Conceptverslag Buitenlandse inmenging en beïnvloeding
Verslag van een commissiedebat
Nummer: 2025D14220, datum: 2025-03-27, bijgewerkt: 2025-04-01 14:40, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-03-27 18:30: Buitenlandse inmenging en beïnvloeding (Commissiedebat), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Buitenlandse inmenging en beïnvloeding
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Concept
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken hebben op 27 maart 2025 overleg gevoerd met de heer Nobel, staatssecretaris Participatie en Integratie, mevrouw Paul, staatssecretaris Funderend Onderwijs en Emancipatie, de heer Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken, en de heer Van Weel, minister van Justitie en Veiligheid, over:
de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 29 april 2024 inzake samenwerking imamopleiding beëindigd (35228, nr. 47);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 17 oktober 2024 inzake stand van zaken aanpak ongewenste buitenlandse inmenging (OBI) (30821, nr. 241);
de brief van de staatssecretaris Participatie en Integratie d.d. 6 november 2024 inzake antwoorden op aanvullende vragen commissie over de eerste fase Clingendaelonderzoek naar het Turkse diasporabeleid in Nederland (Kamerstuk 32824-414) (32824, nr. 444);
de brief van de staatssecretaris Participatie en Integratie d.d. 21 november 2024 inzake uitvoering van de motie van het lid Palland over het belang van contacten met verschillende (religieuze) gemeenschappen in beleid en overheidshandelen (Kamerstuk 32824-403) en van de motie van het lid Becker over contacten voorkomen met organisaties die integratie hebben tegengewerkt en/of een ongewenste agenda van buitenlandse beïnvloeding voorstaan (Kamerstuk 35228-45) (32824, nr. 445);
de brief van de minister van Justitie en Veiligheid d.d. 4 februari 2025 inzake reactie op verzoek commissie over de actuele stand van zaken inzake ongewenste buitenlandse inmenging en beïnvloeding (30821, nr. 258);
de brief van de staatssecretaris Participatie en Integratie d.d. 7 februari 2025 inzake Actieagenda Integratie en de Open en Vrije Samenleving (32824, nr. 448).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en
Werkgelegenheid,
Tielen
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en
Veiligheid,
Pool
De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap,
Bromet
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,
Klaver
De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en
Werkgelegenheid,
Post
Voorzitter: Ceder
Griffier: Dekker
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Becker, Boomsma, Boon, Ceder, Eerdmans, Ergin, Paternotte, Piri en Van Zanten,
en de heer Nobel, staatssecretaris Participatie en Integratie, mevrouw Paul, staatssecretaris Funderend Onderwijs en Emancipatie, de heer Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken, en de heer Van Weel, minister van Justitie en Veiligheid.
Aanvang 18.32 uur.
De voorzitter:
Goedendag dames en heren, welkom bij het commissiedebat Buitenlandse
inmenging en beïnvloeding. We hebben een volle bak, zowel aan de kant
van de Kamer alsook aan de kant van het kabinet. Ik wil jullie bedanken
dat jullie er zijn: de minister van Justitie en Veiligheid, de heer Van
Weel; de minister van Buitenlandse Zaken, de heer Veldkamp; de
staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer Nobel en
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Paul.
Dank u wel.
Wij hebben een stevig en lang debat maar ik hoop wel op tijd klaar te
zijn. U zult mij als voorzitter streng doch rechtvaardig zien optreden.
U heeft allen vijf minuten spreektijd. Ik zou willen voorstellen om vijf
interrupties toe te staan onder elkaar en daarna ook vijf interrupties
aan de ministers. Inclusief staatssecretarissen; goede opmerking, meneer
Paternotte.
Dan gaan wij starten, maar voordat we dat doen wil ik voor de kijkers
thuis even de Kamerleden voorstellen. Dat zijn de heer Eerdmans van
JA21, de heer Ergin van DENK, mevrouw Becker van de VVD, de heer
Paternotte van D66, de heer Boomsma van Nieuw Sociaal Contract, de heer
Boon van de PVV, mevrouw Piri van GroenLinks-PvdA en mevrouw Van Zanten
van de BoerBurgerBeweging. Ik stel voor om te gaan starten en geef de
heer Eerdmans als eerste het woord.
De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter, veel dank. Wij worden vaak opgeschrikt, te vaak wat mij
betreft, door buitenlandse inmenging van haatpredikers in Nederland die
hun giftige boodschappen laten landen onder studenten of
gelijkgestemden. Radicale teksten over het gelijk van Hamas, over
homoseksualiteit of gewoon algehele haat tegen het Westen komen online
en bereiken een heel groot publiek. Dat is een probleem. JA21 wil die
dreiging stoppen en soms lukt dat, zoals bij Mohamed Hoblos, die naar de
Ramadan Expo wilde. Hoblos noemde de aanval van 7 oktober door Hamas
"een opsteker" en vindt dat een gebed overslaan erger is dan een kind
aanranden. Maar dankzij een motie van JA21 en wat ophef in de media is
die man uiteindelijk de toegang tot Nederland gelukkig geweigerd.
Voorzitter. Veel meer zorgen maak ik mij om de nuttige idioten die deze
malloten uitnodigen. Universiteiten, jaarbeurzen en expo's blijken
telkens weer de kruiwagen te zijn om dit soort haatdragende personen
naar ons land te laten komen. Mijn vraag is dus: kan het kabinet dit
probleem niet ook aanpakken waar het ligt? Wie een haatprediker
uitnodigt op zijn universiteit of expo, heeft gewoon een probleem met
ons.
Voorzitter. Het probleem met buitenlandse inmenging is dus Nederland
zelf, eigenlijk nog meer dan het buitenland. In Nederland zijn er
tientallen moskee-internaten en weekendscholen. Follow the Money liet
zien dat op Koranscholen en Chinese weekendscholen fundamentalistische
en communistische denkbeelden worden verspreid. Ik kan me een reportage
van Nieuwsuur uit 2019 herinneren waaruit bleek dat er op 10 van de 50
salafistische Koranscholen antidemocratie en anti-Nederlandse
denkbeelden worden geuit; mensen met een ander geloof zouden de
doodstraf verdienen. Kan de minister aangeven wat er nou exact is
gebeurd met die tien weekendscholen sinds dat onderzoek van NRC en
Nieuwsuur?
Voorzitter. We hebben in Nederland 145 vestigingen van Diyanet, het
Turkse ministerie van godsdienstzaken. Die zijn gefinancierd vanuit
Turkije met streng islamitische opvattingen, die wekelijks aan duizenden
worden verkondigd door imams van de Islamitische Stichting Nederland.
Diyanet richt zich tegen alles wat wij in Nederland, in het Westen,
steunen. Meestal worden ze ook gesteund door de collega hier naast mij,
van DENK. Als Erdogan boos wordt, dan staat bij ons de Erasmusbrug ook
vol; dat is mede mogelijk gemaakt door de fractie van DENK, de
spreekbuis van Turkije. Met ons opendeurenbeleid hebben wij te veel
lange armen en te veel stammenstrijd geïmporteerd.
De heer Ergin (DENK):
Voorzitter, ik wil een persoonlijk feit maken. De heer Eerdmans
solliciteert er hier naar om een leuk filmpje te knippen. Maar ik vind
het echt walgelijk dat mijn fractie hier wordt genoemd als een
spreekbuis van de Turkse regering. Dat wil ik graag genoteerd hebben in
het verslag. Ik gun de heer Eerdmans zijn filmpje niet.
De heer Eerdmans (JA21):
Maar DENK is een filiaal van Erdogan. DENK steunt Diyanet openlijk. DENK
steunt Erdogan en andersom steunt Erdogan DENK ook. Dat is al eerder
gebeurd vanuit Ankara, met advies om te stemmen op de heer Kuzu. Laten
we het niet gaan hebben over from the river. Dat wordt gewoon geuit door
de collega's van DENK, terwijl er niet gepraat mag worden over de
genocide op de Armeniërs. Turkse Kamerleden van andere partijen zijn
geblamed en geshamed door DENK. Er zijn filmpjes gemaakt, met
bedreigingen tot gevolg. Jullie zijn een extreme partij. DENK is een
extreme partij. Dat mag ook gezegd worden in het debat. Daarmee denk ik
dat de partij ook een gevaar is voor de Nederlandse samenleving, omdat
heel veel invloeden vanuit Turkije Nederland ook bedreigen, denk ik. Dat
moeten wij benoemen.
De heer Ergin (DENK):
Ik heb nog een persoonlijk feit. Er wordt hier verweten dat er vanuit
Ankara stemoproepen zijn gedaan voor DENK, dat DENK een extreme partij
zou zijn, dat wij genocide zouden goedpraten en er worden nog meer
onnodige en onzinnige dingen verweten. Ik wil graag in het verslag
opgenomen hebben dat deze verwijten pertinent onwaar zijn en dat deze
valse aantijgingen totaal niet kloppen. Het is fake nieuws. Ik gun de
heer Eerdmans zijn filmpje hierover nog steeds niet.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat staat genoteerd in het verslag. Ik wil de heer Eerdmans
ook vragen om het een beetje gezellig te houden.
De heer Eerdmans (JA21):
Ik heb niks gedaan. Ik denk dat dit wel gezegd mag worden. Ik ga niet
over de schreef. Ik denk dat het filmpje alleen maar beter wordt als er
op deze manier op wordt gereageerd. Er is in 2017 een stemadvies gegeven
door betaalde imams uit Turkije om te stemmen op de heer Kuzu. Dat is
gebeurd, net als de filmpjes die gemaakt zijn van mevrouw Yeşilgöz en
andere Turkse Kamerleden. Dat was een schande. Turkse Kamerleden werden
daarin gewoon weggezet en geshamed voor het Turkse regime, om te laten
zien dat ze niet uit het goede hout gesneden waren. Daar zijn toen ook
echt heel veel boze vragen over gesteld. Dat weet ik nog heel goed. Daar
is zelfs een motie over ingediend. Dus ik houd staande dat DENK daar een
extreme partij in is. Het niet mogen praten over de genocide op de
Armeniërs vind ik ook een schandvlek. Kijk, dat dat in Turkije wordt
gedaan, is vers één. Maar vers twee is dat het dus ook in Nederland
wordt overgenomen door DENK en daarmee is dat de lange arm van
Istanbul.
Voorzitter. Dan ga ik verder. Wij hebben dus te veel stammenstrijden
geïmporteerd. Neem de Eritreeërs. Vorig jaar was er een enorm gevecht
tussen 700 feestende regeringsgezinde Eritreeërs en 300 tegenstanders,
bewapend met ijzeren staven en honkbalknuppels. De eindstand in Den Haag
was toen 29 gewonde politieagenten, traangas en brandende politieauto's.
Daarvoor waren Rijswijk, Leeuwarden en Breda ook al het strijdtoneel.
Volgens hoogleraar Mirjam van Reisen is het alom bekend dat die
regeringsfeesten gebruikt worden om geld in te zamelen en loyaliteit te
bewijzen richting het regime 5.000 kilometer verderop. Het is ongekend.
Zij omschrijft — het is haast krankzinnig — dat het regime
undercovermilitairen inzet om eigen feesten expres te ontregelen zodat
vluchtelingen als repercussie door het gastland kunnen worden
teruggestuurd naar Eritrea. Hoe kun je het bedenken? Mijn vraag aan het
kabinet is hoe deze situatie met die geïmporteerde opstanden kan worden
bestreden.
Voorzitter. Dan ga ik naar Syrië. Steeds meer Nederlandse IS'ers willen
graag terug naar Nederland, omdat ze spijt het hebben. Documentairemaker
Sinan Can kreeg er twee voor zijn camera. Ze hadden niks gezien of
gedaan. Maar nou begrijp ik dat niet alleen de bruidjes, maar ook de
IS-mannen zelf naar Nederland willen terugkeren. Een aantal advocaten
hebben hier procedures voor opgestart. Terroristen moeten wij niet
ophalen uit Syrië. Ik bedoel: wie verzint dit? Gaat het meest rechtse
kabinet hier nou echt mee door? Kan iemand mij alsjeblieft in mijn arm
knijpen? JA21 wil op geen enkele manier dat terroristen naar Nederland
worden gehaald en dat er wordt meegewerkt aan de terugkeer van IS'ers.
Ik ga hier zeker een motie over indienen. Ik verwacht daar steun voor,
want ik heb begrepen dat VVD-collega Michon — ik zoek hier even de VVD
in de zaal; natuurlijk, daar is mevrouw Becker — ook heeft getwitterd
dat dat echt niet moet gebeuren. Ik hoop dus dat we in ieder geval een
Kamermeerderheid hebben om deze idiotie te stoppen.
Voorzitter. Tot slot sluit ik af met spionage. Het is natuurlijk bekend
dat er door China, Iran en Rusland Nederlandse kennis en energie wordt
ontfutseld. We hebben een ernstige NOS-reportage gezien, waarin de
universiteit van Delft al laat zien dat die per jaar zo'n honderd
buitenlandse wetenschappers afwijst vanwege een te groot risico.
Andersom worden Nederlandse wetenschappers gelokt naar congressen in een
ver land. Daar worden ze dan gechanteerd of bijvoorbeeld versierd door
een vrouw. Later worden ze daar dan mee gechanteerd en moeten ze hun
laptop inleveren. Kortom, die ontwikkelingen zijn heel erg zorgelijk.
Mijn vraag is de volgende. De veiligheidsadviseur van Nederland zegt nu
dat we een rondje maken ter bewustwording van de gevaren. Maar moeten we
als overheid, als kabinet, hier niet een rol in gaan pakken, vraag ik
aan de minister.
Voorzitter. Daar sluit ik mee af. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat was keurig binnen de tijd. Dan wil ik het woord geven
aan de heer Ergin van DENK.
De heer Ergin (DENK):
Voorzitter, dank je wel. Of het nu gaat om China, dat Oeigoerse
Nederlanders onder druk zet en intimideert, of Rusland, dat de
samenleving probeert te ontwrichten met cyberaanvallen, of Israël, dat
via kliklijsten Nederlanders die protesteren tegen genocide
criminaliseert: mensen die in Nederland wonen horen veilig te zijn.
Nederland moet pal staan voor de mensen die gevlucht zijn vanwege
repressie en onderdrukking. Nederland hoort een veilige haven te zijn
voor mensen die niet onder het juk van onderdrukking willen leven.
Tegelijkertijd moeten we ook niet voorbijgaan aan het feit dat miljoenen
Nederlanders ook een band hebben met een ander land dan Nederland. Dat
zijn landen zoals Turkije, Marokko en Suriname, maar dat gaat ook om
Oekraïne. Mensen hebben daar familie en vrienden, voelen zich cultureel
verbonden met die landen en gaan daar vaak op bezoek. Daar is helemaal
niets mis mee.
Voorzitter. Wat wel misgaat, is dat het debat over buitenlandse
inmenging is gekaapt. Daar zagen we net een mooie preview van. Het is
gekaapt door rechts, door angst en door een agenda die selectief,
paternalistisch en ronduit hypocriet is. Die is selectief; daar hebben
we hele concrete voorbeelden van. Ik ga daar straks ook een vraag over
stellen aan de minister. Als het bijvoorbeeld gaat over Tel Aviv, dan
zijn er opeens geen bemoeienissen en is er niks aan de hand, dan is
diasporapolitiek opeens prima, zeker ook omdat Nederland zelf ook
diasporapolitiek heeft. De agenda is paternalistisch omdat hele
gemeenschappen worden neergezet als beïnvloedbare zieltjes, alsof mensen
die kijken naar Turkse tv of naar een Arabische zender het vermogen
verliezen om zelf na te denken. De agenda is hypocriet, omdat de
partijen die zeggen te staan voor de gelijkwaardigheid van de
diasporagemeenschappen nergens te bekennen zijn als diezelfde mensen
aangeven last te hebben van discriminatie, uitsluiting en stelselmatige
achterstelling. Dan wordt er gezwegen. Sterker nog, dan wil deze Tweede
Kamer er niet eens een debat over voeren.
Voorzitter. We kunnen geen fatsoenlijk gesprek houden als dit debat
gekaapt blijft door partijen die selectief, paternalistisch en hypocriet
blijven handelen. Ik geef een voorbeeld uit de vele onderzoeken die er
zijn. Er is heel veel ophef over het feit dat 60% van de
Turks-Nederlandse jongeren zich meer verbonden voelt met Turkije dan met
Nederland. Maar geef die jongeren eens ongelijk. Ze groeien op in een
land waarin de staatssecretaris islamitische jongeren onder de bus gooit
op basis van het handelen van een paar mensen, waarin een kabinet — de
minister-president is er niet — vindt dat mensen met een tweede
nationaliteit extra hard aangepakt mogen worden, waarin moties worden
aangenomen om normen en waarden van mensen met een migratieachtergrond
te monitoren om gegevens bij te houden, alsof ze een probleemcategorie
zijn.
Voorzitter. Als we buitenlandse inmenging richting de
diasporagemeenschappen willen voorkomen, dan moet het roer om. De kern
van het tegengaan van ongewenste buitenlandse inmenging ligt bij het
versterken van vertrouwen en gelijkwaardigheid, en eerlijke kansen. Daar
ligt de oplossing bij. Die ligt niet bij de zondepolitiek die we net
zagen, niet bij het afgeven op groepen mensen, niet bij valse verwijten
en ook niet in de boodschap dat bepaalde groepen mensen er helemaal niet
bij horen. Op dit punt heeft dit kabinet gefaald, want in een paar
zinnen heeft deze staatssecretaris voor Participatie en Integratie meer
kapot gemaakt dan hij ooit gaat kunnen bijdragen aan saamhorigheid in
dit land. Daarom vraag ik aan hem hoe hij reflecteert op de conclusie
van het rapport van Clingendael waarin eigenlijk wordt gezegd: "Beste
regering, u kunt buitenlandse inmenging niet tegengaan. Het enige wat u
kunt doen, is ervoor zorgen dat mensen zich vrij en fijn voelen in het
land." Hoe past zijn retoriek daar eigenlijk in?
Voorzitter. Aan minister Veldkamp heb ik een vraag over de
staatspropaganda van Israël oftewel de hasbara. We zagen de afgelopen
dagen dat Israël zelfs 150 miljoen euro vrijmaakt om eigenlijk
propaganda te voeren om een genocide goed te praten. Een vraag aan de
minister is of hij eerder deze hasbara heeft gesignaleerd in Nederland
en of hij vindt dat hier sprake is van buitenlandse inmenging.
Voorzitter, tot slot. Het wordt tijd dat Nederland stopt met het meten
met twee maten, dat we groepen mensen niet verdacht maken omdat ze meer
dan één nationale identiteit hebben, dat het woord "loyaliteit" niet
wordt misbruikt om uitsluiting te rechtvaardigen en dat we erkennen dat
de beste bescherming tegen buitenlandse inmenging een Nederland is
waarin iedereen zich fijn voelt en thuis voelt.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Uw betoog roept twee interrupties op. Allereerst de heer
Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Ja, dank u wel. De heer Ergin begon over de uitspraken van de
staatssecretaris. Nou, die vond ik zelf ook hondsberoerd, dus ik snap
wel dat hij daar kritiek op heeft. Vervolgens zegt hij: ja, geef dan
Turkse jongeren eens ongelijk dat ze meer verwantschap met Turkije
voelen. Ik heb ontzettend veel kritiek op dit kabinet, maar verwantschap
met Turkije? Dan kijk ik naar dat land en dan denk ik: er zijn
duizenden, duizenden mensen uit Turkije gevlucht de afgelopen jaren naar
Nederland, Koerden, gülenisten, mensen die in de oppositie zitten, omdat
hun leven en hun vrijheid niet veilig zijn in dat land. De afgelopen
dagen hebben we gezien dat duizenden mensen aangehouden worden,
journalisten van hun bed worden gelicht en BBC-journalisten zelfs het
land uit worden gezet. Dus hoe kan je dan zeggen dat dat beter is dan
dit Nederland, dat een kabinet heeft waar ik absoluut geen fan van ben,
maar dat in ieder geval vrijheid kent?
