Dertigledendebat over de KidsRights Index 2024 inzake de gezondheidszorg en rechten voor kwetsbare kinderen (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D13633, datum: 2025-03-27, bijgewerkt: 2025-03-28 10:47, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-03-27 18:50: Dertigledendebat over de KidsRights Index 2024 inzake de gezondheidszorg en rechten voor kwetsbare kinderen (Plenair debat (dertigledendebat)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Aan de orde is het dertigledendebat over de KidsRights Index 2024 inzake de gezondheidszorg en rechten voor kwetsbare kinderen.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het dertigledendebat over de
KidsRights Index 2024 inzake de gezondheidszorg en de rechten voor
kwetsbare kinderen. Ik heet de leden van harte welkom. Er hebben zich
vier leden ingeschreven. Ik heet uiteraard ook de staatssecretaris, de
mensen op de tribune en de mensen die dit debat elders volgen van harte
welkom.
Dit is een dertigledendebat. Daarbij is het gebruikelijk dat we drie
minuten spreektijd hebben en vier interrupties, die u naar believen mag
gebruiken. Uiteraard zijn dat er in de termijn van de zijde van de Kamer
vier en vervolgens wederom vier voor interrupties op de
staatssecretaris. Dat gezegd hebbende nodig ik mevrouw Dobbe, die al
klaarstaat, uit om haar inbreng te komen doen namens de SP.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel, voorzitter. In juli vorig jaar werd de jaarlijkse KidsRights
Index gepresenteerd. Nederland eindigde daarin op plaats 19. Nederland
zakt weg, met name op het gebied van de gezondheidszorg voor kinderen.
Dat is ernstig. Het kabinet kent deze uitkomst. Wat gaat het kabinet
daaraan doen?
Ik wil voor een aantal punten aandacht vragen. Ieder kind heeft recht op
noodzakelijke gezondheidszorg en jeugdzorg. Kinderen zonder
zorgverzekering en verblijfsvergunning ook. Uit de ETHOS Light-tellingen
blijkt dat ongeveer 30% van de getelde daklozen vrouw is, van wie een
derde met een of meerdere kinderen op straat leeft. Bijna een vijfde van
de dakloze mensen is jonger dan 18 jaar. Een deel heeft geen
zorgverzekering en wordt dus ook te vaak geweigerd aan de balie. Nu komt
er op ons verzoek een actieplan voor mensen zonder zorgverzekering. Maar
wat gaan het kabinet en deze staatssecretaris doen om de toegang tot
zorg voor deze groep kinderen te vergroten? Hetzelfde geldt voor toegang
tot de jeugdzorg voor deze groep kinderen.
Kinderen van ouders zonder verzekering, zonder vaste verblijfplaats of
zonder verblijfsvergunning worden ook niet automatisch meegenomen in het
Rijksvaccinatieprogramma en de jeugdgezondheidszorg. Naar schatting gaat
het dus om grote groepen kinderen. Dat kunnen duizenden kinderen zijn,
maar het zijn schattingen. Vaccinaties voor deze groep zijn niet alleen
voor deze kinderen belangrijk, maar voor de hele volksgezondheid. Wat
kan de staatssecretaris doen om dit te verbeteren, zodat deze kinderen
niet worden vergeten?
Dan de situatie van kinderen in de asielopvang. De gezondheidsinspectie
constateert ook dat deze schrijnend is. Er zijn ernstige risico's die de
gezonde en veilige ontwikkeling van kinderen belemmeren. Zij ontvangen
vaak geen zorg en geen jeugdzorg als dat nodig is. Daarmee wordt niet
voldaan aan de rechten van het kind en lopen kinderen een ernstig risico
op blijvende en mogelijk onherstelbare schade. Er zijn meerdere moties
aangenomen om de situatie van kinderen in de asielopvang te verbeteren,
maar die worden niet uitgevoerd. Hoelang duurt het nog totdat die worden
uitgevoerd? Wanneer worden die uitgevoerd?
Vanmorgen was de presentatie van de Commissie Toeslagen en
Uithuisplaatsingen. Hieraan kunnen we vanavond volgens mij niet
voorbijgaan. De problemen door het toeslagenschandaal hebben geleid tot
problemen in gezinnen, tot schulden en tot stress. Dat zijn problemen
die er eerst niet waren. Toen die problemen door het toeslagenschandaal
ontstonden, leidde dat tot de uithuisplaatsing van deze kinderen. De
gevolgen voor deze kinderen zijn enorm, hebben wij vanochtend ook weer
gehoord. De commissie vindt dat er voor de uit huis geplaatste kinderen
een zelfstandige erkenning moet komen, die bestaat uit een
toekomstgerichte aanpak waarbij de kinderen ruimhartige ondersteuning
moeten krijgen. Wat vindt het kabinet hiervan? Hoe gaat het kabinet dit
oppakken? En wat gaat het kabinet doen om kinderen die uit huis
geplaatst zijn, terug naar huis te laten keren? Ik weet dat er plannen
zijn, maar het lijkt mij dat er na de presentatie van het rapport van
vanochtend een intensivering nodig is, dat er meer haast gemaakt moet
worden en dat er harder op moet worden ingezet om deze kinderen terug
naar huis te krijgen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Dobbe. De volgende spreker van de zijde van de Kamer
is mevrouw Westerveld namens GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Hoe serieus nemen we kinderrechten echt? Dat is een vraag
die ik vandaag heb aan het kabinet en aan de Kamer, of, nou ja, aan de
vier fracties die hier vandaag wél zijn. Deze maand is het 30 jaar
geleden dat Nederland het Kinderrechtenverdrag ondertekende. Dat zou
reden moeten zijn voor een feestje. Maar het betekent ook dat er al 30
jaar willens en wetens kinderrechten worden geschonden. Iedere keer hoor
ik weer een smoes over waarom iets niet kan. Er wordt vooruitgeschoven.
Het ligt bij een andere bewindspersoon. Het is ingewikkeld. Er is geen
geld. De verantwoordelijkheid ligt elders. Er is meer onderzoek nodig.
En daar ben ik klaar mee.
Ik geef een paar voorbeelden. Iedereen vindt het belangrijk dat alle
kinderen onderwijs krijgen. Hoe kan het dan dat er zo veel kinderen
thuiszitten zonder onderwijs? Hoe kan het dat dit er niet minder, maar
juist meer worden? Hoe kan het dat al jaren bekend is dat het
leerlingenvervoer niet op orde is, terwijl het kabinet wijst naar
gemeenten, die weer naar het kabinet wijzen? Voelt deze staatssecretaris
zich ook op al deze punten verantwoordelijk? Hoe rijmt hij dit met de
onderwijsbezuinigingen van dit kabinet? Hoe kan het dat ik, en anderen,
al acht jaar aankaarten dat het onderwijs in justitiële
jeugdinrichtingen en jeugdzorginstellingen niet op orde is? Hoe kan het
dat bewindspersonen het niet oplossen, naar elkaar wijzen, het complex
vinden en zeggen dat er nog een extra rapport nodig is en dat er
ondertussen nog steeds geen onderwijs is? Wat gaat deze staatssecretaris
doen?
Hoe kan het dat kinderrechten niet verankerd zijn in de Jeugdwet?
Sterker nog, ook in de jeugdzorg worden de rechten van kinderen al jaren
geschonden. Hoe kan het dat aan kinderen niet eens wordt gevraagd wat
zij willen, zelfs niet altijd bij ingrijpende wijzigingen zoals een
uithuisplaatsing? Hoe kan het dat we het rapport van Jason nodig hadden
voordat honderden kinderen uit de jeugdzorg werden geloofd en dat echte
erkenning er nog steeds niet is gekomen? Hoe kan het dat kinderen in de
jeugdzorg soms hun broertjes, zusjes of ouders niet zien, iets simpels
als reiskosten hier soms de reden van is en we dat niet gewoon oplossen?
Hoe kan het dat ons voorstel om inspraak van ervaringsdeskundigen uit de
jeugdzorg op het beleid van het ministerie van VWS structureel te
regelen, nu vast dreigt te lopen? Vindt de staatssecretaris dit echt
belangrijk? Ik stel deze vraag ook aan de Kamerleden, want aanstaande
dinsdag gaan wij stemmen over dit concrete voorstel.
Hoe kan er kinderarmoede zijn in een rijk land als Nederland? Hoe kan
het dat hulpmiddelen voor kinderen met een beperking niet standaard
worden vergoed en deze kinderen dus keihard op achterstand staan? Hoe
kan het dat jarenlang de rechten van kinderen in asielzoekerscentra
worden geschonden? Gelden kinderrechten voor hen minder, vraag ik de
staatssecretaris. Bespreekt hij dit ook in het kabinet? Dan doel ik
specifiek op zijn collega, minister Faber. Spreekt hij haar aan, waarop
en op welke manier?
Voorzitter. Ook ik was vanochtend bij de presentatie van het rapport van
de commissie-Hamer over de gedupeerde kinderen van het
toeslagenschandaal. Zij moeten nu weer een paar maanden wachten op een
reactie van het kabinet. Maar zij willen gewoon dat het kabinet aan de
slag gaat; niet meer praten, niet meer de hele tijd hier komen. "Ga aan
de slag", is hun oproep.
Voorzitter. Als we zeggen kinderrechten belangrijk te vinden, dan zijn
mooie woorden niet genoeg. Pas aan daden valt af te lezen of kabinet en
Kamer kinderrechten wél serieus nemen. En na 30 jaar wordt dat tijd.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Westerveld, voor uw inbreng namens GroenLinks-PvdA.
Dan is het woord nu aan mevrouw Bruyning namens Nieuw Sociaal
Contract.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank, voorzitter. Afgelopen dinsdag was ik bij de presentatie van het
rapport Een Jonge Blik op Kinderrechten. Het was een feest, want 30 jaar
kinderrechten in Nederland moest gevierd worden. Tegelijkertijd zat er
een rouwrandje aan, want ondanks dat we al 30 jaar kinderrechten in
Nederland hebben, ontbreekt het tot op de dag van vandaag aan de
structurele inbedding van kinderrechten in alles wat wij doen. Vandaag
hebben we het over de stand van kinderrechten in Nederland. We leven in
een land waar kinderen toegang hebben tot onderwijs, gezondheidszorg en
bescherming. Maar ondanks deze voorzieningen is er nog veel werk te
doen.
Dit blijkt uit de nieuwste KidsRights Index, waarin Nederland is gezakt
naar de negentiende plek. Hoe kan het dat een land als Nederland, dat
bekendstaat om zijn sociale voorzieningen, zo laag scoort op
kinderrechten? De KidsRights Index beoordeelt landen op basis van vijf
categorieën: het recht op leven, gezondheid, onderwijs, bescherming en
een kindvriendelijk klimaat. Hoewel Nederland hoog scoort op gebieden
als gezondheidszorg en onderwijs, zijn er serieuze tekortkomingen op het
gebied van kinderparticipatie en gelijke kansen. Kinderrechten worden
niet altijd meegenomen in beleidsbeslissingen en kwetsbare groepen zoals
kinderen in armoede of met een migratieachtergrond, krijgen niet altijd
de ondersteuning die zij nodig hebben.
Een belangrijk aandachtspunt is ook de jeugdzorg. Er zijn lange
wachtlijsten en veel kinderen krijgen niet op tijd de hulp die zij nodig
hebben. Dit heeft ernstige gevolgen voor hun welzijn en toekomst.
Daarnaast moeten we kritisch kijken naar hoe we omgaan met kinderrechten
in onze wetgeving en beleidsvorming. Kinderen moeten niet alleen
beschermd worden, maar ook een stem krijgen in beslissingen die hen
aangaan. Wat kunnen we doen? Allereerst moeten we kinderrechten hoger op
de politieke agenda zetten. Beleidsmakers moeten beter luisteren naar
kinderen en jongeren zelf. Daarnaast moeten we investeren in gelijke
kansen, zodat elk kind, ongeacht afkomst of achtergrond, dezelfde
mogelijkheden krijgt om zich te ontwikkelen.
Nederland heeft de middelen en de kennis om beter te scoren op
kinderrechten. Het is aan ons allemaal om ervoor te zorgen dat we deze
verantwoordelijkheid serieus nemen. Laten we samen werken aan een land
waarin elk kind echt gehoord en beschermd wordt. Daarom heb ik de
volgende vragen aan de staatssecretaris. Ziet de staatssecretaris het
als zijn rol om de positie van kinderen en jongeren in Nederland te
verbeteren? Hoe geeft hij daar invulling aan? Is de staatssecretaris
zich bewust van zijn rol als coördinator kinderrechten en hoe geeft hij
daar invulling aan richting de andere ministeries?
Er ontbreekt in Nederland een overkoepelende visie op de opgroeiende
jeugd. Wat is de overkoepelende visie van het kabinet op de jeugd in
Nederland? Is bijvoorbeeld duidelijk wat de rol van de huidige overheid
is bij het opgroeien van kinderen? Ziet de staatssecretaris het belang
van een kinderrechtentoets bij beleid en in wetgeving, en ziet hij het
als zijn rol om het gebruik van zo'n toets kabinetsbreed te stimuleren?
Daarnaast was ik vanochtend ook bij de presentatie van het rapport van
de commissie-Hamer. Ook daar zien we het weer duidelijk, rapport na
rapport na rapport. U kent die rapporten ook wel, staatssecretaris, zeg
ik via de voorzitter. Wat gaan we eraan doen? Al die rapporten zeggen
ons dat we iets moeten doen. Maar wat gaan we doen?
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bruyning. Voor u vertrekt: ik zie mevrouw Westerveld
naar voren komen en ik denk voor een interruptie aan u.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dit voelt niet als een debat om een vervelend interruptiedebat te hebben
of zo en ik ben het ook grotendeels eens met het betoog van mevrouw
Bruyning. Maar mijn punt is wel serieus, want ik ben het met haar eens
dat er geïnvesteerd moet worden in bijvoorbeeld gelijke kansen voor alle
kinderen. Maar het is wel scheef dat er op een aantal vlakken die juist
vragen om gelijke kansen, bijvoorbeeld onderwijs, best wel wordt
bezuinigd. Nogmaals, dit is niet een debat om vervelend naar elkaar te
doen, maar ik vraag mij af wat mevrouw Bruyning voor zich ziet, ook voor
haar partij, als het specifiek gaat om die gelijke kansen voor alle
kinderen. Gaat zij dan ook proberen om bijvoorbeeld een deel van de
onderwijsbezuinigingen terug te draaien?
Mevrouw Bruyning (NSC):
Goede vraag, collega Westerveld. Allereerst is onderwijs niet mijn
portefeuille, kinderrechten absoluut wel. Ik vind het belangrijk dat
alle kinderen toegang hebben tot goed onderwijs en recht hebben op
onderwijs. Tegelijkertijd ga ik daar niet alleen over en moeten we dat
dus fractiegewijs besluiten. Maar ik zal zeer zeker onder de aandacht
brengen dat we goed moeten kijken naar hoe we dat te allen tijde kunnen
stimuleren.
De voorzitter:
U hebt vier interrupties, dus vervolgvraag.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Het punt van mijn betoog was dat we moeten stoppen met hier alleen maar
vertellen dat we kinderrechten belangrijk vinden — ik zeg niet dat
mevrouw Bruyning dat doet; het was meer een algemene oproep aan de Kamer
— en dat we vooral iets moeten gaan doen. We zien al op heel veel
vlakken dat kinderen, en dan vooral kinderen die al in een kwetsbare
positie zitten, allemaal op achterstand staan. Ik noemde al kinderen met
een beperking, kinderen waarvan de ouders financiële problemen hebben
enzovoort. Wat vindt zij dan de rol van — laat ik het algemener zeggen —
de Kamer als geheel? Waarvan zegt zij: hierin moeten we echt de komende
tijd investeren om dit tegen te gaan?
Mevrouw Bruyning (NSC):
Ik zou zeggen dat we in alles moeten investeren, maar zo veel geld
hebben we niet. Voor mij is het belangrijk dat we sowieso allereerst —
dat is iets wat geen geld kost — investeren in de participatie van
kinderen en jongeren, dat hun stem gehoord wordt en dat we hun stem
meenemen in al het beleid en de wetgeving die we creëren en die effect
op hen hebben. Tegelijkertijd hebben we geen grote pot met geld en zal
er natuurlijk altijd bezuinigd moeten worden. Maar we moeten met elkaar
wel goed kijken, in goede samenwerking, waarop we misschien juist niet
zouden moeten bezuinigen en waarop juist wel. Er moeten keuzes gemaakt
worden. Dat moeten we samen goed dragen, als hele Kamer; dat is niet
alleen aan mij of mijn fractie.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bruyning, voor uw inbreng namens Nieuw Sociaal
Contract. Dan zijn we aanbeland bij de laatste spreker van de zijde van
de Kamer. Dat is in dit geval mevrouw Van den Hil namens de VVD.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Voorzitter. In Nederland gaat heel veel goed als het gaat om
kinderrechten, maar er blijven altijd verbeteringen mogelijk.
Tegelijkertijd mogen we ook kritisch zijn op ranglijsten als de
KidsRights Index. Het is ondoorgrondelijk dat Zweden een slechtere
plaats heeft dan Moldavië, Koeweit en Azerbeidzjan, en net boven
Wit-Rusland staat. De index laat onderwerpen als kindhuwelijken, de
inzet van kinderen in gewapende conflicten en geweld tegen kinderen weg.
Als reden hiervoor wordt in het rapport aangegeven dat het anders niet
eerlijk zou zijn om landen te vergelijken in een index. Dit komt omdat
die zaken in sommige landen veel meer voorkomen. Daardoor kunnen landen
waar zulke verschrikkelijke dingen voorkomen dus hoger scoren dan
Nederland.
Voorzitter. Daarnaast zijn er andere ranglijsten, waarop Nederland juist
wel goed scoort. Uit onderzoek van UNICEF blijkt dat 90% van de
Nederlandse kinderen tevreden is met hun leven, het hoogste percentage
ter wereld. Ook volgens onderzoek van de Wereldgezondheidsorganisatie
behoren Nederlandse jongeren tot de gezondste en gelukkigste in Europa.
Nog vorige week kwam het bericht dat Nederland in de top vijf
gelukkigste landen van de wereld zit. Wat zegt deze ranglijst dan over
de kinderrechten in Nederland, vraag ik aan de staatssecretaris.
Voorzitter. De VVD heeft de volgende vragen aan de staatssecretaris over
de KidsRights Index. De vaccinatiegraad in Nederland moet omhoog. De
lage vaccinatiegraad is ook een reden dat Nederland niet meer heel hoog
staat op deze index. Op dit moment speelt dit ook betreffende de
uitbraak van mazelen. Mijn collega Judith Tielen vraagt hier in de
debatten regelmatig aandacht voor. De VVD heeft ook een initiatiefwet
ingediend inzake de vaccinatiegraad bij kinderen. Hierdoor kan
vaccinatie als voorwaarde gesteld worden voor toegang tot de
kinderopvang als er een te lage vaccinatiegraad is. Ook wijkgericht
vaccineren is belangrijk om de vaccinatiegraad omhoog te krijgen. Wat is
de stand van zaken hiervan? Over vaccineren is ook veel desinformatie op
social media. De staatssecretaris is druk bezig met social media in
relatie tot kinderen. Is hij ook bereid om juist informatie die positief
is voor het vaccineren te delen?
Hoe staat het met de uitwerking van de motie-Van den Hil c.s. (Kamerstuk
29325, nr. 185), die de regering verzoekt om samen met de gemeenten en
Valente te verkennen welke knelpunten en oplossingen te formuleren zijn
voor kinderen die met hun ouder in een opvanghuis verblijven?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van den Hil. Ik zie twee dames opveren. Als eerste
bij de interruptiemicrofoon is mevrouw Westerveld namens
GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Mevrouw Van den Hil heeft zeker een punt als ze zegt dat veel kinderen
in Nederland hartstikke gelukkig zijn. Maar er is ook een groep kinderen
voor wie Nederland niet zo'n fijn land is. Dat zijn bijvoorbeeld
kinderen met mentale problemen, maar ook bijvoorbeeld kinderen met een
beperking. We weten ook dat zij vaak beduidend minder kansen hebben. Ik
heb een hele concrete vraag aan mevrouw Van den Hil, want we weten ook
dat hun rechten geschonden worden. Ze hebben bijvoorbeeld niet altijd
recht op hulpmiddelen. Ze zitten vaker thuis. Educatieve middelen worden
ook niet altijd vergoed, terwijl ouders in een belabberde economische
positie zitten. Vindt mevrouw Van den Hil ook dat wij met elkaar moeten
zeggen: we staan ook voor deze kinderen en we gaan ervoor zorgen dat de
positie van specifiek deze groepen kinderen de komende jaren, ook in
financiële zin, erop vooruitgaat?
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Dank aan mevrouw Westerveld voor deze vraag. Daar sta ik zeker voor. We
hebben gekeken naar de vergoeding voor spraakcomputers en we hebben
samen gekeken naar opleidingsplaatsen voor psychologen, zodat kinderen
weer kunnen meedoen. Ik sta daar dus zeker voor. Aan de andere kant zie
ik ook — u had het over "in financiële zin" — dat de kinderarmoede in
Nederland de laatste jaren alleen maar is gedaald. Begrijp mij heel
goed: elk kind dat in armoede moet leven, is er een te veel. Maar we
zijn bezig. Ik heb hier statistieken die wijzen op een daling van 8,6%
naar 3,6% in vier, vijf jaar tijd. Ik denk dus dat we op deze weg door
moeten gaan. We moeten altijd proberen om het naar nul te krijgen, al is
dat denk ik wel een utopie.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Op die cijfers is wel wat af te dingen, maar dit is geen debat over
kinderarmoede, dus ik zal hier niet specifiek op ingaan. Maar ieder kind
dat in armoede leeft, is in principe een schending van het
Kinderrechtenverdrag. Met ieder kind dat thuiszit zonder onderwijs wordt
het Kinderrechtenverdrag geschonden. Ieder kind dat geen hulp krijgt,
bijvoorbeeld omdat het op een wachtlijst staat of er geen passende
voorziening is, is een schending van het Kinderrechtenverdrag. Volgens
mij moeten we dat met elkaar erkennen, moeten we daar met elkaar voor
staan en moeten we zorgen dat we de komende jaren stappen zetten, zodat
het Kinderrechtenverdrag niet zo massaal wordt geschonden.
Ik heb nog één concrete vraag aan mevrouw Van den Hil. Die gaat over
hulpmiddelen voor kinderen. Kinderen met een beperking zijn bijvoorbeeld
minder vaak zwemvaardig en krijgen minder vaak sporthulpmiddelen. Ook
dat zijn allemaal schendingen van het Kinderrechtenverdrag. Vindt
mevrouw Van den Hil ook niet dat wij er met elkaar voor moeten zorgen
dat maatschappelijke organisaties niet langer steeds financieel moeten
bijspringen? Moeten we niet gewoon zeggen dat in Nederland ieder kind
zwemvaardig moet zijn en dat in Nederland ieder kind recht heeft om te
sporten en te spelen?
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Zeker. Kijk, "massaal geschonden" ... Het wordt geschonden. En
inderdaad, elk geval is er een te veel. U vindt mij zeker aan uw zijde
om mee te kijken, ook bij sport. Dat is tegenwoordig ook een van mijn
portefeuilles. Ik ben er al mee bezig. Met name hulpmiddelen om te
kunnen sporten vind ik heel erg belangrijk, dat heb ik volgens mij ook
al gezegd in het sportdebat. Sport is namelijk iets om te kunnen meedoen
in de samenleving. Ik ga daar dus zeker heel hard mijn best voor
doen.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank voor het betoog van mevrouw Van den Hil. Ik deel de zorgen over de
vaccinatiegraad, iets wat ook terugkomt in de KidsRights Index. Ik was
vorige week op bezoek bij een medische post in Amsterdam. De artsen daar
vertelden mij dat zij kinderen zien die niet zijn gevaccineerd omdat ze
buiten beeld zijn geraakt, bijvoorbeeld omdat hun ouders geen
zorgverzekering hebben, omdat ze op straat leven, omdat ze geen vaste
woon- en verblijfplaats hebben. Deze kinderen worden geboren in
Nederland en raken vervolgens uit beeld. Ze krijgen geen oproep voor het
Rijksvaccinatieprogramma. Dus het gebeurt niet; deze kinderen zijn niet
gevaccineerd. Die artsen zeggen dat er heel weinig inspanning wordt
gepleegd om die kinderen erbij te houden en te zorgen dat die ouders wél
die oproep krijgen en weten dat ze hieraan mee kunnen en moeten doen.
Als wij vragen om een extra inspanning te doen om deze kinderen op te
zoeken, zodat we ze in beeld krijgen en hun ouders kunnen laten weten
dat dit bestaat en de kinderen die oproep krijgen net als alle andere
kinderen in Nederland, steunt mevrouw Van den Hil dat dan?
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Het ligt er natuurlijk aan hoe die oproep is. Ik heb al gezegd dat wij
het wijkgericht vaccineren heel belangrijk vinden. Volgens mij is de
staatssecretaris daar ook mee bezig. Maar ik deel inderdaad dat we
moeten kijken hoe we die kinderen kunnen bereiken. Ik denk dat ze via
wijkgericht werken in beeld komen. Ik deel minder het idee dat we
middels staatjes en cijfertjes moeten uitzoeken hoe het zit. Ik ben meer
van het pragmatische — dat is ook mijn achtergrond — dus dat we met
elkaar bekijken hoe we ze wél kunnen bereiken. Dus niet onderzoeken
hoeveel er niet zijn gevaccineerd, maar vooral bekijken hoe we die
kinderen kunnen bereiken. Dat kan bijvoorbeeld met die wijkgerichte
aanpak, maar natuurlijk ook op andere manieren, want "wijkgericht" kan
bijvoorbeeld ook betekenen in de vrouwenopvang, waar kinderen meekomen.
Dat is wat mij betreft ook wijkgericht.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik deel dat. Ik denk niet dat er nog meer onderzoek nodig is of dit een
probleem is, want dat weten we al. Het is niet de eerste keer dat we
erover horen en dit is niet de enige kliniek die deze kinderen tegenkomt
en ziet dat ze niet gevaccineerd zijn omdat ze het
Rijksvaccinatieprogramma niet kennen of omdat er misvattingen over
bestaan. Dan deel ik ook het pragmatisme van mevrouw Van den Hil. Het is
dus ook nodig dat we naar de plekken gaan waar die kinderen zijn. Dat is
bijvoorbeeld in de daklozenopvang, al die plekken waar ze zijn. Als ze
dat verstaat onder wijkgericht werken, dan moet er wel een extra
inspanning komen op wat er nu gebeurt, denk ik, omdat die kinderen nu
niet bereikt worden. Dan hoop ik dat we daar samen in kunnen
optrekken.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik zie dat zeker als wijkgericht werken. Een wijk kan een groep woningen
bij elkaar zijn, maar een wijk kan ook een woongemeenschap zijn of de
daklozenopvang waar je gaat kijken hoe je die mensen kan bereiken. Juist
over de misvattingen die er zijn over vaccineren, heb ik gevraagd: er is
heel veel desinformatie en hoe gaan we daar ook een zwengel aan
geven?
De voorzitter:
Dank u wel. Dan dank ik ook mevrouw Van den Hil voor haar inbreng namens
de VVD. Hiermee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van
de zijde van de Kamer. De staatssecretaris heeft aangegeven een
kwartiertje te willen schorsen. Dat komt goed uit, want dan kunnen we
mooi om half weer beginnen. Ik schors tot half.
De vergadering wordt van 19.15 uur tot 19.32 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het dertigledendebat over de
KidsRights Index 2024 inzake de gezondheidszorg en rechten voor
kwetsbare kinderen. We hebben net de termijn van de zijde van de Kamer
gehad. Daarin is een groot aantal vragen gesteld en ik zie de
staatssecretaris klaarstaan om ze te beantwoorden. Daartoe geef ik hem
het woord.
Staatssecretaris Karremans:
Dank u wel, voorzitter. De KidsRights Index, ik denk dat het goed is dat
die er is. Er valt wel wat op aan te merken — dat heeft mevrouw Van den
Hil natuurlijk ook gezegd — maar dat wil ik niet onderwerp van het debat
maken vandaag. Want ook al zou Nederland stijf bovenaan staan, op plek
1, dan valt er nog genoeg te verbeteren als het gaat om kinderrechten.
Denk bijvoorbeeld aan wat we allemaal nog te doen hebben in de
jeugdzorg, in de pleegzorg, ten aanzien van het vaccineren, ten aanzien
van participatie. Dus voor mij is het prima om kennis te nemen de
positie van Nederland, maar het gaat vooral om wat wij in Nederland doen
voor kinderen.
Ik ga de vragen beantwoorden aan de hand van vier blokjes. Ik begin met
kinderrechten algemeen, daarna vaccinaties, kinderen in
asielzoekerscentra en overig.
Ik begin, zoals ik al aankondigde, met de kinderrechten algemeen. De
eerste vraag van mevrouw Westerveld ging daar ook over: hoe kan het dat
de rechten niet zijn verankerd in de jeugdzorg? Expliciet formeel is het
wettelijk verankeren van kinderrechten niet nodig, aangezien Nederland
het Kinderrechtenverdrag heeft geratificeerd. Het is natuurlijk
belangrijk dat we dat verdrag in de praktijk brengen. Dat is een heel
terecht punt dat mevrouw Westerveld maakt.
Dan het punt over de coördinerende rol, hoe ik mijn rol zie om de
positie van kinderen en jongeren te verbeteren en hoe ik invulling geef
aan mijn coördinerende rol op kinderrechten. Dat was een vraag van
mevrouw Bruyning. Ik ben natuurlijk als coördinerend bewindspersoon
verantwoordelijk voor de zorg voor kinderen in Nederland en binnen mijn
eigen portefeuille zet ik me onder andere op sport en preventie heel erg
in voor kinderen. Naast de inzet die ik op mijn eigen terrein doe, heb
ik veel contact met collega's over dit onderwerp, maar ook bijvoorbeeld
met de Kinderombuds … Vrouw, is het. Kinderombudsvrouw. Het is een
vrouw, maar noem je dat dan nog steeds Kinderombudsman dan? Dat weet ik
niet. Ja, wel hè? Kinderombudsman. Daar zouden we eens wat aan moeten
doen, maar daar is dan weer niemand mee gekomen. Nou, goed.
De voorzitter:
Ik voel een motie aankomen.
Staatssecretaris Karremans:
Ja, dat heet uitlokking. Maar goed. We organiseren ook jaarlijks de
Kinderrechtenconferentie — daar ben ik ook geweest — en de
Kinderrechtendialoog en ik heb ook geregeld overleg met de NJR onder
andere.
Dan of het kabinet wel een overkoepelende visie heeft op de jeugd in
Nederland. Ik vind dat een lastige vraag, want een visie op de jeugd in
Nederland is wel heel breed. We hebben ook geen visie voor mensen die 30
zijn in Nederland, of voor ouderen in Nederland. "Jeugd" staat wel in
mijn functietitel, maar het zit ook in het onderwijs en het
armoedebeleid. Dat is allemaal aangestipt door heel veel verschillende
Kamerleden. Daarom is er vooral een coördinerende rol van mij, maar is
er niet één overkoepelende jeugdvisie. We werken wel aan een nationale
jeugdstrategie. Die hebben andere landen ook. Daar werken we aan. Daar
werkt de NJR ook aan. Daar ben ik nauw bij betrokken en daar help ik
bij. Dat is dus iets wat ik aan het doen ben.
Het punt over de kinderrechten en de verankering daarvan heb ik
gehad.
Dan het belang van de Kinderrechtentoets in beleid en wetgeving, en of
ik het als mijn rol zie om zo'n toets kabinetsbreed te stimuleren. Ten
eerste — dat heb ik net ook al gezegd — moet nieuwe wetgeving altijd in
lijn zijn met internationale verdragen, dus ook met het
Kinderrechtenverdrag. De Kinderrechtentoets kan een hulpmiddel zijn om
daar extra aandacht voor te vragen. De fase waar we nu in zitten met
betrekking tot de kinderrechtentoets, is dat de Kinderombudsman op dit
moment bezig is met het ontwikkelen van een implementatiestrategie. Daar
heb ik het laatst nog met haar over gehad. Vervolgens kijken we met
pilots hoe we die op de beste manier kunnen gaan gebruiken. Het gaat dus
wel in die volgorde. Dat zullen we ook doen in samenwerking met de
Kinderombudsman.
De vraag hoe serieus het kabinet kinderrechten neemt. Ik neem die zeer
serieus. Er werd al even aan gerefereerd: 30 jaar geleden is het
Kinderrechtenverdrag ondertekend. Ik zet mij op verschillende terreinen
in voor kinderrechten. Ik ben ook zelf als staatssecretaris aanwezig bij
bijvoorbeeld een debat van de commissie Digitale Zaken over online
kinderrechten. Daar schuif ik gewoon bij aan. Wat we daarop doen vind ik
ook belangrijk. Ook daar probeer ik onderwerpen verder te brengen, dus
op alle terreinen, samen met mijn collega's in het kabinet.
Dat zijn de vragen onder het kopje kinderrechten algemeen.
De voorzitter:
Ik zie geen interrupties, dus dan gaan we door naar het tweede
kopje.
Staatssecretaris Karremans:
Met uw toestemming begin ik dan met het kopje vaccineren. Dan begin ik
met een vraag van mevrouw Van den Hil. Zij vroeg of ik bereid ben om
informatie die positief is over vaccineren te delen op social media. Ja,
daar wordt aan gewerkt, want ik maak me ook zorgen om de informatie die
rondgaat op social media. Er gaat ook vaak medisch onjuiste informatie
rond via social media, waar mensen natuurlijk wel een bepaalde waarde
aan hechten, wat gevolgen kan hebben voor de vaccinatiegraad in
Nederland.
Ik maak me ook zorgen over de vaccinatiegraad in Nederland. We zien dat
die echt onder druk staat. Gelukkig zien we wel in bepaalde steden ...
Bij de vorige begrotingsbehandeling hebben we naar aanleiding van een
amendement van GroenLinks-Partij van de Arbeid geld vrijgemaakt waarmee
we in Amsterdam en in grote steden, en in de rest van het land overigens
ook, maar vooral in de grote steden, door konden gaan met de
wijkgerichte aanpak. Dat werpt echt zijn vruchten af. Wat je daar ziet,
is dat vertrouwen in vaccineren hand in hand gaat met vertrouwen in de
overheid en dat je mensen een voor een moet benaderen. Dat moet je ook
op een hele open manier doen, dus niet vanuit de overheid, top-down,
"gij zult uw kinderen vaccineren", want die manier werkt dus niet. Ik
ben ook gaan kijken hoe dat daar gaat. Ik denk dat er veel potentie is
om dat verder uit te breiden, omdat het heel belangrijk is dat kinderen
gevaccineerd zijn. We zien het natuurlijk nu met de mazelen en we hebben
het al eerder gezien met kinkhoest. Sinds 1963, in zo veel jaren dus,
zijn er niet zo veel kinderen overleden aan kinkhoest. Dat is dus echt
zorgelijk. Dat is het over de vaccinatiegraad en de desinformatie die
daar soms over rondgaat op social media.
Tot slot een vraag van mevrouw Dobbe over dat kinderen zonder
verblijfplaats niet worden meegenomen in het Rijksvaccinatieprogramma.
Zij vroeg wat ik daaraan kan doen. Het is belangrijk om te zeggen: je
hebt geen verzekering nodig om toegang te hebben tot het RVP. Dat weet
mevrouw Dobbe. Ook kinderen zonder vaste woon- of verblijfplaats moeten
dus in beeld komen bij jgz-organisaties. Dat is belangrijk. Ook
asielzoekerskinderen — daar vroeg mevrouw Dobbe ook aandacht voor —
moeten binnen zes weken na de start van hun opvangovereenkomst met het
COA gezien worden door een verpleegkundige voor een verpleegkundige
intake en een medisch onderzoek. Het Rijksvaccinatieprogramma moet
uiterlijk binnen vier weken na dit medische onderzoek starten voor deze
kinderen.
De voorzitter:
Mevrouw Dobbe heeft een interruptie namens de SP.
Mevrouw Dobbe (SP):
Waar ik mij zorgen over maak, is dat ik van bijvoorbeeld straatartsen of
anderen die veel werken met mensen die niet verzekerd zijn, met ouders
die zelf niet verzekerd zijn of die zich niet kunnen verzekeren omdat ze
geen vaste verblijfplaats hebben of ongedocumenteerd zijn — er kunnen
verschillende redenen zijn — hoor dat de kinderen uit beeld zijn. Een
kind wordt hier in Nederland in een ziekenhuis geboren en daarna worden
ze niet meer opgeroepen. Die kinderen kunnen in principe wel meedoen aan
het Rijksvaccinatieprogramma, maar ze krijgen geen oproep. Die ouders
worden ook niet voorgelicht over het Rijksvaccinatieprogramma. Daar is
denk ik wel meer voor nodig dan wat we nu doen. Ik kan verschillende
interventies bedenken, maar misschien kan de staatssecretaris er nog
meer bedenken. Je kunt bijvoorbeeld gaan kijken bij voedselbanken en
daar meer voorlichting geven. Je kunt met de klinieken waar die mensen
terechtkomen, in gesprek gaan over hoe je dit zou kunnen verbeteren.
Maar het is wel heel pijnlijk dat die kinderen niet in beeld zijn en dus
geen oproep krijgen en niet gevaccineerd worden.
Staatssecretaris Karremans:
Ik snap dat punt. Ik snap ook dat het ingewikkeld is, ook voor
professionals, om die mensen te bereiken. Het werkt zo dat je thuis een
brief op de mat krijgt met een oproep of dat je een oproep via e-mail
krijgt. Je kunt dus lang niet iedereen op die manier bereiken, zeker
niet de groep die mevrouw Dobbe beschrijft. Ik snap dat ze daar aandacht
voor vraagt. Het zou wel moeten. Mevrouw Dobbe zegt dat ouders soms niet
zijn verzekerd. Gelukkig is dat geen voorwaarde om mee te kunnen doen
aan het vaccinatieprogramma. Dat is dus al een drempel die we wegnemen.
Ik denk dat het verstandig is om, voordat ik allerlei interventies ga
bedenken en uit mijn mouw ga schudden, bij de volgende update over het
vaccinatieprogramma — die sturen we geregeld naar de Kamer — hier
expliciet aandacht aan te besteden. Ik neem dit dus mee terug naar het
ministerie, we kijken wat we hier verder aan kunnen doen, wat de stand
van zaken is, wat ons beeld is van dit probleem en vervolgens informeer
ik de Kamer over wat we daar verder aan zouden kunnen doen.
De voorzitter:
Uw tweede interruptie.
Mevrouw Dobbe (SP):
De staatssecretaris refereerde ook aan kinderen in de asielopvang. Ik
had ook andere vragen gesteld …
Staatssecretaris Karremans:
Ja, die komen zo nog.
Mevrouw Dobbe (SP):
Precies.
Staatssecretaris Karremans:
Er is nog een apart blokje over kinderen in de asielopvang.
De voorzitter:
Dan reken ik deze niet als interruptie en noteren we de toezegging die
de staatssecretaris heeft gedaan.
Staatssecretaris Karremans:
Voorzitter. Dan ben ik inderdaad bij dat blokje gekomen: kinderen in
asielzoekerscentra. Spreek ik minister Faber aan over de rechten van
kinderen in asielzoekerscentra? Laat me heel helder zijn, dit kabinet is
van mening dat zolang kinderen in asielzoekerscentra verblijven, ze
uiteraard moeten worden voorzien van basisbehoeften als onderdak,
voedsel, onderwijs en zorg, net als alle kinderen in Nederland. Waar
nodig blijf ik de minister van Asiel en Migratie daar kritisch op
bevragen, maar de minister van Asiel en Migratie inventariseert op dit
moment met het COA mogelijke aanvullende oplossingen om de situatie voor
kinderen in asielzoekerscentra te verbeteren. Het kabinet zal u voor het
meireces daarover nader informeren.
De voorzitter:
Daarover heeft u een interruptie van mevrouw Westerveld namens
GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik hoor wat de staatssecretaris zegt, namelijk dat er moet worden
voorzien in de basisbehoeften voor deze kinderen. Maar ik denk dat de
staatssecretaris net als ik weet dat jaar na jaar allerlei
mensenrechtenorganisaties en kinderrechtenorganisaties aan de bel
trekken, omdat in heel veel van die basisbehoeften niet wordt voorzien.
We weten dat kinderen vaak met veel andere gezinnen worden opgevangen,
dat er vaak stress is, dat er vaak geen goede medische hulp is, dat er
vaak geen onderwijs is, dat ze vaak moeten verhuizen en dat sommige
kinderen zelfs slachtoffer worden van mensenhandel. Dat zijn allemaal
feiten. Jaar na jaar trekt ook de inspectie aan de bel als het over deze
kinderen gaat.
Ik bedoel het niet flauw, maar we weten dat de collega van de
staatssecretaris niet bepaald bekend staat om haar meelevendheid, ook
als het gaat om de kinderen van mensen die gevlucht zijn. Daarom vraag
ik aan deze staatssecretaris met de portefeuille kinderrechten wat hij
in het kabinet doet om ervoor te zorgen dat er wel wordt gewerkt aan
niet alleen basisopvang voor deze kinderen, maar ook aan onderwijs,
goede faciliteiten, rust, privacy en goede medische zorg.
Staatssecretaris Karremans:
Dat heb ik natuurlijk net aangegeven. Waar nodig blijf ik mijn collega's
hierover kritisch bevragen. Ik zei net in de richting van mevrouw
Bruyning dat ik coördinerend bewindspersoon ben, maar dat iedere
bewindspersoon binnen de verantwoordelijkheden die hij of zij met zijn
of haar portefeuille heeft, het nodige moet doen om de kinderrechten te
bevorderen en de dingen te regelen waarover mevrouw Westerveld het had.
Ik zei net ook dat de minister van Asiel en Migratie — dat is dezelfde
minister van Asiel en Migratie als waar mevrouw Westerveld het over
heeft — op dit moment mogelijke aanvullende oplossingen met het COA
verkent en bekijkt, om de situatie voor kinderen in de
asielzoekerscentra te verbeteren. Ik zei ook dat de Kamer daar nog voor
het meireces over geïnformeerd zal worden.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ja, want ik hoor de staatssecretaris zeggen: waar nodig. Maar het ís
nodig. Het is keihard nodig dat de situatie voor deze kinderen beter
wordt. Dat zeg ik niet alleen, maar dat blijkt elke keer uit al die
rapporten waar ik naar verwijs. Dat blijkt uit al die onderzoeken van de
inspectie van mensenrechtenorganisaties. De kinderrechten worden keihard
geschonden in asielzoekerscentra. In de afgelopen jaren heb ik ook een
aantal keer debatten gehad over bijvoorbeeld onderwijs. Dan zeiden wij
ook met elkaar: ja, kinderen in Nederland hebben recht op onderwijs.
Maar als het niet voor deze kinderen wordt geregeld, dan hoop ik ook dat
de urgentie die ik hier hopelijk uitstraal ook bij deze staatssecretaris
binnenkomt. Mijn vraag aan hem is dan ook: hoe gaat zo'n gesprek in het
kabinet? Als we weten dat het nodig is, wat zegt hij dan tegen zijn
collega, de minister van Asiel en Migratie? Wat zegt zij dan terug? Het
is namelijk keihard nodig, dus ik ben heel benieuwd hoe dat gaat.
Staatssecretaris Karremans:
Kijk, ik heb erover gezegd wat ik erover wil zeggen. Ik ga hier niet
exact verslag doen van hoe dat soort gesprekken gaan. Het is van belang
om te weten dat ik die rol op die manier opvat en ook opneem. Het is ook
van belang dat er vanuit het ministerie van Asiel en Migratie gekeken
wordt naar oplossingen.
De voorzitter:
U heeft vier interrupties, dus u heeft er nog één. Ze moeten wel wat
korter, want ze zijn langer dan 45 seconden. Dat is wel vrij lang.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Als ik het dus goed begrijp, zegt de staatssecretaris dat wij voor het
meireces worden geïnformeerd over concrete maatregelen die de situatie
en dus ook de kinderrechten van deze kinderen in asielzoekerscentra gaan
verbeteren. Dus niet "of", maar daadwerkelijke maatregelen.
Staatssecretaris Karremans:
Ja. Ik zei dat de minister van Asiel en migratie op dit moment samen met
het COA aanvullende maatregelen inventariseert om de situatie voor
kinderen in asielzoekerscentra te verbeteren. Daarover zal het kabinet,
dus de minister van Asiel en Migratie, de Kamer voor het meireces
infomeren.
De voorzitter:
Dan heeft mevrouw Dobbe nog een vraag.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik heb ook eventjes teruggekeken en ik hoefde niet heel erg goed te
zoeken. De vraag van mevrouw Westerveld is natuurlijk heel terecht. Het
is niet alleen maar nodig omdat het superurgent is en omdat de situatie
van kinderen in asielzoekerscentra echt belabberd is, maar ook omdat de
Kamer er al meermaals om heeft gevraagd. Ik heb hier een motie van Van
Nispen. U kent 'm vast wel.
Staatssecretaris Karremans:
Zeker.
Mevrouw Dobbe (SP):
Die motie vroeg om een oplossing voor 1 december vorig jaar. Die motie
is niet uitgevoerd. Dat geldt ook voor moties van allerlei andere
collega's. Ik heb er zo drie kunnen vinden. Zij hebben dat nog eens
allemaal gebundeld in een motie, die is aangenomen, die oproept om hier
echt wat aan te doen voor 1 maart dit jaar. Het is nu geloof ik — wat is
het? — 27 maart.
De voorzitter:
En uw vraag is?
