[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2021/1883 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2021 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan, en tot intrekking van Richtlijn 2009/50/EG van de Raad (PbEU 2021, L 382/1) (36332) antwoord 1e termijn + rest (ongecorrigeerd)

Stenogram

Nummer: 2025D13631, datum: 2025-03-27, bijgewerkt: 2025-03-28 10:43, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2021/1883 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2021 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan, en tot intrekking van Richtlijn 2009/50/EG van de Raad (PbEU 2021, L 382/1) (36332).

(Zie vergadering van 19 februari 2025.)

De voorzitter:
Dan zijn we nu toe aan de voortzetting van de behandeling van een wetsvoorstel, Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de implementatie van een richtlijn. Die ging weer over de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan. Ik heet de minister van Asiel en Migratie van harte welkom, evenals de leden, de mensen op de tribune en iedereen die dit debat op afstand volgt. We zijn toe aan de eerste termijn van de beantwoording van de zijde van de regering.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:
Ik geef bij dezen de minister het woord. Ik zal de katheder omhoog doen.

Minister Faber:
Dank u wel, voorzitter. Vandaag spreek ik wéér met uw Kamer over het wetsvoorstel over de beslistermijnen van de Europese richtlijn over kennismigranten, beter bekend als de Europese blauwe kaart. U heeft in uw eerste termijn veel vragen gesteld over mijn visie op arbeids- en kennismigratie. Deze vragen heb ik reeds schriftelijk beantwoord.

Tevens heeft u een aantal amendementen ingediend. Zoals afgesproken heb ik deze amendementen voorafgaande aan de voortzetting van dit debat voorzien van een schriftelijke appreciatie. Zoals ik daarin heb uitgelegd, horen veel onderwerpen waarover een amendement is ingediend, niet alleen thuis in een AMvB, maar houden we door deze onderwerpen in een AMvB te blijven regelen ruimte om ook in de toekomst sneller verdere aanscherpingen door te kunnen voeren.

Ik herhaal hierbij nogmaals dat dit kabinet hard werkt aan een selectiever en gerichter arbeidsmigratiebeleid. Dat doe ik samen met de minister van SZW en de minister van Economische Zaken. Ik verzoek u daarom nogmaals om de amendementen in te trekken en waar nodig moties in te dienen. De wensen uit aangenomen moties kan ik dan samen met de ministers van SZW en Economische Zaken in een nieuwe AMvB verwerken.

Ik weet dat ik in herhaling val, maar het is echt van belang dat de beslistermijnen die dwingend volgen uit de richtlijn, nu worden geïmplementeerd en dat de inbreukprocedure in de administratieve fase kan worden afgerond.

Daarmee is mijn eerste termijn nu afgerond.

De voorzitter:
Dat ging heel snel. De heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (NSC):
Met alle respect, met alle respect: een eerste termijn bij een wetsvoorstel bestaat niet uit een schriftelijke beantwoording, maar uit een debat over de punten die hierbij aan de orde zijn. De minister doet hier alsof dit debat gaat over de beslistermijnen van de blauwe kaart, maar dit gaat over de implementatie van een Europese richtlijn over een blauwe kaart. Alle materiële dingen, namelijk wie er toegang tot Nederland heeft, hoeveel je moet verdienen, of vluchtelingen eronder vallen, zoals de PVV wilde weten, of je uitzonderingen kunt maken voor bepaalde sectoren, zoals de PvdA wilde weten, en of je een uitzendverbod erin kunt hebben, zijn hier aan de orde gesteld. De Tweede Kamer wilde namelijk niet over het onderdeel van de beslistermijnen debatteren. De Tweede Kamer wilde weten wie er naar Nederland komen. Het kan niet dat een kabinet dat afgesproken heeft dat het het strengste migratiebeleid ooit gaat voeren, alleen over de beslistermijnen bij de IND wil spreken en dus niet wil spreken over wie er toegang willen hebben en dat punt geen onderdeel wil maken van het debat.

Ik verzoek de minister dus gewoon om te antwoorden en de punten aan de orde te stellen die we hier hebben gemaakt. We hebben hier vanmiddag ook vijf uur voor uitgetrokken, maar de minister denkt het in twee minuten af te doen. Ik verzoek dus om het ook over de amendementen te kunnen hebben. De minister zegt dat de Kamer alle amendementen moet intrekken. Zo werkt het hier echt niet. Ik zou de minister dus willen vragen om de stukken waar we over praten, gewoon een voor een langs te lopen. Er zijn een aantal schriftelijke antwoorden gekomen. Sommige zijn goed en sommige leiden nog tot verdere vragen. Daar is helemaal niks spannends aan. Een wetsbehandeling in precies twee minuten en denken dat we dat zo gaan doen … Zo kan het niet.

Minister Faber:
Dit debat was in eerste instantie bedoeld voor de beslistermijnen die op Europees niveau wettelijk zijn voorgeschreven. Die wil ik in deze wet zetten. Die móét ik ook in deze wet zetten, want we krijgen gewoon een inbreukprocedure van de Europese Unie aan onze broek. Dat was het uitgangspunt van deze wet. Alles wat is voorgeschreven en vastgesteld en waarin geen beleidsruimte is, zet ik hiermee in de wet. Er zijn zaken waar wél beleidsruimte in zit. Ik heb voorgesteld om deze in een AMvB te zetten, zodat we deze ook sneller kunnen bijstellen. Het was mijn inzet om het zo te regelen. Volgens mij is daar verder niets mis mee. Meneer Omtzigt zegt: u maakt zich er wel heel makkelijk van af; u vertelt twee minuten wat en dan is uw eerste termijn klaar. Dat ben ik niet helemaal met meneer Omtzigt eens, want ik heb schriftelijk een appreciatie gegeven van alle amendementen die zijn ingediend. Ik heb alle vragen die nog openstonden, schriftelijk beantwoord. Dat was de vorige keer dat ik hier een debat met uw Kamer had, ook zo afgesproken. Daar heb ik netjes aan voldaan. Ik begrijp het probleem eerlijk gezegd dus niet helemaal.

Dan zegt meneer Omtzigt dat ik heb gezegd dat de Kamer die amendementen maar moet intrekken. De Kamer moet helemaal niks. Ik kan helemaal niet voorschrijven wat de Kamer moet doen. Ik heb alleen een verzoek gedaan. Dat verzoek is helemaal niet onredelijk, want alles waar geen beleidsruimte in zit, wordt vastgelegd in de wet. Dat wil ik ook voor de beslistermijnen, want anders krijg ik een probleem met de Europese Commissie. Dan krijg ik een inbreukprocedure aan mijn broek, waardoor ik nog meer juridische capaciteit verlies op mijn afdeling, terwijl we die juist zo broodnodig hebben om andere zaken snel te regelen. Daarom deed ik het vriendelijke verzoek aan uw leden om dat gewoon in een motie te zetten. Als de motie wordt aangenomen, ga ik het in een AMvB zetten. Ik vind dat helemaal geen vreemd verzoek. Daarmee hou je flexibiliteit en komen we van die inbreukprocedure af.

De heer Omtzigt (NSC):
De inbreukprocedure is er, zoals gewoonlijk, omdat het wetsvoorstel te laat is en te lang gelegen heeft. Maar of er een amendement in komt, verandert niets aan die inbreukprocedure. Wat daar wel wat aan verandert, is als er zo snel mogelijk over gestemd wordt. Dat is geen probleem. Dat is ook waarom de Kamer dit onmiddellijk ingepland heeft; dat wilden wij samen ook. Het interessante is nu dat minister het heeft over beleidsruimte. Maar in de transponeringstabel die we op ons verzoek eindelijk kregen, is het antwoord op de vraag of er beleidsruimte is op minstens twintig punten "ja". Natuurlijk wil de Kamer iets zeggen over wie er wel en niet naar Nederland mogen komen. Dat is de essentie van het migratiebeleid. Dat moet deze minister aanspreken, want die heeft daar wat betreft het asielbeleid zeer forse meningen over. Deze Kamer heeft zeer forse meningen over welke kenniswerkers wel en niet nodig zijn in Nederland en wie daarvan 27% belastingkorting zou moeten krijgen. Daar gaat deze wet over. Er zijn op dit moment via de nationale kenniswerkersregeling al bijna 200.000 kenniswerkers die 27% belastingkorting krijgen. Dat is 1,5 miljard euro per jaar, waarschijnlijk 2 miljard. Ik kom nog met Kamervragen.

Het goed doorlopen wie er toegelaten wordt, wie niet en wie dit soort belastingkortingen krijgt, is de essentie van het werk dat wij als Kamerlid doen. Al die voorstellen die we doen — zoals: doe die sector niet en doe een arbeidsmarkttoets van het UWV — zijn dingen waarvan ik denk dat de Kamer het erover zou moeten hebben. Als de voorzitter het wil … Ik heb een aantal vragen die half beantwoord zijn en een aantal vragen die niet beantwoord zijn. Ik heb ook een aantal vragen die goed beantwoord zijn; begrijp me niet verkeerd. Een wetgevingsbehandeling is er dan voor om het over die punten te hebben en om elkaar te begrijpen. We hebben als Kamer eerst een schriftelijke ronde gehad, waarin je dingen schriftelijk uitwisselt. Maar een eerste termijn die twee minuten duurt … Ik zou heel graag tot de inhoud over willen gaan. Ik wil het hebben over wie er onder de blauwe kaart mag vallen, over of er een arbeidsmarkttoets mag zijn, over of er een goede evaluatie is en over of je in noodgevallen kunt bijsturen als er ineens tienduizenden migranten deze kant op komen. Die laatste is ook een vraag die deze minister zou moeten aanspreken. Dat zijn allemaal vragen die we gesteld hebben. Ik had zeker van deze minister verwacht dat ze die toch wel aan de orde zou stellen.

Minister Faber:
Volgens mij heb ik daar schriftelijk op gereageerd. Dan is er nog het punt van te laat zijn. Dit is een erfenis die ik van het vorige kabinet heb gekregen. Het vorige kabinet had dat eerder moeten regelen; dat is punt één. Maar goed, we zitten er nu mee, dus het moet gewoon geregeld worden.

