[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Tweeminutendebat Landbouw, klimaat en voedsel (CD 6/3) (ongecorrigeerd)

Stenogram

Nummer: 2025D13623, datum: 2025-03-27, bijgewerkt: 2025-03-28 10:35, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Aan de orde is het tweeminutendebat Landbouw, klimaat en voedsel (CD d.d. 06/03).

De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Landbouw, Klimaat en Voedsel. Als eerste spreker geef ik het woord aan de heer Holman. Gaat uw gang.

De heer Holman (NSC):
Voorzitter. Ik wil graag beginnen met een persoonlijke vraag aan de minister. Wat is Friesland zonder koeien in de wei? Kievieten en grutto's hebben het erg moeilijk in de provincie, waar grotendeels monocultuur gras is dat alleen maar gemaaid wordt. Dat maakt het extra moeilijk voor de grutto en de kievit om te overleven. De trend van weidegang gaat de verkeerde kant op. Ik kan wel een voorbeeld noemen van een zuivelfabriek. Als je niet de bedrijven zou tellen, maar werkelijk zou tellen hoeveel koeien er nog in de wei lopen, dan komt dat percentage onder de 50%.

Ik heb een motie over het behouden en bevorderen van weidegang.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er een convenant bestaat binnen de zuivelsector met als doel dat minimaal 81,2% van de Nederlandse melkveebedrijven weidegang toepast;

constaterende dat in 2024 slechts 73,9% van de melkveebedrijven volledige weidegang toepast, terwijl 6,2% deelweidegang heeft en de totale weidegang is gedaald tot onder het convenant;

van mening dat deelweidegang niet gelijkwaardig is aan volledige weidegang en niet volledig bijdraagt aan de doelstelling van het convenant;

overwegende dat het percentage bedrijven geen goed beeld geeft van hoeveel koeien er daadwerkelijk buiten in de wei lopen;

overwegende dat weidegang bijdraagt aan het welzijn van koeien, de biodiversiteit bevordert en het karakteristieke Nederlandse cultuurlandschap in stand houdt;

overwegende dat het imago van de zuivelsector sterk verbonden is met beelden van koeien in de wei;

verzoekt de regering een rapportage te maken over weidegang, niet aan de hand van het aantal bedrijven, maar van het aantal koeien dat in de wei loopt en hoeveel uur per jaar ze gemiddeld buiten lopen, en een trend over de afgelopen vijf jaar te laten zien;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe het halen van de convenantafspraken over volledige weidegang wettelijk kan worden vastgelegd, en dit voor te leggen aan de Kamer;

draagt de minister op in gesprek te gaan met de zuivelsector (Stichting Weidegang, NZO en ZuivelNL) over hoe de doelstellingen ten aanzien van weidegang gehaald kunnen worden en de negatieve trend omgebogen kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Holman en Grinwis.

Zij krijgt nr. 191 (30252).

Dank u wel. Mevrouw Van der Plas?

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Begrijp ik goed dat de heer Holman weidegang wettelijk wil verplichten voor alle melkveehouders in Nederland?

De heer Holman (NSC):
Dat heb ik niet gezegd. Laat ik het zo zeggen. Wat ik mis in de zuivelsector, zeker bij de zuivelbedrijven en ook bij ZuivelNL, is een soort awareness over wat er gaande is rond weidegang, over het feit dat de convenantpartners zorgen hebben over de inzet van de zuivelbedrijven om weidegang in de benen te houden. Bij bepaalde zuivelfabrieken krijgen de grote bedrijven met die opstallen meer voor de melk dan kleine boeren die weidegang plegen. Dat is onwenselijk. Het is dus een soort stimulans voor de zuivelindustrie en ZuivelNL om het probleem serieus te nemen. Als de minister succesvol is in het overleg en je daadwerkelijk de doelstelling kunt halen, dan komt dat in een ander daglicht te staan. Lukt dat niet, dan vind ik dat wij en de minister serieus moeten overwegen hoe je een soort verplichting in de wet kunt leggen, maar niet zo dat je per definitie 100% weidegang moet hebben in Nederland. Maar het streven moet wat ons betreft zo maximaal mogelijke weidegang zijn.

De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas, afrondend.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
De minister heeft in het debat aangegeven dat de mogelijk dalende weidegang te maken zou kunnen hebben met bijvoorbeeld blauwtong en een nat voorjaar. Maar als ik dit zo hoor, dus dat er mogelijk een wettelijke verplichting komt, dan zeg ik hierbij dat dit ingaat tegen het hoofdlijnenakkoord, waarin we hebben gezegd dat er geen nationale koppen op Europees beleid komen. In Europa is er geen wettelijke plicht tot weidegang in Nederland. Ik zou de heer Holman willen vragen om goed te overwegen of hij deze motie echt wil indienen.

De voorzitter:
Nou, de motie is al ingediend.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Nou, hahaha, hihihi. Ja, dat snap ik, dat die inmiddels is ingediend. Maar je kunt een motie ook intrekken.

De voorzitter:
Dan moet u dát vragen.

De heer Holman (NSC):
Blauwtong en een nat voorjaar vind ik gelegenheidsargumenten om de dalende trend te miskennen, want als je de analyse maakt, is de dalende trend gewoon heel hard gaande. Dat zal dit jaar ook blijken. Om nu de troefkaart van een top op Europees beleid als eerste weer te spelen … Ik zou dan graag een discussie met mevrouw Van der Plas voeren en haar de vraag willen stellen: erkent u dat weidegang terugloopt en vindt u het belangrijk dat weidegang in stand wordt gehouden? Als het echt niet lukt …

De voorzitter:
We gaan geen wedervragen stellen.

De heer Holman (NSC):
Ik heb de vraag gesteld als een soort retorische vraag, niet om die nu beantwoord te krijgen, want dat past niet in de procedure.

De voorzitter:
Precies.

De heer Holman (NSC):
Dat is dus niet wat ik verwacht.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Toch wil ik kort reageren. Ik gebruik het hoofdlijnenakkoord niet als troefkaart. Het hoofdlijnenakkoord is een afspraak tussen vier coalitiepartijen.

De heer Holman (NSC):
Ja, maar ook als je naar de kerk gaat en een preek van de dominee hoort, heb je altijd nog de vraag: wat is de exegese van het verhaal uit de Bijbel of van wat in de preek wordt gezegd? Dus ook hier kun je een discussie hebben over wat de exegese is van het hoofdlijnenakkoord. We hebben al vaker geconstateerd dat daar binnen de coalitie verschillend over wordt gedacht. Dat is een politiek feit.

Dank u wel.

De voorzitter:
De volgende spreker is het lid Kostić. Zij voert het woord namens de Partij voor de Dieren. Gaat uw gang.

Kamerlid Kostić (PvdD):
Voorzitter. Het gaat vandaag over klimaat en voedsel. We weten dat we de klimaatdoelen alleen gaan halen als we ons voedselsysteem veranderen. Daarover is wetenschappelijke consensus. Laatst bij een rondetafel hoorden we heel duidelijk van een wetenschapper: je moet onze grond veel efficiënter inzetten. Dat betekent veel meer gaan produceren voor direct voedsel voor de mens, in plaats van voor veevoer, waar wij inmiddels helaas in gespecialiseerd zijn. Dat betekent dat het beste wat je kan doen voor het klimaat, maar ook voor al die andere problemen waardoor Nederland nu op slot zit, is: meer overschakelen naar plantaardig. Dat zijn gewoon feiten.

De kans dat de sector nu nog de klimaatdoelen in 2030 haalt, is minder dan 5%. Dus er is meer nodig. De minister moet in het voorjaar met extra plannen komen. Kan de minister toezeggen bij de presentatie van de maatregelen voor klimaat ook te reflecteren op het prijswinnende onderzoek over voedsel en klimaat van onder anderen Leidse wetenschappers als Paul Behrens, zoals gepubliceerd in Nature Food in 2022?

Voorzitter. Ik ben ook geschrokken toen ik gisteren de nationale biodiversiteitsstrategie van Nederland las. Onze bestuivers, onze belangrijkste voedselvoorzieners, sterven uit. Ondertussen schrapt de regering de doelstellingen voor biodiversiteit. Biodiversiteit is essentieel voor voedselzekerheid. Kan de minister daarop reflecteren? Biologische landbouw is ook de sleutel voor een gezond voedselsysteem. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering zich heeft gecommitteerd aan het behalen van ten minste 15% biologisch landbouwareaal in Nederland in 2030, conform de ambities uit de nationale agenda biologisch;

overwegende dat Nederland met slechts 4,7% biologisch landbouwareaal in 2023 aanzienlijk achterloopt op dit doel en in Europa en dat concrete stappen noodzakelijk zijn om de groei te versnellen;

overwegende dat het ontbreken van een samenhangend overheidsbeleid, onvoldoende financiële prikkels en de afhankelijkheid van vrijwillige marktontwikkeling belemmeringen vormen voor een succesvolle transitie;

verzoekt de regering te verkennen welk integraal maatregelenpakket er nodig is voor het halen van bestaande doelen voor biologisch landbouwareaal, dit feitelijk te onderbouwen en daarover terug te koppelen bij de Voorjaarsnota,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kostić.

Zij krijgt nr. 192 (30252).

Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik hoop dat we ten minste deze stappen kunnen zetten.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu luisteren naar mevrouw Van der Plas. Zij spreekt haar termijn uit namens de fractie van BBB. Gaat uw gang.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel. Ik heb twee moties. De eerste luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het elk jaar op 16 oktober Wereldvoedseldag is;

overwegende dat lokaal en seizoensgebonden vers voedsel gezond is en Nederlands voedsel een lagere CO2-voetafdruk heeft dan vergelijkbaar voedsel uit verre landen;

overwegende dat één grote cateraar al positief heeft gereageerd op de suggestie voor een "Week van de (H)eerlijke Hollandse Hap";

verzoekt de regering om alle cateraars van rijksoverheidsinstanties te stimuleren om jaarlijks in de week waarin het Wereldvoedseldag is, een "Week van de (H)eerlijke Hollandse Hap" te organiseren, waarbij de focus ligt op het aanbieden van lokaal Nederlands geproduceerd en seizoensgebonden voedsel van al onze boeren, tuinders, telers en vissers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 193 (30252).

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoeken blijkt dat bij extensivering en omschakeling naar biologische landbouw meer landgebruik nodig is om dezelfde opbrengst te halen;

overwegende dat de kwaliteit van het voedsel kan dalen en de voedselprijzen mede daardoor verder kunnen stijgen;

overwegende dat bij een dalende voedselproductie de EU afhankelijker van andere landen wordt voor voedsel;

overwegende dat de instabiliteit in de wereld ons heeft laten zien dat voedselvoorziening topprioriteit heeft;

verzoekt het kabinet om bij de klimaat- en biodiversiteitsplannen eerst een voedseltoets toe te passen, zodat er weloverwogen keuzes kunnen worden gemaakt en de burgers in Nederland en de rest van de EU verzekerd blijven van duurzaam voedsel van eigen bodem,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 194 (30252).

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Nijhof-Leeuw. Zij voert het woord namens de fractie van de PVV. Gaat uw gang.

Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Dank u, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland voor grote opgaven staat waarbij keuzes gemaakt moeten worden;

verzoekt de regering de stikstof-, nitraat- en emissiedoelen zo snel mogelijk in lijn te brengen met onze buurlanden en de opgelegde EU-normen, en er geen nationale koppen op te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Nijhof-Leeuw.

Zij krijgt nr. 195 (30252).

Een ogenblik. Er is een vraag van mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij zijn er geen Europese stikstofdoelen, maar zijn er wel Europese afspraken over natuurbehoud. Hoe staat de PVV daarin? Wij voldoen namelijk niet aan die afspraken, maar andere landen wel.

Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
U vraagt waarom "stikstof" daarbij staat. Dat is een terechte vraag. Denk aan de Vogel- en Habitatrichtlijn. We hebben kwetsbare natuur die slecht tegen stikstof kan. Ik bedoel dat we alleen moeten kijken naar stikstofgevoelige natuur. We moeten dat niet, zoals nu, generiek doen; we moeten eigenlijk teruggaan en kijken waar het echte probleem zit. Door generieke maatregelen uit te rollen, zoals we nu in de wet hebben gedaan met de kritische depositiewaarden, zetten we er wel degelijk een nationale kop op. Dan gelden namelijk dezelfde maatregelen voor de plekken waar het niet nodig is.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Er werd net gesproken over een exegese van het regeerakkoord of het hoofdlijnenakkoord, maar dit had ik er ook nog niet in gelezen. Maar we wachten het af. Ik vind het een flutmotie.

De voorzitter:
Mevrouw Nijhof, heeft u een reactie? Nee. Oké. Dan is nu de heer Grinwis aan de beurt namens de fractie van de ChristenUnie. Gaat uw gang.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Ik heb een motie over het tegengaan van voedselverspilling.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat voedsel van akkerbouwers die weinig tot geen gebruik maken van kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen, vaker uiterlijke oneffenheden vertoont, en dat dit probleem zich naar verwachting, door een steeds kleiner middelenpakket, ook steeds vaker zal voordoen in de vollegrondsgroenteteelt;

overwegende dat afhankelijk van de marktomstandigheden niet perfecte partijen voedsel c.q. producten die niet voldoen aan het vigerende schoonheidsideaal, afgekeurd worden;

overwegende dat voedselverspilling afbreuk doet aan voedselzekerheid;

verzoekt de regering zich op Europees niveau in te spannen om het systeem van kwaliteitsklassen voor groenten en fruit waar mogelijk te versoepelen;

verzoekt de regering om middels onderzoek verliezen in zowel de gangbare als de biologische sector kwantitatief in beeld te krijgen, en vervolgens ketenafspraken te maken om deze voedselverspilling en economische verliezen voor de boer structureel te verminderen, bijvoorbeeld door B-kwaliteitsproducten te gebruiken in verwerkt voedsel;

verzoekt de regering gelijktijdig te stimuleren dat onverhoopt afgekeurde producten alsnog een goede bestemming krijgen, zoals donaties aan voedselbanken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Bromet, Podt, Vedder, Holman en Flach.

Zij krijgt nr. 196 (30252).

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Tot zover.

De voorzitter:
U krijgt nog een vraag van mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik heb even een vraag over het maken van ketenafspraken. Volgens mij worden minder goed uitziend fruit en groenten al gebruikt in verwerkte producten. Zijn die ketenafspraken op basis van vrijwilligheid? Ik worstel een beetje met de gedachte dat producenten verplicht worden en dus weer op kosten worden gejaagd. Ik twijfel een beetje over hoe ik deze motie moet lezen.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank voor deze vraag. Het allerbelangrijkste zit eigenlijk in het eerste deel van het dictum, namelijk dat de Europese regels voor kwaliteit en certificering nu belemmeren dat je partijen die er wat minder mooi uitzien zomaar in de schappen kunt leggen, aan een voedselbank mag geven of mag verwerken in voedsel. Dus dat is het allerbelangrijkste. Vervolgens wordt er heel vaak geklaagd door boeren dat partijen worden afgekeurd, terwijl de smaak niet is veranderd. De ketenafspraken kun je uiteindelijk niet afdwingen; het zijn afspraken. De praktijk is dat een afgekeurd product veel goedkoper is dan een niet-afgekeurd product. Het zal dus niet tot kostenstijgingen leiden. Integendeel, het zal de kosten eerder drukken. Uiteindelijk zijn ketenafspraken op basis van vrijwilligheid, maar de kern is: als Europa meer mogelijkheden geeft, kun je meer afkeuringen voorkomen c.q. meer afgekeurd voedsel gebruiken. Vervolgens kun je goede afspraken maken en kun je partijen die toch worden afgekeurd, makkelijker aan een goed doel besteden, bijvoorbeeld aan de voedselbanken. Dat is de redenering in de motie. Volgens mij is dat in lijn met hoe de BBB erin zit, maar dat is natuurlijk aan mijn collega om te bepalen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):
Jazeker, het is volstrekt belachelijk dat iets wat er niet zo mooi uitziet of een plekje heeft … We verspillen zo veel voedsel op deze manier. Ik vind het zeker een heel sympathieke motie. Ik ga me nog heel even verdiepen in hoe het dan werkt met eventuele meerkosten, waardoor het eigenlijk een negatiever effect zou hebben in de zin van "dan gaat het niet gebeuren". Maar ik kan op zich helemaal achter deze motie staan wat de voedselverspilling betreft.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik denk dat meerkosten niet aan de orde zijn. Sterker nog, zodra iets als "minder goed" wordt beoordeeld of wordt afgekeurd, stort de prijs vaak naar beneden, in ieder geval voor de boer en uiteindelijk dus ook voor de consument. Het punt is dat er minder moet worden afgekeurd. Hier zit soms ook nog een stukje vervelende marktmacht. We hebben in coronatijd gezien dat prachtige partijen aardappelen die in normale jaren niet afgekeurd werden, in één keer werden afgekeurd. Dat was niet omdat ze minder goed waren, maar omdat de vraag naar frites minder was omdat de restaurants dicht waren. Dat soort aspecten speelt hier ook nog doorheen. Laten we dit in Europa versoepelen en vervolgens goede afspraken maken, zodat er minder wordt afgekeurd. Wat wordt afgekeurd, moet alsnog nuttig worden gebruikt zodat het uiteindelijk niet wordt verspild maar wordt opgegeten. Volgens mij zijn we het eens.

De voorzitter:
Dank. Mevrouw Podt gaat nu spreken namens de fractie van D66. Gaat uw gang.

