 12 weken aan de grens voor vreemdelingen van wie de asielaanvraag is afgewezen in de asielgrensprocedure. Wanneer de terugkeer niet gerealiseerd kan worden binnen deze termijn volgt de procedure uit de Terugkeerrichtlijn. Deze nieuwe handelswijze is gebaseerd op de reeds bestaande Nederlandse terugkeerprocedure aan de grens. Thans wordt de terugkeer van vreemdelingen van wie het asielverzoek is afgewezen in de asielgrensprocedure vrijwel altijd geëffectueerd binnen 12 weken. Het kabinet beziet daarom op technisch niveau momenteel hoe de verordening geïmplementeerd zal gaan worden om de bestaande efficiëntie van de procedure intact te laten.
Dublinclaimanten hebben na hun overdrachtsbesluit geen recht meer op reguliere opvang, onder de regels van het pact. Waar worden zij dan ondergebracht en onder welk regime?
Het is conform de opvangrichtlijn verplicht in alle gevallen een minimale levensstandaard te bieden. Het COA werkt momenteel aan de uitwerking hiervan, in lijn met de uitvoeringsagenda flexibilisering asielketen. In de uitwerking zal het COA de mate van toezicht op de vreemdeling meenemen, alsmede het verstrekkingen regime.
Kan de minister bevestigen dat Nederland verplicht is om snellere terugkeerprocedures in te voeren, en nauwer samen te werken met Frontex? Is de minister reeds in gesprek met Frontex over de praktische uitvoering van deze afspraken? Welke capaciteit en middelen worden vrijgemaakt om deze maatregelen daadwerkelijk uit te voeren?
Voor wat betreft de verplichting om een snellere terugkeerprocedure in te voeren wordt verqwezen naar het antwoord op een hierboven gestelde vraag door de leden van de NSC-fractie over de inrichting van de terugkeergrensprocedure. Er bestaat geen verplichting om als Nederland nauwer samen te werken met Frontex. Het Agentschap en de lidstaten zijn op dit moment in gesprek over de ondersteuning die Frontex kan bieden bij de implementatie van het Migratiepact. Voor capaciteit en de middelen die worden vrijgemaakt verwijs ik u naar een onderstaande antwoord op de vraag naar het personeel dat Nederland momenteel beschikbaar stelt voor Frontex.
De leden van de NSC-fractie constateren dat de financiering van het COA én de IND vanaf 2027 aanzienlijk wordt teruggebracht. Verwacht de minister dat de implementatie van het pact volledig is afgerond voor die tijd? Indien nee, hoe verhoudt deze bezuiniging zich tot de verplichtingen die voortvloeien uit het pact?
Het pact treedt op 12 juni 2026 automatisch in werking. Alles is er dus op gericht ook de implementatie uiterlijk op die datum af te ronden.
Kan de minister uitleggen hoe zij de structurele tekorten bij de uitvoeringsorganisaties denkt te verenigen met de uitgebreide verplichtingen die Nederland op zich neemt onder het pact? Welke aanvullende middelen of maatregelen acht de minister noodzakelijk om te voorkomen dat de uitvoering van het pact vastloopt door onderfinanciering?
Op basis van het Nationaal Implementatieplan is er door Nederland een claim ingediend voor de implementatie van het pact. Die claim heeft betrekking op incidentele en structurele kosten. In maart hoor ik hoeveel Europese middelen beschikbaar komen voor de Nederlandse implementatie.
De leden van de NSC-fractie constateren dat het EU asiel- en migratiepact lidstaten verplicht om een bijdrage te leveren aan de opvang van asielzoekers, hetzij door fysieke herplaatsing, hetzij door een financiële bijdrage van 20.000 euro per niet-opgenomen asielzoeker. Wat gebeurt er als een meerderheid van de lidstaten besluit om uitsluitend de financiële bijdrage te leveren en er geen asielzoekers daadwerkelijk worden herplaatst? Hoe garandeert de minister dat het solidariteitsmechanisme in dat geval nog functioneert?
Ik verwijs naar mijn eerdere antwoord aan de GroenLinks-PvdA fractie over de werking van het solidariteitsmechanisme.
Hoe verhoudt dit zich tot eerdere mislukte verdelingsmechanismen binnen de EU, zoals de Dublinverordeningen en de relocatieprogramma’s na de migratiecrisis van 2015?
Onder het asiel- en migratiepact wordt het solidariteitsmechanisme vastgelegd in een verordening (AMMR) en dientengevolge zijn alle lidstaten verplicht bij te dragen op basis van hun, evenzo in de verordening vastgelegde, aandeel. Lidstaten kunnen echter kiezen hoe ze solidair zijn: via (i) herplaatsing; (ii) financiële bijdragen, of (iii) andere solidariteitsmaatregelen, zoals capaciteitsopbouw. Het mechanisme kent daarmee een balans tussen enerzijds voldoende garantie van deelname van alle lidstaten aan het mechanisme en anderzijds geen verplichting tot herplaatsing.
Hoe voorkomt de minister dat Nederland structureel wordt gedwongen tot het leveren van een onevenredig hoge financiële bijdrage binnen dit systeem?
Ik verwijs naar mijn eerdere antwoord aan de GroenLinks-PvdA fractie over de werking van het solidariteitsmechanisme.
Welke scenario’s heeft de minister in kaart gebracht waarin Nederland door andere lidstaten als financier wordt benut zonder dat er daadwerkelijke lastenverdeling plaatsvindt?
Ik verwijs naar mijn eerdere antwoord aan de GroenLinks-PvdA fractie over de werking van het solidariteitsmechanisme.
Kan de minister uitsluiten dat Nederland in een situatie terechtkomt waarin het dubbel betaalt, namelijk zowel een afkoopsom voor niet-opgenomen asielzoekers als hogere nationale kosten door een voortdurende hoge instroom?
Ik verwijs naar mijn eerdere antwoord aan de GroenLinks-PvdA fractie over de werking van het solidariteitsmechanisme.
Wat is de maximale financiële verplichting die Nederland zou kunnen krijgen als meerdere lidstaten geen asielzoekers opnemen en er een financiële druk ontstaat om de tekorten elders te compenseren?
Ik verwijs naar mijn eerdere antwoord aan de GroenLinks-PvdA fractie over de werking van het solidariteitsmechanisme. Een lidstaat kan niet worden verplicht tot een hogere bijdrage dan het vastgesteld aandeel op basis van de verdeelsleutel (gebaseerd op bevolkingsomvang en BBP). De maximale financiële verplichting is afhankelijk van de hoogte van de benodigde solidariteit die de Commissie voorstelt en wordt vastgesteld door de Raad. Daarvoor is geen maximum opgenomen in de wetgeving.
Hoe schat de minister de totale kosten in die Nederland de komende jaren aan dit afkoopsysteem kwijt is?
De uiteindelijke bijdrage van Nederland is afhankelijk van de solidariteitspool (de benodigde solidariteitsbijdragen) zoals de Europese Commissie voorstelt en de Raad vaststelt. Voor deze behoefte is een minimumdrempel vastgesteld. Als de solidariteitsbehoefte op dat minimumniveau wordt vastgesteld zal de Nederlandse financiële bijdrage tussen de 30 en 40 miljoen euro liggen. Het is op dit moment echter nog niet bekend of voor de komende jaren de solidariteitspool bij dit minimum blijft of hoger zal zijn.
Kan de minister toelichten of zij verwacht dat Nederland in de praktijk disproportioneel zal moeten bijdragen aan dit solidariteitsmechanisme? Welke scenario’s heeft de minister in kaart gebracht?
Ik verwijs naar mijn eerdere antwoord aan de GroenLinks-PvdA fractie over de werking van het solidariteitsmechanisme.
Wat gebeurt er als een lidstaat die heeft gekozen voor financiële uitbetaling, vervolgens alsnog geconfronteerd wordt met irreguliere secundaire migratie van asielzoekers naar dat land?
Bij ieder (in Nederland) ingediend asielverzoek zal aan de hand van de Dublincriteria moeten worden bepaald welke lidstaat verantwoordelijk is voor dat asielverzoek. Dit zogenoemde Dublinsysteem wijzigt niet onder het Asiel- en migratiepact.
Het pact verplicht om asielzoekers op te nemen of financiële bijdragen te leveren. Hoe verwacht de minister dat dit mechanisme in de praktijk zal functioneren als meerdere lidstaten simpelweg weigeren om asielzoekers op te nemen?
Ik verwijs naar mijn eerdere antwoord aan de GroenLinks-PvdA fractie over de werking van het solidariteitsmechanisme.
Welke maatregelen treft de minister om te garanderen dat naast de IND ook het COA voldoende voorbereid is op crisissituaties, conform de bepalingen uit het pact?
Door het ministerie en de ketenpartners wordt op dit moment ketenbreed gewerkt aan het in art. 32 van de Opvangrichtlijn (2024/1346) genoemde noodplan op te stellen. Daarbij is ook het COA als ketenpartner actief. Doel is een robuuste keten die goed blijft functioneren in situaties van hoge asielinstroom. Dat noodplan moet op 12 april 2025 bij EUAA worden aangeleverd.
Kan de minister aangeven hoeveel personeel Nederland momenteel beschikbaar stelt voor Frontex en hoeveel extra inzet wordt verwacht onder de bepalingen van het pact? Hoe denkt de minister deze personele verplichting te combineren met de reeds bestaande tekorten en toenemende werkdruk bij de IND en Marechaussee?
Lidstaten leveren gezamenlijk een bijdrage aan het permanente korps van Frontex. Daarnaast maakt Frontex gebruik van eigen opgeleid personeel. De capaciteit van het agentschap bestaat uit zowel personeel gedetacheerd van de lidstaten als van het Agentschap. In de Europese grens- en kustwacht verordening 2019/1896 is de gevraagde capaciteit per lidstaat vastgelegd voor de periode van 2021 tot en met 2027. De uitvoeringsorganisaties leveren in 2025 gezamenlijk 33 FTE categorie 2 personeel (langdurig geplaatst personeel) en 167 FTE categorie 3 personeel (voor korte termijn geplaatst personeel). Naast de KMar, dragen de Kustwacht, Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O), Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) en Nationale Politie gezamenlijk bij aan de invulling van het vastgestelde quotum. Voor wat betreft middelen worden gedurende het gehele jaar 10 voertuigen ingezet, voor de duur van 4 maanden een Kustwachtvliegtuig en eveneens voor de duur van 4 maanden een schip van de KMar op de Donau. Frontex stelt ieder jaar een operationele planning vast die aan de Raad van Bestuur van het agentschap wordt voorgelegd. Frontex houdt in de eigen planning rekening met de operationele behoefte die volgen uit de eigen rol en taakstelling, waaronder het Migratiepact. Voor de inzet maakt Frontex gebruik van capaciteit die reeds in de verordening is vastgelegd.
Zijn er aspecten aan de aankomende nationale asielmaatregelen die nu bij de Raad van State liggen, die op gespannen voet staan met de implementatie van het pact, of die, om dat te implementeren, alsnog moeten worden aangepast?
Het Asiel- en migratiepact is per 12 juni 2026 van toepassing in de Nederlandse rechtsorde. Dat betekent dat de nationale wetgeving met ingang van die datum daarmee in overeenstemming moet zijn. Het kabinet neemt geen maatregelen die strijdig zijn of op gespannen voet staan met het Asiel- en migratiepact.
Kan de minister toezeggen dat zij de Kamer tijdig en volledig informeert over de uitvoeringsproblemen, financiële gevolgen en juridische risico’s die voortvloeien uit de implementatie van het pact?
Ik zal de kamer uiteraard tijdig en volledig informeren wanneer er zich problemen voordoen.
Wat ziet de minister als de belangrijkste potentiële knelpunten bij de implementatie?
De vele vernieuwingen die gelijktijdig doorgevoerd moeten worden om het pact op de juiste wijze te implementeren zie ik als een uitdaging en daarmee als een potentieel knelpunt. Het succes van de implementatie hangt daarnaast af van meerdere factoren. De hoogte en samenstelling van de instroom in de komende anderhalf jaar kunnen extra druk leggen op de uitvoering. Bovendien is het cruciaal dat andere lidstaten het pact tijdig en volledig implementeren. We blijven dit nauwlettend volgen.
Het pact verplicht tot het bieden van gratis juridische bijstand in alle procedures. In hoeverre is daarbij nader ingevuld wie deze moet bieden, en in welke mate?
Het Pact verplicht lidstaten minimaal om de asielzoeker vanaf de start van zijn asielprocedure kosteloze onafhankelijke juridische ondersteuning (‘counseling’) aan te bieden. Deze verplichting geldt gedurende de administratieve fase. Dit is de fase vanaf de indiening van de asielaanvraag door de asielzoeker tot aan de beslissing van de IND op die aanvraag. In de beroepsfase is toegang tot kosteloze rechtsbijstand verplicht. In elke fase van de Dublin-procedure is het verplicht om gratis juridische counseling of rechtsbijstand te bieden.
De counseling moet worden geboden door "onafhankelijke juridische counselors, die krachtens het nationale recht zijn erkend of toegelaten om de verzoekers counseling te verstrekken, dan wel door niet-gouvernementele organisaties die krachtens het nationale recht zijn geaccrediteerd om juridische diensten of vertegenwoordiging aan verzoekers te bieden." Aangegeven door de Europese Commissie is dat de counseling taken eventueel ook verricht mogen worden door de autoriteiten zelf, mits sprake is van gescheiden managementstructuren en belangenverstrengeling wordt voorkomen.
De Asielprocedureverordening (APR) schrijft deels gepreciseerd voor hoe juridische rechtshulp en rechtsbijstand er op bepaalde momenten moet uitzien, deels is er ruimte voor nationale invulling.
De voorgeschreven taken van counseling zijn in artikel 16 van de APR beschreven en bevatten in elk geval:
a) begeleiding bij en uitleg over de administratieve procedure,
met inbegrip van informatie over de rechten en plichten tijdens die
procedure;
b) bijstand bij de indiening van het verzoek en begeleiding
bij:
i) de verschillende procedures voor de behandeling van het verzoek en de redenen voor de toepassing van die procedures
ii) de regels inzake de ontvankelijkheid van een verzoek;
iii) juridische aangelegenheden die zich tijdens de procedure voordoen,
met inbegrip van informatie over de wijze waarop een beslissing tot afwijzing van een verzoek overeenkomstig de artikelen 67, 68 en 69 kan worden aangevochten
Hierbij mag een persoon worden belast met het verstrekken van counseling aan meerdere verzoekers tegelijk.
De leden van de NSC-fractie vragen hoe lang verschillende rechtsregimes zullen bestaan. Kan de minister toelichten op welke manier overgangsrecht van toepassing is ten aanzien van het nieuwe regime van het asiel en migratiepact?
Uit artikel 79 van de Asielprocedureverordening volgt dat de verordening alleen van toepassing is op asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 12 juni 2026. Op verzoeken van vóór die datum blijven de huidige bepalingen van toepassing en deze vallen onder de reikwijdte van de Procedurerichtlijn. Uitzondering op het vorenstaande vormen de Kwalificatieverordening en de herschikte Opvangrichtlijn. Die zijn per 12 juni 2026 op alle verzoeken van toepassing, zowel op de dan al lopende procedures als op nieuwe procedures. Dit betekent dat er tijdelijk twee rechtssystemen naast elkaar bestaan.
Wat wordt de opdracht aan de nationale solidariteitscoördinator?
De solidariteitscoördinator zal op ambtelijk niveau voor Nederland de voor het solidariteitsmechanisme relevante processen coördineren. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het zorgdragen voor het aanleveren van de relevante data en informatie voor migratiedrukmetingen en het voorbereiden van de Nederlandse solidariteitsbijdrage.
Wanneer echter te veel lidstaten zullen kiezen voor een financiële bijdrage in het kader van solidariteitsmechanisme, kan dit erin resulteren dat Nederland een deel van de Dublinclaimanten niet langer over kan dragen. Hoe wordt bepaald welke Dublinclaimanten dan wel of niet worden overgedragen?
Momenteel wordt nog onderzocht welke ruimte er is om te bepalen op welke Dublinclaimanten dit ziet. Het gaat in ieder geval om claimanten van wie is bepaald dat een lidstaat onder migratiedruk de verantwoordelijke lidstaat is.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Nationaal Implementatieplan Asiel- en Migratiepact. Wel willen deze leden opmerken dat het implementatieplan dusdanig kort op de deadline van de Europese Commissie naar de Kamer is gestuurd, dat de Kamer hier geen invloed meer op kon uitoefenen. Deze leden verzoeken de minister daar in het vervolg rekening mee te houden. Gezien de grote en impactvolle wijzigingen die het pact met zich mee zal brengen is het belangrijk dat de Kamer haar controlerende taak goed kan uitvoeren.
Deelt de minister de mening dat Nederland voorop moet lopen in de adequate en tijdige implementatie van het EU asiel- en migratiepact, omdat het spaak lopen van de implementatie in de EU tot gevolg heeft dat Nederland naar alle waarschijnlijkheid meer, in plaats van minder asielzoekers krijgt?
Het Asiel- en Migratiepact moet er onder meer voor zorgen dat vreemdelingen aan de buitengrenzen van de Europese Unie worden gescreend en dat er een versnelde grensprocedure komt voor asielzoekers uit landen met een laag inwilligingspercentage. Voor asielzoekers van wie de asielaanvraag in de asielgrensprocedure is afgewezen geldt onmiddellijk een terugkeergrensprocedure. In het regeerprogramma staat dat de implementatie van het Europees Asiel- en Migratiepact essentieel voor het beperken van de instroom in Nederland en spoedige implementatie door alle lidstaten essentieel is.
Kan de minister toelichten wat zij bedoelt met de zin “Met dit implementatieprogramma wordt niet vooruitgelopen op integrale besluitvorming binnen het kabinet” in de Kamerbrief?
Er zal nog besluitvorming plaats moeten vinden op de financiering die mijn ministerie kan verwachten. Hier wil ik niet op vooruitlopen middels het Nationaal Implementatieplan.
Nationaal Implementatieplan Asiel- en migratiepact
Ten eerste vragen de aan het woord zijnde leden hoe de kosten in bijlage I, bijvoorbeeld voor de benodigde extra fte’s en het opleiden/omscholen van (nieuw) personeel, te rijmen zijn met de enorme bezuinigingen op het ministerie en met name de uitvoeringsorganisaties. Er leven grote zorgen over het effect van deze bezuinigingen, aangezien een tekort aan opvangplekken bij het COA en personeel bij de IND vooral zal leiden tot dure noodopvang en een toename aan dwangsommen.
Met de besluitvorming bij voorjaarsnota 2024 heeft het vorige kabinet gekozen de middelen, gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP), tot en met 2026 aan de Migratieketen toe te kennen. Voor het jaar 2027 is 500 miljoen euro en vanaf 2028 is ook de 1 miljard euro besparing uit het hoofdlijnenakkoord verwerkt. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken.
Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. De uitvoeringsorganisaties dienen tijdig over voldoende middelen te beschikken voor continuïteit in de uitvoering van hun wettelijke taken. Bij de voorjaarsnota zal hierover besluitvorming plaatsvinden.
Daarnaast vragen deze leden of de minister kan garanderen dat het kabinet niet voornemens is wetgeving of beleid in te voeren dat haaks staat op het pact, zoals eerder gebeurde bij het verlengen bij de beslistermijnen die na inwerkingtreding van het pact weer verkort moeten worden.
Het wetsvoorstel tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de verlenging van de beslistermijnen in asiel- en nareiszaken staat niet haaks op het Asiel- en migratiepact. Dat wetsvoorstel beoogt een verlengingsmogelijkheid van drie maanden voor de beslistermijn in asielzaken uit artikel 31, derde lid, van de Procedurerichtlijn te implementeren. Deze richtlijnbepaling wordt vervangen door artikel 35 van de Procedureverordening. Na het toepasselijk worden van het Asiel- en migratiepact gelden de in artikel 35 van de Procedureverordening opgenomen beslistermijnen voor de behandeling van asielaanvragen die nadien worden ingediend. Dit laat onverlet dat de mogelijkheid tot verlenging van de beslistermijn in asielzaken, zoals opgenomen in voornoemd wetsvoorstel, voor de komende periode nog steeds van belang is. Asielaanvragen die nog worden ingediend voorafgaand aan het toepasselijk worden van het Asiel- en migratiepact op 12 juni 2026, worden namelijk behandeld volgens het thans geldende recht (zo volgt uit artikel 79, derde lid, van de Procedureverordening). Het wetsvoorstel is dus ook na het toepasselijk worden van het Asiel- en migratiepact van significante betekenis voor de uitvoeringspraktijk.
Huidige situatie en belangrijkste benodigde wijzigingen
De leden van de D66-fractie vragen of de Adviesraad Migratie ook heeft geadviseerd op het implementatieplan en het bijbehorende wetsvoorstel en zo nee, waarom niet en of de minister hen alsnog wil vragen dit te doen.
Voor het samenstellen van het Nationaal Implementatieplan, dat in december vorig jaar bij de Commissie is aangeleverd, is de Adviesraad Migratie niet om advies gevraagd. Bij brief van 20 december 2024 is de Adviesraad Migratie wel om advies gevraagd over de Uitvoerings- en implementatiewet Asiel- en Migratiepact.
Daarnaast vragen zij de impactanalyses van IND, COA en de Dienst Terugkeer en Vertrek (DTenV) met de Kamer te delen.
Relevante passages en onderdelen uit de impactanalyses zijn opgenomen in het Nationale Implementatieplan. De impactanalyses zijn interne documenten die de ketenpartners gebruiken om hun eigen implementatie vorm te geven.
Bouwstenen
1. Eurodac
Welke aanpassingen in de processen moeten worden gedaan en hoe raakt dit de verdere stappen in de asielketen, zo vragen de leden van de D66-fractie.
Er zijn grote aanpassingen in de infrastructuur, de systemen en werkprocessen nodig. De implementatie van EURODAC is een complex IT-project voor zowel de ketenpartners als het ministerie van Asiel en Migratie (het Europaloket). Vanaf 12 juni 2026 zal voor de ketenpartners uit de Migratie- en Strafrechtketen de gegevensuitwisseling met EURODAC plaatsvinden via de centrale voorziening Europaloket. Onder aansturing van het project Realisatie JBZ-systemen zal de bestaande centrale voorziening Europaloket uitgebreid worden met de nieuwe EURODAC-functionaliteiten. De ketenpartners IND, Nationale Politie, KMar en DTV zullen via het Europaloket toegang krijgen tot EURODAC. Naast aanpassingen van de centrale voorziening Europaloket is het ook noodzakelijk dat de ketenpartners hun eigen IV-systemen aanpassen om berichtuitwisseling met EURODAC, via het Europaloket, mogelijk te maken. De ketenpartners zijn zelf verantwoordelijk om deze aanpassingen in de eigen systemen door te voeren, dit betreft onder andere BVID en BVI. Ook zullen hiervoor de huidige werkprocessen aangepast moeten worden om de relevante gegevens te verzamelen met oog op registratie, mutatie en raadplegen van deze gegevens in Eurodac.
2. Grensprocedure en screening
De aan het woord zijnde leden lezen dat het I&R-proces bij inwerkingtreding van het pact bij de IND wordt ingevoegd maar dat er geen extra fte voor de IND is voorzien. Deze leden maken zich zorgen over mogelijk capaciteitsgebrek bij de IND en de vertraging die dit kan opleveren in de procedure. Zij vragen de minister toe te lichten hoe de extra werklast voor de IND wordt opgevangen.
Vanaf 12 juni 2026 zal de IND verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de screeningsverordening voor aanvragers die reeds in Nederland zijn en niet voldoen aan de eisen voor toelating. Voor de grensprocedure op Schiphol wordt de KMar aangewezen als screeningsautoriteit. Op dit moment voert de IND al de verificatie uit van herhaalde aanvragers, nareizigers en Dublinzaken die opnieuw de asielprocedure ingaan. De IND ontwerpt op dit moment een nieuw I&R-proces dat goed aansluit bij de kortere termijnen uit het migratiepact.
In de EU-subsidieaanvraag, volgend uit het NIP, zijn de implementatiekosten voor het screeningsproces opgenomen. Voor het goed uitvoeren van dit proces is het randvoorwaardelijk dat er voldoende financiële middelen en personeel beschikbaar zijn, dit loopt via het reguliere rijksbrede begrotingsproces waarbij ook de diensten die nu het I&R-proces uitvoeren, worden betrokken.
Verder vragen deze leden of de minister de mening deelt dat er geen kwetsbare mensen in de grensprocedure geplaatst dienen te worden en zo ja, waar deze mensen terecht komen.
De beoordeling of een asielzoeker de asielgrensprocedure kan doorlopen is altijd een individuele beoordeling. Tijdens het I&R proces wordt een eerste beoordeling gemaakt. Nadat de vreemdeling is toegelaten tot de grensprocedure, volgt zo spoedig mogelijk het persoonlijk onderhoud. Als op enig moment tijdens de procedure blijkt dat het toepassen van de grensprocedure ongeacht de reden niet opportuun is, wordt de detentiemaatregel direct opgeheven en wordt de asielprocedure op het grondgebied verder behandeld. Hierbij merk ik op dat dit reeds bestaande praktijk is en dit zal na invoering van het Migratiepact niet veranderen.
3. Opvang
Kan de minister bevestigen dat Dublinclaimanten na hun overdrachtsbesluit tot het moment van overdracht altijd recht hebben op fatsoenlijk onderdak en niet op straat zullen belanden, zo vragen de leden van de D66-fractie.
Het is conform de opvangrichtlijn verplicht in alle gevallen een minimale levensstandaard te bieden. Het COA werkt momenteel aan de uitwerking hiervan, in lijn met de uitvoeringsagenda flexibilisering asielketen. In de uitwerking zal het COA de mate van toezicht op de vreemdeling meenemen, alsmede het verstrekkingen regime.
Daarnaast vragen zij of de minister kan toelichten of een (gedeeltelijke) bijdrage aan de zorgkosten leidt tot recht op zorgtoeslag en zo ja, of zij kan toelichten hoe dit wordt vormgegeven gezien het voor Oekraïense ontheemden onuitvoerbaar werd geacht.
In Nederland heeft iemand alleen recht op zorgtoeslag als die persoon ook een zorgverzekering heeft. Een gedeeltelijke bijdrage aan de zorgkosten zal dus niet leiden tot recht op zorgtoeslag.
Is het realistisch om binnen 30 dagen individueel te beoordelen of bijzondere opvangbehoeften zijn en binnen drie dagen standaardinformatie over opvangvoorzieningen te verstrekken, gezien de huidige achterstanden en de aangekondigde bezuinigingen?
Ja, dit lijkt mogelijk. Het COA lukt het nu ook om deze informatie binnen afzienbare tijd te verstrekken. Als de instroom naar beneden gaat wordt dit beter uitvoerbaar.
De leden van de D66-fractie vinden het een goede zaak dat het migratiepact voorziet in toegang tot taalcursussen, inburgeringscursussen, beroepsopleidingen en de arbeidsmarkt. Zoals bekend draagt meedoen vanaf dag één bij aan effectieve integratie op de lange termijn. Deze leden vragen de minister daarom hoeveel geld hiervoor wordt uitgetrokken en hoe vroege inburgeringscursussen eruit gaan zien voor alle opgevangen asielzoekers?
Artikel 18 van de herziene Opvangrichtlijn stelt dat lidstaten dienen te zorgen voor toegang tot taalcursussen, inburgeringscursussen of beroepsopleidingscursussen die zij passend achten om verzoekers beter in staat te stellen zelfstandig te handelen, met de bevoegde autoriteiten te communiceren of werk te vinden. De uitwerking hiervan vindt momenteel plaats. Omdat deze bepaling nog wordt uitgewerkt kan er ook nog niks gezegd worden over de budgettaire gevolgen.
Kan de minister toelichten hoe de toegang tot beroepsopleidingen wordt vormgegeven?
Artikel 18 van de herziene Opvangrichtlijn stelt dat asielzoekers toegang moeten krijgen tot beroepsopleidingen. In Nederland is het mbo reeds toegankelijk voor asielzoekers. Vreemdelingen onder de 18 jaar en vreemdelingen die rechtmatig in Nederland verblijven (op grond van de Vreemdelingenwet 2000) kunnen zich inschrijven voor mbo-opleidingen mits aan de toelatingseisen wordt voldaan die ook gelden voor andere studenten. Nederland voldoet op dit vlak dus al aan de afspraken uit het Asiel- en Migratiepact.
Welke stappen gaat de minister zetten om toegang tot de arbeidsmarkt daadwerkelijk te garanderen en de eerder geconstateerde hindernissen weg te nemen?
Op 14 juli 2023 is de kabinetsreactie op het rapport van Regioplan over de belemmeringen die worden ervaren bij toetreding tot de arbeidsmarkt aan uw Kamer gestuurd. In deze brief is per belemmering uitgewerkt welke stappen worden genomen om de belemmering weg te nemen of te beperken. Sinds de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de 24-weken-eis van eind 2023 past het UWV niet langer de 24-weken-eis toe bij aanvragen voor een tewerkstellingsvergunning ten behoeve van asielzoekers. Er is sindsdien sprake van een sterke toename van het aantal afgegeven tewerkstellingsvergunningen voor asielzoekers. Meer asielzoekers zijn aan het werk. Er zijn nog wel andere belemmeringen voor asielzoekers om aan de slag te gaan en voor werkgevers om hen in dienst te nemen. Eén van deze belemmeringen is de behandeltermijn van de tewerkstellingsvergunningaanvraag. UWV heeft aangegeven dat in de laatste maanden van vorig jaar 80% van de complete aanvragen voor asielzoekers binnen twee weken zijn behandeld, in plaats van binnen de wettelijke beslistermijn van vijf weken. Daarnaast volgt als onderdeel van de Actieagenda Integratie een verdere verkenning naar de mogelijkheden voor een ondersteuningsstructuur voor asielzoekers bij de begeleiding naar werk.
De leden van de D66-fractie vragen deze minister ook hoe zij kijkt naar de kwaliteit van opvang in andere lidstaten. Deelt zij de mening dat een slechte kwaliteit hiervan in die lidstaten, maakt dat asielzoekers eerder zullen doorreizen naar een andere lidstaat, bijvoorbeeld naar Nederland, zo vragen zij. Daarnaast vragen zij of de minister bereid is deze lidstaten daarop aan te spreken en te zorgen dat alle lidstaten zich tijdig en minimaal houden aan de kwaliteitsstandaarden zoals afgesproken in de Opvangrichtlijn.
Aan het doorreizen van asielzoekers van de ene lidstaat naar de andere kunnen meerdere motieven ten grondslag liggen. Naleving van de Dublinregels is dan ook cruciaal. Voor het goed kunnen uitvoeren van de Dublinregels is het ook van belang dat lidstaten zich houden aan de kwaliteitsstandaarden zoals afgesproken in de Opvangrichtlijn. In Europese gremia benadrukt het kabinet dan ook dat de implementatie van het Europese Asiel- en Migratiepact door alle lidstaten essentieel is.
Deze leden vragen ook of het ‘contingency plan’ (verplicht onder de nieuwe Opvangrichtlijn) met de Kamer gedeeld kan worden en of de minister hierbij kan uitleggen in hoeverre zij na het intrekken van de Spreidingswet en aanpassingen aan de huisvestingswet (het schrappen van de urgentieverklaringen en taakstellingen) nog kan voldoen aan de in de Opvangrichtlijn gestelde eisen.
Er is nog onduidelijkheid in hoeverre de nationale noodplannen van de lidstaten openbaar kunnen worden gemaakt, temeer omdat een aantal EU-lidstaten hier bezwaren tegen hebben vanwege de in de plannen neergelegde informatie.
Het noodplan betreft een opdracht uit de Opvangrichtlijn. Doel is het creëren van een robuuste asielketen die goed blijft functioneren bij hoge instroom. Afhankelijk van de dan vigerende regelgeving zullen de noodzakelijke maatregelen worden genomen.
De leden van de D66-fractie vragen of de minister bereid is om te zorgen dat het Nederlands Rode Kruis toegang krijgt tot alle opvangcentra, zodat zij asielzoekers kan begeleiden in het zoeken naar familieleden die ze op de vlucht zijn kwijtgeraakt, zoals verplicht onder het aquis.
Zowel de huidige als de herziene Opvangrichtlijn schrijven voor dat asielzoekers de mogelijkheid geboden moet worden op te communiceren met vertegenwoordigers van de UNHCR en andere relevante nationale, internationale en niet-gouvernementele organisaties en instanties. Toegang tot opvanglocaties voor deze vertegenwoordigers mag alleen worden ontzegd om redenen die verband houden met de veiligheid van de huisvesting en van de bewoners. Hulp bij tracing van familieleden vindt nu ook al plaats op opvanglocaties.