Meneer Omtzigt geeft aan dat hij een hele tabel heeft die aangeeft dat er beleidsruimte in zit. Dat klopt. Daarom wil ik de punten waar beleidsruimte in zit in AMvB's hebben — dat zou mijn wens zijn — en de dingen waar geen beleidsruimte in zit in de wet vastleggen. Dat is namelijk zo klaar als een klontje: die kunnen we niet wijzigen. Door zaken waar beleidsruimte in zit te regelen in een AMvB, kunnen we heel snel schakelen als er veranderde omstandigheden zijn. Dat zou meneer Omtzigt juist moeten aanspreken, want dan kun je heel snel op de situatie reageren.

En wat betreft dat wel of niet … U weet ook dat wij voor een streng toelatingsbeleid zijn. Dit zijn allemaal zaken die heel veel te maken hebben met kennismigratie. Daar ga ik niet alleen over; ik heb daarbij ook te maken met mijn collega van Economische Zaken en natuurlijk met de minister van SZW, u ook bekend.

De heer Omtzigt (NSC):
Precies daarom zou ik het fijn vinden om inhoudelijk door te spreken over de keuzes die in de AMvB zitten. Wij vinden dat het op wetgevingsniveau moet. De minister vindt dat het op gedelegeerd niveau, op AMvB-niveau, moet en dat zij het kan bepalen. Wij zeggen: zet het in de wet, en dan bepaalt de Kamer het. Daarover kun je van mening verschillen; dat is niet spannend. Maar dit debat was er nu juist om te spreken over de vraag of we vinden dat er wel of niet een arbeidstoets moet zijn. Dus als we iemand uit India halen, die 27% belastingkorting krijgt, mag dat als er in Nederland of in de Europese Unie mensen zijn die gekwalificeerd zijn om datzelfde werk te doen? Daarvoor heb ik samen met mevrouw Patijn een amendement ingediend. Dat is de fundamentele vraag die eronder ligt. Dit debat was er volgens mij juist voor bedoeld om zo'n fundamentele vraag te beantwoorden. Een andere fundamentele vraag die ik gesteld heb, is: wat gebeurt er als in één keer tienduizenden mensen recht hebben op deze blauwe kaart? Ik heb in het amendement gezet: zet er maar een noodrem in, zet er maar in dat je dan aan de noodrem kunt trekken en kunt bedenken wat je doet. Dan kan de minister zeggen: dat is niet zinnig.

Maar dit zijn toch inhoudelijk issues en daarvan kun je toch niet zeggen dat je die in een brief hebt afgehandeld? Ik zou ze graag een voor een langs willen lopen. De Kamer heeft zeven of acht van deze dingen aan de orde gesteld. Het lijkt me verstandig om die gewoon een voor een te behandelen. Daar hebben we nu de tijd voor. Dan hebben we een fatsoenlijke wetsbehandeling. Deze wetsbehandeling telt straks ook mee voor rechtszaken en voor de uitvoering. Als er dan een rechtszaak is, dan is de vraag: wat bedoelde de Kamer, wat bedoelde de regering? Dat komt dan uit dit soort vragen en antwoorden voort. Daarom is het goed om het debat te kunnen voeren. Ik stel dus voor dat we gewoon puntsgewijs de amendementen aan de orde stellen, of de onderwerpen die al aan de orde gesteld zijn. Dan kunnen we ze rustig een voor een afpellen.

De voorzitter:
Ik snap het verzoek. Het is aan u om te antwoorden, minister. Maar anders moet ik toestaan — dat moet sowieso bij wetgeving — dat alle leden bij interruptie al hun vragen weer gaan stellen. Misschien is het handiger om dat te voorkomen door dan toch in een aantal blokken even de prangende punten langs te lopen, maar als de minister dat niet wil doen, sta ik de leden toe om die vragen te stellen.

Minister Faber:
Ik heb niet gezegd dat ik het niet wil doen, maar ik wil die brieven wel voorlezen. Daar staat precies per amendement in hoe of wat we het hebben geapprecieerd. Dan ga ik dat gewoon doen. Als men daar blij van wordt, wil ik dat echt wel doen, hoor. Ik ben daar echt niet de beroerdste voor. Dan ga ik gewoon voorlezen wat wij … Dan hebben we even, maar goed, dat ga ik wel even doen. Dan pakken we het per amendement en dan kunnen we het per amendement afhandelen.

De voorzitter:
Dit wordt meer een ordedebatje. Ik geef eerst even de heer Aartsen het woord en dan kom ik weer terug bij de heer Omtzigt.

De heer Aartsen (VVD):
De minister hoeft het niet voor te lezen; ik kan op zich lezen. Ik heb alleen over de vragen die we gesteld hebben nog wel een paar inhoudelijke vragen. Ik had daar wat toelichting op verwacht. Ik had vijf blokken; dan wordt het inderdaad wel even. Mijn eerste inhoudelijke vraag gaat over de ruimte die de richtlijn biedt om mensen die internationale bescherming in een andere EU-lidstaat genieten, vluchtelingen, ook onder de blauwe kaart te laten vallen. Ik had daar een aantal vragen over gesteld. Dat gaat dan specifiek over het volgende. Welke lidstaat is er nu verantwoordelijk op het moment dat een persoon een internationale status geniet en internationale bescherming geniet, dus een vluchteling is? In Portugal verliest bijvoorbeeld iemand op basis van de inlichtingen van Portugal de bescherming internationale status terwijl diegene in Nederland is met een blauwe kaart. Wie is er dan vervolgens verantwoordelijk voor bijvoorbeeld terugkeer en wie is er dan verantwoordelijk voor het wel of niet controleren van de status van zo'n persoon? Dit was mij nog onduidelijk in de antwoorden.

Minister Faber:
Als ik het goed begrijp, wordt hier het volgende bedoeld. Er is iemand die een verblijfsvergunning heeft in Spanje en die komt werken in Nederland. Dan blijkt dus dat die vergunning in Spanje wordt ingetrokken. Dan bedoelt u in feite: wie is er dan verantwoordelijk? Op het moment dat er zoiets gebeurt, gaat Nederland natuurlijk ook kijken of wij deze persoon willen aanhouden. Want als zijn vergunning is ingetrokken om een openbareordeaspect of een veiligheidsaspect … Of doelt u niet op het veiligheidsaspect? Bedoelt u gewoon in het algemeen?

De heer Aartsen (VVD):
In het algemeen, ja.

Minister Faber:
Als hij gewoon een Europese blauwe kaart heeft en die in Nederland is aangevraagd, geldt hier natuurlijk dat hij hier gewoon kan werken op die basis.

De heer Aartsen (VVD):
Dat snap ik. Maar dan hebben we dus een theoretische mogelijkheid … Ik noemde Portugal niet voor niets. We lazen er laatst een paar voorbeelden van dat Portugal bijvoorbeeld ook klimaatrisico's erkent als zijnde een mogelijkheid om internationale bescherming te krijgen.

Minister Faber:
Ja, ja, ja. Ik snap wat u bedoelt.

De heer Aartsen (VVD):
Waar ik bang voor ben, en dat was ook mijn betoog destijds …

Minister Faber:
Ja, ik snap wat u bedoelt.

De heer Aartsen (VVD):
Ik ben bang voor het vermengen van aan de ene kant het asielrecht — mensen hebben internationale bescherming nodig — en aan de andere kant dat mensen hier in Nederland komen werken. Dat zijn niet voor niets twee aparte migratiestromen. Daar zoek ik een beetje naar. Gaan we nou niet te veel dit soort dingen door elkaar heen laten lopen? Dan krijgen we uiteindelijk de situatie dat Nederland zo meteen of wel verantwoordelijk is, of niet verantwoordelijk is en in een situatie zit waarin het geen handelingsbevoegdheid meer heeft.

Minister Faber:
Als iemand in Nederland een Europese blauwe kaart aanvraagt en die ook krijgt, dan moet diegene voldoen aan de voorwaarden van die Europese blauwe kaart. Als hij daar niet aan voldoet, krijgt hij die kaart niet en dan heeft hij dus ook geen recht om hier te verblijven en te werken.

De heer Aartsen (VVD):
Ik had nog een andere vraag, over de bewijsstukken van de kwalificaties. Als je van lidstaat A naar lidstaat B gaat, is lidstaat A verantwoordelijk voor het controleren van de bewijsstukken voor de kwalificaties in het land van herkomst. Lidstaat B moet dat dan vervolgens gaan controleren. De vraag die ik toen gesteld heb, was hoe wij, als wij lidstaat B zouden zijn, vervolgens kunnen controleren dat een IND uit Roemenië of een IND uit Portugal de juiste kwalificaties goed garandeert. In de regeling wordt immers juist losgelaten dat het een papieren kwalificatie moet zijn. Met andere woorden, er worden geen diploma's of certificaten meer gevraagd; het kunnen ook praktijktoepassingen zijn. Zijn daar afspraken over tussen de lidstaten? Wat vindt Nederland een adequate vorm van kwalificatie als het gaat om die bewijsstukken en hoe gaat de Roemeense of de Bulgaarse IND daarmee om?

Minister Faber:
Stel dat iemand een Europese blauwe kaart heeft aangevraagd voor Portugal en tijdelijk in Nederland gaat werken. Dat kan gedurende drie maanden per zes maanden. Als je zo'n kaart langer dan twee jaar hebt, kun je volgens mij nog langer werken, maar laten we even uitgaan van die korte tijd van drie maanden. Die persoon die hier komt werken, moet hier dan wel een arbeidscontract hebben. Er moet hier dus wel een werkgever zijn die hem dat arbeidscontract ook geeft, want anders kan hij hier niet werken. Het is namelijk bedoeld voor bedrijven in Nederland. En volgens mij wordt er dan nog wel een toets gedaan, maar is die minder zwaar.

De heer Aartsen (VVD):
Ja, dat klopt. Het gaat natuurlijk niet om dat arbeidscontract. Dat arbeidscontract krijgt iedereen. We hebben 400.000 vacatures op dit moment.

Minister Faber:
Nou, je moet natuurlijk …

De voorzitter:
Nee, nee, niet door elkaar.

De heer Aartsen (VVD):
Je krijgt op dit moment relatief eenvoudig een arbeidscontract in Nederland. We hebben massaal mensen tekort. Juist bij werkgevers is er ook een enorme drive om mensen van buiten de Europese Unie naar Nederland toe te halen. Daar zit de crux dus niet in. De crux zit 'm in het volgende. Als een werkgever in Nederland iemand van buiten de Europese Unie wil halen, dan moet de werknemer een blauwe kaart hebben. Dat betekent dat Nederland nu terecht zegt: als u een lasser naar Nederland wil halen, dan vinden wij het wel prettig dat u ook kunt aantonen dat meneer of mevrouw kan lassen en daar een diploma voor heeft. Als iemand uit Somalië, Ethiopië of Sierra Leone komt, dan is het wel prettig dat we dat kunnen controleren. We weten namelijk dat dit soort regelingen fraudegevoelig zijn, omdat migratie naar Nederland aantrekkelijk is. We hebben dus altijd gezegd: laten we dat nou op papier controleren. Dat wordt losgelaten in deze situatie. Daarbij is er een mogelijkheid dat IND-diensten van bijvoorbeeld Bulgarije of Roemenië — ik noem ze IND's, maar ik weet niet hoe ze daar heten — dat moeten gaan controleren in het land van herkomst zonder dat daar een papertrail achter hangt. Mijn vraag aan de minister is: hoe hebben we nou met elkaar geregeld dat daar geen massaal misbruik van wordt gemaakt? Daar zit wel een enorme zorg bij ons.

Minister Faber:
Het klopt dat daar natuurlijk een zorg zit. Daar heeft u helemaal gelijk in. Het is natuurlijk wel zo dat we in Europees verband nog steeds in overleg zijn over de vraag hoe we deze toetsing gaan uitvoeren, ook betreffende de vaardigheden. Dat loopt nog. Het debat over arbeid- en kennismigratie moet natuurlijk ook nog verder gevoerd worden met de minister van SZW. U heeft wel gelijk dat het nog niet helemaal dichtgetimmerd is, maar we zijn wel in overleg om daar zo veel mogelijk afspraken over te maken.

De heer Aartsen (VVD):
Ik ben blij om dat te horen. Kan de minister dan toezeggen wanneer we meer over die afspraken ontvangen? De regeling loopt natuurlijk in beginsel al. Het lijkt me dus wel verstandig dat er snel afspraken worden gemaakt op Europees niveau als het gaat om de vraag: hoe gaan we die vaardigheden erkennen? Misschien is de vraag aan de minister eigenlijk: kan de minister toezeggen dat dit in Nederland gebeurt, dus dat de Nederlandse IND grip blijft houden op de erkenning van die vaardigheden en we dat dus niet overhevelen aan andere IND-diensten? Anders blijven die zorgen bij ons natuurlijk wel bestaan.

Minister Faber:
Dat begrijp ik. Ik moet dat natuurlijk wel eerst nader uitzoeken. Ik wil u dus de toezegging doen dat ik daarop terugkom en dat wij er serieus mee aan de slag gaan. Want ik begrijp wel dat dat gewoon dichtgetimmerd moet worden en dat we dat op een juiste manier moeten doen. Maar we zijn er binnen Europa nog steeds over in overleg. Maar als ik wat weet, dan zal ik u zo snel mogelijk daarover informeren. Ik heb zo'n vaag vermoeden dat we nog wel meer zaken later schriftelijk gaan toelichten. Daar nemen we deze vraag ook in mee. Dan houden we u daarover op de hoogte.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Ik vind het een buitengewoon verwarrend debat worden. Wij moeten namelijk nu een voor een onze eigen vragen en eigen ingediende amendementen af gaan lopen om te kijken of we eventueel nog antwoord gaan krijgen. Dat vind ik wel storend. Ik zou het niet nog een keer willen herhalen. Maar dan ga ik alsnog maar alle vragen aflopen. Wij hebben de minister gevraagd of zij kan definiëren wat nou hoogwaardige kennis is. Dat was een verzoek van de Arbeidsinspectie. Die definitie heb ik nog niet gehoord. Is zij daartoe in staat?

Minister Faber:
Hoogwaardige kennis … Dat kan ik eerlijk gezegd niet zomaar oplepelen. Ik kan me voorstellen dat je bijvoorbeeld gaat zeggen dat iemand een bepaald diploma moet hebben, bijvoorbeeld minimaal een hbo-diploma. Daar kan ik me wat bij voorstellen. Het is natuurlijk ook zo dat er is gezegd dat het kan afhangen van vaardigheden of van het kunnen bewijzen dat je die vaardigheden hebt. Het is natuurlijk ook nog zo dat werkgevers een bepaald salaris aan jou moeten geven, zodat je in aanmerking kan komen voor een blauwe kaart. Dat zijn vrij hoge salarissen. Die gaan ze natuurlijk niet aan een lager gekwalificeerde baan geven. Dat lijkt mij tenminste logisch. Je moet wel wat in je mars hebben om zo'n inkomen te kunnen krijgen. Daar heb je dus wel een bepaalde selectie in. Ik denk dat je van een hoogwaardige baan uit kunt gaat als je zegt dat het gaat om hbo of hoger.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Dat zou betekenen dat de minister zegt dat er eigenlijk geen toets is voor wat dan "hoogwaardige kennis" is, maar dat dit slechts gekoppeld is aan een opleidingsniveau en een salarisniveau.

Minister Faber:
Nee, niet alleen aan een diploma, zal ik maar zeggen, maar natuurlijk ook aan vaardigheden. Dat staat er ook in. Het kan ook zo zijn dat mensen kunnen bewijzen dat ze beschikken over bepaalde vaardigheden. Dat kan ook te maken hebben met werkervaring. Ik kan me voorstellen dat toen de automatisering opkwam er mensen waren die al vijftien jaar bij IBM werkten. Die hadden geen papieren, maar die waren wel briljant in het installeren van grote mainframes. Zij hadden niet het diploma daarvoor, maar ze konden wel bewijzen dat ze dat niveau hadden.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Oké. Dan zou ik de minister het volgende willen vragen. De Arbeidsinspectie moet de erkend referenten … Dat zijn de bedrijven die uiteindelijk mensen mogen inhuren. Er moet dan getoetst worden of er sprake is van hoogwaardige kennis. Ze kijken dan misschien wel naar de wetsbehandeling van vandaag en dan krijgen ze dit mee als duiding van "hoogwaardige kennis"?

Minister Faber:
Ik denk dat als een bedrijf … Nee, de referent, zei u hè? De referent moet dan toetsen. Ik neem aan dat zij … Nee, de referent is een bedrijf. Dat kan een bedrijf zijn. Een bedrijf bekijkt dat en heeft voorwaarden voor bepaalde vacatures. Daar hebben ze bepaalde voorwaarden voor. Ik denk dus dat bedrijven heel goed zelf in staat zijn om die keuzes te maken. Die weten echt wel of iemand geschikt is. Tenminste, die kunnen wel een goed vermoeden krijgen om een keuze te maken of deze persoon voldoet aan de eisen die zij stellen. Er zijn hele afdelingen human relations om dat te kunnen bevestigen. U weet toch ook hoe dat gaat als je een sollicitatie doet? Dan kom je daar gewoon bij een manager te zitten, of bij twee. Die hebben een beeld van de persoon die ze willen hebben. Daarmee kom je binnen.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Als ik het goed begrijp, zegt de minister: het is dan aan de hr-afdeling van een bedrijf om te kijken of het om hoogwaardige arbeid gaat en dus of het iemand is die die hoogwaardige arbeid kan uitvoeren. Dat begrijp ik. Zo gaat dat met sollicitanten. Maar uiteindelijk moet de IND besluiten: kan iemand op deze manier hier aan het werk gaan? Welke checks kan de IND dan afgaan?

Minister Faber:
De IND geeft een bedrijf alleen de status van referent als dat van tevoren is getoetst. Die toetst de referent. Die toetst de referent en kijkt aan de hand daarvan of die betrouwbaar is. Het is natuurlijk heel makkelijk om te kijken of iemand een bepaald diploma heeft, maar om te bewijzen …

De voorzitter:
Nee, niet door elkaar, de minister heeft het woord.

Minister Faber:
Maar kijken of iemand de juiste vaardigheden heeft, is natuurlijk een ander verhaal. Dat is moeilijker te interpreteren. Dan moet je echt afgaan op wat mensen tegen je zeggen.

De voorzitter:
Mevrouw Patijn.

De heer Omtzigt (NSC):
Even een feitelijk punt …

De voorzitter:
Dit wordt een beetje rommelig. "Een feitelijk punt" … Ja, sorry, dat klinkt logisch, maar dat bestaat niet. Dat is een interruptie. Maar mevrouw Patijn heeft het woord.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Dit is nou precies het probleem: wat de minister zegt, klopt niet. Het probleem is dat de IND dát niet toetst. Die zegt alleen of een bedrijf op een goed moment erkend referent is of niet. De Arbeidsinspectie handhaaft of die voldoet aan de eisen waaraan een erkend referent moet voldoen. De Arbeidsinspectie heeft laatst juist nog gezegd in haar aanbevelingen aan ons: zorg nou dat het begrip "hoogwaardige kennis" gedefinieerd is. Dat begrip "hoogwaardige kennis" is niet gedefinieerd. Daarom hebben wij daar ook een vraag over gesteld in de eerste termijn: wat is nou de definitie van "hoogwaardige kennis"? Kan dat gedefinieerd worden, zodat de erkend referent ook gecontroleerd kan worden aan de hand van die regels?

Minister Faber:
Als u een voorwaarde zoekt voor een kennismigrant om binnen te mogen komen, dan wordt het salariscriterium gehanteerd. Het is aan het bedrijf of het dat salaris wil betalen. Het is logisch dat het dat alleen betaalt aan iemand die het niveau heeft voor die vacature. Maar het gaat om het salariscriterium.

De voorzitter:
Mevrouw Patijn. Of kan ik doorgaan naar de heer Omtzigt? Ja. Dan ga ik naar de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (NSC):
Twee punten. Ten eerste het punt dat we volgens mij twee dingen door elkaar halen. In de kennismigrantenregeling heb je een erkend referent en kan de IND dus ook een referent afwijzen, bijvoorbeeld vanwege boetes of slecht werkgeverschap. Hier, in de richtlijn, kun je alleen afgewezen worden als je een bepaalde boete hebt. Maar je hebt voor de rest geen erkenning. Je kunt alleen afgewezen worden als je bijvoorbeeld een bepaalde veroordeling hebt. Dus die erkenning is veel minder strak. Dat bedoel ik met "er is geen erkenning". Iedereen kan zich als referent aanmelden. Ik zou graag weten wat de afwijzingsgronden zijn, maar volgens mij zijn ze zeer gelimiteerd. Dat ligt overigens niet aan de minister, maar aan de richtlijn. Dat is dus niks verwijtbaars, maar laten we het even vaststellen.

Maar ik sla van iets anders steil achterover. De minister zegt: iedereen die in Nederland een bepaald salaris kan verdienen en van buiten de Unie komt, is welkom. Dat salaris is iets meer dan €5.000 per maand en voor mensen onder de 30 wat lager. De hele Kamer zegt met tien amendementen: wees nou voorzichtig, want als er iemand binnen Nederland of de Europese Unie dat werk kan doen, dan laat je dat eerder doen. Je hoeft dat in bepaalde sectoren niet te doen, want daar zijn geen tekorten. En boven op het feit dat die persoon uit India, China, Turkije of Marokko hier welkom is, krijgt die persoon ook nog eens 27% van zijn geld belastingvrij. Deze minister zegt dus: ik wil de blauwe kaart zo implementeren dat iedereen uit het buitenland die meer dan €5.000 kan verdienen, welkom is en zonder voorwaarden die blauwe kaart krijgt.

Minister Faber:
Nee, nee, nee.

De heer Omtzigt (NSC):
Ik zou graag willen dat zij de voorwaarden die door ongeveer alle partijen zijn voorgesteld … Deze verschillen enigszins, maar bijna alle partijen vinden dat je voorwaarden moet stellen. Dit had ik niet verwacht van deze minister.

Minister Faber:
Nee, nee, nee, nee.

De heer Omtzigt (NSC):
Ik zou graag horen welke voorwaarden de minister hieraan zou willen stellen. Wil ze voorwaarden stellen aan het type werk dat ze mogen verrichten? Of wordt de rode loper uitgerold en krijgen we heel veel mensen uit het buitenland die nog minder belasting betalen?

Minister Faber:
Nee, nee. Ik vind dit toch een verkeerde voorstelling van zaken. Er is namelijk een bepaalde salariseis als iemand in aanmerking wil komen voor een blauwe kaart. Daarnaast moet er een bepaald minimumbedrag betaald worden. Er moet ook een bedrijf zijn dat een arbeidscontract aanbiedt. Het is niet zo dat iedereen zomaar kan komen. Het klopt dat je extra voorwaarden kan gaan stellen. Ik ben er ook wel voor om extra voorwaarden te stellen om de zaken strakker te maken. Daarom heb ik schriftelijk en in het vorige debat ook gezegd: "Zet uw wensen, als u die heeft, in een motie. Als er een meerderheid voor is in de Kamer, gaan we die implementeren in een AMvB en wordt u gewoon op uw wenken bediend. Dan zijn we hier zo mee klaar." Mijn dringende verzoek is: dien die moties in en zorg dat u een meerderheid heeft. Als het hele redelijke moties zijn en er hele redelijke zaken tussen zitten, denk ik dat die gewoon in een AMvB geïmplementeerd kunnen worden. Dien een amendement in als u zegt: ik wil geen motie; ik wil een amendement. Als u een meerderheid heeft, moet dat geïmplementeerd worden in het wetsvoorstel. Dat is zo klaar als een klontje. U heeft het recht van amendement. Dat is het recht van de Kamer. Daar ga ik echt niet aan tornen. Dat kan en wil ik ook niet.

Eerlijk gezegd snap ik het hele probleem dus niet. Ik zeg alleen dat dit wetsvoorstel er in eerste instantie was voor de wettelijke beslistermijnen; er zit geen enkele beleidsruimte in. Dat was in feite de eerste aanzet tot deze wetswijziging. Dat was het punt. We moeten dat namelijk vanuit Europa. Dan komen er allerlei andere wensen op de tafel. Dat mag ook. De Kamer mag natuurlijk wensen hebben. Dat is uw werk. Dat is allemaal prima. Ik wil dat met u oplossen. Ik bied een oplossing. En dan gaan we hier ik-weet-niet-wat-voor discussies voeren. Die zijn in feite helemaal niet nodig, want ik sta er gewoon voor open. Tuurlijk! Eerlijk gezegd snap ik het hele probleem dus niet.

De heer Omtzigt (NSC):
Toch even. Het probleem is het volgende. De minister kan zelfstandig de AMvB slaan — dat is regelgeving die zij kan opstellen, die niet langs de Kamer gaat — om het strenger te maken. Dat heeft de minister de afgelopen zeven of acht maanden niet gedaan. De Kamer zegt: we hebben geen wetsvoorstel over de beslistermijn, maar over de implementatie. De regering kiest voor: we implementeren alles zelf, maar we doen dat niet in een AMvB en we stellen geen enkele voorwaarde. De Kamer is dus … Het gekke van wat u nu doet, is dat mensen die blauwe kaart vandaag al kunnen aanvragen. Er zitten dus geen voorwaarden aan. Er zijn alleen salarisvoorwaarden en de voorwaarde dat iemand voor de kaart moet betalen.

Als iemand uit India, Turkije of Marokko hierheen komt, krijgt hij dat salaris, waarvan 27% belastingvrij is, ook al is er iemand binnen de Unie die dit werk ook kan doen. Daarom zeggen een hoop mensen: wees daar eens wat voorzichtig mee. Dat kunt u zich voorstellen. Dan dienen we amendementen in, maar elk amendement om het in te perken wordt ontraden met de opmerking: we doen het wel per motie. Maar ik wil weten wat de minister inhoudelijk zelf voorstelt. Welke inperkingen vindt zij zelf redelijk? Over welke inperkingen die de Kamer voorstelt, zegt ze: nou ja, misschien is dat onverstandig beleid? Dat Kamerdebat zoek ik. Vindt ze een arbeidsmarkttoets door het UWV wenselijk? Als de regering dat doet, hoe kan ze die dan vormgeven? Vindt ze het, net als wij, wenselijk dat er een rode knop is als de werkloosheid heel hoog is, en er dan even geen blauwe kaarten uitgegeven worden? Of zegt ze het volgende? Dat moet je niet doen omdat je dan ASML treft. Werkloosheid hoeft niet per se te betekenen dat. We moeten ervoor zorgen dat het gedeeltelijk kan worden ingeperkt.

Waarom zeg ik dit? Wij hebben, en dat weet u, hele lange debatten gehad over arbeidsmigratie. Er komt nu een nieuwe regeling voor arbeidsmigratie. Er worden nauwelijks regels gesteld. En in alle voorgaande vormen van migratie waarbij geen regels werden gesteld, werd iets waarvan iedereen dacht dat het heel klein werd, heel groot. Hier hebben we een migratieregeling waarmee je het risico loopt dat je hier tienduizenden of honderdduizenden mensen krijgt als migrant. Als je dat wilt, is dat prima, maar dan moet je de voorwaarden een voor een langslopen van de migranten die hiernaartoe komen. Dat doen we bij asielmigratie. Laten we dat ook maar eens bij kennismigratie doen.

De voorzitter:
Oké. Nu de minister.

Minister Faber:
Weet u, ik vind het heel bijzonder dat dit nu zo breed wordt uitgemeten, terwijl het meer ligt bij onder anderen de minister van SZW, met wie ik sowieso moet samenwerken en overleggen in dezen. Dat geldt ook voor de minister van Economische Zaken, die er ook mee te maken heeft. Maar nu hebben we een debat dat in eerste instantie over de beslistermijnen gaat. Dat wordt aangegrepen; het wordt helemaal breed getrokken. Maar goed, u wilt al die punten nalopen. Dan gaan we gewoon al die punten nalopen. U zegt ook: de AMvB heeft u niet gedaan. Nee, dat moet ook in overleg met SWZ. Heeft u dat ook tegen de minister van SZW gezegd, vraag ik mij af. Heeft u dat ook tegen de minister van Economische Zaken gezegd?

De heer Omtzigt (NSC):
Voorzitter, dit is …

De voorzitter:
Wacht even, wacht even.

Minister Faber:
Ja, u kunt wel zo doen, maar ik sta hier in eerste instantie voor de beslistermijnen. Het wordt helemaal breed uitgelegd. Dat mag. Dan gaan we gewoon die twee brieven doornemen. Dan doen we gewoon alles. Dat vind ik prima. Ik vind het prima, hoor. Ik wil dat prima doen. Ik wil het ook strakker trekken. U vraagt ook hoe we ermee omgaan in tijden van werkloosheid en of we dan een rode knop hebben. Ik zal u vertellen: in tijden van werkloosheid worden er helemaal geen kennismigranten aangenomen als we gewoon zelf mensen in de pool hebben. Dan gaan we toch helemaal niet moeilijk doen? Dan gaan we toch gewoon … Ja, waarom zouden we dat dan niet zo doen? Ik zie daar het hele probleem helemaal niet. Ik wil de brieven best doornemen. Dan gaan we beginnen met het amendement op stuk nr. 27, want anders wordt het een hopeloze discussie op deze manier.

De heer Omtzigt (NSC):
Ik vind het heel fijn dat we ze gaan doornemen, maar ik ga toch even het volgende zeggen. Wij behandelen een wet. Dat is een wijziging van de Vreemdelingenwet ter implementatie van de richtlijn. Wij behandelen dus niet een wet over beslistermijnen. Wij behandelen een wet over de implementatie van de hele richtlijn. Voor een meerderheid van de Kamer is niet de beslistermijn van groot belang, dus of de IND 90 of 100 dagen mag doen over het toekennen van de blauwe kaart. Voor de meeste Kamerleden is de vraag: wie mag er naar Nederland komen? Dat is een essentiële vraag. Zeker in dit kabinet is het een essentiële vraag. Daar gaat het over, want daar gaat die hele richtlijn over. We gaan een nieuwe regeling optuigen voor kennismigranten. Het kan zijn dat er 100 mensen komen. Het kan zijn dat er tienduizenden komen. Je wilt dan van tevoren in een Kamerdebat goed kijken wat daar de voorwaarden voor zijn. De laatste opmerking van de minister deel ik niet, want als er werkloosheid is en je kunt iemand uit een ver land hiernaartoe laten komen met 27% belastingvrij en een persoon van hier niet, dan weet ik wat er gebeurt. Er zijn dus wel degelijk redenen om het in te perken. Die wil ik gewoon doornemen. En als de regering vindt dat een andere minister bij de behandeling van het wetsvoorstel had moeten zijn — het zou fijn zijn als de voorzitter dat bevestigt — dan is dat aan de regering. Dan had die hier gezeten. Anders moet de minister deze vragen beantwoorden. De vorige keer hebben we ook gezegd: "Moet er een andere minister bij? Prima. Zorg er als regering voor dat de juiste minister erbij is." Het gaat erom wie er naar Nederland mag komen. Er komen meer kennismigranten naar Nederland dan asielmigranten. Daarom is dit nog best een belangrijk ding.

De voorzitter:
Ter bevestiging zeg ik dat het aan de regering is om haar afvaardiging te bepalen. Als dat bij een bepaalde wet meer dan één bewindspersoon moet zijn, is dat gewoon een keuze van de regering. Dat ben ik dus helemaal eens met de heer Omtzigt.

Maar nu toch even een punt over de orde. Als de minister aangeeft hier nu inhoudelijk op in te willen gaan, stel ik voor dat ze daarmee begint, om er vervolgens interrupties op te krijgen. Ik begrijp van de minister namelijk dat ze er nu toch inhoudelijk op in wil gaan.

Minister Faber:
Ja, hoor.

De voorzitter:
Ja?

Minister Faber:
Geen enkel probleem, hoor.

De voorzitter:
Dan nu de leden. Een punt van orde?

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Ja, over het ordevoorstel dat u doet. De brief over de amendementen hebben we kunnen lezen. Maar goed, ik vind het prima als … Puur voorlezen lijkt me niet van toegevoegde waarde. Dan zou ik liever een toelichting op de brief willen hebben. Los van de amendementen zijn er heel veel vragen gesteld in de eerste inbreng. Daar hebben we geen antwoorden op gekregen. Die staan ook niet in de brief. Er moet wel ruimte zijn om die vragen te laten beantwoorden.

De voorzitter:
Ja, maar dat heb ik al aangegeven. Als de minister zelf geen termijn houdt, kunt u al die vragen in de microfoon stellen. Maar het wordt dan een vrij chaotisch debat, omdat dan alles door elkaar heen loopt. Ik hoor de minister nu zeggen dat ze wil ingaan op de kwestie van de randvoorwaarden, dus of er extra randvoorwaarden komen en wat de minister vindt van de randvoorwaarden die door de Kamer zijn voorgesteld. Ik denk dat we dat onderwerp nu even bij de kop moeten pakken en de minister de kans moeten geven. Dan kunt u daarop door interrumperen. Anders moet ik gewoon doorgaan met wat we nu doen. Dat wordt een beetje chaotisch.

De heer Aartsen (VVD):
Ik vind het prima om straks die amendementen te doen, maar volgens mij gaat de minister nu eerst even een inleiding houden.

De voorzitter:
Nee, ze was klaar met haar termijn.

De heer Aartsen (VVD):
Ook goed.

De voorzitter:
Ik was ook verrast hoor, maar goed.

De heer Aartsen (VVD):
Het gaat mij vooral om die AMvB; daar wil ik een aantal inhoudelijke vragen over stellen, ook naar aanleiding van wat hier net werd gezegd.

De voorzitter:
Maar dat was het punt van de heer Omtzigt: de minister zegt dat ze de randvoorwaarden in de AMvB wil zetten, maar de wens vanuit de Kamer is om die in de wet te zetten. Los van waar de minister die in zet, komt daar ook nog de vraag bovenop welke randvoorwaarden de minister wel ziet zitten en welke niet. Dat was de vraag.

De heer Aartsen (VVD):
Mijn vraag was primair waarom die AMvB hier nu niet ligt. Ik wil die vraag ook best aan u stellen, maar misschien is het makkelijker om …

De voorzitter:
O, nou, als dat uw vraag was …

De heer Aartsen (VVD):
Toch even. De minister begint hier een beetje om zich heen te slaan, maar we hebben voorafgaand aan het vorige debat een brief ontvangen waarin letterlijk stond: "Ik zie op dit moment geen aanleiding om de AMvB aan te passen". Toen ging de minister hier staan en hield ze haar inleiding. Daarin zei ze: we moeten de AMvB aanpassen, want er zijn zinnige dingen gezegd in het debat. De minister noemde dat destijds voortschrijdend inzicht. Toen heb ik gezegd: "Nou, prima. Laten we het debat nu dan even pauzeren. Dan zet de minister op een rijtje welke zaken zij wil aanscherpen." De minister heeft dus gezegd dat ze de AMvB wil aanscherpen. Toen heb ik gezegd: als de minister dan op papier kan zetten welke drie, vijf of zes dingen dan in die AMvB komen te staan, dan weet de Kamer dat. De minister maakt de AMvB; dat doen wij niet. Dat doet de minister. Vervolgens kunnen wij daar iets van vinden met elkaar, in de vorm van amendementen, moties of wat dan ook. Maar ik constateer dat die AMvB er niet ligt en dat er ook niet in de brief staat welke drie of vijf dingen de minister in de AMvB wil hebben. Mijn vraag aan de minister is dus: waarom heeft de minister nu niet in de Kamer aangegeven wat zij in die AMvB wil hebben? Dat is inhoudelijk wel relevant.

Minister Faber:
Ik heb dat allemaal schriftelijk, per amendement, aangegeven. Dat zit in alle appreciaties. Daarin staat ook wat de mogelijkheden zijn. Ik heb ook gevraagd of bepaalde amendementen om kunnen worden gezet in moties. Als die moties dan worden aangenomen, kan ik ze in een AMvB zetten. Dat is de volgorde die in mijn hoofd zit. Als er — ik noem maar wat — een meerderheid is voor het idee om de salarisgrens op 1,3 keer het gemiddelde salaris te zetten, dan vind ik dat prima. Dan ga ik dat gewoon doen.

De heer Aartsen (VVD):
Maar dan toch … Mijn vraag aan de minister was: bent u bereid om de AMvB aan te scherpen? Daar zei u eerst "nee" op, toen zei u "ja". Toen was mijn vraag: kunt u dan aangeven wat u dan wil aanscherpen? Toen zei u: ja. Mijn vraag is dus: wat wil de minister?

Minister Faber:
Ik zou de wens van de Kamer willen uitvoeren. Daar bedoel ik mee: als de Kamer met zaken komt … In die amendementen staan voorstellen die wat mij betreft in een AMvB zouden kunnen komen. Nou, als de Kamer dat wil, als daar een meerderheid voor is, dan ga ik dat gewoon doen. Zo simpel is het! Ik kan het niet simpeler maken.

De heer Aartsen (VVD):
Dat is heel nobel, maar meestal staat er wel een minister die iets vindt. Als ik het dan even inkleur: als de Kamer zegt dat het heel streng moet, dan zegt deze minister "dat is heel goed", maar als de Kamer zegt "zet alle sluizen maar open", dan zegt de minister ook "dat is goed".

Minister Faber:
Nee, nee, nee.

De heer Aartsen (VVD):
Nou, precies! Dat is mijn punt. Wat vindt de minister? Wat vindt de minister dat er zou moeten worden aangescherpt of afgezwakt als het gaat om de voorstellen die er liggen? Wat vindt de minister inhoudelijk van datgene wat er nu ligt?

Minister Faber:
Nogmaals, ik stond hier in eerste instantie voor de beslistermijnen. Toen kwam de Kamer met allerlei wensen. Die wensen heeft de Kamer onder andere geuit in amendementen. Toen heb ik gezegd: "Dat zijn zaken met beleidsruimte; die moeten in een AMvB komen. Laten we dat gewoon met een motie doen. Als die motie dan wordt aangenomen, ga ik dat in een AMvB zetten." In eerste instantie stond ik hier voor die beslistermijnen. Want die beslistermijnen … Dat stukje wetsvoorstel is gewoon belangrijk om die inbreukprocedure te voorkomen. Dat heb ik hier zo langzamerhand al tien keer gezegd. Dáár gaat het om. Als de Kamer meer wil, dan is dat allemaal prima, maar laten we dit eerst afhandelen. Dan zijn die beslistermijnen klaar en kunnen we verder met het regelen van zaken in een AMvB. Dat lijkt me toch allemaal niet zo ingewikkeld. Dat is de snelste manier van werken. Het gaat erom dat je je doel bereikt. Ik neem aan dat u allen hier uw doel wilt bereiken, het liefst zo snel mogelijk. Ik wil alles liever gisteren bereiken dan vandaag of morgen. Daar sta ik ook om bekend. Dit kunnen wij op een hele snelle manier regelen.

De heer Aartsen (VVD):
Als de minister het gisteren had gewild, dan was die AMvB eergisteren al geregeld. Dat is misschien een lullige opmerking, dus dat zal ik toch maar niet doen. Ik heb het bij een simpele vraag gehouden: wat vindt de minister dat er inhoudelijk in die AMvB moet komen? Dan kan ik mij daar als lid van de VVD-fractie toe verhouden.

Minister Faber:
Eerst eventjes over dat "sneller". Als mijn voorganger, u welbekend, dat allemaal had afgewikkeld, dan hadden we hier niet hoeven staan. Dat is punt één. Dat wil ik toch even gezegd hebben. Dan hadden we niet al dat gedoe gehad met die inbreukprocedure en die hele rataplan. Maar goed, voor wat betreft de AMvB: dan gaan we die amendementen langs, en dan kan ik bij alle punten benoemen wat ik ervan vind. Dat heb ik nu al een paar keer voorgesteld, maar we blijven maar door discussiëren. We moet óf a gaan doen, óf b. Maar op deze manier gebeurt er niks.

De voorzitter:
Ik stel voor dat we doen wat de minister nu aanbiedt, dus dat ze de amendementen langsloopt en daarbij inhoudelijk aangeeft wat zij daar wel en niet wenselijk aan vindt. Daarnaast is er nog de discussie of je iets in de wet moet zetten of per AMvB moet regelen; dat snap ik. Maar anders komen we niet verder op de inhoud. Ja? Dan gaan we de minister nu even de ruimte geven om de amendementen te bespreken die over dat onderwerp gaan.

Minister Faber:
Goed, voorzitter. Dan begin ik met het amendement op stuk nr. 27, van de leden Omtzigt, Patijn, Van Nispen en Ceder. Dat ging over het alleen verlenen van een blauwe kaart bij aangewezen tekortberoepen in het geval van een rechtstreeks dienstverband. Ik begrijp de overweging. Tegelijkertijd ben ik natuurlijk gebonden aan de richtlijn en de kaders die die stelt. Die laten geen ruimte voor een algemene beperking tot tekortberoepen. Daarbij zij opgemerkt dat een arbeidsmarkttoets in principe dezelfde functie vervult. Hiervoor is wel ruimte binnen de richtlijn. Een verbod op de terbeschikkingstelling van houders van een blauwe kaart staat de richtlijn dan weer niet toe. De Europese Commissie heeft onlangs bevestigd dat de afwijzingsgrond in artikel 7, eerste lid, onder d, van de richtlijn hiervoor niet bedoeld is. Daarnaast zou een dergelijk verbod in strijd zijn met het principe van vrij verkeer van diensten. Om deze reden moet ik het amendement ontraden. Dat was het amendement op stuk nr. 27.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Gaan we nu de hele brief voorlezen, of gaan we per punt reageren? Dat kan, hè?

De voorzitter:
Ja, ik denk dat we het per amendement moeten doen, want anders wordt het helemaal een chaos. Dat is het al behoorlijk.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Dan heb ik de vraag of de minister überhaupt een idee heeft van wat de mogelijke tekortsectoren zijn. Want ze wil ze niet definiëren, maar wat zouden die tekortsectoren dan kunnen zijn?

Minister Faber:
Ik heb verder geen idee. Ik bedoel: ik ben niet bezig met de arbeidsmarkt. Dan moet u bij de minister van SZW zijn. Ik hou me daar niet mee bezig.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Maar dit amendement gaat heel specifiek over die tekortsectoren. Wij vragen of er enige duiding kan komen van die tekortsectoren. Daarover zegt u dat een algehele beperking niet mogelijk is. Maar dan moet er een omgekeerde definiëring gaan plaatsvinden. Bij welke sectoren kan het dan wel? Wat zijn voorbeeldsectoren waar dat kan? Waar is dit van toepassing? Kunt u aangeven welke tekortsectoren het wél zouden kunnen zijn?

Minister Faber:
Dat weet ik niet. Ik ben niet gespecialiseerd in arbeidsrecht en hoe dat zit. Ik zit op Asiel en Migratie. Dit zijn zaken voor SZW en EZ. Dit is helemaal niet mijn terrein; daarvoor moet u bij die ministers zijn. Ja, ik bedoel … Het spijt mij, maar …

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Ik begrijp dat de minister vergeten is om de minister van Sociale Zaken mee te nemen vandaag, maar aangezien zij namens het hele kabinet spreekt, zou het mooi zijn als dat toch duidelijk werd. Goed, die minister is er niet. Dan ga ik mijn vraag toch wat specificeren; misschien helpt dat. De minister zegt dat het ook niet mogelijk is om uit te sluiten dat er terbeschikkingstelling van arbeid plaatsvindt. Kunt u dan aangeven welke beroepen de uitzendbranche bijvoorbeeld aanbiedt — die doen aan het ter beschikking stellen van arbeid — die binnen een tekortsector vallen? Ik kan die niet duiden.

Minister Faber:
Ja, dat weet ik toch niet? Ik ben toch niet bezig met de arbeidsmarkt?

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Nee, maar ik neem aan dat u wel een klein beetje begrijpt hoe werken überhaupt werkt. We werken immers allemaal.

Minister Faber:
Ja, maar ik weet niet of …

De voorzitter:
Niet door mekaar, niet door mekaar. Mevrouw Patijn.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Dit gaat over het volgende. Ons verzoek was … Is het mogelijk om te zeggen: je hebt een werkgever, en die heeft misschien banen waar … Laten we het heel simpel maken: iemand heeft een ICT-specialist nodig, maar die is niet te krijgen, dus hij vraagt iemand uit India. De werkgever die daarnaar vraagt, heeft een baan in een tekortsector. Het zou dus logisch zijn dat die persoon komt. Waarom zou het uitzendbureau dan de blauwe kaart moeten aanvragen en niet het bedrijf zelf?

Minister Faber:
Ik vind het logisch dat het bedrijf dat zelf doet.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Ja, maar vervolgens zegt u: het uitzendbureau moet dat ook kunnen doen. Het is niet anders, maar het lijkt erop dat dit niet mogelijk is binnen de Detacheringsrichtlijn. Die gaat over het vrije verkeer van diensten en die moeten we goed toepassen. U zegt: ik wil niet de grenzen opzoeken van het vrije verkeer van diensten, dus ik wil niet uitsluiten dat het ook via een uitzendbureau kan. Het fijne is dat dat uitzendbureau ook in Portugal of in Polen kan zitten. Daar hebben we dan niet zo veel zicht op, maar dat kan wel een blauwe kaart verstrekken en dan komen die mensen hier in de tekortsectoren werken. Er staat ook dat we die niet definiëren. Er staat: we gaan geen tekortsectoren definiëren. Zij kunnen hier dus komen werken met een arbeidsovereenkomst die niet in Nederland is afgesloten. De betaling en het bedrag worden volgens de norm van een ander land vastgesteld. Zij komen hier werken, maar we hebben daar verder geen zicht op. Is de minister bereid om iets meer te kijken naar de grenzen van het vrije verkeer van diensten? Is het niet toch mogelijk om daar een beperking op te leggen?

Minister Faber:
Dit moet echt overlegd worden met de andere ministers. Daar kan ik niet zomaar zelfstandig een besluit over nemen. Dat moeten we overleggen. U noemt een bedrijf in Portugal. Die blauwekaarthouder mag niet gelijk in Nederland komen werken. Die persoon moet sowieso eerst drie maanden in Portugal werken. Dat is al de eerste hobbel. Er moet daarnaast een arbeidscontract komen met het bedrijf waarvoor diegene werkt. In Nederland moet er echt voldaan worden aan de salariseis. Ze kunnen wel iemand inhuren via Portugal, maar ze moeten toch voldoen aan de minimumsalariseis. Maar goed, ik kan dit meenemen naar de minister van SZW.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Dit voorstel lag er al. Daar komt nu een antwoord op. Ik neem aan dat dat afgestemd is met het ministerie van Sociale Zaken. Dat staat er ook. Het lijkt me dus niet van toegevoegde waarde om dat nog te doen. Ik hoor u trouwens zeggen: er moet een arbeidsovereenkomst zijn met de werkgever hier. Dat is precies wat we bedoelen. Wij willen heel graag dat er alleen een arbeidsovereenkomst is met de werkgever hier en niet met dat uitzendbureau. Als u dat zegt, zegt u eigenlijk: we zijn wél bereid om het vrije verkeer van diensten in te perken, omdat die arbeidsovereenkomst hier afgesloten moet worden en niet met dat uitzendbureau. Als dat zo is, ben ik heel blij. Maar als dat niet zo is, dan blijft bij mij alleen maar hangen dat de PVV-minister wel bereid is om de uitzendbranche te helpen, maar dat zij niet bereid is om de arbeidsmigranten om en hun buren te helpen.

Minister Faber:
Ik heb gezegd dat ik bereid ben om te overleggen met de minister van SZW. Ik ga dat hier niet alleen toezeggen. Dat kan ik toch niet doen? Ik moet dit toch overleggen met de betreffende vakministers? Dat is toch heel logisch?

De voorzitter:
Wel over dit amendement, meneer Ceder.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja, voorzitter. De appreciatie was mede namens de minister van Sociale Zaken. Er is dus al afgestemd. Ik vind de opmerking dat er nog afgestemd moet worden en dat u geen dingen kunt toezeggen dus best gek, ook omdat dit amendement ziet op een uitwerking van de Vreemdelingenwet, waar u ministerieel verantwoordelijk voor bent. Het ministerie van SZW kan niet zo veel vinden van de Vreemdelingenwet. Natuurlijk is er samenhang, maar u bent hier verantwoordelijk voor. Ik ga hier geen antwoord op krijgen in de SZW-commissie.

Als het gaat om dit amendement, hoor ik de minister niet datgene zeggen wat ik haar op andere terreinen wel hoor zeggen, namelijk: ik vind het onwenselijk dat wij niet kunnen bepalen voor welke sectoren mensen een blauwe kaart kunnen krijgen; als het Europees niet kan, ga ik de volgende keer kijken of ik dat met mijn Europese collega's kan bespreken. Dat heeft u namelijk wel op andere terreinen gedaan, omdat u dat belangrijk vond. Mijn vraag is of de minister dit belangrijk vindt, want dit is een gouden pad waarlangs gigantisch veel migratie gewoon naar Nederland kan komen. Dat gebeurt onder uw verantwoordelijkheid. Dat is een gouden route. U heeft wekenlang de tijd gehad om de AMvB aan te passen en aan te scherpen, maar dat heeft u niet gedaan. Daarom stellen wij deze vragen, want ik ben benieuwd wat de minister inhoudelijk vindt van deze gouden route, die onder uw verantwoordelijkheid valt.

Minister Faber:
Er worden mij allemaal vragen gesteld over arbeidssectoren et cetera. Dat weet ik toch niet, want dat is toch helemaal niet mijn vakgebied. Het gaat mij om een algemene beperking tot tekortberoepen. Ik heb dat hier allemaal uitgelegd. Als u aan de minister van Economische Zaken gaat vragen hoe precies het tweestatusstelsel in mekaar zit, dan weet hij dat toch ook niet? Dat is toch ook logisch. U kunt wel verontwaardigd hierover doen, maar het is toch logisch dat ik niet dat hele arbeidsmarktaspect in mijn hoofd heb zitten? Dat is toch helemaal niet vreemd? Gesteld dat de vraag zou zijn wat wij kunnen verzwaren bij de implementatie, want dat is wat u wilt. U wilt het moeilijker maken om hiernaartoe te komen. U wilt handvatten hebben om te kunnen verzwaren. Heb ik dat goed begrepen?

De heer Ceder (ChristenUnie):
De minister mag geen vraag terugstellen. Volgens mij willen wij inderdaad hetzelfde. Maar de minister doet alsof wat wij aan het bespreken zijn, en de AMvB die er al heel lang ligt, nu pas in gang gezet zou moeten worden en dat de minister wacht op een uitspraak van de Kamer. Maar dat is niet waar. De minister wijzigt wat zij belangrijk vindt. Ik concludeer dat de minister de AMvB niet heeft gewijzigd, ook niet na de eerste termijn van de Kamer, en dus vindt de minister het niet belangrijk. Want de minister pakt aan wat zij belangrijk vindt. Dit is de reden waarom wij vragen om opheldering van wat de minister vindt, niet van wat bij Kamermeerderheid wordt aangenomen. Ik constateer dat ik een minister tegenover mij heb die eigenlijk zegt "neem maar moties aan" en die het dus niet belangrijk vindt. Ik herhaal, dit is een gouden route. Ik noem het gekscherend de Faberroute, waarlangs migratie naar Nederland in hoge aantallen gewoon doorgang kan vinden, en waarbij we niet eens kunnen checken of het gaat om een tekortsector of niet.

Minister Faber:
Nou, ik vind echt … Dit gaat me echt te ver; dit gaat me echt te ver. U weet dat ook ik zo min mogelijk migranten in Nederland wil hebben. Nogmaals, ik sta hier in eerste instantie voor die beslistermijnen. En als de Kamer dat wil aangrijpen om extra zaken op te nemen in deze wet, dan is dat prima. Dan gaat u maar uw amendementen indienen. Dat vind ik prima. Dan gaat u maar moties indienen; dat vind ik prima. Dat vind ik allemaal prima, maar in eerste instantie stond ik hier voor die beslistermijnen. Dat u dan van alles erbij gaat trekken over werkloosheid, over sectoren … Dat is allemaal prima hoor, maar als u daar zaken bij wilt hebben, dan moet u dat aanleveren. Dat moet u niet, maar dan vraag ik u om dat aan te leveren, en dan gaan we dat gewoon regelen.

Dan wordt mij verweten dat ik zelf die AMvB heb gemaakt. Nee, ik ben in eerste instantie hartstikke druk geweest met mijn asielwetten. Daar ben ik mee bezig geweest. Dit ligt al meer dan een jaar te verstoffen, niet onder mijn regime. Dat is bij het vorige kabinet gebeurd. Ik heb het nu opgepakt; ik ben nu bezig met die beslistermijnen. En als u daar meer zaken bij wilt hebben, dan vraag ik u: doe dan ook gewoon uw taak. U komt met goede ideeën, die we dan kunnen gaan verwerken. Dat is toch helemaal niet te veel gevraagd. Dan kunnen we allemaal gaan neuzelen over sectoren zus, arbeidsdingen zo, maar zo gaan we er niet komen. Dus ik vraag u, nogmaals: kom met die voorstellen, kom met die moties, desnoods komt u met een amendement. Dan kunnen we dit gaan regelen, want dit is gewoon doorpraten in de rondte. Dat gaat niet. Maar blijkbaar wilt u allemaal uw puntjes maken. Dat vind ik allemaal prima, dat kunnen we gaan doen. Dan blijven we hier gewoon tot vanavond twaalf uur zitten. Ik vind het allemaal prima hoor, maar u weet ook dat ik hier sta als een minister die zo min mogelijk migranten naar Nederland wil halen. Maar het is wel één ding tegelijk, want ik kan niet alles tegelijk doen. Dat is ook logisch, want ik moet ook met andere ministers overleggen, met die van Economische Zaken en die van SZW. Die hebben er allemaal mee te maken. Het is helemaal geen rare vraag. Ik vraag het u nogmaals: laten we dit wetsvoorstel over de beslistermijnen gewoon laten doorgaan. Dan gaan we aan de slag met de AMvB. Desnoods maakt u een amendement; dat vind ik allemaal prima. Maar dan komen we ergens toe. Want op deze manier komen we nergens.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Over een paar maanden viert de minister haar jubileum van één jaar minister. Ze heeft het over de AMvB laten verstoffen. Daar is ze toch echt zelf verantwoordelijk voor. De minister kiest prioriteiten.

Minister Faber:
Nou, lekker makkelijk!

De heer Ceder (ChristenUnie):
De minister heeft prioriteiten gekozen. Dat mag de minister doen. Maar de Kamer mag ook aangeven wat zij belangrijk vindt.

Minister Faber:
Prima.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Dit is belangrijk. De heer Omtzigt heeft aangegeven dat er via deze regeling meer migranten binnenkomen dan via asiel. De vraag is dus of de minister haar prioriteiten op orde heeft. Dit stuk valt namelijk onder uw ministeriële verantwoordelijkheid, minister. Het valt niet onder SZW of EZ. Daarom bevragen we u. We hebben een paar weken geleden geschorst. Het stond de minister vrij om in de tussentijd de AMvB aan te passen en een ontwerpbesluit naar de Kamer te sturen. Het stond de minister vrij om de minister van SZW erbij te halen. Het kabinet gaat over de eigen afvaardiging. Maar drie weken later staan we hier. U bent hier alleen, minister. Dat is een eigen keus. Dat hebben wij niet afgedwongen. U heeft de AMvB's niet aangepast, terwijl u weet dat er een Kamermeerderheid is die op meer dan tien punten een aanpassing wil. U heeft die aanpassingen niet gedaan. Ik vind het dus ingewikkeld dat er een verwijt naar de Kamer toe komt, terwijl wij onze controlerende taak uitvoeren. Dit valt onder uw verantwoordelijkheid, niet onder die van SZW. Mijn vraag is als volgt. Vindt dit kabinet dat we wel degelijk kunnen sturen op tekortsectoren en dat dat nodig is? Als het volgens de huidige richtlijn niet kan, kunt u dan toezeggen om dit bij het eerstvolgende overleg van Europese collega's bespreekbaar te maken? Ik wil graag een normatief oordeel van het kabinet, want dat krijgen we niet. Wat vindt het hiervan?

Minister Faber:
Uiteraard wil ik dat in overleg doen met de twee ministers die ik eerder heb genoemd. Daarvan hou ik u op de hoogte. Die toezegging kan ik doen. We bespreken dat op Europees niveau.

De heer Omtzigt (NSC):
Ik heb hier toch een wat ongemakkelijk gevoel, maar goed. Dit amendement, het eerste amendement waarover we het hebben, heb ik ingediend. Het gaat over de richtlijn. Die richtlijn zegt: een lidstaat wijst een aanvraag voor een Europese blauwe kaart af indien de onderneming van de werkgevers opgericht is of opereert met als voornaamste doel te toegang van onderdanen van derde landen te faciliteren. Dat is precies wat mevrouw Patijn wilde voorkomen: er wordt in Portugal een bedrijfje opgericht, dat mensen met een Portugese blauwe kaart in dienst neemt, die allemaal hier komen werken. Dan is het de vraag waar dat wordt geïmplementeerd. Hier staat dat het wordt geïmplementeerd in het Vreemdelingenbesluit. De AMvB waarover we het hebben, is namelijk het Vreemdelingenbesluit. Het zal de minister niet verbazen dat de minister van Asiel en Migratie, niet de minister van SZW, verantwoordelijk is voor het Vreemdelingenbesluit. Zij is de ondertekenaar, dus niet de minister van SZW. U bent de ondertekenaar, minister. U kunt het Vreemdelingenbesluit wijzigen zonder ook maar de instemming van de minister van SZW. U legt het bij iemand anders neer.

Mijn vraag is nu: hoe gaan we ervoor zorgen dat dit soort verrekte praktijken, die we de afgelopen jaren in Nederland veelvuldig gezien hebben, effectief niet voorkomen bij deze nieuwe migratieroute? Dat is een kernpunt van beleid. We hebben de voor Nederland meest gênante uitzendconstructies gezien. De Europese Unie geeft ons de mogelijkheid om het te doen. Dan doen we dat ook. Zo meteen kom ik op de tweede vraag. Maar dát is de doelstelling van dit amendement: dat je niet in een ander land een uitzendbureautje kunt oprichten, mensen met een blauwe kaart van een ander land of van Nederland via een uitzendconstructie onder druk kunt zetten en kunt uitbuiten. Daar zitten dan ook weer lagere salarisnormen onder, want het gemiddelde salaris is dan lager. En daar gaan we met z'n allen weer! Dan hebben we hier straks weer een parlementaire enquête. Hoe gaat deze minister van die mogelijkheid gebruikmaken om dat gat echt te dichten?

Minister Faber:
Die salarisdrempel geldt gewoon zoals we het in Nederland hebben geregeld. Die ligt nu op een factor van 1,28. Dat geldt gewoon. Ook al kom je uit Spanje of Portugal, dat maakt allemaal niet uit. Die salarisdrempel moet je gewoon halen. Dan kunt u, meneer Omtzigt, wel zeggen dat het in het vreemdelingenbeleid zit. Dat klopt. Ik moet mijn handtekening eronder zetten. Maar ik moet dat wel overleggen met Economische Zaken en SZW. Ik bedoel: we kunnen dat maximaal verhogen, hoor, die salarissen. Ik vind dat allemaal prima, hoor; geen enkel probleem. Ik wil dat wel strak zetten, maar het lijkt me toch wel handig … Ik denk dat de minister van SZW toch wel enigszins gaat steigeren als ik dat zomaar in mijn eentje ga doen zonder overleg. Het is dus heel normaal dat ik daarover ga overleggen. Van mij mag het gewoon maximaal, hoor. Alles mag van mij maximaal gezet worden; geen enkel probleem. Als u een motie voor me wil indienen waarin u vraagt om het maximaal te zetten, ga ik alle ruimte opzoeken om dat te doen. Dan vindt u mij aan uw zijde. Dan wil ik dat echt doen; geen enkel probleem.

De heer Omtzigt (NSC):
Dank voor die ruimte, maar we komen zo meteen op het amendement over de salarishoogte. Die hebben we hier in de Kamer precies in het midden gezet. Daar gaan we het zo over hebben, maar hier gaat het om uitzendconstructies. De minister zegt dat die salarisnorm altijd geldt, maar die geldt helemaal niet altijd. Als ik een vaag bureautje opzet in Portugal of Bulgarije, waar het gemiddelde salaris veel lager is, mogen die mensen tijdelijk hier werken. Dat staat in deze richtlijn: een blauwe kaart uit die landen is ook hier geldig. De salarisnorm in Bulgarije is 1,6 of 1,3. De Bulgaarse salarisnorm is nog minder dan het Nederlandse minimumloon. Ik maak dan dus een bureautje in Bulgarije, ga de mensen in dienst nemen en stuur ze een paar maanden naar Nederland toe op het minimumloon. U weet precies om welke sectoren dat gaat. De tekortsectoren zijn hier aangewezen. Het kan dus ook in sectoren in de landbouw en het kan straks in distributiecentra. De Europese Unie zegt dat je dat dicht mag zetten en dat je ervoor mag zorgen dat je dat soort constructies niet hebt. Die constructies wil ik graag voorkomen. Ik heb dus dit amendement ingediend. Het amendement is ontraden, want de minister zegt dat dit niet kan. Dan is mijn vraag: hoe kan het wél? Want ik wil over twee jaar niet allerlei televisieprogramma's te woord staan die zeggen: dit zijn leuke constructies. Er geldt daar geen salarisnorm, omdat het salaris in Bulgarije zo laag is. Hoe voorkomen we dat en waar zetten we dat in de wet? Ik ben blij dat de minister toegeeft dat zij de eerste ondertekenaar is van de nadere regels. Zij kan dit dus niet enkel doorschuiven naar twee andere ministers.

Minister Faber:
Nee, maar ik moet hierover natuurlijk wel overleggen, want anders krijg ik de grootste onmin in het kabinet. Nou weet u ook wel dat ik niet zo bang ben voor een confrontatie, maar dat lijkt me niet handig. Natuurlijk wil ik de grenzen opzoeken — ik moet niet zeggen: de grenzen openzetten — maar als u het mij toestaat, wil ik daar op een later moment op terugkomen. Dan ga ik serieus bekijken wat we hieraan kunnen doen.

De heer Omtzigt (NSC):
Dan hoop ik dat dat aan het einde van de eerste termijn is, want ik moet hier een motie over kunnen indienen. Anders moeten we de tweede termijn heel kort volgende week doen, want ik wil echt weten hoe deze constructie voorkomen wordt. Dat is een centraal punt van wat niemand in deze Kamer wil. Volgens mij wil ook de minister dat niet; daar ben ik van overtuigd, maar het moet wel goed geregeld zijn.

Het tweede punt dat in dit amendement geregeld wordt, is de definitie van een "aangewezen tekortberoep". De minister heeft tot nu toe hier gezegd: wij laten iedereen toe die een bepaald salaris kan verdienen en die een werkgever kan vinden die dat betaalt. Ik heb gezegd: pas op, want die mensen krijgen 27% belastingvrij en verdienen netto dus 15% tot 20% meer dan een Nederlandse of Europese arbeider die hier werkt. Dat bedrijf gaat die mensen dus van buiten halen, terwijl hier nog werklozen zijn. Dat lijkt mij onwenselijk. Die ruimte biedt de richtlijn ook in artikel 7, lid 2, onder a: een lidstaat kan de aanvraag voor een Europese blauwe kaart afwijzen indien de bevoegde autoriteiten van de lidstaat, nadat zij zich van de arbeidsmarktsituatie op de hoogte hebben gesteld, besluiten dat de betrokken vacature zou kunnen worden vervuld door nationale arbeidskrachten of Unie-arbeidskrachten of door onderdanen van een derde land. Die aanvraag kan dus afgewezen worden als de regering van mening is dat er geen tekort is. Dat is een logische grond, want we hebben die mensen hier in Nederland of in Duitsland. Dan halen we ze uit Nederland of Duitsland.

De voorzitter:
En uw vraag?

De heer Omtzigt (NSC):
Mijn vraag is als volgt. Er staat: dit implementeren we niet; van deze mogelijkheid om dit te beperken wordt geen gebruik gemaakt. Punt. Dat verbaast me bij deze minister. Ik had verwacht dat zij de mogelijkheid om te zeggen dat we de mensen laten komen die we echt nodig hebben, prima zou vinden — daar is kennismigratie voor; die laten we komen — maar dat zij zou gaan kijken in welke sectoren dit niet nodig is en ervoor zou zorgen dat daar remmen op zitten. Waarom heeft de regering ervoor gekozen om daar geen gebruik van te maken?

Minister Faber:
Ik vermoed dat dit van een van de andere ministers komt, want dit heb ik niet bedacht. Ik wil wel maximaal gaan, hoor. Ik bedoel: daar vindt u mij. Dat heb ik u al eerder gezegd, maar ik heb ook te maken met de minister van Economische Zaken. Die staat voor de bedrijfsbelangen; dit is onder andere een bedrijfsbelang. Daar staat hij voor. Dus ik kan dat nu niet zomaar alleen op mijn eigen houtje gaan doen. Daar moeten gewoon overleggen over gepleegd worden. Ja, zo werkt dat nu eenmaal.

De heer Omtzigt (NSC):
Eigenlijk gaan ongeveer zeven van de tien amendementen, afgezien van een van mij en een van de heer Ceder over een evaluatiemoment, over de voorwaarden. Die gaan over of die groep mag komen en die groep mag komen. Want, zoals de heer Ceder zei, er is een goudgerande regeling om hier te komen, goudgerand. En die wordt helemaal opengezet. Als de minister er moeite mee heeft om aan te geven wat het kabinetstandpunt is over de vraag of die mensen wel of niet kunnen komen — wij zeggen: er is een grotere stroom arbeidsmigranten naar Nederland dan asielmigranten, dus denk even goed na over wie je hier laat komen en zorg dat je daar goede redenen voor hebt — dan vraag ik me af of we zeven keer dat gaan krijgen. Moet er een andere minister bij? Of wil de minister eerst overleggen? Dan gaan we over een uur verder, zodat we weten wat de mogelijkheden zijn. Want als we dit zeven keer gaan doen, hebben we een probleem, denk ik.

De voorzitter:
Dat denk ik ook. En ik denk dat het in een uur ook niet is opgelost. Dus misschien zou het verstandig zijn om te kijken of we het debat niet überhaupt moeten schorsen en dat het kabinet inzicht biedt in wat het in een AMvB zou willen opnemen.

De heer Omtzigt (NSC):
Zouden wij gewoon even tien minuten met elkaar kunnen spreken over hoe we dit debat voort kunnen zetten, en dat we dan straks met z'n allen kunnen denken: we hebben hier met de Kamer besloten wie we wel en wie we niet laten komen; dit wil de minister en dat willen wij? Ik zoek een manier waarop we daarover kunnen spreken. Ik snap het als de minister één amendement schriftelijk wil doen; dat gebeurt ook wel. Maar dat gaat met alle amendementen gebeuren. Als dat overleg noodzakelijk is, moeten we een manier vinden — misschien kunt u even met elkaar spreken — waarop dat overleg kan plaatsvinden. Dan krijgen wij vanuit vak K antwoorden: dit is hoe we het gaan voorkomen. En dan kunnen wij als Kamer zeggen of het ons een goed idee lijkt of niet. Op één punt een motie indienen om te zeggen dat de wet veranderd moet worden: prima. Maar alle voorwaarden door de Kamer vast laten leggen … Regering, regeer! Dan kunnen wij controleren of het ongeveer klopt.

De voorzitter:
Uw voorstel is om even tien minuten te schorsen en buiten de microfoon om te overleggen. Ik wil de minister even één kans geven om daarop te reageren.

Minister Faber:
Laten we maar even schorsen. Dan kunnen we dat met elkaar bespreken.

De voorzitter:
Dan schors ik even een minuut of tien en gaan we daarna verder.

De vergadering wordt van 15.10 uur tot 15.20 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. We hebben even onderling overlegd. We hebben het volgende afgesproken. We schorsen deze eerste termijn van de regering en zetten die op een ander moment voort. Dat zou zowel plenair kunnen als in een wetgevingsoverleg. De minister gaat, ook in overleg met haar collega's, kijken hoe een AMvB eruit zou kunnen zien als het aan het kabinet ligt, indachtig de voorstellen die door de Kamerleden zijn ingediend. Daar komt dan ook een brief over naar de Kamer. Dat wordt dan in het vervolg van de eerste termijn van de regering besproken, plenair of in een wetgevingsoverleg, mogelijk ook in aanwezigheid van meer bewindslieden dan alleen de minister van Asiel en Migratie. We hopen allemaal dat dit op redelijk korte termijn gaat lukken, want er is ook haast geboden bij de behandeling van dit wetsvoorstel. Die gaan we dan voortzetten.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:
Daarmee gaan we nu schorsen tot een later moment vandaag. Dan voeren we een volgend debat. We zien elkaar op een ander moment weer terug. Ik wens iedereen succes met andere werkzaamheden.