Niet-overdraagbaarheid additionele handkokkelvergunningen
Brief regering
Nummer: 2025D13570, datum: 2025-03-27, bijgewerkt: 2025-03-28 11:07, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Onderdeel van kamerstukdossier 29675 -232 Zee- en kustvisserij.
Onderdeel van zaak 2025Z05901:
- Indiener: J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2025-04-09 11:15: Procedurevergadering LVVN (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Preview document (š origineel)
Geachte Voorzitter,
Tijdens het Commissiedebat voor de Landbouw- en Visserijraad van 21 januari jl. heb ik toegezegd de Kamer te informeren over de additionele handkokkelvergunningen. Mevrouw Nijhof-Leeuw heeft tijdens dit debat geĆÆnformeerd naar de mogelijkheden om deze niet-overdraagbare vergunningen alsnog overdraagbaar te maken.
Over de aanleiding en uitgifte van deze persoonsgebonden āadditioneleā vergunningen is de Kamer inmiddels meerdere malen geĆÆnformeerd. Laatstelijk heeft de groep van 10 āadditioneleā handkokkelvissers eind 2023 een soortgelijk verzoek voor overdraagbaarheid van deze āadditioneleā handkokkelvergunningen gericht aan de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van de Tweede Kamer. Dit verzoek is op 7 februari 2024 door mijn voorganger gemotiveerd afgewezen (Kamerstuk 29675, nr. 229). In reactie op de laatstgenoemde brief heeft deze groep van 10 mijn voorganger verzocht om een gesprek, teneinde hun verzoek toe te lichten. In een brief van eind maart 2024 aan de heer W.A. Schagen (āwoordvoerder van groep van 10ā) is nogmaals uitvoerig uiteen gezet dat een onderscheid tussen āadditioneleā (niet-overdraagbare) en āreguliereā (overdraagbare) handkokkelvergunningen legitiem is.
Door het kabinetsbesluit in 2004 tot beĆ«indiging van de mechanische kokkelvisserij in Waddenzee bestond er juridische noodzaak voor nadeelcompensatie van bedrijven, die destijds beschikten over een zogenaamde mechanische kokkelvergunning. Deze bedrijven zijn destijds financieel gecompenseerd voor het verlies van hun vergunningen. Daarnaast is deze bedrijven ā als vergunninghouder ā destijds de mogelijkheid geboden van een sociaal plan ten behoeve van in dienst zijnde werknemers. Met dit sociaal plan is door het Rijk circa ā¬ 7,5 miljoen vergoed.
De overheid heeft zich destijds niet bemoeid met de wijze waarop financiƫle middelen van het sociaal plan zijn besteed. De betreffende mechanische kokkelbedrijven hebben zelf een sociaal plan opgesteld voor werknemers binnen hun bedrijf. Het ging hierbij onder meer om vergoedingen aan ontslagen werknemers, kosten outplacement/begeleiding en salariskosten in verband met opzegtermijnen. Dit betreft dus besluiten van de individuele mechanische kokkelbedrijven over werknemers, die destijds bij hen in dienst waren.
Vanuit het Rijk was er voor de werknemers van de mechanische kokkelbedrijven geen keuzemogelijkheid voor financiĆ«le compensatie of een āadditioneleā handkokkelvergunning. De nadeelcompensatie betrof immers de vergunningen, die aan de mechanische kokkelbedrijven waren verleend. De compensatie/uitkoop was daarom uitsluitend voor deze bedrijven en dus niet voor de werknemers in dienst bij deze bedrijven.
In 2006/2007 is uit coulance aan voormalige bemanningsleden van de mechanische kokkelvaartuigen ten behoeve van maximaal 10 personen een niet-overdraagbare āadditioneleā handkokkelvergunning aangeboden (Kamerstuk 29684, nr. 54). Deze vergunning was persoonsgebonden, tijdelijk en zonder rechten voor de toekomst. Op basis van de geldende criteria (Stcrt. 2006, nr.Ā 156/pag. 8) voldeden uiteindelijk 21 personen als voormalig bemanningslid. Aan de hand van een loting door een erkend notaris is een prioritering aangebracht in de lijst van aanvragers. Aan 10 personen is vervolgens een tijdelijke en niet-overdraagbare āadditioneleā handkokkelvergunning verleend, terwijl de overige 11 personen op basis van de voornoemde loting zijn ingedeeld op een prioritaire ranglijst (āwachtlijstā) onder nummer 11 tot en met 21 (Kamerstuk 29684, nr. 59).