De heer Ergin (DENK):
Voorzitter, mijn microfoon stond kennelijk nog aan. Ik heb alleen
geconstateerd dat het niet raar is dat een onderzoek — Clingendael heeft
daar onderzoek naar gedaan — die conclusie trekt. Natuurlijk is DENK van
mening dat zeker minderheden in dit land zich zo veel mogelijk verbonden
moeten voelen met dit land, maar we moeten ook inzien dat we hier de
afgelopen jaren een politiek hier hebben gehad, met name door rechts,
waarin bijvoorbeeld wat er in Turkije gebeurt, wat de Turkse regering
doet, een-op-een werd weerkaatst op Turkse Nederlanders, die in principe
gewoon een band hebben het land van herkomst van hun grootouders.
Volgens mij moeten we het proberen te begrijpen. Dat is eigenlijk wat ik
probeer te zeggen. We kunnen schrikken van die 60%, maar we kunnen ook
zeggen: er gaat heel veel mis in dit land, we moeten erkennen dat die
mensen in dit land een veilige haven moeten vinden en we moeten ervoor
zorgen dat uitsluiting wordt weggenomen, zodat al die Nederlanders,
Turkse Nederlanders, zich 100%, niet 60%, onderdeel voelen van dit land.
Dat is wat ik zeg.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is er een tweede interruptie, van de heer Boomsma.
De heer Boomsma (NSC):
Dank, voorzitter. Ik hoor de heer Ergin een vraag stellen over mogelijke
buitenlandse inmenging vanuit Israël. Ik vroeg me af waarom hij dat
voorbeeld koos en of hij ook bezorgd is over eventuele buitenlandse
inmenging vanuit Palestijnse hoek of misschien zelfs door Hamas.
De heer Ergin (DENK):
Dit debat gaat over statelijke actoren. Als de heer Boomsma hier erkent
dat Hamas een statelijke actor is, adviseer ik hem om goed na te denken
over zijn woorden. Dit gaat aan de ene kant bijvoorbeeld, als we kijken
naar de onderzoeken, over diasporagemeenschappen. Aan de andere kant
gaat het ook over landen zoals Israël, landen zoals China, landen zoals
Rusland. Volgens mij hebben twee dagen terug nieuws gehad waarbij we
zagen dat vanuit Israël een fonds is ingericht om de genocide die daar
nu wordt gepleegd eigenlijk via propaganda goed te praten. Volgens mij
is het dan ook verstandig dat we die vraag aan de minister van
Buitenlandse Zaken stellen. Dus volgens mij is er een aanleiding en
volgens mij is dit een debat dat met name gaat over statelijke actoren.
Daarom heb ik die vraag bij de minister neergelegd.
De voorzitter:
De heer Eerdmans heeft een vraag. Ik wil u vragen om geen persoonlijke
feiten uit te lokken in interrupties.
De heer Eerdmans (JA21):
Het gaat mij om de 60% die volgens de heer Ergin dus gericht is op
Turkije. Zou het er dan iets mee te maken kunnen hebben dat Turkse
Koranscholen — ik geloof dat we er 22 hebben in Nederland — nogal
anti-Nederlandse retoriek verspreiden? Zou het ermee te maken kunnen
hebben dat Diyanet, dat zich breed vertakt in Nederland, nogal radicale
antiwesterse en vooral pro-Turkse standpunten uitdraagt? Zou het daar
ook mee te maken kunnen hebben? Ze laten dat vuurtje maar oplaaien,
zoeken het op en blijven er olie op gooien — en daar beschuldig ik ook
DENK van — om Turkse jongeren met hun hoofd toch maar weer naar Ankara
te laten kijken en dingen goed te praten die daar, zoals de heer
Paternotte volgens mij heel wijs zegt, extreem uit de hand lopen. Mensen
die tegen het regime zijn, worden voor eeuwig in de bak gegooid. Dat
moet je dan toch weerspreken? Ik vind DENK dus een spreekbuis van het
Erdogan-regime. Dat vind ik gevaarlijk voor de jongeren hier. Ziet de
heer Ergin iets in wat ik nu beweer? Snapt hij dat?
De heer Ergin (DENK):
De verklaring ligt in het feit dat de heer Eerdmans bij alle partijen
waar hij bij betrokken is geweest — en dat zijn er een hoop geweest —
continu heeft afgegeven op deze groep. Toen hij wethouder was in
Rotterdam, mochten halalslagers en -winkels niet meer. Toen hij bij
Leefbaar zat, werden mensen weggezet als vijfde colonne. Nu doet hij het
weer. Dus de verklaring ligt in deze politiek, in deze manier van
behandelen van groepen Nederlanders die in dit land zijn geboren, die
hier een toekomst hebben, die hier een bijdrage leveren. Ook de
Koranscholen en de weekendscholen leveren een belangrijke bijdrage aan
Nederland. Sterker nog, uit onderzoeken blijkt — die onderzoeken zijn
vandaag niet aan de orde, maar sinds 2014 zijn er al veel uitgevoerd —
dat juist de Koranscholen, de weekendscholen, de organisaties waar
meneer Eerdmans continu op afgeeft, ervoor zorgen dat mensen, ondanks
alles, ondanks alle negativiteit, ondanks het vijandige klimaat, zich
Nederlands voelen en op die manier een bijdrage leveren aan dit
land.
De voorzitter:
De heer Eerdmans. Kort graag, want uw interruptie was net vrij
lang.
De heer Eerdmans (JA21):
Het is gewoon een feitelijke vraag. Follow the Money zegt dat 10 op de
50 salafistische Koranscholen gewoon antiwesterse opvattingen
verspreiden, waaronder de opvatting dat je de de doodstraf verdient als
je niet het ware geloof aanhangt. Is dat een probleem of niet?
De heer Ergin (DENK):
Alles wat indruist tegen onze Grondwet, tegen onze Nederlandse wetten en
regels, is natuurlijk onacceptabel. Dat is natuurlijk afkeurenswaardig.
De heer Eerdmans refereert nu aan een artikel. Er zullen misschien ook
wel op andere plekken nieuwsartikelen zijn geweest. Ik kan niet
uitsluiten … Ik kan de situatie niet beoordelen, maar we hebben in dit
land een rechter. Als iemand dus antidemocratisch, antiwesters
gedachtegoed verspreidt en bijvoorbeeld aanzet tot haat, geweld en
discriminatie, hebben we daar de rechter voor. Volgens mij hebben we op
dit moment letterlijk nul weekendscholen en nul moskeeën die op basis
hiervan zijn veroordeeld. Als die er wel zijn, hoor ik dat graag van de
heer Eerdmans. Maar zoals we hem kennen, heeft hij leuke frames bedacht,
maar is de inhoud hol.
De voorzitter:
Volgens mij is er een interruptie van mevrouw Piri.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik heb een vraag aan de heer Ergin. Ik ben het op één punt met hem eens:
natuurlijk is het heel fijn als mensen die oorspronkelijk uit een ander
land komen contact willen houden en culturele evenementen bijwonen. Daar
is in principe niks mis mee. Twee grote diasporagroepen in Nederland
zijn Turkse Nederlanders en Marokkaanse Nederlanders. Een hoop mensen
daarvan maken zich heel veel zorgen over de lange arm van Rabat en van
Ankara, niet Istanbul. Dat zijn ook mensen die ons brieven sturen voor
al dit soort commissievergaderingen. Mijn vraag aan de heer Ergin is
dus: erkent hij de grote zorgen die leven onder die gemeenschappen?
Vindt hij ook dat ons kabinet, dat deze regering ook die Nederlanders
moet beschermen tegen dat soort ongewenste inmenging?
De heer Ergin (DENK):
Dat vind ik wel een hele makkelijke vraag. Als er namelijk sprake van is
dat buitenlandse actoren, statelijke actoren of zelfs binnenlandse
actoren mensen bedreigen, mensen een mening opleggen of mensen
verplichten deel uit te maken van diasporabeleid, is dat natuurlijk
totaal niet de bedoeling. Maar laten we ook eerlijk zeggen dat dat
totaal niet aan de orde is. Mevrouw Piri probeert hier nu een beeld te
schetsen, maar er is onderzoek gedaan. Daarin wordt aangegeven dat een
kwart van de Turks-Nederlandse diasporagemeenschap zich bijvoorbeeld
onveilig voelt. Dat stond in het eerste deel van het
Clingendaelonderzoek. Het is heel goed dat daar onderzoek naar is
gedaan. Maar als we kijken naar de verklaring, heeft dat gevoel er heel
vaak mee te maken dat iemand een voorkeur heeft voor de regering in
Turkije of voor de oppositie in Turkije, en dat mag. De tweede reden is
dat mensen de dienstplicht niet willen afbetalen. Dat lijkt me niet iets
wat we zouden kunnen scharen onder buitenlandse inmenging. De derde
verklaring is dat mensen na aankomst bij de consulaten het proces als
heel warrig zien. Dat is de verklaring die wij in de onderzoeken zien.
Ik geef mevrouw Piri er gelijk in dat er incidenten zullen zijn. Dan
moeten we voor die mensen opkomen. Maar we zetten het nu in één klap weg
— mevrouw Piri deed het in één zin — alsof diasporagemeenschappen in dit
land door het buitenland, in dit geval door Turkije of Marokko, maar in
andere gemeenschappen gaat het anders, worden aangestuurd of onder druk
worden gezet. Dat is gewoon totaal niet aan de orde. Volgens mij moeten
we dat ook gewoon durven te zeggen. Diasporapolitiek mag en kan
plaatsvinden. Als dat tot gevallen leidt waarbij mensen gedwongen
worden, dan moeten we voor die mensen opkomen.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik wil eigenlijk aansluiten op de vraag van mevrouw Piri. Ik denk dat
het heel goed is dat de heer Ergin zegt: we moeten ons vooral baseren op
onderzoek, en niet op wat we denken dat er aan de hand is of wat we een
keer gehoord hebben. Maar we hebben op de agenda voor dit debat ook het
rapport "Over de grens" van de AIVD en de NCTV staan, waarin zij toch
met elkaar beschrijven dat er daadwerkelijk, ook vanuit een land als
Turkije, sprake is van ongewenste buitenlandse beïnvloeding en
inmenging, die een dreiging voor de Nederlandse democratische
rechtsstaat inhoudt. Dit debat zou wat mij betreft dus niet moeten gaan
over links tegen rechts of over dat de zorg hierover door rechts zou
zijn gekaapt, maar zou moeten gaan over wie er voor de democratie staat
en wie er eigenlijk ruimte wil bieden aan autoritaire regimes om onze
democratie te ondermijnen. Ik sta hier als VVD'er voor die democratie,
net zo goed als mevrouw Piri van GroenLinks-Partij van de Arbeid, denk
ik, terwijl wij erg ver uit elkaar staan in het politieke
spectrum.
Ik zou tegen de heer Ergin het volgende willen zeggen. De Turkse
regering stuurt brieven met stemadviezen naar inwoners in Nederland, die
zichzelf eigenlijk Nederlander voelen, hun paspoort in willen leveren en
daar niks mee te maken willen hebben. Maar zij kunnen niet van hun
paspoort afkomen, omdat ze eigenlijk nog dienstplichtig zijn. Of mensen
gaan stemmen en krijgen dan te maken met mensen die vanuit de AK-partij
daar aanwezig zijn om hen dan, zogenaamd vriendelijk, een stemadvies te
geven. Dat kan juist ontzettend overkomen als intimidatie.
Ik zou de heer Ergin het volgende willen vragen. Ik wil echt een heel
eind met hem meegaan. Ja, discriminatie is fout, uitsluiting is fout.
Dat mensen zich hier niet welkom voelen, ligt deels daaraan. Ik ga een
eindje met hem mee, maar gaat hij er nou alsjeblieft eens een eindje met
ons in mee dat dat niet het enige verhaal is? Het verhaal is ook dat er
wel degelijk sprake is van ongewenste buitenlandse beïnvloeding en van
intimidatie. Het kwart van de mensen uit de Turkse gemeenschap die zich
onveilig voelen, voelt dat niet alleen maar omdat ze toevallig geen
Erdoganstemmer zijn; daar is meer aan de hand. Kom nou alsjeblieft ook
op voor de veiligheid van die mensen en trek niet áltijd de
discriminatiekaart.
De heer Ergin (DENK):
Als mevrouw Becker gaat beginnen over het gevoel van onveiligheid, zou
ik haar het volgende willen voorleggen. Als zij het zo belangrijk vindt
dat mensen zich veilig voelen en zo'n mooi, vurig betoog houdt over dat
we onveiligheid moeten voorkomen, dan had mevrouw Becker de
staatssecretaris toch moeten aanspreken toen hij hele groepen jongeren
voor de bus gooide? Toen ze na het indienen van haar motie zag dat
80.000 mensen in een petitie aangaven zich onveilig te voelen door die
motie, 80.000 mensen, had mevrouw Becker toch kunnen zeggen dat dat niet
de bedoeling was en dat ze die motie intrekt? Een paar weken na
indiening hadden 1.100 mensen een melding gemaakt bij een
antidiscriminatievoorziening vanwege de motie van mevrouw Becker. Als
het voor mevrouw Becker zó belangrijk is het gevoel van onveiligheid te
voorkomen, waar was ze dan toen al die mensen aangaven zich onveilig te
voelen en weggezet te worden? Het probleem is niet dat we in Nederland
mensen niet moeten beschermen. Daar zijn we het met elkaar over eens.
Het probleem is wel dat niet buitenlandse inmenging maar binnenlandse
inmenging de boel verziekt in het land. Dat komt door de woorden van de
staatssecretaris, maar ook door het handelen van mevrouw Becker. Dat is
het probleem.
De voorzitter:
Kunt u het deze keer iets korter houden, mevrouw Becker?
Mevrouw Becker (VVD):
Ja. Ik snap dat u zegt dat we een drukke agenda hebben, voorzitter, maar
ik zou hier toch even op in willen gaan. Het is zo jammer dat er weer
met een jij-bak wordt gereageerd en er geen antwoord wordt gegeven op
mijn vraag. Het ging hier over de serieuze zorg van meer dan een kwart
van de mensen in de Turkse gemeenschap, die zich in dit land onveilig
voelen. Dan kan de heer Ergin doen alsof dat komt door een motie die ik
hier heb ingediend, een motie die hij keer op keer neerzet als iets wat
het totaal niet is. Dat deed hij net weer in zijn inbreng, alsof er
persoonlijke gegevens van mensen bijgehouden gaan worden. Nee, meneer
Ergin, die motie is juist ingediend om ervoor te zorgen dat de
veiligheid van alle Nederlanders wordt gegarandeerd, dat we hier geen
onvrije waarden accepteren waardoor meisjes worden onderdrukt of
besneden of waardoor er in moskeeën kan worden gezegd dat
vrouwenbesnijdenis oké is, dat er geen mensen zijn die totaal geen
toegang hebben tot een bankpas en dat er geen meisjes zijn die worden
meegenomen om te worden uitgehuwelijkt. Er zijn mensen die eerder die
culturele normen aanhangen dan de vrije waarden van de Nederlandse
democratie. Die motie was erop gericht om daar meer sociaal-cultureel
onderzoek naar te doen, zodat we weten waar we kunnen ingrijpen. Die
motie staat dus aan precies dezelfde kant als mijn agenda in dit debat,
namelijk het beschermen van de democratie.
Maar nu mijn vraag, want daar heeft de heer Ergin geen antwoord op
gegeven. Een kwart van de mensen uit Turkije in Nederland, mensen met
een Turks paspoort die gewoon Nederlanders zijn, voelt zich
ongemakkelijk bij de Turkse inmenging in Nederland. Kan de heer Ergin er
eens op ingaan wat we daaraan zouden kunnen doen, anders dan het
antwoord "discriminatie" of "mevrouw Becker heeft zelf ook nog een motie
ingediend". Kan hij zelf eens antwoord geven? Wat is zijn idee
daarover?
De heer Ergin (DENK):
Daar hebben we onderzoek naar laten doen. Precies naar deze vraag is
onderzoek gedaan. Volgens mij zegt Clingendael iets heel duidelijks.
Clingendael zegt: je moet niet naïef zijn. We moeten dus niet naïef
zijn, stilzitten en denken dat buitenlandse statelijke actoren niks
willen doen in dit land. Dat heeft DENK ook nooit gezegd. Maar we moeten
wel inzien dat bijvoorbeeld Clingendael zegt: "Beste Nederland, beste
politiek, u kunt buitenlandse inmenging niet voorkomen. U kunt
individuen beschermen en u kunt weerbaarheid bevorderen. Dat kunt u
doen, maar u kunt buitenlandse inmenging niet voorkomen. Het beste wat u
kunt doen, de sleutel, is ervoor zorgen dat mensen zich geaccepteerd
voelen en zich niet meer uitgesloten voelen. Want als je dat doet, zorg
je ervoor dat buitenlandse inmenging überhaupt niet slaagt. En als
buitenlandse inmenging niet lukt, als buitenlandse statelijke actoren
zien dat hun handelen niet werkt en niet bijdraagt aan hun doel om voet
aan de grond te krijgen in Nederland, dan stoppen ze er vanzelf wel
mee." Dat is wat Clingendael heeft geconcludeerd in het onderzoek. Dat
advies vind ik echt heel belangrijk. Ik hoop dat mevrouw Becker dat in
het vervolg meeneemt. Dit is precies waar DENK voor staat en dit is ook
precies het antwoord op deze vraag.
De voorzitter:
U heeft een volgende interruptie. Het is een mooi, levendig debat, maar
ik wil eenieder graag vragen om het wel wat korter te houden. Anders
moet ik helaas wat strenger zijn.
Mevrouw Becker (VVD):
Dit is een eerlijk antwoord van de heer Ergin. Hij zegt: ik wil daar
eigenlijk niets aan doen; ik wil Nederlanders die er last van hebben
alleen weerbaarder maken door meer te doen aan discriminatie, en dan
hoop ik dat die buitenlandse inmenging vanzelf stopt. Ik denk dat hij
toch een keer beter moet kijken naar het rapport van de AIVD en de NCTV
over hoe serieus de statelijke dreiging is, over wat er op dit moment in
Turkije aan de hand is en waarvoor de mensen de straat op gaan. Ik denk
dat hij moet kijken of hij daadwerkelijk vindt dat we een regime zoals
dat in Turkije ruim baan moeten geven om Nederlanders in dit land via
Diyanetmoskeeën en stemadviezen op allerlei plekken te beïnvloeden, of
dat hij zegt: het moet allebei. Want volgens mij zegt het
Clingendaelrapport inderdaad dat we ervoor moeten zorgen dat mensen
weerbaar zijn, maar dat is niet het enige antwoord van Clingendael.
Daarmee doet hij dat instituut geen recht. Zij zeggen in dit rapport
niet: laat buitenlandse inmenging maar bestaan en werk vooral aan
discriminatie. Dat is niet hun conclusie.
De voorzitter:
Ik heb geen vraag gehoord, meneer Ergin. U mag reageren, maar graag
kort, want er is geen vraag gesteld.
De heer Ergin (DENK):
We komen eigenlijk telkens in een soort cirkelredenering, in dezelfde
discussie, waarbij mevrouw Becker de conclusie trekt dat de organisaties
die zij noemt ... Die zijn sinds 2014, nota bene als eerste door een
PvdA-minister, onderzocht. Wat doen ze? Welke activiteiten verrichten
ze? Er zijn allemaal organisaties die maatschappelijk actief zijn, die
huiswerkbegeleiding aanbieden, die tijdens corona voedselpakketten
hebben uitgedeeld ... En ja, ze bieden ook een vorm van onderwijs aan
kinderen en jongeren. Volgens mij is het te kort door de bocht om die
organisaties gewoon in één klap weg te zetten als een marionet van
Turkije of welk land dan ook. Daar verzet ik mij gewoon tegen. Ik verzet
me niet tegen het feit dat we mensen moeten beschermen als ze last
hebben van buitenlandse inmenging. Dat moeten we doen. Maar ik verzet me
er wel tegen dat er hele groepen worden weggezet als probleem, als lange
arm, alsof mensen zelf niet in staat zijn om hun eigen mening te kunnen
vormen.
De voorzitter:
De heer Boon had ook nog een vraag. Ik wil u vragen om kort en krachtig
een vraag te stellen.
De heer Boon (PVV):
Ik ga mijn best doen, voorzitter. Ik ga me ook ergens tegen verzetten,
namelijk tegen de karikatuur die mijn ambtsgenoot Ergin van DENK hier
neerzet over de weekendscholen. Hij doet net alsof het hele geweldige
organisaties zijn die arme kindjes beschermen tegen de boze rechtse
regering. Maar de werkelijkheid is anders. Ik ken bijvoorbeeld het
islamitische centrum Ar-Rahmah in Veenendaal, waarvan de islamleraar
Musa Ibn Yusuf zei dat Nederlandse moslims verplicht zijn om
niet-moslims te haten en dat saamhorigheid fout is. Uit eerder onderzoek
bleek dat kinderen op weekendscholen al vanaf 5 jaar geleerd werd om
Joden en homo's te haten, want dat zijn vijanden van de islam. Dan kunt
u toch niet zeggen dat dit soort instellingen iets bevorderen? Dit soort
instellingen zijn juist heel slecht. Ik hoop dat u daarop wil
reflecteren.
De voorzitter:
Een punt van orde van mevrouw Piri.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik heb geen idee over wie dit gaat, maar we hebben hier wel een algemene
regel, namelijk dat we mensen die hier niet aanwezig zijn — dit gaat
kennelijk gewoon over een Nederlandse staatsburger — hier niet gaan
benoemen. Ik zou het wel netjes vinden om dat ook gewoon zo te houden.
Er worden hier quotes van een volgens mij voor ons allemaal onbekende
persoon geuit. Dat doen we niet in debatten.
De voorzitter:
Mevrouw Piri heeft wel een punt. We gebruiken geen namen van mensen die
zich hier niet kunnen verdedigen, dus ik wil u vragen om dat ook niet
meer te doen. Meneer Ergin, u kunt hierop reageren. Ik wil u ook vragen
om dat wat korter te doen.
De heer Ergin (DENK):
Ik ken de voorbeelden niet. Ik weet dat de heer Boon van fake news is en
allemaal AI-foto's bewerkt in zijn privétijd. Ik weet niet of dit daar
een voorbeeld van is. Maar wat we hier zien is gewoon het
problematiseren van organisaties die bijdragen aan de samenleving. Die
worden hier even weggezet als de lange arm en nu weer als
antidemocratisch, alsof al die vrijwilligers die daaraan bijdragen 's
ochtends opstaan, naar die organisatie gaan en denken: hoe gaan we
ervoor zorgen dat mensen Nederland vandaag nog meer gaan haten? Dat is
natuurlijk volstrekte flauwekul. Het is volstrekte flauwekul wat de heer
Boon van de PVV hier naar voren brengt. Als er iemand is die haat
creëert, dan is dat de partij van de heer Boon. En nu doet hij het zelf,
door hier allemaal zaken wild in het rond te slingeren die totaal niet
kloppen. De heer Boon zou zich moeten schamen.
De voorzitter:
Meneer Boon heeft een vervolginterruptie. Ik wil u nogmaals vragen om
het kort, krachtig en feitelijk te houden en een vraag te stellen.
De heer Boon (PVV):
We zien het weer precies. De linkse partijen doen weer net alsof ze niet
weten waar het over gaat. Deze quotes zijn tijdens het vragenuur
behandeld. Men weet dondersgoed waar dit over gaat. Maar goed, ik wil
wel concluderen dat als kinderen geleerd wordt dat ze homo's en Joden
moeten haten, dat ze niet-moslims moeten haten ... Ik wil concluderen
dat DENK zegt dat deze organisaties een bijdrage leveren aan onze
samenleving. De PVV denkt daar totaal anders over. We gaan het hier niet
over eens worden met elkaar. Maar dit laat heel goed zien waar DENK voor
staat, de haat die zij een bijdrage vinden aan onze samenleving, en waar
de PVV voor staat.
De voorzitter:
Ik heb geen vraag gehoord, en dat is wel de essentie van een
interruptie. Meneer Ergin, ik wil u dus ook vragen om dit te laten gaan.
De heer Boomsma heeft namelijk nog een interruptie en we hebben nog een
aantal sprekers.
De heer Boomsma (NSC):
Ik ga toch nog even door op wat mevrouw Becker vroeg. Ik lees in het
Clingendaelrapport gewoon dat ruim 40% van de Turkse Nederlanders wil
dat de Nederlandse overheid die de heer Ergin zo bekritiseert, de
Turks-Nederlandse gemeenschap beter beschermt tegen negatieve invloed
vanuit Turkije. 40% wil dat. Mijn vraag is dus: wat vindt DENK dat wij
op basis van dit onderzoek zouden moeten ondernemen als Nederlandse
regering richting Turkije? Of vindt hij dat daar geen gevolg aan moet
worden gegeven?
De heer Ergin (DENK):
U haalt nu één onderdeel uit het onderzoek. Ik wil echt niet de
incidenten die er zijn ... Er zullen heus wel mensen zijn die zich
onveilig voelen door een statelijke actor, in dit geval Turkije. Maar
volgens mij hebben we twee dagen terug — misschien is dat waarom u dat
niet heeft gelezen — nog een rapport gekregen, van het Verwey-Jonker
Instituut. Mevrouw Becker heeft het meegenomen. Daarin wordt nader
toegelicht wat dat cijfer nou betekent. Ik wil echt niets afdoen aan
mensen die zich echt onveilig voelen of zaken hebben meegemaakt waarvan
we allemaal zeggen: dat mag onze staatsburgers niet overkomen. Maar de
verklaring die de onderzoekers daarvoor geven, ligt bijvoorbeeld in het
feit dat mensen op dit moment de Turkse regering, of straks de
oppositie, gewoon niet fijn vinden. Dat mag. Mensen mogen dat vinden. In
tweede instantie gaat het er bijvoorbeeld om dat mensen zeggen: we
moeten verplicht de dienstplicht afkopen en daar moeten we een
geldbedrag voor betalen, maar dat willen we eigenlijk niet. Daar heeft
het mee te maken. Een derde verklaring — die staat ook in het rapport
van Verwey-Jonker — is dat er bijvoorbeeld wordt gezegd: als wij naar
het consulaat gaan, vinden we dat allemaal te ingewikkeld en
bureaucratisch. Daar liggen de gevoelens van onveiligheid. Het cijfer
waar u naar verwijst, geeft aan: daar zouden we bescherming van nodig
hebben.
Dezelfde populatie, dezelfde groep, zegt even verderop in het onderzoek
bijvoorbeeld over weekendonderwijs, wat hier nu de hele tijd wordt
bekritiseerd: we vinden het eigenlijk wel prima dat het gebeurt. Dus als
je het onderzoek in volledige samenhang bekijkt, dan moeten we inderdaad
stilstaan bij het feit dat mensen die zich onveilig voelen, geholpen
moeten worden, maar we moeten niet hele groepen wegzetten alsof ze onder
het juk van Erdogan en dan ook nog eens hier in Nederland leven. Dat is
niet aan de orde. Wat wel aan de orde is, is dat wat we vandaag
...
De voorzitter:
Dit is wel een hele lange zin, meneer Ergin.
De heer Ergin (DENK):
Maar dit is wel een hele belangrijke vraag, voorzitter. Ik wil het wel
goed toelichten. Want er staat ook in de onderzoeken ... Juist wat we
hier vandaag zien ... Kijk, voor mij maakt het persoonlijk niet uit. Ik
kan mezelf verdedigen, maar mensen in de samenleving zijn het helemaal
zat dat ze dit soort vragen moeten beantwoorden. "Wat vindt u daarvan?"
"Wat vindt u hiervan?" "Kunt u iets verklaren?" En dan weer over Erdogan
en dan weer over een quote, iets wat door iemand is gezegd waar mensen
niet eens van weten. De kern van de oplossing — dat zeggen al die drie
onderzoeken — ligt in het feit dat we mensen niet meer op een hoop
gooien, dat we ze erkennen. Dat is wat er moet gebeuren. We kunnen wel
cijfers uit het onderzoek halen, maar dan komen we niet verder.
De voorzitter:
Ik wil wat ruimte geven, maar ik merk dat mijn herhaaldelijke oproep om
kort en krachtig een vraag te stellen vrij ruim geïnterpreteerd wordt.
Ik wil dus nogmaals een klemmend beroep op u doen. Anders moet ik
langzamerhand steeds strenger worden. Dat doe ik niet graag, maar dat
zal ik wel doen voor de orde. De heer Boomsma, graag kort, krachtig, en
een vraag.
De heer Boomsma (NSC):
Het is goed dat de heer Ergin wat context schetst. Ik zie ook dat er
positieve trends zijn. Uit het onderzoek blijkt ook dat nieuwe
generaties zich meer identificeren met Nederland et cetera. Dat is dus
allemaal goed. Maar wat hij net als verklaringen aangeeft ... Kijk, last
hebben van bureaucratie op het consulaat is natuurlijk wat anders dan je
onveilig voelen of willen dat de Nederlandse regering je beschermt. Dat
is een. Maar wat ik wel positief vond, is dat hij aangaf dat er echt een
probleem zit in het gedwongen afkopen van militaire dienstplicht. Is hij
het er dan mee eens dat wij als Nederland diplomatieke stappen moeten
ondernemen om daarvan af te komen?
De heer Ergin (DENK):
Dit is dus precies het probleem. Dit debat gaat over buitenlandse
inmenging. We willen niet dat andere landen zich bemoeien met wat er bij
ons gebeurt. Nu wordt aan mij de vraag gesteld of Nederland zich moet
bemoeien met hoe ze in Turkije omgaan met dienstplicht. Daarvoor moet de
heer Boomsma bij parlementariërs in Ankara zijn, niet bij mij. Ik ga
daar namelijk niet over. Ik ga over wat er in Nederland gebeurt. Dat is
waar ik over ga. Als meneer Boomsma vindt dat die dienstplicht er niet
meer moet zijn — ik zou daar persoonlijk ook blij mee zijn — dan moet
hij wel in Ankara zijn, niet hier in Den Haag.
De voorzitter:
Volgens mij is dit punt voldoende besproken op dit moment. Ik zie geen
interrupties meer; dat is fijn.
Dan wil overgaan naar de volgende spreker. Dat is mevrouw Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank ook de leden van het kabinet en hun
ambtelijke ondersteuning omdat zij hier in groten getale op dit tijdstip
zijn om dit debat te volgen en hopelijk ook de vragen die we aan hen
gaan stellen te beantwoorden.
Ongewenste buitenlandse beïnvloeding vormt namelijk wel degelijk een
dreiging voor de Nederlandse democratische rechtsstaat. Dat schrijven
ook de AIVD en NCTV in het rapport dat ik net al noemde. Verschillende
landen, zoals Marokko, Turkije, Iran en China, richten zich op
gemeenschappen in Nederland voor hun eigen belang. Dat kan zijn door
tegenstanders monddood te maken met dreigementen of door de publieke
opinie en de politiek in Nederland te beïnvloeden. Marokko en Turkije
sturen jaarlijks extra staatsimams naar Nederland tijdens de ramadan.
Een land als Turkije heeft 148 Diyanet-moskeeën en 12 weekendscholen.
China heeft inmiddels zelfs 28 weekendscholen hier. Rond Turkse
verkiezingen ontvingen inwoners brieven met een stemadvies. Dit soort
landen proberen hier ook gemeenschappen in te zetten voor spionage of om
financiële redenen, zoals Eritrea doet met de diasporabelasting.
Wie inwoners spreekt die met dit soort ongewenste buitenlandse inmenging
te maken hebben, hoort de ergste verhalen. Inwoners willen van hun
Marokkaanse paspoort af en voelen zich geïntimideerd. Een kwart van de
Nederlanders met een Turks paspoort voelt zich volgens het onderzoek van
Clingendael onveilig; daar hadden we het net al over. Wat moeten we
denken van het Iraanse regime? Mijn eigen fractiegenoot Ulysse Ellian
heeft die intimidatie aan den lijve ondervonden. Hij heeft daar recent
ook een interview over gegeven. Wij kunnen dus ook van dichtbij van hem
horen hoe heftig dat is. Het is ongehoord dat een volksvertegenwoordiger
in Nederland die intimidatie hier moet meemaken.
Of denk aan de moedige Chinese studente die ik deze week nog sprak, die
vertelde over de intimidatie vanuit China hier in de leslokalen, hier in
de collegezalen. Ze vertelde over bepaalde onderzoeksprogramma's en
bepaalde onderzoeksonderwerpen die niet zouden mogen worden behandeld en
dat daar dreigementen tegenover staan. China zet als land het grootste
offensieve spionageprogramma uit de geschiedenis tegen ons in. In
Australië worden inwoners uit China inmiddels met allerlei dreigementen
geïntimideerd om de extraterritoriale wetgeving die op Hongkong van
toepassing is ook daar te handhaven. Weet de minister of dit ook al in
Nederland aan de orde is richting inwoners met een Chinese
achtergrond?
Er is in een vrij land als Nederland geen plek voor intimidatie door
buitenlandse regimes. Gelukkig hebben we een aantal belangrijke stappen
gezet. Minister Blok verbood buitenlandse politici in Nederland campagne
te voeren binnen drie maanden voor de verkiezingen. Minister Yeşilgöz
kwam met een wet om spionage zelfstandig strafbaar te stellen. Minister
Van Weel kwam met een wet waardoor burgemeesters en het OM inzicht
kunnen krijgen in de financiële stromen richting organisaties zoals
moskeeën. Staatssecretaris Paul heeft wetgeving in voorbereiding om bij
weekendscholen signaalgericht toezicht te houden. Staatssecretaris Nobel
komt met een nieuwe integratieagenda, waarbij hij kritischer kijkt met
welke gesprekspartners SZW om tafel zit voor integratiebeleid. Ik zie
het echt: het glas is halfvol. Maar het podium in Nederland voor
buitenlandse inmenging is er nog wel. In dat kader is het teleurstellend
dat haatpredikers, die net ook al door de heer Eerdmans genoemd werden,
toch naar Utrecht konden komen, tegen het besluit van het kabinet in,
omdat de voorzieningenrechter anders besloot. Wat kan het kabinet in de
toekomst doen om toch de buitenlandse beïnvloeding via predikers tegen
te gaan, vraag ik ook aan de minister van JenV. Kan het kabinet
haatpredikers sneller signaleren of beter signaleren in het SIS-systeem?
Kan het kabinet überhaupt met een hernieuwde inzet komen voor een
imamopleiding, zodat we het automatisme van de tewerkstellingsvergunning
voor geestelijk bedienaren kunnen schrappen, zodat we niet ieder jaar
imams en predikers vanuit het buitenland hiernaartoe hoeven laten komen?
Voorzitter. Dan de weekendscholen. Complimenten voor de wetgeving die in
aantocht is, maar wat kunnen we in de tussentijd doen? Het kabinet heeft
gesprekken gevoerd met landen die hier weekendscholen financieren. Welke
landen zijn dat? Wat is daar besproken? Zijn die actief verzocht inzage
te geven in lesmateriaal of toegang tot de scholen te verschaffen en, zo
nee, waarom niet? Staan de weekendscholen op de agenda van de minister
van Buitenlandse Zaken in zijn diplomatieke gesprekken met de landen die
het betreft en, zo nee, waarom niet? In het hoofdlijnenakkoord staat dat
er gewerkt zal worden aan een slim verbod om het religieuze instellingen
te verbieden om voor meer dan een bepaald percentage financieel
afhankelijk te zijn van een buitenlands regime. Wanneer kunnen wij
resultaat van het onderzoek dat daarnaar loopt verwachten, zo vraag ik
de minister van JenV.
Dan iets waarover wij al langer optrekken met mevrouw Piri: een
meldpunt. Al jaren dringt de Kamer in deze debatten aan op een meldpunt
tegen buitenlandse intimidatie. Nu schrijft het kabinet over een pilot,
maar het is onduidelijk wat daarvan de status is. Gebeurt er ook al echt
iets in de praktijk? Zo ja, wat dan? Kan het kabinet toezeggen dat die
pilot voor de zomer is omgezet in een echt meldpunt? We hadden precies
deze vragen al in 2023. Ik zou echt meer tempo willen op dit punt.
De voorzitter:
Kunt u tot een afronding komen?
Mevrouw Becker (VVD):
Ja, ik ga tot een afronding komen. Ik heb nog twee dingen. Ten eerste de
buitenlandse verkiezingen in Nederland. Wij vinden als VVD dat die niet
zo ruim baan zouden moeten krijgen als ze nu krijgen. Kijk naar wat er
gebeurde rond de vorige Turkse verkiezingen: rellen in de RAI. Volgens
mij heeft het kabinet de mogelijkheid om ook dit soort verkiezingen
gewoon per post te laten organiseren. Kan het kabinet dat ook gaan
regelen?
Tot slot de vraag aan staatssecretaris Paul: hoe staat het met de
uitvoering van het onderzoek naar de oerconservatieve
financieringsstromen uit christelijke hoek vanuit het buitenland, die
gericht zijn op het ondermijnen van vrouwenrechten en lhbt-rechten in
Nederland?
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een interruptie van mevrouw Piri.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik was al bezorgd toen ik mevrouw Becker hoorde zeggen "glas halfvol" en
"complimenten". Ik dacht: waar blijft dat meldpunt nou? De motie die we
samen hebben ingediend was namelijk heel duidelijk. Volgens mij hadden
we die met z'n drieën ingediend, ook met D66. Maar er gebeurt helemaal
niks. Misschien is het antwoord wel dat niemand van het grote aantal
mensen dat voor ons zit zich verantwoordelijk voelt. Mijn vraag aan
mevrouw Becker is dan ook: denkt zij dat bijvoorbeeld ook het aanstellen
van één nationale coördinator, die verantwoordelijk is voor dit thema,
misschien zou kunnen helpen om hier wat meer vaart in te brengen?
Mevrouw Becker (VVD):
Ten eerste: mevrouw Piri hoeft zich echt geen zorgen te maken over onze
motivatie op dit onderwerp. We blijven graag samen optrekken en we zien
dat er nog te weinig gebeurt. Ik vond het ook bizar om in de stukken te
lezen dat het kabinet zegt: mogelijk naar aanleiding van de pilot
waarover we u in de toekomst nog gaan informeren, kunnen we mensen die
zich dus echt zorgen maken en in nood verkeren misschien wel meer
aanvullend perspectief geven, want nu zitten ze vaak nog onder de
drempel van het strafrecht en is er wel sprake van intimidatie, maar is
het nog geen strafzaak. Nee, een land als Iran doet dat natuurlijk heel
subtiel. Dat weet precies hoe ze dat moeten doen. Iemand krijgt een
briefje van: "Hé, hallo. We weten dat jij inderdaad ooit in Iran geboren
bent." Daarmee zegt het eigenlijk: we weten héél goed waar je woont. Dat
is gewoon een dreigement. Ook al is het dus onder de drempel van het
strafrecht, ik zie dat niet als een reden om niet zo'n meldpunt heel
serieus te nemen, omdat dit wel staatsburgers zijn die in veiligheid
moeten worden gebracht. Mevrouw Piri, ik zou de oproep dus graag samen
aan het kabinet willen doen. Ik hoop gewoon dat we voor de zomer een
fysiek meldpunt kunnen krijgen. Als het blijft bij onderzoek en weer
nieuwe brieven, dan moeten we inderdaad andere aanvliegroutes gaan
overwegen.
