Lokale vestigingsvergunningen als tussentijdse maatregel en inzet van capaciteit Nederlandse Arbeidsinspectie
Wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs en enige andere wetten in verband met de invoering van regels voor het verlenen van toelating voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten)
Brief regering
Nummer: 2025D14096, datum: 2025-03-31, bijgewerkt: 2025-04-02 15:25, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36446-61).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit Nieuw Sociaal Contract kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 36446 -61 Wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs en enige andere wetten in verband met de invoering van regels voor het verlenen van toelating voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten).
Onderdeel van zaak 2025Z06095:
- Indiener: Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2025-04-02 12:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-04-08 16:30: Procedures en brieven SZW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
36 446 Wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs en enige andere wetten in verband met de invoering van regels voor het verlenen van toelating voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten)
Nr. 61 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 maart 2025
Inleiding
Op 11 december jl. heb ik met uw Kamer gedebatteerd over het voorstel voor de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (Wtta). Met dit wetsvoorstel wordt een toelatingsstelsel ingevoerd voor uitzendbureaus en andere uitleners die arbeidskrachten ter beschikking stellen. In het debat heeft uw Kamer enkele moties ingediend. Met deze brief geef ik invulling aan de motie van de leden Patijn en Mutluer1 over de mogelijkheid tot samenwerking met de VNG wat betreft de lokale vestigingsvergunningen en de handhaving daarvan voor uitzendbureaus binnen de gemeenten. Met deze brief geeft ik tevens invulling aan de motie van de leden Patijn en Van Kent2 over het lokaal inzetten van de capaciteit van de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) voor de samenwerking met de gemeenten op basis van signalen.
Lokale vestigingsvergunningen als tussentijdse maatregel
Gelet op het uitstel van de inwerkingtreding van de Wtta hebben de leden Patijn en Mutluer mij gevraagd of ik bereid ben om een pilot te starten met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) om lokaal vestigingsvergunningen in te voeren voor uitzendbureaus. In reactie hierop heb ik tijdens het debat van 11 december jl. aangegeven dat ik deze suggestie interessant vind en dat ik bereid ben deze te onderzoeken als een mogelijke tussentijdse maatregel in de aanloop naar de inwerkingtreding van de Wtta. Ik heb mijn ministerie dan ook de opdracht gegeven om in gesprek te gaan met de VNG. In deze brief informeer ik u over de uitkomsten van deze gesprekken.
Bevoegdheden van gemeenten bij vestigingsvergunningen
Gemeenten hebben de bevoegdheid om een vestigingsvergunning in te voeren voor specifieke bedrijfsactiviteiten, al dan niet per sector, branche of geografisch gebied. Dit kan worden gerealiseerd op basis van een bepaling in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), die mogelijk is overgenomen uit de Model-APV VNG. De gemeenteraad is verantwoordelijk voor het vaststellen van een wijziging of aanvulling op de APV. Vervolgens komt de burgemeester de bevoegdheid toe om specifieke branches of gebieden als vergunningplichtig aan te wijzen.
Het doel van deze bevoegdheid is het creëren van een barrière in een bepaald gebied, een specifieke branche of een gebouw, zodat malafide ondernemers zich daar minder gemakkelijk kunnen vestigen of daar langer kunnen blijven. Tegelijkertijd wordt de vestigingskans voor bonafide ondernemers bevorderd. Het gebruik van deze bevoegdheid kan een grote bijdrage leveren aan het verbeteren van de leefbaarheid in het betreffende gebied en het tegengaan van risico's voor de openbare orde. De vergunningplicht biedt de burgemeester de mogelijkheid om te beoordelen of bedrijven binnen een bepaald gebied of sector de openbare orde of leefbaarheid onder druk zetten door hun (ondermijnende, vaak onzichtbare) wijze van exploitatie. In dit opzicht fungeert de vergunningplicht als een instrument om de openbare orde en leefbaarheid in het betreffende gebied of sector te verbeteren en te waarborgen. Door de vergunningplicht, in combinatie met de vereiste toetsing op de wet Bibob, heeft de gemeente de mogelijkheid om malafide ondernemers uit het desbetreffende gebied te weren.
Uitdagingen bij het instellen van de lokale vestigingsvergunningplicht
Uit de gesprekken met de VNG blijkt ook dat het instellen van een lokale vestigingsvergunningplicht de nodige complexiteit met zich meebrengt en een tijdsintensief proces is.Voor individuele gemeenten is het in de praktijk gezien de beperkte middelen lastig om de vergunningplicht voor de gehele uitzendsector binnen hun grondgebied effectief in te voeren en te handhaven. Dit vereist dat gemeenten keuzes maken en de reikwijdte van de maatregel zorgvuldig moeten afbakenen. Dit houdt in dat gemeenten mogelijk slechts een geografisch gebied, bijvoorbeeld enkele straten binnen de gemeente, kunnen aanwijzen waar de vergunningplicht van toepassing is. Deze benadering wordt echter als ineffectief beschouwd, aangezien uitzendbureaus zich in dat geval eenvoudig buiten het aangewezen gebied kunnen vestigen en hun activiteiten binnen de gemeente kunnen voortzetten (een waterbed-effect).
Daarnaast wordt de tijdsperiode die nodig is voor gemeenten voor het invoeren van een dergelijke maatregel door de VNG geschat op een jaar. Gedurende deze periode moeten gemeenten de uitzendsector gedetailleerd in kaart brengen, de reikwijdte zorgvuldig vaststellen, een handhavingsarrangement opstellen en een communicatieplan ontwikkelen voor de bekendmaking van de maatregel. Dit proces vereist een gedegen onderbouwing, die ondersteund moet worden door lokaal onderzoek of evaluatie. Zonder een dergelijke onderbouwing kan de vergunningplicht niet worden ingevoerd. Het opstellen van deze onderbouwing neemt eveneens de nodige tijd in beslag. Bovendien moet het proces voor een wijziging of aanvulling op de APV binnen de gemeenteraad worden doorlopen.
De VNG is dan ook van mening dat de aanpak van misstanden binnen de uitzendsector effectiever centraal georganiseerd kan worden door middel van landelijke regulering via de Wtta. Uit de gesprekken met de VNG komt niet naar voren dat de samenwerking met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de verwachte beperkte effectiviteit kan vergroten of anderszins een bijdrage kan leveren aan het beperken van de tijd en voorbereiding die nodig is voor een vestigingsvergunningplicht als tussentijdse maatregel. Samenwerking bij de ontwikkeling van een model-APV kan wel bijdragen aan het verlichten van de uitvoeringslast voor gemeenten, zij het met een beperkte impact. Overigens vind ik het belangrijk om te benadrukken dat mijn ministerie een voortdurende samenwerking met de VNG onderhoudt. Die samenwerking zal in de nabije toekomst worden geïntensiveerd in aanloop naar het toelatingsstelsel van de Wtta om misstanden in de uitzendsector effectief tegen te gaan.
Lokaal inzetten van de capaciteit van de NLA op basis van signalen
De leden Patijn en Van Kent hebben de regering verzocht om de extra 45 fte’s voor de NLA ook in te zetten voor samenwerking op basis van signalen met betrekking tot de handhaving van lokale vestigingsvergunningen. Wij hebben hierover overleg gevoerd met de NLA. De NLA bepaalt op basis van haar eigen risicoanalyse waar zij haar inspectiecapaciteit op inzet en heeft zich positief uitgelaten over samenwerking met gemeenten op basis van gemeentelijke signalen. Dat sluit goed aan bij de regionale werkwijze van de NLA. Zoals in deze brief aangegeven voorzie ik dat de invoering van een lokale vestigingsvergunning de nodige uitdagingen met zich meebrengt. Indien een dergelijke maatregel, al dan niet in aangepaste vorm, wordt geïmplementeerd, heeft de NLA aangegeven bereid te zijn tot samenwerking en inzetten van capaciteit op basis van signalen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum