[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Dertigledendebat over de KidsRights Index 2024 inzake de gezondheidszorg en rechten voor kwetsbare kinderen (ongecorrigeerd)

Stenogram

Nummer: 2025D13633, datum: 2025-03-27, bijgewerkt: 2025-03-28 10:47, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Aan de orde is het dertigledendebat over de KidsRights Index 2024 inzake de gezondheidszorg en rechten voor kwetsbare kinderen.

De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het dertigledendebat over de KidsRights Index 2024 inzake de gezondheidszorg en de rechten voor kwetsbare kinderen. Ik heet de leden van harte welkom. Er hebben zich vier leden ingeschreven. Ik heet uiteraard ook de staatssecretaris, de mensen op de tribune en de mensen die dit debat elders volgen van harte welkom.

Dit is een dertigledendebat. Daarbij is het gebruikelijk dat we drie minuten spreektijd hebben en vier interrupties, die u naar believen mag gebruiken. Uiteraard zijn dat er in de termijn van de zijde van de Kamer vier en vervolgens wederom vier voor interrupties op de staatssecretaris. Dat gezegd hebbende nodig ik mevrouw Dobbe, die al klaarstaat, uit om haar inbreng te komen doen namens de SP.

Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel, voorzitter. In juli vorig jaar werd de jaarlijkse KidsRights Index gepresenteerd. Nederland eindigde daarin op plaats 19. Nederland zakt weg, met name op het gebied van de gezondheidszorg voor kinderen. Dat is ernstig. Het kabinet kent deze uitkomst. Wat gaat het kabinet daaraan doen?

Ik wil voor een aantal punten aandacht vragen. Ieder kind heeft recht op noodzakelijke gezondheidszorg en jeugdzorg. Kinderen zonder zorgverzekering en verblijfsvergunning ook. Uit de ETHOS Light-tellingen blijkt dat ongeveer 30% van de getelde daklozen vrouw is, van wie een derde met een of meerdere kinderen op straat leeft. Bijna een vijfde van de dakloze mensen is jonger dan 18 jaar. Een deel heeft geen zorgverzekering en wordt dus ook te vaak geweigerd aan de balie. Nu komt er op ons verzoek een actieplan voor mensen zonder zorgverzekering. Maar wat gaan het kabinet en deze staatssecretaris doen om de toegang tot zorg voor deze groep kinderen te vergroten? Hetzelfde geldt voor toegang tot de jeugdzorg voor deze groep kinderen.

Kinderen van ouders zonder verzekering, zonder vaste verblijfplaats of zonder verblijfsvergunning worden ook niet automatisch meegenomen in het Rijksvaccinatieprogramma en de jeugdgezondheidszorg. Naar schatting gaat het dus om grote groepen kinderen. Dat kunnen duizenden kinderen zijn, maar het zijn schattingen. Vaccinaties voor deze groep zijn niet alleen voor deze kinderen belangrijk, maar voor de hele volksgezondheid. Wat kan de staatssecretaris doen om dit te verbeteren, zodat deze kinderen niet worden vergeten?

Dan de situatie van kinderen in de asielopvang. De gezondheidsinspectie constateert ook dat deze schrijnend is. Er zijn ernstige risico's die de gezonde en veilige ontwikkeling van kinderen belemmeren. Zij ontvangen vaak geen zorg en geen jeugdzorg als dat nodig is. Daarmee wordt niet voldaan aan de rechten van het kind en lopen kinderen een ernstig risico op blijvende en mogelijk onherstelbare schade. Er zijn meerdere moties aangenomen om de situatie van kinderen in de asielopvang te verbeteren, maar die worden niet uitgevoerd. Hoelang duurt het nog totdat die worden uitgevoerd? Wanneer worden die uitgevoerd?

Vanmorgen was de presentatie van de Commissie Toeslagen en Uithuisplaatsingen. Hieraan kunnen we vanavond volgens mij niet voorbijgaan. De problemen door het toeslagenschandaal hebben geleid tot problemen in gezinnen, tot schulden en tot stress. Dat zijn problemen die er eerst niet waren. Toen die problemen door het toeslagenschandaal ontstonden, leidde dat tot de uithuisplaatsing van deze kinderen. De gevolgen voor deze kinderen zijn enorm, hebben wij vanochtend ook weer gehoord. De commissie vindt dat er voor de uit huis geplaatste kinderen een zelfstandige erkenning moet komen, die bestaat uit een toekomstgerichte aanpak waarbij de kinderen ruimhartige ondersteuning moeten krijgen. Wat vindt het kabinet hiervan? Hoe gaat het kabinet dit oppakken? En wat gaat het kabinet doen om kinderen die uit huis geplaatst zijn, terug naar huis te laten keren? Ik weet dat er plannen zijn, maar het lijkt mij dat er na de presentatie van het rapport van vanochtend een intensivering nodig is, dat er meer haast gemaakt moet worden en dat er harder op moet worden ingezet om deze kinderen terug naar huis te krijgen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Dobbe. De volgende spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Westerveld namens GroenLinks-PvdA.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Hoe serieus nemen we kinderrechten echt? Dat is een vraag die ik vandaag heb aan het kabinet en aan de Kamer, of, nou ja, aan de vier fracties die hier vandaag wél zijn. Deze maand is het 30 jaar geleden dat Nederland het Kinderrechtenverdrag ondertekende. Dat zou reden moeten zijn voor een feestje. Maar het betekent ook dat er al 30 jaar willens en wetens kinderrechten worden geschonden. Iedere keer hoor ik weer een smoes over waarom iets niet kan. Er wordt vooruitgeschoven. Het ligt bij een andere bewindspersoon. Het is ingewikkeld. Er is geen geld. De verantwoordelijkheid ligt elders. Er is meer onderzoek nodig. En daar ben ik klaar mee.

Ik geef een paar voorbeelden. Iedereen vindt het belangrijk dat alle kinderen onderwijs krijgen. Hoe kan het dan dat er zo veel kinderen thuiszitten zonder onderwijs? Hoe kan het dat dit er niet minder, maar juist meer worden? Hoe kan het dat al jaren bekend is dat het leerlingenvervoer niet op orde is, terwijl het kabinet wijst naar gemeenten, die weer naar het kabinet wijzen? Voelt deze staatssecretaris zich ook op al deze punten verantwoordelijk? Hoe rijmt hij dit met de onderwijsbezuinigingen van dit kabinet? Hoe kan het dat ik, en anderen, al acht jaar aankaarten dat het onderwijs in justitiële jeugdinrichtingen en jeugdzorginstellingen niet op orde is? Hoe kan het dat bewindspersonen het niet oplossen, naar elkaar wijzen, het complex vinden en zeggen dat er nog een extra rapport nodig is en dat er ondertussen nog steeds geen onderwijs is? Wat gaat deze staatssecretaris doen?

Hoe kan het dat kinderrechten niet verankerd zijn in de Jeugdwet? Sterker nog, ook in de jeugdzorg worden de rechten van kinderen al jaren geschonden. Hoe kan het dat aan kinderen niet eens wordt gevraagd wat zij willen, zelfs niet altijd bij ingrijpende wijzigingen zoals een uithuisplaatsing? Hoe kan het dat we het rapport van Jason nodig hadden voordat honderden kinderen uit de jeugdzorg werden geloofd en dat echte erkenning er nog steeds niet is gekomen? Hoe kan het dat kinderen in de jeugdzorg soms hun broertjes, zusjes of ouders niet zien, iets simpels als reiskosten hier soms de reden van is en we dat niet gewoon oplossen? Hoe kan het dat ons voorstel om inspraak van ervaringsdeskundigen uit de jeugdzorg op het beleid van het ministerie van VWS structureel te regelen, nu vast dreigt te lopen? Vindt de staatssecretaris dit echt belangrijk? Ik stel deze vraag ook aan de Kamerleden, want aanstaande dinsdag gaan wij stemmen over dit concrete voorstel.

Hoe kan er kinderarmoede zijn in een rijk land als Nederland? Hoe kan het dat hulpmiddelen voor kinderen met een beperking niet standaard worden vergoed en deze kinderen dus keihard op achterstand staan? Hoe kan het dat jarenlang de rechten van kinderen in asielzoekerscentra worden geschonden? Gelden kinderrechten voor hen minder, vraag ik de staatssecretaris. Bespreekt hij dit ook in het kabinet? Dan doel ik specifiek op zijn collega, minister Faber. Spreekt hij haar aan, waarop en op welke manier?

Voorzitter. Ook ik was vanochtend bij de presentatie van het rapport van de commissie-Hamer over de gedupeerde kinderen van het toeslagenschandaal. Zij moeten nu weer een paar maanden wachten op een reactie van het kabinet. Maar zij willen gewoon dat het kabinet aan de slag gaat; niet meer praten, niet meer de hele tijd hier komen. "Ga aan de slag", is hun oproep.

Voorzitter. Als we zeggen kinderrechten belangrijk te vinden, dan zijn mooie woorden niet genoeg. Pas aan daden valt af te lezen of kabinet en Kamer kinderrechten wél serieus nemen. En na 30 jaar wordt dat tijd.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Westerveld, voor uw inbreng namens GroenLinks-PvdA. Dan is het woord nu aan mevrouw Bruyning namens Nieuw Sociaal Contract.

Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank, voorzitter. Afgelopen dinsdag was ik bij de presentatie van het rapport Een Jonge Blik op Kinderrechten. Het was een feest, want 30 jaar kinderrechten in Nederland moest gevierd worden. Tegelijkertijd zat er een rouwrandje aan, want ondanks dat we al 30 jaar kinderrechten in Nederland hebben, ontbreekt het tot op de dag van vandaag aan de structurele inbedding van kinderrechten in alles wat wij doen. Vandaag hebben we het over de stand van kinderrechten in Nederland. We leven in een land waar kinderen toegang hebben tot onderwijs, gezondheidszorg en bescherming. Maar ondanks deze voorzieningen is er nog veel werk te doen.

Dit blijkt uit de nieuwste KidsRights Index, waarin Nederland is gezakt naar de negentiende plek. Hoe kan het dat een land als Nederland, dat bekendstaat om zijn sociale voorzieningen, zo laag scoort op kinderrechten? De KidsRights Index beoordeelt landen op basis van vijf categorieën: het recht op leven, gezondheid, onderwijs, bescherming en een kindvriendelijk klimaat. Hoewel Nederland hoog scoort op gebieden als gezondheidszorg en onderwijs, zijn er serieuze tekortkomingen op het gebied van kinderparticipatie en gelijke kansen. Kinderrechten worden niet altijd meegenomen in beleidsbeslissingen en kwetsbare groepen zoals kinderen in armoede of met een migratieachtergrond, krijgen niet altijd de ondersteuning die zij nodig hebben.

Een belangrijk aandachtspunt is ook de jeugdzorg. Er zijn lange wachtlijsten en veel kinderen krijgen niet op tijd de hulp die zij nodig hebben. Dit heeft ernstige gevolgen voor hun welzijn en toekomst. Daarnaast moeten we kritisch kijken naar hoe we omgaan met kinderrechten in onze wetgeving en beleidsvorming. Kinderen moeten niet alleen beschermd worden, maar ook een stem krijgen in beslissingen die hen aangaan. Wat kunnen we doen? Allereerst moeten we kinderrechten hoger op de politieke agenda zetten. Beleidsmakers moeten beter luisteren naar kinderen en jongeren zelf. Daarnaast moeten we investeren in gelijke kansen, zodat elk kind, ongeacht afkomst of achtergrond, dezelfde mogelijkheden krijgt om zich te ontwikkelen.

Nederland heeft de middelen en de kennis om beter te scoren op kinderrechten. Het is aan ons allemaal om ervoor te zorgen dat we deze verantwoordelijkheid serieus nemen. Laten we samen werken aan een land waarin elk kind echt gehoord en beschermd wordt. Daarom heb ik de volgende vragen aan de staatssecretaris. Ziet de staatssecretaris het als zijn rol om de positie van kinderen en jongeren in Nederland te verbeteren? Hoe geeft hij daar invulling aan? Is de staatssecretaris zich bewust van zijn rol als coördinator kinderrechten en hoe geeft hij daar invulling aan richting de andere ministeries?

Er ontbreekt in Nederland een overkoepelende visie op de opgroeiende jeugd. Wat is de overkoepelende visie van het kabinet op de jeugd in Nederland? Is bijvoorbeeld duidelijk wat de rol van de huidige overheid is bij het opgroeien van kinderen? Ziet de staatssecretaris het belang van een kinderrechtentoets bij beleid en in wetgeving, en ziet hij het als zijn rol om het gebruik van zo'n toets kabinetsbreed te stimuleren? Daarnaast was ik vanochtend ook bij de presentatie van het rapport van de commissie-Hamer. Ook daar zien we het weer duidelijk, rapport na rapport na rapport. U kent die rapporten ook wel, staatssecretaris, zeg ik via de voorzitter. Wat gaan we eraan doen? Al die rapporten zeggen ons dat we iets moeten doen. Maar wat gaan we doen?

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bruyning. Voor u vertrekt: ik zie mevrouw Westerveld naar voren komen en ik denk voor een interruptie aan u.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dit voelt niet als een debat om een vervelend interruptiedebat te hebben of zo en ik ben het ook grotendeels eens met het betoog van mevrouw Bruyning. Maar mijn punt is wel serieus, want ik ben het met haar eens dat er geïnvesteerd moet worden in bijvoorbeeld gelijke kansen voor alle kinderen. Maar het is wel scheef dat er op een aantal vlakken die juist vragen om gelijke kansen, bijvoorbeeld onderwijs, best wel wordt bezuinigd. Nogmaals, dit is niet een debat om vervelend naar elkaar te doen, maar ik vraag mij af wat mevrouw Bruyning voor zich ziet, ook voor haar partij, als het specifiek gaat om die gelijke kansen voor alle kinderen. Gaat zij dan ook proberen om bijvoorbeeld een deel van de onderwijsbezuinigingen terug te draaien?

Mevrouw Bruyning (NSC):
Goede vraag, collega Westerveld. Allereerst is onderwijs niet mijn portefeuille, kinderrechten absoluut wel. Ik vind het belangrijk dat alle kinderen toegang hebben tot goed onderwijs en recht hebben op onderwijs. Tegelijkertijd ga ik daar niet alleen over en moeten we dat dus fractiegewijs besluiten. Maar ik zal zeer zeker onder de aandacht brengen dat we goed moeten kijken naar hoe we dat te allen tijde kunnen stimuleren.

De voorzitter:
U hebt vier interrupties, dus vervolgvraag.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Het punt van mijn betoog was dat we moeten stoppen met hier alleen maar vertellen dat we kinderrechten belangrijk vinden — ik zeg niet dat mevrouw Bruyning dat doet; het was meer een algemene oproep aan de Kamer — en dat we vooral iets moeten gaan doen. We zien al op heel veel vlakken dat kinderen, en dan vooral kinderen die al in een kwetsbare positie zitten, allemaal op achterstand staan. Ik noemde al kinderen met een beperking, kinderen waarvan de ouders financiële problemen hebben enzovoort. Wat vindt zij dan de rol van — laat ik het algemener zeggen — de Kamer als geheel? Waarvan zegt zij: hierin moeten we echt de komende tijd investeren om dit tegen te gaan?

Mevrouw Bruyning (NSC):
Ik zou zeggen dat we in alles moeten investeren, maar zo veel geld hebben we niet. Voor mij is het belangrijk dat we sowieso allereerst — dat is iets wat geen geld kost — investeren in de participatie van kinderen en jongeren, dat hun stem gehoord wordt en dat we hun stem meenemen in al het beleid en de wetgeving die we creëren en die effect op hen hebben. Tegelijkertijd hebben we geen grote pot met geld en zal er natuurlijk altijd bezuinigd moeten worden. Maar we moeten met elkaar wel goed kijken, in goede samenwerking, waarop we misschien juist niet zouden moeten bezuinigen en waarop juist wel. Er moeten keuzes gemaakt worden. Dat moeten we samen goed dragen, als hele Kamer; dat is niet alleen aan mij of mijn fractie.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bruyning, voor uw inbreng namens Nieuw Sociaal Contract. Dan zijn we aanbeland bij de laatste spreker van de zijde van de Kamer. Dat is in dit geval mevrouw Van den Hil namens de VVD.

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Voorzitter. In Nederland gaat heel veel goed als het gaat om kinderrechten, maar er blijven altijd verbeteringen mogelijk. Tegelijkertijd mogen we ook kritisch zijn op ranglijsten als de KidsRights Index. Het is ondoorgrondelijk dat Zweden een slechtere plaats heeft dan Moldavië, Koeweit en Azerbeidzjan, en net boven Wit-Rusland staat. De index laat onderwerpen als kindhuwelijken, de inzet van kinderen in gewapende conflicten en geweld tegen kinderen weg. Als reden hiervoor wordt in het rapport aangegeven dat het anders niet eerlijk zou zijn om landen te vergelijken in een index. Dit komt omdat die zaken in sommige landen veel meer voorkomen. Daardoor kunnen landen waar zulke verschrikkelijke dingen voorkomen dus hoger scoren dan Nederland.

Voorzitter. Daarnaast zijn er andere ranglijsten, waarop Nederland juist wel goed scoort. Uit onderzoek van UNICEF blijkt dat 90% van de Nederlandse kinderen tevreden is met hun leven, het hoogste percentage ter wereld. Ook volgens onderzoek van de Wereldgezondheidsorganisatie behoren Nederlandse jongeren tot de gezondste en gelukkigste in Europa. Nog vorige week kwam het bericht dat Nederland in de top vijf gelukkigste landen van de wereld zit. Wat zegt deze ranglijst dan over de kinderrechten in Nederland, vraag ik aan de staatssecretaris.

