Initiatiefnota van het lid Slagt-Tichelman over Wijkgerichte ouderenzorg door zorgzame buurten (Kamerstuk 36635) (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D14146, datum: 2025-03-31, bijgewerkt: 2025-04-01 11:05, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-03-31 15:00: Initiatiefnota van het lid Slagt-Tichelman over Wijkgerichte ouderenzorg door zorgzame buurten (Kamerstuk 36635) (Notaoverleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, de initiatiefnota van het lid Slagt-Tichelman over Wijkgerichte ouderenzorg door zorgzame buurten (Kamerstuk 36635)
VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 31 maart 2025 overleg gevoerd met mevrouw Maeijer, staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg, over:
de initiatiefnota van het lid Slagt-Tichelman over wijkgerichte ouderenzorg door zorgzame buurten (36635);
de brief van de staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg d.d. 20 december 2024 inzake reactie op de initiatiefnota van het lid Slagt-Tichelman over wijkgerichte ouderenzorg door zorgzame buurten (Kamerstuk 36635, nr. 2) (36635, nr. 3);
de brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 20 februari 2025 inzake reactie op verzoek commissie over de paper van Movisie en Vilans "Leefvormen in een ouder wordende samenleving" en over ouderenhuisvesting (29389, nr. 146);
de brief van de staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg d.d. 21 februari 2025 inzake reactie op verzoek commissie over de petitie van Alzheimer Nederland en Sociaal Werk Nederland "Vaste stek gezocht voor samenredzaamheid" (31765, nr. 903).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en
Sport,
Mohandis
De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en
Sport,
Esmeijer
Voorzitter: Bevers
Griffier: Van der Graaf
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Bevers, De Korte, Kröger, Rikkers-Oosterkamp, Slagt-Tichelman en Thiadens,
en mevrouw Maeijer, staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg.
Aanvang 15.01 uur.
De voorzitter:
Dames en heren, goedemiddag. Ik open de vergadering van de vaste
Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Vanmiddag hebben
we de behandeling van de initiatiefnota van collega Slagt-Tichelman over
Wijkgerichte ouderenzorg door zorgzame buurten, Kamerstuk 36635.
Natuurlijk eerst een compliment aan mevrouw Slagt-Tichelman voor het
opstellen en nu het verdedigen van deze initiatiefnota. Het is altijd
bijzonder als een collega van ons zo'n initiatief neemt om eigen ideeën,
doelstellingen en ambities te verwoorden. Het is fijn dat u hier
vanmiddag bent, samen met mevrouw Noordman, uw ondersteuning, die u
vanmiddag zal bijstaan. Van harte welkom natuurlijk ook aan de
staatssecretaris, met mevrouw Van den Berg als ondersteuning, meen ik
mij te herinneren. Ja, als ik mevrouw Noordman noem, noem ik u ook! U
bent hier vandaag in een wat andere rol; u bent hier meer in de rol van
adviseur, maar u zal ook iets kunnen zeggen over eventuele moties die
worden ingediend.
Een notaoverleg is een wat ander overleg dan we gewend zijn in
commissiedebatten. We kennen een eerste en tweede termijn. In de tweede
termijn staat het leden vrij om eventueel moties in te dienen naar
aanleiding van het debat.
Een speciaal welkom aan de mensen op de publieke tribune en de mensen
die ons digitaal via de stream volgen. We gaan zo dadelijk beginnen met
de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Aan mijn linkerzijde zitten
de leden van de Kamer: de heer Thiadens namens de PVV, mevrouw
Rikkers-Oosterkamp namens BBB, mevrouw De Korte namens NSC en mevrouw
Kröger namens GroenLinks-PvdA. Mijn naam is Harry Bevers. Ik ben én uw
voorzitter vanmiddag, én ik zal als laatste, als iedereen aan de beurt
is geweest, ook nog een bijdrage leveren. Dan geef ik tijdelijk het
voorzitterschap aan de heer Thiadens over. Dat is een beetje een formele
wissel, maar zo doen we dat.
We gaan van start. Ik ga de heer Thiadens als eerste het woord geven om
zijn visie te geven op deze initiatiefnota.
De heer Thiadens (PVV):
Dank, voorzitter, en natuurlijk dank aan mevrouw Slagt-Tichelman voor
haar initiatiefnota over wijkgerichte ouderenzorg door zorgzame buurten.
Het is een hele kluif om zo'n nota op te stellen en er vervolgens mee de
boer op te gaan. Ik heb begrepen dat er wel minimaal 300 uur aan is
besteed. Respect voor dit initiatief.
Mijn fractie staat ook achter het doel van de initiatiefnota, namelijk
om het samen, met elkaar, te doen waar mensen dat graag zouden willen.
Daarbij horen sleutelwoorden zoals "nabijheid", "wederkerigheid" en
"vrijwilligheid". Zoals ook in de initiatiefnota is verwoord, zijn er al
aardig wat initiatieven, formeel en informeel, om hetzelfde doel te
bereiken. Zo zijn er het WOZO, het GALA, de SOO en het IZA als formele
initiatieven. Nederland Zorgt voor Elkaar en voorzorgcirkels zijn
voorbeelden van informele initiatieven. De PVV-fractie vindt het
uiteraard goed en verstandig om te blijven investeren in ouderenzorg,
maar ziet dat er inderdaad al behoorlijk wat projecten lopen of in
ontwikkeling zijn. Hierdoor mist voor de PVV de urgentie van het
voorstel dat we vandaag bespreken. Wij zijn van mening dat het te vroeg
is om nu al een alternatief op de bestaande plannen te bespreken.
Voorzitter. De PVV-fractie is van mening dat zorgzame buurten van belang
zijn, maar dat die zouden moeten ontstaan en werken vanuit lokale
initiatieven, zoals bijvoorbeeld het geval is bij de voorzorgcirkels, en
niet vanuit Den Haag moeten worden opgetuigd. Dat vinden ze bij de
voorzorgcirkels trouwens zelf ook. Gemeenten zouden een coördinerende
rol kunnen nemen bij het ontstaan van zorgzame buurten, maar wat de PVV
betreft kan dat zonder aanvullende investeringen, naast de lopende
plannen. Het is immers niet alleen goed voor de ouderen in de buurt,
maar door het ontzien van de formele zorg vanuit de Wmo is het ook
voordelig voor gemeenten. Een vraag aan de opsteller van de nota is dan
ook of haar plan uitvoerbaar is zonder extra investering. Heeft de
opsteller hierover al van gedachten gewisseld met gemeenten?
Voorzitter. In de reactie van de minister en de staatssecretaris viel
ons op dat bijna alle verzoeken van de indiener in een van de
eerdergenoemde initiatieven ondervangen worden of anders vormgegeven
worden. Ik noem bijvoorbeeld punt R, waaronder verzocht wordt om via de
SOO de bestaande ontmoetingsruimtes efficiënter in te zetten in de wijk.
De minister en de staatssecretaris reageren daarop met dat deze ruimtes
nu al een brede functie hebben en dat deze uitgebreid wordt door middel
van de SOO. Er zou zelfs ondersteuning beschikbaar komen vanuit de
Rijksbouwmeester en Platform31. Dit bevestigt voor de PVV de opvatting
dat deze plannen al in de maak zijn en het initiatief op dit moment
helaas geen toevoeging is. Volgens mijn fractie is het daarom
verstandiger om nu eerst de resultaten van de huidige en aanstaande
initiatieven te evalueren voordat we weer nieuwe initiatieven dit laten
doorkruisen.
Wat de PVV-fractie betreft is het essentieel dat we vooral investeren in
de professionele en gespecialiseerde ouderenzorg. Ouderen hebben soms
complexe zorgbehoeften die niet altijd binnen de kaders van wijkgerichte
zorg kunnen worden opgelost. Daarom wil de PVV-fractie dat er vaart
wordt gemaakt met de geplande investeringen in onze verzorgings- en
verpleeghuizen en dat er tegelijkertijd ruim baan wordt gegeven aan
lokale initiatieven zoals Nederland Zorgt voor Elkaar, voorzorgcirkels
en nog veel meer vergelijkbare mooie informele organisaties voor hulp,
aandacht en zorg in de buurt. Want als buurten zorgzaam zijn, zijn
ouderen geholpen en wordt de formele zorg ontzien.
Voorzitter. Ik sluit af en wil nogmaals mevrouw Slagt-Tichelman
complimenteren met haar initiatiefnota, waarvan ik zoals gezegd de
beoogde effecten absoluut onderschrijf, maar de weg erheen anders
zie.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng. Dan is het woord aan mevrouw
Rikkers-Oosterkamp.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil ook graag beginnen met dankzeggen aan
mevrouw Slagt-Tichelman voor al het werk dat ze heeft verzet.
Vandaag bespreken we de initiatiefnota van het lid Slagt-Tichelman over
de wijkgerichte ouderenzorg en zorgzame buurten. We staan voor een
enorme uitdaging, want in onze samenleving, die snel vergrijst, staan we
voor veel vraagstukken. De vraag is niet alleen of we ouderen een
veilige sociale omgeving moeten bieden, maar ook hoe we dit gaan doen.
De BBB vindt dat iedere oudere een zorgzame buurt verdient, waar zij met
respect en zorg kunnen wonen dicht bij hun eigen netwerk van familie,
vrienden en buren. Maar de echte vraag is: is dit ook overal
haalbaar?
De indiener stelt voor om gemeenten te verplichten initiatieven te nemen
of burgerinitiatieven te ondersteunen voor het creëren van zorgzame
buurten. Het klinkt in theorie heel sympathiek, maar de praktijk is vaak
veel complexer. We zien keer op keer dat zorgzame buurten goed werken in
dorpen en wijken waar de sociale cohesie al sterk is en vrijwilligers
makkelijk zijn in te zetten. Daar kunnen bewoners elkaar ondersteunen,
simpelweg omdat ze elkaar al kennen en het een gedeelde
verantwoordelijkheid is. In kleinere gemeenschappen zoals in
Zuid-Limburg, bijvoorbeeld met het initiatief zorgzaam Heuvelland, zien
we dat de buurtbewoners elkaar actief helpen, of het nou gaat om een
boodschap doen of simpelweg een praatje maken. Dit soort initiatieven
komen vanuit de samenleving zelf.
De grote vraag is: kunnen we dit succesmodel zomaar naar grotere
stedelijke gebieden vertalen? In steden zoals bijvoorbeeld Utrecht is
het namelijk een heel ander verhaal. De anonimiteit, de hoge
bevolkingsdichtheid en de diversiteit aan bewoners — jong, oud, werkend,
niet werkend — vormen grote uitdagingen. Wat in een dorp werkt, werkt
niet altijd automatisch in de stad, en andersom net zo. In stedelijke
wijken botst de sociale cohesie vaak op complexiteit van meerdere, vaak
gescheiden netwerken. Het is in onze ogen ook veel moeilijker om in een
stad een echt zorgzaam netwerk te bouwen. Hoe ziet u de uitwerking van
zorgzame buurten in steden voor zich? Gelooft u dat het haalbaar is om
gemeenten te verplichten om zorgzame buurten en burgerinitiatieven te
ondersteunen? Zo ja, waar blijft dan de concrete uitwerking van de
taakstelling?
Voorzitter. BBB pleit voor een andere aanpak. We moeten de ouderenzorg
dringend verbeteren. We moeten snel meer verpleeghuisplekken creëren en
nieuwe verzorgingshuizen ontwikkelen voor ouderen die nu onverantwoord
lang zelfstandig thuis moeten wonen. Te vaak belanden deze ouderen in
acute noodsituaties waardoor ze in ziekenhuisbedden komen. Dat moet echt
stoppen. Wij willen graag een zorgsysteem waarin ouderen een veilige
plek hebben in hun eigen buurt zonder dat er eindeloos tussen systemen
heen en weer gesleept moet worden. Waarom moeten ouderen steeds door
bureaucratische procedures heen, terwijl hun zorgbehoefte eenvoudig is?
Wij willen een veilige zorgzame omgeving. Waarom mogen ouderen niet
langer samenleven als slechts een van hen een indicatie heeft voor een
verpleeghuis? Dit is de BBB echt een doorn in het oog. In plaats van
vrijblijvende verplichtingen voor gemeenten stelt de BBB voor om het
zorgsysteem drastisch te vereenvoudigen en daadwerkelijk de
zorgcapaciteit direct te vergroten.
Tot zover. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw De Korte.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Ook ik wil graag mevrouw Slagt-Tichelman van
GroenLinks-PvdA van harte feliciteren met de mooie nota Wijkgerichte
ouderenzorg door zorgzame buurten. Het is een hele mooie visie op de
toekomst van de ouderen die zorg nodig hebben en in hun eigen buurt
willen blijven wonen. De nota legt de nadruk op de kracht van de
samenleving. Dat past ook bij het sociaal contract waar NSC voor staat.
Enerzijds is er de samenleving, die veel zelf kan doen, en anderzijds is
er de overheid, die als vangnet functioneert voor zaken die groot of
complex zijn.
Voorzitter. In de nota staan mooie initiatieven beschreven, zoals
voorzorgcirkels en ontmoetingsruimtes in de wijk. Mijn buurvrouw,
mevrouw Rikkers, had het er net ook over: de voorbeelden komen vooral
uit de regio en de dorpen. Hoe zien mevrouw Slagt-Tichelman en de
staatssecretaris de toepassing van wijkgerichte ouderenzorg door
zorgzame buurten in de grote verstedelijkte wijken waar veel minder
onderlinge samenhang is?
Samenwerkingsafspraken zijn intussen vastgelegd in de vele
beleidsnotities — mijn voorganger noemde dat ook al — zoals bij het IZA,
het AZWA, de Visie eerstelijnszorg 2030 en de WOZO. Ook de wetgeving
over domeinoverstijgende zorg is onlangs door de Tweede Kamer
goedgekeurd. Wat Nieuw Sociaal Contract betreft moeten we nu gewoon
concreet aan de slag. We zijn geïnspireerd door de vele goede
voorbeelden. Een specialist ouderengeneeskunde die ik onlangs sprak over
haar buurtkamer gaf aan dat er nog steeds in hokjes wordt gedacht. Hoe
komt het, vraag ik aan de staatssecretaris, dat zorgverzekeraars en
zorgkantoren in hokjes blijven denken, terwijl we weten dat de huidige
manier van ouderenzorg organiseren op de lange duur niet houdbaar is
vanwege de vergrijzing? De trage implementatie van innovatieve
zorgmodellen baart ons grote zorgen. Welke mogelijkheden zien de
staatssecretaris en mevrouw Slagt-Tichelman om deze mooie visie
daadwerkelijk te implementeren? Wie zou daarin doorzettingsmacht moeten
hebben, zonder dat we weer een nieuwe subsidielaag creëren? Kan er in de
regio een mandaat neergelegd worden om samenwerkingsafspraken te maken
over de zorg voor ouderen thuis? Hoe denkt de staatssecretaris hierover?
Het ziekenhuis zou in dit geval niet de hoofdrol moeten spelen.
De oude rol van de NZa en de Nederlandse Mededingingsautoriteit was tot
nu toe om toe te zien op de concurrentie tussen zorgorganisaties. Is dit
misschien toch het oude denken? Zou het niet beter zijn als de NZa en
ACM zich richten op het bevorderen van de samenwerking tussen
zorgaanbieders, gemeenten, zorgverzekeraars, zorgkantoren en
welzijnsaanbieders, om samen met de buurt de toekomstige, groeiende
zorgvraag van ouderen effectief op te vangen in wijk en buurt? Wat vindt
de staatssecretaris hiervan?
Ook kunnen zorgverzekeraars en zorgkantoren samenwerking en het
bijdragen aan innovatieve initiatieven als voorwaarden stellen bij hun
inkoop bij zorgorganisaties. Voor zover ik weet is er een vrije ruimte
voor de inkoop waaraan voorwaarden gesteld kunnen worden voordat tot
100% van de betaling wordt overgegaan. Kan samenwerking met lokale
initiatieven meegenomen worden bij de inkoop? Dit zou veel minder
bureaucratie opleveren dan het volgende subsidieproject. Wat vindt de
staatssecretaris hiervan?
Daarnaast horen we dat zorgverzekeraars, gemeenten en zorgkantoren elk
hun eigen budgetten en prioriteiten hebben. Succesvolle
eerstelijns-multidisciplinaire samenwerking waarin specialist
ouderengeneeskunde, verpleegkundige en huisarts samenwerken, wordt niet
structureel gefinancierd, terwijl juist deze zorg voorkomt dat ouderen
zwaardere zorg nodig hebben. Van de staatssecretaris wil ik weten hoe
dat kan. Hoe kunnen zorgkantoren en zorgverzekeraars meebewegen met dit
soort succesvolle programma's?
Wat Nieuw Sociaal Contract betreft, vragen we ook aan de
staatssecretaris om regie te nemen en duidelijke normen voor
wijkgerichte samenwerking te waarborgen, zodat partijen niet langer om
elkaar heen draaien.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw bijdrage. Dan is het woord aan mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de commissie dat ik hier mag
aanschuiven voor dit notaoverleg. Ik ben heel blij dat ik namens de
fractie van GroenLinks-PvdA dit notaoverleg mag doen, omdat ik ook als
persoon van heel nabij meemaak wat het betekent voor mijn ouders en
schoonouders om zelf ouder te worden in hun eigen wijk op een plek die
zo ontzettend vertrouwd is, juist ook wanneer ziekte begint te spelen.
Om te beginnen val ik terug op de woorden die oud-collega Renkema ooit
gebruikte in een overleg over de ouderenzorg: "Je hebt de wijk nodig om
lachend 80 te worden. Om goed en fijn oud te kunnen worden, is
onderlinge verbondenheid van groot belang." Graag bedank ik mijn collega
Elke Slagt-Tichelman voor het schrijven van deze nota, want steeds meer
ouderen wonen thuis. Soms willen ze dit zelf, maar soms komt het ook
door een gebrek aan verpleeghuisplekken. Het is van groot belang dat we
ouderen de kans bieden om in hun eigen omgeving ouder te worden als ze
dit willen, op een vertrouwde plek binnen hun eigen gemeenschap.
Als eerste zou ik graag aan de initiatiefnemer, mevrouw Slagt-Tichelman,
willen vragen waarin haar voorgestelde aanpak verschilt van het huidige
beleid en de praktijk. Dat is volgens mij een andere manier om dezelfde
vraag van de collega's te stellen. Hoe onderscheidt het zich van het
programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen? Ook zou ik graag
aan de staatssecretaris willen vragen hoe de initiatiefnota het huidige
beleid kan aanvullen en verder versterken.
Voorzitter. De druk op de zorg neemt toe. Als land vergrijzen we ook.
Daarom is het van groot belang dat we bouwen aan goede, sociale
ondersteuning in de eigen omgeving. De last die mantelzorgers dragen is
enorm zwaar. Ze hebben dringend behoefte aan betere ondersteuning, maar
er bestaan nog steeds veel schotten tussen de wereld van zorg en het
sociaal domein, wat het moeilijker maakt voor mensen om elkaar te leren
kennen en te vinden. Herkent de staatssecretaris het belang van betere
ondersteuning hierin? En wat kan zij daarbij betekenen? Ondanks is
bekend geworden dat de subsidieregeling voor het intergenerationeel
wonen wordt afgeschaft, terwijl dergelijke initiatieven juist de sociale
cohesie tussen verschillende generaties kan bevorderen. Welke
mogelijkheden heeft VWS om initiatieven omtrent intergenerationeel wonen
toch te stimuleren?
Voorzitter. We worden gemiddeld steeds ouder, maar we zien ook een
toename van het aantal personen met dementie. Het is noodzakelijk dat we
ook voor mensen met dementie de samenleving zo inrichten dat zij mee
kunnen doen en prettig kunnen leven. Op welke concrete manieren worden
dementievriendelijke buurten gestimuleerd door VWS? Wij ontvangen ook
signalen dat huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde vaak niet of
niet tijdig worden betrokken bij nieuwe wooninitiatieven in hun
gemeenschap, terwijl zij juist wel een zinvolle bijdrage kunnen leveren.
Is de staatssecretaris bereid om hier verandering in te brengen en te
regelen dat huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde tijdig
betrokken worden bij nieuwe wooninitiatieven?
Voorzitter. Ik noemde het al eerder: er is een tekort aan
verpleegplekken. Steeds meer ouderen blijven thuis wonen. Laten we er
met z'n allen voor zorgen dat ze dit ook zo prettig mogelijk kunnen
doen, maar laten we vooral ook de mogelijkheid bieden om zo lang
mogelijk prettig thuis te kunnen blijven wonen aan mensen die dat graag
zouden willen. Zou de staatssecretaris aan kunnen geven in hoeverre zij
zorgzame gemeenschappen als alternatief voor verzorgingstehuizen
beschouwt en ook zo zal behandelen?
Voorzitter, afrondend. Het is noodzakelijk dat we met een realistische
en haalbare visie op de verbetering van de ouderenzorg komen. Het moet
namelijk anders. Met het voorstel waar we het vandaag over hebben, zet
collega Slagt-Tichelman een mooie en goede stap in de richting van zo'n
visie. Met haar voorstel belegt ze ook meer regie waar die thuishoort:
bij de oudere zélf. Iedereen zou over z'n eigen zorg moeten kunnen gaan.
GroenLinks-PvdA hoopt dan ook dat het overleg van vandaag de
staatssecretaris zal inspireren en motiveren om de suggesties vanuit
onze fractie maar ook vanuit het veld omtrent zorgzame gemeenschappen
mee te nemen naar haar plannen voor de ouderenzorg.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw bijdrage. Dan geef ik nu even het voorzitterschap
over aan de heer Thiadens.
Voorzitter: Thiadens
De voorzitter:
Ja, dank, voorzitter. Dan geef ik nu als voorzitter het woord aan de
heer Bevers voor zijn inbreng in eerste termijn.
De heer Bevers (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ja, zo gaat dat.
Voorzitter. Vroeger was niet alles beter, maar wel anders. Het leek mij
een mooi begin van een debat dat ook gaat over het verdwijnen van
traditionele steunverbanden, zoals collega Slagt-Tichelman het ook
benoemt. Daar kom ik later in mijn bijdrage op terug. Maar ook ik begin,
vanzelfsprekend, met een compliment aan mevrouw Slagt-Tichelman voor het
werk dat zij heeft verzet met deze initiatiefnota. Het is een goede en
degelijk onderbouwde visie op de wijkgerichte ouderenzorg door zorgzame
buurten. Om te beginnen: mijn fractie is positief over de basisgedachte
in deze nota. Hoewel wij als VVD vanzelfsprekend staan voor individuele
keuzevrijheid, zien we ook de uitdagingen voor de ouderenzorg in de
komende tien tot twintig jaar. Ook wij realiseren ons dat een groter
beroep op mantelzorgers en de sociale omgeving noodzakelijk zal
zijn.
We vinden wel dat de initiatiefneemster wat veel terugvalt op de
traditionele waarden van de maakbare samenleving. De VVD herkent zich
weinig tot niet in die maakbaarheid. Niettemin, nieuw beleid dat zich
richt op samenredzaamheid is wel degelijk belangrijk, omdat we zonder
die samenredzaamheid de eerdergenoemde uitdagingen niet het hoofd kunnen
bieden. Maar goed, aansluitend op die maakbaarheid: de nota kent maar
liefst negentien besluitpunten, op een nogal hoog detailniveau. De
VVD-fractie vindt dat juist bij initiatieven die mogelijk per dorp,
buurt of wijk anders ingevuld worden, micromanagement niet past, zeker
niet vanuit de landelijke overheid. Kan de initiatiefneemster hier een
reflectie op geven? Wij zien meer mogelijkheden en potentiële
bloeikracht wanneer de sociale omgevingen vrijheid en vertrouwen
krijgen. Is zij het met de VVD eens dat we als landelijke overheid juist
zo veel mogelijk ruimte moeten geven aan de lokale invulling? Ik ben ook
benieuw hoe de staatssecretaris daarnaar kijkt.
Voorzitter. De initiatiefneemster stelt dat haar nota aansluit bij al
bestaande programma's, zoals het IZA en het WOZO. Inmiddels hebben we
daar een hele serie afkortingen bij gekregen. Maar ze stelt ook dat die
aanvullend is op bijvoorbeeld de voorzorgcirkels. Het is een observatie
die de VVD-fractie deelt. We zien in de praktijk al veel ontwikkelingen
die dicht bij de ideeën van deze nota liggen. Zelf verwijst ze naar
Groningen. Ik mocht daar zelf ook op uitnodiging van Mensenwerk Hogeland
een Thuiskamer in Roodeschool bezoeken. Dat is een prachtig initiatief
voor de ontmoeting tussen ouderen en vrijwilligers, met een groot effect
op de leefbaarheid voor ouderen en hun omgeving. Mevrouw Slagt-Tichelman
en ik delen dus de overtuiging dat er verder gebouwd wordt op datgene
wat al bestaat.
Voorzitter. Het is inderdaad belangrijk dat we echt gaan beseffen dat in
de komende jaren niet al onze vragen te vangen zullen zijn onder het
begrip "zorg". Daarbij is het belangrijk dat beleid aansluit bij de
stand van de samenleving zoals die nu is en in de toekomst verwacht
wordt. Beleid moet niet aansluiten bij een samenleving van tientallen
jaren geleden. Ik verwees daar in mijn inleiding naar: vroeger was alles
anders en niet per se beter. Ik gun iedereen zijn of haar nostalgische
gedachten of beschouwingen — ik betrap mezelf daar ook regelmatig op —
maar niet als basis voor de toekomst. Ik wil daarom een paar dingen
zeggen over de analyse van deze initiatiefnota.
De initiatiefneemster verwijst in haar analyse naar de individualisering
in de afgelopen decennia als oorzaak van het verdwijnen van traditionele
steunverbanden. Ook dat noemde ik al. Dat zal deels waar zijn, maar wat
ons betreft gaat ze daarmee wel voorbij aan de veranderingen die de
samenleving de laatste dertig jaar van de vorige eeuw sowieso heeft
doorgemaakt. Door toenemende secularisatie is de rol van confessionele
instituties en instellingen afgenomen of verdwenen. Hetzelfde geldt voor
meer politiek of maatschappelijk georiënteerde instellingen. Kortom, de
verzuiling is afgenomen en de rol van de bijbehorende instituties ook.
Bovendien is de samenstelling van de bevolking veranderd.
Sociaal-culturele veranderingen binnen onze samenleving betekenen ook
een andere invulling en waardering van begrippen als "nabijheid",
"wederkerigheid" en "vrijwilligheid". Deze zijn niet meer
vanzelfsprekend, zoals vroeger. De VVD denkt wel dat er een fundamentele
omslag nodig is om het besef van betrokkenheid, zorg en omzien naar
elkaar gemeengoed te maken. Sociale verbanden ontstaan niet op
bestelling uit Den Haag, maar vragen de nodige tijd. Tijd is, naast geld
en mensen, op het moment helaas erg schaars. Ik zou zowel de
initiatiefneemster als de staatssecretaris willen uitdagen een reflectie
te geven op mijn analyseopmerkingen. Hoe kijken zij daartegen aan?
Voorzitter. Zorgzame buurten, zeggenschap, gemeenschapsbetrokkenheid,
ontmoetingsruimten, preventie en samenwerking; dat zijn elementen uit de
nota waar eigenlijk niemand tegen kan zijn. De VVD ziet het belang van
een beweging naar meer betrokkenheid bij elkaar zonder dat het
betutteling wordt. Uiteindelijk bepaalt iedereen wel zelf in welke mate
er deelgenomen wordt. Een beetje op elkaar letten moet niet vervallen in
een keurslijf van sociale controle. De VVD is ervan overtuigd dat er een
acceptabele tussenvorm bestaat die is gebaseerd op individuele keuzes.
Dat creëert ook kwalitatief zorgzame buurten, want wat men graag doet,
doet men over het algemeen ook goed.
Voorzitter. Het realiseren en verder ontwikkelen van de initiatieven die
er zijn en de voorstellen die de initiatiefneemster doet, vragen ook om
een investering in geld. Weliswaar schrijft de initiatiefneemster dat er
5 miljoen euro tot 10 miljoen euro nodig is, maar de dekking beperkt
zich tot niet verdeelde vrij te besteden middelen binnen de begroting
van VWS. Juist een initiatief dat beoogt een verschuiving van zorg naar
welzijn te bewerkstelligen, zou wat ons betreft een scherpere financiële
paragraaf moeten hebben. De opmerking "structureel budget vrijmaken voor
gemeenten en burgerinitiatieven om informele wijkgerichte ouderenzorg te
ondersteunen" is voor onze partij geen voorbeeld van een degelijke
onderbouwing. De VVD zou op dit onderdeel een meer fundamentele
discussie willen zien over hoe een andere besteding van middelen eruit
zou moeten zien. Hoe kijken de initiatiefneemster en de staatssecretaris
aan tegen het verschuiven van geld van zorg naar welzijn, dus tegen niet
méér geld besteden maar geld anders besteden?
Ten slotte, voorzitter. De VVD ziet de zorgzame buurten niet als
verantwoordelijkheid van en voor alleen de ouderen. Juist de
betrokkenheid van meerdere generaties draagt bij aan draagvlak en
succes. Vaak zien we goede en mooie resultaten waar mensen van
verschillende generaties, van jong tot oud, elkaar tegenkomen. Laten we
vooral niet vergeten dat elkaar zien en ontmoeten vaak de eerste stap is
op weg naar een positieve verandering.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank, meneer Bevers, voor uw bijdrage. Dan geef ik het voorzitterschap
nu terug aan de heer Bevers.
Voorzitter: Bevers
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Thiadens. Tot zover de bijdragen van de zijde van de
Kamer. Ik stel voor om een halfuur te schorsen. Twintig minuten? Dat is
ook goed. Ik kijk ook even naar de staatssecretaris. Ja, die vindt dat
ook goed. Dan schorsen we tot 15.50 uur.
De vergadering wordt van 15.28 uur tot 15.50 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. We bespreken de initiatiefnota van mevrouw
Slagt-Tichelman. We gaan over tot de eerste termijn van de
initiatiefneemster en de staatssecretaris. Om volledig te zijn richting
de collega's: er is geen beperking van het aantal interrupties, tenzij u
uw betoog gaat herhalen; dan zal ik daar een opmerking over maken. Maar
geeft u het aan als u vragen of opmerkingen heeft richting de
initiatiefneemster of de staatssecretaris.
Het woord is ten eerste aan mevrouw Slagt-Tichelman.
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Dank je wel, voorzitter. Bedankt voor alle vragen en complimenten van de
Kamerleden en voor het delen van hun visie. Dank aan iedereen voor de
aanwezigheid bij dit debat en aan iedereen die heeft meegewerkt aan de
totstandkoming van deze initiatiefnota. Dat zijn er heel erg veel. Ze
worden allemaal genoemd in de initiatiefnota. Dank aan alle sprekers,
maar dus ook aan alle mensen op de tribune.
En dan nu de kopjes of onderwerpen. De vragen die gesteld zijn, zullen
zo veel mogelijk gebundeld beantwoord worden. Hierbij zal ik een
structuur van kopjes toepassen: allereerst de inleiding, dan de
beantwoording van de vragen over de zorgzame buurten, dan de vragen over
de rol van de zorgkantoren, de zorgverzekeraars en de gemeenten — dat
waren niet heel veel vragen - en dan als vierde punt de financiering.
Tot slot komt het kopje overig, waar ook de implementatievragen onder
vallen.
Dan ga ik nu naar de inleiding. GroenLinks-PvdA wil goed oud worden
stimuleren, liefst in de eigen buurt. We willen waardige ouderenzorg
thuis en ook in verpleeghuizen. Waar je ook bent, je moet je zo veel
mogelijk thuis voelen en goed bereikbaar zijn voor naasten. Je moet
gezien, gehoord en gewaardeerd worden, van betekenis kunnen zijn en
wanneer nodig verzorgd worden. Nu is het beleid: zelf als het kan, thuis
als het kan en digitaal als het kan. GroenLinks-PvdA voegt daaraan toe:
samen met elkaar doen, waar mensen dat graag zouden willen. Woorden als
"nabijheid", "wederkerigheid" en "vrijwilligheid" zijn hierbij passend.
Daarbij wordt naoberschap, mienskip of nabuurschap en het omkijken naar
elkaar gefaciliteerd, als men wil. We zetten netwerken en
ontmoetingsruimten optimaal in, breken voorzieningen in de buurt niet af
maar bouwen die op en bovendien zetten we stappen in de richting van een
dementievriendelijke en inclusieve samenleving. Dementievriendelijkheid
is goed voor iedereen. Alzheimer Nederland heeft een praatplaat voor
dementievriendelijke buurten, een mooi overzicht waar je bij bouwen,
verbouwen en wijkinrichting rekening mee kunt houden vanuit zowel het
fysieke als het sociale aspect.
Een leven centraal stellen dat past bij de persoon houdt ook het
accepteren van risico's in. Nederlanders worden steeds vitaler ouder en
veel mensen bereiken zonder al te veel problemen een hoge leeftijd. Wel
leven er tegelijkertijd ook zorgen bij mensen over de dubbele
vergrijzing en over personeelstekorten in de zorg. Mensen willen graag
langer thuis wonen als dat gaat en er is een groter wordende groep
mensen die hier proactief in wil meedenken en vooral -doen. Dan is het
behoorlijk frustrerend als er wetten en regels zijn die niet aansluiten
op de dagelijkse praktijk. Met deze initiatiefnota willen we de
dagelijkse praktijk meer faciliteren en niet ontmoedigen met heel veel
regels: vooral lokaal en simpel, waar de behoefte is of de noodzaak
ligt.
We hebben met z'n allen het rapport Niets doen is geen optie gelezen.
Dat betreft de ouderenzorg. Over het programma WOZO, het programma
Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen, hebben we in de Kamer al
meermalen gesproken. Deze nota is een aanvulling op het WOZO-programma,
zoals al gezegd is vandaag. In 2025 verwachten we het hoofdlijnenakkoord
ouderenzorg, het aanvullend zorg- en welzijnsakkoord, de monitor Wonen,
inclusief geclusterde woningen, en in september de resultaten van het
onderzoek naar de mogelijke terugkeer van verzorgingshuizen. Als
initiatiefnemers van deze nota zien wij enerzijds hoe belangrijk goede
verpleeghuiszorg is en willen we deze goede vorm van zorg behouden.
Anderzijds willen we daarnaast een beweging naar zorg in de wijk met een
sterke eerstelijnszorg en een goede samenwerking met informele zorg. Dat
was de inleiding.
Dan ga ik nu over naar de beantwoording van de vragen over zorgzame
buurten. De VVD zei positief te zijn over de basisgedachte van deze
nota. Daar zijn we blij mee. De VVD ziet ook de uitdagingen van de
ouderenzorg in de komende jaren en heeft daarbij oog voor vrijwilligers,
de sociale omgeving en ook voor de individuele keuzevrijheid. De
toevoeging in het beleid en denken heeft nadrukkelijk oog voor de
individuele keuzevrijheid, want iets samen met elkaar doen, als mensen
dat graag zouden willen, is niet maakbaar. Want als mensen het al
willen, maar er nu allemaal drempels in de weg liggen, dan willen we die
drempels weghalen. Dat willen we graag maakbaar maken, maar we willen
mensen niks opleggen. We willen geen maakbare samenleving, zoals ik het
zie.
Ik heb heel veel waardering voor de filosofische analyse van de VVD
omtrent de samenleving en de verschuivende waarden. We delen echter niet
de mening dat waarden als nabijheid en wederkerigheid niet meer actueel
zijn, maar wel dat de invulling daarvan veranderd is. Sociale verbanden
kunnen inderdaad niet op bestelling geleverd worden en een nieuwe kijk
op waarden als nabijheid en wederkerigheid is passend binnen de
veranderende samenleving. Daar pleit ik juist voor in deze nota.
Het is niet de bedoeling om van bovenaf zaken op te leggen, maar vooral
om de bestaande energie te benutten. Deze energie komt ook voort uit de
wens naar meer verbinding, nabijheid en wederkerigheid. Steunverbanden
krijgen op nieuwe manieren vorm, passend binnen de veranderende
samenleving. Ik ben het met de VVD eens dat het juist heel mooi is om
verschillende generaties hierbij te betrekken.
GroenLinks-PvdA en nog wel meer partijen vroegen naar het onderscheid
met het programma Woning, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen. In het
WOZO is de gedachte van het beleid: zelf als het kan, thuis als het kan,
digitaal als het kan. Wij voegen daar nog aan toe: het samen met elkaar
doen, als men dat graag zou willen. Het is dus niet van bovenaf
opgelegd, maar het faciliteert de wens van onderuit de samenleving. Het
principe "samen waar men wil" is echt heel noodzakelijk. Het meedoen met
samen activiteiten ondernemen moet geen verplichting worden, met een
vinkje. Daar willen we juist vanaf. Keep it simple. Blijf recht op zorg
houden. Het vraagt een bottom-upbenadering in plaats van een
top-downbenadering. Dat vraagt wel een andere aanpak dan we tot nu toe
gewend zijn, met meer zeggenschap voor inwoners en de deelnemers dan we
tot nu toe gewend zijn. Dus we moeten meegaan op de energie van de
gemeenschap zelf.
Een goed voorbeeld daarvan is Austerlitz Zorgt. Ik vind dat dat in dit
debat niet mag ontbreken. Austerlitz Zorgt is een organisatie voor zorg-
en welzijnsvoorzieningen in Austerlitz. Het is opgericht in 2012 door
betrokken inwoners van het dorp Austerlitz. De directe aanleiding was
eigenlijk het almaar uitblijven van een passend antwoorden van de
gemeente Zeist op de wensen en behoeften uit het dorp. Er was een
leefbaarheidsonderzoek uitgevoerd in 2007. Dat gaf aan dat inwoners
graag zo lang mogelijk in het dorp wilden blijven wonen, ook wanneer ze
behoefte aan zorg krijgen. De voorzieningen die daarvoor nodig zijn,
waren op dat moment onvoldoende. De gemeente kwam aanvankelijk niet in
actie. Daarom sloegen de Austerlitzers de handen ineen.
Het belangrijkste doel van Austerlitz Zorgt is om het Austerlitzers met
een zorgvraag mogelijk te maken zo lang mogelijk in hun dorp te blijven
leven. Dat had ook in een grote stad in een wijk kunnen zijn natuurlijk.
Het motto is: "doen wat daarvoor nodig is". Daarnaast draagt het samen
organiseren van welzijnsactiviteiten in belangrijke mate bij aan
onderlinge solidariteit en gemeenschapszin in het dorp. Inmiddels is de
samenwerking met de gemeente uitstekend, maar er waren best wel wat
hobbels. Die willen we voor andere gemeenten en buurten zo veel mogelijk
wegnemen. Nu kunnen jong en oud, met of zonder zorgvraag, lid worden van
de zorgcoöperatie, wat een burgerinitiatief is. Het dorpsteam heeft drie
betaalde krachten in dienst en is laagdrempelig bereikbaar voor zorg- en
welzijnsvragen. Daarnaast maken vele vrijwilligers het mogelijk om op
allerlei manieren ondersteuning te bieden en in te springen op actuele
zorg- en welzijnsvragen.
Het bestuur bestaat uit vrijwilligers en is eindverantwoordelijk voor
het beleid. Ze organiseren lunches en diners en vervoer als je naar een
ziekenhuis toe moet. Ze maken ommetjes. Volgens de nieuwste informatie
die ik heb, verzorgen ze ook reanimatietrainingen. Het gebeurt door het
dorp en voor het dorp. Ze nemen drempels weg die er nu zijn en
faciliteren wat de bewoners willen. Dat moeten ze wel willen,
natuurlijk. Dat kunnen we niet reguleren, want dan zouden we het van
bovenaf opleggen.
NSC en BBB merkten op dat de voorbeelden vooral uit de regio en uit de
dorpen kwamen. Hoe gaat dit toegepast worden in grotere steden? De
voorkant van mijn initiatiefnota die op de website staat, is van een
werkbezoek bij een Lang Leven Thuisflat in Osdorperhof. Dat is in
Amsterdam. Maar je hebt ook Lang Leven Thuisflats in Rotterdam. Ik wil
graag iets vertellen over dat werkbezoek in de thuisflat in Osdorperhof.
De Osdorperhof in Amsterdam is een voorbeeld van wijkgerichte
ouderenzorg, ontstaan uit de bewoners zelf. Het voormalige
bejaardentehuis werd omgevormd tot 55-plussersflat, waar zowel vitale
als zorgbehoevende ouderen wonen. Bewoners Ans en Leo — ik werd zeer
welkom geheten — merkten de versnippering van zorginstellingen en
stelden voor om alles onder één dak te brengen, met een vast zorgteam.
Dit idee sluit aan bij de Lang Leven Thuisflats, waarbij zorg dicht bij
huis wordt geleverd en bewoners elkaar ondersteunen. Door de
betrokkenheid van de bewoners is het initiatief bijzonder effectief en
biedt het een warme, efficiënte zorgomgeving. Buiten de box denken
levert vaak wat moois op.
Ans en Leo zaten al in een bewonerscommissie van het Osdorperhof, maar
een deel van de plannen viel buiten de commissie. Ze wilden
moestuinbakken voor de bewoners en ze wilden ook meer contacten met de
andere buurtbewoners, dus meer wisselwerking tussen de buurt en de
bewoners. Zo kwam de Stichting Omnibus tevoorschijn, waar enkele
flatbewoners in zitten en wat jongere buurtbewoners. Nu hebben ze
gezamenlijke moestuinactiviteiten, andere activiteiten, maar ook een
heel groot jaarlijks buurtfestival, met echt zeker geen ouderwetse
muziek, maar muziek die door de bewoners zelf gekozen is. Dat is echt
een grote happening daar. Dus dat is het voorbeeld uit Amsterdam.
Dan heb ik nog een voorbeeld uit Rotterdam. Ik was onlangs in Rotterdam.
Ik kijk even naar de mensen op de tribune. In Rotterdam zijn ook Lang
Leven Thuisflats, maar er zijn ook initiatieven als
ZilverGoud-bijeenkomsten, georganiseerd in samenwerking met ANBO-PCOB en
de bieb. Dus die lokale voorzieningen zijn echt essentieel. Die wordt
gebruikt als ontmoetingsruimte. Deze bijeenkomst is er voor Rotterdamse
senioren en richt zich op vitaal ouder worden, met ruimte voor
onderwerpen als "praat vandaag over morgen" en voor creatieve
activiteiten, maar ook voor historische activiteiten, zoals praten over
het vooroorlogse Rotterdam. Dit is echt door ouderen voor ouderen, dus
dit is niet opgelegd. Dit is een beweging die gaande is vanuit de
ouderen in Rotterdam. Ik vind dat die geen drempels hoeven te
ervaren.
Heel mooi was ook de tentoonstelling die in de bieb werd georganiseerd,
waarbij getoond werd hoe ouderen in Rotterdam met hun vrijwilligerswerk
de stad ondersteunen. Wat zou Rotterdam zijn zonder het vele
vrijwilligerswerk van deze geweldige ouderen? In zestien interviews
wordt het verhaal van een aantal vrijwilligers verteld. In die
tentoonstelling lieten ze in woord en beeld hun ervaringen zien. Dus er
zit ook in Rotterdam heel veel kracht.
Nu zijn er vele ZilverGoud-bijeenkomsten en andere bijeenkomsten van
ANBO-PCOB door heel het land. Ze hebben ook "praat vandaag over
morgen"-bijeenkomsten en "Senioren zelf aan zet"-bijeenkomsten. Die zijn
soms een opzetje tot het maken van voorzorgcirkels of buurtcirkels. Zo
is het project Maak Rimpels ook heel erg mooi. Ik vond de titel
prachtig. Maak Rimpels is ook een vorm van samenredzaamheid vanuit de
ouderenbewegingen zelf.
GroenLinks-PvdA benoemde verder nog dat de last die mantelzorgers dragen
soms heel zwaar is en dat zij soms dringend behoefte hebben aan betere
ondersteuning. Dat geef ik ook toe. Je ziet soms dat mantelzorgers echt
dreigen om te vallen. De stad Utrecht — dit is nog één voorbeeld uit een
grote stad — heeft bijvoorbeeld het Mantelzorghuis in Lombok. Daar ben
ik geweest. Daarbij gaat het niet altijd om creëren, maar ook om het
versterken van de sociale infrastructuur die zorgt voor een zorgzame en
inclusieve buurt. Zo is er een woonkamer in een woonhuis van de
wooncorporatie, gewoon midden in de wijk, waar enkele dagdelen per week
wordt ingezet op het ondersteunen van mantelzorgers en op activiteiten.
Dit is echt gericht op het ondersteunen van mantelzorgers door
buurtbewoners.
De goedlachse Aliya is een belangrijke sleutelfiguur in de Utrechtse
wijk Lombok. Met haar scootmobiel, waar een aparte parkeerplaats voor is
voor de woning, haalt Aliya hulpbehoevende vrouwen, vaak met een Turkse
of Marokkaanse achtergrond, op die afhankelijk zijn van zorg. Zonder
Aliya zou het een stuk lastiger zijn voor deze
eerstegeneratiemigrantenvrouwen om de deur uit te gaan. Aliya krijgt
gelukkig heel veel steun van Habiba. Ik heb haar ook mogen spreken.
Samen doen zij van alles om geïsoleerde mantelzorgers te verbinden en te
ondersteunen. Die sleutelrolfiguren zijn echt essentieel. Ik wil dus
graag de drempels wegnemen met die sleutelrolfiguren, ook in grote
steden, en met woningcorporaties praten zodat zij een goede samenwerking
hebben, om de lokale behoeften tot hun recht te laten komen.
Dan kom ik heel even terug op de maakbaarheid. Het lijkt misschien een
jippiejeeverhaal, maar samenwerken is niet altijd jippiejee. Wat mensen
bindt in een gemeenschap, die verbindende factor is niet altijd leuk.
Een bewoner van een Lang Leven Thuisflat gaf aan dat zij graag zou
willen dat haar buren wat assertiever optraden door te klagen tegen de
woningcorporatie, als bijvoorbeeld de lift weer eens stuk was, of tegen
medebewoners als er troep gemaakt werd in de gang. Dus dan bindt
bewoners iets wat niet altijd leuk is, maar dat is wel hoe we
samenleven. Dat is niet maakbaar, maar we kunnen er wel zo veel mogelijk
met respect mee omgaan en dat bespreekbaar maken in buurten, zonder dat
dat tot ruzies leidt. Als mensen elkaar kennen, is het hopelijk ook
makkelijker om elkaar daarop aan te spreken. Dat wou ik nog even zeggen;
dat het niet alleen maar mooi is.
GroenLinks-PvdA benoemde nog het tekort aan verpleegplekken. Steeds meer
ouderen blijven thuis wonen. Laten we ervoor zorgen dat zij dat ook
prettig kunnen doen. Maar laten we vooral de mogelijkheid bieden om zo
lang mogelijk prettig thuis te blijven wonen aan de mensen die dat graag
zouden willen. Als initiatiefnemer zou ik graag willen benoemen dat
structurele investeringen in verpleeghuisplekken nodig zijn. Maar
daarnaast zouden zorgzame gemeenschappen als alternatief voor
verzorgingshuizen kunnen worden beschouwd. Afhankelijk van hoe het
verloopt en alle onderzoeken, is dit een heel mooi alternatief. Dat
lijkt me een forse keuze.
De PVV heeft de vraag gesteld of de voorzorgcirkels alleen niet al
voldoende zijn. We doen al zo veel, moeten we niet eerst de resultaten
afwachten, voordat we nog meer gaan doen? Deze nota sluit natuurlijk
heel erg aan bij het initiatief van de voorzorgcirkels. Ik ben heel blij
dat we dat in aanloop van deze bespreking een extra stimulans hebben
kunnen geven, doordat er een Kamermotie was ingediend, gesteund door
NSC, GroenLinks-PvdA en vele andere partijen. De nota sluit aan bij
voorzorgcirkels, ontwikkeld door Henk Geene en ondersteund door
zorgverzekeraar VGZ. Deze helpen een informeel hulp- en steunnetwerk op
te bouwen, met acht tot veertien mensen die elkaar ondersteunen. Dat
netwerk is echt heel kleinschalig en laagdrempelig; altijd in de buurt.
Het initiatief wordt steeds verder uitgerold, met VGZ en Nederland Zorgt
voor Elkaar. Het past ook goed bij de wijkgerichte ouderenzorg, dus dat
bijt elkaar niet. Maar er zijn zo veel meer initiatieven waar men tegen
andere drempels op loopt, dat ik zou zeggen dat dit alleen niet
voldoende is. We moeten meer drempels weghalen, waarvan er in de nota
enkele genoemd staan, om die echt brede beweging te maken van zorg naar
welzijn en elkaar ondersteunen.
De ontmoetingsruimtes zitten niet in de voorzorgcirkels en dat hoeft ook
niet, want die zijn heel kleinschalig. Dat speelt zich veelal af bij
mensen thuis, bij elkaar. Maar je ziet ook dat juist die
ontmoetingsruimtes een drempel kunnen wegnemen.
Ik heb van de week gebeld met de ouderenbond en die geeft aan dat er nu
zo veel vraag is naar telefoontjes, naar voorzorgcirkels, dat zij niet
weten waar zij allemaal naartoe moeten verwijzen. Er is zo veel vraag
van mensen die dingen met elkaar willen doen dat zij die beweging niet
helemaal meer aankunnen. Dus ik denk: extra inzetten op deze beweging is
heel erg urgent.
Oké, dan kom ik bij het volgende kopje. Maar er is een vraag.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Mag het?
De voorzitter:
Ja, zeker.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank u wel, mevrouw Slagt-Tichelman, voor de toelichting. U zegt dat
ouderenorganisaties heel druk zijn met allerlei zaken. Dat zien wij ook.
Toch zien we een teruglopend ledenaantal bij ANBO-PCOB en andere
zorgorganisaties. Ze kunnen haast geen bestuursleden vinden. Er komt
inderdaad heel veel op ze af. Hoe wilt u dat toch verbeteren bij die
organisaties? Heeft u daar ook nog een plan voor? U zegt ook iets over
drempels wegnemen. Is daar ook nog een drempel in weg te nemen?
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Dank je wel voor de vraag. Ik denk dat we daar heel goed samen over na
kunnen denken. Als dat zo zou zijn, zou dat inderdaad misschien
ondersteuning behoeven. Ik heb van henzelf niet zo duidelijk de vraag
gehoord dat zij die ondersteuning willen hebben. Ik zou dus graag aan de
ouderenbonden willen vragen of ze daar behoefte aan hebben, in welke
vorm en hoe dat gepast is. Als dat een drempel zou kunnen zijn, is dat
natuurlijk heel vervelend. De vraag is of we het daar moeten beleggen.
We kunnen het ook beleggen bij organisaties als Nederland Zorgt Voor
Elkaar. Als die vraag zo groot wordt, denk ik ook wel dat die
organisaties daar wat meer bij ondersteund moeten worden, maar dan wel
alleen in hun ondersteunende rol. Zorgzame buurten zijn er van onderop.
De informatievoorziening van bovenaf, en de ondersteunende rol die die
soms kan geven, kan ook ondersteund worden. Ik ga niet van bovenaf
zeggen: we rollen het zo uit.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw De Korte.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank voor de beantwoording. Ik heb toch een aanvullende vraag over wat u
over al die mooie voorbeelden zegt. Er zijn heel veel mooie voorbeelden
in Nederland, maar toch lijkt het heel erg gefragmenteerd. In de steden
zie je toch veel minder van dat soort activiteiten. U noemt er wel een
paar, maar ik denk dat er ontzettend veel witte plekken zijn, met name
in de steden, om een zorgzame buurt te kunnen worden. Dan wil ik toch
iets meer van u weten welke mogelijkheden u nog meer ziet. Er zijn een
paar leuke voorbeelden, maar ik denk dat er heel veel witte plekken
zijn.
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Ja, ik denk ook dat er heel veel plekken zijn waar het nog heel erg
gewenst is maar die nog niet ontplooid zijn. Daar kom ik straks bij het
kopje implementatie en overige punten uitgebreid op terug. Ik zou dat nu
al kunnen doen, maar dan sla ik even een kopje over. Ik kom er dus nog
op terug.
De voorzitter:
Prima. Dan heeft u ook een vraag van de heer Thiadens.
De heer Thiadens (PVV):
Dank aan mevrouw Slagt-Tichelman voor haar toelichting in de eerste
termijn. Zij geeft een behoorlijk aantal voorbeelden van lokale
initiatieven, zoals Austerlitz Zorgt, het Osdorperhof met de stichting
Omnibus als gevolg, de ZilverGoudbijeenkomsten, het project Maak Rimpels
en Mantelzorghuis Lombok. We hebben het ook al gehad over de
voorzorgcirkels. Veel initiatieven zijn verenigd in Nederland Zorgt Voor
Elkaar. Er zijn dus talrijke initiatieven. Tegelijkertijd gaat het ook
over drempels. Kan mevrouw Slagt-Tichelman ons een of twee belangrijke
drempels noemen, en vervolgens ook bekijken of dat iets is wat wij hier
in Den Haag moeten oplossen of dat het een lokale, dus gemeentelijke,
aangelegenheid is?
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Ja, dank. Als ik de initiatiefnota nog een keertje zou schrijven, zou ik
er per subvoorstel dat wij doen, met alle voorstellen die erin zitten,
duidelijk bij zetten "gemeente" of "overheid". Dat heb ik nu niet
gedaan. Maar misschien is het een mooie vraag aan het ministerie van VWS
om daarop te reflecteren en dat aan de Kamer aan te leveren, want vele
handen maken licht werk. Ik zit even te kijken. De overheid zou drempels
kunnen wegnemen door voldoende budgetten vrij te maken voor de gemeentes
om de lokale voorzieningen die nu zo onder druk staan, niet onder druk
te laten staan. Gemeentes moeten nu zo keuzes maken. Als je zo bezig
bent met bezuinigen, heb je soms niet meer de gedachte om nieuwe dingen
op te zetten en te investeren in de wijkgerichte ouderenzorg. Ik denk
dus dat dat een spanningsveld is waar het Rijk wel degelijk oog voor kan
hebben.
Het is ook: een structureel beleid neerzetten dat een continu beleid is
en niet eenmalig. Een zorgverandering heeft transformatieaandacht nodig,
maar ook structurele aandacht. Die structurele aandacht zien we niet op
voorhand ingebed bij de vele projecten die soms in het IZA zitten. Ik
wil eigenlijk structurele inbedding van zorgzame buurten door heel
Nederland. Daarom noem ik de initiatieven van Austerlitz, die zichzelf
structureel hebben ingebed, en ook de Lang Leven Thuisflats. Zo is er
nog een initiatief, een soort studentenhuis voor ouderen: de
Thuishuizen. Dat bedruipt zich ook zelf, waarbij ouderen ook de
connectie met de wijk ervaren en er een mix is van koop en huur. In
Reeuwijk is er eentje heel mooi opgezet. Daar is een bestaand pand
verbouwd. Maar dat is wel een structurele inbedding. Dat is het
verschil. Ik denk dat de overheid meer aandacht kan hebben voor
structurele inbedding.
Ik denk dat het voor gemeentes, op lokaal niveau, ook een andere houding
vergt. Het is niet "wij weten wat goed voor u is", een houding die
gelukkig al een beetje aan het verdwijnen is. Je moet kijken wat mensen
nodig hebben, door hun een duwtje in de rug te geven. Dan is de
motivatie vanuit de mensen zo enorm. Er wordt alleen nog maar verbeterd,
want als je een goed idee hebt en je bent het met vallen en opstaan al
aan het uitvoeren, kan je ineens lopen en blijf je lopen en heb je het
structureel ingebed. Er is niets zo motiverend als dat. Als je leert
lopen en je wordt af en toe omgeduwd, is dat best wel frustrerend. Haal
drempels dus weg en laat initiatieven zelf lopen.
De voorzitter:
Er is een vervolgvraag van de heer Thiadens.
De heer Thiadens (PVV):
Dank voor de beantwoording. Mevrouw Slagt-Tichelman zegt op deze vraag
over drempels dat er een structurele inbedding zou moeten komen. Maar
dat is dan toch weer een bemoeienis van de overheid, terwijl het mooie
van zo veel initiatieven is dat ze uit de mensen zelf komen. De
voorzorgcirkels vind ik dan een heel mooi voorbeeld van datgene. Daar is
geen enkele bemoeienis van de overheid mee gemoeid. Sterker nog, zij
willen dat helemaal niet, want zij geloven er helemaal niet in dat de
overheid zich ermee bemoeit. In de initiatiefnota wordt gepleit voor
ontmoetingsruimten in de buurt. Mijn vraag aan mevrouw Slagt-Tichelmans
is: dan is er toch ook de Stimuleringsregeling ontmoetingsruimten in
ouderenhuisvesting? Is die dan niet voldoende? Wat is daar dan mis mee,
vraag ik aan mevrouw Slagt-Tichelman.
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Ik hoor eigenlijk twee vragen, dus dan begin ik bij de eerste. De eerste
vraag gaat erover dat we dit structureel willen inbedden. Ja, we willen
ook voorzorgcirkels, want die zijn en blijven er van zichzelf. Dat
concept "voorzorgcirkel", dat mensen met elkaar iets doen als zij dat
willen, is zo mooi dat we dat idee wel structureel willen inbedden,
vooral ook omdat daar nu zo veel vraag naar is. We willen de inbedding
daarvan structureel ondersteunen, want daar zijn soms een paar
procesafspraken bij nodig. Als mensen een whatsappgroepje met elkaar
willen hebben, dan lukt dat misschien soms nog wel. Maar als ze met
elkaar in contact gebracht willen worden is er soms in het begin wat
ondersteuning bij nodig. Het is wel fijn als je die ondersteuning hebt.
De whatsappgroepbeheerder is bijvoorbeeld vaak een vrijwilliger die dan
net even iets actiever is. Structurele inbedding van bovenaf kan
inhouden dat die beheerder een kleine handreiking krijgt over de regels
die er in de whatsappgroep gehanteerd kunnen worden, zoals dat er alleen
maar zorg- en hulpvragen met elkaar verbonden worden en of er wel of
niet een aparte kletspraatgroep gemaakt wordt. De beheerder weet dan
bijvoorbeeld ook hoeveel kilometervergoeding er doorgaans aan elkaar
gegeven wordt als mensen voor elkaar rijden. Zij hoeft dat dan niet zelf
helemaal uit te vinden. Het kan haar dan een beetje een handreiking
geven die ze in de groep kan hanteren. Dat vraagt dus een beetje
ondersteuning van bovenaf. Dat noem ik dus "structurele inbedding": een
structuur waarmee mensen geholpen worden om voorzorgcirkels op te
zetten. Gelukkig geeft de zorgverzekeraar in sommige delen van Nederland
al die structuur, maar dat gebeurt nog niet overal. Daar kan dus echt
wel een tandje bijgezet worden.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Dank u wel voor al uw antwoorden. Ik hoor hele mooie initiatieven. Daar
ben ik heel blij mee. Een aantal daarvan ken ik en een aantal nog niet.
Ik voel dus een werkbezoek opkomen. U heeft het over drempels. Ik heb
het geluk gehad dat ik wethouder mocht zijn. Dat was in een gemeente met
26 kernen. Wij hebben op een gegeven moment gezegd: alle 26 kernen
krijgen en eigen dorpenbudget, want niet ieder dorp is gelijk. Dat
hebben veel dorpen heel verschillend ingezet. Een dorp heeft het ingezet
voor een dorpsauto, zodat de mensen gezamenlijk naar het ziekenhuis
konden reizen; het openbaar vervoer was er heel slecht. Het is ingezet
voor koffieochtenden en klusochtenden. Er is een aed aangeschaft en
anderen hebben een cursus gedaan voor de bediening van de aed. Dat was
dus heel mooi. Ik kijk even naar het IZA en het GALA. U heeft het over
structureel inbedden. Voor een wethouder was het inderdaad altijd heel
lastig: als we vergaten om het in te bedden en we een pot geld uit Den
Haag kregen, dan hadden we daar hele mooie pilots voor opgezet en dan
was het geld op. Ik ben dus heel blij dat u zegt dat het ingebed moet
worden. Ik zie alleen nog steeds niet helemaal hoe dit
initiatiefvoorstel daarbij gaat helpen. Want volgens mij is er al heel
veel, en gaat het juist om schotten wegnemen. Kunt u me nog een klein
beetje helpen?
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Het gaat ook om schotten wegnemen, maar het is inderdaad ook een
overweging om die budgetten van het IZA te verschuiven. We kennen het
IZA een beetje. Er zijn bij het IZA heel veel formulieren en er wordt
heel veel regellast en -druk ervaren. De hoeveelheid van KPI's,
kritische prestatie-indicatoren, en het monitorsysteem, passen niet echt
bij bewonersinitiatieven zoals ze nu zijn. Het sluit dan niet op elkaar
aan. Ze moeten dan soms kritische prestatie-indicatoren verzinnen om
maar aan de regels te voldoen en vinkjes te krijgen. Dat systeem van het
IZA heeft juist het grote risico dat het veel enthousiast
vrijwilligersinzet ontmoedigt. Mijn oproep is: houd het klein en simpel,
net zoals in het dorp waar u wethouder was. Ondersteun indien gewenst
financieringsvormen van stichtingen en corporaties. De Landelijke
Vereniging voor Kleine Kernen, die u vast heel goed kent, heeft een
handreiking geschreven voor bijvoorbeeld initiatieven en
wooninitiatieven in kleine kernen. Die handreiking is ook bruikbaar voor
inwoners van buurten in de grote steden. Dat sluit aan bij uw vraag. Ik
zie ruimte en mogelijkheden om budgetten te verschuiven zodat het juist
dichter bij de mensen komt.
De voorzitter:
Gaat u verder. U was volgens mij aan het volgende blok toegekomen,
begreep ik.
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Ja, ik ben aan het volgende blok toegekomen. GroenLinks-PvdA, PVV en BBB
stelden de grote vraag waarin de voorgestelde aanpak verschilt van het
huidige beleid in de praktijk. Het verhoudt zich tot het
hoofdlijnenakkoord ouderenzorg en het aanvullend zorg- en
welzijnsakkoord. Het initiatief Zorgzame Buurt zou heel goed kunnen
aansluiten bij het hoofdlijnenakkoord ouderenzorg en dus ook bij het
aanvullend zorg- en welzijnsakkoord. Het gaat namelijk mee op de
beweging van zorg naar gezondheid en het legt de focus meer op sociale
cohesie en gemeenschapszorg, wat verder gaat dan alleen de
zorgverlening.
Het principe "samen waar men wil" is essentieel. Het meedoen aan
gemeenschappelijke activiteiten moet geen verplichting worden of een
vinkje, dat willen we namelijk echt niet. Deze nota is een tegengestelde
beweging ten opzichte van de grote bezuiniging van dit kabinet op het
Gemeentefonds, waardoor bijvoorbeeld buurthuizen in de wijk onder druk
komen te staan. Gevolg is dat bijvoorbeeld de wandelclub door en voor
ouderen straks geen vast punt meer heeft om samen vertrouwd koffie te
drinken. Het initiatief Zorgzame Buurt legt extra nadruk op de sociale
cohesie, op gemeenschapszorg en op het actief betrekken van buurten bij
zorg en welzijn. Dat vraagt dus een faciliterende instelling en het
luisteren naar en uitvragen van wat er nodig wordt gevonden.
Hoe past dit binnen geclusterd wonen? Het concept van Zorgzame Buurt
past goed binnen geclusterd wonen, doordat we de nadruk leggen op het
organiseren van zorg en ondersteuning in een gemeenschappelijke,
buurtgerichte setting. Geclusterd wonen houdt in dat ouderen in
eenzelfde gebouw of buurt wonen, vaak met gedeelde faciliteiten en
zorgdiensten. Zorgzame buurten versterken dit idee door niet alleen te
focussen op fysieke nabijheid, maar ook op sociale netwerken en
gezamenlijke zorg, waardoor ouderen in de eigen omgeving kunnen blijven
wonen en deelnemen aan de gemeenschap. Dit creëert een integrale
benadering van wonen en zorg, bijvoorbeeld in Oegstgeest, waar Lief
& Leedstraten worden gefaciliteerd.
Daarnaast is er ook een Vereniging Oegstgeester Hofjes. Wie bouwt die
hofjes? Dat is de Vereniging Oegstgeester Hofjes. Die regelt dat met de
leden zelf. Ze maken afspraken met projectontwikkelaars, de gemeente en
de woningbouwcorporatie. Daardoor krijgen we zicht op locaties en kunnen
ervoor zorgen dat er voor iedereen een passende woning is, zowel huur,
middenhuur als koop. Ongeacht je afkomst of financiële middelen:
iedereen kan met elkaar in een hofje wonen, maar dat is natuurlijk nog
superkleinschalig. Huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde worden
vaak nog niet tijdig betrokken bij de nieuwe wooninitiatieven in een
gemeenschap, zoals GroenLinks-PvdA zei, terwijl zij juist wel een
zinvolle bijdrage kunnen leveren. Ons voorstel is dus om hen er
vroegtijdig bij te betrekken.
Hoe sluit dit aan op het huidige beleid? De vraag is eigenlijk meer hoe
dat rijmt met de ambitie op het gebied van verzorgingstehuizen of het
onderzoek waar we nu op wachten. We hebben meer plekken nodig in
verpleeghuizen voor ouderen die niet meer thuis kunnen wonen en een
complexe zorgvraag hebben. Daarnaast moeten we er samen voor zorgen dat
er meer zorg en begeleiding dicht bij huis komt. Vanuit ons is dus het
dringende advies om het bouwen van nieuwe verzorgingshuizen voor mensen
die geen intensieve zorg hoeven, te heroverwegen. Stel die 600 miljoen,
of een deel daarvan, beschikbaar voor zorg in de eigen buurt en
continuïteit in verpleeghuiszorg. Zorg in de eigen buurt wordt door
velen als heel belangrijk ervaren. Ouderen geven echt aan dat zij dat
willen. We stellen voor om ouderen langer zelfstandig thuis te laten
wonen als zij dat willen en kunnen met steun.
De PVV had het over verpleeghuizen en verzorgingshuizen. Ik zie
verbindende zaken. De weg ernaartoe is anders. We wachten natuurlijk op
het onderzoek naar de verzorgingshuizen, dat in september komt. Ik denk
dat onze slagkracht om dit nu al te versnellen en te verstevigen, een
snellere weg is. Je kunt ook voor een langzamere weg kiezen, maar wij
voelen de urgentie bij de ouderen en de zorgverleners — het is een
gedeelde urgentie — om zo veel mogelijk haast te maken en door te
pakken. Vandaar de voorgestelde initiatieven.
De BBB had volgens mij een vraag aan de staatssecretaris, over de
situatie waarin de een naar een verpleeghuis moet en de ander thuis
achterblijft, dus dat zij niet samen kunnen leven. Daar heb ik ook
ideeën over, maar daar heb ik het graag over tijdens een kop koffie.
Volgens mij was de vraag gericht aan de staatssecretaris.
NSC vroeg: kunnen we de samenwerking niet meenemen bij de inkoop? Dat
vond ik een interessante vraag, want nu moet domeinoverstijgend
samenwerken volgens mij aangevraagd worden vanuit zorgkantoren of
verzekeraars. Gelukkig kunnen gemeentes daar nu ook slagkracht in maken.
Ik zou het heel mooi vinden om dit bij de inkoop domeinoverstijgend
samen te laten werken en de zorgkantoren of de zorgverzekeraars daar een
opdracht in te geven. Ik heb dat nog niet heel goed doordacht bij het
schrijven van deze nota, maar ik praat daar graag gezamenlijk verder
over. Het is een interessante suggestie.
Wat het ook zo interessant maakt, is dat ik er een concreet voorbeeld
bij heb. Daarbij zat het in de weg en heeft het domeinoverstijgend
samenwerken goed uitgepakt. Dat is namelijk de Dorpscoöperatie
Hollandscheveld Verbindt. De bewoners in dat dorp wilden meer regelen en
wilden makkelijker vervoersdiensten naar ziekenhuizen aanbieden, want
die zijn echt wel een eindje rijden vanuit Hollandscheveld. Ze hebben
daar een domeinoverstijgende samenwerking. Er is één loket, in
samenwerking met de gemeente en het zorgkantoor. Daar kunnen inwoners
terecht voor alle vormen van zorg en hulp. Er is één medewerker. Dat
heet op z'n Drents "maotwarker". Die komt bij mensen thuis en kijkt
welke zorg en ondersteuning nodig is. Die kijkt ook naar wat inwoners
zelf met elkaar kunnen doen. De maotwarker is ook het contact met de
vele vrijwilligers. Het is eigenlijk een soort nieuwe manier van werken.
Enerzijds zitten daar kernwaarden bij als inwoners met elkaar verbinden
door naar elkaar om te zien, in onderlinge solidariteit. Anderzijds is
het vanaf het begin het streven geweest om de Wmo en ondersteuning van
vrijwilligershulp met elkaar te verbinden, net als de wijkverpleging en
de 24 uurszorg. Als mensen geen indicatie hebben, kunnen ze soms wel in
het verpleeghuis al een dagje meedraaien op de dagbesteding. Dat is echt
makkelijker. Binnen hetzelfde budget hoeft de zorginstelling niet meer
vervoer te regelen, want dat doen de vrijwilligers. Daar is een aparte
domeinoverstijgende constructie voor bedacht. Dus ja, ik denk over de
suggestie van NSC dat die samenwerkingen meer ondersteund kunnen worden,
dat mensen dat natuurlijk wel moeten wíllen. Hiervoor geldt wel "samen
waar men wil".
Dan kom ik nu bij het kopje financiering. De PVV vroeg: er hoeft voor
zorgzame buurten toch geen budgetverschuiving plaats te vinden? Wij
vinden dat er wel een budgetverschuiving nodig is, want het systeem is
nu zo dat er in indicaties wordt gedacht. Zonder budgetverschuiving
zullen zorgorganisaties blijven denken in indicaties. Wij willen welzijn
voor iedereen. Een indicatie moet geen toegangsticket zijn tot zorgzame
buurten. Iedereen die wil, moet er gebruik van kunnen maken. Dat is een
soort communitydenken, met een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid.
Wij denken dat daar wel echt een budgetverschuiving voor nodig is.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Thiadens daar een vraag over heeft.
De heer Thiadens (PVV):
Dat klopt. Mevrouw Slagt-Tichelman heeft een aantal mooie projecten
genoemd. Ze noemde Austerlitz Zorgt, Osdorperhof,
ZilverGoud-bijeenkomsten, het project Maak Rimpels enzovoort. De
voorzorgcirkels horen daar ook zeker bij. Hoeveel van die projecten
hebben inderdaad financiering of subsidie nodig gehad en gekregen?
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Je hoeft niet altijd in subsidies te denken om iets mogelijk te maken en
ondersteuning te krijgen, maar voor ondersteuning is soms wel een grote
budgetverschuiving nodig. Dat is best wel ingewikkeld. Er zijn echt wel
projecten, maar ik weet niet hoeveel. Het zijn er zó veel dat ik ze zelf
nog niet eens allemaal ken, dus die vraag schuif ik door. Er zijn
projecten die wel financiële ondersteuning hebben gekregen, en er zijn
projecten die geen financiële ondersteuning hebben gekregen. Daar is een
enorme diversiteit in. De urgentie is zo hoog. We willen een goede
ouderenzorg hebben, ook in de toekomst, en ook over tien jaar al. De
demografische veranderingen in de samenleving gaan natuurlijk in rap
tempo. Wij voelen dus de urgentie om hier slagkracht in te tonen. Dat
vraagt van ons een budgetverschuiving.
De heer Thiadens (PVV):
Dank voor de beantwoording. In de initiatiefnota wordt gepleit voor het
schuiven van middelen binnen het IZA, maar ik constateer nu dat de
initiatiefnemer eigenlijk geen idee heeft van wat dit dan moet kosten.
Ze heeft wel bedragen genoemd in de initiatiefnota. Ik vraag me af waar
die dan op gebaseerd zijn, temeer omdat die voorzorgcirkels, die steeds
terugkomen als een heel mooi voorbeeld van een lokaal initiatief, het
helemaal zonder subsidie of extra middelen hebben gedaan. Zo zijn er
ongetwijfeld nog meer initiatieven die dat zonder middelen of subsidie
van welke overheid dan ook hebben gedaan, maar daar heeft mevrouw
Slagt-Tichelman ook niet helemaal zicht op. Dan nogmaals de vraag: waar
baseert mevrouw Slagt-Tichelman dat bedrag op? Ik geloof dat zij het
over 5 of 10 miljoen had. Waar is dat op gebaseerd? En is dat überhaupt
wel nodig voor dit soort mooie initiatieven?
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Ja, wij willen een versnelling maken ten opzichte van wat er nu al is.
Al die initiatieven zijn wel degelijk gebundeld. De dorpsinitiatieven
zijn gebundeld, en enkele stedelijke initiatieven zijn dat ook. Dat is
ook in mijn nota te zien, bij mij op pagina 8, in het plaatje van
Nederland. Daar zie je de initiatieven allemaal gebundeld bij elkaar.
Dat zijn de bewonersinitiatieven, echt heel hoog over, in een
helikopterview. Daar is een soort berekening uitgekomen die ik heb
meegenomen. In een initiatief is een soort structurele aanspreekpersoon
nodig, een dorpsondersteuner. Dat hoeft niet voor een volle fte te zijn,
maar er is wel een paar uur in de week voor nodig. Gemiddeld genomen
gaat het om €18.000, en dat was ruim gerekend. Ik ben in mijn financiële
onderbouwing ervan uitgegaan dat we 342 gemeenten hebben, maar ik vind
een initiatief per gemeente eigenlijk te weinig. Ik zou het liever iets
structureler uitbreiden. We hebben het nu toch over de financiën. De VVD
merkte op dat de financiële paragraaf scherpere keuzes durft te maken,
maar ik wilde wel reëel zijn. Ik heb de nota in 2024 geschreven en ik
heb in de begroting die we toen voor hadden liggen, gezocht naar waar ik
reële dekking voor kon vinden. We hebben nu nog geen zicht op de
Voorjaarsnota 2025, maar we hebben wel zicht op IZA-gelden. We hebben
zicht op 2027, de extra investering die gepland is voor mogelijke
verzorgingshuizen of zorgzame buurten. Mijn financiële paragraaf is
inderdaad aan de heel voorzichtige kans geweest, gebaseerd op een
initiatiefje per gemeente. Ik wil dat heel graag nog veel meer wind in
de rug geven om dat vorm te geven. Dat is wel echt nodig; dat is uit al
die initiatieven voortgekomen. Met alleen voorzorgcirkels komen we er
ook niet helemaal in Nederland. Er is echt meer nodig. De urgentie is
hoog.
De voorzitter:
Ik zie mevrouw Rikkers-Oosterkamp.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Hoe kijkt mevrouw Slagt aan tegen het volgende? IZA-gelden zijn
incidenteel; die zijn eindig. U heeft het over een initiatiefnemer per
gemeente. Dan ga je een arbeidsovereenkomst aan met iemand en dat is
geen incidenteel geld. Hoe kijkt u daartegen aan?
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Dat is precies het dilemma waar ik natuurlijk ook mee zit. Ik heb het
liefst structurele gelden, die misschien iets meer aan de voorzichtige
kant zijn, om structuraliteit te bieden aan mensen, dus dat we niet iets
opbouwen en dan zo weer weghalen. Er blijven nu zoveel gelden hangen in
monitorsystemen in IZA en in projectbegeleiders die dan worden ingehuurd
om KPI's op te stellen. Er zit echt zoveel organisatie achter. Wat mij
betreft kan dat echt wel wat minder. Ik zie dat er winst is te behalen
in het verschuiven van gelden, ook al is dat incidenteel.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Ja, even kijken. Volgens mij heb ik de financiële paragraaf gehad, maar
er komt nog een deeltje bij implementatie. Ik ga nu dan maar naar
overig.
De voorzitter:
Dan ga ik nu toch mijzelf het woord geven. Het is een beetje een rare
constructie, maar zo gaat het hier. Ik heb hier toch een vraag over. Ik
heb in mijn bijdrage nadrukkelijk gesproken over het verschuiven van
geld. U heeft het over het verschuiven van incidenteel geld. Ik heb
aangegeven: moeten we niet een veel fundamentelere discussie voeren, als
we van zorg naar welzijn willen? Moeten we dan niet het deel wat we
besteden aan zorg verlagen en structureel meer naar welzijn verschuiven,
omdat we dat meer nodig hebben? Het idee is toch ook volgens mij dat we
rond 2040 niet uitkomen met geld en met mensen en dat een verschuiving
dus noodzakelijk is. Ik heb u gevraagd: bent u het niet mij eens dat we
daarover een veel fundamentelere discussie moeten hebben? Ik snap dat we
dat hier vanmiddag niet gaan afhameren, maar misschien is daar een veel
fundamentelere discussie voor nodig, en het lef om daar als Kamer over
te praten, om te zeggen: nee, we moeten veel meer naar de structurele
kant kijken. Hoe kijkt u daartegen aan?
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Het antwoord dat ik ga geven, valt politiek gezien wel buiten het
schrijven van deze initiatiefnota, dus buiten het domein waar ik het
normaal over heb. Ik denk dat dat heel erg noodzakelijk is, die schuif
die we moeten maken van zorg naar welzijn. Maar wat zien we dat dit
kabinet doet? Deze coalitie, waar de VVD ook in zit, bezuinigt juist op
welzijn, met ernstige gevolgen voor jeugdzorg en voorzieningen. Ik zit
hier nu een beetje duaal voor ouderenzorg te pleiten in het kader van
zorg naar welzijn. Ik hoop dus in ieder geval dat de coalitie gaat
meebewegen op ouderenzorg van zorg naar welzijn. Maar ik zie
tegelijkertijd bij deze coalitie een verschuiving andersom. Ik ben echt
heel erg voor rigoureus een schuif maken van zorg naar welzijn, voor
meer preventie en voor investeren in welzijn in plaats van in duurdere
zorg.
De voorzitter:
Dan sta ik mijzelf nog één vraag toe — ik vind dit toch een lastige
constructie. Betekent dat dat u in de kern zegt dat er überhaupt gewoon
meer geld op tafel moet komen? Kijk, mijn vraag is juist: hoe zorgen we
nou ... We kunnen de begroting voor VWS niet door laten groeien. Dat
weten we eigenlijk ook allemaal. Als dat in dit tempo doorgaat, gaat dat
om miljarden extra per jaar. Daar zit een grens aan. Wat we nou juist
proberen te betogen is: zorg voor een structureel andere kijk, van zorg
naar welzijn, van zorg naar gezondheid. Maar waar het mij om gaat, is
dat je dat doet binnen het budget dat we nu met elkaar hebben
vastgesteld. Of zegt u: nee, wat GroenLinks-PvdA betreft ... Laat ik het
anders zeggen. Of zegt u: voor mij als initiatiefneemster staat in
eerste instantie voorop dat dat waarschijnlijk wel extra geld
vraagt.
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
We hebben hier te maken met een rijksbegroting. Ik denk dat onze
partijen allebei een degelijke financiering van de rijksbegroting
beogen. Binnen die degelijke financiering maken wij andere keuzes als
partij. Wij zouden mensen die meer geld hebben, meer willen belasten dan
anderen, zodat er geld vrijkomt om meer te investeren in welzijn.
Volgens mij is ons verkiezingsprogramma uitermate degelijk en
doorgerekend. Dus ik zie daar de vraag niet in. Maar ik heb nu te maken
met dit kabinet, en dan ook nog met deze coalitie, dus zelfs binnen deze
kaders probeer ik mij te bewegen om toch reële voorstellen te doen. Daar
is deze initiatiefnota een poging toe, om hier toch gezamenlijk voor te
gaan staan als Kamer.
De voorzitter:
Dank. Gaat u verder met uw betoog.
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Dan kom ik nu bij overige punten, waar ook implementatie onder valt. De
VVD verwijst naar de individualisering in de afgelopen decennia en het
verdwijnen van traditionele steunverbanden. Deels zal dat inderdaad waar
zijn, maar de VVD zegt dat we daarmee deels voorbijgaan aan de
veranderingen die de samenleving de laatste 30 jaar van de vorige eeuw
heeft doorgemaakt. Vroeger was niet alles beter, maar wel anders. Daar
kan ik me helemaal bij aansluiten, ook al heb ik hele warme
herinneringen aan mijn oma, die vlak bij mij woonde, bij wie ik de
koekjestrommel altijd goed kon vinden en voor wie ik graag boodschappen
en allerlei andere klusjes deed. Vroeger was dus niet alles beter, maar
wel anders. Vroeger wilden mensen graag bij elkaar wonen en vonden ze
het niet erg om hun eigen voordeur, hun eigen privacy, daarvoor op te
geven. De behoefte aan privacy en behoud van eigen leefruimte is nu wel
echt anders geworden. Mensen willen het liefst zo lang mogelijk
zelfstandig thuis wonen, en als dat niet meer kan, willen ze op de plek
waar ze dan wonen toch graag hun zelfstandigheid behouden. Die tendens
zie ik al veranderen, en zo zijn er natuurlijk nog heel veel meer
tendensen die veranderen. Daar praat ik graag onder het genot van een
kopje koffie nog een keertje over door, maar dat gaat echt way too far
voor dit debat.
De initiatiefnota kent negentien besluitpunten; is dat geen
micromanagement, zo de vraag van de VVD. Mij kennende probeer ik hoog
over deze beweging in te zetten. Daarom is het eerste besluitpunt echt
hoog over, en zijn die andere micromanagement, want ik ben ook van de
details. Ieder stapje dat we kunnen zetten naar zorgzame buurten en waar
we draagvlak voor kunnen vinden in de Kamer, zou ik proberen te zetten.
Dus ja, zowel hoog over maar zeker ook detaillistisch. Dat beaam ik
helemaal. Wijken of buurten geven we daar sowieso de ruimte in, maar
deze detaillistische besluitpunten gaan hopelijk generalistisch drempels
wegnemen om die wijken en buurten de ruimte te geven en geen
micromanagement toe te laten passen. Want het is zeker niet mijn
bedoeling om op klein niveau te betuttelen. Nee, absoluut niet. Ik denk
dat we de VVD de hand kunnen schudden bij het kiezen van een acceptabele
tussenvorm: toekomstgericht, met het oog op welzijn voor ouderen.
De woordvoerster van de NSC benoemde dat de trage implementatie van
innovatieve zorgmodellen haar grote zorgen baarde. "Welke mogelijkheden
zijn er om deze mooie visie daadwerkelijk te implementeren? En wie zou
daarin doorzettingsmacht moeten hebben, zonder dat we een nieuwe
subsidielaag creëren?" Ze noemde daarbij ook de regio. De implementatie
van wijkgerichte ouderenzorg vraagt eigenlijk om een
bottom-upbenadering, waarbij de gemeenschap zelf centraal staat. Maar
dit vraagt om een faciliterende en luisterende houding zonder zware
bureaucratie van top-downsystemen. In plaats van rigide stappen en
verplichte onderzoeken, wat normale stappen zijn in een
implementatieplan, moeten lokale initiatieven ruimte krijgen om zich te
ontwikkelen op basis van eigen behoefte. De rol van de zorgverzekeraars,
de zorgkantoren en de zorgaanbieders kan hierin ook niet onderschat
worden. Zij zouden actief moeten bijdragen aan het faciliteren van
zorgzame gemeenschappen. Het creëren van structurele subsidies voor
buurten in alle 342 gemeenten kan noodzakelijk ondersteuning bieden,
zonder dat er een nieuwe subsidielaag ontstaat. We moeten een simpele
subsidievorm ontwerpen waarbij wijkgerichte ouderenzorg en een samenspel
van formele en informele zorg beter gefaciliteerd kunnen worden, want we
moeten ervoor waken dat die administratieve lasten niet te groot worden
voor bewonersinitiatieven. Het moet eenvoudig, flexibel en cruciaal.
Zorgzame gemeenschappen hebben eigenlijk drie grote beloftes. Het Ben
Sajet Centrum heeft dat heel mooi in kaart gebracht: de waarde voor de
deelnemers, de waarde voor de maatschappelijke cohesie en het verlichten
van de personeelsschaarste kunnen daarbij centraal staan. Die beloftes
kunnen alleen gedijen bij enige vaagheid en ruimte voor lokale
interpretatie, waarbij de focus dus op het versterken van de gemeenschap
ligt. Het is dus niet de bedoeling om alles heel erg vast te binden in
kritische subsidievoorwaardes met allerlei vinkjes. Er is echt een
bepaalde mate van vaagheid gewenst, want anders kom je niet tot die
belofte.
Ja, ik denk dat ik daarmee …
De voorzitter:
Ik zie mevrouw De Korte nog voor een vraag.
Mevrouw De Korte (NSC):
We hebben het inderdaad over implementatie. Het moet bottom-up. Dat
klinkt allemaal echt heel mooi, maar het gebeurt op heel veel plekken
gewoon niet. Ik had het net al over de witte plekken die waarschijnlijk
toch op heel veel plekken blijven bestaan. Ik hoor niet wie daarin dan
doorzettingsmacht zou moeten hebben. We zien de zorgverzekeraars daar
ook geen initiatief in nemen, want dan zit het niet binnen hun
kostenplaatje. Dat soort dingen zien we. We zien eigenlijk ook veel
initiatieven stranden. Dan worden ze gesubsidieerd en na de subsidie
stopt het. Misschien is dat ook een vraag aan de staatssecretaris
straks, maar ik zou toch wel iets meer willen horen over de
implementatie. Ik bedoel natuurlijk geen implementatieplan, maar wel hoe
we dit nou met z'n allen nog een zetje kunnen geven.
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Dus toch om enige structuur te bieden bij een implementatie van onderop,
is dat de vraag? Ik denk dat het ministerie daar zomaar eens meer
handvatten voor heeft dan ikzelf heb. Maar het zou kunnen dat
bijvoorbeeld het Rijk, dus het ministerie, gaat kijken wat ieders rol is
bij onze voorstellen en een beetje de verantwoordelijkheid pakt, zo van:
wat kunnen we doen om het te faciliteren op plekken waar blinde vlekken
zijn? Want dat is echt uw grote vraag. Dat kan natuurlijk richting
aanbieders, verzekeraars en zorgkantoren, maar dan zou het mooiste zijn
als er een soort lijst komt met de concrete opdracht: rapporteer nou aan
de Kamer over de voortgang van deze voorstellen, met oog voor de blinde
vlekken. En misschien is dat de vraag, want dat weet ik ook niet zo
direct.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dan is het straks een vraag voor de staatssecretaris.
De voorzitter:
Dan kijk ik naar mevrouw Slagt-Tichelman. Ik had begrepen dat u tot een
afronding was gekomen. Dat klopt. Dan ga ik over naar de
staatssecretaris van VWS en die gaat antwoord geven op een aantal vragen
dat aan haar gesteld is.
Staatssecretaris Maeijer:
Dank u, voorzitter. Allereerst natuurlijk ook mijn dank aan mevrouw
Slagt voor het maken van deze nota en aan allen, deels hier aanwezig,
die daaraan hebben bijgedragen. Ik weet dat er enorm veel tijd en
energie in gaat zitten, naast al het andere Kamerwerk. Dus nogmaals dank
daarvoor, want het is ontzettend waardevol. Wat ik zo mogelijk nog
waardevoller vind, is de passie en de liefde waarmee u zojuist een dik
uur hier het woord heeft verzorgd. Die passie en liefde voor de zorg, in
dit geval de ouderenzorg in het bijzonder, spatten ervan af. Ik word er
zelf ook enthousiast van, dus dank daarvoor.
Voorzitter. Het belang van de voorstellen in de initiatiefnota sluit aan
bij het beleid dat wij als bewindspersonen van VWS voor ogen hebben. Dat
is toegankelijke zorg en ondersteuning dicht bij huis, met goede
kwalitatieve woonvoorzieningen en stevige sociale netwerken. Zoals al
door veel sprekers is gezegd, gebeurt er gelukkig al heel veel. Om het
verder te brengen worden er, zoals u weet, op dit moment gesprekken
gevoerd met gemeenten, de zorgverzekeraars, de zorgkantoren, de
zorgaanbieders, cliënten en andere betrokken over verdere afspraken en
het bijbehorende financiële pakket. Dat leidt hopelijk ook op korte
termijn tot aanvullende zorgakkoorden, zodat mensen zo lang en zo gezond
mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen wonen, als zij dit willen. Zo
hebben we tegelijkertijd ook een antwoord op de grote vraagstukken in de
zorg, zoals het gebrek aan personeel. De schaarste die gaat ontstaan,
moeten we zo goed mogelijk benutten voor onze ouderen en chronisch
zieken.
Voorzitter. Een sterke sociale basis is onmisbaar in het realiseren van
onze ambities. Die is onmisbaar om elkaar te helpen zo lang mogelijk in
de eigen leefomgeving te kunnen wonen en de zorgvraag zo lang mogelijk
uit te stellen. Ik heb in de praktijk al mooie voorbeelden gezien. Er
zijn er hier ook al veel genoemd. Ik moest zelf denken aan Tilburg en
aanbieder ContourdeTwern, waar mensen met beginnende dementie
begeleiding en dagbesteding krijgen, een welzijnscoach voorkomt dat
mensen onnodig naar de huisarts gaan en mensen met dreigende
ggz-problematiek zo snel mogelijk worden geholpen. Daarin is er ook een
hele stevige rol voor vrijwilligers, gericht op ontmoeting, zodat
bijvoorbeeld ook eenzaamheid wordt voorkomen. Een dergelijke voorziening
helpt mensen in hun dagelijkse leefsituatie en remt daarmee ook een
zorgvraag af. Als overheid worden wij opgeroepen om hierin te
investeren, bijvoorbeeld door sociaal werkers en mensen met dementie.
Daarom wil ik graag met gemeenten en andere relevante partijen afspraken
maken over wat sommigen "een basisinfrastructuur" noemen.
Daarnaast wil ik inzetten op het stimuleren van zorgzame gemeenschappen
en burgerinitiatieven om de kracht van de straat, de buurt, de wijk of
de gemeenschap te benutten, niet door sturing van de overheid maar door
eigen initiatief met een faciliterende rol van overheid of
zorgverzekeraars. Ook hier zijn hele mooie voorbeelden van, zoals het al
vaak genoemde Austerlitz Zorgt, de dorpsondersteuners in Peel en Maas,
de voorzorgcirkels en vele voornemens in de IZA-transformatieplannen.
Mede aangespoord door de maatschappelijke partners, door moties van uw
Kamer en door deze initiatiefnota over onder andere zorgzame
gemeenschappen en voorzorgcirkels verken ik ook de mogelijkheden om dit
zo goed mogelijk te ondersteunen en te faciliteren. Dit kan op
verschillende manieren. Hierover zijn ik en mijn ministerie in gesprek
met organisaties die burgerinitiatieven en zorgzame gemeenschappen
vertegenwoordigen.
Het was geen vraag, maar omdat de voorzorgcirkels hier vele malen zijn
genoemd, zeg ik ook dat ik recent heb gesproken met de initiatiefnemer
van de voorzorgcirkels, Henk Geene, en met Nederland Zorgt voor Elkaar.
Ik heb met hen afgesproken om een werkconferentie te organiseren. Die
conferentie moet ertoe leiden dat we afspraken maken tussen VWS,
gemeenten, zorgverzekeraars en andere belanghebbenden om te kijken hoe
we deze voorzorgcirkels kunnen faciliteren bij het uitrollen van het
concept. Het uitgangspunt hierbij is dat ieder dit doet vanuit de eigen
rol en verantwoordelijkheid en ook onderzoekt hoe hier eventueel een
passende bijdrage aan kan worden geleverd. Misschien is het goed om dit
specifiek te benoemen omdat dit initiatief zo vaak terugkwam in de
betogen.
Voorzitter. Dat was mijn korte inleiding.
De voorzitter:
Toch is er naar aanleiding daarvan al een vraag van de heer
Thiadens.
De heer Thiadens (PVV):
Ook ik heb met Henk Geene gesproken over zijn voorzorgcirkels, die
steeds meer worden uitgerold op veel verschillende plekken in Nederland.
Misschien is hij van gedachten veranderd, maar ik heb altijd van hem
begrepen dat hij dit absoluut wil zonder steun, inmenging, bemoeienis of
facilitering van de overheid. Ik vraag me dus af hoe de staatssecretaris
voorzorgcirkels of vergelijkbare initiatieven gaat faciliteren en wat er
volgens de staatssecretaris dan nodig is, want volgens meneer Geene van
de voorzorgcirkels is er juist helemaal niets nodig. Ik ben dus benieuwd
hoe de staatssecretaris daarnaar kijkt.
Staatssecretaris Maeijer:
Dan hebben we misschien een iets ander gesprek gevoerd met elkaar. Wat
ik heb begrepen, is dat het concept loopt. Het loopt op vele plekken,
maar er is, zoals hier vaak is benoemd, ook ontzettend veel vraag naar.
Er zijn ook ontzettend veel vragen van ouderen in de zin van: hoe start
ik dit nu? Ik denk dat het goed is dat wij bijvoorbeeld een
werkconferentie — zo noemen ze dat — helpen organiseren om de mensen die
een uitrol op grotere schaal mogelijk zouden kunnen maken, gewoon eens
bij elkaar te zetten om te kijken of er nog belemmeringen zijn. Zo niet,
dan zijn we snel uitgesproken, maar misschien zijn ze er wel. Daar
kunnen we gewoon goed met elkaar over praten. Dat is de faciliterende
rol die ik voor ogen zie en dat is de strekking van het gesprek dat wij
hebben gevoerd.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Maeijer:
Voorzitter, dat was de inleiding. Ik heb drie blokjes: zorg in de wijk,
een zorgzame buurt en het blokje overig.
Mevrouw Rikkers van NSC …
De voorzitter:
BBB. Maar troost u: ik heb een dergelijke fout ook een keer gemaakt. Die
wordt mij nog steeds nagedragen.
Staatssecretaris Maeijer:
Excuus. Er werd gevraagd naar de trage implementatie van innovatieve
zorgmodellen, die grote zorgen baart. Wie zou daarin doorzettingsmacht
moeten hebben? Daar ging het korte interruptiedebatje zojuist over. In
de richting van mevrouw De Korte zou ik willen zeggen dat we vanuit het
Integraal Zorgakkoord steeds meer sturing aan het geven zijn aan de
zogenaamde regionale tafels, niet als extra subsidielaag, maar juist als
motor om partijen binnen de regio verder te brengen. Zoals u
ongetwijfeld weet, levert dit veel mooie initiatieven op die aansluiten
bij de regionale context. We zien in diverse regio's bijvoorbeeld
elementen terug van Welzijn op Recept, waar de samenwerking vanuit zorg
en welzijn wordt verbeterd, of van het verkennend gesprek, waardoor
mensen met mentale problematiek sneller op de juiste plek terechtkomen.
De discussie ging ook over de zogenaamde witte vlekken. Daarom zijn er
juist acties nodig op basis van de regioplannen: wat is waar, in welk
gebied, nodig?
In het verlengde daarvan werd ook gevraagd of er in de regio een mandaat
kan worden neergelegd om samenwerkingsafspraken te maken over zorg voor
ouderen thuis. Ik denk dat dit zich het beste verhoudt tot de in januari
2024 vastgestelde Visie eerstelijnszorg. Daarin wordt ook gesproken over
het maken van samenwerkingsafspraken, waaronder over zorg voor ouderen.
Op regionaal niveau wordt vanuit de Visie eerstelijnszorg gewerkt aan
het inrichten van regionale eerstelijnssamenwerkingsverbanden. Deze
samenwerkingsverbanden kunnen in de toekomst afspraken maken over
samenwerking en mandaat, waar u naar vraagt.
Voorzitter. Gevraagd werd ook of de samenwerking met lokale initiatieven
meegenomen kan worden bij de inkoop. De zorgkantoren hebben
mogelijkheden om extra gelden toe te kennen voor innovatieve
initiatieven van zorgaanbieders, tot 100% van het door de NZa
vastgestelde maximumtarief binnen de Wet langdurige zorg. Ook hebben de
zorgkantoren de beschikking over regiobudgetten, waarmee innovatieve
initiatieven van samenwerkende zorgaanbieders in de regio kunnen worden
ondersteund. Vanuit de zorgverzekeringswet bestaan er vrije tarieven
voor inkoop bij de zorgorganisaties. In de contractering tussen de
zorgverzekeraar en de zorgaanbieder kunnen specifieke afspraken worden
gemaakt.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik hoor allemaal mooie ideeën: binnen het IZA kunnen afspraken gemaakt
worden en ook binnen de vrije tarieven van de inkoop. Toch hoor ik in
het veld dat er in hokjes gedacht wordt, zeker bij de zorgverzekeraars
en de zorgkantoren. Wat mensen beleven in de regio, matcht dus niet met
wat de staatssecretaris zegt, want zij zegt dat er allerlei
mogelijkheden voor afspraken zijn. Hoe kunnen we daar toch nog stappen
in zetten? Hoe kan er nog aansturing gegeven worden, zodat die
mogelijkheden benut worden?
Staatssecretaris Maeijer:
Ik snap die vraag op zich natuurlijk wel, want mevrouw De Korte geeft
een aantal keren aan dat er mogelijk witte vlekken zijn of dat er te
veel in hokjes gedacht wordt. Zoals ik net aangaf in de beantwoording,
zijn er aan de andere kant wel degelijk mogelijkheden. De oplossing ligt
dan volgens mij niet in het maken van nieuwe afspraken, maar misschien
wel in het goed onder de aandacht brengen van de bestaande
mogelijkheden. Ik krijg hier een briefje voor mijn neus, maar ik kan dat
vrij lastig lezen. Dat maakt het altijd vrij ingewikkeld. Nogmaals, de
achtergrond van de vraag ... De oplossing zit hem, denk ik, in de
regiobeelden en de regiotafel. Daar had ik het net over. De verzekeraars
zitten daar ook aan tafel. De oplossing zou daar dus moeten liggen. Men
zit met elkaar aan tafel, dus de oplossing is nabij. Ik wil dat best nog
een keer onder de aandacht brengen. Dat kan volgens mij geen kwaad, maar
de mogelijkheden waar mevrouw De Korte naar op zoek is, liggen in
afspraken die wel degelijk zijn gemaakt.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik zit echt te zoeken, want de staatssecretaris zegt: er zijn
mogelijkheden, waar u nog iets in kunt aangeven. Zijn er misschien
mogelijkheden om dus één persoon met een soort mandaat in een regio aan
te wijzen? Dat is dan een persoon naar wie mensen toe kunnen gaan als
het gewoon niet lukt of als ze denken: ik loop vast, maar ik hoor dat er
allerlei mogelijkheden zijn — daar vertelt de staatssecretaris over — en
toch lukt het niet.
Staatssecretaris Maeijer:
Nou ja, ik begrijp de achtergrond van uw vraag en daarom vind ik het
vervelend dat ik een beetje blijf steken in hetzelfde antwoord. Ik snap
ook uw ongemak wel. De eerstelijnsvisie waarover we het net hadden, is
in januari 2024 vastgesteld. Daarin worden afspraken gemaakt over die
samenwerkingsverbanden, waaronder dus over de zorg voor ouderen. Juist
deze samenwerkingsverbanden kunnen in de toekomst afspraken maken over
samenwerking, ook over het stukje mandaat dat u zoekt. Het lijkt me niet
de geëigende weg om daar nu iets bovenop te gaan leggen omdat u op zoek
bent naar iets. Dit is juist exact het idee waar u naar op zoek bent,
volgens mij.
Mevrouw De Korte (NSC):
U blijft hangen in de afspraken, de akkoorden en dat soort dingen. Ik
ben eigenlijk op zoek naar een antwoord op de vraag naar wie ze kunnen
gaan. Als het gaat om een eerstelijnsvisie, om wie gaat het dan
eigenlijk, hè? Nogmaals, wie kunnen mensen aanspreken als het niet lukt?
Die persoon heeft dan ook de mogelijkheid van doorzettingsmacht. Ik zoek
het misschien in een persoon, maar u geeft iets aan over akkoorden. In
akkoorden worden afspraken gemaakt, maar daar zit voor mij nog geen
persoon achter.
De voorzitter:
Ik stel voor dat ik u nog de gelegenheid geef om …
Staatssecretaris Maeijer:
Ik heb ook een beetje het gevoel, voorzitter, dat we in een vicieuze
cirkel rond blijven draaien. Mevrouw De Korte is op zoek naar een
persoon. Ik ben meer op zoek naar een afspraak of naar een verandering
in de structuur. Ik denk dat die twee werelden misschien niet helemaal
matchen, terwijl de gedachte en het doel om ergens te komen misschien
hetzelfde zijn. Mijn overtuiging is dat een stuk van de oplossing zit in
de afspraken die in de Visie eerstelijnszorg zijn gemaakt. Daarin zit de
mogelijkheid om in de toekomst afspraken te maken over samenwerking en
mandaat. Daarbovenop zou je nog kunnen zeggen: we zijn ook een traject
aan het lopen over arbitrage binnen zorgwetten en het verbeteren van de
structuur. Dit zou daar mogelijk ook in naar boven kunnen komen en
meegenomen kunnen worden. Maar goed, dan slaan we weer een andere route
van de discussie in.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u verdergaat met uw betoog.
Staatssecretaris Maeijer:
Voorzitter. Mevrouw De Korte vroeg nog naar succesvolle
multidisciplinaire samenwerking in de eerste lijn, onder anderen met de
specialist ouderengeneeskunde. Over die vraag hebben we het inderdaad al
vaker gehad. Ik deel met u dat het natuurlijk belangrijk is dat
kwetsbare ouderen de zorg krijgen die ze nodig hebben. Daarom hebben we
ook ingezet op structurele bekostiging van het zorgtraject kwetsbare
ouderen. Vanaf 1 januari 2025 is dit structureel ingeregeld. Ik ben in
gesprek met de zorgverzekeraars en de zorgaanbieders om te benadrukken
hoe belangrijk het is om deze innovatieve initiatieven te
contracteren.
Voorzitter. Dan vroeg mevrouw Kröger van GroenLinks hoe
intergenerationeel wonen in de toekomst wordt gestimuleerd. In 2025, dus
dit jaar, gaan we bekijken op welke wijze er het best een vervolg kan
worden gegeven aan de voormalige regeling, zodat we blijven stimuleren
dat ouderen en jongeren kunnen samenwonen en er ook meer dynamiek is in
deze woonvormen.
Voorzitter. Dan vroeg mevrouw Kröger ook nog naar het betrekken van
specialisten ouderenzorg bij nieuwe wooninitiatieven. Ik vind het net
als mevrouw Kröger belangrijk dat de specialisten ouderengeneeskunde en
huisartsen erbij betrokken zijn. Dit proberen we ook op verschillende
manieren te stimuleren, bijvoorbeeld met het Vilansproject
Medisch-generalistische zorg in de regio. Er staat ook een afspraak
gepland met betrokken partijen, waaronder de LHV en Verenso, om hier
samen afspraken over te maken. We onderzoeken ook of het mogelijk is om
de vergunning te weigeren als zorgprofessionals niet betrokken zijn. We
onderzoeken daarnaast of de betrokkenheid van zorgprofessionals kan
worden meegenomen in de meldplicht.
Voorzitter. Mevrouw Kröger vroeg op welke concrete wijze
dementievriendelijke wijken worden gestimuleerd door VWS. We hebben
natuurlijk de bekende Nationale Dementiestrategie, waarmee wordt ingezet
op een samenleving waarin mensen met dementie zo veel als mogelijk
kunnen blijven meedoen. Dit wordt onder andere gestimuleerd met het
programma Samen dementievriendelijk. Onderdeel van dit programma zijn
onder andere onlinetrainingen over het herkennen en omgaan met dementie,
maar dat zit niet op uw specifieke punt van dementievriendelijke wijken.
In het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord komt specifieke aandacht voor
dementie en de benodigde maatregelen.
Voorzitter. Dan kom ik nu bij het blokje over de zorgzame buurt. Mevrouw
De Korte vroeg mij hoe de toepassing van wijkgerichte ouderenzorg en
zorgzame gemeenschappen in stedelijke gebieden eruitziet. Daar gingen
ook een aantal interruptiedebatjes over. Ik denk dat het organiseren van
structuren voor zorgzame gemeenschappen in grote steden kan door het
versterken van het sociaal werk en het faciliteren van
burgerinitiatieven en vrijwillige inzet. Mijn ambtsvoorgangers hebben
dit in gang gezet met het beschikbaar stellen van tijdelijke middelen
voor gemeenten om de sociale basis te versterken. Ik wil dit voortzetten
met het maken van afspraken in het AZWA.
Voorzitter. De heer Bevers van de VVD vroeg: is de initiatiefnemer het
met de VVD eens dat we juist zo veel mogelijk moeten laten aan lokale
invulling? Zoals de heer Bevers weet hebben gemeenten bij uitstek de
wettelijke opdracht om lokale burgerinitiatieven en zorgzame buurten te
ondersteunen. Hiervoor ontvangen zij ook middelen via de Wmo 2015.
Tegelijkertijd is het van belang voor het behoud van de kwaliteit en de
houdbaarheid van de zorg en ondersteuning in Nederland om die beweging
ook op landelijk niveau te ondersteunen. Daarom worden het versterken
van de sociale basis en het bevorderen van buurtinitiatieven en zorgzame
gemeenschappen ook op landelijk niveau meegenomen in de gesprekken over
het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord.
Voorzitter. De heer Bevers vroeg … De filosofische reflectie komt straks
misschien pas; ik zal even kijken. Hij vroeg: wil de staatssecretaris
een reflectie geven op het wegvallen van de sociale steunverbanden? Ik
deel met de heer Bevers de opvatting dat sociale verbanden en relaties
natuurlijk voor ieder mens belangrijk zijn. Het versterken van die
verbanden en sociale cohesie is daarom gewoon een heel belangrijk doel
op zich. Volgens mij woont ieder mens het liefst zo gezond mogelijk en
zo lang mogelijk in de eigen woon- en leefomgeving, het liefst met zo
veel mogelijk vrienden en familie in de buurt. Hierbij is natuurlijk de
rol van het sociale netwerk, maar natuurlijk ook die van voldoende
laagdrempelige voorzieningen van groot belang. Gelet op alle uitdagingen
die we hebben in de zorg, bijvoorbeeld op het gebied van personeel,
wordt die sociale basis ook steeds belangrijker voor eenieder. Ik ben
het voor een groot deel eens met de stelling van de heer Bevers. De
redenen voor het wegvallen zijn, denk ik, complex. Ze hebben ook
verschillende achtergronden: maatschappelijke ontwikkelingen,
ontzuiling, individualisering. Daardoor zijn sociale verbanden en
structuren weggevallen. Misschien zijn mensen ook in mindere mate
aangesloten bij vrijwilligersorganisaties. Ook bij bijvoorbeeld de kerk
zijn structuren verdwenen. Mensen zijn meer op zichzelf aangewezen. Dit
wil echter gelukkig niet zeggen dat alle structuren zijn weggevallen,
maar het is duidelijk dat het versterken van de sociale basis, zoals
eenieder hier benadrukt, van groot belang is, niet alleen vanwege de
problemen in de zorg maar vooral vanuit de maatschappelijke en
intrinsieke waarde die het heeft voor iedereen.
Ik denk dus dat de uitdaging is om te zoeken naar vormen van gemeenschap
die we in de huidige tijd met elkaar kunnen aangaan, bijvoorbeeld
gericht op veerkrachtige of, zo u wilt, zorgzame gemeenschappen. Dat is
bij uitstek niet alleen een opgave van de overheid. Het is een gedeelde
opgave. Het is een verantwoordelijkheid van de overheid, van
maatschappelijke organisaties en van burgers om ervoor te zorgen dat we
deze structuren op een eigentijdse manier opnieuw blijvend organiseren.
We moeten zoeken naar nieuwe vormen van gemeenschap. Ik zie voor de
overheid daarin wel een specifieke rol, bijvoorbeeld door te zorgen voor
voldoende en goede randvoorwaarden om ruimte te creëren voor
bijvoorbeeld burgers voor het ontplooien van initiatieven. Volgens mij
zijn hier al heel veel mooie voorbeelden voorbijgekomen. Ik noemde de
voorzorgcirkels, de dorpsondersteuners en hoogwaardige
inloopvoorzieningen. Ze zorgen voor verbinding tussen mensen die bij
elkaar bij een voorziening terechtkomen. Ze zijn dus van onschatbare
waarde. Tot zover mijn antwoord op uw vraag om een ietwat uitgebreidere
reflectie.
Voorzitter. Dan vroeg de heer Bevers ook nog: hoe kijkt u aan tegen het
verschuiven van middelen van het medisch naar het sociaal domein,
bijvoorbeeld ten gunste van burgerinitiatieven? Ik denk dat dat een mooi
onderwerp van debat is. Het is ook een roep die deels uit de
maatschappij voortkomt. Het is misschien iets waar we serieus naar
moeten kijken, gezien de maatschappelijke situatie waarin we ons nu en
de komende jaren bevinden. Er zijn gewoon vernieuwende vormen van
financiering nodig. We moeten denk ik de komende periode, de komende
jaren, goed met elkaar bespreken hoe we dit precies vorm gaan geven. Het
is ook een fundamentele discussie, zoals u dat zelf ook al noemde. Om
even specifiek terug te keren naar het onderwerp van het debat — dat
waren meer de zorgzame gemeenschappen en de burgerinitiatieven — we
hebben aan de ene kant natuurlijk de gemeenten die met het Wmo-budget
over de middelen beschikken om te investeren in zorgzame gemeenten en in
burgerinitiatieven. Maar daarnaast wordt ook met het IZA of het AZWA
ingezet op het investeren in zorgzame gemeenschappen. In verschillende
transformatieplannen in het IZA is nu al voorzien in investeringen
daarin. Maar goed, het heet natuurlijk niet voor niks een "aanvullend
zorg- en welzijnsakkoord". Hierin zal het dus hopelijk ook een plek
vinden.
Voorzitter. Dan vroeg mevrouw Kröger nog: hoe kan de initiatiefnota het
huidige beleid aanvullen en verder versterken? Dat is een mooie vraag.
Ik denk dat ik misschien een beetje met een opendeurantwoord begin, maar
het helpt al dat we er nu al een paar uur over in debat zijn. Dat is
volgens mij al winstpunt nummer één: het creëren van aandacht voor alle
tijd en energie die erin is gestoken, maar ook het onder de aandacht
brengen van de mogelijkheden die er al zijn. Het is door verschillende
leden van uw Kamer ook benoemd dat natuurlijk niet alle oplossingen op
landelijk niveau zitten, in wat we vanuit hier doen. Heel veel
initiatieven en ideeën komen voornamelijk van onderop. Een groot deel
van onze rol zit volgens mij in de manier waarop we het zo veel mogelijk
kunnen stimuleren en in het scheppen van de juiste randvoorwaarden
daarvoor.
Als ik 'm breder trek, dan beoogt de initiatiefnemer met haar nota
natuurlijk ook meer de beweging in den brede van zorg naar gezondheid en
welzijn, door te investeren in en het faciliteren van de sociale
basiszorg, de zorgzame gemeenschap en zorg en ondersteuning in eigen
wijk of buurt. Ik zei het net ook: dat komt voor een groot deel overeen
met het beleid dat mijn collega's en ik voorstaan bij het uitvoeren van
de huidige zorgakkoorden en het maken van nieuwe afspraken. Dus voor een
groot deel zit daar denk ik overlap in. Het helpt natuurlijk wel dat de
initiatiefnemers hier bepaalde ideeën en initiatieven heel scherp
aanzetten. Dat helpt natuurlijk altijd om daar het debat over te voeren.
Ik zie dit echter voornamelijk als een ondersteuning van een beweging
die al voor een groot deel gaande is. Die zit al in huidige akkoorden of
mogelijke toekomstige akkoorden. U ziet op sommige gebieden een iets
andere opvatting of iets andere rollen, maar dat is het mooie van debat.
Daar moeten we het dan over hebben, denk ik.
Voorzitter. Dan vroeg mevrouw Kröger ook nog: herkent de
staatssecretaris het belang van betere ondersteuning voor mantelzorgers,
en wat kan zij hierin betekenen? Het korte antwoord daarop is: ja. Met u
deel ik dat de mantelzorgers van onschatbare waarde zijn voor hun
naasten, maar natuurlijk ook voor de samenleving als geheel. Het is een
hele zware taak. Ik heb laatst ook weer een werkbezoek gehad bij
MantelzorgNL. Het is een zware en niet altijd een makkelijke taak, een
taak waarin mantelzorgers vaak zelf tegen allerlei moeilijkheden
aanlopen. Dat zijn vragen als "hoe combineer ik dit met mijn werk en met
mijn gezin" et cetera. U kunt denk ik een hoop zelf invullen. Het is
daarom van groot belang dat mantelzorgers goed ondersteund worden bij de
mooie zorg die zij op zich nemen. Het is daarnaast ook de wettelijke
taak van gemeenten om mantelzorg aan te bieden aan hun inwoners. Zij
hebben zoals u weet beleidsvrijheid hoe zij dat willen inrichten. Wij
hebben landelijk de Mantelzorgagenda en met de uitvoering van de
Mantelzorgagenda zet ik in op het faciliteren van
mantelzorgondersteuning bij gemeenten, bijvoorbeeld met het Adviesteam
Mantelzorg. Ik ben voornemens om de ondersteuning van mantelzorg in
samenspraak met de gemeenten ook verder door te ontwikkelen.
Voorzitter. Dan vroeg mevrouw Kröger ook nog: zou de staatssecretaris
kunnen aangeven in hoeverre zij zorggemeenschappen beschouwt als
alternatief voor verzorgingshuizen. Ik denk dat zorgzame gemeenschappen
een bijdrage kunnen leveren aan ondersteuning thuis, maar dat er
daarnaast ook een groep is die behoefte heeft aan meer regie, maar nog
niet in aanmerking komt voor de Wlz. Hiervoor doen we nu, zoals u weet,
onderzoek naar de herintroductie van verzorgingshuizen.
Voorzitter. Dan heb ik nog een aantal vragen in mijn mapje overige. Zo
had ik nog een vraag van mevrouw De Korte. Zou het niet beter zijn als
de NZa en de ACM zich richten op het bevorderen van samenwerking? Laat
ik vooropstellen dat ik onderschrijf dat de transitie naar meer
samenwerking nodig is, want door samenwerking in de wijk kan de zorg
beter afgestemd worden en is de zorg ook laagdrempelig toegankelijk. Ik
zet me nu samen met andere bewindspersonen in op versterking van de
samenwerking tussen aanbieders, patiënten en inkopers van zorg,
bijvoorbeeld door die zogenaamde hechte wijkverbanden in de
eerstelijnszorg.
Dat wordt ook breed onderschreven door de ondertekenaars van het IZA,
door WOZO en door de visie op de eerstelijnszorg. Ook de toezichthouders
zoals NZa en ACM hebben laten zien zich aan te passen aan de veranderde
omstandigheden. Ik denk dat hetgeen u beoogt onderdeel is van het
huidige beleid dat wij voeren. De ACM heeft al meerdere keren richting
veldpartijen aangegeven, constructief mee te willen denken als er bij
partijen onduidelijkheden bestaan over hoe die samenwerkingsafspraken
binnen de kaders van mededinging kunnen worden vormgegeven. De NZa op
haar beurt helpt partijen bij het aanscherpen van regiobeelden en
plannen, en bij het creëren van de juiste randvoorwaarden om
bijvoorbeeld domeinoverstijgende samenwerking te bekostigen en te
financieren. Vanuit VWS zijn wij natuurlijk voortdurend in gesprek met
de toezichthouders om te kunnen blijven inspelen op de behoefte aan meer
samenwerking die ook u signaleert.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording. De NZa en de ACM
worden nu vooral geacht te kijken naar concurrentie. Het is eigenlijk
toch een nieuwe rol als ze nu gaan kijken naar de samenwerking tussen
zorgorganisaties. Is bij de zorgaanbieders en de zorgverzekeraars bekend
dat zij ook die rol hebben? Vooral de NZa is immers vooral een soort
marktmeester. Voorheen was het zaak om die marktkraampjes vooral uit
elkaar te halen en nu gaat het er juist om, die marktkraampjes bij
elkaar te brengen. Is bekend dat zij op die manier werken, ten aanzien
van alle aanbieders?
Staatssecretaris Maeijer:
Ik snap die vraag. Ik gaf net ook aan dat ik de beweging naar meer
samenwerking ook onderschrijf, juist omdat we die zorg dan beter kunnen
afstemmen. Zoals ik net al in mijn eerste antwoord aangaf, hebben juist
de NZa en de ACM al laten zien en laten weten zich te kunnen en willen
aanpassen aan veranderende omstandigheden. Ze hebben bijvoorbeeld
meerdere keren richting de veldpartijen aangegeven juist op het punt van
de samenwerking constructief mee te willen denken als er bij partijen
onduidelijkheden bestaan over hoe die samenwerkingsafspraken dan binnen
het kader van de mededinging kunnen worden vormgegeven. Misschien dat
dat u wat meer comfort geeft. U vraagt: is het bekend? Ja, want men
voert daar het gesprek over.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Staatssecretaris Maeijer:
In dit laatste blokje is er tot slot nog een vraag van mevrouw Rikkers
van de BBB: waarom mogen ouderen niet langer samenleven als slechts een
van hen een indicatie heeft voor een verpleeghuis? Zoals mevrouw Rikkers
weet, denk ik, kent de Wlz een recht op partneropname. Echter, aan de
ene kant zijn er maar weinig vitale partners die in een verpleeghuis
willen wonen. Veelal hebben ouderen met een Wlz-indicatie en een vitale
partner geen plek, omdat ze het thuis vaak nog net redden. Aan de andere
kant is de crux dat het aantal plekken waar ouderen kunnen samenwonen
beperkt is. De mogelijkheid is er, maar ik denk dat er twee kleine
tegenstrijdigheden zijn.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Geeft niks. Het was ook niet echt als een vraag bedoeld, maar meer als
een statement, namelijk dat het ons frustreert dat mensen uit elkaar
gehaald worden. Ik hoop dat we in het onderzoek naar verzorgingstehuizen
komend jaar daar een oplossing voor kunnen bedenken.
Staatssecretaris Maeijer:
Dat neem ik ter harte. Dank u wel.
De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde
van de initiatiefneemster en de staatssecretaris. We gaan gelijk door
naar de tweede termijn van de Kamer. Dat is ook de termijn waarin u
moties kunt indienen. Het eerste woord is aan de heer Thiadens.
De heer Thiadens (PVV):
Voorzitter, dank, en nogmaals dank aan de indiener van de
initiatiefnota. Het heeft er in ieder geval voor gezorgd dat we hier
vanmiddag een goede discussie hebben gehad over het belang van op een
prettige en aangename manier ouder kunnen worden doordat allerlei
initiatieven dat mogelijk maken. Ik hoorde afgelopen week een mooie
uitdrukking: ouder worden is niet zo moeilijk, maar ouder zijn, kan soms
behoorlijk lastig zijn. Dus we moeten het met z'n allen, en volgens mij
staan de neuzen wat dat betreft hier dezelfde richting op, faciliteren
om dat zo prettig mogelijk te maken.
Zeker in het licht van de dubbele vergrijzing — daar hebben we mee te
maken; die komt op ons af — wordt preventie lokaal, in de buurt, steeds
belangrijker, ook om de formele zorg te ontzien. Die heeft het namelijk
al zwaar genoeg. Deze discussie heeft ons weer met de neus op de feiten
gedrukt en bij de les gehaald. Gelukkig zijn er ook al veel programma's
en initiatieven vanuit het ministerie die daarop inzetten. Dat gebeurt
niet alleen vanuit het ministerie, maar vóóral vanuit het ministerie. Ik
denk dat we daarnaast met z'n allen — volgens mij zijn we het daar ook
over eens — lokale initiatieven toejuichen en faciliteren, want die
worden steeds belangrijker, zoals ik al zei.
Ik heb geen moties.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Rikkers-Oosterkamp.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Dank u, voorzitter. Wij hebben ook geen moties. BBB wil heel graag toe
naar een structurele oplossing. Het geld weghalen uit het IZA zie ik
meer als een incidenteel aanjaagmiddel. Wij willen heel graag de
mogelijkheid voor gemeenten om te blijven faciliteren en stimuleren als
het echt niet anders kan. Volgens mij zijn gemeenten daar al heel goed
mee bezig. Wij zouden dit graag verder willen bespreken als het
onderzoek verzorgingshuizen rond is. Laatst hebben we de Wet DOS
aangenomen en we hebben met z'n allen ook een amendement aangenomen dat
de zorgkantoren móéten meewerken met een DOS, met de gemeenten en andere
partijen. Volgens mij zijn er op dit moment genoeg mogelijkheden. Wij
zetten de discussie graag voort op het moment dat het onderzoek
verzorgingshuizen daar is.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw De Korte.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank u wel, voorzitter, en dank u wel dat we hier konden spreken. In
ieder geval nogmaals dank aan mevrouw Slagt-Tichelman voor de mooie
notitie die ze heeft gemaakt.
Er zijn hier allemaal goede voornemens uitgesproken. Allereerst zeer
veel waardering voor alle mooie initiatieven in het land waarin inwoners
onbaatzuchtig met elkaar aan de slag gaan, inderdaad vaak zonder hulp
van de overheid. Dat moeten we zeker blijven koesteren met elkaar, want
we hebben nogal een opdracht te gaan. Er komen steeds meer ouderen. Het
is ook ontzettend mooi dat zoveel vrijwilligers en mantelzorgers daar
zorg voor dragen.
Ik ben even blijven hangen bij de staatssecretaris op het punt van
beleid en praktijk. Een initiatiefnemer zei letterlijk tegen mij: beleid
en praktijk lopen nog ver uiteen. Ik hoop dat de staatssecretaris beleid
en praktijk bij elkaar kan brengen. Ik vroeg of mensen eventueel ergens
naartoe zouden kunnen als het niet lukt, terwijl het hele mooie
initiatieven zijn. Het is iets om over na te denken. Ik heb er geen
motie over. Laten we er hier met elkaar over na blijven denken hoe we
dit vormgeven en in ieder geval alle ruimte geven.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw bijdrage. Dan mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter, en dank voor de beantwoording door collega
Slagt-Tichelman en de staatssecretaris. Ik heb twee moties. De eerste
gaat over dementievriendelijke buurten. Mevrouw Slagt Tichelman gaf mij
eerder vandaag deze kaart met hoe die buurten eruit zouden kunnen zien
en wat het allemaal betekent voor mensen. Zoals ik al in eerste termijn
zei, maak ik helaas ook van nabij mee wat het betekent. Hoe ongelofelijk
fijn zou het zijn als mensen, ook als ze dementie hebben, zo lang
mogelijk in de buurt, dichtbij kunnen blijven in hun veilige en
vertrouwde omgeving, zich dan toch fijn en veilig voelen en onderdeel
zijn van de gemeenschap. Daarom dien ik dus heel graag deze motie
in.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het aantal mensen met dementie de komende jaren fors
toe zal nemen;
constaterende dat veel buurten nog onvoldoende dementievriendelijk
zijn;
overwegende dat het van groot belang is dat ook mensen met dementie
kunnen participeren in hun buurt en gelijke toegang hebben tot (sociale)
voorzieningen;
verzoekt de regering om extra stappen te zetten in het stimuleren van
dementievriendelijke buurten, door goede voorbeelden en initiatieven
actief te ondersteunen, en de Kamer over de voortgang hiervan de
informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger.
Zij krijgt nr. 4 (36635).
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dan de tweede motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de vergrijzing toeneemt in komende jaren;
constaterende dat er een tekort wordt ervaren aan verpleegplekken;
constaterende dat een steeds groter wordende groep ouderen thuis blijft
wonen;
constaterende dat eenzaamheid een groot probleem is, ook onder
ouderen;
overwegende dat niet alle ouderen terecht kunnen of willen bij een
verpleeghuis;
overwegende dat een significant deel van de ouderen aangeeft dicht bij
huis graag zorg te willen kunnen ontvangen;
overwegende dat zorgzame buurten een instrument kunnen zijn voor het
tegengaan van eenzaamheid, bevorderen van sociale cohesie en het leveren
van zorg dicht bij huis;
verzoekt de regering om in haar visie op de ouderenzorg zorgzame buurten
mee te nemen als alternatief voor verpleegplekken en hiervoor ook de
benodigde (financiële) middelen in te zetten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger.
Zij krijgt nr. 5 (36635).
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, ook voor de ingediende moties. Ik zie zelf af van mijn
tweede termijn. Dat betekent dat ik voorstel om even kort te schorsen,
iets meer dan vijf minuten. Dan gaan we dus om 17.45 uur weer verder. Ik
kijk even naar de staatssecretaris, maar dat zou genoeg moeten zijn. Ik
schors even de vergadering.
De vergadering wordt van 17.37 uur tot 17.45 uur geschorst.
De voorzitter:
We zijn toe aan de tweede termijn van de initiatiefneemster en de
staatssecretaris. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw
Slagt-Tichelman voor een paar afrondende opmerkingen en daarna geef ik
het woord aan de staatssecretaris voor de appreciatie van de twee
ingediende moties.
Het woord is aan mevrouw Slagt-Tichelman.
Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Ik wil heel graag nog een keer herhalen dat
GroenLinks-PvdA goed oud worden wil stimuleren, het liefst in de eigen
buurt. Wij willen waardige ouderenzorg, thuis en ook in verpleeghuizen.
Waar je ook bent, je moet je zo veel mogelijk thuis voelen, goed
bereikbaar zijn voor naasten, gezien, gehoord en gewaardeerd worden, van
betekenis kunnen zijn en wanneer nodig verzorgd kunnen worden. Wij
vinden het heel fijn dat er gevoeld wordt in het debat vandaag dat
lokale initiatieven toegejuicht en ook gefaciliteerd moeten worden. Ook
vind ik het mooi dat het wetsvoorstel over domeinoverstijgende
samenwerking is aangenomen, maar het zou misschien nog wat meer
aangemoedigd kunnen worden dat er echt domeinoverstijgende samenwerking
plaatsvindt. Ik zie een paar mensen knikken, anderen niet, dus wie weet
heeft dat nog een vervolg.
Tot slot wil ik uit het diepst van mijn hart iedereen danken voor de
aanwezigheid bij dit debat, en iedereen die heeft meegewerkt aan de
totstandkoming van deze initiatiefnota. Zij zijn allen benoemd in de
nota, maar ook naderhand heb ik nog gesprekken gevoerd met mensen, en
ben ik inderdaad bij de grote steden op bezoek geweest. Velen daarvan
zitten op de tribune en anderen luisteren mee: heel erg bedankt.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Maeijer:
Voorzitter, dank u wel. Voordat ik naar de appreciatie van de moties ga,
heb ik nog een antwoord op de vraag — het was eigenlijk meer een
bespiegeling — van mevrouw De Korte dat beleid en praktijk soms ver
uiteenlopen en hoe we dat bij elkaar gaan krijgen. Ik zou daar twee
zaken op willen zeggen. Eén is dat ik graag bereid ben om met mevrouw De
Korte nog eens verder te praten over welke signalen zij concreet krijgt.
In haar richting wil ik ook nog zeggen dat er een grote inzet is om
juist de belemmeringen in de samenwerking weg te nemen tussen de
gemeenten, de zorgverzekeraars en het Rijk. Daar heeft ook bijvoorbeeld
de kwartiermaker van het IZA, Aiko de Raaf, een rol in. Er wordt
ondersteuning verleend door middel van wat zij "vliegende brigades"
noemen. Die gaan het land in om te kijken waar het misgaat en hoe men
kan helpen om initiatieven vlot te trekken. Maar het is natuurlijk
altijd goed als wij daar onder het genot van een kop koffie nog eens
over doorpraten.
Voorzitter. Dan heb ik twee moties. De motie-Kröger op stuk nr. 4 over
het stimuleren van dementievriendelijke buurten zou ik graag oordeel
Kamer willen geven. De tweede motie-Kröger op stuk nr. 5 verzoekt mij om
zorgzame buurten als alternatief voor verpleegplekken mee te nemen in
mijn visie op de ouderenzorg en hiervoor ook de benodigde financiële
middelen in te zetten. Dat vind ik een sympathieke motie, maar op dit
moment moet ik 'm ontraden, omdat we toch echt eerst het onderzoek naar
de verzorgingshuizen moeten afwachten.
Voorzitter. Dat was nog een laatste korte bespiegeling en de twee
moties. Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de behandeling
van de initiatiefnota.
Ik wil de leden bedanken voor hun inbreng, mevrouw Slagt-Tichelman en
haar medewerkers, ongetwijfeld ook op de achtergrond, voor de
verdediging, de uitleg en de reactie op de inbreng van de collega's. Ik
dank de staatssecretaris en haar ondersteuning voor de beantwoording van
de vragen en de appreciatie van de moties. Ik dank de mensen op de
publieke tribune en thuis voor het meekijken.
Voor de helderheid: we stemmen dinsdag 8 april aanstaande over de hier
ingediende moties, dus niet morgen. Op dinsdag 8 april worden de moties
in stemming gebracht.
Voor de rest wens ik u allen een prettige avond en wel thuis.
Sluiting 17.48 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |
---|