De voorzitter:
Mevrouw Piri, een vervolgvraag.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Een van de redenen voor dat meldpunt is dat we hier gewoon liquidaties
hebben gehad. We hebben het hier niet alleen maar over "onder het
strafrecht". We hebben gewoon liquidaties gehad op Nederlands
grondgebied, bijvoorbeeld van een Iraniër in 2017. Mevrouw Becker kent
het voorbeeld vast. Die had zeven keer aangifte gedaan van bedreiging en
intimidatie door de Iraanse autoriteiten. Die is hier geliquideerd. Ik
heb een vraag aan mevrouw Becker: heeft zij, met alle maatregelen die de
afgelopen acht jaar zijn genomen, het idee dat wanneer een Iraanse
Nederlander in 2025 aangifte doet bij de politie, dat nu serieuzer wordt
genomen en op een andere manier wordt opgepakt? Of bestaat de
mogelijkheid dat er in die acht jaar gewoon onvoldoende is gebeurd om
dit soort Nederlanders, die op dodenlijsten van buitenlandse mogendheden
staan, te beschermen?
Mevrouw Becker (VVD):
Ik kan natuurlijk niet voor iedere casus spreken. Ik denk dat er echt
gevallen zijn waarbij heel alert wordt gehandeld en mensen echt in
veiligheid worden gebracht. Maar niets voor niets noemde ik het citaat
uit de brief waarin dan wordt gesproken over dat bepaalde zaken onder de
drempel zitten van het strafrecht, want dat zijn waarschijnlijk precies
die zes meldingen die vooraf zijn gegaan aan die liquidatie. Dan vind ik
eigenlijk dat dat juist op zo'n meldpunt gewogen moet worden: we hebben
hier wel te maken met een regime dat op een heel andere manier handelt
dan hoe wij met ons strafrecht omgaan en ook al zit het onder die
drempel, we moeten nu toch andere dingen gaan doen. Dan lees ik heel
cryptisch: dat perspectief kunnen we misschien gaan bieden nadat de
pilot afgerond is. Ik heb deze weken eens in het veld gevraagd, ook in
de sociale sector, of iemand concreet wat merkt van die pilot en
eigenlijk kan niemand mij vertellen wat daar gebeurt. Dus dat is vandaag
mijn vraag aan het kabinet. Wat gebeurt daar concreet waardoor we dat
vertrouwen wel kunnen gaan hebben, dat die mensen bijvoorbeeld uit Iran
echt serieus worden geholpen als ze zich daar melden?
De voorzitter:
Dank u wel. Volgens mij heeft de heer Eerdmans nog een
interruptie.
De heer Eerdmans (JA21):
Ik zag ook even in het glas te loeren: hoe vol of hoe leeg is het? Ik
ken de gedrevenheid van mevrouw Becker, maar als ik heel eerlijk kijk
naar het hoofdlijnenakkoord en de punten zie die daarin heel goed en
terecht zijn omschreven, vraag ik me af wat daar nu werkelijk misschien
half van is gerealiseerd. Daar word ik wel een beetje treurig van. En
dan denk ik ook dat als het puntje bij paaltje komt, we aan de Kamer
hebben te danken dat die Khatib Nederland niet in is gekomen. Dat is
eigenlijk een opdracht aan het kabinet geweest vanuit de Tweede Kamer.
Dus waarmee moeten wij nou zo tevreden zijn in dit hele gloedvolle
betoog van de VVD om het kabinet te prijzen?
Mevrouw Becker (VVD):
Ik zeg zeker niet dat het al voldoende is. Anders zou ik hier niet
zitten met weer allerlei extra vragen en aanvullende wensen. Maar ik
vind het wel goed om ons te realiseren dat ook de afgelopen jaren,
waarin de VVD ook de verantwoordelijkheid heeft gedragen, met een heel
aantal andere partijen hier, wel stappen zijn gezet. Het is inmiddels
denk ik vier of vijf jaar geleden dat de heer Paternotte en ik nog samen
optrokken en zeiden "het kan toch niet waar zijn dat je hier
weekendscholen hebt uit Turkije en uit China" en het antwoord vanuit vak
K was: wij weten niet wat daar gebeurt en er is ook geen rol van de
overheid. Terwijl hier gaat om Nederlandse kinderen.
Inmiddels zit hier een staatssecretaris die wetgeving in consultatie
heeft gebracht om er wat aan te doen. Dan is voor mij wel het glas
halfvol, want dan brengen we een heel moeilijke politieke discussie
dichterbij. We hebben afgelopen week een debat gehad met minister Van
Weel naar aanleiding van de POCOB, het parlementair onderzoek naar die
ongewenste buitenlandse beïnvloeding, waarin iedereen zei: maak die
geldstromen transparant en kan ze bevriezen. Dat konden we niet. Nou,
met dit wetsvoorstel gaat dat eindelijk lukken, als we dat hopelijk
binnenkort hier gaan aannemen en dan in de Eerste Kamer wordt
aangenomen. En nee, het is niet voldoende, maar soms wordt de suggestie
gewekt alsof we over dit onderwerp alleen maar praten en geen stappen
zetten en ik durf te beweren dat we in ieder geval ook met mijn partij
in het kabinet, maar, zoals ik net al zei, ook met heel aantal partijen
die zich gewoon zorgen maken over onze democratie, niet alleen rechts,
maar ook links, stappen zetten. Dat is ook goed om in een debat als dat
van vandaag te benoemen.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie verder geen interrupties meer. Of toch wel? Meneer
Eerdmans, kort.
De heer Eerdmans (JA21):
Wat mij dus nogal stak, is de VVD-opstelling bij het voorstel om
Nederlandse IS'ers terug te halen uit Syrië. Terroristen. Dat begrijp ik
gewoon echt niet. Ik zag een tweet van mevrouw Michon-Derkzen, een
collega van mevrouw Becker, op 3 februari die heel groot het woord
"niet" zette boven een bericht van De Telegraaf dat wij onze IS'ers —
onze IS'ers, hè — wel of niet moeten terughalen naar Nederland. Kortom,
is het VVD-beleid of het VVD-voornemen in ieder geval om dit nu niet
meer te willen, dat wij Nederlandse bij IS aangesloten mensen actief
gaan terughalen naar Nederland?
Mevrouw Becker (VVD):
Ja, en we hebben ook nooit een ander standpunt gehad. We hebben nooit
het standpunt gehad dat het een goed idee zou zijn om actief IS-gangers
terug te halen naar Nederland. Deze mensen hebben ieder recht op een rol
in de Nederlandse samenleving verspeeld. Deze mensen moeten lekker daar
blijven, omdat ze dachten dat ze als vijand van de Nederlandse Staat ons
leven helemaal kapot zouden gaan maken. Dan hebben ze hun recht
verspeeld om terug te komen. Maar we leven wel in een rechtsstaat. Dus
als er een rechter is die uiteindelijk oordeelt dat iemand die daar zit
straffeloos wordt als we die niet terughalen en we het risico lopen dat
in onze samenleving uiteindelijk iemand zelfstandig terugkomt die niet
meer te bestraffen is en we gelet op zo'n rechtelijke uitspraak niet
anders kunnen dan iemand daadwerkelijk terug te halen — daar verwijst de
heer Eerdmans naar; dat is in het verleden een aantal keer gebeurd — is
niet meteen het politieke standpunt van de VVD dat we het een goed idee
vinden om mensen hierheen te halen. Maar we hebben ook te maken met
rechterlijke uitspraken. Wij zullen er, ook met mevrouw Michon, alles
aan doen om er in ieder geval geen politiek ideaal van te maken om
mensen te gaan terughalen. Er zijn ook partijen die dat een goed idee
vinden. Dat is niet mijn partij. Wij vinden dat die mensen daar moeten
blijven en ieder recht op een toekomst in Nederland hebben
verspeeld.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we naar de heer Paternotte. Het schiet ook aardig
op met de interrupties, dus ik denk dat het steeds vlotter gaat.
De heer Paternotte (D66):
Dank u wel, voorzitter. Nederland is een vrij land. Dat betekent dat
iedereen die hier mag zijn of wonen ook vrij moet kunnen zijn, vrij van
inmenging of intimidatie vanuit een ver buitenland, dus ook en misschien
wel juist als je wortels buiten Nederland hebt. Daar gaat dit debat wat
D66 betreft over.
Ik wil vijf zaken langslopen. Het werd net al even genoemd dat
VVD-collega Ellian bekendmaakte dat hij na zijn start als Kamerlid een
dreigende mail had ontvangen van de Iraanse ambassade, met als
boodschap: je bent van ons het en we houden je in de gaten. Dat is
onacceptabel. Ik zou van de minister van Buitenlandse Zaken willen weten
of de Iraanse ambassadeur hiervoor ontboden is of dat er andere stappen
gezet zijn. Is hem bekend of zulke intimidatie van politici van buitenaf
nu vaker voorkomt?
Voorzitter. Elon Musk heb ik nog niet gehoord. Inmenging in onze
politiek zien we namelijk steeds vaker vanuit een bondgenoot. Musk voert
actieve haatcampagnes tegen democratisch gekozen leiders in de EU.
Binnenkort gaan de Canadezen naar de stembus. Ook daar zou Musk zich
kunnen gaan mengen. Voor de helderheid: natuurlijk mag iedereen een
mening hebben en die delen, maar je eigen platform manipuleren zodat
mensen alleen nog die mening zien, kan natuurlijk niet. Meerdere
Europese leiders durven op te staan tegen deze digitale inmenging, maar
het Nederlandse kabinet is muis- en muisstil. Waarom is dat? Gaat het
kabinet wel handelen als Musk zich in Nederlandse verkiezingen gaat
mengen of laten we dat ook gebeuren?
Voorzitter. Dan het wetsvoorstel voor toezicht op weekendscholen.
Mevrouw Becker noemde het net. Volgens mij is het zes jaar geleden dat
wij een motie indienden die daarom vroeg. Het kan niet snel genoeg
komen, na jaren van berichten over Turkse en Chinese weekendscholen,
gefinancierd vanuit die regeringen. Inlichtingendiensten waarschuwen al
heel lang voor de manier waarop de Chinese Communistische Partij de
diaspora gebruikt als verlengstuk van de regering, of Chinese
Nederlanders dat nou willen of niet. Dat is heel problematisch, want je
hoeft maar een Chinese AI-app als DeepSeek uit te testen en je komt in
een soort wereld terecht waarin het uitstekend gaat met de Oeigoeren in
Xinjiang, Taiwan een provincie van China is, er helemaal nooit een
studentenopstand was op het Tiananmenplein, en ook een wereld waarin de
westerse democratie een decadente achterhaalde illusie is. Hebben er
inmiddels gesprekken plaatsgevonden met de Chinese overheid over dit
onderwijs? Wat hebben die opgeleverd? Wij hebben vaak gevraagd om dat
toezicht. De wet zou zich richten op het aanzetten tot haat, geweld en
discriminatie, maar gaat de wet ook effect hebben op andere vormen van
ondermijning van onze maatschappij, zoals bij de Chinese weekendscholen,
die ik net als voorbeeld noemde? Voorziet de wet ook in het openbaar
maken van lesmaterialen? Zo nee, zou dat alsnog kunnen?
Voorzitter. Dan de lange arm van Rabat. De AIVD waarschuwt structureel
voor allerlei vormen van inmenging en intimidatie van Marokkaanse
Nederlanders die kritiek uiten op de Marokkaanse regering. Het is dan
ook een serieuze inbreuk op onze nationale veiligheid dat de
Marokkaans-Nederlandse medewerker van de NCTV staatsgeheimen bleek door
te spelen aan de Marokkaanse overheid. Veel Marokkaanse Nederlanders
voelen zich hierdoor bedreigd. Ik wil graag weten of er gevoelige
informatie over mensen in Nederland naar Marokko is gesluisd. Is er
contact met de mensen in Nederland die hier last van kunnen krijgen? In
de plannen van deze bewindspersonen lezen we veel over monitoren, melden
en analyseren. Dat is goed, maar dat is nog geen oplossing. Wat doet de
overheid specifiek voor Marokkaanse Nederlanders die van hun Marokkaanse
nationaliteit af zouden willen? Hoe kan de overheid hen helpen als zij
zich niet veilig voelen als gevolg van inmenging vanuit Rabat? Kan er
bij het centrale meldpunt dat er gaat komen bijvoorbeeld ook worden
gezorgd voor doorverwijzing naar de juiste hulpverleners? Kan het
kabinet bevestigen dat er toch weer vertegenwoordigers van de nationale
politie waren bij de grote iftar van het Marokkaanse consulaat in
Utrecht? Mijn vraag is of we dat echt moeten willen. Welk signaal geeft
dit af aan Marokkaanse Nederlanders die veilig naar de politie willen
kunnen stappen als ze juist last hebben van beïnvloeding vanuit Marokko?
Kan de minister toezeggen dat we dat niet meer doen?
Voorzitter. Dan Turkije. Er vluchten namelijk nog steeds veel
gülenisten, Koerden en anderen uit Turkije uit angst voor vervolging of
erger. Eenmaal in Nederland blijken ze vaak nog steeds niet veilig. We
zien over de rest van de wereld ook verhalen over gijzelingen van
aanhangers van Gülen en dingen die worden gemeld bij de Turkse overheid.
Het is onze taak om politieke vluchtelingen te beschermen tegen
vervolging, niet alleen door opvang te bieden, maar ook door iets te
doen tegen deze dreigingen en te laten zien dat wij hen zien. Wat doet
het kabinet nu voor deze groep? Is er voldoende zicht op deze
dreiging?
Voorzitter, tot slot. Samen sta je sterker. Daarom vraag ik de minister,
in het belang van al die diasporagroepen in Nederland: vorm een coalitie
van landen tegen buitenlandse beïnvloeding van diasporagemeenschappen,
naar voorbeeld van de Media Freedom Coalition. Deze landen kunnen zich
samen uitspreken, kennis met elkaar delen en zo samen sterk zijn om
vrijheid in hun eigen land te kunnen bieden aan iedereen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat levert geen interrupties op. Meneer Boomsma van NSC, u
bent aan de beurt.
De heer Boomsma (NSC):
Dank, voorzitter. Iedereen in Nederland hoort vrij te zijn van
repressie, dwang en angst voor buitenlandse staten. Dat geldt zeker voor
mensen die hiernaartoe zijn gevlucht op zoek naar veiligheid. Helaas
zijn die repressie en intimidatie aan de orde van de dag. De AIVD
constateert nu dat die mogelijk gaan toenemen. We zagen het gisteren
weer bij Iran, waarvan gezegd wordt dat de grootste dreiging daarvandaan
komt. Er zijn inderdaad moordaanslagen gepleegd. Doen we nou genoeg?
Kunnen we als regering niet meer doen om deze mensen te beschermen? Deze
mensen worden nu beschermd, maar die zijn dan bijna veroordeeld tot
levenslange opsluiting. Kunnen we er niet veel proactiever achteraan
gaan om de oorzaken te bestrijden?
Dan over de pilot. Waarom is dat een pilot? Waarom kunnen we dat
meldpunt niet gewoon openen? En wanneer? Het zou inderdaad sowieso voor
de zomer moeten gebeuren. Wat is nu de stand van zaken? Mensen die
slachtoffer zijn van repressie en intimidatie zijn vaak bang en moeten
dus laagdrempelig toegang hebben tot zo'n voorziening. Wat gaat de
regering doen om ervoor te zorgen dat iedereen, en zeker wie slachtoffer
is, weet waar die moet zijn, weet dat het anoniem kan en dat die
juridisch beschermd is, een ook weet wat er wordt gedaan met die
meldingen? Het rapport van Verwey-Jonker en Labyrinth bevat een hele
serie aanbevelingen. De staatssecretaris reageert in zijn brief van
gisteravond slechts heel summier op een aantal van die punten. Ik wil
graag een reactie op al die aanbevelingen, ook op de zes punten voor
nader onderzoek die in dat rapport worden genoemd. Zijn er nu
richtlijnen voor lokaal beleid over hoe om te gaan met die signalen? Hoe
gaat het kabinet ervoor zorgen dat voldoende kennis over dit fenomeen
terechtkomt bij ambtenaren en professionals?
Dat brengt mij specifiek op de lange arm van Eritrea. Recent zagen we de
dreiging, de rellen tussen voor- en tegenstanders van het regime. Het is
natuurlijk onacceptabel dat lokale conflicten hier worden uitgevochten.
Wat gaat de minister doen aan deze spanningen, ook gezien de noodkreet
van de burgemeester?
Voorzitter. Dan zitten we nog met de diasporabelasting van 2%. Ik vind
het volstrekt onacceptabel dat geld van Nederlanders linea recta naar
zo'n corrupt regime gaat. Vaak gaat dit om uitkeringen. Nederlands
belastinggeld draagt daardoor bij aan de onderdrukking door zo'n staat.
Dat kan echt niet. Die signalen en berichten hierover spelen al zo veel
jaren. Ik heb gelezen dat de minister in 2017 de ambassadeur een keer op
het matje heeft geroepen vanwege die praktijken. Nu lees ik weer in
allerlei rapporten dat dwang wordt ervaren. In nota bene het
landenbericht van Eritrea staat: "Het is vrijwel onmogelijk om gebruik
te maken van consulaire diensten, waaronder het aanvragen van documenten
(…) zonder de diasporabelasting te betalen en een regret form of letter
of regret te tekenen." Die druk wordt dus gewoon uitgeoefend. Ik heb
zelf de afgelopen weken met mensen van Eritrese afkomst gesproken. Zij
bevestigen dat. Er wordt geconstateerd dat het ook gaat om mensen met
een studiefinanciering of een uitkering. Er worden al vijftien jaar
vragen over gesteld en er wordt al vijftien jaar niet doorgepakt. Dat
moet gewoon een keer stoppen. Als we allemaal constateren dat het jaar
in, jaar uit doorgaat, moeten we dat consulaat dan niet gewoon sluiten?
Mensen kunnen altijd nog naar Brussel of Londen, waar het, naar ik hoor,
veel minder speelt.
Er wordt aangegeven dat het verbieden van een diasporabelasting niet
kan, omdat dat in strijd is met internationale verdragen en ook de
Verenigde Staten een vorm van die belasting hebben. Je zou dan toch
moeten kijken of je die verdragen kunt aanpassen en het, met name in het
geval van zulke corrupte en repressieve regimes, wel gaat
verbieden?
Voorzitter. Alweer vijf jaar geleden is artikel 2:20 van het Burgerlijk
Wetboek uitgebreid om de samenleving weerbaarder te maken tegen
antidemocratische organisaties. Hoe gaat het met de toepassing
daarvan?
Dan over de Nederlandse imamopleiding. Dat lijkt nu mislukt, omdat zowel
de onderwijsinstellingen als CMO het curriculum willen bepalen. Maar wat
is nou het juridische obstakel dat wordt gezien? Welke stappen worden er
gezet om de imamopleiding alsnog van de grond te krijgen? Het blijft
namelijk wenselijk dat imams uit Nederland komen en de Nederlandse
situatie kennen.
Tot slot. Mijn buurman refereerde al aan de medewerker van de NCTV bij
wie honderden staatsgeheime documenten thuis zijn aangetroffen, onder
andere van de AIVD en de MIVD, en die waarschijnlijk als spion heeft
gelekt naar Marokko. Mijn vraag aan de minister: hoe wordt prioriteit
gegeven aan het garanderen van de interne informatiebeveiliging en het
monitoren van mogelijke insider threats? Kan de minister ook een
worstcasescenario schetsen van de gelekte informatie in die
NCTV-casus?
De voorzitter:
U bent klaar met uw betoog? Dank u wel. Dat levert een interruptie op
van mevrouw Piri.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik hoor dat mijn collega van NSC in zijn inbreng veel aandacht besteedt
aan diasporagemeenschappen. Daar zitten ook zorgen van mijn fractie.