Voorzitter. De VVD heeft de volgende vragen aan de staatssecretaris over de KidsRights Index. De vaccinatiegraad in Nederland moet omhoog. De lage vaccinatiegraad is ook een reden dat Nederland niet meer heel hoog staat op deze index. Op dit moment speelt dit ook betreffende de uitbraak van mazelen. Mijn collega Judith Tielen vraagt hier in de debatten regelmatig aandacht voor. De VVD heeft ook een initiatiefwet ingediend inzake de vaccinatiegraad bij kinderen. Hierdoor kan vaccinatie als voorwaarde gesteld worden voor toegang tot de kinderopvang als er een te lage vaccinatiegraad is. Ook wijkgericht vaccineren is belangrijk om de vaccinatiegraad omhoog te krijgen. Wat is de stand van zaken hiervan? Over vaccineren is ook veel desinformatie op social media. De staatssecretaris is druk bezig met social media in relatie tot kinderen. Is hij ook bereid om juist informatie die positief is voor het vaccineren te delen?

Hoe staat het met de uitwerking van de motie-Van den Hil c.s. (Kamerstuk 29325, nr. 185), die de regering verzoekt om samen met de gemeenten en Valente te verkennen welke knelpunten en oplossingen te formuleren zijn voor kinderen die met hun ouder in een opvanghuis verblijven?

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van den Hil. Ik zie twee dames opveren. Als eerste bij de interruptiemicrofoon is mevrouw Westerveld namens GroenLinks-PvdA.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Mevrouw Van den Hil heeft zeker een punt als ze zegt dat veel kinderen in Nederland hartstikke gelukkig zijn. Maar er is ook een groep kinderen voor wie Nederland niet zo'n fijn land is. Dat zijn bijvoorbeeld kinderen met mentale problemen, maar ook bijvoorbeeld kinderen met een beperking. We weten ook dat zij vaak beduidend minder kansen hebben. Ik heb een hele concrete vraag aan mevrouw Van den Hil, want we weten ook dat hun rechten geschonden worden. Ze hebben bijvoorbeeld niet altijd recht op hulpmiddelen. Ze zitten vaker thuis. Educatieve middelen worden ook niet altijd vergoed, terwijl ouders in een belabberde economische positie zitten. Vindt mevrouw Van den Hil ook dat wij met elkaar moeten zeggen: we staan ook voor deze kinderen en we gaan ervoor zorgen dat de positie van specifiek deze groepen kinderen de komende jaren, ook in financiële zin, erop vooruitgaat?

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Dank aan mevrouw Westerveld voor deze vraag. Daar sta ik zeker voor. We hebben gekeken naar de vergoeding voor spraakcomputers en we hebben samen gekeken naar opleidingsplaatsen voor psychologen, zodat kinderen weer kunnen meedoen. Ik sta daar dus zeker voor. Aan de andere kant zie ik ook — u had het over "in financiële zin" — dat de kinderarmoede in Nederland de laatste jaren alleen maar is gedaald. Begrijp mij heel goed: elk kind dat in armoede moet leven, is er een te veel. Maar we zijn bezig. Ik heb hier statistieken die wijzen op een daling van 8,6% naar 3,6% in vier, vijf jaar tijd. Ik denk dus dat we op deze weg door moeten gaan. We moeten altijd proberen om het naar nul te krijgen, al is dat denk ik wel een utopie.

De voorzitter:
Uw laatste interruptie.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Op die cijfers is wel wat af te dingen, maar dit is geen debat over kinderarmoede, dus ik zal hier niet specifiek op ingaan. Maar ieder kind dat in armoede leeft, is in principe een schending van het Kinderrechtenverdrag. Met ieder kind dat thuiszit zonder onderwijs wordt het Kinderrechtenverdrag geschonden. Ieder kind dat geen hulp krijgt, bijvoorbeeld omdat het op een wachtlijst staat of er geen passende voorziening is, is een schending van het Kinderrechtenverdrag. Volgens mij moeten we dat met elkaar erkennen, moeten we daar met elkaar voor staan en moeten we zorgen dat we de komende jaren stappen zetten, zodat het Kinderrechtenverdrag niet zo massaal wordt geschonden.

Ik heb nog één concrete vraag aan mevrouw Van den Hil. Die gaat over hulpmiddelen voor kinderen. Kinderen met een beperking zijn bijvoorbeeld minder vaak zwemvaardig en krijgen minder vaak sporthulpmiddelen. Ook dat zijn allemaal schendingen van het Kinderrechtenverdrag. Vindt mevrouw Van den Hil ook niet dat wij er met elkaar voor moeten zorgen dat maatschappelijke organisaties niet langer steeds financieel moeten bijspringen? Moeten we niet gewoon zeggen dat in Nederland ieder kind zwemvaardig moet zijn en dat in Nederland ieder kind recht heeft om te sporten en te spelen?

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Zeker. Kijk, "massaal geschonden" ... Het wordt geschonden. En inderdaad, elk geval is er een te veel. U vindt mij zeker aan uw zijde om mee te kijken, ook bij sport. Dat is tegenwoordig ook een van mijn portefeuilles. Ik ben er al mee bezig. Met name hulpmiddelen om te kunnen sporten vind ik heel erg belangrijk, dat heb ik volgens mij ook al gezegd in het sportdebat. Sport is namelijk iets om te kunnen meedoen in de samenleving. Ik ga daar dus zeker heel hard mijn best voor doen.

Mevrouw Dobbe (SP):
Dank voor het betoog van mevrouw Van den Hil. Ik deel de zorgen over de vaccinatiegraad, iets wat ook terugkomt in de KidsRights Index. Ik was vorige week op bezoek bij een medische post in Amsterdam. De artsen daar vertelden mij dat zij kinderen zien die niet zijn gevaccineerd omdat ze buiten beeld zijn geraakt, bijvoorbeeld omdat hun ouders geen zorgverzekering hebben, omdat ze op straat leven, omdat ze geen vaste woon- en verblijfplaats hebben. Deze kinderen worden geboren in Nederland en raken vervolgens uit beeld. Ze krijgen geen oproep voor het Rijksvaccinatieprogramma. Dus het gebeurt niet; deze kinderen zijn niet gevaccineerd. Die artsen zeggen dat er heel weinig inspanning wordt gepleegd om die kinderen erbij te houden en te zorgen dat die ouders wél die oproep krijgen en weten dat ze hieraan mee kunnen en moeten doen. Als wij vragen om een extra inspanning te doen om deze kinderen op te zoeken, zodat we ze in beeld krijgen en hun ouders kunnen laten weten dat dit bestaat en de kinderen die oproep krijgen net als alle andere kinderen in Nederland, steunt mevrouw Van den Hil dat dan?

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Het ligt er natuurlijk aan hoe die oproep is. Ik heb al gezegd dat wij het wijkgericht vaccineren heel belangrijk vinden. Volgens mij is de staatssecretaris daar ook mee bezig. Maar ik deel inderdaad dat we moeten kijken hoe we die kinderen kunnen bereiken. Ik denk dat ze via wijkgericht werken in beeld komen. Ik deel minder het idee dat we middels staatjes en cijfertjes moeten uitzoeken hoe het zit. Ik ben meer van het pragmatische — dat is ook mijn achtergrond — dus dat we met elkaar bekijken hoe we ze wél kunnen bereiken. Dus niet onderzoeken hoeveel er niet zijn gevaccineerd, maar vooral bekijken hoe we die kinderen kunnen bereiken. Dat kan bijvoorbeeld met die wijkgerichte aanpak, maar natuurlijk ook op andere manieren, want "wijkgericht" kan bijvoorbeeld ook betekenen in de vrouwenopvang, waar kinderen meekomen. Dat is wat mij betreft ook wijkgericht.

De voorzitter:
Een vervolgvraag.

Mevrouw Dobbe (SP):
Ik deel dat. Ik denk niet dat er nog meer onderzoek nodig is of dit een probleem is, want dat weten we al. Het is niet de eerste keer dat we erover horen en dit is niet de enige kliniek die deze kinderen tegenkomt en ziet dat ze niet gevaccineerd zijn omdat ze het Rijksvaccinatieprogramma niet kennen of omdat er misvattingen over bestaan. Dan deel ik ook het pragmatisme van mevrouw Van den Hil. Het is dus ook nodig dat we naar de plekken gaan waar die kinderen zijn. Dat is bijvoorbeeld in de daklozenopvang, al die plekken waar ze zijn. Als ze dat verstaat onder wijkgericht werken, dan moet er wel een extra inspanning komen op wat er nu gebeurt, denk ik, omdat die kinderen nu niet bereikt worden. Dan hoop ik dat we daar samen in kunnen optrekken.

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik zie dat zeker als wijkgericht werken. Een wijk kan een groep woningen bij elkaar zijn, maar een wijk kan ook een woongemeenschap zijn of de daklozenopvang waar je gaat kijken hoe je die mensen kan bereiken. Juist over de misvattingen die er zijn over vaccineren, heb ik gevraagd: er is heel veel desinformatie en hoe gaan we daar ook een zwengel aan geven?

De voorzitter:
Dank u wel. Dan dank ik ook mevrouw Van den Hil voor haar inbreng namens de VVD. Hiermee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. De staatssecretaris heeft aangegeven een kwartiertje te willen schorsen. Dat komt goed uit, want dan kunnen we mooi om half weer beginnen. Ik schors tot half.

De vergadering wordt van 19.15 uur tot 19.32 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het dertigledendebat over de KidsRights Index 2024 inzake de gezondheidszorg en rechten voor kwetsbare kinderen. We hebben net de termijn van de zijde van de Kamer gehad. Daarin is een groot aantal vragen gesteld en ik zie de staatssecretaris klaarstaan om ze te beantwoorden. Daartoe geef ik hem het woord.

Staatssecretaris Karremans:
Dank u wel, voorzitter. De KidsRights Index, ik denk dat het goed is dat die er is. Er valt wel wat op aan te merken — dat heeft mevrouw Van den Hil natuurlijk ook gezegd — maar dat wil ik niet onderwerp van het debat maken vandaag. Want ook al zou Nederland stijf bovenaan staan, op plek 1, dan valt er nog genoeg te verbeteren als het gaat om kinderrechten. Denk bijvoorbeeld aan wat we allemaal nog te doen hebben in de jeugdzorg, in de pleegzorg, ten aanzien van het vaccineren, ten aanzien van participatie. Dus voor mij is het prima om kennis te nemen de positie van Nederland, maar het gaat vooral om wat wij in Nederland doen voor kinderen.

Ik ga de vragen beantwoorden aan de hand van vier blokjes. Ik begin met kinderrechten algemeen, daarna vaccinaties, kinderen in asielzoekerscentra en overig.

Ik begin, zoals ik al aankondigde, met de kinderrechten algemeen. De eerste vraag van mevrouw Westerveld ging daar ook over: hoe kan het dat de rechten niet zijn verankerd in de jeugdzorg? Expliciet formeel is het wettelijk verankeren van kinderrechten niet nodig, aangezien Nederland het Kinderrechtenverdrag heeft geratificeerd. Het is natuurlijk belangrijk dat we dat verdrag in de praktijk brengen. Dat is een heel terecht punt dat mevrouw Westerveld maakt.

Dan het punt over de coördinerende rol, hoe ik mijn rol zie om de positie van kinderen en jongeren te verbeteren en hoe ik invulling geef aan mijn coördinerende rol op kinderrechten. Dat was een vraag van mevrouw Bruyning. Ik ben natuurlijk als coördinerend bewindspersoon verantwoordelijk voor de zorg voor kinderen in Nederland en binnen mijn eigen portefeuille zet ik me onder andere op sport en preventie heel erg in voor kinderen. Naast de inzet die ik op mijn eigen terrein doe, heb ik veel contact met collega's over dit onderwerp, maar ook bijvoorbeeld met de Kinderombuds … Vrouw, is het. Kinderombudsvrouw. Het is een vrouw, maar noem je dat dan nog steeds Kinderombudsman dan? Dat weet ik niet. Ja, wel hè? Kinderombudsman. Daar zouden we eens wat aan moeten doen, maar daar is dan weer niemand mee gekomen. Nou, goed.

De voorzitter:
Ik voel een motie aankomen.

Staatssecretaris Karremans:
Ja, dat heet uitlokking. Maar goed. We organiseren ook jaarlijks de Kinderrechtenconferentie — daar ben ik ook geweest — en de Kinderrechtendialoog en ik heb ook geregeld overleg met de NJR onder andere.

Dan of het kabinet wel een overkoepelende visie heeft op de jeugd in Nederland. Ik vind dat een lastige vraag, want een visie op de jeugd in Nederland is wel heel breed. We hebben ook geen visie voor mensen die 30 zijn in Nederland, of voor ouderen in Nederland. "Jeugd" staat wel in mijn functietitel, maar het zit ook in het onderwijs en het armoedebeleid. Dat is allemaal aangestipt door heel veel verschillende Kamerleden. Daarom is er vooral een coördinerende rol van mij, maar is er niet één overkoepelende jeugdvisie. We werken wel aan een nationale jeugdstrategie. Die hebben andere landen ook. Daar werken we aan. Daar werkt de NJR ook aan. Daar ben ik nauw bij betrokken en daar help ik bij. Dat is dus iets wat ik aan het doen ben.

Het punt over de kinderrechten en de verankering daarvan heb ik gehad.

Dan het belang van de Kinderrechtentoets in beleid en wetgeving, en of ik het als mijn rol zie om zo'n toets kabinetsbreed te stimuleren. Ten eerste — dat heb ik net ook al gezegd — moet nieuwe wetgeving altijd in lijn zijn met internationale verdragen, dus ook met het Kinderrechtenverdrag. De Kinderrechtentoets kan een hulpmiddel zijn om daar extra aandacht voor te vragen. De fase waar we nu in zitten met betrekking tot de kinderrechtentoets, is dat de Kinderombudsman op dit moment bezig is met het ontwikkelen van een implementatiestrategie. Daar heb ik het laatst nog met haar over gehad. Vervolgens kijken we met pilots hoe we die op de beste manier kunnen gaan gebruiken. Het gaat dus wel in die volgorde. Dat zullen we ook doen in samenwerking met de Kinderombudsman.

De vraag hoe serieus het kabinet kinderrechten neemt. Ik neem die zeer serieus. Er werd al even aan gerefereerd: 30 jaar geleden is het Kinderrechtenverdrag ondertekend. Ik zet mij op verschillende terreinen in voor kinderrechten. Ik ben ook zelf als staatssecretaris aanwezig bij bijvoorbeeld een debat van de commissie Digitale Zaken over online kinderrechten. Daar schuif ik gewoon bij aan. Wat we daarop doen vind ik ook belangrijk. Ook daar probeer ik onderwerpen verder te brengen, dus op alle terreinen, samen met mijn collega's in het kabinet.

Dat zijn de vragen onder het kopje kinderrechten algemeen.

De voorzitter:
Ik zie geen interrupties, dus dan gaan we door naar het tweede kopje.

Staatssecretaris Karremans:
Met uw toestemming begin ik dan met het kopje vaccineren. Dan begin ik met een vraag van mevrouw Van den Hil. Zij vroeg of ik bereid ben om informatie die positief is over vaccineren te delen op social media. Ja, daar wordt aan gewerkt, want ik maak me ook zorgen om de informatie die rondgaat op social media. Er gaat ook vaak medisch onjuiste informatie rond via social media, waar mensen natuurlijk wel een bepaalde waarde aan hechten, wat gevolgen kan hebben voor de vaccinatiegraad in Nederland.

Ik maak me ook zorgen over de vaccinatiegraad in Nederland. We zien dat die echt onder druk staat. Gelukkig zien we wel in bepaalde steden ... Bij de vorige begrotingsbehandeling hebben we naar aanleiding van een amendement van GroenLinks-Partij van de Arbeid geld vrijgemaakt waarmee we in Amsterdam en in grote steden, en in de rest van het land overigens ook, maar vooral in de grote steden, door konden gaan met de wijkgerichte aanpak. Dat werpt echt zijn vruchten af. Wat je daar ziet, is dat vertrouwen in vaccineren hand in hand gaat met vertrouwen in de overheid en dat je mensen een voor een moet benaderen. Dat moet je ook op een hele open manier doen, dus niet vanuit de overheid, top-down, "gij zult uw kinderen vaccineren", want die manier werkt dus niet. Ik ben ook gaan kijken hoe dat daar gaat. Ik denk dat er veel potentie is om dat verder uit te breiden, omdat het heel belangrijk is dat kinderen gevaccineerd zijn. We zien het natuurlijk nu met de mazelen en we hebben het al eerder gezien met kinkhoest. Sinds 1963, in zo veel jaren dus, zijn er niet zo veel kinderen overleden aan kinkhoest. Dat is dus echt zorgelijk. Dat is het over de vaccinatiegraad en de desinformatie die daar soms over rondgaat op social media.

Tot slot een vraag van mevrouw Dobbe over dat kinderen zonder verblijfplaats niet worden meegenomen in het Rijksvaccinatieprogramma. Zij vroeg wat ik daaraan kan doen. Het is belangrijk om te zeggen: je hebt geen verzekering nodig om toegang te hebben tot het RVP. Dat weet mevrouw Dobbe. Ook kinderen zonder vaste woon- of verblijfplaats moeten dus in beeld komen bij jgz-organisaties. Dat is belangrijk. Ook asielzoekerskinderen — daar vroeg mevrouw Dobbe ook aandacht voor — moeten binnen zes weken na de start van hun opvangovereenkomst met het COA gezien worden door een verpleegkundige voor een verpleegkundige intake en een medisch onderzoek. Het Rijksvaccinatieprogramma moet uiterlijk binnen vier weken na dit medische onderzoek starten voor deze kinderen.

De voorzitter:
Mevrouw Dobbe heeft een interruptie namens de SP.

Mevrouw Dobbe (SP):
Waar ik mij zorgen over maak, is dat ik van bijvoorbeeld straatartsen of anderen die veel werken met mensen die niet verzekerd zijn, met ouders die zelf niet verzekerd zijn of die zich niet kunnen verzekeren omdat ze geen vaste verblijfplaats hebben of ongedocumenteerd zijn — er kunnen verschillende redenen zijn — hoor dat de kinderen uit beeld zijn. Een kind wordt hier in Nederland in een ziekenhuis geboren en daarna worden ze niet meer opgeroepen. Die kinderen kunnen in principe wel meedoen aan het Rijksvaccinatieprogramma, maar ze krijgen geen oproep. Die ouders worden ook niet voorgelicht over het Rijksvaccinatieprogramma. Daar is denk ik wel meer voor nodig dan wat we nu doen. Ik kan verschillende interventies bedenken, maar misschien kan de staatssecretaris er nog meer bedenken. Je kunt bijvoorbeeld gaan kijken bij voedselbanken en daar meer voorlichting geven. Je kunt met de klinieken waar die mensen terechtkomen, in gesprek gaan over hoe je dit zou kunnen verbeteren. Maar het is wel heel pijnlijk dat die kinderen niet in beeld zijn en dus geen oproep krijgen en niet gevaccineerd worden.

Staatssecretaris Karremans:
Ik snap dat punt. Ik snap ook dat het ingewikkeld is, ook voor professionals, om die mensen te bereiken. Het werkt zo dat je thuis een brief op de mat krijgt met een oproep of dat je een oproep via e-mail krijgt. Je kunt dus lang niet iedereen op die manier bereiken, zeker niet de groep die mevrouw Dobbe beschrijft. Ik snap dat ze daar aandacht voor vraagt. Het zou wel moeten. Mevrouw Dobbe zegt dat ouders soms niet zijn verzekerd. Gelukkig is dat geen voorwaarde om mee te kunnen doen aan het vaccinatieprogramma. Dat is dus al een drempel die we wegnemen. Ik denk dat het verstandig is om, voordat ik allerlei interventies ga bedenken en uit mijn mouw ga schudden, bij de volgende update over het vaccinatieprogramma — die sturen we geregeld naar de Kamer — hier expliciet aandacht aan te besteden. Ik neem dit dus mee terug naar het ministerie, we kijken wat we hier verder aan kunnen doen, wat de stand van zaken is, wat ons beeld is van dit probleem en vervolgens informeer ik de Kamer over wat we daar verder aan zouden kunnen doen.

De voorzitter:
Uw tweede interruptie.

Mevrouw Dobbe (SP):
De staatssecretaris refereerde ook aan kinderen in de asielopvang. Ik had ook andere vragen gesteld …

Staatssecretaris Karremans:
Ja, die komen zo nog.

Mevrouw Dobbe (SP):
Precies.

Staatssecretaris Karremans:
Er is nog een apart blokje over kinderen in de asielopvang.

De voorzitter:
Dan reken ik deze niet als interruptie en noteren we de toezegging die de staatssecretaris heeft gedaan.

Staatssecretaris Karremans:
Voorzitter. Dan ben ik inderdaad bij dat blokje gekomen: kinderen in asielzoekerscentra. Spreek ik minister Faber aan over de rechten van kinderen in asielzoekerscentra? Laat me heel helder zijn, dit kabinet is van mening dat zolang kinderen in asielzoekerscentra verblijven, ze uiteraard moeten worden voorzien van basisbehoeften als onderdak, voedsel, onderwijs en zorg, net als alle kinderen in Nederland. Waar nodig blijf ik de minister van Asiel en Migratie daar kritisch op bevragen, maar de minister van Asiel en Migratie inventariseert op dit moment met het COA mogelijke aanvullende oplossingen om de situatie voor kinderen in asielzoekerscentra te verbeteren. Het kabinet zal u voor het meireces daarover nader informeren.

De voorzitter:
Daarover heeft u een interruptie van mevrouw Westerveld namens GroenLinks-PvdA.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik hoor wat de staatssecretaris zegt, namelijk dat er moet worden voorzien in de basisbehoeften voor deze kinderen. Maar ik denk dat de staatssecretaris net als ik weet dat jaar na jaar allerlei mensenrechtenorganisaties en kinderrechtenorganisaties aan de bel trekken, omdat in heel veel van die basisbehoeften niet wordt voorzien. We weten dat kinderen vaak met veel andere gezinnen worden opgevangen, dat er vaak stress is, dat er vaak geen goede medische hulp is, dat er vaak geen onderwijs is, dat ze vaak moeten verhuizen en dat sommige kinderen zelfs slachtoffer worden van mensenhandel. Dat zijn allemaal feiten. Jaar na jaar trekt ook de inspectie aan de bel als het over deze kinderen gaat.

Ik bedoel het niet flauw, maar we weten dat de collega van de staatssecretaris niet bepaald bekend staat om haar meelevendheid, ook als het gaat om de kinderen van mensen die gevlucht zijn. Daarom vraag ik aan deze staatssecretaris met de portefeuille kinderrechten wat hij in het kabinet doet om ervoor te zorgen dat er wel wordt gewerkt aan niet alleen basisopvang voor deze kinderen, maar ook aan onderwijs, goede faciliteiten, rust, privacy en goede medische zorg.

Staatssecretaris Karremans:
Dat heb ik natuurlijk net aangegeven. Waar nodig blijf ik mijn collega's hierover kritisch bevragen. Ik zei net in de richting van mevrouw Bruyning dat ik coördinerend bewindspersoon ben, maar dat iedere bewindspersoon binnen de verantwoordelijkheden die hij of zij met zijn of haar portefeuille heeft, het nodige moet doen om de kinderrechten te bevorderen en de dingen te regelen waarover mevrouw Westerveld het had. Ik zei net ook dat de minister van Asiel en Migratie — dat is dezelfde minister van Asiel en Migratie als waar mevrouw Westerveld het over heeft — op dit moment mogelijke aanvullende oplossingen met het COA verkent en bekijkt, om de situatie voor kinderen in de asielzoekerscentra te verbeteren. Ik zei ook dat de Kamer daar nog voor het meireces over geïnformeerd zal worden.

De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ja, want ik hoor de staatssecretaris zeggen: waar nodig. Maar het ís nodig. Het is keihard nodig dat de situatie voor deze kinderen beter wordt. Dat zeg ik niet alleen, maar dat blijkt elke keer uit al die rapporten waar ik naar verwijs. Dat blijkt uit al die onderzoeken van de inspectie van mensenrechtenorganisaties. De kinderrechten worden keihard geschonden in asielzoekerscentra. In de afgelopen jaren heb ik ook een aantal keer debatten gehad over bijvoorbeeld onderwijs. Dan zeiden wij ook met elkaar: ja, kinderen in Nederland hebben recht op onderwijs. Maar als het niet voor deze kinderen wordt geregeld, dan hoop ik ook dat de urgentie die ik hier hopelijk uitstraal ook bij deze staatssecretaris binnenkomt. Mijn vraag aan hem is dan ook: hoe gaat zo'n gesprek in het kabinet? Als we weten dat het nodig is, wat zegt hij dan tegen zijn collega, de minister van Asiel en Migratie? Wat zegt zij dan terug? Het is namelijk keihard nodig, dus ik ben heel benieuwd hoe dat gaat.

Staatssecretaris Karremans:
Kijk, ik heb erover gezegd wat ik erover wil zeggen. Ik ga hier niet exact verslag doen van hoe dat soort gesprekken gaan. Het is van belang om te weten dat ik die rol op die manier opvat en ook opneem. Het is ook van belang dat er vanuit het ministerie van Asiel en Migratie gekeken wordt naar oplossingen.

De voorzitter:
U heeft vier interrupties, dus u heeft er nog één. Ze moeten wel wat korter, want ze zijn langer dan 45 seconden. Dat is wel vrij lang.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Als ik het dus goed begrijp, zegt de staatssecretaris dat wij voor het meireces worden geïnformeerd over concrete maatregelen die de situatie en dus ook de kinderrechten van deze kinderen in asielzoekerscentra gaan verbeteren. Dus niet "of", maar daadwerkelijke maatregelen.

Staatssecretaris Karremans:
Ja. Ik zei dat de minister van Asiel en migratie op dit moment samen met het COA aanvullende maatregelen inventariseert om de situatie voor kinderen in asielzoekerscentra te verbeteren. Daarover zal het kabinet, dus de minister van Asiel en Migratie, de Kamer voor het meireces infomeren.

De voorzitter:
Dan heeft mevrouw Dobbe nog een vraag.

Mevrouw Dobbe (SP):
Ik heb ook eventjes teruggekeken en ik hoefde niet heel erg goed te zoeken. De vraag van mevrouw Westerveld is natuurlijk heel terecht. Het is niet alleen maar nodig omdat het superurgent is en omdat de situatie van kinderen in asielzoekerscentra echt belabberd is, maar ook omdat de Kamer er al meermaals om heeft gevraagd. Ik heb hier een motie van Van Nispen. U kent 'm vast wel.

Staatssecretaris Karremans:
Zeker.

Mevrouw Dobbe (SP):
Die motie vroeg om een oplossing voor 1 december vorig jaar. Die motie is niet uitgevoerd. Dat geldt ook voor moties van allerlei andere collega's. Ik heb er zo drie kunnen vinden. Zij hebben dat nog eens allemaal gebundeld in een motie, die is aangenomen, die oproept om hier echt wat aan te doen voor 1 maart dit jaar. Het is nu geloof ik — wat is het? — 27 maart.

De voorzitter:
En uw vraag is?

Mevrouw Dobbe (SP):
Wat is er nu gedaan? Want als we nu weer moeten wachten tot 1 mei … Wat is er nu gedaan om die situatie van kinderen te verbeteren?

Staatssecretaris Karremans:
Mevrouw Dobbe vraagt mij nu een heel inhoudelijk gedetailleerd antwoord op het terrein van een collega-bewindspersoon. Als u er prijs op stelt dat ik daar richting de Kamer een antwoord op geef, dan zal ik dat schriftelijk moeten doen, dan zal de minister van Asiel en Migratie dat schriftelijk moeten doen. Dat kan, maar dat zit echt daar. Ik ben weliswaar de staatssecretaris die belast is met de coördinatie van de kinderrechten, maar niet met elke individuele portefeuille inhoudelijk.

De voorzitter:
Een vervolgvraag. Uw derde interruptie.

Mevrouw Dobbe (SP):
De staatssecretaris vraagt of ik dat op prijs stel. Ik stel dat zeker op prijs. De hele Kamer stelt dat op prijs, want er zou al een brief komen vóór 1 maart over wat het kabinet zal gaan doen en wat het kabinet heeft gedaan om de situatie van kinderen in de asielopvang te verbeteren. Die hebben we niet gekregen, dus we stellen er zeker prijs op dat deze motie wordt uitgevoerd en dat we heel snel een brief krijgen en niet wachten tot mei. Dan kunnen we extra inspanningen krijgen in mei. Dat is allemaal prima, maar u wilt toch wel weten wat er tot nu toe is gebeurd in de asielzoekerscentra?

Staatssecretaris Karremans:
Die vraag ligt bij een collega-bewindspersoon, dus dat zal op die manier richting de Kamer komen.

De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.

Staatssecretaris Karremans:
Voorzitter. Dat was het kopje kinderen in asielzoekerscentra.

Dan heb ik nog het kopje — dat is altijd het leukste kopje — overig. Allereerst heb ik een vraag over de thuiszitters en het leerlingenvervoer: hoe zit het daarmee en hoe zit het met de onderwijsbezuinigingen? Die vraag ligt dit keer op het terrein van de staatssecretaris van OCW. Ik heb begrepen dat er op 21 mei een debat plaatsvindt met de Kamer over passend onderwijs. Hiervoor zal de staatssecretaris van OCW nog een brief sturen naar de Kamer. Daarin zal ook aandacht zijn voor leerlingenvervoer en thuiszitters.

Dan de vraag: er komt een actieplan voor mensen zonder zorgverzekering, maar wat gaat het kabinet doen om toegang tot zorg voor deze kinderen en de jeugd te vergroten? Iedereen die in Nederland zorg nodig heeft, ontvangt zorg. Dat geldt ook voor kinderen met onverzekerde ouders. De zorg voor deze kinderen komt, net als de zorg voor hun ouders, ten laste van de Subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden. Als onverzekerde ouders die verzekeringsplichtig zijn, verzekerd worden, dan geldt dat ook voor hun kinderen. De komende maanden worden aanvullende maatregelen verkend om onverzekerdheid te voorkomen en op te lossen. De Tweede Kamer wordt regelmatig geïnformeerd over de voortgang.

Voorzitter. Dan een vraag met betrekking tot het jeugdstrafrecht.

De voorzitter:
Voor u vervolgt, heeft u een interruptie van mevrouw Dobbe. Dat is tevens haar laatste interruptie.

Mevrouw Dobbe (SP):
Ik ben het met de staatssecretaris eens dat de beste manier om dit op te lossen is door ervoor te zorgen dat iedereen verzekerd is. Maar tot die tijd is dat niet zo en zullen we toch wat met die groep moeten. Mijn zorg zit 'm in de verschillende voorbeelden waarover ik heb gehoord. Een jongen met pijn in de knie en onverzekerde ouders die bang waren voor de kosten, kwam bijvoorbeeld bij een huisarts, werd niet doorverwezen naar een specialist en bleek daarna door te moeten naar een oncoloog. Dat zou niet zijn gebeurd als er geen weerstand, of in ieder geval geen barrières waren geweest, omdat een zorgverlener zich zorgen maakt en denkt: "Wat moet ik met zo'n kind? Hij is niet verzekerd. Wordt dat wel vergoed?" Dan was hij waarschijnlijk eerder geholpen. Mijn zorg zit dus echt bij die groep. Wat kunnen we meer doen op het gebied van voorlichting en het betrekken van mensen? Zij moeten weten: ik kan gewoon zonder problemen terecht als ik klachten heb; er komen geen extra kosten bij. In Nederland hebben we de zorg namelijk gewoon goed geregeld. Wat kunnen we doen voor die groep?

Staatssecretaris Karremans:
Kijk, dat is een van de punten waar de minister van VWS, de staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg en ikzelf natuurlijk elke dag aan werken op het ministerie. Wij werken aan het verlagen van de barrières en het zo laagdrempelig mogelijk maken van de toegang tot zorg. Ik ken deze casus, dit voorbeeld niet. Het klinkt vreselijk, maar ik ken de situatie niet. Ik vind het op die manier ook lastig om daarop in te gaan. Het feit blijft natuurlijk dat de barrières die er zijn, of die worden gepercipieerd door mensen, terwijl ze er niet zijn, want daar gaat het in dit geval om, blijvend de aandacht hebben van de minister, de staatssecretaris en mijzelf.

De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.

Staatssecretaris Karremans:
Voorzitter. Dan was er een vraag over het onderwijs voor kinderen in justitiële jeugdinrichtingen: wat gaat de staatssecretaris hieraan doen? In februari adviseerde de Onderwijsraad inderdaad over het onderwijs in de justitiële jeugdinrichtingen. Het advies laat zien hoe complex het is om in de justitiële jeugdinrichtingen onderwijs te bieden dat goed aansluit op de behoeften van jongeren in een jeugdinrichting. Voor het zomerreces ontvangt de Kamer hier een inhoudelijke reactie op. Mijn collega's van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Justitie en Veiligheid zullen daarin aandacht besteden aan de onderwijsinstellingen in justitiële jeugdinrichtingen.

Dan de vraag van mevrouw Bruyning over vanochtend. Ik was daar ook en heb het rapport ook in ontvangst genomen. Hoe gaat het kabinet deze aanbevelingen opvolgen, was de vraag. Ik verwijs toch even naar wat mijn collega, de staatssecretaris Rechtsbescherming, daarover gezegd heeft. Het is een heel waardevol rapport. Als je die verhalen hoort, dan gaan die wederom door hart en ziel. Dat heb ik vanochtend ook tegen iedereen daar gezegd. Ik heb een aantal van de ouders die daar waren zelf ook al eerder gesproken. Die ken ik ook nog uit Rotterdam. De commissie geeft evident verschillende goede adviezen over erkenning, herstel van het toekomstperspectief voor jongeren en het verbeteren van de jeugdzorg. We hebben het rapport net een paar uur binnen. Wij gaan het goed bestuderen en zullen ook met een inhoudelijke reactie daarop komen.

De voorzitter:
Voor u vervolgt, heeft u een interruptie van mevrouw Westerveld. Dat is tevens haar laatste.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ja, dus die ga ik goed inzetten. Allereerst hoop ik dat de staatssecretaris ook bij het debat over passend onderwijs is, want dat gaat ook over onderwijs aan kinderen die zorg nodig hebben. Zijn voorgangers waren daar op verzoek van de Kamer ook bij. Dit sluit ook aan bij het punt dat ik wil maken over onderwijs aan jongeren in justitiële jeugdinstellingen, maar ook in jeugdzorginstellingen, want dat ligt ook op het bordje van deze staatssecretaris. Ik heb in de afgelopen jaren iets te vaak gemerkt dat de staatssecretaris of de minister van VWS dan verwijst naar de minister van Onderwijs en dat die dan weer naar hen terugverwijst. Volgens mij is dat precies een reden waarom het voor bepaalde groepen kinderen zo moeilijk is om onderwijs te krijgen dat bij hen aansluit. Dat geldt zowel voor kinderen met een beperking, met autisme of met een leerachterstand die thuiszitten en wat extra hulp nodig hebben, als voor deze groep jongeren. Ik vraag dus naar de rol van deze staatssecretaris als het gaat om het onderwijs aan deze groepen kinderen die in de knel zitten.

Staatssecretaris Karremans:
Kijk, het is een persoonlijke opvatting van mij dat het aan ouders of een kind nooit goed uit te leggen is dat het bij de overheid leidt tot afschuifgedrag tussen ministeries of overheidslagen. Dat vind ik altijd iets wat de overheid zelf moet oplossen. Mensen die daar in Nederland mee te maken krijgen, moeten daar niks van merken. Dat is mijn stellige overtuiging. Op dit exacte punt moet ik het antwoord even schuldig blijven, maar ik wil daar met alle liefde best schriftelijk op terugkomen. Het is een vrij gedetailleerde vraag, die ik nu niet eventjes kan beantwoorden. Maar in algemene zin geldt dat ik ook met mijn collega's van OCW — het is maar net waar ook daar het kwartje valt — een goed contact heb, en dat zo veel mogelijk wordt samengewerkt. Voor het gemak trek ik dit heel even breder. Daarom is het heel belangrijk dat OCW en JenV zijn aangehaakt bij de Hervormingsagenda Jeugd. Dat was ook niet makkelijk; of het was niet altijd een vanzelfsprekendheid, laten we het zo zeggen. Maar het is wel heel belangrijk dat daarin samen wordt opgetrokken. Ik merk wel, ook politiek, in dit kabinet, dat het heel belangrijk is om wat dat betreft eenheid van beleid uit te stralen en dat mensen in Nederland die te maken hebben met problemen en uitdagingen, niks merken van de manier waarop de overheid dat intern heeft georganiseerd.

De voorzitter:
Dank u wel.

Staatssecretaris Karremans:
Voorzitter. De vraag van mevrouw Dobbe was natuurlijk dezelfde als de vraag van mevrouw Bruyning over het rapport van vanochtend.

Mevrouw Westerveld stelde een vraag over de inspraak op beleid door ervaringsdeskundigen uit de jeugdzorg. Zij vroeg of VWS die structureel wil regelen. Daar hebben we het gisteravond ook over gehad. Ik heb daarover gezegd dat dit dekking vergt en dat ik niet weet waar ik die nu vandaan zou moeten halen. Bovendien worden ervaringsdeskundigen structureel betrokken bij de Hervormingsagenda Jeugd. Daar gaat het natuurlijk elke keer om verschillende jongeren. Gaat het om de gesloten jeugdzorg, dan wil je dus jongeren hebben die dáár ervaring mee hebben. Gaat het om de pleegzorg, dan wil je jongeren spreken die daar ervaring mee hebben. Gaat het om weer een ander onderwerp, bijvoorbeeld de mentale gezondheid van jongeren of een heel ander onderwerp — het is zo ontzettend breed — dan wil je wel een groep hebben die specifiek daarover kan adviseren. Je ziet dat het erg waardevol is om elke keer te bekijken welke ervaringsdeskundigen we nodig hebben. Ik zeg er wel bij dat structurele inspraak natuurlijk wel geregeld is via de NJR. Die wordt structureel gefinancierd door VWS. Nu we toch bezig zijn met internationale vergelijkingen, zeg ik er ook bij dat dit in andere landen van de wereld lang niet het geval is. Wat dat betreft is het dus mooi dat wij dat hebben. Maar dit gebeurt ook via Ieder(in), Per Saldo en MIND.

Over onderwijs in justitiële instellingen heb ik wat gezegd. Ik kijk even, hoor.

Mevrouw Van der Hil vraagt hoe het staat met de uitwerking van de motie-Van der Hil c.s. die de regering verzoekt om samen met gemeenten en Valente te verkennen welke knelpunten en oplossingen er te formuleren zijn voor kinderen die met hun ouder in een opvanghuis verblijven. Het is, denk ik, terecht dat mevrouw Van der Hil daarnaar vraagt. Er is een verkenning gestart naar de knelpunten en de mogelijke oplossingen. Valente neemt daarvoor deel aan een projectteam met onder andere VNG en VWS. De Kamer wordt daar vóór het wetgevingsoverleg Jeugd van 2025 — dus in dit najaar — over geïnformeerd.

Tot slot de vraag hoe het kan dat hulpmiddelen voor kinderen met een beperking niet worden vergoed. Vandaag zijn Kamervragen daarover binnengekomen, naar ik meen van mevrouw Westerveld. Die zullen ook door mijn collega Vicky Maeijer zo snel mogelijk van antwoorden worden voorzien.

Dan hulpmiddelen in de sport. Die zijn ook nog eens even een grote uitdaging en een groot probleem voor veel sporters met een handicap. Zelf ben ik bezig met het realiseren van één loket voor hulpmiddelen in de sport, zodat gemeenten niet naar elkaar wijzen voor het vergoeden van hulpmiddelen in de sport. Nou, daar hebben we het net over gehad.

De voorzitter:
Kijk eens aan: het woord "sport" valt, en mevrouw Van den Hil snelt omhoog om een interruptie te plegen.

Staatssecretaris Karremans:
Dat hadden we kunnen verwachten natuurlijk.

De voorzitter:
Mevrouw Van den Hil.

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Nou, dank je wel, voorzitter, maar ik wilde nog even terugkomen op het vorige punt. Ik vind het prima en snap ook dat het even tijd nodig heeft, maar ik doe een beetje een beroep op de inspanningsverplichting om, zoals ik deze staatssecretaris ken, ook in die tussentijd ... Want je hoort echt schrijnende gevallen: dat als je zeg maar in Maastricht woont, in Groningen opgevangen wordt en kinderen dan geen jeugdzorg hebben. Dus of daar ook wel een beetje op een andere manier, ook naar gemeenten toe, wat aandacht voor kan zijn. Want vóór het WGO, en dan moet het nog worden uitgewerkt, dat is best nog wel een tijd, vind ik.

Staatssecretaris Karremans:
Ja. Ik neem die suggestie, eigenlijk een oproep, om het snel te doen, ter harte. Dank.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan dank ik ook de staatssecretaris. Ik constateer dat er nog heel wat brieven naar de Kamer komen.

Staatssecretaris Karremans:
Valt mee toch? O ja, er komen er nog.

De voorzitter:
Nee, niet dat u ze niet beantwoord heeft. Nou ja, ik denk dat we daar alleen maar blij mee zijn.

Staatssecretaris Karremans:
That's what we do, hè, brieven sturen.

De voorzitter:
Ik heb nog even het dilemma opgezocht dat we net hadden; ik kon dat toch niet laten. Over Kinderombuds"man", en hoe dat nou zat. Ik zag het op de eigen website staan. Het zit zo: ze heten de "Kinderombudsman", maar Margrite Kalverboer is de Kinderombudsvrouw.

Staatssecretaris Karremans:
Kijk ... Had ik het toch goed!

De voorzitter:
Dus we hebben geen extra motie nodig.

Staatssecretaris Karremans:
We hadden allebei gelijk; laten we het daarop houden.

De voorzitter:
Precies. Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van deze eerste termijn van de zijde van het kabinet. Ik kijk nog even rond voor of er behoefte is aan een tweede termijn. Ik zie geknik, dus dan nodig ik mevrouw Dobbe daarvoor uit als eerste spreker van de zijde van de Kamer, uiteraard namens de SP.

Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel, voorzitter. Wij hebben een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in Nederland duizenden kinderen onverzekerd zijn, doordat zij dak- of thuisloos of ongedocumenteerd zijn;

overwegende dat deze kinderen hierdoor slechtere toegang hebben tot de zorg en bijvoorbeeld niet worden uitgenodigd voor het Rijksvaccinatieprogramma;

overwegende dat alle kinderen recht hebben op zorg;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat de toegankelijkheid tot de zorg wordt verbeterd voor kinderen in een kwetsbare positie, die bijvoorbeeld dakloos, onverzekerd en/of ongedocumenteerd zijn;

verzoekt de regering voorts de toegang tot het Rijksvaccinatieprogramma voor deze kinderen te verbeteren, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dobbe en Westerveld.

Zij krijgt nr. 1072 (31839).

Mevrouw Dobbe (SP):
Voorzitter. Ik wil afsluiten met dat ik toch grote zorgen heb over kinderen in de asielopvang, samen met de rest van de Kamer hier die zich daar al meermaals over heeft uitgesproken. De situatie van die kinderen is echt urgent en heeft met spoed een oplossing nodig. We hebben er telkens om gevraagd, om die oplossing, maar daar wordt telkens niks mee gedaan. Deze kinderen lopen een ernstig risico op ontwikkelingsschade. Afgelopen december zouden we bericht krijgen en we zouden in maart bericht krijgen. We horen nu toch wel echt graag snel wat dit kabinet gaat doen.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Dobbe, voor uw inbreng. Dan nodig ik de volgende spreker van de zijde van de Kamer uit: mevrouw Westerveld, namens GroenLinks-PvdA.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit de KidsRights Index 2024 blijkt dat kinderrechten in Nederland onvoldoende worden gewaarborgd in beleid en wet- en regelgeving;

constaterende dat de Kinderrechtentoets ervoor zorgt dat beleid en wet- of regelgeving worden getoetst aan kinderrechten uit het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK);

verzoekt de regering standaard een Kinderrechtentoets uit te voeren bij beleid en wet- en regelgeving die kinderen raken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Dobbe.

Zij krijgt nr. 1073 (31839).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
De tweede.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de handtekening van Nederland onder het Kinderrechtenverdrag staat;

constaterende dat financiële problemen soms de oorzaak zijn dat kinderen in de jeugdzorg of na een uithuisplaatsing verminderd of geen contact hebben met familie, hulpmiddelen en educatieve middelen voor kinderen met een beperking niet altijd worden vergoed, en kinderen uit families met sociaal-economische problemen minder vaak zwemvaardig zijn en kunnen sporten en bewegen;

constaterende dat dit in strijd is met de artikelen 9, 23 en 31;

verzoekt de regering een plan te maken om deze schendingen van kinderrechten vanwege de financiële situatie van ouders aan te pakken, en de Kamer hierover voor de zomer te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Dobbe.

Zij krijgt nr. 1074 (31839).

Dank u wel voor uw inbreng, mevrouw Westerveld. Dan is de volgende spreker van de zijde van de Kamer mevrouw Bruyning namens Nieuw Sociaal Contract.

Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank, voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden. Wij hebben één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland zich heeft gecommitteerd aan het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK);

van mening dat kinderen een actieve stem moeten krijgen in beleid en besluitvorming die hen aangaan;

overwegende dat in het rapport Een Jonge Blik op Kinderrechten waardevolle aanbevelingen zijn gedaan ter verbetering van de naleving en borging van kinderrechten;

verzoekt de regering:

  • te onderzoeken of er maatregelen kunnen worden genomen om de actieve participatie van kinderen bij beleid en besluitvorming te stimuleren en structureel te borgen;

  • te onderzoeken op welke wijze de aanbevelingen uit Een Jonge Blik op Kinderrechten geïmplementeerd kunnen worden en de Kamer hierover te informeren;

  • te rapporteren over de voortgang van deze maatregelen binnen zes maanden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bruyning.

Zij krijgt nr. 1075 (31839).

Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng, mevrouw Bruyning. Dan zijn we aanbeland bij de laatste spreker van de zijde van de Kamer. Dat is mevrouw Van den Hil namens de VVD.

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Dank, voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Ik dank de collega's voor toch weer een inhoudelijk debat, denk ik. Ik heb verder geen moties, maar nog wel één ding dat me van het hart moet. Ik heb heel veel met kinderen gesproken, ook vanochtend nog en in een rondetafelgesprek over de Big Five. We hebben het altijd over kinderrechten en over de kinderen. Ik zou ook niet zo willen focussen op al die ranglijstjes. Laten we het nou vooral goed doen voor die kinderen. Wat bij mij dan toch steeds naar boven komt en wat ik terughoor in gesprekken: laten we soms ook de ouders aanspreken, want die vergeten we. Kinderrechten beginnen namelijk bij de ouders. Kinderen zeggen steeds tegen mij: jullie spreken ons aan, jullie geven ons hulp, maar mijn ouders gaan maar door. Het is ook een beetje een algemene oproep aan de Kamer en aan de staatssecretaris om ook eens na te denken over wat de rol van ouders is. Kunnen we af en toe ook daar wat meer aandacht voor hebben?

Dank je wel.

De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng, mevrouw Van den Hil.

Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De staatssecretaris heeft aangegeven ongeveer een kwartiertje nodig te hebben, dus ik schors tot 20.20 uur.

De vergadering wordt van 20.06 uur tot 20.15 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het dertigledendebat over de KidsRights Index 2024 inzake de gezondheidszorg en rechten voor kwetsbare kinderen. We hebben net de tweede termijn van de zijde van de Kamer gehad. Daarin zijn vier moties ingediend. Ik geef de staatssecretaris het woord om ze te appreciëren.

Staatssecretaris Karremans:
Dank u wel, voorzitter.

De eerste motie is van mevrouw Dobbe. Ze zit al in de startblokken, zie ik. De motie op stuk nr. 1072: oordeel Kamer.

Ja, dag!

De voorzitter:
En toch komt ze nog naar voren.

Staatssecretaris Karremans:
Nou ja! Dit is ongekend, schandalig!

De voorzitter:
Ik voel met u mee, ik voel met u mee. We gaan het wel kort houden, want anders moeten we de regel weer aanpassen. Maar goed, het is nog geen kerst en we zitten goed in de tijd. Mevrouw Dobbe.

Mevrouw Dobbe (SP):
Dat dacht ik ook, voorzitter. Zolang het nog geen kerst is… Ik wil graag de staatssecretaris heel veel sterkte wensen bij het uitvoeren van deze motie. We gaan het …

Staatssecretaris Karremans:
Ik weet niet wat dat zegt.

Mevrouw Dobbe (SP):
We gaan het nader volgen.

De voorzitter:
Kijk eens aan. Ze zei het met een glimlach, maar …

Staatssecretaris Karremans:
Dank. Ik neem het maar in ontvangst.

Dan de motie op stuk nr. 1073 van mevrouw Westerveld over de Kinderrechtentoets. Die geef ik het oordeel ontijdig. Ik heb gezegd dat de Kinderombudsvrouw bezig is met de implementatiestrategie. Daarna willen we naar de pilots kijken. Deze motie vraagt gelijk om implementatie. Om die reden geef ik 'm het oordeel ontijdig.

De voorzitter:
Dan hoor ik als voorzitter altijd te vragen of de indiener bereid is om de motie aan te houden.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Nee, want wij zeggen niet "doe het nu", maar "ga het doen". Doe niet eerst pilots, maar ga het gewoon doen, als dit een goed idee is. Dat is het punt van de motie. Ik zeg niet dat het morgen moet gebeuren, maar wel bij toekomstige wetgeving. Dat staat in de motie. Misschien kan de staatssecretaris met die bril nog eens naar de motie kijken. Ik ga 'm dus niet aanhouden.

De voorzitter:
Hij komt dus sowieso op de stemmingslijst. Dan kijk ik nog even of de staatssecretaris nog tot een ander oordeel komt.

Staatssecretaris Karremans:
Nee, ik vind dat lastig. Ik wil gewoon eerst de implementatiestrategie. Ik wil het zorgvuldig doen. Ik wil ook echt de pilots bekijken van hoe en wat en hoe gaan we dat invullen. Sorry, ik blijf toch bij de appreciatie.

De voorzitter:
We noteren "ontijdig" bij de motie op stuk nr. 1073.

Staatssecretaris Karremans:
De motie op stuk nr. 1074, ook van mevrouw Westerveld, krijgt ook de appreciatie ontijdig. Deze motie vraagt een plan te maken om deze schendingen van kinderrechten vanwege de financiële situatie van ouders aan te pakken en de Kamer hierover voor de zomer te informeren. Ik heb mijn taak als coördinerend bewindspersoon opgepakt en de minister van SZW daarnaar gevraagd. Hij verzoekt de Kamer deze motie aan te houden tot het Nationaal Programma Armoede en Schulden wordt gepubliceerd — dat zal nog voor de zomer zijn — en als de Kamer dat niet wil doen, het debat over armoede met de minister op 17 april af te wachten.

De voorzitter:
Dan heb ik wederom de vraag of mevrouw Westerveld bereid is om de motie aan te houden.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik ga dat even bespreken met mijn collega van SZW, Esmah Lahlah, want zij doet deze debatten. Zij gaf juist aan dat er echt wel behoefte is om in deze debatten ook tot concrete punten te komen. Deze motie is dus in ieder geval met mijn collega van SZW afgestemd.

Dan nog één opmerking. Ik begon mijn bijdrage met het punt dat er altijd weer excuses zijn om niet aan het Kinderrechtenverdrag te voldoen. Ik wil de staatssecretaris daar niet van betichten, maar ik hoor nu al twee keer dat een motie ontijdig is, terwijl mijn punt is: laten we nu beginnen met kinderrechten en niet elke keer iets zoeken om iets door te kunnen schuiven. Volgens mij is de tijd nu om kinderrechten na te komen en dus echt aan de slag te gaan.

De voorzitter:
Een heldere oproep.

Staatssecretaris Karremans:
Ik snap de oproep, maar dit gaat natuurlijk om concrete voorstellen waar ook gewoon beleid voor gemaakt moet worden. Dat wil ik natuurlijk wel afstemmen met mijn collega's, net zoals mevrouw Westerveld. Ik wilde nog net niet zeggen dat ik hier ook enig afschuifgedrag binnen de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid bemerkte. Ik zeg het daarom ook niet.

De voorzitter:
Dan noteren we "ontijdig". We kijken nog even of ze al dan niet aangehouden wordt. Voorlopig gaan we ervan uit dat ze op de stemmingslijst komt.

Staatssecretaris Karremans:
Tot slot de motie op stuk nr. 1075 van mevrouw Bruyning. Die geef ik graag oordeel Kamer.

De voorzitter:
Dan noteren we bij de motie op stuk nr. 1075: oordeel Kamer.

Staatssecretaris Karremans:
Dan heb ik nog een vraag van mevrouw Van den Hil over de rol van de ouders. Die vind ik inderdaad heel belangrijk. Vanmorgen bij de aanbieding van het rapport Erfenis van onrecht zei ik ook dat kinderen een exponent zijn van hun omgeving. Ouders spelen daar evident de allergrootste rol in. Als het bad rood is — kinderen zijn als een spons — dan wordt de spons ook rood. Als het bad blauw is, dan wordt de spons ook blauw. Daar kunnen kinderen niet zo veel aan doen. Dat is het gevolg van hun omgeving. Ouders zijn een evident onderdeel van de aanpak met betrekking tot kinderrechten.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van dit dertigledendebat. Ik dank de leden voor hun aanwezigheid en hun deelname. Ik dank uiteraard ook de staatssecretaris. Ik dank ook de mensen die dit gevolgd hebben vanaf de publieke tribune of vanaf elders.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik attendeer de leden er nog op dat we dinsdag over de moties gaan stemmen. Dit is ook meteen het laatste debat van vandaag, dus ik sluit ook meteen de plenaire van vandaag.