Nationaal Programma Vitale Regio’s (NPVR)
Gebiedsgerichte economische perspectieven en Regionaal Economisch Beleid
Brief regering
Nummer: 2025D13573, datum: 2025-03-27, bijgewerkt: 2025-03-28 14:21, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Ooit Nieuw Sociaal Contract kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 29697 -161 Gebiedsgerichte economische perspectieven en Regionaal Economisch Beleid.
Onderdeel van zaak 2025Z05902:
- Indiener: J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2025-04-03 10:16: Tweeminutendebat Regio’s en grensoverschrijdende samenwerking (CD 5/2) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
- 2025-04-10 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Op 5 februari 2025 voerde ik met uw Kamer een debat over regio’s en grensoverstijgende samenwerking (GROS). In dit debat heb ik toegezegd u deze procesbrief over het Nationaal Programma Vitale Regio’s (NPVR) te sturen voorafgaand aan het tweeminutendebat. De aanleiding hiervoor was de behoefte om meer inzicht te krijgen in het proces om tot de in de brief van 20 december genoemde uitvoeringsagenda’s te komen. In deze brief kom ik terug op de gedane toezeggingen en vragen die in het debat aan de orde zijn gekomen.
Ik kijk terug op een waardevol debat over het belang van de regio’s en de aanpak in het kader van het NPVR en ben blij dat wij gezamenlijk veel waarde hechten aan de kracht van de regio en werken aan een sterke samenwerking tussen Rijk en regio. Ik ben erkentelijk voor uw steun aan het Nationaal Programma Vitale Regio’s en de doorontwikkeling van de beleids- en investeringslogica. Dit is belangrijk om snel werk te maken van verbeteringen in de kwaliteit van wonen, werken en leven voor onze inwoners in alle regio’s.
Plannen voor de regio’s, uitvoeringsagenda’s en middelen
Ik heb uw zorg goed gehoord dat er straks ambitieuze plannen liggen, maar dat mogelijk middelen voor de uitvoering ontbreken. Ook riep u mij op om richting de begrotingsbehandeling in het najaar hier expliciet aandacht voor te hebben en vroeg u mij waar mogelijk het proces om te komen tot langjarige agenda’s in de regio’s te versnellen.
Ik gaf u aan hier oog voor te hebben, waarbij voor mij het door de regio gewenste en realistische tempo het uitgangspunt zal zijn. De ene regio is verder in het proces dan de andere. We beginnen gelukkig niet vanaf nul. Enkele regio’s hebben zelf een langjarige visie opgesteld die als startpunt voor het plan van de regio kan dienen.
De ambitie is om rond de zomer de plannen voor de meeste regio’s (het ontwikkelperspectief) gereed te hebben, zodat de regio’s in staat worden gesteld om uitvoering te geven aan projecten die staan verwoord in de langjarige agenda.
De realiteit zal ook zijn dat in een aantal regio’s de plannen wellicht later definitief tot stand komen. Juist omdat recht moet worden gedaan aan het democratische proces in bijvoorbeeld raden en staten en om jongeren, inwoners en andere partijen een goede plek in het proces te geven. De verschillende bestuurslagen kennen hun eigen dynamiek en de vraag is of de tucht van de tijd wel voldoende recht doet aan de processen die doorlopen moeten worden. De regio bepaalt in overleg met het rijk het tempo.
Op basis van de plannen voor de regio en de opgaven die daaruit af te leiden zijn stellen we als regio en rijk gezamenlijk een concrete uitvoeringsagenda voor de komende vier jaar op. Deze uitvoeringsagenda’s verwacht ik voor de meeste regio’s omstreeks de jaarwisseling.
Regionale inzet in en buiten de elf regio’s
Het lid Chakor vroeg tijdens het debat naar de mogelijkheden voor het ‘inritsen’ van andere regio’s buiten de 11 waar het NPVR zich op richt. Ik gaf hierop aan dat het NPVR zich bewust toespitst op deze 11 regio’s, maar dat de doorwerking van lessen uit deze regio’s tot nut is van alle regio’s. Specifieke lessen uit deze gebieden, maar ook uit andere gebiedsgerichte aanpakken, worden betrokken bij de doorontwikkeling van de beleids- en investeringslogica. Dit komt ten goede aan alle regio’s in Nederland.