Mevrouw Podt (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties. De eerste is naar aanleiding van ons bezoek van vorige week aan de Zeeuwse landbouwtop.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er in de Nationale Eiwitstrategie een ambitie is opgenomen om als land meer plantaardig te consumeren ten behoeve van onze gezondheid, het klimaat en de natuur;

overwegende dat eiwitteelten, zoals bonen, erwten, luzerne en soja van Hollandse bodem, een bijdrage kunnen leveren aan die ambitie en tevens een positief effect hebben op landbouwbodems doordat ze stikstof binden en relatief weinig externe input nodig hebben;

overwegende dat om deze redenen drie jaar geleden de Bean Deal in het leven is geroepen, maar het ministerie meer kan doen om de doelen van de deal te behalen;

verzoekt de regering om een zeer actieve rol in te nemen zodat de Bean Deal maximaal wordt benut voor de Nationale Eiwitstrategie met als voordeel lokale eiwitproductie;

verzoekt de regering een consumentencampagne, vergelijkbaar met die voor biologische landbouw, op te zetten om de afzet voor deze producten te vergroten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Podt en Vedder.

Zij krijgt nr. 197 (30252).

Mevrouw Podt (D66):
En dan de tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat start-up- en scale-upbedrijven in de productie van nieuwe eiwitbronnen, zoals kweekvlees en algenproductie, relatief weinig subsidies en investeringen ontvangen vanuit de overheid;

overwegende dat het voor alle scale-ups moeilijk is om privaat durfkapitaal aan te trekken, maar voedselbedrijven een extra hobbel ervaren vanwege de strenge Europese regelgeving omtrent het introduceren van nieuw voedsel op de Europese markt;

overwegende dat de Groeifaciliteit, waaronder de overheid, die garant stond voor 50% van de investeringen in scale-ups, per 1 januari is gestopt en Invest-NL en de Europese Investeringsbank dat gat niet goed kunnen dichten;

van mening dat de overheid innovatieve duurzame bedrijven die bijdragen aan een robuuster voedselsysteem zou moeten stimuleren;

verzoekt de regering te verkennen of het Innovatiekrediet zo aangepast kan worden dat de lening conditioneel wordt toegekend vóór volledige financiering, om meer privaat kapitaal aan te trekken;

verzoekt de regering een rol te nemen als launching customer voor nieuwe eiwitproducten, zoals in Denemarken en Duitsland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Podt.

Zij krijgt nr. 198 (30252).

Mevrouw Podt (D66):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Flach, die het woord voert namens de fractie van de SGP. Gaat uw gang.

De heer Flach (SGP):
Voorzitter. In het commissiedebat kwam voedselzekerheid zijdelings aan de orde. Nederland en Europa kunnen zichzelf nu nog redelijk goed bedruipen. We importeren tropische vruchten, koffie, cacao en zelfs kipfilet. Ondanks het feit dat onze pluimveehouderij zo intensief is, zijn wij netto-importeur van kipfilet. Maar wij hebben andere landen ook wat te bieden. Maar op andere gebieden zijn we juist veel afhankelijker van onder meer Chinese import. Die afhankelijkheid op voedselgebied moeten we niet laten gebeuren, zowel vanuit duurzaamheidsperspectief als vanuit geopolitiek perspectief.

Toch zie ik bijvoorbeeld in het gewasbeschermingsdossier grote risico's voor de continuïteit van de voedselproductie en de betaalbaarheid ervan. Wat doen we met de dreigende verzilting van belangrijke akkerbouwgebieden?

Een ander aspect is de kwetsbaarheid van distributieketens. Wat betekenen verstoringen of blokkades voor het vullen van supermarktschappen? Hoe zorgen we voor strategische voedselvoorwaarden?

Vorige week gaf de nieuwe Eurocommissaris, Hansen, een duidelijke boodschap af: investeer in voedselproductie en hou het beroep van boer aantrekkelijk. De aanvraag voor een plenair debat over voedselstrategie en voedselzekerheid die ik dinsdag deed, werd nog niet gesteund. Maar dit onderwerp verdient serieuze en brede aandacht. Dat liet het betoog van de heer Holman eigenlijk ook zien, want die had daar nog allerlei vraagtekens bij. Het lijkt me dus heel goed dat we daar het debat over gaan voeren, en wel op korte termijn, want de geopolitieke ontwikkelingen gaan snel; kijk maar eens naar wat er allemaal gebeurd is sinds 1 januari.

De nieuwe Europese Commissie heeft de hand uitgestoken. Onder meer het gewasbeschermingsdossier laat de urgentie zien. Het kabinet komt dit jaar met een nationale voedselstrategie. De SGP wil de minister daarom oproepen om zo snel mogelijk met die toegezegde voedselstrategie naar de Kamer te komen. De vraag is nu hoe zij dit gaat oppakken.

Ik heb verder geen moties.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Vedder. Zij voert het woord namens de fractie van het CDA. Gaat uw gang.

Mevrouw Vedder (CDA):
Voorzitter. Ik heb geen motie, maar wel een vraag. Er ligt een Moonshot fossielvrije meststoffen 2035, met een route- en kansenkaart om dat vorm te geven. Ik denk dat het goed is om daar vervolg aan te geven, om die op te pakken en om daar uitvoering aan te geven, omdat het bewegen naar fossielvrije meststoffen niet alleen positief is voor de klimaatopgave, maar ook voor het onderscheidend vermogen en het verdienvermogen van de landbouw. Er wordt op dit moment nagedacht over een vervolg via een publiek-private samenwerking, zo hoor en lees ik. Ik zou graag aan de minister willen vragen of zij ons kan vertellen hoe dat nadenken over een vervolg verloopt, wat de stand van zaken is en vooral ook of de minister voornemens is om een vervolg te geven aan dat moonshot. Dat zouden wij goed nieuws vinden.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank. Tot slot in de termijn van de Kamer is het woord aan mevrouw De Vos. Zij voert het woord namens de fractie van Forum voor Democratie. Gaat uw gang.

Mevrouw De Vos (FVD):
Dank, voorzitter. Afgelopen vrijdag hebben we een brief ontvangen van de minister over de voortgang van de ministeriële stikstofcommissie. Wat Forum voor Democratie betreft, duurt dit allemaal veel te lang. Nu het toch langer duurt voordat we daar meer informatie over zullen krijgen, maak ik graag van de gelegenheid gebruik om nog wat input mee te geven.

Daarom heb ik de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet in het regeerprogramma heeft aangegeven de kritische depositiewaarde pas uit de wet te willen halen als hiervoor een juridisch houdbaar alternatief bestaat;

overwegende dat de leeswijzer Natura 2000 aanknopingspunten biedt om vergunningen niet langer te verlenen op basis van het al dan niet overschrijden van de modelmatige kritische depositiewaarde, maar op basis van empirische natuurgegevens, zoals de aanwezigheid van de zogeheten typische soorten in het Natura 2000-gebied in kwestie;

overwegende dat deze wijze van vergunningverlening het juridisch houdbare alternatief zou kunnen zijn dat de kritische depositiewaarde kan vervangen;

verzoekt de regering dit alternatief mee te laten nemen in de besprekingen van de ministeriële commissie, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Vos.

Zij krijgt nr. 199 (30252).

Dank u wel.

Mevrouw De Vos (FVD):
Dank u wel.

De voorzitter:
We gaan even tien minuten schorsen. Dan krijgen we antwoord op een enkele vraag en een appreciatie van de negen ingediende moties.

De vergadering wordt van 11.37 uur tot 11.51 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de voortzetting van het tweeminutendebat Landbouw, klimaat en voedsel. We zijn toe aan de termijn van de zijde van het kabinet. Ik geef het woord aan de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur.

Minister Wiersma:
Dank, voorzitter. Ik heb een aantal moties en vragen gekregen. Ik begin met de moties.

De eerste is de motie op stuk nr. 191, van de heer Holman. Dat is de weidegangmotie. Die vraagt of ik weidegang bij wet zou willen verplichten, dus om daar een wettelijke component aan te stellen. Ik ben het ermee eens dat de cijfers — daar hebben we in het commissiedebat ook over gesproken — laten zien dat het aantal melkveehouders dat weidegang toegepast heeft, gedaald is. De redenen daarvoor hebben we ook uitgebreid met elkaar besproken: een nat voorjaar en terechte zorgen rondom de blauwtongbesmettingen. Dit zijn oorzaken waar een ondernemer zelf geen invloed op heeft. Het wettelijk verplichten van weidegang verandert daar natuurlijk niets aan.

Weidegang is op dit moment ook een verdienmodel; er is in de zuivel sprake van een vergoeding. Op het moment dat je het wettelijk vastlegt, is er ook geen mogelijkheid meer voor zo'n verdienmodel. Er zijn natuurlijk een aantal bedrijven in Nederland die bijvoorbeeld minder goed verkaveld zijn, waardoor de huiskavel niet groot genoeg is om dit op deze manier toe te passen. Door weidegang wettelijk te verplichten, wordt het deze ondernemers onmogelijk gemaakt om het bedrijf voort te zetten. Ik werk natuurlijk samen met de partijen. Er is het Convenant Weidegang, en LVVN is daarin een van de partners. Als het gaat om inspanningen om alle belemmeringen die boeren hebben om weidegang toe te passen weg te nemen, geef ik daar mijn commitment aan. Maar ik wil de motie ontraden, omdat ik weidegang niet in wetgeving vast wil leggen.

De heer Holman (NSC):
Ik heb het idee dat de essentie van de motie de minister ontgaat. De motie vraagt in feite of de minister de teruggang van weidegang ziet, en of zij daar wat aan zou willen doen. Ik hoor toch een beetje aarzelend dat zij dat zou willen. Ik heb het er helemaal niet over gehad dat iedereen dit honderd procent moet doen. De motie vraagt — ik denk dat dat brede steun van de Kamer krijgt — dat de minister in overleg met ZuivelNL en NZO gaat kijken hoe de doelstellingen van het convenant gehaald kunnen worden. Het onderzoeken van de wettelijke mogelijkheden is niet meer dan een stok achter de deur voor de zuivelindustrie en ZuivelNL voor het geval dat het niet slaagt. De minister geeft daarmee het signaal af dat het dan een overweging voor de Kamer zou kunnen zijn om dat in het wettelijk kader vast te gaan leggen, om zo enige druk en drang uit te oefenen bij de discussie die dan gevoerd moet worden binnen de zuivelindustrie.

Minister Wiersma:
Het dictum zegt: wettelijk vastleggen van volledige weidegang. Ik heb zojuist de belemmeringen daarvoor benoemd. Ik geef deze motie het oordeel ontraden.

De voorzitter:
Afrondend, meneer Holman.

De heer Holman (NSC):
Ik wil nog één tegemoetkoming doen. Dan schrap ik het woordje "volledig", en maak ik ervan "om te onderzoeken of je het wettelijk kunt regelen". Het wordt niets meer dan onderzoeken, dus het gaat dan niet om invoering. We vragen dan om te onderzoeken hoe weidegang in stand gehouden kan worden en gestimuleerd kan worden. Dus ik schrap hierbij het woordje "volledig", en daarbij leg ik er nadrukkelijk het accent op dat het een verzoek is, en geen dwang.

Minister Wiersma:
Nogmaals, er zijn vele argumenten te verzinnen waarom het wettelijk vastleggen van weidegang, volledig of niet, niet verstandig is. Ik geef deze motie alsnog het oordeel ontraden, omdat het op dit moment ook een verdienmodel is. Zodra wij zaken wettelijk vastleggen, gaan de zuivelbedrijven daar niet meer voor compenseren. Het "wettelijk vastleggen" is het probleem van deze motie. Als de heer Holman dat component eruit haalt en misschien tot een iets andere formulering komt om te kijken hoe we ons maximaal kunnen inspannen om de doelen van het convenant te halen, dan zou ik daarin mee kunnen gaan. Maar zoals de motie nu geformuleerd is, ontraad ik 'm.

De voorzitter:
U gaat door.

Minister Wiersma:
De motie op stuk nr. 192 is van het lid Kostić en gaat over de biologische landbouw en een integraal maatregelenpakket. Ik wil deze motie ontraden. Er is een actieplan biologisch, dat dit tot doel heeft. Een aanvullend maatregelenpakket is op dit moment niet nodig. Ik heb tijdens het commissiedebat een brief hierover toegezegd aan het lid Kostić. Die komt voor de zomer. Ik wil aan die brief en de bijbehorende tijdlijn vasthouden.

Kamerlid Kostić (PvdD):
We weten dat die 15% met dit plan niet wordt gehaald. Als de minister van mening is dat het anders ligt, dan wil ik dat graag feitelijk onderbouwd hebben. Dan wil ik in de doorrekeningen van het plan waar de minister nu mee werkt, zien dat we die 15% gaan halen. Kan de minister dat voor de zomer, en het liefst nog voor de Voorjaarsnota, aan ons uitleggen? Als het goed is, heeft zij die feiten al, want ze zegt dat het plan dat nu op tafel ligt en dat ze aan het uitvoeren is, al voldoende is. Misschien kan ze dat deze week al naar mij toesturen. Dan kan ik beslissen of ik de motie wel of niet wil aanhouden.

Minister Wiersma:
Het areaal biologisch is natuurlijk van veel factoren afhankelijk. Dat kun je niet afdwingen met een actieplan. Dat is ook afhankelijk van de consumenten. Is er een afzetmarkt voor die producten om ondernemers te stimuleren om ook op die manier te gaan telen? Er is al een actieplan biologisch. Daar houd ik aan vast. Wat betreft de garanties voor die afzetmarkt: daar wordt hard aan gewerkt in de keten. Daar loopt een consumentencampagne over. Daar houd ik aan vast. Meer plannen of maatregelen zijn wat mij betreft op dit moment niet nodig.

De voorzitter:
Afrondend.

Kamerlid Kostić (PvdD):
Dit is belangrijk, want er is gewoon een doel, ook van dit kabinet, om 15% aan biologisch landbouwareaal te realiseren. Daar moet je een bijbehorend maatregelenpakket voor hebben. Als de minister deze motie ontraadt omdat er geen extra aanvullende maatregelen nodig zijn, dan moet ze op z'n minst kunnen onderbouwen richting de Kamer, de mensen thuis en de boeren waarom datgene wat ze doet voldoende is. Kan de minister in ieder geval toezeggen zij op korte termijn met een brief komt waarin zij onderbouwt waarom de maatregelen die zij nu neemt, voldoende zijn en er geen extra maatregelen nodig zijn?

Minister Wiersma:
Ik heb reeds een brief toegezegd. Die zeg ik toe. Het actieplan biologisch loopt. Vooralsnog zie ik geen ruimte voor aanvullende maatregelen. Ik blijf dus bij mijn oordeel.

De voorzitter:
De heer Grinwis wil ook nog iets zeggen. Ik wijs u er wel op dat we al een halfuur uitlopen en we nog niet klaar zijn met dit debat. Als iedereen over alle moties gaat interrumperen, ook over die van een ander, dan wordt het echt te laat.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik heb een belangrijke vraag aan de minister. De minister verwijst veelvuldig naar het actieplan marktversterking biologische landbouw, dat door haar ambtsvoorganger in gang is gezet, inclusief de 50 miljoen die hij daarvoor had gereserveerd. Wanneer wordt definitief dat die volledige 50 miljoen beschikbaar komt ter implementatie van dat actieplan?

Minister Wiersma:
Dit zit ook in het voorjaarsbesluitvormingsproces, dus daar kan ik op dit moment niet op vooruitlopen.

De voorzitter:
De minister vervolgt haar betoog. Nu komt mevrouw Podt ook nog …

Mevrouw Podt (D66):
Dit is heel gek, want dit gaat over iets wat al loopt. Het lijkt een soort automatisch antwoord te woorden: bij de Voorjaarsnota. Maar dat geldt natuurlijk niet voor alles. Dit programma is er al, dus hoe zit het dan met het geld?

Minister Wiersma:
Als het er al is, dan ga ik ervan uit dat daar middelen onder zitten. Ik heb dat op dit moment niet paraat als het gaat om dit specifieke programma.

De voorzitter:
De minister vervolgt haar betoog.

Minister Wiersma:
De BBB heeft de motie op stuk nr. 193 ingediend, over de catering op ministeries. Het gaat om de Week van de Hollandse Hap. Ik wil de motie oordeel Kamer geven, maar wel met de interpretatie dat de cateraars er natuurlijk vrij in zijn om wel of niet aan initiatieven mee te doen. De Week Zonder Vlees & Zuivel is bijvoorbeeld nadrukkelijk het initiatief van een partij en niet van een ministerie. Het staat partijen vrij om met initiatieven te komen. Ik zou zeggen: roep organisaties op om de Week van de Hollandse Hap te organiseren. Maar ik wil wel stimuleren om het gesprek aan te gaan met cateraars of zij het zien zitten om met zo'n week aan de slag te gaan. Dat gesprek wil ik wel voeren. Als ik de motie zo mag lezen, kan ik 'm oordeel Kamer geven.

De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas knikt instemmend.

Minister Wiersma:
Excuus, voorzitter.

De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas knikt instemmend. Dat zeg ik er even bij, want dan wordt de interpretatie overgenomen door degene die de motie heeft ingediend.

Minister Wiersma:
De BBB had ook een motie over de voedseltoets, op stuk nr. 194. Deze wil ik ook oordeel Kamer geven, maar wel met een interpretatie. Als het gaat om bijvoorbeeld Europese strategieën of iets dergelijks, hebben we in het regeerprogramma natuurlijk het belang van de voedselzekerheid als maatschappelijke voorziening onderstreept. Als ik de motie zo mag lezen dat ik mij ervoor inspan dat de Europese Commissie bij nieuwe beleidsvoorstellen de gevolgen daarvan voor de Europese voedselzekerheid mee gaat nemen in het impactassessment voor nieuw beleid, dan geef ik 'm oordeel Kamer. Maar een aparte voedseltoets is moeilijk te operationaliseren. Dat is eigenlijk onmogelijk. Ik zal dus vragen om dat mee te wegen in het impactassessment. Dan kan ik de motie "oordeel Kamer" geven.

De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas knikt instemmend.

Minister Wiersma:
Mevrouw Nijhof had een motie, op stuk nr. 195, over nationale koppen. Die kan ik oordeel Kamer geven, maar ook met een interpretatie. Als ik de motie zo mag lezen dat ik 'm zie als ondersteuning van de bestaande inzet op het verminderen van nationale koppen — dat is ook onderdeel van de aanpak voor minder regeldruk — en 'm daarin mee kan nemen, dan wordt het "oordeel Kamer". Daar betrek ik natuurlijk de signalen bij die er zijn. Als er concrete nationale koppen gezien worden, dan hou ik mij warm aanbevolen om die ook te delen. Op het gebied van bijvoorbeeld doelen in de KRW voor nitraat zijn de provincies en de waterschappen het bevoegd gezag. Überhaupt ligt dat natuurlijk bij de IenW-collega, minister Madlener, en ik ga ook niet over decentrale overheden. Maar natuurlijk betrekken we signalen uit de praktijk. Als ik 'm zo mag lezen: oordeel Kamer.

De voorzitter:
Mevrouw Nijhof knikt instemmend.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Dus de minister gaat mee in het onzinverhaal van de PVV dat er nationale koppen zouden zijn op het gebied van nitraat et cetera, terwijl het gewoon gaat over natuurbeleid. Ik vind dat heel heftig. Ik snap ook ineens waarom de heer Schoof heeft gezegd dat sommige bewindspersonen in het kabinet nog niet doordrongen zijn van het stikstofprobleem, want de minister schijnt er zelf niks van te snappen.

Minister Wiersma:
Wat moet ik hierop zeggen? Ik houd me maar even stil, want ik vind het nogal wat, wat hier gesteld wordt.

De ChristenUnie had een motie, op stuk nr. 196, over voedselverspilling. Ik wil deze motie ook oordeel Kamer geven, maar wel met een interpretatie. Met delen van de motie kan ik uit de voeten, maar andere delen ervan zijn in principe overbodig, omdat de Europese verordening sinds januari dit jaar reeds is aangepast. Ik zie het zo dat de belemmering op dit moment met name in de keten zit. Daar wil ik mij voor inspannen, want ik vind voedselverspilling ook een belangrijk probleem, zeker daar waar het gaat om de cosmetische aspecten van voedsel. Dat is echt bizar. Ik ga binnenkort op werkbezoek naar het bedrijf Yespers, dat afgekeurd voedsel toch een nieuwe bestemming geeft en daarin ook nog een sociaal aspect in de werkgeverssfeer integreert. Daar ben ik echt heel enthousiast over. Dus als ik 'm zo mag lezen, dan geef ik 'm oordeel Kamer.

De voorzitter:
De heer Grinwis steekt een duim op.

Minister Wiersma:
D66 had een motie op stuk nr. 197 over de Bean Deal. Ik moet zeggen dat dat op dit moment is afgelopen. Er is een ketenregisseur geweest. Die campagne is afgelopen en het is de bedoeling dat de keten het nu zelf gaat overnemen, dat de markt het overneemt. Wij financieren zelf het Voedingscentrum, om een gezond en gebalanceerd voedselpatroon voor de burgers na te streven. Daarom moet ik deze motie ontraden. Het is daarmee voor nu wel wat het is.

Mevrouw Podt (D66):
Daar ben ik eigenlijk een beetje verbaasd over. Ik vind het ook een beetje zonde. Kijk naar welke gesprekken wij vorige week in Zeeland hebben gevoerd, ook met vertegenwoordigers van LTO en van boerenbedrijven daar in de regio. Zij zijn eigenlijk heel enthousiast over de Bean Deal. Eigenlijk kruist het alle vakjes aan, van gezonde voeding tot stikstof tot marktontwikkeling voor boeren. Ik snap dus niet zo goed waarom de minister hiervoor gaat liggen.

Minister Wiersma:
Op dit moment moet de ketenregisseur nog een rapportage opleveren. Daarin staat een mogelijk vervolg daarop beschreven. Hij onderzoekt dat. Die resultaten zijn op dit moment nog niet beschikbaar. Ik wil daar op dit moment niet op vooruitlopen. Daar komt bij dat een consumentencampagne echt vele tientallen miljoenen kost. Daar is geen dekking voor. Op dit moment moet ik de motie in deze vorm dus ontraden. Mochten de resultaten beschikbaar komen, dan zal ik die uiteraard met uw Kamer delen.

De motie op stuk nr. 198, van mevrouw Podt, gaat over het innovatiekrediet en eiwitproducten. Ik wil het lid Podt eigenlijk vragen om deze motie aan te houden. Dit valt namelijk onder collega Beljaarts. Hij kan dan een appreciatie aanleveren.

Mevrouw Podt (D66):
Het leuke is dat wij zelf al contact hebben gehad met het ministerie van EZ. Dat is oké met deze formulering. Dan ga ik ervan uit dat de minister gewoon voor aanstaande dinsdag met een appreciatie kan komen. Dan kan de motie gewoon in stemming komen. Dan hoef ik 'm ook niet aan te houden.

Minister Wiersma:
Ik kan dat niet toezeggen, omdat ik dat formele contact met mijn collega nog niet gehad heb. Ik wil wel even zekerheid van dat departement.

Mevrouw Podt (D66):
Dat kan ik me wel voorstellen, maar volgens mij kan dat gewoon voor aanstaande dinsdag. Ik zie andere bewindspersonen dat ook doen.

De voorzitter:
Deze praktijk wil ik als voorzitter niet stimuleren. Want ik zie dat bij te veel debatten …

Mevrouw Podt (D66):
Waarom niet?

De voorzitter:
Als het op het terrein van een andere bewindspersoon ligt, kunnen we niet … Nu gebeurt het al dat er bij tweeminutendebatten andere onderwerpen worden geagendeerd dan besproken. Dit ligt ook nog op het terrein van een andere bewindspersoon. Dat zegt de minister; daar moet ik op afgaan. Ik vraag de minister dus om nu een oordeel te geven. Als het op het terrein van een andere bewindspersoon ligt, kunt u de motie op een ander moment, in een ander debat, indienen.

Minister Wiersma:
Het innovatiekrediet ligt bij EZ. De minister van EZ kan daar een appreciatie op geven. Ik zou toch echt willen verzoeken om 'm aan te houden. Dan kunnen we dat volgend …

De voorzitter:
Maar dat wil mevrouw Podt niet.

Minister Wiersma:
Met die wetenschap moet ik de motie ontraden. Ik wil namelijk wel echt dat ik niet iets doe op het terrein van mijn collega zonder dat ik een bevestiging heb.

Mevrouw Podt (D66):
Het enige wat ik vraag is een beetje vaart, voorzitter. Meer vraag ik niet. Dan kunnen we er gewoon over stemmen.

De voorzitter:
Ja, maar u bent niet de enige die dit vraagt. Ik krijg dit heel vaak en de laatste tijd steeds vaker. De minister heeft het oordeel gegeven. Het ligt op het terrein van een andere bewindspersoon. Dan moet het bij die bewindspersoon aan de orde worden gesteld. De minister vervolgt haar betoog.

Minister Wiersma:
De motie op stuk nr. 199, van het lid De Vos, ging over de kritische depositiewaarde en vroeg om de aanwezigheid van de typische soorten mee te nemen in de ministeriële commissie en de Kamer daarover te informeren. Al deze opties worden binnen de ministeriële commissie besproken, dus in principe kan ik 'm oordeel Kamer geven. De KDW maakt onderdeel uit van spoor 1. De wens om naar de daadwerkelijke staat van de natuur te kijken, ligt daar ook op tafel. Dat staat ook in de brief. Wij zullen daar uiteraard op korte termijn op terugkomen. Het alternatief voor de KDW neem ik mee in de MCEN. Wat dat betreft krijgt de motie dus oordeel Kamer.

Dat waren de moties, voorzitter.

De voorzitter:
Ja, dat weet ik. U heeft ook nog een aantal vragen. Dat gaat ook weer veel tijd kosten. Kan dat heel bondig? Of kan het anders schriftelijk?

Minister Wiersma:
Ik kan natuurlijk niet garanderen dat er niet veel extra vragen komen. Ik wil 'm wel graag … Dat is ook voor mijn ambtenaren, want het gaat van links naar rechts.

De voorzitter:
Oké, dan geeft u de antwoorden, maar dan sta ik nu even geen interrupties meer toe. Dan moet dit maar in een van de vele andere landbouwdebatten worden opgevolgd door de woordvoerders.

Minister Wiersma:
Oké. Ik begin uiteraard met mijn heitelân, Friesland. De heer Holman vroeg wat Friesland is zonder koeien in de wei. Ik ben daar opgegroeid. Ik kan me geen Friesland voorstellen zonder koeien in de wei. Het kan niet zo zijn dat er ooit een Friesland bestaat waarin alleen Us Mem in Leeuwarden nog een koe is die zich buiten bevindt. Gelukkig gebeurt dat ook volop. Ik kom natuurlijk zeer regelmatig in Friesland. Tegelijkertijd snap ik dat er omstandigheden kunnen zijn die het moeilijker maken, zoals het natte voorjaar, de dreiging van besmetting met blauwtong en de ingewikkeldheid als boeren slecht verkaveld zijn, maar ik kan me geen Friesland voorstellen zonder koeien in de wei.

Het lid Kostić had een vraag over een onderzoek in het kader van de klimaatdoelen: reflecteren we in de maatregelen ook op het specifieke onderzoek uit 2022 in Nature Food over het klimaat? Het onderzoek waar het lid Kostić naar verwijst, gaat over wat mensen eten. Daar ga ik niet over.

De derde vraag was ook van het lid Kostić over biodiversiteit versus voedselzekerheid: kan ik daarop reflecteren? Voor een goed functionerende voedselketen is een goed functionerend biodiversiteitssysteem noodzakelijk. Voedselproductie is een natuurlijk proces en is ook afhankelijk van die natuurlijke processen. Daar zit in die zin geen grote tegenstelling in en we hebben beide nodig.

De SGP had de vraag wat we doen met de dreigende verzilting in belangrijke akkerbouwgebieden. In het regeerprogramma hebben we natuurlijk ingezet op een aantal aspecten die daarin kunnen helpen, zoals de weerbare teelten. Er is het Actieprogramma klimaatadaptatie landbouw. Ik ben ook goed in gesprek. Er is ook een kennisagenda opgesteld door het Kenniscluster Verzilting; dat heet "SALTA". En ik werk samen met het Deltaprogramma Zoetwater van IenW. Er is dus veel aandacht voor en er is veel inzet op.

De SGP had ook de vraag wat verstoringen en blokkades betekenen voor het vullen van supermarktschappen en hoe we die strategische voedselvoorraden kunnen behouden en daarvoor kunnen zorgen. De beschikking over voedsel maakt in het bijzonder onderdeel uit van de weerbaarheidsagenda. Rond de zomer zal ik daarover informeren. Dit is een van de onderwerpen die daarin meegenomen worden.

De SGP vroeg ook wanneer de nationale voedselstrategie komt. Daar wordt op dit moment aan gewerkt. In de nationale voedselstrategie zal ook voedselzekerheid een centrale plaats innemen. Gezien de geopolitieke ontwikkeling heeft dat natuurlijk zowel in ons land als zeker ook in Europa toenemende belangstelling gekregen. Voor het einde van dit jaar zal de strategie gereed zijn en met uw Kamer gedeeld worden.

Mevrouw Vedder vroeg nog naar de fossielvrije meststoffen, het moonshot. Ik moet eerlijk bekennen dat ik dit initiatief zelf nog niet kende. Zij vraagt om daar uitvoering aan te geven, wat de stand van zaken is en of we ermee doorgaan. In eerste instantie gaat het om een routekaart waarin de actiepunten worden voorgesteld. Eind 2024 is dit gepresenteerd. Ik ga dit goed bestuderen. Ik heb begrepen dat er elementen in zitten waar we wel iets mee kunnen, maar ook elementen die ons wat minder aanspreken. Sommige sluiten ook aan bij bestaand beleid. Ik ga serieus naar al deze suggesties kijken. Ik kan op dit moment nog niets zeggen over hoe ik daar vervolg aan geef. Dat zal in een later debat terugkomen.

De voorzitter:
Dank voor uw inbreng in uw termijn. We gaan dit debat daarmee beëindigen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Net als bij het vorige tweeminutendebat zullen we op dinsdag 1 april aanstaande stemmen over de moties. Wat mij betreft gaan we gelijk door.