Bovendien vragen zij de minister om de inname van telefoons van asielzoekers tot een minimum te beperken zodat mensen contact kunnen houden met familieleden in het land van herkomst of op de vlucht.
Het identificatie en registratie (I&R) proces van asielzoekers in Nederland is per 1 januari 2025 overgegaan van de Nationale Politie, Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) naar de Dienst Identificatie en Screening Asielzoekers (DISA). In lijn met het Hoofdlijnenakkoord waarin staat dat administratieve taken van de politie in de asielketen worden overgeheveld naar een ter zake kundige organisatie, is besloten om deze taak elders in de asielketen te beleggen.
Als onderdeel van dit I&R proces wordt de bagage van de vreemdelingen doorzocht, waaronder ook hun mobiele telefoons. DISA vraagt aan de vreemdeling om diens mobiele telefoon te ontgrendelen. Nadat de telefoon is ontgrendeld zal DISA de mobiele telefoon handmatig doorzoeken, de zogenaamde quick check. In beginsel wordt de mobiele telefoon na afronding van de quick check teruggegeven aan de vreemdeling. Bij eventuele signalen van een strafbaar feit wordt de politie geïnformeerd. In geval van (verdenking van) een misdrijf kan de politie de mobiele telefoon in beslag nemen voor verder strafrechtelijk onderzoek.
4. Asielprocedure
Welke herzieningen in de procedure heeft de minister voorzien om te kunnen voldoen aan de kortere beslistermijnen, zo vragen deze leden. Zij roepen de minister daarnaast op om hierbij van de procedures, zoals het schriftelijk horen en het voordeel van de twijfel.
De belangrijkste wijzigingen in de asielprocedure betreffen het schrappen van het verplichte aanmeldgehoor, de rust- en voorbereidingstermijn en de voornemenprocedure. Ook wordt de huidige algemene asielprocedure (AA) vervangen door een versnelde en niet-versnelde procedure zoals die worden genoemd in de nieuwe Europese regels. Hiermee komt de huidige AA-procedure met de inrichting van elkaar opvolgende procesdagen te vervallen en hiermee ook het onderscheid tussen de AA en de verlengde asielprocedure (VA). De IND verwacht dat deze maatregelen zorgen voor een snellere, efficiëntere en flexibelere procedure.
De inhoudelijke asieltoets wordt niet gewijzigd. De mogelijkheid om schriftelijk te horen wordt niet genoemd in de Asielprocedureverordening en de gedachte achter het persoonlijk onderhoud (gehoor) is dat dit in persoon en fysiek dient plaats te vinden in aanwezigheid van een tolk. Wel wordt de mogelijkheid genoemd tot videoconferencing maar alleen indien dit gerechtvaardigd wordt door bepaalde omstandigheden. Uitgangspunt blijft dus het gehoor in aanwezigheid van de asielzoeker en IND-medewerker waarbij nieuw is dat de IND een opname van het gehoor dient te maken en in de beroepsfase beschikbaar moet stellen. Verder wordt het screeningsproces (het voormalige I&R proces) heringericht en bij de IND ondergebracht. Op basis van de uitkomst van het screeningsproces kan de IND in individuele dossiers direct beoordelen of iemand in de versnelde of niet-versnelde procedure komt en wat de vervolgstappen moeten zijn. Ook dit draagt bij aan een efficiëntere procedure.
Op welke manier wordt de deskundigheid van IND-medewerkers vergroot om een degelijke leeftijdsbepaling te kunnen doen?
In de Procedureverordening (art. 25) is bepaald dat bij twijfel over de leeftijd van een minderjarige asielzoeker, een multidisciplinaire beoordeling moet plaatsvinden. Op dit moment wordt een minderjarige asielzoeker bij twijfel over de leeftijd allereerst geschouwd. IND-medewerkers die de schouw uitvoeren, hebben de training leeftijdsbepaling gevolgd.
De leeftijdsschouw wordt gedaan op basis van gedrag, uiterlijk en verklaringen en biedt daarmee al een sterke uitgangspositie voor een multidisciplinaire beoordeling. Op dit moment wordt onderzocht hoe de deskundigheid in de training leeftijdsschouw voor medewerkers kan worden versterkt. Daarnaast wordt onderzocht of in aanvulling op het versterken van de training nog specifieke deskundigheid in de beoordeling kan worden toegevoegd. Denk bijvoorbeeld aan de inzet van een psychosociale deskundige. Het Pact dwingt niet tot het integreren van specifieke disciplines. Dit geeft lidstaten beoordelingsruimte om tot een eigenstandige inrichting van de multidisciplinaire beoordeling te komen. Daarvoor wordt nu met verschillende deskundigen verkend hoe de bestaande werkmethode kan worden versterkt.
Daarnaast vragen zij wat het verschil is tussen de ‘juridische counseling’ en het juridische advies dat nu aan asielzoekers wordt gegeven buiten de rechtsbijstand die zij ontvangen.
In de huidige asielprocedure heeft de asielzoeker al vanaf de start van de asielprocedure recht op kosteloze rechtsbijstand van een advocaat. Het zwaartepunt van het juridisch advies dat een asielzoeker krijgt, is dus gelegen in de individuele voorlichting, voorbereiding en rechtsbijstand van de advocaat. Daarnaast staat het de asielzoeker vrij om een beroep te doen op het advies van VluchtelingenWerk Nederland (VWN). VWN verzorgt individuele en groepsgewijze voorlichting en kan de asielzoeker desgewenst bijstaan tijdens een gehoor. De huidige rol van VWN sluit grotendeels aan bij de gevraagde toekomstige invulling van counseling. Het is juridisch gezien echter ook mogelijk om een andere partij of organisatie hiertoe aan te wijzen.
Hoe reageert deze minister, zo vragen deze leden, op experts die aangeven dat vroege toegang tot een advocaat van belang is om procedures kort te houden?
Bij de implementatie van het Asiel- en migratiepactact en de verschillende maatregelen uit het regeerprogramma wordt de nationale asielprocedure sterk vereenvoudigd en worden onverplichte procedurestappen geschrapt, zoals het schriftelijk voornemen tot afwijzing van het asielverzoek en de zienswijze van de vreemdeling daarop. Daarmee worden korte procedures reeds beoogd. De uitwerking van de Nederlandse invulling aan de verplichtingen rondom juridische counseling zal oog moeten houden voor de minimum verplichtingen die volgen uit de Procedureverordening en het voorkomen van eventuele vertragingen in latere stadia van de asielprocedure. Bij de inrichting zal - net als nu het geval is - aandacht zijn voor kwalitatieve en zorgvuldige voorlichting en juridische counseling aan de vreemdelingen.
En kan de minister aangeven op welke wijze legal counselling effectief kan worden vormgegeven als de financiering van Vluchtelingenwerk Nederland met bijna 70 procent afneemt?
Het staat lidstaten vrij om zelf de partij of organisatie aan te wijzen die deze taken op zich moet nemen. De Nederlandse invulling aan deze verplichting moet nog worden bepaald.
De leden van de D66-fractie kunnen zich vinden in het schrappen van het aanmeldgehoor. Wel maken zij zich zorgen over het schrappen van de rust- en voorbereidingstijd, omdat deze stap juist bijdraagt aan de kwaliteit van de verdere asielprocedure. Zij vragen de minister dan ook om dit te heroverwegen om een toename in bezwaar- en beroepsprocedures te voorkomen.
In de asielprocedure onder het Asiel- en migratiepact blijven voldoende waarborgen voor de asielzoeker in de asielprocedure. Tijdens de gehele procedure heeft de asielzoeker namelijk recht op juridisch advies ook ter voorbereiding op het gehoor over de asielmotieven. Ook vindt er nog steeds een voorlopige medische check plaats aan het begin van de asielprocedure. De IND doet verder tijdens het screeningsproces maar ook tijdens de gehele asielprocedure een beoordeling of de asielzoeker bijzondere procedurele waarborgen behoeft. Als er concrete indicaties zijn dat de asielzoeker niet gehoord kan worden, vindt er alsnog een medisch onderzoek plaats. Het uitvoeren van de genoemde stappen neemt tijd in beslag. In de praktijk zullen er altijd voldoende dagen zitten tussen de eerste aanmelding en de start van het persoonlijk onderhoud, waardoor er ruimte is voor asielzoekers om bij te komen van hun reis.
6. AMMR/Dublin
Op welke manier zal het belang van het kind worden getoetst, zo vragen de leden van de D66-fractie.
Zowel in de huidige Dublinverordening als in de AMMR (die de Dublinverordening gaat vervangen)) wordt het belang van het kind meegewogen en getoetst in de Dublin procedure. De IND stelt het belang van het kind reeds voorop. Er wordt bezien of en hoe de werkwijze van de IND moet worden aangepast in het kader van de implementatie van de AMMR. In Europees verband wordt door Nederland het belang benadrukt van uniformiteit bij de lidstaten bij het uitvoeren van deze toets (bijvoorbeeld door gebruik van een standaardformulier).
Daarnaast vragen zij of de minister kan toelichten hoe het criterium met betrekking tot het hebben van een diploma of kwalificatie zal worden verwerkt in de procedure.
Op grond van artikel 30 van de AMMR is een lidstaat verantwoordelijk voor de inhoudelijke beoordeling van een asielverzoek als de verzoeker in het bezit is van een door een in een lidstaat gevestigde onderwijsinstelling afgegeven diploma of kwalificatie. Waarbij sprake moet zijn geweest van studie op het grondgebied van de betreffende lidstaat gedurende minimaal één academisch jaar. Daarvoor geldt dat het verzoek minder dan zes jaar na de afgifte van het diploma of de kwalificatie moet zijn geregistreerd. Het criterium zal worden toegepast indien van toepassing (als geen van de hoger in de verordening genoemde criteria van toepassing zijn) en de verzoeker een beroep op dit criterium doet. Het specifieke proces voor toepassing van dit criterium bij de IND wordt momenteel nader uitgewerkt. Nadere besluitvorming hieromtrent volgt nog.
7. Solidariteit
De leden van de D66-fractie delen de mening van de minister dat solidariteit een belangrijk uitgangspunt is van het pact. Het is de afgelopen jaren duidelijk geworden dat het lage aantal Dublinoverdrachten, dat de minister ook beschreef bij de bouwsteen ‘AMMR/Dublin’, grotendeels het gevolg is van gebrekkige solidariteit. Grenslanden hebben vaak de capaciteit niet om te voldoen aan degelijke registratie en opvang, waardoor overdrachten niet mogelijk zijn. De leden vragen de minister daarom wat de logica is achter de keuze van het afkopen van solidariteit en hoe zij denkt dat dit zal bijdragen aan een verhoging van het aantal Dublin-overdrachten.
Het solidariteitsmechanisme moet gaan regelen dat lidstaten waarvan is vastgesteld dat zij onder migratiedruk staan worden bijgestaan door de andere lidstaten. De solidariteitsbijdrage kan worden geleverd door het overnemen van asielzoekers of door andersoortige bijdragen aan het asiel- en migratiebeheer, zoals bijvoorbeeld financiële bijdragen. Deze diverse vormen van solidariteit zijn gelijkwaardig, zo volgt uit de AMMR. Het kabinet kiest voor de financiële bijdragen, hetgeen dus een onderdeel is van het mechansime.
Daarnaast vragen zij wat de rol van de solidariteitscoördinator zal zijn, gezien het feit dat Nederland zich niet bereid toont tot deelname aan het solidariteitsmechanisme.
Nederland neemt deelt aan het solidariteitsmechanisme; de financiële bijdrage is juist een onderdeel van dit mechanisme. Betreffende de rol van de solidariteitscoördinator verwijs ik naar mijn eerdere antwoord over de opdracht van de nationale solidariteitscoördinator.
8. Noodgevallen en crisis
De leden van de D66-fractie vragen de minister het noodplan ruim voor de deadline van 12 april 2025 te delen met de Tweede Kamer zodat zij de mogelijkheid houdt om hierover in debat te gaan. Kan zij daarin ook ingaan op het voornemen om de spreidingswet in te trekken, de bezuinigingen op de uitvoeringsorganisaties, het terugdraaien van het besluit om het COA een ijzeren voorraad aan opvangplekken te laten behouden en het schrappen van de taakstelling van statushouders, zo vragen zij.
Er is nog geen overeenstemming in hoeverre de nationale noodplannen van de lidstaten openbaar kunnen worden gemaakt. Dat is afhankelijk van de daarin neergelegde informatie die bij openbaarmaking kwetsbaar kan zijn.
Het noodplan komt voort uit de Opvangrichtlijn. Doel is het creëren van een robuuste asielketen bij hoge instroom. Afhankelijk van de dan vigerende regelgeving zullen de noodzakelijke maatregelen worden genomen.
9. Horizontaal, juridische waarborgen
Kan de minister toezeggen in het besluit over rechtsbijstand het advies van de Onderzoekscommissie Langdurig verblijvende vreemdelingen zonder bestendig verblijfsrecht14 mee te nemen, waarin wordt gesteld: “Investeer in een zorgvuldige behandeling van een eerste asielaanvraag. Dat beperkt vertraging bij beroeps-, vervolg- en vertrekprocedures. Handhaaf daarom de rechtsbijstand voorafgaande aan de start van de achtdaagse Algemene Asielprocedure en de onpartijdige informatievoorziening aan asielzoekers. Het is belangrijk dat de eerste beslissing op een asielverzoek goed is. Daarbij hoort dat alle relevante redenen van de asielzoeker voor zijn aanvraag in Nederland zijn meegewogen.”
Het genoemde advies van de Commissie van Zwol is het kabinet bekend. Dit advies wordt betrokken bij de uitwerking van de Nederlandse inrichting van de verplichtingen rondom juridische counseling en daarbij zal rekening worden gehouden met de benoemde noodzaak voor zorgvuldige behandeling van de asielaanvraag.
10. Hervestiging, inclusie en integratie
Welke redenen – naast evident kansarme aanvragen – ziet de minister toegang tot taallessen, inburgeringscursussen of beroepsopleiding te weigeren, zo vragen de leden van de D66-fractie. Zij vragen of de minister met hen deelt dat de integratie op lange termijn is gebaat bij vroege deelname aan de Nederlandse maatschappij en het zo vroeg mogelijk leren van de Nederlandse normen en waarden. Hoe gaat de minister deze vereiste uit het pact implementeren, zo vragen deze leden.
Onder de herziene Opvangrichtlijn dienen lidstaten alle asielzoekers, dus ook asielzoekers die geen toegang hebben tot de arbeidsmarkt, toegang te bieden tot taalcursussen, inburgeringscursussen of beroepsopleidingscursussen die die lidstaten passend achten om asielzoekers beter in staat te stellen zelfstandig te handelen, met de bevoegde autoriteiten te communiceren of werk te vinden. Het staat lidstaten vrij om te bepalen welk aanbod passend is. Op dit moment wordt verkend of het huidige aanbod voldoet aan de verplichtingen zoals vastgelegd in de herziene Opvangrichtlijn.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de fractie-BBB hebben kennisgenomen van het voorgenomen EU asiel- en migratiepact. Zij hebben hier nog een aantal vragen over.
Bij de asielgrensprocedure die doorlopen wordt aan de buitengrens van de EU, worden bij derdelanders vrijheidsontnemende maatregelen opgelegd om te voorkomen dat de vreemdeling toegang krijgt tot het Schengengrondgebied krijgt. Kan de minister toelichten hoe deze vrijheidsbeperkende maatregelen eruitzien?
Een vrijheidsontnemende maatregel betreft grensdetentie. Gelijk zoals nu wordt deze maatregel ten uitvoering gelegd door de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) in Justitieel Complex Schiphol (JCS), Justitieel Complex Zeist (JCZ) of Detentiecentrum Rotterdam (DCR). Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is de toepassing van grensdetentie namelijk de enige manier om effectief te voorkomen dat personen die niet voldoen aan de toegangsvoorwaarden, toegang krijgen tot het grondgebied van Nederland en daarmee de Europese Unie. Bij de tenuitvoerlegging wordt op basis van de Opvangrichtlijn rekening gehouden met specifieke behoeften van kwetsbare vreemdelingen. Zo zal de grensdetentie van begeleide en niet-begeleide minderjarigen uitgevoerd worden op de Gesloten Gezinsvoorziening in JCZ, dit is een faciliteit specifiek gericht op kinderen en biedt een minimale detentiebeleving. De vrijheidsontnemende maatregel wordt bovendien periodiek getoetst door een rechter, en de vreemdeling kan altijd beroep instellen tegen het voortduren van de maatregel.
De Opvangrichtlijn biedt de mogelijkheid om bepaalde groepen asielzoekers een vrijheidsbeperking op te leggen in het kader van openbare orde of bij een onderduikrisico. Daarnaast biedt de Opvangrichtlijn een nieuwe bewaringsgrondslag voor de asielzoeker die zich niet heeft gehouden aan een eerder opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel. Kan de minister toelichten hoe deze vrijheidsbeperkende maatregelen eruitzien?
De vrijheidsbeperkende maatregel, zoals in Nederland uitgewerkt in artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000, is reeds een maatregel die kan worden ingezet in het toezicht op vreemdelingen. De leden van de BBB-fractie geven terecht aan dat de Opvangrichtlijn de mogelijkheid creëert om deze maatregel in te zetten om redenen van openbare orde of om te voorkomen dat een vreemdeling zich onttrekt aan het toezicht. Bij de implementatie van deze bepaling wordt het bestaande artikel 56 uitgebreid en in lagere regelgeving neergelegd bij welke omstandigheden een dergelijke maatregel kan worden opgelegd. Het kabinet beraadt zich er nog op wanneer daadwerkelijk gebruik zou moeten worden gemaakt van deze maatregel tegen de achtergrond van de beperkte capaciteit bij ketenpartners. De nieuwe bewaringsgrondslag wordt toegevoegd aan artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000 en kan gemotiveerd worden gebruikt door de IND, politie, KMar en DTenV bij het opleggen van een bewaringsmaatregel van een asielzoeker.
De asielprocedure krijgt een verplichte tweedeling in a) een verplichte versnelde procedure voor specifieke groepen en b) de reguliere procedure. In de Nederlandse asielprocedure worden nu enkel asielaanvragen afkomstig uit veilige landen van herkomst versneld behandeld. Momenteel komt vijf procent van alle procedures in de versnelde procedure terecht. Vanaf 12 juni 2026 zal - gebaseerd op de dan geldende definitie - naar verwachting ongeveer 20 procent van de gevallen in de versnelde procedure behandeld moeten worden. Hoe groot acht de minister de kans van slagen hiervan in verband met de enorme capaciteitsdruk in de asielketen? Hoe gaat zij dit probleem ondervangen?
In de versnelde asielprocedure zullen meer zaken verplicht behandeld moeten worden dan nu het geval is in spoor 2. Om die reden wordt ook voorgesteld om nu verplichte onderdelen zoals het aanmeldgehoor en de rust- en voorbereidingstermijn uit de procedure te halen zodat dit de IND meer ruimte en flexibiliteit biedt maar waarbij tegelijk wordt voldaan aan de nieuwe Europese wetgeving. De IND houdt bij de voorbereidingen op de implementatie van het Pact er ook rekening mee dat meer zaken in een kortere termijn beslist moeten worden.
Los van de invoering van het Migratiepact heeft de IND ook de ambitie om tijdiger te beslissen op aanvragen. Dit doet de IND via drie lijnen: 1) de complexiteit in de behandeling van een aanvraag te verminderen, 2) door slimmer en efficiënter te werken en 3) door beperkt meer personeel aan te trekken. Alleen wanneer de eerste twee lijnen onvoldoende resultaat opleveren, zal de IND overwegen om meer eigen personeel aan te trekken.
De kortere termijnen in het pact en het afhandelen van meer zaken in de versnelde procedure betekenen ook iets voor de ketenpartners zoals bijvoorbeeld de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) en de rechtbanken. Ik ben mij ervan bewust dat het Pact veranderingen vergt in de gehele keten.
Het migratiepact bestaat uit één richtlijn en in totaal negen verordeningen. Deze richtlijn en verordeningen dienen in tientallen landen gelijktijdig ingevoerd te worden. De leden van de BBB-fractie hebben zorgen over een eenduidige en op eenzelfde manier invoeren in alle landen. Hoe kijkt de minister hiernaar en kan zij toelichten in hoeverre het haalbaar is dat alle landen dit migratiepact op eenzelfde manier invoeren?
Alle lidstaten zijn onder het Asiel- en Migratiepact gebonden aan dezelfde regels. Iedere lidstaat is zelf verantwoordelijk om het eigen asiel- en opvangstelsel tijdig in overeenstemming met deze nieuwe regels te brengen. Vanwege de omvang van de implementatie heeft de Commissie een Europees implementatieplan gepubliceerd. Aan de hand van dit plan hebben alle lidstaten een nationaal implementatieplan moeten indienen bij de Europese Commissie. Ook kunnen de lidstaten op basis van dit nationale plan technische ondersteuning krijgen (van de Commissie en het Europees Asielagentschap) en aanspraak maken op de Europese fondsen die beschikbaar zijn gesteld voor implementatiekosten. Het is aan de Commissie om erop toe te zien dat de invoering van de nieuwe regels per lidstaat correct en tijdig gebeurt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het nationaal implementatieplan en hebben hierover een aantal vragen.
2.1 Grensprocedure screening – III De asielgrensprocedure
De leden van de CDA-fractie vragen of Schiphol de enige plek in Nederland is die wordt gezien als juridische buitengrens van de EU. Is dit dan ook de enige plek waar de buitengrensprocedure zal worden toegepast? Hoe werkt dit dan voor derdelanders die zich melden in Ter Apel maar wel onder de criteria van asielgrensprocedure vallen (bijvoorbeeld inwilligingspercentage van 20 procent of lager)? Worden deze mensen dan ook naar Schiphol overgebracht of komt er in Ter Apel en op eventuele andere aanmeldlocaties ook een voorziening die voorziet in de eisen van asielgrensprocedure en de benodigde bewaringscapaciteit?