De uitgifte van deze vergunningen zou worden gecontinueerd tot en met het kokkelseizoen 2015/2016, derhalve tot en met 31 augustus 2016. Op basis van een evaluatie zou worden bezien of dit uitgiftebeleid zou worden gecontinueerd en zo ja, onder welke voorwaarden. Op basis van een evaluatie is in het voorjaar van 2016 besloten dit uitgiftebeleid voort te zetten, waarbij de geldende voorwaarden gehandhaafd blijven (Kamerstuk 29684, nr. 137). De āadditioneleā vergunningen blijven persoonsgebonden, tijdelijk, zonder rechten voor de toekomst en niet-overdraagbaar.
Er was en is geen juridische noodzaak om personeelsleden ā waaronder bemanningsleden - van de voornoemde mechanische kokkelbedrijven vanuit het Rijk op enigerlei wijze te compenseren. De huidige groep āadditioneleā handkokkelvissers zijn allen voormalige bemanningsleden van de mechanische kokkelbedrijven. Er bestaat geen noodzaak (en het is evenmin wenselijk) om de uit coulance verleende tijdelijke āadditioneleā handkokkelvergunning om te zetten naar een permanente en (al dan niet in de familiesfeer) overdraagbare handkokkelvergunning. Vanaf het moment van uitgifte van deze additionele vergunning in 2007 tot heden was (en is) bij de gebruikers bekend dat deze vergunning persoonsgebonden, tijdelijk en niet-overdraagbaar is.
Inmiddels is de āwachtlijstā volledig afgewerkt. Dit betekent dat 11 voormalige bemanningsleden, die gebruik maakten van een āadditioneleā handkokkelvergunning in de afgelopen periode (vrijwillig) hebben afgezien van gebruik van deze tijdelijke en niet-overdraagbare vergunning. Van de 21 voormalige bemanningsleden zijn er nu nog 10 vissers met een dergelijke vergunning. Mocht de huidige tijdelijke en niet-overdraagbare vergunning thans worden omgezet naar een permanente en overdraagbare vergunning (waardoor spontaan een aanzienlijk vermogensrecht ontstaat), dan is het niet onwaarschijnlijk dat (een deel van) de voornoemde 11 personen een (forse) schadeclaim zullen indienen tegen het ministerie van LVVN.
Gelet op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en in het bijzonder het gelijkheidsbeginsel, is het in beginsel ongepast om tussentijds de spelregels en voorwaarden voor deze āadditioneleā handkokkelvisserij te wijzigen. De huidige houders van een āadditioneleā handkokkelvergunning zouden dan anders worden behandeld dan degenen die eerder een āadditioneleā vergunning hadden of hiervoor in aanmerking kwamen, terwijl zij zich in een gelijke positie bevinden.
Voorts hebben zowel een aantal āreguliereā handkokkelvissers als de NGOās aangegeven fel gekant te zijn tegen een besluit om deze āadditioneleā vergunningen overdraagbaar te maken (ook indien dit uitsluitend zal zijn binnen de familie). In een dergelijke situatie zijn zij voornemens hiertegen zo nodig gerechtelijke stappen te ondernemen.
Resumerend merk ik op dat in de periode vanaf 2006 ruime bekendheid is gegeven aan het āadditioneleā handkokkelbeleid en het feit dat deze vergunningen persoonsgebonden, tijdelijk en niet-overdraagbaar zijn, waardoor deze vergunningen zijn verleend zonder rechten voor de toekomst. De huidige 10Ā āadditioneleā vergunninghouders kunnen de komende jaren deze vergunning blijven gebruiken. De āadditioneleā vergunning komt pas te vervallen op het moment dat deze vissers geen gebruik meer (wensen te) maken van deze vergunning. Ik zie dan ook geen aanleiding om de huidige āadditioneleā handkokkelvergunningen alsnog overdraagbaar te maken.
Hoogachtend,
Jean Rummenie
Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur