Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2021/1883 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2021 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan, en tot intrekking van Richtlijn 2009/50/EG van de Raad (PbEU 2021, L 382/1) (36332) antwoord 1e termijn + rest (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D13631, datum: 2025-03-27, bijgewerkt: 2025-03-28 10:43, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-03-27 14:00: Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2021/1883 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2021 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan, en tot intrekking van Richtlijn 2009/50/EG van de Raad (PbEU 2021, L 382/1) (36332) antwoord 1e termijn + rest (Plenair debat (wetgeving)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
het wetsvoorstel Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2021/1883 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2021 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan, en tot intrekking van Richtlijn 2009/50/EG van de Raad (PbEU 2021, L 382/1) (36332).
(Zie vergadering van 19 februari 2025.)
De voorzitter:
Dan zijn we nu toe aan de voortzetting van de behandeling van een
wetsvoorstel, Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de
implementatie van een richtlijn. Die ging weer over de voorwaarden voor
toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een
hooggekwalificeerde baan. Ik heet de minister van Asiel en Migratie van
harte welkom, evenals de leden, de mensen op de tribune en iedereen die
dit debat op afstand volgt. We zijn toe aan de eerste termijn van de
beantwoording van de zijde van de regering.
De algemene beraadslaging wordt hervat.
De voorzitter:
Ik geef bij dezen de minister het woord. Ik zal de katheder omhoog
doen.
Minister Faber:
Dank u wel, voorzitter. Vandaag spreek ik wéér met uw Kamer over het
wetsvoorstel over de beslistermijnen van de Europese richtlijn over
kennismigranten, beter bekend als de Europese blauwe kaart. U heeft in
uw eerste termijn veel vragen gesteld over mijn visie op arbeids- en
kennismigratie. Deze vragen heb ik reeds schriftelijk beantwoord.
Tevens heeft u een aantal amendementen ingediend. Zoals afgesproken heb
ik deze amendementen voorafgaande aan de voortzetting van dit debat
voorzien van een schriftelijke appreciatie. Zoals ik daarin heb
uitgelegd, horen veel onderwerpen waarover een amendement is ingediend,
niet alleen thuis in een AMvB, maar houden we door deze onderwerpen in
een AMvB te blijven regelen ruimte om ook in de toekomst sneller verdere
aanscherpingen door te kunnen voeren.
Ik herhaal hierbij nogmaals dat dit kabinet hard werkt aan een
selectiever en gerichter arbeidsmigratiebeleid. Dat doe ik samen met de
minister van SZW en de minister van Economische Zaken. Ik verzoek u
daarom nogmaals om de amendementen in te trekken en waar nodig moties in
te dienen. De wensen uit aangenomen moties kan ik dan samen met de
ministers van SZW en Economische Zaken in een nieuwe AMvB
verwerken.
Ik weet dat ik in herhaling val, maar het is echt van belang dat de
beslistermijnen die dwingend volgen uit de richtlijn, nu worden
geïmplementeerd en dat de inbreukprocedure in de administratieve fase
kan worden afgerond.
Daarmee is mijn eerste termijn nu afgerond.
De voorzitter:
Dat ging heel snel. De heer Omtzigt.
De heer Omtzigt (NSC):
Met alle respect, met alle respect: een eerste termijn bij een
wetsvoorstel bestaat niet uit een schriftelijke beantwoording, maar uit
een debat over de punten die hierbij aan de orde zijn. De minister doet
hier alsof dit debat gaat over de beslistermijnen van de blauwe kaart,
maar dit gaat over de implementatie van een Europese richtlijn over een
blauwe kaart. Alle materiële dingen, namelijk wie er toegang tot
Nederland heeft, hoeveel je moet verdienen, of vluchtelingen eronder
vallen, zoals de PVV wilde weten, of je uitzonderingen kunt maken voor
bepaalde sectoren, zoals de PvdA wilde weten, en of je een uitzendverbod
erin kunt hebben, zijn hier aan de orde gesteld. De Tweede Kamer wilde
namelijk niet over het onderdeel van de beslistermijnen debatteren. De
Tweede Kamer wilde weten wie er naar Nederland komen. Het kan niet dat
een kabinet dat afgesproken heeft dat het het strengste migratiebeleid
ooit gaat voeren, alleen over de beslistermijnen bij de IND wil spreken
en dus niet wil spreken over wie er toegang willen hebben en dat punt
geen onderdeel wil maken van het debat.
Ik verzoek de minister dus gewoon om te antwoorden en de punten aan de
orde te stellen die we hier hebben gemaakt. We hebben hier vanmiddag ook
vijf uur voor uitgetrokken, maar de minister denkt het in twee minuten
af te doen. Ik verzoek dus om het ook over de amendementen te kunnen
hebben. De minister zegt dat de Kamer alle amendementen moet intrekken.
Zo werkt het hier echt niet. Ik zou de minister dus willen vragen om de
stukken waar we over praten, gewoon een voor een langs te lopen. Er zijn
een aantal schriftelijke antwoorden gekomen. Sommige zijn goed en
sommige leiden nog tot verdere vragen. Daar is helemaal niks spannends
aan. Een wetsbehandeling in precies twee minuten en denken dat we dat zo
gaan doen … Zo kan het niet.
Minister Faber:
Dit debat was in eerste instantie bedoeld voor de beslistermijnen die op
Europees niveau wettelijk zijn voorgeschreven. Die wil ik in deze wet
zetten. Die móét ik ook in deze wet zetten, want we krijgen gewoon een
inbreukprocedure van de Europese Unie aan onze broek. Dat was het
uitgangspunt van deze wet. Alles wat is voorgeschreven en vastgesteld en
waarin geen beleidsruimte is, zet ik hiermee in de wet. Er zijn zaken
waar wél beleidsruimte in zit. Ik heb voorgesteld om deze in een AMvB te
zetten, zodat we deze ook sneller kunnen bijstellen. Het was mijn inzet
om het zo te regelen. Volgens mij is daar verder niets mis mee. Meneer
Omtzigt zegt: u maakt zich er wel heel makkelijk van af; u vertelt twee
minuten wat en dan is uw eerste termijn klaar. Dat ben ik niet helemaal
met meneer Omtzigt eens, want ik heb schriftelijk een appreciatie
gegeven van alle amendementen die zijn ingediend. Ik heb alle vragen die
nog openstonden, schriftelijk beantwoord. Dat was de vorige keer dat ik
hier een debat met uw Kamer had, ook zo afgesproken. Daar heb ik netjes
aan voldaan. Ik begrijp het probleem eerlijk gezegd dus niet
helemaal.
Dan zegt meneer Omtzigt dat ik heb gezegd dat de Kamer die amendementen
maar moet intrekken. De Kamer moet helemaal niks. Ik kan helemaal niet
voorschrijven wat de Kamer moet doen. Ik heb alleen een verzoek gedaan.
Dat verzoek is helemaal niet onredelijk, want alles waar geen
beleidsruimte in zit, wordt vastgelegd in de wet. Dat wil ik ook voor de
beslistermijnen, want anders krijg ik een probleem met de Europese
Commissie. Dan krijg ik een inbreukprocedure aan mijn broek, waardoor ik
nog meer juridische capaciteit verlies op mijn afdeling, terwijl we die
juist zo broodnodig hebben om andere zaken snel te regelen. Daarom deed
ik het vriendelijke verzoek aan uw leden om dat gewoon in een motie te
zetten. Als de motie wordt aangenomen, ga ik het in een AMvB zetten. Ik
vind dat helemaal geen vreemd verzoek. Daarmee hou je flexibiliteit en
komen we van die inbreukprocedure af.
De heer Omtzigt (NSC):
De inbreukprocedure is er, zoals gewoonlijk, omdat het wetsvoorstel te
laat is en te lang gelegen heeft. Maar of er een amendement in komt,
verandert niets aan die inbreukprocedure. Wat daar wel wat aan
verandert, is als er zo snel mogelijk over gestemd wordt. Dat is geen
probleem. Dat is ook waarom de Kamer dit onmiddellijk ingepland heeft;
dat wilden wij samen ook. Het interessante is nu dat minister het heeft
over beleidsruimte. Maar in de transponeringstabel die we op ons verzoek
eindelijk kregen, is het antwoord op de vraag of er beleidsruimte is op
minstens twintig punten "ja". Natuurlijk wil de Kamer iets zeggen over
wie er wel en niet naar Nederland mogen komen. Dat is de essentie van
het migratiebeleid. Dat moet deze minister aanspreken, want die heeft
daar wat betreft het asielbeleid zeer forse meningen over. Deze Kamer
heeft zeer forse meningen over welke kenniswerkers wel en niet nodig
zijn in Nederland en wie daarvan 27% belastingkorting zou moeten
krijgen. Daar gaat deze wet over. Er zijn op dit moment via de nationale
kenniswerkersregeling al bijna 200.000 kenniswerkers die 27%
belastingkorting krijgen. Dat is 1,5 miljard euro per jaar,
waarschijnlijk 2 miljard. Ik kom nog met Kamervragen.
Het goed doorlopen wie er toegelaten wordt, wie niet en wie dit soort
belastingkortingen krijgt, is de essentie van het werk dat wij als
Kamerlid doen. Al die voorstellen die we doen — zoals: doe die sector
niet en doe een arbeidsmarkttoets van het UWV — zijn dingen waarvan ik
denk dat de Kamer het erover zou moeten hebben. Als de voorzitter het
wil … Ik heb een aantal vragen die half beantwoord zijn en een aantal
vragen die niet beantwoord zijn. Ik heb ook een aantal vragen die goed
beantwoord zijn; begrijp me niet verkeerd. Een wetgevingsbehandeling is
er dan voor om het over die punten te hebben en om elkaar te begrijpen.
We hebben als Kamer eerst een schriftelijke ronde gehad, waarin je
dingen schriftelijk uitwisselt. Maar een eerste termijn die twee minuten
duurt … Ik zou heel graag tot de inhoud over willen gaan. Ik wil het
hebben over wie er onder de blauwe kaart mag vallen, over of er een
arbeidsmarkttoets mag zijn, over of er een goede evaluatie is en over of
je in noodgevallen kunt bijsturen als er ineens tienduizenden migranten
deze kant op komen. Die laatste is ook een vraag die deze minister zou
moeten aanspreken. Dat zijn allemaal vragen die we gesteld hebben. Ik
had zeker van deze minister verwacht dat ze die toch wel aan de orde zou
stellen.
Minister Faber:
Volgens mij heb ik daar schriftelijk op gereageerd. Dan is er nog het
punt van te laat zijn. Dit is een erfenis die ik van het vorige kabinet
heb gekregen. Het vorige kabinet had dat eerder moeten regelen; dat is
punt één. Maar goed, we zitten er nu mee, dus het moet gewoon geregeld
worden.
Meneer Omtzigt geeft aan dat hij een hele tabel heeft die aangeeft dat
er beleidsruimte in zit. Dat klopt. Daarom wil ik de punten waar
beleidsruimte in zit in AMvB's hebben — dat zou mijn wens zijn — en de
dingen waar geen beleidsruimte in zit in de wet vastleggen. Dat is
namelijk zo klaar als een klontje: die kunnen we niet wijzigen. Door
zaken waar beleidsruimte in zit te regelen in een AMvB, kunnen we heel
snel schakelen als er veranderde omstandigheden zijn. Dat zou meneer
Omtzigt juist moeten aanspreken, want dan kun je heel snel op de
situatie reageren.
En wat betreft dat wel of niet … U weet ook dat wij voor een streng
toelatingsbeleid zijn. Dit zijn allemaal zaken die heel veel te maken
hebben met kennismigratie. Daar ga ik niet alleen over; ik heb daarbij
ook te maken met mijn collega van Economische Zaken en natuurlijk met de
minister van SZW, u ook bekend.
De heer Omtzigt (NSC):
Precies daarom zou ik het fijn vinden om inhoudelijk door te spreken
over de keuzes die in de AMvB zitten. Wij vinden dat het op
wetgevingsniveau moet. De minister vindt dat het op gedelegeerd niveau,
op AMvB-niveau, moet en dat zij het kan bepalen. Wij zeggen: zet het in
de wet, en dan bepaalt de Kamer het. Daarover kun je van mening
verschillen; dat is niet spannend. Maar dit debat was er nu juist om te
spreken over de vraag of we vinden dat er wel of niet een arbeidstoets
moet zijn. Dus als we iemand uit India halen, die 27% belastingkorting
krijgt, mag dat als er in Nederland of in de Europese Unie mensen zijn
die gekwalificeerd zijn om datzelfde werk te doen? Daarvoor heb ik samen
met mevrouw Patijn een amendement ingediend. Dat is de fundamentele
vraag die eronder ligt. Dit debat was er volgens mij juist voor bedoeld
om zo'n fundamentele vraag te beantwoorden. Een andere fundamentele
vraag die ik gesteld heb, is: wat gebeurt er als in één keer
tienduizenden mensen recht hebben op deze blauwe kaart? Ik heb in het
amendement gezet: zet er maar een noodrem in, zet er maar in dat je dan
aan de noodrem kunt trekken en kunt bedenken wat je doet. Dan kan de
minister zeggen: dat is niet zinnig.
Maar dit zijn toch inhoudelijk issues en daarvan kun je toch niet zeggen
dat je die in een brief hebt afgehandeld? Ik zou ze graag een voor een
langs willen lopen. De Kamer heeft zeven of acht van deze dingen aan de
orde gesteld. Het lijkt me verstandig om die gewoon een voor een te
behandelen. Daar hebben we nu de tijd voor. Dan hebben we een
fatsoenlijke wetsbehandeling. Deze wetsbehandeling telt straks ook mee
voor rechtszaken en voor de uitvoering. Als er dan een rechtszaak is,
dan is de vraag: wat bedoelde de Kamer, wat bedoelde de regering? Dat
komt dan uit dit soort vragen en antwoorden voort. Daarom is het goed om
het debat te kunnen voeren. Ik stel dus voor dat we gewoon puntsgewijs
de amendementen aan de orde stellen, of de onderwerpen die al aan de
orde gesteld zijn. Dan kunnen we ze rustig een voor een afpellen.
De voorzitter:
Ik snap het verzoek. Het is aan u om te antwoorden, minister. Maar
anders moet ik toestaan — dat moet sowieso bij wetgeving — dat alle
leden bij interruptie al hun vragen weer gaan stellen. Misschien is het
handiger om dat te voorkomen door dan toch in een aantal blokken even de
prangende punten langs te lopen, maar als de minister dat niet wil doen,
sta ik de leden toe om die vragen te stellen.
Minister Faber:
Ik heb niet gezegd dat ik het niet wil doen, maar ik wil die brieven wel
voorlezen. Daar staat precies per amendement in hoe of wat we het hebben
geapprecieerd. Dan ga ik dat gewoon doen. Als men daar blij van wordt,
wil ik dat echt wel doen, hoor. Ik ben daar echt niet de beroerdste
voor. Dan ga ik gewoon voorlezen wat wij … Dan hebben we even, maar
goed, dat ga ik wel even doen. Dan pakken we het per amendement en dan
kunnen we het per amendement afhandelen.
De voorzitter:
Dit wordt meer een ordedebatje. Ik geef eerst even de heer Aartsen het
woord en dan kom ik weer terug bij de heer Omtzigt.
De heer Aartsen (VVD):
De minister hoeft het niet voor te lezen; ik kan op zich lezen. Ik heb
alleen over de vragen die we gesteld hebben nog wel een paar
inhoudelijke vragen. Ik had daar wat toelichting op verwacht. Ik had
vijf blokken; dan wordt het inderdaad wel even. Mijn eerste inhoudelijke
vraag gaat over de ruimte die de richtlijn biedt om mensen die
internationale bescherming in een andere EU-lidstaat genieten,
vluchtelingen, ook onder de blauwe kaart te laten vallen. Ik had daar
een aantal vragen over gesteld. Dat gaat dan specifiek over het
volgende. Welke lidstaat is er nu verantwoordelijk op het moment dat een
persoon een internationale status geniet en internationale bescherming
geniet, dus een vluchteling is? In Portugal verliest bijvoorbeeld iemand
op basis van de inlichtingen van Portugal de bescherming internationale
status terwijl diegene in Nederland is met een blauwe kaart. Wie is er
dan vervolgens verantwoordelijk voor bijvoorbeeld terugkeer en wie is er
dan verantwoordelijk voor het wel of niet controleren van de status van
zo'n persoon? Dit was mij nog onduidelijk in de antwoorden.
Minister Faber:
Als ik het goed begrijp, wordt hier het volgende bedoeld. Er is iemand
die een verblijfsvergunning heeft in Spanje en die komt werken in
Nederland. Dan blijkt dus dat die vergunning in Spanje wordt
ingetrokken. Dan bedoelt u in feite: wie is er dan verantwoordelijk? Op
het moment dat er zoiets gebeurt, gaat Nederland natuurlijk ook kijken
of wij deze persoon willen aanhouden. Want als zijn vergunning is
ingetrokken om een openbareordeaspect of een veiligheidsaspect … Of
doelt u niet op het veiligheidsaspect? Bedoelt u gewoon in het
algemeen?
De heer Aartsen (VVD):
In het algemeen, ja.
Minister Faber:
Als hij gewoon een Europese blauwe kaart heeft en die in Nederland is
aangevraagd, geldt hier natuurlijk dat hij hier gewoon kan werken op die
basis.
De heer Aartsen (VVD):
Dat snap ik. Maar dan hebben we dus een theoretische mogelijkheid … Ik
noemde Portugal niet voor niets. We lazen er laatst een paar voorbeelden
van dat Portugal bijvoorbeeld ook klimaatrisico's erkent als zijnde een
mogelijkheid om internationale bescherming te krijgen.
Minister Faber:
Ja, ja, ja. Ik snap wat u bedoelt.
De heer Aartsen (VVD):
Waar ik bang voor ben, en dat was ook mijn betoog destijds …
Minister Faber:
Ja, ik snap wat u bedoelt.
De heer Aartsen (VVD):
Ik ben bang voor het vermengen van aan de ene kant het asielrecht —
mensen hebben internationale bescherming nodig — en aan de andere kant
dat mensen hier in Nederland komen werken. Dat zijn niet voor niets twee
aparte migratiestromen. Daar zoek ik een beetje naar. Gaan we nou niet
te veel dit soort dingen door elkaar heen laten lopen? Dan krijgen we
uiteindelijk de situatie dat Nederland zo meteen of wel verantwoordelijk
is, of niet verantwoordelijk is en in een situatie zit waarin het geen
handelingsbevoegdheid meer heeft.
Minister Faber:
Als iemand in Nederland een Europese blauwe kaart aanvraagt en die ook
krijgt, dan moet diegene voldoen aan de voorwaarden van die Europese
blauwe kaart. Als hij daar niet aan voldoet, krijgt hij die kaart niet
en dan heeft hij dus ook geen recht om hier te verblijven en te
werken.
De heer Aartsen (VVD):
Ik had nog een andere vraag, over de bewijsstukken van de kwalificaties.
Als je van lidstaat A naar lidstaat B gaat, is lidstaat A
verantwoordelijk voor het controleren van de bewijsstukken voor de
kwalificaties in het land van herkomst. Lidstaat B moet dat dan
vervolgens gaan controleren. De vraag die ik toen gesteld heb, was hoe
wij, als wij lidstaat B zouden zijn, vervolgens kunnen controleren dat
een IND uit Roemenië of een IND uit Portugal de juiste kwalificaties
goed garandeert. In de regeling wordt immers juist losgelaten dat het
een papieren kwalificatie moet zijn. Met andere woorden, er worden geen
diploma's of certificaten meer gevraagd; het kunnen ook
praktijktoepassingen zijn. Zijn daar afspraken over tussen de lidstaten?
Wat vindt Nederland een adequate vorm van kwalificatie als het gaat om
die bewijsstukken en hoe gaat de Roemeense of de Bulgaarse IND daarmee
om?
Minister Faber:
Stel dat iemand een Europese blauwe kaart heeft aangevraagd voor
Portugal en tijdelijk in Nederland gaat werken. Dat kan gedurende drie
maanden per zes maanden. Als je zo'n kaart langer dan twee jaar hebt,
kun je volgens mij nog langer werken, maar laten we even uitgaan van die
korte tijd van drie maanden. Die persoon die hier komt werken, moet hier
dan wel een arbeidscontract hebben. Er moet hier dus wel een werkgever
zijn die hem dat arbeidscontract ook geeft, want anders kan hij hier
niet werken. Het is namelijk bedoeld voor bedrijven in Nederland. En
volgens mij wordt er dan nog wel een toets gedaan, maar is die minder
zwaar.
De heer Aartsen (VVD):
Ja, dat klopt. Het gaat natuurlijk niet om dat arbeidscontract. Dat
arbeidscontract krijgt iedereen. We hebben 400.000 vacatures op dit
moment.
Minister Faber:
Nou, je moet natuurlijk …
De voorzitter:
Nee, nee, niet door elkaar.
De heer Aartsen (VVD):
Je krijgt op dit moment relatief eenvoudig een arbeidscontract in
Nederland. We hebben massaal mensen tekort. Juist bij werkgevers is er
ook een enorme drive om mensen van buiten de Europese Unie naar
Nederland toe te halen. Daar zit de crux dus niet in. De crux zit 'm in
het volgende. Als een werkgever in Nederland iemand van buiten de
Europese Unie wil halen, dan moet de werknemer een blauwe kaart hebben.
Dat betekent dat Nederland nu terecht zegt: als u een lasser naar
Nederland wil halen, dan vinden wij het wel prettig dat u ook kunt
aantonen dat meneer of mevrouw kan lassen en daar een diploma voor
heeft. Als iemand uit Somalië, Ethiopië of Sierra Leone komt, dan is het
wel prettig dat we dat kunnen controleren. We weten namelijk dat dit
soort regelingen fraudegevoelig zijn, omdat migratie naar Nederland
aantrekkelijk is. We hebben dus altijd gezegd: laten we dat nou op
papier controleren. Dat wordt losgelaten in deze situatie. Daarbij is er
een mogelijkheid dat IND-diensten van bijvoorbeeld Bulgarije of Roemenië
— ik noem ze IND's, maar ik weet niet hoe ze daar heten — dat moeten
gaan controleren in het land van herkomst zonder dat daar een papertrail
achter hangt. Mijn vraag aan de minister is: hoe hebben we nou met
elkaar geregeld dat daar geen massaal misbruik van wordt gemaakt? Daar
zit wel een enorme zorg bij ons.
Minister Faber:
Het klopt dat daar natuurlijk een zorg zit. Daar heeft u helemaal gelijk
in. Het is natuurlijk wel zo dat we in Europees verband nog steeds in
overleg zijn over de vraag hoe we deze toetsing gaan uitvoeren, ook
betreffende de vaardigheden. Dat loopt nog. Het debat over arbeid- en
kennismigratie moet natuurlijk ook nog verder gevoerd worden met de
minister van SZW. U heeft wel gelijk dat het nog niet helemaal
dichtgetimmerd is, maar we zijn wel in overleg om daar zo veel mogelijk
afspraken over te maken.
De heer Aartsen (VVD):
Ik ben blij om dat te horen. Kan de minister dan toezeggen wanneer we
meer over die afspraken ontvangen? De regeling loopt natuurlijk in
beginsel al. Het lijkt me dus wel verstandig dat er snel afspraken
worden gemaakt op Europees niveau als het gaat om de vraag: hoe gaan we
die vaardigheden erkennen? Misschien is de vraag aan de minister
eigenlijk: kan de minister toezeggen dat dit in Nederland gebeurt, dus
dat de Nederlandse IND grip blijft houden op de erkenning van die
vaardigheden en we dat dus niet overhevelen aan andere IND-diensten?
Anders blijven die zorgen bij ons natuurlijk wel bestaan.
Minister Faber:
Dat begrijp ik. Ik moet dat natuurlijk wel eerst nader uitzoeken. Ik wil
u dus de toezegging doen dat ik daarop terugkom en dat wij er serieus
mee aan de slag gaan. Want ik begrijp wel dat dat gewoon dichtgetimmerd
moet worden en dat we dat op een juiste manier moeten doen. Maar we zijn
er binnen Europa nog steeds over in overleg. Maar als ik wat weet, dan
zal ik u zo snel mogelijk daarover informeren. Ik heb zo'n vaag
vermoeden dat we nog wel meer zaken later schriftelijk gaan toelichten.
Daar nemen we deze vraag ook in mee. Dan houden we u daarover op de
hoogte.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Ik vind het een buitengewoon verwarrend debat worden. Wij moeten
namelijk nu een voor een onze eigen vragen en eigen ingediende
amendementen af gaan lopen om te kijken of we eventueel nog antwoord
gaan krijgen. Dat vind ik wel storend. Ik zou het niet nog een keer
willen herhalen. Maar dan ga ik alsnog maar alle vragen aflopen. Wij
hebben de minister gevraagd of zij kan definiëren wat nou hoogwaardige
kennis is. Dat was een verzoek van de Arbeidsinspectie. Die definitie
heb ik nog niet gehoord. Is zij daartoe in staat?
Minister Faber:
Hoogwaardige kennis … Dat kan ik eerlijk gezegd niet zomaar oplepelen.
Ik kan me voorstellen dat je bijvoorbeeld gaat zeggen dat iemand een
bepaald diploma moet hebben, bijvoorbeeld minimaal een hbo-diploma. Daar
kan ik me wat bij voorstellen. Het is natuurlijk ook zo dat er is gezegd
dat het kan afhangen van vaardigheden of van het kunnen bewijzen dat je
die vaardigheden hebt. Het is natuurlijk ook nog zo dat werkgevers een
bepaald salaris aan jou moeten geven, zodat je in aanmerking kan komen
voor een blauwe kaart. Dat zijn vrij hoge salarissen. Die gaan ze
natuurlijk niet aan een lager gekwalificeerde baan geven. Dat lijkt mij
tenminste logisch. Je moet wel wat in je mars hebben om zo'n inkomen te
kunnen krijgen. Daar heb je dus wel een bepaalde selectie in. Ik denk
dat je van een hoogwaardige baan uit kunt gaat als je zegt dat het gaat
om hbo of hoger.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Dat zou betekenen dat de minister zegt dat er eigenlijk geen toets is
voor wat dan "hoogwaardige kennis" is, maar dat dit slechts gekoppeld is
aan een opleidingsniveau en een salarisniveau.
Minister Faber:
Nee, niet alleen aan een diploma, zal ik maar zeggen, maar natuurlijk
ook aan vaardigheden. Dat staat er ook in. Het kan ook zo zijn dat
mensen kunnen bewijzen dat ze beschikken over bepaalde vaardigheden. Dat
kan ook te maken hebben met werkervaring. Ik kan me voorstellen dat toen
de automatisering opkwam er mensen waren die al vijftien jaar bij IBM
werkten. Die hadden geen papieren, maar die waren wel briljant in het
installeren van grote mainframes. Zij hadden niet het diploma daarvoor,
maar ze konden wel bewijzen dat ze dat niveau hadden.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Oké. Dan zou ik de minister het volgende willen vragen. De
Arbeidsinspectie moet de erkend referenten … Dat zijn de bedrijven die
uiteindelijk mensen mogen inhuren. Er moet dan getoetst worden of er
sprake is van hoogwaardige kennis. Ze kijken dan misschien wel naar de
wetsbehandeling van vandaag en dan krijgen ze dit mee als duiding van
"hoogwaardige kennis"?
Minister Faber:
Ik denk dat als een bedrijf … Nee, de referent, zei u hè? De referent
moet dan toetsen. Ik neem aan dat zij … Nee, de referent is een bedrijf.
Dat kan een bedrijf zijn. Een bedrijf bekijkt dat en heeft voorwaarden
voor bepaalde vacatures. Daar hebben ze bepaalde voorwaarden voor. Ik
denk dus dat bedrijven heel goed zelf in staat zijn om die keuzes te
maken. Die weten echt wel of iemand geschikt is. Tenminste, die kunnen
wel een goed vermoeden krijgen om een keuze te maken of deze persoon
voldoet aan de eisen die zij stellen. Er zijn hele afdelingen human
relations om dat te kunnen bevestigen. U weet toch ook hoe dat gaat als
je een sollicitatie doet? Dan kom je daar gewoon bij een manager te
zitten, of bij twee. Die hebben een beeld van de persoon die ze willen
hebben. Daarmee kom je binnen.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Als ik het goed begrijp, zegt de minister: het is dan aan de hr-afdeling
van een bedrijf om te kijken of het om hoogwaardige arbeid gaat en dus
of het iemand is die die hoogwaardige arbeid kan uitvoeren. Dat begrijp
ik. Zo gaat dat met sollicitanten. Maar uiteindelijk moet de IND
besluiten: kan iemand op deze manier hier aan het werk gaan? Welke
checks kan de IND dan afgaan?
Minister Faber:
De IND geeft een bedrijf alleen de status van referent als dat van
tevoren is getoetst. Die toetst de referent. Die toetst de referent en
kijkt aan de hand daarvan of die betrouwbaar is. Het is natuurlijk heel
makkelijk om te kijken of iemand een bepaald diploma heeft, maar om te
bewijzen …
De voorzitter:
Nee, niet door elkaar, de minister heeft het woord.
Minister Faber:
Maar kijken of iemand de juiste vaardigheden heeft, is natuurlijk een
ander verhaal. Dat is moeilijker te interpreteren. Dan moet je echt
afgaan op wat mensen tegen je zeggen.
De voorzitter:
Mevrouw Patijn.
De heer Omtzigt (NSC):
Even een feitelijk punt …
De voorzitter:
Dit wordt een beetje rommelig. "Een feitelijk punt" … Ja, sorry, dat
klinkt logisch, maar dat bestaat niet. Dat is een interruptie. Maar
mevrouw Patijn heeft het woord.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Dit is nou precies het probleem: wat de minister zegt, klopt niet. Het
probleem is dat de IND dát niet toetst. Die zegt alleen of een bedrijf
op een goed moment erkend referent is of niet. De Arbeidsinspectie
handhaaft of die voldoet aan de eisen waaraan een erkend referent moet
voldoen. De Arbeidsinspectie heeft laatst juist nog gezegd in haar
aanbevelingen aan ons: zorg nou dat het begrip "hoogwaardige kennis"
gedefinieerd is. Dat begrip "hoogwaardige kennis" is niet gedefinieerd.
Daarom hebben wij daar ook een vraag over gesteld in de eerste termijn:
wat is nou de definitie van "hoogwaardige kennis"? Kan dat gedefinieerd
worden, zodat de erkend referent ook gecontroleerd kan worden aan de
hand van die regels?
Minister Faber:
Als u een voorwaarde zoekt voor een kennismigrant om binnen te mogen
komen, dan wordt het salariscriterium gehanteerd. Het is aan het bedrijf
of het dat salaris wil betalen. Het is logisch dat het dat alleen
betaalt aan iemand die het niveau heeft voor die vacature. Maar het gaat
om het salariscriterium.
De voorzitter:
Mevrouw Patijn. Of kan ik doorgaan naar de heer Omtzigt? Ja. Dan ga ik
naar de heer Omtzigt.
De heer Omtzigt (NSC):
Twee punten. Ten eerste het punt dat we volgens mij twee dingen door
elkaar halen. In de kennismigrantenregeling heb je een erkend referent
en kan de IND dus ook een referent afwijzen, bijvoorbeeld vanwege boetes
of slecht werkgeverschap. Hier, in de richtlijn, kun je alleen afgewezen
worden als je een bepaalde boete hebt. Maar je hebt voor de rest geen
erkenning. Je kunt alleen afgewezen worden als je bijvoorbeeld een
bepaalde veroordeling hebt. Dus die erkenning is veel minder strak. Dat
bedoel ik met "er is geen erkenning". Iedereen kan zich als referent
aanmelden. Ik zou graag weten wat de afwijzingsgronden zijn, maar
volgens mij zijn ze zeer gelimiteerd. Dat ligt overigens niet aan de
minister, maar aan de richtlijn. Dat is dus niks verwijtbaars, maar
laten we het even vaststellen.
Maar ik sla van iets anders steil achterover. De minister zegt: iedereen
die in Nederland een bepaald salaris kan verdienen en van buiten de Unie
komt, is welkom. Dat salaris is iets meer dan €5.000 per maand en voor
mensen onder de 30 wat lager. De hele Kamer zegt met tien amendementen:
wees nou voorzichtig, want als er iemand binnen Nederland of de Europese
Unie dat werk kan doen, dan laat je dat eerder doen. Je hoeft dat in
bepaalde sectoren niet te doen, want daar zijn geen tekorten. En boven
op het feit dat die persoon uit India, China, Turkije of Marokko hier
welkom is, krijgt die persoon ook nog eens 27% van zijn geld
belastingvrij. Deze minister zegt dus: ik wil de blauwe kaart zo
implementeren dat iedereen uit het buitenland die meer dan €5.000 kan
verdienen, welkom is en zonder voorwaarden die blauwe kaart krijgt.
Minister Faber:
Nee, nee, nee.
De heer Omtzigt (NSC):
Ik zou graag willen dat zij de voorwaarden die door ongeveer alle
partijen zijn voorgesteld … Deze verschillen enigszins, maar bijna alle
partijen vinden dat je voorwaarden moet stellen. Dit had ik niet
verwacht van deze minister.
Minister Faber:
Nee, nee, nee, nee.
De heer Omtzigt (NSC):
Ik zou graag horen welke voorwaarden de minister hieraan zou willen
stellen. Wil ze voorwaarden stellen aan het type werk dat ze mogen
verrichten? Of wordt de rode loper uitgerold en krijgen we heel veel
mensen uit het buitenland die nog minder belasting betalen?
Minister Faber:
Nee, nee. Ik vind dit toch een verkeerde voorstelling van zaken. Er is
namelijk een bepaalde salariseis als iemand in aanmerking wil komen voor
een blauwe kaart. Daarnaast moet er een bepaald minimumbedrag betaald
worden. Er moet ook een bedrijf zijn dat een arbeidscontract aanbiedt.
Het is niet zo dat iedereen zomaar kan komen. Het klopt dat je extra
voorwaarden kan gaan stellen. Ik ben er ook wel voor om extra
voorwaarden te stellen om de zaken strakker te maken. Daarom heb ik
schriftelijk en in het vorige debat ook gezegd: "Zet uw wensen, als u
die heeft, in een motie. Als er een meerderheid voor is in de Kamer,
gaan we die implementeren in een AMvB en wordt u gewoon op uw wenken
bediend. Dan zijn we hier zo mee klaar." Mijn dringende verzoek is: dien
die moties in en zorg dat u een meerderheid heeft. Als het hele
redelijke moties zijn en er hele redelijke zaken tussen zitten, denk ik
dat die gewoon in een AMvB geïmplementeerd kunnen worden. Dien een
amendement in als u zegt: ik wil geen motie; ik wil een amendement. Als
u een meerderheid heeft, moet dat geïmplementeerd worden in het
wetsvoorstel. Dat is zo klaar als een klontje. U heeft het recht van
amendement. Dat is het recht van de Kamer. Daar ga ik echt niet aan
tornen. Dat kan en wil ik ook niet.
Eerlijk gezegd snap ik het hele probleem dus niet. Ik zeg alleen dat dit
wetsvoorstel er in eerste instantie was voor de wettelijke
beslistermijnen; er zit geen enkele beleidsruimte in. Dat was in feite
de eerste aanzet tot deze wetswijziging. Dat was het punt. We moeten dat
namelijk vanuit Europa. Dan komen er allerlei andere wensen op de tafel.
Dat mag ook. De Kamer mag natuurlijk wensen hebben. Dat is uw werk. Dat
is allemaal prima. Ik wil dat met u oplossen. Ik bied een oplossing. En
dan gaan we hier ik-weet-niet-wat-voor discussies voeren. Die zijn in
feite helemaal niet nodig, want ik sta er gewoon voor open. Tuurlijk!
Eerlijk gezegd snap ik het hele probleem dus niet.
De heer Omtzigt (NSC):
Toch even. Het probleem is het volgende. De minister kan zelfstandig de
AMvB slaan — dat is regelgeving die zij kan opstellen, die niet langs de
Kamer gaat — om het strenger te maken. Dat heeft de minister de
afgelopen zeven of acht maanden niet gedaan. De Kamer zegt: we hebben
geen wetsvoorstel over de beslistermijn, maar over de implementatie. De
regering kiest voor: we implementeren alles zelf, maar we doen dat niet
in een AMvB en we stellen geen enkele voorwaarde. De Kamer is dus … Het
gekke van wat u nu doet, is dat mensen die blauwe kaart vandaag al
kunnen aanvragen. Er zitten dus geen voorwaarden aan. Er zijn alleen
salarisvoorwaarden en de voorwaarde dat iemand voor de kaart moet
betalen.
Als iemand uit India, Turkije of Marokko hierheen komt, krijgt hij dat
salaris, waarvan 27% belastingvrij is, ook al is er iemand binnen de
Unie die dit werk ook kan doen. Daarom zeggen een hoop mensen: wees daar
eens wat voorzichtig mee. Dat kunt u zich voorstellen. Dan dienen we
amendementen in, maar elk amendement om het in te perken wordt ontraden
met de opmerking: we doen het wel per motie. Maar ik wil weten wat de
minister inhoudelijk zelf voorstelt. Welke inperkingen vindt zij zelf
redelijk? Over welke inperkingen die de Kamer voorstelt, zegt ze: nou
ja, misschien is dat onverstandig beleid? Dat Kamerdebat zoek ik. Vindt
ze een arbeidsmarkttoets door het UWV wenselijk? Als de regering dat
doet, hoe kan ze die dan vormgeven? Vindt ze het, net als wij, wenselijk
dat er een rode knop is als de werkloosheid heel hoog is, en er dan even
geen blauwe kaarten uitgegeven worden? Of zegt ze het volgende? Dat moet
je niet doen omdat je dan ASML treft. Werkloosheid hoeft niet per se te
betekenen dat. We moeten ervoor zorgen dat het gedeeltelijk kan worden
ingeperkt.
Waarom zeg ik dit? Wij hebben, en dat weet u, hele lange debatten gehad
over arbeidsmigratie. Er komt nu een nieuwe regeling voor
arbeidsmigratie. Er worden nauwelijks regels gesteld. En in alle
voorgaande vormen van migratie waarbij geen regels werden gesteld, werd
iets waarvan iedereen dacht dat het heel klein werd, heel groot. Hier
hebben we een migratieregeling waarmee je het risico loopt dat je hier
tienduizenden of honderdduizenden mensen krijgt als migrant. Als je dat
wilt, is dat prima, maar dan moet je de voorwaarden een voor een
langslopen van de migranten die hiernaartoe komen. Dat doen we bij
asielmigratie. Laten we dat ook maar eens bij kennismigratie doen.
De voorzitter:
Oké. Nu de minister.
Minister Faber:
Weet u, ik vind het heel bijzonder dat dit nu zo breed wordt uitgemeten,
terwijl het meer ligt bij onder anderen de minister van SZW, met wie ik
sowieso moet samenwerken en overleggen in dezen. Dat geldt ook voor de
minister van Economische Zaken, die er ook mee te maken heeft. Maar nu
hebben we een debat dat in eerste instantie over de beslistermijnen
gaat. Dat wordt aangegrepen; het wordt helemaal breed getrokken. Maar
goed, u wilt al die punten nalopen. Dan gaan we gewoon al die punten
nalopen. U zegt ook: de AMvB heeft u niet gedaan. Nee, dat moet ook in
overleg met SWZ. Heeft u dat ook tegen de minister van SZW gezegd, vraag
ik mij af. Heeft u dat ook tegen de minister van Economische Zaken
gezegd?
De heer Omtzigt (NSC):
Voorzitter, dit is …
De voorzitter:
Wacht even, wacht even.
Minister Faber:
Ja, u kunt wel zo doen, maar ik sta hier in eerste instantie voor de
beslistermijnen. Het wordt helemaal breed uitgelegd. Dat mag. Dan gaan
we gewoon die twee brieven doornemen. Dan doen we gewoon alles. Dat vind
ik prima. Ik vind het prima, hoor. Ik wil dat prima doen. Ik wil het ook
strakker trekken. U vraagt ook hoe we ermee omgaan in tijden van
werkloosheid en of we dan een rode knop hebben. Ik zal u vertellen: in
tijden van werkloosheid worden er helemaal geen kennismigranten
aangenomen als we gewoon zelf mensen in de pool hebben. Dan gaan we toch
helemaal niet moeilijk doen? Dan gaan we toch gewoon … Ja, waarom zouden
we dat dan niet zo doen? Ik zie daar het hele probleem helemaal niet. Ik
wil de brieven best doornemen. Dan gaan we beginnen met het amendement
op stuk nr. 27, want anders wordt het een hopeloze discussie op deze
manier.
De heer Omtzigt (NSC):
Ik vind het heel fijn dat we ze gaan doornemen, maar ik ga toch even het
volgende zeggen. Wij behandelen een wet. Dat is een wijziging van de
Vreemdelingenwet ter implementatie van de richtlijn. Wij behandelen dus
niet een wet over beslistermijnen. Wij behandelen een wet over de
implementatie van de hele richtlijn. Voor een meerderheid van de Kamer
is niet de beslistermijn van groot belang, dus of de IND 90 of 100 dagen
mag doen over het toekennen van de blauwe kaart. Voor de meeste
Kamerleden is de vraag: wie mag er naar Nederland komen? Dat is een
essentiële vraag. Zeker in dit kabinet is het een essentiële vraag. Daar
gaat het over, want daar gaat die hele richtlijn over. We gaan een
nieuwe regeling optuigen voor kennismigranten. Het kan zijn dat er 100
mensen komen. Het kan zijn dat er tienduizenden komen. Je wilt dan van
tevoren in een Kamerdebat goed kijken wat daar de voorwaarden voor zijn.
De laatste opmerking van de minister deel ik niet, want als er
werkloosheid is en je kunt iemand uit een ver land hiernaartoe laten
komen met 27% belastingvrij en een persoon van hier niet, dan weet ik
wat er gebeurt. Er zijn dus wel degelijk redenen om het in te perken.
Die wil ik gewoon doornemen. En als de regering vindt dat een andere
minister bij de behandeling van het wetsvoorstel had moeten zijn — het
zou fijn zijn als de voorzitter dat bevestigt — dan is dat aan de
regering. Dan had die hier gezeten. Anders moet de minister deze vragen
beantwoorden. De vorige keer hebben we ook gezegd: "Moet er een andere
minister bij? Prima. Zorg er als regering voor dat de juiste minister
erbij is." Het gaat erom wie er naar Nederland mag komen. Er komen meer
kennismigranten naar Nederland dan asielmigranten. Daarom is dit nog
best een belangrijk ding.
De voorzitter:
Ter bevestiging zeg ik dat het aan de regering is om haar afvaardiging
te bepalen. Als dat bij een bepaalde wet meer dan één bewindspersoon
moet zijn, is dat gewoon een keuze van de regering. Dat ben ik dus
helemaal eens met de heer Omtzigt.
Maar nu toch even een punt over de orde. Als de minister aangeeft hier
nu inhoudelijk op in te willen gaan, stel ik voor dat ze daarmee begint,
om er vervolgens interrupties op te krijgen. Ik begrijp van de minister
namelijk dat ze er nu toch inhoudelijk op in wil gaan.
Minister Faber:
Ja, hoor.
De voorzitter:
Ja?
Minister Faber:
Geen enkel probleem, hoor.
De voorzitter:
Dan nu de leden. Een punt van orde?
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Ja, over het ordevoorstel dat u doet. De brief over de amendementen
hebben we kunnen lezen. Maar goed, ik vind het prima als … Puur
voorlezen lijkt me niet van toegevoegde waarde. Dan zou ik liever een
toelichting op de brief willen hebben. Los van de amendementen zijn er
heel veel vragen gesteld in de eerste inbreng. Daar hebben we geen
antwoorden op gekregen. Die staan ook niet in de brief. Er moet wel
ruimte zijn om die vragen te laten beantwoorden.
De voorzitter:
Ja, maar dat heb ik al aangegeven. Als de minister zelf geen termijn
houdt, kunt u al die vragen in de microfoon stellen. Maar het wordt dan
een vrij chaotisch debat, omdat dan alles door elkaar heen loopt. Ik
hoor de minister nu zeggen dat ze wil ingaan op de kwestie van de
randvoorwaarden, dus of er extra randvoorwaarden komen en wat de
minister vindt van de randvoorwaarden die door de Kamer zijn
voorgesteld. Ik denk dat we dat onderwerp nu even bij de kop moeten
pakken en de minister de kans moeten geven. Dan kunt u daarop door
interrumperen. Anders moet ik gewoon doorgaan met wat we nu doen. Dat
wordt een beetje chaotisch.
De heer Aartsen (VVD):
Ik vind het prima om straks die amendementen te doen, maar volgens mij
gaat de minister nu eerst even een inleiding houden.
De voorzitter:
Nee, ze was klaar met haar termijn.
De heer Aartsen (VVD):
Ook goed.
De voorzitter:
Ik was ook verrast hoor, maar goed.
De heer Aartsen (VVD):
Het gaat mij vooral om die AMvB; daar wil ik een aantal inhoudelijke
vragen over stellen, ook naar aanleiding van wat hier net werd
gezegd.
De voorzitter:
Maar dat was het punt van de heer Omtzigt: de minister zegt dat ze de
randvoorwaarden in de AMvB wil zetten, maar de wens vanuit de Kamer is
om die in de wet te zetten. Los van waar de minister die in zet, komt
daar ook nog de vraag bovenop welke randvoorwaarden de minister wel ziet
zitten en welke niet. Dat was de vraag.
De heer Aartsen (VVD):
Mijn vraag was primair waarom die AMvB hier nu niet ligt. Ik wil die
vraag ook best aan u stellen, maar misschien is het makkelijker om …
De voorzitter:
O, nou, als dat uw vraag was …
De heer Aartsen (VVD):
Toch even. De minister begint hier een beetje om zich heen te slaan,
maar we hebben voorafgaand aan het vorige debat een brief ontvangen
waarin letterlijk stond: "Ik zie op dit moment geen aanleiding om de
AMvB aan te passen". Toen ging de minister hier staan en hield ze haar
inleiding. Daarin zei ze: we moeten de AMvB aanpassen, want er zijn
zinnige dingen gezegd in het debat. De minister noemde dat destijds
voortschrijdend inzicht. Toen heb ik gezegd: "Nou, prima. Laten we het
debat nu dan even pauzeren. Dan zet de minister op een rijtje welke
zaken zij wil aanscherpen." De minister heeft dus gezegd dat ze de AMvB
wil aanscherpen. Toen heb ik gezegd: als de minister dan op papier kan
zetten welke drie, vijf of zes dingen dan in die AMvB komen te staan,
dan weet de Kamer dat. De minister maakt de AMvB; dat doen wij niet. Dat
doet de minister. Vervolgens kunnen wij daar iets van vinden met elkaar,
in de vorm van amendementen, moties of wat dan ook. Maar ik constateer
dat die AMvB er niet ligt en dat er ook niet in de brief staat welke
drie of vijf dingen de minister in de AMvB wil hebben. Mijn vraag aan de
minister is dus: waarom heeft de minister nu niet in de Kamer aangegeven
wat zij in die AMvB wil hebben? Dat is inhoudelijk wel relevant.
Minister Faber:
Ik heb dat allemaal schriftelijk, per amendement, aangegeven. Dat zit in
alle appreciaties. Daarin staat ook wat de mogelijkheden zijn. Ik heb
ook gevraagd of bepaalde amendementen om kunnen worden gezet in moties.
Als die moties dan worden aangenomen, kan ik ze in een AMvB zetten. Dat
is de volgorde die in mijn hoofd zit. Als er — ik noem maar wat — een
meerderheid is voor het idee om de salarisgrens op 1,3 keer het
gemiddelde salaris te zetten, dan vind ik dat prima. Dan ga ik dat
gewoon doen.
De heer Aartsen (VVD):
Maar dan toch … Mijn vraag aan de minister was: bent u bereid om de AMvB
aan te scherpen? Daar zei u eerst "nee" op, toen zei u "ja". Toen was
mijn vraag: kunt u dan aangeven wat u dan wil aanscherpen? Toen zei u:
ja. Mijn vraag is dus: wat wil de minister?
Minister Faber:
Ik zou de wens van de Kamer willen uitvoeren. Daar bedoel ik mee: als de
Kamer met zaken komt … In die amendementen staan voorstellen die wat mij
betreft in een AMvB zouden kunnen komen. Nou, als de Kamer dat wil, als
daar een meerderheid voor is, dan ga ik dat gewoon doen. Zo simpel is
het! Ik kan het niet simpeler maken.
De heer Aartsen (VVD):
Dat is heel nobel, maar meestal staat er wel een minister die iets
vindt. Als ik het dan even inkleur: als de Kamer zegt dat het heel
streng moet, dan zegt deze minister "dat is heel goed", maar als de
Kamer zegt "zet alle sluizen maar open", dan zegt de minister ook "dat
is goed".
Minister Faber:
Nee, nee, nee.
De heer Aartsen (VVD):
Nou, precies! Dat is mijn punt. Wat vindt de minister? Wat vindt de
minister dat er zou moeten worden aangescherpt of afgezwakt als het gaat
om de voorstellen die er liggen? Wat vindt de minister inhoudelijk van
datgene wat er nu ligt?
Minister Faber:
Nogmaals, ik stond hier in eerste instantie voor de beslistermijnen.
Toen kwam de Kamer met allerlei wensen. Die wensen heeft de Kamer onder
andere geuit in amendementen. Toen heb ik gezegd: "Dat zijn zaken met
beleidsruimte; die moeten in een AMvB komen. Laten we dat gewoon met een
motie doen. Als die motie dan wordt aangenomen, ga ik dat in een AMvB
zetten." In eerste instantie stond ik hier voor die beslistermijnen.
Want die beslistermijnen … Dat stukje wetsvoorstel is gewoon belangrijk
om die inbreukprocedure te voorkomen. Dat heb ik hier zo langzamerhand
al tien keer gezegd. Dáár gaat het om. Als de Kamer meer wil, dan is dat
allemaal prima, maar laten we dit eerst afhandelen. Dan zijn die
beslistermijnen klaar en kunnen we verder met het regelen van zaken in
een AMvB. Dat lijkt me toch allemaal niet zo ingewikkeld. Dat is de
snelste manier van werken. Het gaat erom dat je je doel bereikt. Ik neem
aan dat u allen hier uw doel wilt bereiken, het liefst zo snel mogelijk.
Ik wil alles liever gisteren bereiken dan vandaag of morgen. Daar sta ik
ook om bekend. Dit kunnen wij op een hele snelle manier regelen.
De heer Aartsen (VVD):
Als de minister het gisteren had gewild, dan was die AMvB eergisteren al
geregeld. Dat is misschien een lullige opmerking, dus dat zal ik toch
maar niet doen. Ik heb het bij een simpele vraag gehouden: wat vindt de
minister dat er inhoudelijk in die AMvB moet komen? Dan kan ik mij daar
als lid van de VVD-fractie toe verhouden.
Minister Faber:
Eerst eventjes over dat "sneller". Als mijn voorganger, u welbekend, dat
allemaal had afgewikkeld, dan hadden we hier niet hoeven staan. Dat is
punt één. Dat wil ik toch even gezegd hebben. Dan hadden we niet al dat
gedoe gehad met die inbreukprocedure en die hele rataplan. Maar goed,
voor wat betreft de AMvB: dan gaan we die amendementen langs, en dan kan
ik bij alle punten benoemen wat ik ervan vind. Dat heb ik nu al een paar
keer voorgesteld, maar we blijven maar door discussiëren. We moet óf a
gaan doen, óf b. Maar op deze manier gebeurt er niks.
De voorzitter:
Ik stel voor dat we doen wat de minister nu aanbiedt, dus dat ze de
amendementen langsloopt en daarbij inhoudelijk aangeeft wat zij daar wel
en niet wenselijk aan vindt. Daarnaast is er nog de discussie of je iets
in de wet moet zetten of per AMvB moet regelen; dat snap ik. Maar anders
komen we niet verder op de inhoud. Ja? Dan gaan we de minister nu even
de ruimte geven om de amendementen te bespreken die over dat onderwerp
gaan.
Minister Faber:
Goed, voorzitter. Dan begin ik met het amendement op stuk nr. 27, van de
leden Omtzigt, Patijn, Van Nispen en Ceder. Dat ging over het alleen
verlenen van een blauwe kaart bij aangewezen tekortberoepen in het geval
van een rechtstreeks dienstverband. Ik begrijp de overweging.
Tegelijkertijd ben ik natuurlijk gebonden aan de richtlijn en de kaders
die die stelt. Die laten geen ruimte voor een algemene beperking tot
tekortberoepen. Daarbij zij opgemerkt dat een arbeidsmarkttoets in
principe dezelfde functie vervult. Hiervoor is wel ruimte binnen de
richtlijn. Een verbod op de terbeschikkingstelling van houders van een
blauwe kaart staat de richtlijn dan weer niet toe. De Europese Commissie
heeft onlangs bevestigd dat de afwijzingsgrond in artikel 7, eerste lid,
onder d, van de richtlijn hiervoor niet bedoeld is. Daarnaast zou een
dergelijk verbod in strijd zijn met het principe van vrij verkeer van
diensten. Om deze reden moet ik het amendement ontraden. Dat was het
amendement op stuk nr. 27.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Gaan we nu de hele brief voorlezen, of gaan we per punt reageren? Dat
kan, hè?
De voorzitter:
Ja, ik denk dat we het per amendement moeten doen, want anders wordt het
helemaal een chaos. Dat is het al behoorlijk.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Dan heb ik de vraag of de minister überhaupt een idee heeft van wat de
mogelijke tekortsectoren zijn. Want ze wil ze niet definiëren, maar wat
zouden die tekortsectoren dan kunnen zijn?
Minister Faber:
Ik heb verder geen idee. Ik bedoel: ik ben niet bezig met de
arbeidsmarkt. Dan moet u bij de minister van SZW zijn. Ik hou me daar
niet mee bezig.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Maar dit amendement gaat heel specifiek over die tekortsectoren. Wij
vragen of er enige duiding kan komen van die tekortsectoren. Daarover
zegt u dat een algehele beperking niet mogelijk is. Maar dan moet er een
omgekeerde definiëring gaan plaatsvinden. Bij welke sectoren kan het dan
wel? Wat zijn voorbeeldsectoren waar dat kan? Waar is dit van
toepassing? Kunt u aangeven welke tekortsectoren het wél zouden kunnen
zijn?
Minister Faber:
Dat weet ik niet. Ik ben niet gespecialiseerd in arbeidsrecht en hoe dat
zit. Ik zit op Asiel en Migratie. Dit zijn zaken voor SZW en EZ. Dit is
helemaal niet mijn terrein; daarvoor moet u bij die ministers zijn. Ja,
ik bedoel … Het spijt mij, maar …
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Ik begrijp dat de minister vergeten is om de minister van Sociale Zaken
mee te nemen vandaag, maar aangezien zij namens het hele kabinet
spreekt, zou het mooi zijn als dat toch duidelijk werd. Goed, die
minister is er niet. Dan ga ik mijn vraag toch wat specificeren;
misschien helpt dat. De minister zegt dat het ook niet mogelijk is om
uit te sluiten dat er terbeschikkingstelling van arbeid plaatsvindt.
Kunt u dan aangeven welke beroepen de uitzendbranche bijvoorbeeld
aanbiedt — die doen aan het ter beschikking stellen van arbeid — die
binnen een tekortsector vallen? Ik kan die niet duiden.
Minister Faber:
Ja, dat weet ik toch niet? Ik ben toch niet bezig met de
arbeidsmarkt?
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Nee, maar ik neem aan dat u wel een klein beetje begrijpt hoe werken
überhaupt werkt. We werken immers allemaal.
Minister Faber:
Ja, maar ik weet niet of …
De voorzitter:
Niet door mekaar, niet door mekaar. Mevrouw Patijn.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Dit gaat over het volgende. Ons verzoek was … Is het mogelijk om te
zeggen: je hebt een werkgever, en die heeft misschien banen waar … Laten
we het heel simpel maken: iemand heeft een ICT-specialist nodig, maar
die is niet te krijgen, dus hij vraagt iemand uit India. De werkgever
die daarnaar vraagt, heeft een baan in een tekortsector. Het zou dus
logisch zijn dat die persoon komt. Waarom zou het uitzendbureau dan de
blauwe kaart moeten aanvragen en niet het bedrijf zelf?
Minister Faber:
Ik vind het logisch dat het bedrijf dat zelf doet.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Ja, maar vervolgens zegt u: het uitzendbureau moet dat ook kunnen doen.
Het is niet anders, maar het lijkt erop dat dit niet mogelijk is binnen
de Detacheringsrichtlijn. Die gaat over het vrije verkeer van diensten
en die moeten we goed toepassen. U zegt: ik wil niet de grenzen opzoeken
van het vrije verkeer van diensten, dus ik wil niet uitsluiten dat het
ook via een uitzendbureau kan. Het fijne is dat dat uitzendbureau ook in
Portugal of in Polen kan zitten. Daar hebben we dan niet zo veel zicht
op, maar dat kan wel een blauwe kaart verstrekken en dan komen die
mensen hier in de tekortsectoren werken. Er staat ook dat we die niet
definiëren. Er staat: we gaan geen tekortsectoren definiëren. Zij kunnen
hier dus komen werken met een arbeidsovereenkomst die niet in Nederland
is afgesloten. De betaling en het bedrag worden volgens de norm van een
ander land vastgesteld. Zij komen hier werken, maar we hebben daar
verder geen zicht op. Is de minister bereid om iets meer te kijken naar
de grenzen van het vrije verkeer van diensten? Is het niet toch mogelijk
om daar een beperking op te leggen?
Minister Faber:
Dit moet echt overlegd worden met de andere ministers. Daar kan ik niet
zomaar zelfstandig een besluit over nemen. Dat moeten we overleggen. U
noemt een bedrijf in Portugal. Die blauwekaarthouder mag niet gelijk in
Nederland komen werken. Die persoon moet sowieso eerst drie maanden in
Portugal werken. Dat is al de eerste hobbel. Er moet daarnaast een
arbeidscontract komen met het bedrijf waarvoor diegene werkt. In
Nederland moet er echt voldaan worden aan de salariseis. Ze kunnen wel
iemand inhuren via Portugal, maar ze moeten toch voldoen aan de
minimumsalariseis. Maar goed, ik kan dit meenemen naar de minister van
SZW.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Dit voorstel lag er al. Daar komt nu een antwoord op. Ik neem aan dat
dat afgestemd is met het ministerie van Sociale Zaken. Dat staat er ook.
Het lijkt me dus niet van toegevoegde waarde om dat nog te doen. Ik hoor
u trouwens zeggen: er moet een arbeidsovereenkomst zijn met de werkgever
hier. Dat is precies wat we bedoelen. Wij willen heel graag dat er
alleen een arbeidsovereenkomst is met de werkgever hier en niet met dat
uitzendbureau. Als u dat zegt, zegt u eigenlijk: we zijn wél bereid om
het vrije verkeer van diensten in te perken, omdat die
arbeidsovereenkomst hier afgesloten moet worden en niet met dat
uitzendbureau. Als dat zo is, ben ik heel blij. Maar als dat niet zo is,
dan blijft bij mij alleen maar hangen dat de PVV-minister wel bereid is
om de uitzendbranche te helpen, maar dat zij niet bereid is om de
arbeidsmigranten om en hun buren te helpen.
Minister Faber:
Ik heb gezegd dat ik bereid ben om te overleggen met de minister van
SZW. Ik ga dat hier niet alleen toezeggen. Dat kan ik toch niet doen? Ik
moet dit toch overleggen met de betreffende vakministers? Dat is toch
heel logisch?
De voorzitter:
Wel over dit amendement, meneer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja, voorzitter. De appreciatie was mede namens de minister van Sociale
Zaken. Er is dus al afgestemd. Ik vind de opmerking dat er nog afgestemd
moet worden en dat u geen dingen kunt toezeggen dus best gek, ook omdat
dit amendement ziet op een uitwerking van de Vreemdelingenwet, waar u
ministerieel verantwoordelijk voor bent. Het ministerie van SZW kan niet
zo veel vinden van de Vreemdelingenwet. Natuurlijk is er samenhang, maar
u bent hier verantwoordelijk voor. Ik ga hier geen antwoord op krijgen
in de SZW-commissie.
Als het gaat om dit amendement, hoor ik de minister niet datgene zeggen
wat ik haar op andere terreinen wel hoor zeggen, namelijk: ik vind het
onwenselijk dat wij niet kunnen bepalen voor welke sectoren mensen een
blauwe kaart kunnen krijgen; als het Europees niet kan, ga ik de
volgende keer kijken of ik dat met mijn Europese collega's kan
bespreken. Dat heeft u namelijk wel op andere terreinen gedaan, omdat u
dat belangrijk vond. Mijn vraag is of de minister dit belangrijk vindt,
want dit is een gouden pad waarlangs gigantisch veel migratie gewoon
naar Nederland kan komen. Dat gebeurt onder uw verantwoordelijkheid. Dat
is een gouden route. U heeft wekenlang de tijd gehad om de AMvB aan te
passen en aan te scherpen, maar dat heeft u niet gedaan. Daarom stellen
wij deze vragen, want ik ben benieuwd wat de minister inhoudelijk vindt
van deze gouden route, die onder uw verantwoordelijkheid valt.
Minister Faber:
Er worden mij allemaal vragen gesteld over arbeidssectoren et cetera.
Dat weet ik toch niet, want dat is toch helemaal niet mijn vakgebied.
Het gaat mij om een algemene beperking tot tekortberoepen. Ik heb dat
hier allemaal uitgelegd. Als u aan de minister van Economische Zaken
gaat vragen hoe precies het tweestatusstelsel in mekaar zit, dan weet
hij dat toch ook niet? Dat is toch ook logisch. U kunt wel
verontwaardigd hierover doen, maar het is toch logisch dat ik niet dat
hele arbeidsmarktaspect in mijn hoofd heb zitten? Dat is toch helemaal
niet vreemd? Gesteld dat de vraag zou zijn wat wij kunnen verzwaren bij
de implementatie, want dat is wat u wilt. U wilt het moeilijker maken om
hiernaartoe te komen. U wilt handvatten hebben om te kunnen verzwaren.
Heb ik dat goed begrepen?
De heer Ceder (ChristenUnie):
De minister mag geen vraag terugstellen. Volgens mij willen wij
inderdaad hetzelfde. Maar de minister doet alsof wat wij aan het
bespreken zijn, en de AMvB die er al heel lang ligt, nu pas in gang
gezet zou moeten worden en dat de minister wacht op een uitspraak van de
Kamer. Maar dat is niet waar. De minister wijzigt wat zij belangrijk
vindt. Ik concludeer dat de minister de AMvB niet heeft gewijzigd, ook
niet na de eerste termijn van de Kamer, en dus vindt de minister het
niet belangrijk. Want de minister pakt aan wat zij belangrijk vindt. Dit
is de reden waarom wij vragen om opheldering van wat de minister vindt,
niet van wat bij Kamermeerderheid wordt aangenomen. Ik constateer dat ik
een minister tegenover mij heb die eigenlijk zegt "neem maar moties aan"
en die het dus niet belangrijk vindt. Ik herhaal, dit is een gouden
route. Ik noem het gekscherend de Faberroute, waarlangs migratie naar
Nederland in hoge aantallen gewoon doorgang kan vinden, en waarbij we
niet eens kunnen checken of het gaat om een tekortsector of niet.
Minister Faber:
Nou, ik vind echt … Dit gaat me echt te ver; dit gaat me echt te ver. U
weet dat ook ik zo min mogelijk migranten in Nederland wil hebben.
Nogmaals, ik sta hier in eerste instantie voor die beslistermijnen. En
als de Kamer dat wil aangrijpen om extra zaken op te nemen in deze wet,
dan is dat prima. Dan gaat u maar uw amendementen indienen. Dat vind ik
prima. Dan gaat u maar moties indienen; dat vind ik prima. Dat vind ik
allemaal prima, maar in eerste instantie stond ik hier voor die
beslistermijnen. Dat u dan van alles erbij gaat trekken over
werkloosheid, over sectoren … Dat is allemaal prima hoor, maar als u
daar zaken bij wilt hebben, dan moet u dat aanleveren. Dat moet u niet,
maar dan vraag ik u om dat aan te leveren, en dan gaan we dat gewoon
regelen.
Dan wordt mij verweten dat ik zelf die AMvB heb gemaakt. Nee, ik ben in
eerste instantie hartstikke druk geweest met mijn asielwetten. Daar ben
ik mee bezig geweest. Dit ligt al meer dan een jaar te verstoffen, niet
onder mijn regime. Dat is bij het vorige kabinet gebeurd. Ik heb het nu
opgepakt; ik ben nu bezig met die beslistermijnen. En als u daar meer
zaken bij wilt hebben, dan vraag ik u: doe dan ook gewoon uw taak. U
komt met goede ideeën, die we dan kunnen gaan verwerken. Dat is toch
helemaal niet te veel gevraagd. Dan kunnen we allemaal gaan neuzelen
over sectoren zus, arbeidsdingen zo, maar zo gaan we er niet komen. Dus
ik vraag u, nogmaals: kom met die voorstellen, kom met die moties,
desnoods komt u met een amendement. Dan kunnen we dit gaan regelen, want
dit is gewoon doorpraten in de rondte. Dat gaat niet. Maar blijkbaar
wilt u allemaal uw puntjes maken. Dat vind ik allemaal prima, dat kunnen
we gaan doen. Dan blijven we hier gewoon tot vanavond twaalf uur zitten.
Ik vind het allemaal prima hoor, maar u weet ook dat ik hier sta als een
minister die zo min mogelijk migranten naar Nederland wil halen. Maar
het is wel één ding tegelijk, want ik kan niet alles tegelijk doen. Dat
is ook logisch, want ik moet ook met andere ministers overleggen, met
die van Economische Zaken en die van SZW. Die hebben er allemaal mee te
maken. Het is helemaal geen rare vraag. Ik vraag het u nogmaals: laten
we dit wetsvoorstel over de beslistermijnen gewoon laten doorgaan. Dan
gaan we aan de slag met de AMvB. Desnoods maakt u een amendement; dat
vind ik allemaal prima. Maar dan komen we ergens toe. Want op deze
manier komen we nergens.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Over een paar maanden viert de minister haar jubileum van één jaar
minister. Ze heeft het over de AMvB laten verstoffen. Daar is ze toch
echt zelf verantwoordelijk voor. De minister kiest prioriteiten.
Minister Faber:
Nou, lekker makkelijk!
De heer Ceder (ChristenUnie):
De minister heeft prioriteiten gekozen. Dat mag de minister doen. Maar
de Kamer mag ook aangeven wat zij belangrijk vindt.
Minister Faber:
Prima.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dit is belangrijk. De heer Omtzigt heeft aangegeven dat er via deze
regeling meer migranten binnenkomen dan via asiel. De vraag is dus of de
minister haar prioriteiten op orde heeft. Dit stuk valt namelijk onder
uw ministeriële verantwoordelijkheid, minister. Het valt niet onder SZW
of EZ. Daarom bevragen we u. We hebben een paar weken geleden geschorst.
Het stond de minister vrij om in de tussentijd de AMvB aan te passen en
een ontwerpbesluit naar de Kamer te sturen. Het stond de minister vrij
om de minister van SZW erbij te halen. Het kabinet gaat over de eigen
afvaardiging. Maar drie weken later staan we hier. U bent hier alleen,
minister. Dat is een eigen keus. Dat hebben wij niet afgedwongen. U
heeft de AMvB's niet aangepast, terwijl u weet dat er een
Kamermeerderheid is die op meer dan tien punten een aanpassing wil. U
heeft die aanpassingen niet gedaan. Ik vind het dus ingewikkeld dat er
een verwijt naar de Kamer toe komt, terwijl wij onze controlerende taak
uitvoeren. Dit valt onder uw verantwoordelijkheid, niet onder die van
SZW. Mijn vraag is als volgt. Vindt dit kabinet dat we wel degelijk
kunnen sturen op tekortsectoren en dat dat nodig is? Als het volgens de
huidige richtlijn niet kan, kunt u dan toezeggen om dit bij het
eerstvolgende overleg van Europese collega's bespreekbaar te maken? Ik
wil graag een normatief oordeel van het kabinet, want dat krijgen we
niet. Wat vindt het hiervan?
Minister Faber:
Uiteraard wil ik dat in overleg doen met de twee ministers die ik eerder
heb genoemd. Daarvan hou ik u op de hoogte. Die toezegging kan ik doen.
We bespreken dat op Europees niveau.
De heer Omtzigt (NSC):
Ik heb hier toch een wat ongemakkelijk gevoel, maar goed. Dit
amendement, het eerste amendement waarover we het hebben, heb ik
ingediend. Het gaat over de richtlijn. Die richtlijn zegt: een lidstaat
wijst een aanvraag voor een Europese blauwe kaart af indien de
onderneming van de werkgevers opgericht is of opereert met als
voornaamste doel te toegang van onderdanen van derde landen te
faciliteren. Dat is precies wat mevrouw Patijn wilde voorkomen: er wordt
in Portugal een bedrijfje opgericht, dat mensen met een Portugese blauwe
kaart in dienst neemt, die allemaal hier komen werken. Dan is het de
vraag waar dat wordt geïmplementeerd. Hier staat dat het wordt
geïmplementeerd in het Vreemdelingenbesluit. De AMvB waarover we het
hebben, is namelijk het Vreemdelingenbesluit. Het zal de minister niet
verbazen dat de minister van Asiel en Migratie, niet de minister van
SZW, verantwoordelijk is voor het Vreemdelingenbesluit. Zij is de
ondertekenaar, dus niet de minister van SZW. U bent de ondertekenaar,
minister. U kunt het Vreemdelingenbesluit wijzigen zonder ook maar de
instemming van de minister van SZW. U legt het bij iemand anders
neer.
Mijn vraag is nu: hoe gaan we ervoor zorgen dat dit soort verrekte
praktijken, die we de afgelopen jaren in Nederland veelvuldig gezien
hebben, effectief niet voorkomen bij deze nieuwe migratieroute? Dat is
een kernpunt van beleid. We hebben de voor Nederland meest gênante
uitzendconstructies gezien. De Europese Unie geeft ons de mogelijkheid
om het te doen. Dan doen we dat ook. Zo meteen kom ik op de tweede
vraag. Maar dát is de doelstelling van dit amendement: dat je niet in
een ander land een uitzendbureautje kunt oprichten, mensen met een
blauwe kaart van een ander land of van Nederland via een
uitzendconstructie onder druk kunt zetten en kunt uitbuiten. Daar zitten
dan ook weer lagere salarisnormen onder, want het gemiddelde salaris is
dan lager. En daar gaan we met z'n allen weer! Dan hebben we hier straks
weer een parlementaire enquête. Hoe gaat deze minister van die
mogelijkheid gebruikmaken om dat gat echt te dichten?
Minister Faber:
Die salarisdrempel geldt gewoon zoals we het in Nederland hebben
geregeld. Die ligt nu op een factor van 1,28. Dat geldt gewoon. Ook al
kom je uit Spanje of Portugal, dat maakt allemaal niet uit. Die
salarisdrempel moet je gewoon halen. Dan kunt u, meneer Omtzigt, wel
zeggen dat het in het vreemdelingenbeleid zit. Dat klopt. Ik moet mijn
handtekening eronder zetten. Maar ik moet dat wel overleggen met
Economische Zaken en SZW. Ik bedoel: we kunnen dat maximaal verhogen,
hoor, die salarissen. Ik vind dat allemaal prima, hoor; geen enkel
probleem. Ik wil dat wel strak zetten, maar het lijkt me toch wel handig
… Ik denk dat de minister van SZW toch wel enigszins gaat steigeren als
ik dat zomaar in mijn eentje ga doen zonder overleg. Het is dus heel
normaal dat ik daarover ga overleggen. Van mij mag het gewoon maximaal,
hoor. Alles mag van mij maximaal gezet worden; geen enkel probleem. Als
u een motie voor me wil indienen waarin u vraagt om het maximaal te
zetten, ga ik alle ruimte opzoeken om dat te doen. Dan vindt u mij aan
uw zijde. Dan wil ik dat echt doen; geen enkel probleem.
De heer Omtzigt (NSC):
Dank voor die ruimte, maar we komen zo meteen op het amendement over de
salarishoogte. Die hebben we hier in de Kamer precies in het midden
gezet. Daar gaan we het zo over hebben, maar hier gaat het om
uitzendconstructies. De minister zegt dat die salarisnorm altijd geldt,
maar die geldt helemaal niet altijd. Als ik een vaag bureautje opzet in
Portugal of Bulgarije, waar het gemiddelde salaris veel lager is, mogen
die mensen tijdelijk hier werken. Dat staat in deze richtlijn: een
blauwe kaart uit die landen is ook hier geldig. De salarisnorm in
Bulgarije is 1,6 of 1,3. De Bulgaarse salarisnorm is nog minder dan het
Nederlandse minimumloon. Ik maak dan dus een bureautje in Bulgarije, ga
de mensen in dienst nemen en stuur ze een paar maanden naar Nederland
toe op het minimumloon. U weet precies om welke sectoren dat gaat. De
tekortsectoren zijn hier aangewezen. Het kan dus ook in sectoren in de
landbouw en het kan straks in distributiecentra. De Europese Unie zegt
dat je dat dicht mag zetten en dat je ervoor mag zorgen dat je dat soort
constructies niet hebt. Die constructies wil ik graag voorkomen. Ik heb
dus dit amendement ingediend. Het amendement is ontraden, want de
minister zegt dat dit niet kan. Dan is mijn vraag: hoe kan het wél? Want
ik wil over twee jaar niet allerlei televisieprogramma's te woord staan
die zeggen: dit zijn leuke constructies. Er geldt daar geen salarisnorm,
omdat het salaris in Bulgarije zo laag is. Hoe voorkomen we dat en waar
zetten we dat in de wet? Ik ben blij dat de minister toegeeft dat zij de
eerste ondertekenaar is van de nadere regels. Zij kan dit dus niet enkel
doorschuiven naar twee andere ministers.
Minister Faber:
Nee, maar ik moet hierover natuurlijk wel overleggen, want anders krijg
ik de grootste onmin in het kabinet. Nou weet u ook wel dat ik niet zo
bang ben voor een confrontatie, maar dat lijkt me niet handig.
Natuurlijk wil ik de grenzen opzoeken — ik moet niet zeggen: de grenzen
openzetten — maar als u het mij toestaat, wil ik daar op een later
moment op terugkomen. Dan ga ik serieus bekijken wat we hieraan kunnen
doen.
De heer Omtzigt (NSC):
Dan hoop ik dat dat aan het einde van de eerste termijn is, want ik moet
hier een motie over kunnen indienen. Anders moeten we de tweede termijn
heel kort volgende week doen, want ik wil echt weten hoe deze
constructie voorkomen wordt. Dat is een centraal punt van wat niemand in
deze Kamer wil. Volgens mij wil ook de minister dat niet; daar ben ik
van overtuigd, maar het moet wel goed geregeld zijn.
Het tweede punt dat in dit amendement geregeld wordt, is de definitie
van een "aangewezen tekortberoep". De minister heeft tot nu toe hier
gezegd: wij laten iedereen toe die een bepaald salaris kan verdienen en
die een werkgever kan vinden die dat betaalt. Ik heb gezegd: pas op,
want die mensen krijgen 27% belastingvrij en verdienen netto dus 15% tot
20% meer dan een Nederlandse of Europese arbeider die hier werkt. Dat
bedrijf gaat die mensen dus van buiten halen, terwijl hier nog werklozen
zijn. Dat lijkt mij onwenselijk. Die ruimte biedt de richtlijn ook in
artikel 7, lid 2, onder a: een lidstaat kan de aanvraag voor een
Europese blauwe kaart afwijzen indien de bevoegde autoriteiten van de
lidstaat, nadat zij zich van de arbeidsmarktsituatie op de hoogte hebben
gesteld, besluiten dat de betrokken vacature zou kunnen worden vervuld
door nationale arbeidskrachten of Unie-arbeidskrachten of door
onderdanen van een derde land. Die aanvraag kan dus afgewezen worden als
de regering van mening is dat er geen tekort is. Dat is een logische
grond, want we hebben die mensen hier in Nederland of in Duitsland. Dan
halen we ze uit Nederland of Duitsland.
De voorzitter:
En uw vraag?
De heer Omtzigt (NSC):
Mijn vraag is als volgt. Er staat: dit implementeren we niet; van deze
mogelijkheid om dit te beperken wordt geen gebruik gemaakt. Punt. Dat
verbaast me bij deze minister. Ik had verwacht dat zij de mogelijkheid
om te zeggen dat we de mensen laten komen die we echt nodig hebben,
prima zou vinden — daar is kennismigratie voor; die laten we komen —
maar dat zij zou gaan kijken in welke sectoren dit niet nodig is en
ervoor zou zorgen dat daar remmen op zitten. Waarom heeft de regering
ervoor gekozen om daar geen gebruik van te maken?
Minister Faber:
Ik vermoed dat dit van een van de andere ministers komt, want dit heb ik
niet bedacht. Ik wil wel maximaal gaan, hoor. Ik bedoel: daar vindt u
mij. Dat heb ik u al eerder gezegd, maar ik heb ook te maken met de
minister van Economische Zaken. Die staat voor de bedrijfsbelangen; dit
is onder andere een bedrijfsbelang. Daar staat hij voor. Dus ik kan dat
nu niet zomaar alleen op mijn eigen houtje gaan doen. Daar moeten gewoon
overleggen over gepleegd worden. Ja, zo werkt dat nu eenmaal.
De heer Omtzigt (NSC):
Eigenlijk gaan ongeveer zeven van de tien amendementen, afgezien van een
van mij en een van de heer Ceder over een evaluatiemoment, over de
voorwaarden. Die gaan over of die groep mag komen en die groep mag
komen. Want, zoals de heer Ceder zei, er is een goudgerande regeling om
hier te komen, goudgerand. En die wordt helemaal opengezet. Als de
minister er moeite mee heeft om aan te geven wat het kabinetstandpunt is
over de vraag of die mensen wel of niet kunnen komen — wij zeggen: er is
een grotere stroom arbeidsmigranten naar Nederland dan asielmigranten,
dus denk even goed na over wie je hier laat komen en zorg dat je daar
goede redenen voor hebt — dan vraag ik me af of we zeven keer dat gaan
krijgen. Moet er een andere minister bij? Of wil de minister eerst
overleggen? Dan gaan we over een uur verder, zodat we weten wat de
mogelijkheden zijn. Want als we dit zeven keer gaan doen, hebben we een
probleem, denk ik.
De voorzitter:
Dat denk ik ook. En ik denk dat het in een uur ook niet is opgelost. Dus
misschien zou het verstandig zijn om te kijken of we het debat niet
überhaupt moeten schorsen en dat het kabinet inzicht biedt in wat het in
een AMvB zou willen opnemen.
De heer Omtzigt (NSC):
Zouden wij gewoon even tien minuten met elkaar kunnen spreken over hoe
we dit debat voort kunnen zetten, en dat we dan straks met z'n allen
kunnen denken: we hebben hier met de Kamer besloten wie we wel en wie we
niet laten komen; dit wil de minister en dat willen wij? Ik zoek een
manier waarop we daarover kunnen spreken. Ik snap het als de minister
één amendement schriftelijk wil doen; dat gebeurt ook wel. Maar dat gaat
met alle amendementen gebeuren. Als dat overleg noodzakelijk is, moeten
we een manier vinden — misschien kunt u even met elkaar spreken — waarop
dat overleg kan plaatsvinden. Dan krijgen wij vanuit vak K antwoorden:
dit is hoe we het gaan voorkomen. En dan kunnen wij als Kamer zeggen of
het ons een goed idee lijkt of niet. Op één punt een motie indienen om
te zeggen dat de wet veranderd moet worden: prima. Maar alle voorwaarden
door de Kamer vast laten leggen … Regering, regeer! Dan kunnen wij
controleren of het ongeveer klopt.
De voorzitter:
Uw voorstel is om even tien minuten te schorsen en buiten de microfoon
om te overleggen. Ik wil de minister even één kans geven om daarop te
reageren.
Minister Faber:
Laten we maar even schorsen. Dan kunnen we dat met elkaar bespreken.
De voorzitter:
Dan schors ik even een minuut of tien en gaan we daarna verder.
De vergadering wordt van 15.10 uur tot 15.20 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. We hebben even onderling overlegd. We hebben
het volgende afgesproken. We schorsen deze eerste termijn van de
regering en zetten die op een ander moment voort. Dat zou zowel plenair
kunnen als in een wetgevingsoverleg. De minister gaat, ook in overleg
met haar collega's, kijken hoe een AMvB eruit zou kunnen zien als het
aan het kabinet ligt, indachtig de voorstellen die door de Kamerleden
zijn ingediend. Daar komt dan ook een brief over naar de Kamer. Dat
wordt dan in het vervolg van de eerste termijn van de regering
besproken, plenair of in een wetgevingsoverleg, mogelijk ook in
aanwezigheid van meer bewindslieden dan alleen de minister van Asiel en
Migratie. We hopen allemaal dat dit op redelijk korte termijn gaat
lukken, want er is ook haast geboden bij de behandeling van dit
wetsvoorstel. Die gaan we dan voortzetten.
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Daarmee gaan we nu schorsen tot een later moment vandaag. Dan voeren we
een volgend debat. We zien elkaar op een ander moment weer terug. Ik
wens iedereen succes met andere werkzaamheden.