Mevrouw Dobbe (SP):
Wat is er nu gedaan? Want als we nu weer moeten wachten tot 1 mei … Wat
is er nu gedaan om die situatie van kinderen te verbeteren?
Staatssecretaris Karremans:
Mevrouw Dobbe vraagt mij nu een heel inhoudelijk gedetailleerd antwoord
op het terrein van een collega-bewindspersoon. Als u er prijs op stelt
dat ik daar richting de Kamer een antwoord op geef, dan zal ik dat
schriftelijk moeten doen, dan zal de minister van Asiel en Migratie dat
schriftelijk moeten doen. Dat kan, maar dat zit echt daar. Ik ben
weliswaar de staatssecretaris die belast is met de coördinatie van de
kinderrechten, maar niet met elke individuele portefeuille
inhoudelijk.
De voorzitter:
Een vervolgvraag. Uw derde interruptie.
Mevrouw Dobbe (SP):
De staatssecretaris vraagt of ik dat op prijs stel. Ik stel dat zeker op
prijs. De hele Kamer stelt dat op prijs, want er zou al een brief komen
vóór 1 maart over wat het kabinet zal gaan doen en wat het kabinet heeft
gedaan om de situatie van kinderen in de asielopvang te verbeteren. Die
hebben we niet gekregen, dus we stellen er zeker prijs op dat deze motie
wordt uitgevoerd en dat we heel snel een brief krijgen en niet wachten
tot mei. Dan kunnen we extra inspanningen krijgen in mei. Dat is
allemaal prima, maar u wilt toch wel weten wat er tot nu toe is gebeurd
in de asielzoekerscentra?
Staatssecretaris Karremans:
Die vraag ligt bij een collega-bewindspersoon, dus dat zal op die manier
richting de Kamer komen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Staatssecretaris Karremans:
Voorzitter. Dat was het kopje kinderen in asielzoekerscentra.
Dan heb ik nog het kopje — dat is altijd het leukste kopje — overig.
Allereerst heb ik een vraag over de thuiszitters en het
leerlingenvervoer: hoe zit het daarmee en hoe zit het met de
onderwijsbezuinigingen? Die vraag ligt dit keer op het terrein van de
staatssecretaris van OCW. Ik heb begrepen dat er op 21 mei een debat
plaatsvindt met de Kamer over passend onderwijs. Hiervoor zal de
staatssecretaris van OCW nog een brief sturen naar de Kamer. Daarin zal
ook aandacht zijn voor leerlingenvervoer en thuiszitters.
Dan de vraag: er komt een actieplan voor mensen zonder zorgverzekering,
maar wat gaat het kabinet doen om toegang tot zorg voor deze kinderen en
de jeugd te vergroten? Iedereen die in Nederland zorg nodig heeft,
ontvangt zorg. Dat geldt ook voor kinderen met onverzekerde ouders. De
zorg voor deze kinderen komt, net als de zorg voor hun ouders, ten laste
van de Subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden.
Als onverzekerde ouders die verzekeringsplichtig zijn, verzekerd worden,
dan geldt dat ook voor hun kinderen. De komende maanden worden
aanvullende maatregelen verkend om onverzekerdheid te voorkomen en op te
lossen. De Tweede Kamer wordt regelmatig geïnformeerd over de
voortgang.
Voorzitter. Dan een vraag met betrekking tot het jeugdstrafrecht.
De voorzitter:
Voor u vervolgt, heeft u een interruptie van mevrouw Dobbe. Dat is
tevens haar laatste interruptie.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik ben het met de staatssecretaris eens dat de beste manier om dit op te
lossen is door ervoor te zorgen dat iedereen verzekerd is. Maar tot die
tijd is dat niet zo en zullen we toch wat met die groep moeten. Mijn
zorg zit 'm in de verschillende voorbeelden waarover ik heb gehoord. Een
jongen met pijn in de knie en onverzekerde ouders die bang waren voor de
kosten, kwam bijvoorbeeld bij een huisarts, werd niet doorverwezen naar
een specialist en bleek daarna door te moeten naar een oncoloog. Dat zou
niet zijn gebeurd als er geen weerstand, of in ieder geval geen
barrières waren geweest, omdat een zorgverlener zich zorgen maakt en
denkt: "Wat moet ik met zo'n kind? Hij is niet verzekerd. Wordt dat wel
vergoed?" Dan was hij waarschijnlijk eerder geholpen. Mijn zorg zit dus
echt bij die groep. Wat kunnen we meer doen op het gebied van
voorlichting en het betrekken van mensen? Zij moeten weten: ik kan
gewoon zonder problemen terecht als ik klachten heb; er komen geen extra
kosten bij. In Nederland hebben we de zorg namelijk gewoon goed
geregeld. Wat kunnen we doen voor die groep?
Staatssecretaris Karremans:
Kijk, dat is een van de punten waar de minister van VWS, de
staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg en ikzelf
natuurlijk elke dag aan werken op het ministerie. Wij werken aan het
verlagen van de barrières en het zo laagdrempelig mogelijk maken van de
toegang tot zorg. Ik ken deze casus, dit voorbeeld niet. Het klinkt
vreselijk, maar ik ken de situatie niet. Ik vind het op die manier ook
lastig om daarop in te gaan. Het feit blijft natuurlijk dat de barrières
die er zijn, of die worden gepercipieerd door mensen, terwijl ze er niet
zijn, want daar gaat het in dit geval om, blijvend de aandacht hebben
van de minister, de staatssecretaris en mijzelf.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Staatssecretaris Karremans:
Voorzitter. Dan was er een vraag over het onderwijs voor kinderen in
justitiële jeugdinrichtingen: wat gaat de staatssecretaris hieraan doen?
In februari adviseerde de Onderwijsraad inderdaad over het onderwijs in
de justitiële jeugdinrichtingen. Het advies laat zien hoe complex het is
om in de justitiële jeugdinrichtingen onderwijs te bieden dat goed
aansluit op de behoeften van jongeren in een jeugdinrichting. Voor het
zomerreces ontvangt de Kamer hier een inhoudelijke reactie op. Mijn
collega's van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Justitie en
Veiligheid zullen daarin aandacht besteden aan de onderwijsinstellingen
in justitiële jeugdinrichtingen.
Dan de vraag van mevrouw Bruyning over vanochtend. Ik was daar ook en
heb het rapport ook in ontvangst genomen. Hoe gaat het kabinet deze
aanbevelingen opvolgen, was de vraag. Ik verwijs toch even naar wat mijn
collega, de staatssecretaris Rechtsbescherming, daarover gezegd heeft.
Het is een heel waardevol rapport. Als je die verhalen hoort, dan gaan
die wederom door hart en ziel. Dat heb ik vanochtend ook tegen iedereen
daar gezegd. Ik heb een aantal van de ouders die daar waren zelf ook al
eerder gesproken. Die ken ik ook nog uit Rotterdam. De commissie geeft
evident verschillende goede adviezen over erkenning, herstel van het
toekomstperspectief voor jongeren en het verbeteren van de jeugdzorg. We
hebben het rapport net een paar uur binnen. Wij gaan het goed bestuderen
en zullen ook met een inhoudelijke reactie daarop komen.
De voorzitter:
Voor u vervolgt, heeft u een interruptie van mevrouw Westerveld. Dat is
tevens haar laatste.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ja, dus die ga ik goed inzetten. Allereerst hoop ik dat de
staatssecretaris ook bij het debat over passend onderwijs is, want dat
gaat ook over onderwijs aan kinderen die zorg nodig hebben. Zijn
voorgangers waren daar op verzoek van de Kamer ook bij. Dit sluit ook
aan bij het punt dat ik wil maken over onderwijs aan jongeren in
justitiële jeugdinstellingen, maar ook in jeugdzorginstellingen, want
dat ligt ook op het bordje van deze staatssecretaris. Ik heb in de
afgelopen jaren iets te vaak gemerkt dat de staatssecretaris of de
minister van VWS dan verwijst naar de minister van Onderwijs en dat die
dan weer naar hen terugverwijst. Volgens mij is dat precies een reden
waarom het voor bepaalde groepen kinderen zo moeilijk is om onderwijs te
krijgen dat bij hen aansluit. Dat geldt zowel voor kinderen met een
beperking, met autisme of met een leerachterstand die thuiszitten en wat
extra hulp nodig hebben, als voor deze groep jongeren. Ik vraag dus naar
de rol van deze staatssecretaris als het gaat om het onderwijs aan deze
groepen kinderen die in de knel zitten.
Staatssecretaris Karremans:
Kijk, het is een persoonlijke opvatting van mij dat het aan ouders of
een kind nooit goed uit te leggen is dat het bij de overheid leidt tot
afschuifgedrag tussen ministeries of overheidslagen. Dat vind ik altijd
iets wat de overheid zelf moet oplossen. Mensen die daar in Nederland
mee te maken krijgen, moeten daar niks van merken. Dat is mijn stellige
overtuiging. Op dit exacte punt moet ik het antwoord even schuldig
blijven, maar ik wil daar met alle liefde best schriftelijk op
terugkomen. Het is een vrij gedetailleerde vraag, die ik nu niet
eventjes kan beantwoorden. Maar in algemene zin geldt dat ik ook met
mijn collega's van OCW — het is maar net waar ook daar het kwartje valt
— een goed contact heb, en dat zo veel mogelijk wordt samengewerkt. Voor
het gemak trek ik dit heel even breder. Daarom is het heel belangrijk
dat OCW en JenV zijn aangehaakt bij de Hervormingsagenda Jeugd. Dat was
ook niet makkelijk; of het was niet altijd een vanzelfsprekendheid,
laten we het zo zeggen. Maar het is wel heel belangrijk dat daarin samen
wordt opgetrokken. Ik merk wel, ook politiek, in dit kabinet, dat het
heel belangrijk is om wat dat betreft eenheid van beleid uit te stralen
en dat mensen in Nederland die te maken hebben met problemen en
uitdagingen, niks merken van de manier waarop de overheid dat intern
heeft georganiseerd.