Onderdeel van die plannen is ook de verdere versterking van de samenwerking tussen het rijk, de gemeenten en provincies en de relevante overheden in de buurlanden en naburige deelstaten of gewesten: Vlaanderen, Wallonië, Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen. Bestaande samenwerkingsstructuren worden hiermee voortgezet. Op de grensoverstijgende samenwerking ben ik bijvoorbeeld zelf betrokken bij de Vlaams-Nederlandse top, de Grenslandconferentie Nederland – Noordrijn-Westfalen en Triloog Nederland – Nedersaksen.
Het kabinet maakt daarnaast werk van samenhang tussen de diverse gebiedsgerichte aanpakken. Dit geldt onder meer voor het NPVR, de twee sporen van de NOVEX, NPLV en de Regiodeals. In enkele regio’s lopen al specifieke trajecten, zoals Wind in de Zeilen (met spin-off effecten voor heel Zeeland) en Nij Begun (Groningen en Noord-Drenthe). In een aantal regio’s overlapt deze inzet geografisch en inhoudelijk. Er is in het proces ruimte en aandacht om de nationale (ruimtelijke) opgaven en inzet te verbinden met de regionale behoefte.
Onlangs zijn de regio’s bekend geworden die in aanmerking komen voor middelen uit de 6e tranche Regio Deals. Met de Regio Deals die gaan plaatsvinden in de vitale regio’s zal tezamen met betreffende regio’s worden bekeken hoe deze Regio Deals optimaal kunnen aansluiten bij het traject van NPVR. Het gaat dan om de Regio’s Zuid-Limburg en Parkstad, Noordoost-Fryslân, Noord-Groningen/ Eemsdelta, Zeeuws-Vlaanderen-Zeeland. In de overige Regio’s lopen al Regio Deals in het kader van vierde of de vijfde tranche en ook daar wordt in overleg met de regio gekeken hoe de trajecten goed aan elkaar verbonden kunnen worden.
Betrokkenheid bij alle regio’s
Bij dezen wil ik ook graag mijn oproep aan uw Kamer herhalen om niet alleen met mij in de commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het debat te voeren, maar (juist) ook met mijn ambtgenoten in uw andere commissies om er gezamenlijk voor te zorgen dat signalen uit de regionale praktijk hun weg vinden naar beleid dat in Den Haag is bedacht. Het is onze gezamenlijke verantwoordelijkheid dat beleid werkt voor inwoners in alle regio’s.
Die verantwoordelijkheid draag ik ook binnen de ministerraad. Op 7 februari heb ik in de ministerraad een terugkoppeling van ons debat gegeven. En hebben we als ministerraad gezamenlijk (nogmaals) benadrukt dat het versterken van alle regio’s in Nederland van groot belang is. Mijn collega’s zijn ook veelvuldig in het land te vinden. Voorbeelden hiervan zijn het bezoek van de minister-president aan sociaal ontwikkelingsbedrijf Dokwurk in Dokkum, van de minister van Infrastructuur en Waterstaat bij de opening van de sluis in Terneuzen en van minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in Kerkrade voor een ministeriële top met Duitse en Belgische collega’s over de Einstein Telescoop.
Door alle collega’s is onderschreven om te gaan werken met een rijksvertegenwoordiger (een DG van één van de departementen) voor de 11 regio’s, zoals ook beschreven in de brief die in december aan uw Kamer is gestuurd. Het koppelen van bewindspersonen aan specifieke regio’s past hier dan niet bij. Alle leden van het kabinet hechten juist aan betrokkenheid bij alle regio’s van Nederland.
Vervolg
In het debat van 5 februari jl. gaf ik aan rond de zomer met een brief te komen over de voortgang en de stand van zaken rondom het NPVR en de doorontwikkeling van de beleids- en investeringslogica. In die brief zal ik per regio de stand van zaken opnemen. Als dat mogelijk is – in antwoord op de oproep van het lid Bikker - vergezeld van een bandbreedte omtrent de benodigde middelen. De 11 regio’s worden in elk geval via een decentralisatie uitkering procesmiddelen ter beschikking gesteld, ter hoogte van 350.000 euro per jaar voor de duur van 3 jaar.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.J.M. Uitermark