De asielgrensprocedure ziet op asielzoekers die aan de buitengrens worden aangehouden en niet voldoen aan de voorwaarden voor toegang. Grensdetentie is mogelijk op drie locaties: Justitieel Complex Schiphol, Justitieel Complex Zeist en detentiecentrum Rotterdam. Asielzoekers die zich spontaan melden in Ter Apel hebben feitelijk al toegang tot het grondgebied van de EU. De asielgrensprocedure is dan ook niet meer op hen van toepassing. Binnen deze groep, verplicht de Asielprocedureverordening de lidstaten wel tot een versnelde behandelingsprocedure voor asielzoekers uit landen met een laag inwilligingspercentage.
Kan op basis van de afgelopen vijf jaar inzichtelijk gemaakt worden wat het aantal eerste aanvragen was van derdelanders met asielverzoek afkomstig uit landen met een inwilligingspercentage van 20 procent en lager en hoe zich dit verhoudt tot de door Europese Commissie aan Nederland opgelegde 211 plaatsen ten behoeve van de asielgrens- en terugkeerprocedure?
Van alle aanvragen die binnenkomen op locatie Schiphol beschikt de IND in de huidige situatie circa 20% in de grensprocedure op Schiphol. In het grootste deel van de overige zaken wordt een flink aantal van de benodigde processtappen ter plekke gedaan. Denk hierbij aan het afnemen van een aanmeldgehoor en/of nader gehoor en het uitbrengen van een voornemen. Een klein deel stroomt direct door naar de reguliere asielprocedure. De verplichte toepassing van de grensprocedure voor bepaalde doelgroepen leidt naar schatting tot een verdubbeling van het aantal zaken dat binnen de grensprocedure wordt afgehandeld. Naar verwachting heeft Nederland voldoende capaciteit beschikbaar om te voldoen aan de toereikende capaciteit van 211. De IND verwacht dat de huidige bezetting van locatie Schiphol in staat zal zijn om te voldoen aan de toereikende capaciteit. Op Schiphol zijn voldoende bedden beschikbaar om te voldoen aan de toegewezen toereikende capaciteit van 211.
Ik merk op dat het hier alleen zou gaan om aanvragers die zich melden aan de Nederlandse buitengrens en dat het gaat om inwilligingspercentages op EU-niveau. Het inwilligingspercentage voor een land van herkomst kan soms verschillen van jaar tot jaar.
3.2 Vereisten migratiepact
Zijn er in de nieuwe opvangrichtlijn eisen opgenomen over de eisen aan de opvang van Dublinclaimanten die geen recht meer hebben op reguliere opvang? Kunt u een juridische toelichting en uitleg geven op het door u voorziene vraagstuk van arrest Haqbin en de bepalingen in de herziene opvangrichtlijn? Ook als hierover nog geen conclusies getrokken zijn kunt u dan het (juridische)dilemma schetsen?
In het arrest Haqbin heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie geoordeeld dat de menselijke waardigheid vereist dat een asielzoeker niet in een toestand van zeer verregaande materiële behoeftigheid terechtkomt waardoor hij niet in staat zou zijn om te voorzien in zijn meest elementaire behoeften zoals wonen, eten, zich kleden en zich wassen, hetgeen zijn fysieke of mentale gezondheid zou schaden dan wel hem in een toestand van achterstelling zou brengen die onverenigbaar is met de menselijke waardigheid.
Artikel 21 van de herziene Opvangrichtlijn schrijft voor dat Dublinclaimanten vanaf het moment dat zij in kennis zijn gesteld van hun overdrachtsbesluit, geen recht meer hebben op de reguliere opvangvoorzieningen die zijn neergelegd in artikel 17 t/m 20 van de herziene Opvangrichtlijn. Tevens staat in artikel 21 dat dit geen afbreuk doet aan de noodzaak om een levensstandaard te waarborgen die in overeenstemming is met het Unierecht, met inbegrip van het Handvest, en internationale verplichtingen. Dat houdt in dat voor Dublinclaimanten die in kennis zijn gesteld van hun overdrachtsbesluit, ondanks de intrekking van hun reguliere opvangvoorzieningen nog steeds een minimale levensstandaard moet worden gewaarborgd, aangevuld met het recht op noodzakelijke gezondheidszorg en (in het geval van minderjarigen) onderwijs. Met deze waarborgen wordt voldaan aan het criterium uit het arrest Haqbin.
3.3 Implementatie
Kunt u toelichten op welke wijze, met welke criteria en in welke verordening er een uitsluitingsgrond is opgenomen voor het recht op toegang tot de arbeidsmarkt voor specifieke groepen zoals asielzoekers uit veilige landen, Dublinclaimanten?
Onder de herziene Opvangrichtlijn wordt een aantal categorieën asielzoekers uitgesloten van toegang tot de arbeidsmarkt. Dit betreffen bepaalde in de Opvangrichtlijn expliciet genoemde categorieën asielzoekers van wie de asielaanvraag in de, in artikel 42 van de Asielprocedureverordening bedoelde, versnelde behandelingsprocedure wordt behandeld. Hen wordt geen toegang tot de arbeidsmarkt verleend of de reeds verleende toegang tot de arbeidsmarkt wordt ingetrokken.
Het gaat hierbij om een aantal groepen asielzoekers binnen de versnelde procedure voor wie het niet waarschijnlijk is dat hun aanvraag zal worden ingewilligd, bijvoorbeeld omdat:
- er kennelijk valse/onwaarschijnlijke verklaringen zijn afgelegd;
- er valse informatie of documenten zijn verstrekt of relevante informatie is achtergehouden;
- er enkel een verzoek is ingediend om terugkeer te verhinderen;
– de verzoeker komt uit een veilig land van herkomst; of
- de verzoeker een gevaar vormt voor de nationale veiligheid of de openbare orde.
De uitsluiting van de arbeidsmarkt geldt ook voor Dublinclaimanten die een overdrachtsbesluit hebben gekregen. Op vrijdag 20 december jl. is de implementatiewet voor het Asiel- en migratie-pact 2026 in consultatie gebracht. In dit wetsvoorstel is ook een wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen opgenomen. Met deze wijziging zijn een nieuwe weigeringsgrond en een intrekkingsgrond opgenomen voor tewerkstellingsvergunningen. Hiermee moeten aanvragen voor een tewerkstellingsvergunning voor een asielzoeker voor wie binnen de versnelde procedure de toegang tot de arbeidsmarkt is uitgesloten, zoals ook opgenomen in de motie, worden geweigerd. Daarnaast moet een reeds verleende tewerkstellingsvergunning worden ingetrokken indien de asielzoeker onder een categorie binnen de versnelde procedure komt te vallen voor wie geen toegang tot de arbeidsmarkt is toegestaan.
4.3 Implementatie
Wat is op basis van de impactanalyse de inschatting van de periode dat de IND nog met twee systemen zal moeten werken nadat vanaf 12 juni 2026 de aanvragen afgedaan dienen te worden in overeenstemming met het Europese migratiepact?
Hiervoor verwijs ik ook naar de beantwoording van een gelijksoortige vraag van de leden van de VVD-fractie
Kunt u een uitvoerige beschouwing geven van de samenloop van de implementatie van het EU asiel- en migratiepact en de invoering van het tweestatusstelsel?
Het voorstel voor de Uitvoerings- en implementatiewet Asiel- en migratiepact 2026 is op 20 december 2024 in consultatie gebracht en op dezelfde datum voor advies voorgelegd aan een aantal betrokken organisaties, waaronder de Adviesraad migratie en de Raad voor de rechtspraak. De consultatie- en adviesperiode sluit op 17 februari a.s. Na de consultatie- en adviesfase wordt bezien of en zo ja, op welke onderdelen dit wetsvoorstel aanpassing behoeft. Daarbij wordt ook de samenloop met het voorstel voor de Wet invoering tweestatusstelsel nader beschouwd en zo nodig verbeterd.
Heeft dit nieuwe stelsel nog aanvullende uitvoeringsimplicaties op het gebied van personeel, opleiding, ICT etc.?
Het invoeren van het tweestatusstelsel kost de IND meer tijd en capaciteit met name vanwege de motivering in het besluit, maar ook omdat vreemdelingen belang hebben bij doorprocederen. Echter, tegelijkertijd wordt geconstateerd dat bij invoering van het Migratiepact sowieso de mogelijkheid ontstaat om door te procederen voor een sterkere status, ook indien een één statusstelsel van toepassing is. Dat mitigeert de bezwaren van de IND tegen het afschaffen van het één statusstelsel, te weten de extra motiveringsplicht en de mogelijkheid tot doorprocederen.
Invoering van het tweestatusstelsel zonder overgangsrecht betekent dat het tweestatusstelsel ook geldt voor alle lopende aanvragen. Dit heeft als gevolg dat de IND direct na invoering in alle lopende aanvragen zal moeten motiveren waarom, indien een b-status wordt verleend, geen a-status wordt verleend en zullen daar beroepsprocedures over volgen. Gelet op de bestaande voorraden is daarmee het effect op de IND groot. Daar staat tegenover dat dit voorkomt dat er na invoering van het Migratiepact twee verschillende regimes, te weten het éénstatusstelsel voor oude aanvragen en een tweestatusstelsel voor nieuwe aanvragen, gelden. De IND wil zoveel mogelijk voorkomen dat er langdurig meerdere regimes naast elkaar bestaan. Om die reden heeft het invoeren van het tweestatusstelsel zonder overgangsrecht de voorkeur. Randvoorwaardelijk is daarbij wel dat het voornemen reeds is afgeschaft op het moment dat het tweestatusstelsel wordt ingevoerd. Hierdoor hoeft de IND minder extra personeel aan te nemen en wordt bovendien veel extra werk bij de IND voorkomen. Omdat invoering van een tweestatusstelsel een grote wijziging behelst en tijd kost ziet de IND invoering hiervan graag gelijktijdig met invoering migratiepact. De IND zal medewerkers op moeten leiden om uitvoering te kunnen geven aan het Migratiepact. Door het tweestatusstelsel tegelijkertijd met het Migratiepact in te voeren, wordt ook voorkomen dat de IND-medewerkers twee keer op moet leiden.
En welke juridische implicaties ontstaan hierdoor?
Zoals hiervoor is opgemerkt, zal invoering van het tweestatusstelsel naar verwachting tot meer beroepsprocedures leiden. Immers, vreemdelingen met een b-status zullen vaker in beroep gaan tegen een inwilligend besluit als er strengere voorwaarden gaan gelden voor de nareis van gezinsleden van deze statushouders. Omdat de IND het niet verlenen van een a-status uitgebreider zal moeten motiveren en tegen deze besluiten vaker beroep zal worden ingesteld, zullen er naar verwachting ook meer zaken gegrond worden verklaard door de rechtbank.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben het Nationaal Implementatieplan Asiel- en Migratiepact gelezen. Deze leden hebben hier nog een aantal vragen over
De leden van de SP-fractie spreken hun zorgen uit dat met de implementatie van het EU asiel- en migratiepact situaties kunnen gaan ontstaan die overeenkomen met de inhumane omstandigheden in kamp Moria een aantal jaar geleden. Dit omdat de grenslanden nog steeds een groot gedeelte van de opvang voor hun rekening nemen. Dit gebeurt zeker op het moment dat landen zoals Nederland ervoor kiezen alle plekken af te kopen. Erkent de minister deze zorg? Of verwacht de minister een andere ontwikkeling?
De regels van het Asiel- en Migratiepact voorzien in een onafhankelijk toezichtmechanisme in iedere lidstaat om erop toe te zien dat tijdens de screening en de asielgrensprocedure het Unierecht en het internationaal recht, met inbegrip van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het “Handvest”), worden nageleefd. Daarnaast is het Europese asielagentschap, EUAA, belast met het monitoren van de nakoming van de Europese asiel- en opvangverplichtingen door de lidstaten.
Kan de minister voor wat dit betreft reageren op de recente asielplannen in Duitsland en of deze ook invloed hebben op de uitvoering van het migratiepact?
Het Asiel- en Migratiepact bevat geharmoniseerde regels op het terrein van het asielrecht, zowel inhoudelijk als procedureel. Net als Nederland is ook Duitsland is aan deze regels gebonden.
De leden van de SP-fractie zijn niet te spreken over het voornemen van deze minister om te kiezen voor het afkopen van plekken. Een essentieel onderdeel van het migratiepact is de verplichte solidariteit die voortkomt uit het feit dat de grenslanden al teveel de last hebben gedragen van de opvang. Dit pact is als het ware een Europese spreidingswet. Waarom kiest de minister op voorhand voor het afkopen van de plekken?
Het solidariteitsmechanisme bevat verschillende mogelijkheden tot solidariteitsbijdragen, welke allemaal gelijkwaardig aan elkaar zijn. Met de financiële bijdrage wordt bijgedragen aan het versterken van het asiel- en opvangstelsel in de lidstaten onder migratiedruk. Op die manier worden de lidstaten onder migratiedruk ondersteund in het nemen van hun verantwoordelijkheden, ook die onder de Dublinverordening.
Kan er inzicht worden gegeven in de verwachte kosten die hieraan verbonden zijn en de verwachte kosten die er zouden zijn als wij de vluchtelingen wél zouden opvangen?
Dat inzicht kan ik op dit moment niet verschaffen. Er zijn veel verschillende factoren die in een dergelijke vergelijking van kosten meegenomen moeten worden, zoals de kosten die (gemiddeld) gemaakt worden voor en de duur in de asielopvang.
Deelt de minister de mening dat het afkopen van onze verantwoordelijkheid richting vluchtelingen die uit oorlogs- of geweld situaties vluchten een slechte zaak is?
Ik verwijs naar mijn eerdere antwoord aan de GroenLinks-PvdA fractie over de werking van het solidariteitsmechanisme. Dit mechanisme bevat nu juist verschillende mogelijkheden van solidariteit, zoals een financiële bijdrage, om lidstaten onder migratiedruk op verschillende manieren te ondersteunen.
Te lezen valt in de brief van de minister dat een belangrijk onderdeel van het pact het solidariteitsmechanisme is en het ingestelde solidariteitsmechanisme moet gaan regelen dat lidstaten waarvan is vastgesteld dat zij onder migratiedruk staan of hier risico op lopen worden bijgestaan door de andere lidstaten. Is Nederland hier überhaupt toe bereid? Hoe ziet de minister dit voor zich?
Ik verwijs naar mijn eerdere antwoord aan de GroenLinks-PvdA fractie over de werking van het solidariteitsmechanisme. Nederland neemt met haar financiële bijdrage deel aan dit mechanisme.
Is de minister zich ervan bewust dat als elk land zich zou gedragen zoals Nederland voornemens is om te doen, dat er geen sprake is van solidariteit maar chaos?
Ik verwijs naar mijn eerdere antwoord aan de GroenLinks-PvdA fractie over de werking van het solidariteitsmechanisme.
Is er al een nationale solidariteit coördinator benoemd aangezien de mijlpaal voorzien was eind 2024?
De nationale solidariteitscoördinator is aangesteld.
De leden van de SP-fractie lezen dat er veel discussie is over het begrip ‘veilig land’ en dat de Europese Commissie bezig is met plannen om dit begrip verder op te rekken. Om welke voorstellen gaat het en wanneer kan de Kamer deze verwachten?
In de Asielprocedureverordening is opgenomen dat in 2025 een herziening plaatsvindt van het veilig derde land-concept. Deze herziening wordt momenteel voorbereid door de Europese Commissie. Het is de verwachting dat het herzieningsvoorstel begin maart 2025 wordt gepubliceerd. Uw Kamer zal na het verschijnen van het voorstel een appreciatie van het kabinet ontvangen. In algemene zin zet het kabinet erop in dat de toepasbaarheid van het concept verbreed wordt, zodat vaker kan worden ingezet op opvang van asielzoekers buiten de Europese Unie. In de Geannoteerde Agenda van de JBZ-raad van 30 januari heeft het kabinet uw Kamer reeds geïnformeerd dat belangrijke aandachtspunten daarvoor het verwijderen van het bandencriterium en het beperken van de opschortende werking van beroep zijn.
Wat verstaat deze minister onder een ‘veilig land’ en is iemands persoonlijke situatie zoals de seksuele geaardheid nog van invloed op de vraag of dit land veilig is voor deze persoon?
Het begrip ‘veilig derde land’ is vastgelegd in artikel 59 van de Procedureverordening. Volgens dat artikel mag een derde land slechts worden aangewezen als een veilig derde land, wanneer in dat land:
het leven en de vrijheid van onderdanen van derde landen niet worden bedreigd om redenen van ras, religie, nationaliteit, lidmaatschap van een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging;
onderdanen van derde landen geen reëel risico lopen op ernstige schade als gedefinieerd in artikel 15 van de Kwalificatieverordening15;
onderdanen van derde landen worden beschermd tegen refoulement overeenkomstig het Verdrag van Genève en tegen verwijdering in strijd met het recht op vrijwaring tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of straffen, zoals neergelegd in het internationaal recht;
de mogelijkheid bestaat om doeltreffende bescherming aan te vragen en, indien de voorwaarden vervuld zijn, te krijgen.
Bij de aanwijzing op zowel het niveau van de Unie als nationaal niveau van een derde land als veilig derde land kunnen uitzonderingen worden gemaakt voor specifieke delen van zijn grondgebied of voor duidelijk identificeerbare categorieën personen. Dit kan ook betrekking hebben op de seksuele geaardheid van de persoon. Ook in de huidige praktijk is dit een factor die wordt meegewogen.
Te lezen valt in de Nederlandse plannen dat nu vijf procent van de veiligelanders in een versnelde procedure terechtkomt en dat dit vanaf 2026 vanwege het oprekken van de definities 20 procent zal zijn. Welke definitie wordt hier precies opgerekt en hoe? Kan de minister hier verder over uitweiden?
Na invoering van het Migratiepact zal er een verplicht onderscheid zijn tussen de versnelde en de niet versnelde procedure. De versnelde procedure bevat onder meer aanvragen van asielzoekers die uit een land komen met een Europees inwilligingspercentage onder de 20%. Dit zijn niet per definitie mensen uit een veilig land van herkomst. Er zal separaat op Unie niveau een lijst worden opgesteld met van veilige landen van herkomst. Deze kan op nationaal niveau worden aangevuld.
Deelt de minister de mening dat als de Europese Unie een overeenkomst heeft gesloten met een land, dit land niet per definitie een ‘veilig land’ is?
In de Asielprocedureverordening is opgenomen dat indien de EU met een derde land een overeenkomst heeft gesloten op grond van artikel 218 VWEU, op grond waarvan migranten die krachtens die overeenkomst zijn toegelaten, bescherming genieten overeenkomstig de toepasselijke internationale normen en met volledige inachtneming van het beginsel van non-refoulement kan worden aangenomen dat aan de voorwaarden van dit artikel met betrekking tot de status van veilig derde land is voldaan. Het kabinet is van mening dat hiermee aan voldoende voorwaarden wordt voldaan om van een veilig derde land te spreken. Bovendien is in de Asielprocedureverordening ook opgenomen dat ook altijd op individueel niveau moet kunnen worden getoetst of een derde land veilig is.
De leden van de SP-fractie maken zich in het nieuwe pact zorgen over vluchtelingen die zonder documenten naar een land komen. Lezen deze leden het goed dat deze personen altijd ook in de grensdetentie terecht zullen komen?
In de Asielprocedureverordening is vastgelegd dat de grensprocedure kan worden toegepast als het verzoek om internationale bescherming is ingediend door een onderdaan van een derde land of een staatloze die niet voldoet aan de voorwaarden voor toegang tot het grondgebied van een lidstaat. De grensprocedure kan onder andere worden toegepast na de indiening van een verzoek aan een doorlaatpost aan de buitengrens of in een transitzone of na een aanhouding in verband met een onrechtmatige overschrijding van de buitengrens. Een vreemdeling die zonder documenten de buitengrens wil overschrijden, zal in het algemeen niet voldoen aan de voorwaarden voor grensoverschrijding en zal daarmee in aanmerking komen voor de grensprocedure.
De leden van de SP-fractie hebben zorgen over de juridische stappen die vluchtelingen kunnen nemen in het nieuwe migratiepact. Klopt het dat een vluchteling maar vijf dagen de tijd heeft om in beroep te gaan?
Het recht voor de asielzoeker om in beroep te gaan tegen de afwijzing van zijn asielverzoek is vastgelegd in het Asiel- en migratiepact. De minimale en maximale termijnen waarbinnen de asielzoeker dat beroep kan instellen zijn evenzo vastgelegd in die regelgeving. Die termijnen verschillen per afdoeningsgrond en voor een bepaalde categorie zaken is vijf dagen inderdaad de minimale termijn. Het is vervolgens aan iedere lidstaat om in zijn nationale wetgeving de door hem, binnen deze minimum en maximumtermijn, gekozen termijn per categorie zaken neer te leggen.
Is er in Nederland wat dit betreft altijd de mogelijkheid om met een advocaat te spreken?
Tijdens de beroepsfase heeft de asielzoeker recht op een gefinancieerde rechtbijstandverlener. Het is aan de lidstaten om dit passend in te regelen.
Hebben hulporganisaties en advocaten toegang tot de detentiecentra? Erkent de minister dat niet in alle gevallen deze mogelijkheden er zijn voor vluchtelingen en is zij bereid met haar collega’s in gesprek te gaan om op zijn minst deze mogelijkheid te bieden?
Artikel 12 van de Opvangrichtlijn bepaalt dat onder meer vertegenwoordigers van UNHCR en advocaten toegang hebben tot de vreemdeling die zich in grensdetentie bevindt. Nederland voldoet hier reeds aan. Zo is de Raad voor de Rechtsbijstand gevestigd in het Justitieel Complex Schiphol. Ik herken mij niet in het beeld dat vreemdelingen die zich in grensdetentie bevinden geen toegang tot rechtsbijstand zouden hebben.
De leden van de SP-fractie willen in algemene zin vragen wat de grootste beleidsinhoudelijke wijzigingen zijn die de minister ziet in het gehele migratiepact voor Nederland, los van de logistieke kwesties. Deze leden zien bijvoorbeeld dat de minister erkent dat een bestaande uitdaging van de IND het werven, behouden en versterken van het personeel is. Maar hoe gaat dit veranderen als de begroting van het IND gedecimeerd wordt vanaf 2027?
In grote lijnen voldoet Nederland al aan de eisen van het migratiepact. Het is juist de bedoeling om de eisen van het pact binnen de EU meer te harmoniseren, wat voor Nederland eerder een versobering betekent. Elementen zoals de screening en de grensprocedure zijn al onderdeel van de Nederlandse praktijk. Deze moeten alleen in lijn worden gebracht met de specifieke eisen uit de verschillende verordeningen. De IND kiest er dan ook niet in eerste instantie voor om extra personeel aan te nemen, maar juist om complexiteit te verminderen en slimmer en efficiënter te werken. Het werven, behouden en versterken van personeel is al langere tijd een prioriteit van de IND en dat zal het ook blijven.
Op welke manier is een investering in het personeel dan überhaupt een optie?
De IND kiest ervoor te investeren in het werven, behouden en versterken van personeel, niet per se voor het aantrekken van nieuw personeel.
Vindt de minister ook dat de geplande bezuinigingen op het IND in schril contrast staan met de intensivering die juist vanaf juni 2026 nodig is als dit pact eenmaal geïmplementeerd is? Ditzelfde geldt toch ook voor het COA waar een flinke intensivering nodig is terwijl er een grote bezuiniging in 2027 voorhanden is?
Met de besluitvorming bij voorjaarsnota 2024 heeft het vorige kabinet gekozen de middelen, gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP), tot en met 2026 aan de Migratieketen toe te kennen. Voor het jaar 2027 is 500 miljoen euro en vanaf 2028 is ook de 1 miljard euro besparing uit het hoofdlijnenakkoord verwerkt. De inzet van het kabinet is erop gericht om met een breed pakket aan maatregelen het asielstelsel te hervormen en de instroom te beperken.
Op basis van de MPP zal worden bezien welke middelen de komende jaren nodig zijn voor de Migratieketen. De uitvoeringsorganisaties dienen tijdig over voldoende middelen te beschikken voor continuïteit in de uitvoering van hun wettelijke taken. Bij de voorjaarsnota zal hierover besluitvorming plaatsvinden.
De leden van de SP-fractie hebben nog vragen over de implementatie in samenhang met de huidige nationale wetgeving en de nationale asielprocedure. Hoe kan het EU-migratiepact worden gelezen in samenhang met de nationale wetgeving voor strengere asielwetgeving die er dit jaar nog aan komt?
Het Asiel- en migratiepact is per 12 juni 2026 van toepassing in de Nederlandse rechtsorde. Dat betekent dat de nationale wetgeving met ingang van die datum daarmee in overeenstemming moet zijn. De verhouding tussen de voorstellen voor de Asielnoodmaatregelenwet en de Wet invoering tweestatusstelsel tot het Asiel- en migratiepact komt aan de orde in het kader van de behandeling van die wetsvoorstellen.
Hoe grijpt dat op elkaar in? Is dat al helemaal duidelijk, hoe wordt daar rekening mee gehouden?
De verhouding tussen de voorstellen voor de Asielnoodmaatregelenwet en de Wet invoering tweestatusstelsel tot het Asiel- en migratiepact komt aan de orde in het kader van de behandeling van die wetsvoorstellen.
Kan de uitvoering al die wijzigingen na elkaar eigenlijk wel aan?
Verwezen wordt naar het antwoord op een gelijksoortige vraag van de leden van de GroenLinks/PvdA-fractie.
De leden van de SP-fractie hebben nog een specifieke vraag over de kinderrechten. Klopt het dat kinderen altijd uitgesloten worden van sobere opvang, ongeacht van hun procedure, omdat Nederland op grond van artikel 26 Opvangrichtlijn de verplichting heeft om hen altijd kindvriendelijke opvang te bieden, waar de sobere opvang niet aan kan voldoen?
Bij het bieden van asielopvang houdt het kabinet zich te allen tijde aan de internationale en Europeesrechtelijke verdragen, en dus ook aan het VN-Kinderrechtenverdrag en de herziene Europese Opvangrichtlijn.
Ten slotte hebben de leden van de SP-fractie nog vragen over de opzet van de grensdetentie en de omstandigheden hiervan. Klopt het dat ook kinderen terecht kunnen komen in deze grensdetentie en onder welke voorwaarden dit wel of niet gebeurt? Lezen deze leden het goed dat gezinnen met kinderen in principe niet in de detentiecentra terecht zullen komen? Welke kosten zijn verbonden aan het inrichten van deze detentiecentra?
Zoals geantwoord op de gelijkluidende vraag van de leden van de fractie GroenLinks-PvdA klopt het inderdaad dat begeleide minderjarige kinderen en bij uitzondering niet-begeleide minderjarige vreemdelingen de asielgrensprocedure kunnen doorlopen vanuit een detentieomgeving. Voor minderjarige kinderen in gezinsverband kan dit voorkomen wanneer zij de nationaliteit hebben van een land waarvan het inwilligingspercentage EU-breed lager dan 20% betreft, zij de autoriteiten misleiden of wanneer zij een gevaar vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid. De asielaanvraag van een alleenstaande minderjarige vreemdeling kan alleen in de asielgrensprocedure worden behandeld wanneer de vreemdeling een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid is of om die reden eerder gedwongen is uitgezet. Het belang van het kind speelt hierbij een leidende rol en de bewaringsomstandigheden moeten gedurende de asielgrensprocedure altijd in overeenstemming zijn met de waarborgen in de Opvangrichtlijn.16 Zo moet de detentie een ultimum remedium zijn, zo kort mogelijk duren en in het belang van de minderjarige zijn. Ook wordt de asielgrensprocedure beëindigd of niet toegepast wanneer de noodzakelijke ondersteuning op grond van de Opvangrichtlijn niet (langer) geboden kan worden of wanneer hier relevante medische redenen voor zijn. Het kabinet is voornemens om de tenuitvoerlegging van grensdetentie voor minderjarige vreemdelingen te organiseren in de Gesloten Gezinsvoorziening (GGV) van het Justitieel Complex Zeist.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het implementatieplan van het EU asiel- en migratiepact. Zij hebben daarover een enkele vraag.
Eerder heeft de SGP-fractie een motie ingediend die de regering vraagt zich op Europees niveau in te zetten om de bevolkingsdichtheid mee te wegen bij de verdeling van asielzoekers.17 De regering stelt zich steeds op het standpunt dat dit niet meer kan worden meegenomen bij de uitwerking van het huidige migratiepact en dat het daarom pas bij de herziening van de betreffende wetgeving in 2027 aan de orde is. Toch is op dit moment nog niet alles in kannen en kruiken ten aanzien van uitwerking van het pact. Zo moet nog worden vastgesteld hoe wordt omgegaan met artikel 78:3 van het EU-werkingsverdrag over solidariteit in crisissituaties, zoals is ingezet bij tijdelijke relocatieprogramma vanuit Griekenland en Italië in 2015. Voorziet de minister dat in aanvulling op maatregelen uit de solidariteitspool er ook nog maatregelen kunnen worden genomen op grond van artikel 78:3 van het EU-werkingsverdrag? Zo ja, is zij bereid bij de uitwerking van de verdeelsleutel hiervoor te pleiten voor het meewegen van bevolkingsdichtheid, in lijn met deze aangenomen motie? En is zij bereid bij alle komende voorstellen ten aanzien van verdeling van asielzoekers dit als uitgangspunt te hanteren?
Ik ga ervan uit dat de leden van de SGP-fractie verwijzen naar het voorstel voor voorlopige noodmaatregelen voor Litouwen, Letland en Polen uit 2021.18 In dit voorstel waren maatregelen opgenomen die lidstaten op basis van artikel 78(3) van het VWEU konden nemen om instrumentalisering van migranten tegen te gaan. De onderhandelingen over dit voorstel zijn nooit afgerond. Het is niet de verwachting dat deze nog zullen worden hervat, aangezien aan de hand van de wel afgeronde crisis- en force majeurverordening lidstaten ook instrumenten ter beschikking krijgen om instrumentalisering tegen te gaan. In algemene zin kan het kabinet wel toezeggen bij toekomstige wetgevende onderhandelingen over voorstellen die raken aan de verdeling van asielzoekers zal inzetten op een verdeelsleutel waarbij bevolkingsdichtheid wordt meegeteld, zoals eerder ook de inzet was bij de onderhandelingen over de AMMR-verordening.
NOS, 27 januari 2025, Raad voor rechtspraak vraagt Faber (opnieuw) om uitstel asielwetten, https://nos.nl/artikel/2553471-raad-voor-rechtspraak-vraagt-faber-opnieuw-om-uitstel-asielwetten↩︎
NOS, 28 januari 2025, Vluchtelingenwerk naar de rechter om 'plotselinge' bezuiniging minister Faber, https://nos.nl/artikel/2553605-vluchtelingenwerk-naar-de-rechter-om-plotselinge-bezuiniging-minister-faber↩︎
Kamerstuk 32317, nr. 867↩︎
NRC, 24 januari 2025, ‘Vreemdelingen bij tijdelijke grenscontroles wegsturen of vastzetten mag niet, oordeelt de rechter, https://www.nrc.nl/nieuws/2025/01/24/vreemdelingen-bij-tijdelijke-grenscontroles-wegsturen-of-vastzetten-mag-niet-oordeelt-de-rechter-a4880829↩︎
https://open.overheid.nl/documenten/ronl-7f894633-d1d6-499e-9996-74a505b66166/pdf↩︎
Kamerstuk 36410-VI, nr. 87↩︎
NOS, 27 januari 2025, Raad voor rechtspraak vraagt Faber (opnieuw) om uitstel asielwetten, https://nos.nl/artikel/2553471-raad-voor-rechtspraak-vraagt-faber-opnieuw-om-uitstel-asielwetten↩︎
NOS, 28 januari 2025, Vluchtelingenwerk naar de rechter om 'plotselinge' bezuiniging minister Faber, https://nos.nl/artikel/2553605-vluchtelingenwerk-naar-de-rechter-om-plotselinge-bezuiniging-minister-faber↩︎
Kamerstuk 32317, nr. 867↩︎
NRC, 24 januari 2025, ‘Vreemdelingen bij tijdelijke grenscontroles wegsturen of vastzetten mag niet, oordeelt de rechter, https://www.nrc.nl/nieuws/2025/01/24/vreemdelingen-bij-tijdelijke-grenscontroles-wegsturen-of-vastzetten-mag-niet-oordeelt-de-rechter-a4880829↩︎
Kamerstukken II, 2023-2024, 32317, nr. 877.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 300.↩︎
Artikelen 10 t/m 13 Opvangrichtlijn.↩︎
https://open.overheid.nl/documenten/ronl-7f894633-d1d6-499e-9996-74a505b66166/pdf↩︎
Verordening (EU) 2024/1347↩︎
Artikelen 10 t/m 13 Opvangrichtlijn.↩︎
Kamerstuk 36410-VI, nr. 87↩︎
COM(2021) 752↩︎