De voorzitter:
Dank u wel.
Staatssecretaris Karremans:
Voorzitter. De vraag van mevrouw Dobbe was natuurlijk dezelfde als de
vraag van mevrouw Bruyning over het rapport van vanochtend.
Mevrouw Westerveld stelde een vraag over de inspraak op beleid door
ervaringsdeskundigen uit de jeugdzorg. Zij vroeg of VWS die structureel
wil regelen. Daar hebben we het gisteravond ook over gehad. Ik heb
daarover gezegd dat dit dekking vergt en dat ik niet weet waar ik die nu
vandaan zou moeten halen. Bovendien worden ervaringsdeskundigen
structureel betrokken bij de Hervormingsagenda Jeugd. Daar gaat het
natuurlijk elke keer om verschillende jongeren. Gaat het om de gesloten
jeugdzorg, dan wil je dus jongeren hebben die dáár ervaring mee hebben.
Gaat het om de pleegzorg, dan wil je jongeren spreken die daar ervaring
mee hebben. Gaat het om weer een ander onderwerp, bijvoorbeeld de
mentale gezondheid van jongeren of een heel ander onderwerp — het is zo
ontzettend breed — dan wil je wel een groep hebben die specifiek
daarover kan adviseren. Je ziet dat het erg waardevol is om elke keer te
bekijken welke ervaringsdeskundigen we nodig hebben. Ik zeg er wel bij
dat structurele inspraak natuurlijk wel geregeld is via de NJR. Die
wordt structureel gefinancierd door VWS. Nu we toch bezig zijn met
internationale vergelijkingen, zeg ik er ook bij dat dit in andere
landen van de wereld lang niet het geval is. Wat dat betreft is het dus
mooi dat wij dat hebben. Maar dit gebeurt ook via Ieder(in), Per Saldo
en MIND.
Over onderwijs in justitiële instellingen heb ik wat gezegd. Ik kijk
even, hoor.
Mevrouw Van der Hil vraagt hoe het staat met de uitwerking van de
motie-Van der Hil c.s. die de regering verzoekt om samen met gemeenten
en Valente te verkennen welke knelpunten en oplossingen er te formuleren
zijn voor kinderen die met hun ouder in een opvanghuis verblijven. Het
is, denk ik, terecht dat mevrouw Van der Hil daarnaar vraagt. Er is een
verkenning gestart naar de knelpunten en de mogelijke oplossingen.
Valente neemt daarvoor deel aan een projectteam met onder andere VNG en
VWS. De Kamer wordt daar vóór het wetgevingsoverleg Jeugd van 2025 — dus
in dit najaar — over geïnformeerd.
Tot slot de vraag hoe het kan dat hulpmiddelen voor kinderen met een
beperking niet worden vergoed. Vandaag zijn Kamervragen daarover
binnengekomen, naar ik meen van mevrouw Westerveld. Die zullen ook door
mijn collega Vicky Maeijer zo snel mogelijk van antwoorden worden
voorzien.
Dan hulpmiddelen in de sport. Die zijn ook nog eens even een grote
uitdaging en een groot probleem voor veel sporters met een handicap.
Zelf ben ik bezig met het realiseren van één loket voor hulpmiddelen in
de sport, zodat gemeenten niet naar elkaar wijzen voor het vergoeden van
hulpmiddelen in de sport. Nou, daar hebben we het net over gehad.
De voorzitter:
Kijk eens aan: het woord "sport" valt, en mevrouw Van den Hil snelt
omhoog om een interruptie te plegen.
Staatssecretaris Karremans:
Dat hadden we kunnen verwachten natuurlijk.
De voorzitter:
Mevrouw Van den Hil.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Nou, dank je wel, voorzitter, maar ik wilde nog even terugkomen op het
vorige punt. Ik vind het prima en snap ook dat het even tijd nodig
heeft, maar ik doe een beetje een beroep op de inspanningsverplichting
om, zoals ik deze staatssecretaris ken, ook in die tussentijd ... Want
je hoort echt schrijnende gevallen: dat als je zeg maar in Maastricht
woont, in Groningen opgevangen wordt en kinderen dan geen jeugdzorg
hebben. Dus of daar ook wel een beetje op een andere manier, ook naar
gemeenten toe, wat aandacht voor kan zijn. Want vóór het WGO, en dan
moet het nog worden uitgewerkt, dat is best nog wel een tijd, vind
ik.
Staatssecretaris Karremans:
Ja. Ik neem die suggestie, eigenlijk een oproep, om het snel te doen,
ter harte. Dank.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan dank ik ook de staatssecretaris. Ik constateer dat er
nog heel wat brieven naar de Kamer komen.
Staatssecretaris Karremans:
Valt mee toch? O ja, er komen er nog.
De voorzitter:
Nee, niet dat u ze niet beantwoord heeft. Nou ja, ik denk dat we daar
alleen maar blij mee zijn.
Staatssecretaris Karremans:
That's what we do, hè, brieven sturen.
De voorzitter:
Ik heb nog even het dilemma opgezocht dat we net hadden; ik kon dat toch
niet laten. Over Kinderombuds"man", en hoe dat nou zat. Ik zag het op de
eigen website staan. Het zit zo: ze heten de "Kinderombudsman", maar
Margrite Kalverboer is de Kinderombudsvrouw.
Staatssecretaris Karremans:
Kijk ... Had ik het toch goed!
De voorzitter:
Dus we hebben geen extra motie nodig.
Staatssecretaris Karremans:
We hadden allebei gelijk; laten we het daarop houden.
De voorzitter:
Precies. Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van deze eerste
termijn van de zijde van het kabinet. Ik kijk nog even rond voor of er
behoefte is aan een tweede termijn. Ik zie geknik, dus dan nodig ik
mevrouw Dobbe daarvoor uit als eerste spreker van de zijde van de Kamer,
uiteraard namens de SP.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel, voorzitter. Wij hebben een motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er in Nederland duizenden kinderen onverzekerd zijn,
doordat zij dak- of thuisloos of ongedocumenteerd zijn;
overwegende dat deze kinderen hierdoor slechtere toegang hebben tot de
zorg en bijvoorbeeld niet worden uitgenodigd voor het
Rijksvaccinatieprogramma;
overwegende dat alle kinderen recht hebben op zorg;
verzoekt de regering ervoor te zorgen dat de toegankelijkheid tot de
zorg wordt verbeterd voor kinderen in een kwetsbare positie, die
bijvoorbeeld dakloos, onverzekerd en/of ongedocumenteerd zijn;
verzoekt de regering voorts de toegang tot het Rijksvaccinatieprogramma
voor deze kinderen te verbeteren, en de Kamer hierover te
informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dobbe en Westerveld.
Zij krijgt nr. 1072 (31839).
Mevrouw Dobbe (SP):
Voorzitter. Ik wil afsluiten met dat ik toch grote zorgen heb over
kinderen in de asielopvang, samen met de rest van de Kamer hier die zich
daar al meermaals over heeft uitgesproken. De situatie van die kinderen
is echt urgent en heeft met spoed een oplossing nodig. We hebben er
telkens om gevraagd, om die oplossing, maar daar wordt telkens niks mee
gedaan. Deze kinderen lopen een ernstig risico op ontwikkelingsschade.
Afgelopen december zouden we bericht krijgen en we zouden in maart
bericht krijgen. We horen nu toch wel echt graag snel wat dit kabinet
gaat doen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Dobbe, voor uw inbreng. Dan nodig ik de volgende
spreker van de zijde van de Kamer uit: mevrouw Westerveld, namens
GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit de KidsRights Index 2024 blijkt dat kinderrechten
in Nederland onvoldoende worden gewaarborgd in beleid en wet- en
regelgeving;
constaterende dat de Kinderrechtentoets ervoor zorgt dat beleid en wet-
of regelgeving worden getoetst aan kinderrechten uit het Internationaal
Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK);
verzoekt de regering standaard een Kinderrechtentoets uit te voeren bij
beleid en wet- en regelgeving die kinderen raken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Dobbe.
Zij krijgt nr. 1073 (31839).
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
De tweede.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de handtekening van Nederland onder het
Kinderrechtenverdrag staat;
constaterende dat financiële problemen soms de oorzaak zijn dat kinderen
in de jeugdzorg of na een uithuisplaatsing verminderd of geen contact
hebben met familie, hulpmiddelen en educatieve middelen voor kinderen
met een beperking niet altijd worden vergoed, en kinderen uit families
met sociaal-economische problemen minder vaak zwemvaardig zijn en kunnen
sporten en bewegen;
constaterende dat dit in strijd is met de artikelen 9, 23 en 31;
verzoekt de regering een plan te maken om deze schendingen van
kinderrechten vanwege de financiële situatie van ouders aan te pakken,
en de Kamer hierover voor de zomer te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Dobbe.
Zij krijgt nr. 1074 (31839).
Dank u wel voor uw inbreng, mevrouw Westerveld. Dan is de volgende spreker van de zijde van de Kamer mevrouw Bruyning namens Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank, voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden. Wij
hebben één motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederland zich heeft gecommitteerd aan het
Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK);
van mening dat kinderen een actieve stem moeten krijgen in beleid en
besluitvorming die hen aangaan;
overwegende dat in het rapport Een Jonge Blik op Kinderrechten
waardevolle aanbevelingen zijn gedaan ter verbetering van de naleving en
borging van kinderrechten;
verzoekt de regering:
te onderzoeken of er maatregelen kunnen worden genomen om de actieve participatie van kinderen bij beleid en besluitvorming te stimuleren en structureel te borgen;
te onderzoeken op welke wijze de aanbevelingen uit Een Jonge Blik op Kinderrechten geïmplementeerd kunnen worden en de Kamer hierover te informeren;
te rapporteren over de voortgang van deze maatregelen binnen zes maanden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bruyning.
Zij krijgt nr. 1075 (31839).
Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng, mevrouw Bruyning. Dan zijn we aanbeland bij
de laatste spreker van de zijde van de Kamer. Dat is mevrouw Van den Hil
namens de VVD.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Dank, voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Ik
dank de collega's voor toch weer een inhoudelijk debat, denk ik. Ik heb
verder geen moties, maar nog wel één ding dat me van het hart moet. Ik
heb heel veel met kinderen gesproken, ook vanochtend nog en in een
rondetafelgesprek over de Big Five. We hebben het altijd over
kinderrechten en over de kinderen. Ik zou ook niet zo willen focussen op
al die ranglijstjes. Laten we het nou vooral goed doen voor die
kinderen. Wat bij mij dan toch steeds naar boven komt en wat ik
terughoor in gesprekken: laten we soms ook de ouders aanspreken, want
die vergeten we. Kinderrechten beginnen namelijk bij de ouders. Kinderen
zeggen steeds tegen mij: jullie spreken ons aan, jullie geven ons hulp,
maar mijn ouders gaan maar door. Het is ook een beetje een algemene
oproep aan de Kamer en aan de staatssecretaris om ook eens na te denken
over wat de rol van ouders is. Kunnen we af en toe ook daar wat meer
aandacht voor hebben?
Dank je wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng, mevrouw Van den Hil.
Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van de tweede termijn van de
zijde van de Kamer. De staatssecretaris heeft aangegeven ongeveer een
kwartiertje nodig te hebben, dus ik schors tot 20.20 uur.
De vergadering wordt van 20.06 uur tot 20.15 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het dertigledendebat over de
KidsRights Index 2024 inzake de gezondheidszorg en rechten voor
kwetsbare kinderen. We hebben net de tweede termijn van de zijde van de
Kamer gehad. Daarin zijn vier moties ingediend. Ik geef de
staatssecretaris het woord om ze te appreciëren.
Staatssecretaris Karremans:
Dank u wel, voorzitter.
De eerste motie is van mevrouw Dobbe. Ze zit al in de startblokken, zie
ik. De motie op stuk nr. 1072: oordeel Kamer.
Ja, dag!
De voorzitter:
En toch komt ze nog naar voren.
Staatssecretaris Karremans:
Nou ja! Dit is ongekend, schandalig!
De voorzitter:
Ik voel met u mee, ik voel met u mee. We gaan het wel kort houden, want
anders moeten we de regel weer aanpassen. Maar goed, het is nog geen
kerst en we zitten goed in de tijd. Mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dat dacht ik ook, voorzitter. Zolang het nog geen kerst is… Ik wil graag
de staatssecretaris heel veel sterkte wensen bij het uitvoeren van deze
motie. We gaan het …
Staatssecretaris Karremans:
Ik weet niet wat dat zegt.
Mevrouw Dobbe (SP):
We gaan het nader volgen.
De voorzitter:
Kijk eens aan. Ze zei het met een glimlach, maar …
Staatssecretaris Karremans:
Dank. Ik neem het maar in ontvangst.
Dan de motie op stuk nr. 1073 van mevrouw Westerveld over de
Kinderrechtentoets. Die geef ik het oordeel ontijdig. Ik heb gezegd dat
de Kinderombudsvrouw bezig is met de implementatiestrategie. Daarna
willen we naar de pilots kijken. Deze motie vraagt gelijk om
implementatie. Om die reden geef ik 'm het oordeel ontijdig.
De voorzitter:
Dan hoor ik als voorzitter altijd te vragen of de indiener bereid is om
de motie aan te houden.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Nee, want wij zeggen niet "doe het nu", maar "ga het doen". Doe niet
eerst pilots, maar ga het gewoon doen, als dit een goed idee is. Dat is
het punt van de motie. Ik zeg niet dat het morgen moet gebeuren, maar
wel bij toekomstige wetgeving. Dat staat in de motie. Misschien kan de
staatssecretaris met die bril nog eens naar de motie kijken. Ik ga 'm
dus niet aanhouden.
De voorzitter:
Hij komt dus sowieso op de stemmingslijst. Dan kijk ik nog even of de
staatssecretaris nog tot een ander oordeel komt.
Staatssecretaris Karremans:
Nee, ik vind dat lastig. Ik wil gewoon eerst de implementatiestrategie.
Ik wil het zorgvuldig doen. Ik wil ook echt de pilots bekijken van hoe
en wat en hoe gaan we dat invullen. Sorry, ik blijf toch bij de
appreciatie.
De voorzitter:
We noteren "ontijdig" bij de motie op stuk nr. 1073.
Staatssecretaris Karremans:
De motie op stuk nr. 1074, ook van mevrouw Westerveld, krijgt ook de
appreciatie ontijdig. Deze motie vraagt een plan te maken om deze
schendingen van kinderrechten vanwege de financiële situatie van ouders
aan te pakken en de Kamer hierover voor de zomer te informeren. Ik heb
mijn taak als coördinerend bewindspersoon opgepakt en de minister van
SZW daarnaar gevraagd. Hij verzoekt de Kamer deze motie aan te houden
tot het Nationaal Programma Armoede en Schulden wordt gepubliceerd — dat
zal nog voor de zomer zijn — en als de Kamer dat niet wil doen, het
debat over armoede met de minister op 17 april af te wachten.
De voorzitter:
Dan heb ik wederom de vraag of mevrouw Westerveld bereid is om de motie
aan te houden.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik ga dat even bespreken met mijn collega van SZW, Esmah Lahlah, want
zij doet deze debatten. Zij gaf juist aan dat er echt wel behoefte is om
in deze debatten ook tot concrete punten te komen. Deze motie is dus in
ieder geval met mijn collega van SZW afgestemd.
Dan nog één opmerking. Ik begon mijn bijdrage met het punt dat er altijd
weer excuses zijn om niet aan het Kinderrechtenverdrag te voldoen. Ik
wil de staatssecretaris daar niet van betichten, maar ik hoor nu al twee
keer dat een motie ontijdig is, terwijl mijn punt is: laten we nu
beginnen met kinderrechten en niet elke keer iets zoeken om iets door te
kunnen schuiven. Volgens mij is de tijd nu om kinderrechten na te komen
en dus echt aan de slag te gaan.
De voorzitter:
Een heldere oproep.
Staatssecretaris Karremans:
Ik snap de oproep, maar dit gaat natuurlijk om concrete voorstellen waar
ook gewoon beleid voor gemaakt moet worden. Dat wil ik natuurlijk wel
afstemmen met mijn collega's, net zoals mevrouw Westerveld. Ik wilde nog
net niet zeggen dat ik hier ook enig afschuifgedrag binnen de fractie
van GroenLinks-Partij van de Arbeid bemerkte. Ik zeg het daarom ook
niet.
De voorzitter:
Dan noteren we "ontijdig". We kijken nog even of ze al dan niet
aangehouden wordt. Voorlopig gaan we ervan uit dat ze op de
stemmingslijst komt.
Staatssecretaris Karremans:
Tot slot de motie op stuk nr. 1075 van mevrouw Bruyning. Die geef ik
graag oordeel Kamer.
De voorzitter:
Dan noteren we bij de motie op stuk nr. 1075: oordeel Kamer.
Staatssecretaris Karremans:
Dan heb ik nog een vraag van mevrouw Van den Hil over de rol van de
ouders. Die vind ik inderdaad heel belangrijk. Vanmorgen bij de
aanbieding van het rapport Erfenis van onrecht zei ik ook dat kinderen
een exponent zijn van hun omgeving. Ouders spelen daar evident de
allergrootste rol in. Als het bad rood is — kinderen zijn als een spons
— dan wordt de spons ook rood. Als het bad blauw is, dan wordt de spons
ook blauw. Daar kunnen kinderen niet zo veel aan doen. Dat is het gevolg
van hun omgeving. Ouders zijn een evident onderdeel van de aanpak met
betrekking tot kinderrechten.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van dit
dertigledendebat. Ik dank de leden voor hun aanwezigheid en hun
deelname. Ik dank uiteraard ook de staatssecretaris. Ik dank ook de
mensen die dit gevolgd hebben vanaf de publieke tribune of vanaf
elders.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik attendeer de leden er nog op dat we dinsdag over de moties gaan
stemmen. Dit is ook meteen het laatste debat van vandaag, dus ik sluit
ook meteen de plenaire van vandaag.