Maar er is ook een andere vorm van buitenlandse inmenging. Dat hebben we
bijvoorbeeld gezien in het Europees Parlement, met Qatar, met omkoping
en beïnvloeding. Dat is, denk ik, hoe Rusland het in meerdere Europese
landen doet. Dit jaar is er, voor zover ik weet, één land waarnaar
Nederland onderzoek heeft gedaan. Ik heb hier de brieven nog liggen die
we hebben gekregen van de minister van Justitie en Veiligheid en de
minister van Buitenlandse Zaken over alles wat zich rond 7 en 8 november
in Amsterdam heeft gespeeld. Er was toen sprake van ongewenste inmenging
van Israël. Het is een heel summier briefje, maar de conclusie is wel
heel duidelijk: het kabinet vindt dit onwenselijk. Wat vindt de heer
Boomsma daarvan? Vindt ook de heer Boomsma dat wanneer politici,
journalisten en het maatschappelijk middenveld in Nederland op die
manier met buitenlandse inmenging te maken krijgen, ook al is het
wellicht van een bevriende natie, daar heel hard tegen opgetreden moet
worden?
De heer Boomsma (NSC):
Ik heb dat rapport gezien — volgens mij was het een rapport van het
ministerie van Diaspora van Israël — en ik vond dat dat nogal rammelde.
Het rapport rammelde. Het is onwenselijk, dus het is goed dat de
regering het heeft veroordeeld. Ik moet wel zeggen dat ik het van alle
mogelijke vormen van buitenlandse inmenging niet de meest zorgwekkende
vorm vind. Ik maak me meer zorgen over pogingen tot Palestijnse
beïnvloeding in Nederland via demonstraties van Hamas en aan Hamas
gelieerde organisaties. De heer Ergin zei net al: dat is toch geen
staat? Ik denk dat we heel blij mogen zijn dat Hamas geen regering vormt
die overal wordt erkend. Desalniettemin besturen ze wel Gaza. Het is
zeer onwenselijk dat zo'n terroristische, jihadistische organisatie
mogelijk probeert invloed uit te oefenen in Nederland. Dat neemt niet
weg dat dat rapport en de manier waarop dat is verspreid, ook
onwenselijk zijn.
De voorzitter:
Mevrouw Piri, voor haar laatste interruptie.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik besef dat we allemaal politici zijn, maar dit was wel een heel flauw
antwoord, meneer Boomsma. Ik stelde u gewoon een vraag. U maakt het heel
klein. Het klopt dat dat briefje alleen ging over dat rammelende rapport
van het ministerie van Diaspora, maar de vragen van de Kamer gingen over
heel veel zaken. Zo hebben onderzoeksjournalisten van onder andere de
Guardian aangetoond dat de Israëlische inlichtingendiensten vanaf 2015
in Nederland actief zijn en zich schuldig maken aan spionage en
intimidatie. Geen enkele reactie van het kabinet. Het gaat niet alleen
om het rapport dat we hebben gekregen. We zagen een persconferentie van
de Israëlische premier, midden in de nacht, met een aanval op de
burgemeester van Amsterdam en met onjuiste beweringen, waarvan is
vastgesteld dat die gelogen waren, namelijk dat de Nederlandse
autoriteiten van tevoren waren geïnformeerd. We hoorden de
openbaarmaking van de interpretatie van het gesprek tussen president
Herzog en de Koning van Nederland. Er was een ongevraagd bezoek van de
voorzitter van de Knesset en de minister van Buitenlandse Zaken.
Bagatelliseert u het nou niet? Laten we niet met een dubbele maat meten.
U zult mij altijd aan uw zijde vinden wanneer organisaties die op de
Europese terreurlijst staan, hier met illegale praktijken bezig zijn;
daar zal ik altijd tegen optreden. Er is geen enkele twijfel over dat
GroenLinks-PvdA dat niet wil doen, dus doet u dat soort aantijgingen
niet. Laten we ook zeggen dat dat soort inmenging van buitenlandse
staten door niemand gewenst is.
De heer Boomsma (NSC):
Ik deed geen aantijgingen richting GroenLinks-PvdA. Ik dacht oprecht dat
werd verwezen naar dat rapport van het Israëlische ministerie van
Diaspora. Het is onwenselijk als op die manier invloed wordt uitgeoefend
op de discussie in Nederland. Intimidatie, zeker als die gepaard gaat
met dreigementen, is natuurlijk altijd af te wijzen, ook als die gedaan
wordt door Israël of door andere bevriende staten. Ik moet wel zeggen
dat ik me veel meer zorgen maak over de Jodenjacht en het antisemitisme
waarmee het gepaard ging dan over het feit … Ik heb er ook wel enig
begrip voor dat de regering van Israël zich daar bijzonder zorgen over
maakt en dat men, als dat gaande is en men daar beelden van binnen
krijgt, daarop wil reageren en in actie komt. Ik blijf er wel bij dat ik
de mogelijke inmenging van Israël een stuk minder zorgelijk vind dan de
inmenging van Iran of andere landen met repressieve regimes. Daar maak
ik me dus minder zorgen over, zoals ik al aangaf.
Ik ben ook zeker bezorgd over de mogelijke inmenging van Hamas en
Palestijnse organisaties. Ik wil het kabinet nog graag vragen of daar
goed onderzoek naar wordt gedaan, of daar …
De voorzitter:
Ik weet niet of dit zomaar zo kan, meneer Boomsma. U kunt niet in uw
antwoord op de vraag van mevrouw Piri nog een extra vraag stellen. U
heeft al antwoord op haar vraag gegeven en volgens mij is het goed zo,
dus ik stel voor om het daar bij te laten.
De heer Boomsma (NSC):
Oké.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we naar de heer Boon van de PVV.
De heer Boon (PVV):
Dank u wel, voorzitter. De PVV waarschuwt al jaren voor toenemende
ongewenste buitenlandse inmenging in ons land. Ook de AIVD en NCTV
erkennen in hun rapporten dat deze inmenging een serieuze dreiging
vormt. Volgens hen is de impact lastig meetbaar. Maar weet u voor wie
het wel overduidelijk zichtbaar is? Voor de gewone Nederlander. Die ziet
met eigen ogen hoe ons mooie Nederland kapot wordt gemaakt.
We herinneren ons allemaal de gewelddadige rellen in Den Haag,
georganiseerd door Eritrese organisaties, waarbij de stad veranderde in
een oorlogsgebied. Maar liefst 29 agenten raakten gewond. 29! Hoe
beoordeelt dit kabinet de rol van de Eritrese organisatie Brigade
Nhamedu? De militaire leider daarvan, Johannes A., alias John Black,
sprak twee dagen voor de rellen de volgende gewelddadige woorden uit.
"Iedere politieagent die optreedt, moeten wij vernietigen. Brigade
Nhamedu is geen legale beweging. Brigade Nhamedu is een golf, een
gewelddadige kracht. Als golf zullen wij het bloed drinken van iedereen
die onze doelstelling in de weg staat. Brigade Nhamedu is geen vreedzame
beweging." Inmiddels is deze John Black veroordeeld voor het aansturen
van deze rellen. Duitsland onderzoekt Brigade Nhamedu inmiddels als
mogelijk terroristisch netwerk en heeft in dat kader op tientallen
locaties invallen gedaan. Hoe …
De voorzitter:
Meneer Boon, u gaat door en u heeft het vast al in uw betoog verwerkt,
maar we hebben eerder met elkaar geconstateerd dat we geen namen noemen
van mensen die zich hier niet kunnen verdedigen, dus ik zou u toch
willen vragen om daar in uw betoog rekening mee te houden.
De heer Boon (PVV):
Absurd dat zo iemand bescherming krijgt. Absurd.
De voorzitter:
Eenieder die zich hier niet kan verdedigen, krijgt gewoon evenveel
bescherming, meneer Boon.
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Een punt van orde. Net werd ook de naam van Elon Musk genoemd. Toen werd
deze opmerking niet gemaakt.
De voorzitter:
Touché! U mag mij als voorzitter scherp houden. Volgens mij is dit een
geval waarop ik wel kan ingrijpen, omdat het om een staatsburger gaat en
niet om een publiek figuur. Dat probeer ik zo eerlijk mogelijk te doen.
Ik heb de heer Boon hier al eerder op aangesproken. We hoeven denk ik
niet …
De heer Paternotte (D66):
Nee, maar voorzitter, ik denk dat het wel … Ik bedoel, we zullen vaker
namen noemen van mensen die een buitengewoon belangrijke functie bij een
wereldmacht vervullen. Dat doen we hier in huis aan de lopende band. We
hebben het nu over individuen die geen platform hebben en zich hier niet
kunnen verdedigen. Ik denk dat Elon Musk zo ongeveer het allerslechtste
voorbeeld is van iemand die niet kan reageren op aantijgingen en daar
geen kanalen voor heeft.
De voorzitter:
We zullen wel zien wat de heer Musk hiervan vindt. Meneer Boon, u kunt
doorgaan met uw betoog.
De heer Boon (PVV):
Hoe beoordeelt het kabinet de mogelijkheid om deze organisatie in
Nederland te verbieden?
Maar het blijft niet bij Eritrees geweld. In Nederland zijn er ook
rellen met Turken, Syriërs en Marokkanen. Onze straten veranderen in een
strijdtoneel van vetes die buiten onze landsgrenzen thuishoren en waar
Nederland niets mee te maken heeft.
Niet alleen deze conflicten worden hier uitgevochten; ook onze
Nederlandse Joden worden bedreigd en aangevallen. Deze dreiging komt
vaak van radicale buitenlandse krachten, zoals de antisemitische
organisatie Samidoun, die niet alleen Jodenhaat en geweld importeren,
maar ook openlijk terrorisme verheerlijken. Tijdens protesten zien we
vlaggen van Hezbollah, de taliban en IS. Op spandoeken wordt
Hamasterrorisme verheerlijkt. Demonstranten kleden zich als
Hamasstrijder en tonen openlijk hun steun aan deze terreurgroep. Toch
grijpt het Openbaar Ministerie niet in, omdat er nog steeds geen wet is
die het verheerlijken van terrorisme verbiedt. Minister, wanneer komt
het wetsvoorstel dat hier een einde aan gaat maken? Er is geen ruimte
meer voor uitstel. Dit moet zo snel mogelijk geregeld worden.
De PVV wil weten hoe het kabinet gaat optreden tegen ongewenste
buitenlandse beïnvloeding binnen onze universiteiten. Heel Nederland zag
hoe de UvA onder druk van buitenlandse studenten de samenwerking met de
Hebrew University moest stopzetten. Intussen voelen Joodse studenten
zich geïntimideerd, buitengesloten en zelfs onveilig op hun eigen
campus. Dat is een keiharde schande. Sinds de gruwelijke terreuraanslag
van Hamas op 7 oktober circuleren op Instagram Engelstalige accounts die
zich expliciet richten op Nederlandse studenten en antisemitische
propaganda verspreiden. Voorbeelden zijn Nijmegen Encampment, dat het
omstreden Samidoun-kopstuk Khatib uitnodigde, en groepen als Encampment
Leiden, UvA Intifada en Student Intifada NL. Worden deze organisaties
gemonitord? Wordt onderzocht of zij vanuit het buitenland worden
aangestuurd? Daarom heeft de PVV de volgende vraag aan de minister. Voor
ons is het volstrekt onacceptabel dat buitenlandse studenten en docenten
op Nederlandse universiteiten antisemitisch gedachtegoed verspreiden.
Onderwijsinstellingen horen geen vrijplaats te zijn voor Jodenhaat. Is
het kabinet bereid om hier eindelijk keihard tegen op te treden? Kunnen
buitenlandse studenten en leraren niet alleen vóór maar ook tíjdens hun
verblijf worden gescreend op betrokkenheid bij of sympathieën voor
Jodenhaat? Wordt gecontroleerd op banden met extremistische of
antisemitische organisaties, of is de minister bereid dit mogelijk te
maken?
Afsluitend. De feiten liegen er niet om. Ongewenste buitenlandse
beïnvloeding bedreigt onze veiligheid, onze samenleving en onze
democratische waarden. Van gewelddadige rellen en geïmporteerde
conflicten tot verheerlijking van terrorisme op universiteiten en in
onze straten: Nederland mag dit niet langer tolereren. Wanneer gaan deze
ministers en staatssecretarissen eindelijk ingrijpen?
Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw bijdrage. U heeft een interruptie van de heer
Ergin.
De heer Ergin (DENK):
Ik heb heel goed geluisterd naar het verhaal van meneer Boon. Wat een
verschrikkelijk verhaal is dit. Alsof de PVV brandschoon is als het gaat
om buitenlandse inmenging. De heer Boon schetst hier een verhaal alsof
Nederland in handen is van buitenlandse statelijke actoren die Nederland
hebben overgenomen en die zelfs ons straatbeeld bepalen, wat natuurlijk
totale onzin is. Maar als we bijvoorbeeld kijken naar de PVV als het
gaat om buitenlandse inmenging, dan hebben we gezien dat de AIVD de
fractievoorzitter van de heer Boon, Wilders, heeft gevolgd omdat hij
vaker bij de Israëlische ambassade was dan thuis. Als we wat teruggaan
in de tijd, dan zien we dat bij de kabinetsformatie een
kandidaat-minister van de PVV nota bene door de AIVD, door onze eigen
veiligheidsdienst, is afgekeurd omdat hij staatsgevaarlijk is. Dus hoe
durft de heer Boon hier een beeld te schetsen over groepen mensen in
onze samenleving, alsof zij pionnen zijn van buitenlandse diensten,
terwijl de PVV dat zelf is? Hoe durft u, zou ik aan de heer Boon willen
vragen.
De heer Boon (PVV):
Ik kan hier heel kort op reageren. Ik vind het volstrekte onzin. U maakt
een karikatuur van mijn inbreng. Ga eens praten met Nederlanders die
echt last hebben hiervan, van Eritrese rellen. Hebt u gezien wat voor
bende in Den Haag aangericht is? Een waar oorlogsgebied, 29 agenten
gewond. En dan komt u met dit soort futiliteitjes? Kom op, mensen!
De heer Paternotte (D66):
Ik zit voor het eerst met de heer Boon in een debat, maar ik verbaas me
er toch een beetje over dat hij een heel belangrijk deel van de
inmenging weglaat, namelijk van het land — het is net al even genoemd —
dat de grootste oorlog sinds de Tweede Wereldoorlog op dit continent
heeft aangericht. Er is uit prima onderzoek naar voren gekomen dat de
heer De Roon heel veel kritische vragen wilde stellen over Rusland, maar
dat niet mocht van de heer Wilders. Die is in 2018 naar de Doema
afgereisd om daar met een vriendschapsspeld op te zeggen "ik draag dit
met trots", vier jaar nadat 198 Nederlanders door een Russische raket
uit de lucht werden geschoten. Als hij zo stevig over buitenlandse
inmenging praat, mag dat natuurlijk, maar moet je dit dan ook niet even
meenemen en zeggen dat de PVV harder afstand van dat verleden moet
nemen?
De heer Boon (PVV):
Volgens mij heeft mijn fractieleider als hardste afstand genomen van de
heer Poetin en aangegeven dat hij de agressor is van de oorlog en dat
wij dat veroordelen. Dus dat doen wij. Ik heb in mijn spreektijd gekozen
voor wat de Nederlanders hier op straat zien. Ik heb helaas maar vijf
minuten spreektijd gekregen, anders had ik zeker ook de Russische
inmenging in ons land kunnen meenemen. Daar heb ik niet voor gekozen,
maar al het andere is zeer duidelijk. Wij nemen zeker afstand van
Rusland. Poetin is de agressor en die moet veroordeeld worden.
De heer Paternotte (D66):
U gaat over de orde in de zin dat het geen antwoord is op mijn vraag. Ik
vraag me af hoe de heer Boon kijkt naar het feit dat de PVV in het
verleden hier in feite als een verlengstuk van de Russische propaganda
heeft gefungeerd door dezelfde teksten te uiten, door zelfs vier jaar na
de MH17 de Russische vriendschap hier te bepleiten. De PVV zei dat we
niet zo moeten zeuren, de letterlijke tekst, over de bezetting van de
Krim. Hoe kijkt hij daarnaar?
De heer Boon (PVV):
Ik ga niet terugkijken naar het verleden. Ik kijk naar het heden. Op dit
moment is Poetin de agressor en die veroordelen wij. Wij wijzen zeer
streng af wat daar gebeurt. Hij is de agressor en hij moet veroordeeld
worden.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie geen interrupties meer. Dan ga ik door naar mevrouw
Piri.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ongeacht je afkomst moet iedereen in ons land in
vrijheid en veiligheid kunnen leven. Het is onacceptabel dat de
Oeigoeren zich hier niet durven uit te spreken over de toestand in
Xinjiang uit angst dat familieleden daar worden opgesloten. Het is
onacceptabel dat Marokkaanse Nederlanders dreigende mailtjes krijgen als
ze zich kritisch uitlaten over de Marokkaanse overheid of de koning. Het
is onacceptabel dat Iraanse Nederlanders, als ze deelnemen aan
demonstraties, worden gefotografeerd door mensen die werken bij de
ambassade. Hoewel het woord "onacceptabel" ook een paar keer voorkomt in
de kabinetsbrief, mis ik de daadkracht die bij zo’n woordkeuze
hoort.
Het is niet alleen tergend, maar vooral onverantwoord traag. In 2019
hebben mijn voorgangers Van Ojik en Ploumen gevraagd om een centraal
meldpunt over buitenlandse inmenging. In oktober 2022 heeft minister
Hoekstra een meldpunt aangekondigd, maar er gebeurde niets. De
aangenomen Kamermotie uit 2023, waar mevrouw Becker het al over had,
vraagt om uiterlijk voorjaar 2024 een meldpunt te hebben dat
operationeel is. Ik lees nu dat het kabinet nog in een onderzoekende
fase van een pilot zit. Waarom duurt het zo lang? Is het een idee om een
nationaal coördinator aan te stellen? Wanneer is dit meldpunt
daadwerkelijk operationeel? Ik wil graag een concreet tijdpad. Waar
kunnen mensen terecht tot die tijd? Of is het nog steeds alleen maar
"doet u aangifte bij de politie"? Eerder heb ik gevraagd om niet alleen
de politie maar ook de veiligheids- en inlichtingendiensten goed te
betrekken bij het meldpunt. Kan het kabinet dit garanderen?
Uit het rapport van de NCTV en AIVD kwam ook naar voren dat lokale
kennis over ongewenste buitenlandse inmenging beperkt is. Wat gaat het
kabinet hieraan doen? Wordt er gewerkt aan een informatiecampagne bij
universiteiten voor internationale studenten? Worden signalen die bekend
zijn bij de IND ook doorgegeven?
Het onderzoek van de Groene Amsterdammer naar de ervaringen van Iraanse
Nederlanders die zich kritisch uitlaten over het regime, schetst een
schrikbarend beeld van ontmoedigde mensen, van politieagenten die hen
niet serieus nemen tot het feit dat er geen eenduidige procedure
beschikbaar is. Dat kan simpelweg niet. Ik wil graag concreet horen hoe
de kennisachterstand van de politie op buitenlandse beïnvloeding zo snel
mogelijk wordt weggewerkt en hoe er zo snel mogelijk een heldere
procedure komt voor meldingen bij de politie omtrent buitenlandse
beïnvloeding. Ik hoor ook graag een toezegging dat de Kamer daar voor
het meireces over wordt geïnformeerd, als dat vanavond niet kan.
Vanuit de Nederlands-Marokkaanse gemeenschap is vele malen ergernis
uitgesproken over het feit dat politieagenten aanwezig zijn als gasten
bij evenementen die zijn georganiseerd door de Marokkaanse ambassade en
consulaten. Wat is de reactie hierop van de minister? Begrijpt hij de
zorgen die er leven onder heel veel Nederlands-Marokkaanse
landgenoten?
Dan tot slot. In november deed de minister van Buitenlandse Zaken de
toezegging hier in de Kamer het onderzoek naar de ongewenste inmenging
van Israël in de Nederlandse samenleving met de Kamer delen. Helaas
kregen wij alleen een heel kort briefje met daarin de appreciatie dat
het kabinet de wijze van de verspreiding van het rapport, met
aantijgingen tegen Nederlandse burgers en organisaties, ongebruikelijk
en onwenselijk vindt. Punt. Maar de toezegging ging over meer dan alleen
de verspreiding van dat rapport. De toezegging ging ook over de
persconferentie van Netanyahu om 03.00 uur 's nachts op 8 november, ook
over het ongevraagde bezoek van minister Sa'ar en de voorzitter van de
Knesset, ook over de openbaring over en interpretatie door president
Herzog van zijn gesprek met onze Koning, ook over de onjuiste beweringen
die gedaan zijn over het delen van inlichtingen, ook over de
persoonlijke aanval van minister Sa'ar op de burgemeester van Amsterdam.
En ten slotte ook over de jarenlange intimidatie- en spionagecampagne
van Israël bij het Internationaal Strafhof in Den Haag.
Kan de minister van Justitie op elk van deze punten aangeven of de NCTV
onderzoek heeft gedaan? Kan de minister op elk van deze punten aangeven
of de NCTV en de AIVD de Israëlische inmenging ongewenst achten? Kan de
minister vandaag klip-en-klaar stellen dat de Israëlische regering zich
op meerdere manieren schuldig heeft gemaakt aan buitenlandse inmenging
en daarmee een dreiging vormt voor onze Nederlandse democratische
rechtsorde?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat levert een interruptie op van de heer Boon.
De heer Boon (PVV):
Vorige week zaterdag is er een demonstratie gehouden die is
georganiseerd door buitenlandse proxy's als Samidoun, studentenintifada
en het antisemitische Plant een Olijfboom. Er waren vlaggen van de
terreurbeweging PFLP. Er werd gezongen: vijf, zes, zeven, acht, gooi die
zio's in de gracht. Er werd "from the river to the sea" gezongen. Daar
stonden mevrouw Lahlah en mevrouw Westerveld te swingen. Die vonden dat
geweldig op die demonstratie. Hoe kijkt u daar nou naar?
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Mijn collega's, heel veel partijgenoten en gelukkig ook collega's van
andere partijen, willen een vuist maken tegen opkomend fascisme, dat we
zien door heel Europa. Ze willen ook een vuist maken tegen opkomend
racisme, want dat zien we hier ook. Daarom gingen zij de straat op,
gelukkig met vele andere Nederlanders. Elke uiting van antisemitisme en
racisme tegenover bepaalde bevolkingsgroepen, natuurlijk ook als die
gedaan worden tegenover Joden, keuren wij af.
De heer Boon (PVV):
U keurt het af, maar van tevoren was al bekend dat deze organisaties
betrokken waren bij de organisatie. Het zijn gewoon antisemitische
organisaties. Heel Nederland heeft gehoord dat er werd gezongen: gooi
die zio's in de gracht. Dat is gewoon een verwijzing naar de Jodenjacht
in Amsterdam, waar een Jood in de gracht moest springen om zijn leven te
redden. Er werd gezongen: from the river to the sea. Dat betekent
gewoon: alle Joden in Israël vermoorden, de zee in drijven. Dat werd
daar luidkeels meerdere keren gezongen. Iedereen heeft het gehoord en
iedereen in Nederland heeft het gezien. Daar stonden mevrouw Lahlah,
mevrouw Westerveld en misschien nog een paar anderen van PvdA-GroenLinks
te swingen en te dansen. Ze vonden het zo'n geweldige demonstratie. Je
kan toch niet tegen racisme opkomen als je voor antisemitisme bent? Ik
begrijp dat niet, dus kunt u dat mij en Nederland dan nog een keer
uitleggen?
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik laat het erbij. Ook de woorden over wat voor organisaties het zijn en
de kwalificaties die PVV daaraan geeft … Alle uitingen van antisemitisme
zijn walgelijk, ook een aantal uitspraken die ik achteraf heb gehoord.
Als wij die hadden gehoord, dan hadden we daar op dat moment ook een
opmerking over gemaakt en daar zeker afstand van genomen. Dat hebben we
achteraf ook gedaan toen we hoorden dat daar sprake van was. De 15.000
mensen die daar rondliepen, maken zich zeer veel zorgen, ook over het
klimaat, en worden ook aangejaagd door het racisme van de PVV, die de
grootste partij is in dit parlement en in dit kabinet. Die zorgen heb ik
ook. Die heeft mijn hele fractie. Laten we niet doen alsof die mensen
allemaal antisemiet zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Boon, dit is uw laatste interruptie.
De heer Boon (PVV):
Dit is een persoonlijk feit, want er wordt gewoon gezegd dat de PVV zich
schuldig maakt aan racisme. Dat is totale nonsens. Er is niks van
racisme. U kunt geen voorbeeld noemen. U kunt buiten de microfoon
zeggen: ach man. Maar úw partij heeft staan swingen.
De voorzitter:
Ik ga even ingrijpen, meneer Boon. U heeft gezegd wat u wil zeggen, maar
het is geen persoonlijk feit als u zich met de PVV vereenzelvigt.
De heer Boon (PVV):
Nee, ik hoop dat mevrouw Piri dit ook wil terugnemen. Er is namelijk
geen enkele aanleiding voor. Als we op deze manier gaan debatteren,
feitenvrij, dan houdt het echt op.
De voorzitter:
Ik ga u vragen om hiermee te stoppen. Het gaat net zo goed en gezellig.
Dat wil ik graag zo houden. Ik wil mevrouw Becker graag de ruimte geven
voor een korte interruptie.
Mevrouw Becker (VVD):
Ik wil iets zeggen over een heel ander onderwerp, dat ik net ook
richting het kabinet kort aan de orde had gesteld toen ik bijna moest
afronden. Dat ging over het organiseren van buitenlandse verkiezingen
hier. Ik vroeg het kabinet of het bereid is om te kijken of we
verkiezingen, zoals de Turkse, niet kunnen organiseren zoals dat in oude
situatie werd gedaan. De Turkse verkiezingen in 2023 liepen hier nog
helemaal uit de hand en de ME moest er toen zelfs aan de pas komen in de
RAI omdat groepen tegenover elkaar stonden. Ik maak me gewoon zorgen,
ook als we zien wat er nu in Turkije gebeurt, hoe zich dat doorvertaalt
naar de Nederlandse samenleving. Ik heb het kabinet gevraagd of we niet
terug kunnen naar de oude situatie, waarin er gewoon gestemd werd per
post, of op het consulaat, zoals bij veel andere landen gebeurt. Ik heb
het kabinet gevraagd of dat niet gewoon het uitgangspunt vanuit
Nederland kan zijn en dat we buitenlandse verkiezingen hier niet in
grote congreshallen gaan organiseren, maar dat terughoudender doen om de
openbare orde te beschermen. Kan ik op de steun van mevrouw Piri voor
dat voorstel rekenen?
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Die zorgen heeft mijn fractie ook, laat ik daarmee beginnen. Ik zal er
goed naar kijken, maar ik ben ten eerste benieuwd of het aan Nederland
is of aan het land waar de verkiezingen zijn om te bepalen of je per
post of op andere manieren kan stemmen. Ik weet gewoon niet hoe dat zit.
Als dat aan Nederland is, dan vind ik dat we bereid moeten zijn om
daarnaar te kijken. Ik zeg u wel dat ik er echt geen voorstander van ben
om op het consulaat te stemmen. Wij hebben het hier over buitenlandse
beïnvloeding. Er zijn heel veel mensen in Nederland die, als ze gaan
stemmen, niet op de AK-Partij stemmen. Die hebben dan maar één
mogelijkheid, namelijk hun stem uit te brengen op het consulaat, waar
wij allemaal weten dat de AK-Partij daar aanwezig is, en als enige
aanwezig is. Vandaar dat ik meer voel voor een neutralere plek of voor
stemmen per brief, op het moment dat dat in handen zou zijn van
Nederland en niet juridisch bepaald wordt door het land waar de
verkiezingen plaatsvinden. Ik ben dus bereid om daar positief naar te
kijken, maar wel met deze aantekening. Laten we er wel voor zorgen dat
we, als Nederlandse mensen met ook de Turkse nationaliteit hier willen
stemmen, de intimidatiepraktijken van de AKP niet aanmoedigen.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie, mevrouw Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
Tot slot. Dat laatste deel ik helemaal met mevrouw Piri. Mijn vragen
waren er in eerste instantie op gericht om in ieder geval de openbare
orde in Nederland te kunnen handhaven en niet op openbare plekken
allerlei rellen te laten ontstaan. Maar inderdaad, als het om
beïnvloeding gaat, is een consulaat ook een risico. Dus mijn voorkeur
zou uitgaan naar stemmen per post. We zagen immers dat zelfs in de RAI,
toch een openbare plek, achteraf een jas werd gevonden van een
ordehandhaver van een organisatie, die heel erg nauw gelieerd is aan de
AK-Partij. Daar liep de AK-Partij dus ook rond, was toen het verhaal. Ik
zou dus terug willen naar een situatie waarin iedereen in veiligheid kan
stemmen, zonder verstoring van de openbare orde en ook zonder
intimidatie. Het is fijn dat mevrouw Piri dat met mij deelt. Laten we
hopen dat de minister bereid is daar ook inderdaad naar te kijken.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan heeft mevrouw Van Zanten van de BoerenBurgerBeweging het
woord.
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Dank u wel, voorzitter. "Duizenden kinderen in Nederland gaan naast hun
gewone school naar een salafistische school. In verschillende
moskeescholen onderwijzen docenten dat moslimjongeren niet bevriend
mogen raken met joden of christenen. Ze leren daar ook dat mensen met
een ander geloof of levensovertuiging de doodstraf verdienen." Met deze
zinnen opende het NOS-Journaal in 2019 een item gebaseerd op onderzoek
van Nieuwsuur en NRC Handelsblad. De Kamer was onthutst en wilde dit
direct aanpakken. Vijfenhalfjaar later is naar mijn weten nog niets
concreets veranderd, behalve dan dat er inmiddels een voorstel voorligt
van de Wet toezicht informeel onderwijs dat later dit jaar door de Kamer
wordt behandeld.
Voorzitter. Niet alleen de excessen op moskeescholen zijn zeer
zorgelijk; de mogelijke invloed van de Communistische Partij binnen
Chinese weekendscholen is dat ook. Vooral bij deze twee vormen van
informeel onderwijs zitten de problemen, en niet bij de scouting of bij
een privéschool waar je op zaterdag wiskundebijles krijgt. Hoe gaat de
Wet toezicht informeel onderwijs ervoor zorgen dat de toch al zeer
krappe bezetting bij de onderwijsinspectie dan ook gericht wordt
ingezet?
Voorzitter. Vorig jaar mei stelde ik schriftelijke vragen aan de
toenmalige minister van OCW over de mogelijke financiering van
Nederlandse onderwijsinstellingen vanuit het buitenland. Daarbij noemde
ik het voorbeeld van het staatsinvesteringsfonds van Qatar, dat
miljarden euro's overmaakte aan verschillende instellingen en
organisaties in de VS en in Europa, waaronder topuniversiteiten. De
toenmalig minister van OCW gaf toen aan niet te weten of geld van deze
of andere buitenlandse organisaties terecht was gekomen bij Nederlandse
onderwijsinstellingen. Mijn vraag is: weten we dat inmiddels wel?
De toenmalige minister zei inzicht hierin erg belangrijk te vinden en te
werken aan een richtlijn die de transparantie van financieringsbronnen
moet verhogen. Die richtlijn zou in 2025 naar de Kamer worden gestuurd.
Wat is hierin de stand van zaken, vraag ik de staatssecretaris. En wordt
deze richtlijn dan ook meegenomen in de Wet toezicht informeel
onderwijs? Moeten we dat dan ook enigszins zien in het licht van de Wet
transparantie maatschappelijke organisaties, de Wtmo? Over de Wtmo: de
BBB is heel erg blij dat maatschappelijke organisaties, waaronder
degenen die bijvoorbeeld achter de organisatie zitten van de rellen van
vorig jaar in Amsterdam en van veel anti-Israëlprotesten, verplicht
worden om open te zijn over de financiering hiervan. Moet deze wet naast
voor maatschappelijke organisaties en stichtingen niet ook gaan gelden
voor culturele instellingen en dus ook onderwijsinstellingen?
Ik blijf nog even bij het onderwijs. Het ministerie van SZW zegt zich te
blijven inzetten voor een Nederlandse imamopleiding. Hoewel ik eerlijk
beken dat ik zo'n opleiding liever helemaal niet wil, snap ik de
gedachte om de regie in eigen hand te houden, in de hoop op deze manier
buitenlandse inmenging en beïnvloeding te verkleinen. Welke stappen zet
de regering om ervoor te zorgen dat imams die nu al in Nederland werken,
zich niet schuldig maken aan radicalisering en ondermijning van de
democratische rechtsorde? Kan de staatssecretaris aangeven hoe en waar
deze imams zijn opgeleid? Beschikken deze imams over de Nederlandse
nationaliteit, vraag ik de staatssecretaris van SZW.
Ook vraag ik me af waarom we moskeeën niet zelf laten betalen voor
opleidingen wanneer zij een nieuwe imam zoeken. Houden we hier dan
toezicht op? Dat lijkt mij nog altijd nog goedkoper en wellicht ook
effectiever dan om vanuit de overheid zo'n opleiding op te zetten en te
financieren. Graag een reactie van de bewindspersonen op wat precies de
afwegingen hierin zijn.
Tot slot, voorzitter. Volgens een brief die de commissie gisteren
ontving van Team Monitor Lange Arm Rabat is de aanwezigheid van de
Marokkaanse overheid en vermenging van Marokkaanse en Nederlandse
statelijke actoren vooral zichtbaar tijdens religieuze, nationale en
culturele bijeenkomsten. De organisatie noemt specifiek de
iftarbijeenkomsten. Zij vindt dat het bijwonen van evenementen van de
Marokkaanse overheid door Nederlandse gezagsdragers, zoals burgemeesters
of politieagenten, zorgt voor meer staatsinmenging en de samenleving
kwetsbaarder maakt voor buitenlandse invloed. Net als deze organisatie
vindt BBB het erg belangrijk dat Nederlandse gezagsdragers zich
distantiëren van activiteiten die worden georganiseerd door organisaties
met directe of indirecte banden met de Marokkaanse overheid. Onze
gedragsdragers moeten neutraal zijn, want het laatste wat we willen is
dat mensen die melding willen maken van intimidatie door buitenlandse
actoren dit niet meer durven, en zo het vertrouwen verliezen in onze
overheid. Ik hoor graag hoe de bewindspersonen hierover denken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat roept twee interrupties op. Allereerst de heer Ergin,
dan de heer Paternotte. De heer Ergin.
De heer Ergin (DENK):
Ook mevrouw Van Zanten van de BBB schetst een beeld alsof Nederland is
overgenomen door buitenlandse staten, alsof de lokale verenigingen op
straat … Ze schetst alsof niet de bewindspersonen die hier aan tafel
zitten, maar andere staten het hier voor het zeggen hebben. Dat is
natuurlijk vals. Maar als we het toch over buitenlandse inmenging hebben
en we gewoon kijken naar de partij BBB, dan was het toch de
fractievoorzitter van mevrouw Van Zanten, namelijk mevrouw Van der Plas,
die gewoon hier boven in de plenaire zaal wapperde met een Israëlische
lijst waar een kliklijst in zat met pro-Palestijnse activisten. Die was
vers van de pers. Niemand had het rapport nog gezien. Het was niet eens
rondgestuurd. Maar Van der Plas had een hardcopy en wapperde daarmee in
de zaal. Ik vraag aan mevrouw Van Zanten, die nu alles en iedereen
verdacht maakt en alles en iedereen wegzet als buitenlandse inmenging,
of zij het goedkeurt dat een parlementariër hier in dit huis een
Israëlisch rapport in handen heeft waar een kliklijst in staat met
pro-Palestijnse activisten.
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Het is niet de eerste keer dat ik, of andere leden van mijn partij, deze
vraag van de heer Ergin krijg. Die hebben wij dus al diverse malen
beantwoord, zowel in dit huis alsook op Twitter, of X heet het
tegenwoordig. Dus ja, ik weet niet naar welk antwoord de heer Ergin nu
precies zoekt. Ik kan het antwoord herhalen dat wij al zo vaak hebben
gegeven. Mijn partijleider, mevrouw Van der Plas, vroeg specifiek, toen
ze dat rapport had, aan de minister-president of dit een origineel
rapport is, waar dat precies vandaan komt en of het klopt wat erin
staat. We hebben helemaal niet als partij dit rapport gezien als "dit is
waar, we geloven alles wat erin staat en we weten dat het klopt dat het
afkomstig is waarvan gezegd wordt dat het ervan afkomstig is". Overigens
stond al behoorlijk wat van dat rapport, of eigenlijk vrijwel alles, op
X.
De heer Ergin (DENK):
Het enige wat ik aan mevrouw Van Zanten vraag is om daarop te
reflecteren. U kunt nu een heel verhaal vertellen hoe u het rapport
heeft gekregen. U bevestigt eigenlijk dat de BBB een van de eerste
partijen was die aan het rapport kwam. Maar wat er naar aanleiding van
dat rapport gebeurde, is dat de mensen die op die kliklijst stonden,
geïntimideerd zijn. Zij kregen allemaal mails vanuit Israël, zij werden
op social media belaagd, zij werden aangevallen, van hen werden de
adressen geopenbaard. En waarom? Omdat de fractievoorzitter van mevrouw
Van Zanten, mevrouw Van der Plas, hier in Nederland met een Israëlische
kliklijst, met een rapport van een buitenlandse staat, hier in dit huis
wapperde, waardoor zij Nederlanders in onveiligheid heeft gebracht.
Volgens mij is er aanleiding om dat af te keuren, maar mevrouw Van
Zanten doet dat niet. Dat laat zien — ze had het net over de lange arm —
wie hier de lange arm is van een buitenlandse actor. Dat zijn niet de
mensen in de samenleving, maar de BBB moet eerst in de spiegel gaan
kijken. Dat is misschien de plek waar de BBB de lange arm zou kunnen
zien.
De voorzitter:
Mevrouw Van Zanten, ik heb eigenlijk geen vraag gehoord. Ook u wil ik
vragen om dit toch van u af te laten glijden.
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Nee, voorzitter, ik heb eigenlijk ook geen vraag gehoord. Ik hoor een
heel verhaal. De heer Ergin begint met de opmerking dat ik een heel
verhaal hou over hoe we het rapport hebben gekregen. Dat is precies wat
de heer Ergin mij en mijn partijgenoten wel honderd keer heeft gevraagd,
namelijk hoe we aan dat rapport komen. Nu is dat kennelijk opeens niet
meer relevant; prima. Vervolgens gaat het over doxing. Wij hebben nooit
adresgegevens van wie dan ook rondgestrooid. Deze vraag is natuurlijk
ook aan mijn collega van NSC gesteld. Eigenlijk sluit ik me bij hem aan.
Sowieso hebben wij dat rapport niet al aan het begin voor waar
aangenomen en gezegd: dit is afkomstig van een buitenlandse staat; dit
is afkomstig uit Israël. We wisten het niet. Dat is de vraag die mevrouw
Van der Plas destijds in dat debat heeft gesteld. Als we het al zeker
hadden geweten, dan maak ik mijzelf alsnog minder zorgen over iets wat
van een bevriende staat komt dan bijvoorbeeld over de propaganda die
vanuit Hamas over de wereld wordt uitgestort.
De voorzitter:
De heer Paternotte heeft een interruptie. U heeft er nog twee, meneer
Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Mevrouw Van Zanten van BBB zei net "een bevriende staat". Hoe kijkt zij
naar de buitenlandse inmenging van Israël bij het Internationaal
Strafhof hier in Den Haag?
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Ik zou niet weten waar de heer Paternotte specifiek op doelt als hij het
heeft over inmenging bij het Internationaal Strafhof. Verklaar u nader,
zou ik willen zeggen.
De voorzitter:
We gaan geen wedervragen stellen. Meneer Paternotte, u heeft nog één
interruptie. U kunt het proberen, maar we gaan geen …
De heer Paternotte (D66):
Ik leg het allemaal graag uit, hoor. Mevrouw Van Zanten heeft net
ongeveer twintig verschillende voorbeelden van buitenlandse inmenging
genoemd, en met vele ben ik het eens. Dit is heel groot in het nieuws
geweest. Het is een onafhankelijk journalistiek onderzoek. Het is geen
rapport met allemaal namen van Nederlanders erin dat je ergens op X
vindt en waar je mee gaat wapperen in de plenaire zaal. Nee, het is een
onafhankelijk journalistiek onderzoek. Tien jaar lang was er sprake van
spionage en intimidatie van medewerkers van het Internationaal Strafhof
die onderzoek doen naar mogelijke oorlogsmisdaden. Het probleem is
natuurlijk een beetje dat men, als je hier een verhaal houdt waarin je
allerlei mensen en organisaties beschuldigt, de indruk krijgt dat je met
twee maten meet. Die indruk krijg je als je partijleider enerzijds met
een rapport van de Israëlische regering dat door dit kabinet
"onwenselijk" is genoemd, heeft staan zwaaien in de plenaire zaal, maar
je, als ik vraag naar het meest heftige voorbeeld van intimidatie,
namelijk de intimidatie van een internationale organisatie hier in Den
Haag, zegt: ik heb eigenlijk geen idee waar u het over heeft. Is mevrouw
Van Zanten bereid om alsnog te zeggen: ja, natuurlijk veroordelen wij
dat. Het is bizar dat u het over een "bevriend land" heeft als hier in
Den Haag, in deze stad van vrede en recht, met dit soort spionage en
bedreigingen wordt gewerkt richting mensen van een internationale
organisatie waar wij medeoprichter van zijn.
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Wat was de vraag?
De heer Paternotte (D66):
Mevrouw Van Zanten zegt dat ze geen idee heeft wat er is gebeurd bij het
Internationaal Strafhof. Het is vorig jaar heel uitgebreid in de media
gekomen. Het is een internationaal onderzoek.
De voorzitter:
Kunt u het heel kort houden en naar de vraag gaan, want u heeft
eigenlijk geen interrupties meer. Kunt u de vraag kort herhalen? Mevrouw
Van Zanten krijgt dan de vraag. Wilt u de vraag stellen aan mevrouw Van
Zanten?
De heer Paternotte (D66):
De vraag luidt als volgt. Als je zegt dat Israël een bevriend land is,
als je partijleider staat te zwaaien met een rapport van die regering,
terwijl dit kabinet zegt dat dat onwenselijke inmenging was, waarbij
persoonsgegevens van Nederlanders naar buiten werden gebracht, en als je
dan doet alsof je niks weet van Israëlische intimidatie hier, richt je
dan niet je eigen geloofwaardigheid volledig te gronde?
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Ik denk dat de heer Paternotte dat zelf doet, want hij heeft het nu weer
over dat rapport en hij zegt weer dat wij als BBB en mijn partijleider
hebben staan zwaaien met een Israëlisch rapport, terwijl het kabinet
heeft gezegd dat dat onwenselijk is. Het kabinet heeft daarna gezegd dat
het onwenselijk is, want het kabinet wist ook nog niet wat het precies
was en waar het vandaan kwam. De heer Schoof heeft dat aan de heer Van
Weel moeten vragen en die heeft toen aangegeven dat het zou worden
onderzocht. Nogmaals, wij hebben juist gevraagd: "Waar komt dit rapport
vandaan? Is het echt? Want we willen niet zomaar iets geloven." Maar wij
wisten het op dat moment ook niet.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van Zanten gaat over haar eigen beantwoording. In
z'n algemeenheid wil ik wel zeggen dat het het debat helpt als we
antwoord geven op de gestelde vraag. Meneer Boon, u heeft een
interruptie?
De heer Boon (PVV):
Nee, een heel kort ordevoorstel. Er wordt naast mij continu buiten de
microfoon om gepraat. Ik word daar een beetje zat van, dus ik wil vragen
aan de deelneemster of ze daarmee wil ophouden.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik denk dat dit een prima verzoek is en hoop dat iedereen
het kan honoreren.
Dank u mevrouw Van Zanten.
Ik wil graag zelf ook nog het woord voeren. Daarom heb ik opgezocht wie
van de aanwezige Kamerleden de hoogste anciënniteit heeft. Dat is de
heer Eerdmans met 3.110 dagen. Gefeliciteerd daarmee. Ik zou u willen
vragen om het voorzitterschap even van mij over te nemen.
Voorzitter: Eerdmans
De voorzitter:
De tijd vliegt. Ik geef het woord aan de heer Ceder, die spreekt namens
de ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Dat Nederland een probleem heeft als het gaat om
buitenlandse beïnvloeding en ontwrichtende vormen van financiering en
dergelijke, staat buiten kijf. Nederland is een open, vrij, democratisch
land, en iedereen moet daarin vrij kunnen zijn om eigen keuzes te maken
en zijn of haar eigen leven in te richten zonder beïnvloeding vanuit
andere staten. Daar is het ook veelvuldig over gegaan. Ik sluit mij aan
bij veel van de vragen die gesteld zijn. Effectief en gericht beleid om
inmenging en beïnvloeding tegen te gaan is dus nodig.
Voorzitter. Het probleem van buitenlandse inmenging vraagt om een
precieze en gerichte aanpak. Ik constateer dat het kabinet juist dat —
precies en gericht — niet doet. Het kabinet heeft recent twee wetten
aangekondigd, de Wtmo, die recent plenair behandeld is, en de Wet
toezicht informeel onderwijs. Wij ondersteunen de doelstelling van die
laatste, maar zien ook dat het vaak ontbreekt aan precisie en
gerichtheid, en dat het soms schuurt. Herkent de minister dit? Herkent
hij ook de worsteling om bijvoorbeeld de financiering vanuit onvrije
landen heel precies en gericht aan te kunnen pakken? Wil hij in het
geval van bijvoorbeeld antidemocratisch gedachtegoed dat gaan
onderzoeken op de specifieke plek waar het gepropageerd wordt, zonder
daar heel veel andere organisaties, stichtingen en maatschappelijke
actoren bij te betrekken en verdacht te maken?
Vervolgens zou ik ook willen vragen of het hierbij blijft of dat er nog
meer wetgeving in de pijpleiding zit, juist als het gaat over
buitenlandse inmenging en beïnvloeding. We moeten er oog voor hebben dat
gerichtheid en precisie daar ook een botte uitwerking kunnen
hebben.
Voorzitter. Het probleem is duidelijk. We hebben laatst een
rondetafelgesprek gehad. Daarin wierp iemand de suggestie op of het niet
veel slimmer is om te kijken naar de rol van de Raad voor de
Kinderbescherming bij het controleren of er sprake is van buitenlandse
inmenging of beïnvloeding, of indien nodig bij het ingrijpen in zo'n
geval. De Raad voor de Kinderbescherming heeft nu al een rol bij het
tegengaan van bijvoorbeeld de radicalisering van jongeren. Welke kans
ziet het kabinet daartoe? Is een versterkte, stevigere rol voor de Raad
van de Kinderbescherming niet een veel passender en misschien ook
gerichter instrument dan andere maatregelen in gevallen waarin er sprake
is van mogelijke inmenging of beïnvloeding? Ik overweeg hierover een
motie, maar ik ben benieuwd naar de beantwoording van de minister.
Voorzitter. Verschillende mensen uit de diaspora van verschillende
landen voelen zich niet vrij en ervaren intimidatie. Veel mensen uit de
Iraanse diaspora voelen zich onvrij. Rwandese politieke vluchtelingen
die in Nederland wonen, voelen zich vaak niet vrij en vertellen ook
verhalen over wat ze hier meemaken aan inmenging. Turkse Nederlanders
idem. Ik heb Oeigoeren gesproken die hier in Nederland wonen en die
hetzelfde verhaal vertellen over lastiggevallen worden. Ik vraag me toch
af of er niet een standaardprotocol is als het gaat om ambassadeurs of
andere officials op het matje roepen op het moment dat dit soort
signalen er zijn. Welke stappenplannen, welke protocollen zijn er en
worden die ook consequent toegepast? Ook hier overweeg ik een motie om
dit veel verder en misschien ook duidelijker te laten uitwerken, ook
vanwege de afschrikwekkende werking richting statelijke actoren die
hiermee bezig zijn.
Voorzitter. Ik heb een paar maanden geleden een motie ingediend om juist
ook rolmodellen vanuit gemeenschappen hierbij te betrekken en hen
actieve partners te maken in het leefbaar houden van de samenleving. Die
motie is aangenomen. Daar ben ik blij mee, juist omdat we geloven dat
informele gemeenschapsleiders ook een rol hebben om zelf het gesprek te
voeren binnen de gemeenschap en anderen daarbij ook te wijzen op grenzen
en op plichten. Mijn vraag is hoe het kabinet deze leiders identificeert
en voorkomt dat ook daar weer sprake is van oneigenlijke beïnvloeding.
Hoe zien die verdere stappen eruit?
Voorzitter. De AIVD en de NCTV waarschuwen dat de inmenging alleen maar
toeneemt. Gisteravond was er opnieuw een reportage bij Nieuwsuur over de
dagelijkse dreiging vanuit het regime in Iran. Onacceptabel. Landelijk
zetten we stappen en het lokale gezag krijgt steeds weer nieuwe
bevoegdheden. Maar is er op lokaal niveau — ook bij kleine gemeenten —
afdoende kennis en kunde om hierop in te grijpen? Komt het Rijk met een
structureel programma om gemeenten, politici en maatschappelijke
organisaties, juist ook op lokaal en gemeentelijk niveau, weerbaarder te
maken tegen beïnvloeding? Dat lijkt mij namelijk noodzakelijk.
Voorzitter. Er zijn al vragen gesteld over Turkije. Daar sluit ik mij
bij aan. Volgens mij is er overleg met de gemeenten over hoe de gang van
zaken rondom de stembusgang georganiseerd wordt. Ook wij zien
onwenselijke situaties en vragen ons af of wij niet veel meer regie
kunnen uitoefenen. Volgens mij zijn er al afspraken dat er een x-aantal
maanden voor de verkiezingen geen ministers meer mogen komen. Er is dus
kennelijk wel ruimte. Ik wil vandaag graag weten hoever die ruimte
strekt. Hebben we alle ruimte ingenomen? En welke wet- en regelgeving
beperkt ons erin om mogelijk verdere stappen te zetten?
Voorzitter. Tot slot heb ik een vraag over het meldpunt voor ongewenste
beïnvloeding. Hoe zijn de ervaringen daarmee? Hoe wordt daarvan
gebruikgemaakt? Voelen mensen zich veilig genoeg om te melden? En wat
gebeurt er met de meldingen?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef hierbij het woord terug aan de voorzitter.
Voorzitter: Ceder
De voorzitter:
Dank u wel, oud-voorzitter, voor het overnemen. Ik heb overlegd en het
kabinet wil graag twintig minuten schorsen. Ik stel dus voor om om 20.45
uur door te gaan met de eerste termijn. Ik heb niet heel veel vragen
gehoord aan het kabinet zelf. Volgens mij was het vooral een debat
onderling. Ik heb dus goede hoop dat wij 22.30 uur gaan halen, maar dat
is een samenspel waarbij ik hoop dat wij goed met elkaar weten te
dansen. Tot 20.45 uur.
De vergadering wordt van 20.25 uur tot 20.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Wij zijn aan kabinetszijde weer compleet. We gaan weer van start. Ik heb
begrepen dat minister Van Weel het spits zal afbijten. Opnieuw wil ik
een aantal interrupties toestaan. Tegelijkertijd wil ik uiterlijk 22.30
uur klaar zijn. Afhankelijk van de discipline van de Kamer zullen we
kijken of we vandaag nog een tweede termijn kunnen doen. Of misschien is
er dringend behoefte aan dat er een tweeminutendebat plaatsvindt, zodat
u het gesprek met het kabinet uitvoerig kunt voeren. Dat gaan we even
zien. Het is aan u.
Ik wil de minister het woord geven. Misschien helpt het om alvast mee te
geven wat de blokjes zijn, zodat de interrupties niet vroegtijdig worden
gepleegd, omdat we weten dat het onderwerp in een bepaald blok valt.
Wilt u daarmee starten?
Minister Van Weel:
Dank voorzitter en dank aan de leden voor de inbreng in eerste termijn.
De blokjes noem ik aan het einde van mijn inleiding. Dan zal ik ook kort
aangeven wat de andere bewindspersonen zullen toelichten, zodat u niet
al te hoge verwachtingen van mij heeft op het moment dat een onderwerp
nog door een ander zal worden toegelicht.
Maar eerst de inleiding, zoals gezegd. Buitenlandse inmenging en
beïnvloeding in Nederland is een belangrijk onderwerp. Het is belangrijk
voor het kabinet door de dreiging die hiervan uitgaat voor onze
nationale veiligheid. Daarom komen onderdelen hiervan terug in het
regeerprogramma. Het is ook belangrijk voor de Kamer, omdat dit thema
een aantal jaar geleden onderwerp was van een parlementaire
ondervraging.
De actuele geopolitieke ontwikkelingen en de toenemende onrust en
instabiliteit in de wereld hebben rechtstreeks effect op ons land. Dat
zien we terug bij de Russische agressieoorlog tegen Oekraïne, de
crisissituatie in het Midden-Oosten en de economische machtsstrijd
tussen China en de Verenigde Staten. De dreiging is veranderd en is qua
complexiteit toegenomen. Vandaag spreken we in het bijzonder over hoe
andere landen hun eigen belangen nastreven op steeds assertievere wijzen
en over landsgrenzen heen, in het bijzonder richting gemeenschappen in
Nederland. Wanneer dat botst met onze eigen nationale veiligheid,
spreekt het kabinet van statelijke inmenging. Ik wil meteen onderkennen
dat er ook andere dreigingen uitgaan vanuit statelijke actoren, die de
Nederlandse belangen kunnen schaden. Ik noem alleen al cyberaanvallen en
sabotage, waarvan we de afgelopen jaren steeds meer zaken hebben gezien.
Vandaag spitsen we ons primair toe op de statelijke inmenging in
diasporagemeenschappen in Nederland.
De urgentie van dit vraagstuk wordt door een openbare analyse van de
AIVD en NCTV onderstreept. Een aantal van u haalden die publicatie aan.
Al langer constateren onze diensten dat statelijke actoren
beïnvloedings- en inmengingsactiviteiten in Nederland ontplooien met als
doel onze politieke besluitvorming of burgers in Nederland te
beïnvloeden. Daarvoor beschikken deze actoren over een breed palet aan
middelen, zoals spionage, bedreiging, intimidatie, fysiek geweld en
zelfs pogingen tot liquidaties. Ze deinzen er niet voor terug om dat
hele palet in te zetten. Dat is uiteraard onacceptabel. Als minister van
Justitie en Veiligheid sta ik voor de versterking van de veiligheid en
de weerbaarheid in onze rechtsstaat. Iedereen in Nederland moet zichzelf
kunnen zijn, ongeacht wie je bent, wat je vindt of uit welk land je
komt. Zonder ongewenste bemoeienis door autoriteiten uit andere landen.
Daar staan wij voor en dat ziet u ook terug in de brede afvaardiging van
het kabinet vandaag.
We moeten niet naïef zijn over die statelijke inmenging. De complexiteit
van het onderwerp vraagt om een gezamenlijke aanpak op meerdere fronten.
Die aanpak hebben we sinds 2018. De aanpak bestaat uit meer zicht op de
dreiging — de fenomeenanalyse, die ik net noemde, is daar een voorbeeld
van — uit consequent en daadkrachtig optreden en uit het versterken van
de weerbaarheid. Laat me een aantal concrete voorbeelden van alle
aspecten noemen.
In de eerste plaats meer zicht op de dreiging. Zoals ik zei, onderzoeken
onze diensten de dreigingen tegen de nationale veiligheid. De
fenomeenanalyse, die ik noemde, is een toonaangevend product en schetst
de verschillende uitingsvormen van deze dreiging in Nederland.
Ten tweede. Natuurlijk treden we op als andere landen in Nederland over
de schreef gaan. Dat doen we consequent, resoluut en onverbiddelijk. Dat
kan verstorend of handhavend optreden zijn door de politie en het
Openbaar Ministerie. Het kan ook lokaal ingrijpen zijn door
burgemeesters, zoals we onlangs hebben gezien in Rijswijk, waar een
bijeenkomst van Eritreeërs werd verboden. En we spreken landen via onze
diplomatieke contacten aan op onacceptabel gedrag.
Ten slotte zetten we in op de weerbaarheid van de maatschappij tegen dit
type dreigingen. Het is goed om het fenomeen te benoemen en om het
bespreekbaar te maken, ook in het debat vandaag. Zo halen we het uit de
anonimiteit. Ook de fenomeenanalyse van de NCTV en de AIVD helpt
daarbij.
Daarnaast is in de zomer van 2024 een communicatieaanpak gelanceerd en
werken we toe naar een centraal meldpunt, al gaat dat veel te langzaam.
Dat zeg ik in antwoord op uw vragen; ik kom er zo in meer detail op
terug. Daar moeten mensen terechtkunnen met een melding en een
luisterend oor vinden. Tijdig en effectief ingrijpen is en blijft een
complexe opgave. In veel gevallen gaat het hier om moeilijk zichtbare of
sluimerende dreigingen. Niet bij alle verschijningsvormen wordt de
strafrechtelijke drempel gehaald, wat al werd aangehaald in enkele
inbrengen, of is een actie direct aan een actor te attribueren. Ook dat
realistische geluid moeten we hier laten horen. Absolute veiligheid
bestaat helaas niet. We kunnen dit type dreigingen niet volledig
wegnemen. Daarom is dit een maatschappelijk probleem met een
gezamenlijke opgave en zitten we hier samen voor de diverse antwoorden
op de diverse terreinen.
Tot slot wil ik stilstaan bij de impact die statelijke inmenging op
individuen en hun omgeving heeft; een reëel gevoel van onveiligheid dat
een stempel drukt op het dagelijks leven. Statelijke inmenging is geen
probleem ván deze groep mensen, zeg ik onder anderen tegen de heer
Ergin, maar vóór deze groep mensen. Het raakt het fundament van onze
samenleving.
De heer Ergin (DENK):
Ik dacht dat ik "Erdogan" hoorde, maar Erdogan zit in Turkije en niet in
Den Haag.
Minister Van Weel:
Ik zou het niet durven hebben over iemand die zich niet kan verdedigen
in deze zaal.
Het raakt het fundament van onze samenleving. Laten we daar dus ook
scherp op blijven in het debat en laten we daar met elkaar aan blijven
werken. Dat is door zicht te houden op de dreiging, consequent en
daadkrachtig op te treden en onze weerbaarheid te versterken.
Ik zal in de volgende blokjes beantwoorden. Ik ga eerst in op de diverse
individuele voorbeelden van buitenlandse inmenging die genoemd zijn en
op de vraag wat we daaraan hebben gedaan. Daarna kom ik op het meldpunt
en de procedures voor de meldingen. Daarna ga ik in op het slimme verbod
voor ongewenste buitenlandse financiering en de predikers. Ik eindig met
overige belangrijke vragen. De minister van Buitenlandse Zaken zal
ingaan op landenspecifieke en diplomatieke activiteiten, de coalitie met
de landen, verkiezingen en een aantal overige zaken. De staatssecretaris
Participatie en Integratie gaat in op de imamopleiding, de onderzoeken
en de meervoudige nationaliteit. Ten slotte gaat de staatssecretaris van
OCW in op informeel onderwijs, kennisveiligheid, hoger onderwijs en
emancipatie.
Daarmee begin ik aan mijn eerste blokje. Dat zijn de landenspecifieke
voorbeelden. In algemene zin kan ik u daarbij zeggen dat wij ingrijpen
wanneer het diasporabeleid van andere landen de grenzen van onze
democratische rechtsorde overschrijdt of de vrijheden van burgers in
Nederland beperkt. We spreken de betreffende autoriteiten daarop aan
vanuit de aanpak ongewenste buitenlandse inmenging. Voor alle vormen van
bedreiging en intimidatie geldt natuurlijk altijd dat men aangifte kan
doen bij de politie. In samenspraak met het OM, en in het geval dat er
sprake is van strafbare feiten, kan de politie een bijdrage leveren aan
de strafrechtelijke aanpak van OBI.
Laat mij ingaan op de situatie rondom de Eritrese situatie. De
spanningen binnen de Eritrese gemeenschap komen voort uit de huidige
situatie in Eritrea. Daar kunnen we helaas weinig invloed op uitoefenen.
Tot op zekere hoogte zullen we dus moeten leven met de spanningen die de
situatie daar kan opleveren voor onze situatie. Dat heeft de aandacht
van het kabinet. We houden zicht op ontwikkelingen binnen die
gemeenschap. We zien dat dat in meerdere gemeenten speelt. Daar zetten
we middels de aanpak ongewenste buitenlandse inmenging op in. Het is ook
besproken in het Ondersteuningsnetwerk Maatschappelijke Onrust. Dat is
een samenwerkingsverband tussen verschillende gemeenten en ministeries
en de politie. Ik kan u vertellen dat ook ik regelmatig word benaderd
door burgemeesters die spelen met ofwel een grote Eritrese gemeenschap
dan wel bijeenkomsten van Eritreeërs waarbij zij zich zorgen maken om de
veiligheid. Ze weten dat de NCTV daarbij een coördinerende rol kan
spelen en advies kan geven hoe hiermee om te gaan. Vanuit gemeentes
waarbij de driehoek hier vaker mee heeft gespeeld, wordt ook advies
gegeven aan gemeentes die hiermee te maken krijgen.
Er was een specifieke vraag over de militante organisaties die een rol
hebben gespeeld. Dat was een vraag van de heer Boon. "Waarom is Brigade
Nhamedu in Nederland nog niet verboden?" Naar aanleiding van de rellen
in Den Haag zijn er meerdere personen strafrechtelijk vervolgd,
waaronder ook leden van Brigade Nhamedu. Wanneer de werkzaamheid van een
organisatie in strijd is met de openbare orde, kan het Openbaar
Ministerie de rechtbank verzoeken een rechtspersoon te verbieden en te
ontbinden. Maar dat is in eerste instantie een afweging van het OM zelf,
zeg ik ook in antwoord op eerdere verzoeken vanuit uw Kamer om te kijken
wat we kunnen doen tegen een organisatie als Samidoun. Ik heb toen, in
antwoord op die casus, wel aangekondigd dat ik bezig ben met een
verkenning naar wat we van de wet- en regelgeving van andere EU-landen
kunnen leren om organisaties die geweld verheerlijken of haatzaaien
effectief tegen te gaan. Die verkenning is nagenoeg gereed en die hoop
ik binnen afzienbare tijd aan uw Kamer te doen toekomen. Het gaat dus om
het volledige palet aan maatregelen die we nu hebben.
Ook hierbij zijn we bezig met een aantal wetgevingstrajecten. De Wtmo
werd in dit debat al genoemd. We zijn bezig met de strafbaarstelling van
de verheerlijking van terrorisme. Ik kan u zeggen dat ik heb toegezegd
dat ik het initiatiefwetsvoorstel van uw Kamer daarover zal overnemen.
Ik zal dat wetsvoorstel nog voor de zomer in consultatie doen gaan. Dat
komt er dus aan. In de Eerste Kamer verdedig ik mede het
initiatiefwetsvoorstel over het verbieden van ondermijnende
organisaties. Dat zal volgende maand geschieden. Zo is er een heel palet
aan maatregelen, naast de mogelijkheid voor het OM die ik net noemde om
op basis van artikel 22 Burgerlijk Wetboek organisaties die een
ongewenste ondermijnende invloed hebben dwars te zitten. De verkenning
gaat in kaart brengen of we nog lacunes hebben en of we hiermee
invulling geven aan een slim verbod op organisaties, zoals dat is
gevraagd door onder anderen mevrouw Becker. Wat doen andere landen beter
of sneller dan wij? Kunnen wij daar ook trajecten op inzetten?
De voorzitter:
Dank u wel. Dat levert een interruptie op van de heer Eerdmans.
De heer Eerdmans (JA21):
Nog even over de Eritreeërs, als het mag. Een vijfde van de Eritrese
bevolking leeft inmiddels in het buitenland. Het regime daar organiseert
zelf verstoringen bij feesten. Ik vond dat echt bizar om te lezen. Dat
doen ze via undercovermilitairen, om ervoor te zorgen dat vluchtelingen
weer worden teruggestuurd naar Eritrea. Daardoor kunnen ze dan
waarschijnlijk weer onderhanden worden genomen. Ze organiseren dus
expres ongeregeldheden om daarmee de boel naar hun hand te kunnen
zetten. Krankzinnig. Is dit goed onder controle door de burgemeesters
die u heeft gesproken?
Minister Van Weel:
Bepaalde zaken zijn lastiger aan te pakken dan andere, zeg ik hier maar
meteen bij. De diasporabelasting werd genoemd en daarbij werd gevraagd
wat we daaraan via wet- en regelgeving kunnen doen. Ook werd al het
voorbeeld genoemd van de vergelijking met de VS. Als je geboren bent in
de Verenigde Staten heb je daar nog steeds een belastingverplichting, al
heb je er bij wijze van spreken de rest van je leven nooit gewoond. Het
op zich innen van belastingen bij mensen die jouw nationaliteit hebben,
al wonen ze in een ander land, is niet iets wat we kunnen verbieden.
Daar waar dat gaat onder dwang of met chantage, wordt het natuurlijk een
ander verhaal. Dan is het meteen een strafbaar feit.
Dan nog is de uitdaging vaak of mensen hiervan wel aangifte doen. Daar
kom ik zo meteen op terug bij het OBI-meldpunt. De drempel voor mensen
is hoog en het vertrouwen in autoriteiten is laag. Dat is niet zo gek
als je uit een land als Eritrea komt. Zeker als vluchteling heb je een
ingebakken wantrouwen tegen autoriteiten. Dat is een van de redenen
waarom mensen het land ontvlucht zijn. Het is dus best een uitdaging,
zeg ik daarbij, om dit soort problemen goed inzichtelijk te krijgen
vanuit gemeenschappen die daar soms niet open over willen zijn, ook uit
gebrek aan vertrouwen. Heel belangrijk bij het inrichten van de
OBI-meldpunten en een van de redenen waarom dat langer heeft geduurd dan
we misschien hadden gewild, maar waarop ik wel goede hoop heb, is dat ze
daar iets aan gaan verbeteren. Het tweede wat daaraan bijdraagt, noemde
ik al in mijn inleiding. Dat is het transparant maken van dit soort
activiteiten. Dat geldt zelfs als ze niet strafbaar zijn. Op het moment
dat iets open en bloot in een paper van de NCTV en de AIVD staat, kunnen
mensen zich daarin herkennen en kunnen burgemeesters er kennis van
nemen. Ze zullen het eerder signaleren en dan dus ook de onwenselijke en
strafbare elementen eruit halen. Als er op basis van dit soort geruchten
over knokploegen die langskomen een dreiging dreigt voor de openbare
orde en veiligheid — dat is wat er onlangs in Rijswijk is gebeurd — dan
heeft de burgemeester de mogelijkheid om zo'n bijeenkomst op voorhand al
te verbieden. Ook dat heeft z'n effect.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw gedetailleerde toelichting. U kunt doorgaan.
Minister Van Weel:
Dan kom ik op intimidatie in Nederland van inwoners met een Chinese
achtergrond. U zult zien dat bij alle landen waarover ik vragen
beantwoord de minister van Buitenlandse Zaken ongetwijfeld vanuit zijn
optiek wat zal toevoegen. China wordt in meerdere publicaties van de
AIVD en de NCTV, waaronder het fenomeenbeeld, genoemd als een van de
statelijke actoren die uiteenlopende beïnvloedingsactiviteiten
ontplooien. Wij proberen de dreiging van statelijke actoren in kaart te
brengen. Alle vormen van ongewenste buitenlandse inmenging zijn
natuurlijk onacceptabel. Ik zeg daarbij dat dit een van de
gemeenschappen is waarin het wantrouwen en de geslotenheid het niet
altijd makkelijk maken om inzichtelijk te maken wat nu daadwerkelijke de
omvang van deze beïnvloeding is en waar daarbij grenzen van het
strafrecht worden overschreden.
Naar aanleiding van het voorbeeld van Iran vroeg mevrouw Piri hoe het
eigenlijk zit met de kennis van de politie over OBI-gevallen. Worden die
wel als zodanig onderkend, en wordt daar wel op die wijze over
onderhandeld? In eerste instantie kijkt de politie natuurlijk of er
sprake is van strafbare feiten, of van acute issues met de veiligheid
van de persoon die zich meldt. Als daar sprake van is, dan worden er ook
veiligheidsmaatregelen genomen voor individuele personen. Daar wordt het
buitenlandse aspect dus in meegewogen. Maar het is voor de politie ook
niet altijd makkelijk, met de diverse diaspora's die we hebben in
Nederland, om op elk bureau diepgaande kennis te hebben van wat er zich
mogelijk op de achtergrond afspeelt bij de melding van een persoon in
combinatie met — ik noemde dat eerder — het feit dat een aantal van deze
personen door een gebrek aan vertrouwen ook niet erg open zijn over hun
relatie met het regime. Ik hoop oprecht dat het OBI-meldpunt daar
verandering in gaat brengen. Vanuit het OBI-meldpunt zal er ook een lijn
gaan lopen naar de politie, voor als bij het meldpunt wordt ingeschat
dat er mogelijk sprake is van een veiligheidsprobleem van een individu
dan wel een systematisch probleem met strafbare aspecten op het gebied
van OBI. De politie kan daar dan ook meer gericht op worden gebrieft.
Eén vast protocol of een opleiding in diaspora als zodanig voor de
politie is niet haalbaar, maar uiteraard is er wel een protocol dat men
volgt om te kijken of dit aspect daarbij een rol speelt.
Dat brengt mij bij Israël. Daar zijn natuurlijk verschillende vragen
over gesteld. Ook dat onderwerp ligt tussen mij en de minister van
Buitenlandse Zaken in. We hebben inderdaad gereageerd het rapport dat
werd aangehaald door de minister van Diasporabeleid, naar aanleiding van
de vragen die in het debat werden gesteld naar aanleiding van de rellen
in Amsterdam. We hebben gezegd dat wij de wijze waarop dit rapport is
gedeeld, namelijk via de media in plaats van direct met de formele
autoriteiten, onwenselijk vinden vanwege de invloed die dit heeft op
Nederlandse staatsburgers; de heer Ergin refereerde daar al aan. Die
hebben hiervan daadwerkelijk last ondervonden, tot en met bedreiging van
hun veiligheid aan toe. Dat is niet de manier. Als men ons wil wijzen op
veiligheidsissues of berichten waarvan men denkt dat die voor opsporing
of handhaving van belang zijn, dan is daar een loket voor. Dat loket is
de Nederlandse overheid. We hebben meerdere diensten die daarvoor
openstaan, waaronder de inlichtingendiensten, de politie en het OM, maar
ook de kanalen via Buitenlandse Zaken. Dat hebben we als zodanig
doorgegeven en de minister van Buitenlandse Zaken kan aangeven hoe dat
ontvangen is door de ontvangende partij.
De voorzitter:
Dat was het kopje Israël? Tenminste, vanuit uw kant? Misschien wil
minister Veldkamp er nog iets over zeggen. Het leidt misschien tot een
interruptie, dus daarom check ik het even.
Minister Van Weel:
Ja, graag.
De voorzitter:
Dat is alles. Leidt het tot een interruptie? Eenmaal andermaal? Mevrouw
Piri.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Op deze manier ga ik heel snel door mijn interrupties heen, want ik heb
heel veel vragen gesteld over Israël. Die gingen over hele specifieke
gevallen. De minister gaat eigenlijk niet verder dan dat korte briefje
dat er is geweest: op één specifiek onderwerp is er sprake van
ongewenste inmenging. Mag ik de minister dan vragen of er ook op andere
onderwerpen sprake is geweest van ongewenste inmenging door
Israël?
Minister Van Weel:
De minister van Buitenlandse Zaken komt nog terug op een van de
voorbeelden die u specifiek noemde, namelijk de Israëlische gedragingen
ten aanzien van het Internationaal Gerechtshof. Daar zal de minister van
Buitenlandse Zaken dus nog op terugkomen. Ik moet u zeggen dat ik wat
betreft die andere voorbeelden die u noemt, in dit gremium niet
specifiek in kan gaan op wat er wel en niet onderzocht is. Dat verhoudt
zich niet tot het open karakter van dit gremium.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
De minister kan niet ingaan op individuele voorbeelden. Over één
specifiek voorbeeld is met de Kamer gedeeld dat er sprake was van
ongewenste inmenging. Mijn vraag blijft staan. De minister hoeft niet in
te gaan op specifieke voorbeelden. Is er op meerdere onderwerpen, los
van dit rapport, sprake van ongewenste inmenging door Israël die is
vastgesteld door uw diensten? Ik wil een ja of een nee.
Minister Van Weel:
De minister van Buitenlandse Zaken komt terug op het ICC, dus dat laat
ik buiten beschouwing. In algemene zin kunt u de landen die genoemd
worden in de fenomeenanalyse van de NCTV en de AIVD beschouwen als de
landen waarvan wij vinden dat is vastgesteld dat er stelselmatig sprake
is van ongewenste buitenlandse inmenging. Daar zit Israël dus niet
bij.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Mijn derde interruptie, omdat ik al twee keer geen antwoord heb
gekregen. Het rapport van de AIVD van 2024 is nog niet uit. Dat van 2023
heb ik ook gelezen. Er is nu echt sprake van een andere situatie, ook
als het gaat om inmenging. Ik wil gewoon klip-en-klaar duidelijk hebben:
is er één incident als het gaat om de diensten waar deze minister
verantwoordelijk voor is, waarbij ongewenste inmenging door Israël is
vastgesteld? Of is dat in meerdere gevallen geweest? U hoeft niet in te
gaan op wat dat dan was, als dat niet gedeeld kan worden. Blijft het bij
dit incident of is er in meer incidenten vastgesteld dat er sprake was
van ongewenste buitenlandse inmenging door de Israëlische regering of
veiligheidsdiensten?
Minister Van Weel:
Ik laat het ICC buiten beschouwing bij het antwoord op deze vraag, maar
voor de volledigheid neem ik het mee in mijn antwoord. Nee, er is mij in
de afgelopen jaren geen ander signaal ter ore gekomen waarbij
geconstateerd is dat er sprake is van ongewenste buitenlandse inmenging
vanuit Israël. Daarmee wil ik niet zeggen dat er niet op allerlei
niveaus gesproken is over zaken, maar het heeft mij niet met die
classificatie bereikt.
De voorzitter:
Dank u wel voor het antwoord. Dan kunt u doorgaan.
Minister Van Weel:
De minister van Buitenlandse Zaken zal ingaan op de verkiezingen in
Turkije en hoe dat te organiseren. Daar zagen een hoop vragen op die u
had. Voor het overige geldt daarbij hetzelfde als voor de andere
diaspora’s, namelijk dat het soms moeilijk is om dit boven water te
krijgen. Ik hoop dat het meldpunt eraan bijdraagt om een beter beeld te
krijgen van wat er gebeurt op dat vlak. Dan kunnen we daar beter beleid
op maken.
Het OBI-meldpunt en de meldingen. Een losse vraag was: is het een idee
om een nationaal coördinator OBI aan te stellen. Ik denk dat we die
hebben in de persoon van de NCTV. Daar zitten ook mensen die zich
dedicated bezighouden met het fenomeen ongewenste buitenlandse
inmenging. Daar zitten ook alle ministeries aan tafel en daar bespreken
ze gevallen die vanuit diverse hoeken binnenkomen. Ik denk dat we
daarmee de coördinatiefunctie absoluut tot ons nemen.
Wanneer komt het meldpunt? Geloof me, ik had het liever vandaag dan
morgen gehad. De druk zit daar vol op. Er zijn een hoop stappen die
wellicht in het verleden sneller hadden kunnen worden gezet. Er is nu
een stap gezet. Er is een externe partij gevonden die dit voor ons gaat
inrichten. Hoeveel tijd kost dat dan? Ik kan u vertellen dat er geen
sprake zal zijn van een pilot. We gaan in één keer live. Maar waarmee
gaan we live? Dat moet een systeem zijn waar veiligheid van personeel
dat daar werkt, is gewaarborgd. Het laatste wat je zou willen, is dat
statelijke actoren zich een weg weten te vinden in het meldpunt
OBI.
Er moet sprake zijn van beveiligde systemen waarin informatie kan worden
opgeslagen op een dusdanige manier dat we degenen die zich melden,
kunnen garanderen dat die nooit in verkeerde handen terecht zou kunnen
komen. U kunt zich voorstellen dat, als dat zou gebeuren, het vertrouwen
helemaal zoek is. Die systemen moeten ook een bepaalde mate van
cyberveiligheid hebben, want dat zijn de systemen waar statelijke
actoren met offensieve cybercapaciteiten heel graag toegang toe zouden
willen hebben. Dat is wat nu tijd kost om het in te richten. Ik zeg u
toe dat het streven is om het dit jaar operationeel te hebben. Na de
zomer is te kort. De verwachting is dat we het systeem dan nog niet
ingericht krijgen. Zoals ik zei, moet het veilig en betrouwbaar zijn
voordat we dit openstellen voor mensen met de meest kwetsbare meldingen,
die mogelijk gevaar voor hun eigen leven lopen.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik merk wel even op dat dit geen echte toezegging is. Een
toezegging zou in een brief terug moeten komen met daarbij de
afhandeling. Volgens mij doet u een inspanningsverplichting dat u uw
uiterste best doet om het op een bepaalde termijn terug te laten komen.
Volgens mij is het geen officiële toezegging, tenzij u zegt dat u in een
brief terugkomt op hoe u dat uitvoert.
Minister Van Weel:
Ik ben bereid om dat te doen. Mijn streven is om dit voor het einde van
het jaar geregeld te hebben. Daar zit een aantal randvoorwaarden aan. Ik
ga het niet coûte que coûte live gooien als ik geen vertrouwen heb in de
veiligheid. De inschatting is dat we dat voor het einde van het jaar
gaan fiksen. Dat zal ik in de brief doen landen.
De voorzitter:
Dan is het een toezegging dat het voor het eind van het jaar live gaat
en dat u dat officieel met een brief doet. Volgens mij was de heer
Paternotte eerst en dan mevrouw Becker.
De heer Paternotte (D66):
Ja, dank. Ik vind het goed nieuws dat het meldpunt dit jaar live zou
moeten gaan. Het is goed dat de minister daar hard aan wil trekken. Ik
denk wel dat het heel belangrijk is dat dat meldpunt dan echt goed kan
werken voor de meest kwetsbare minderheden, die echt het snelste doelwit
van transnationale repressie kunnen zijn. Wat ik van hen begrijp — denk
aan de Oeigoeren, Tibetanen, Hongkongers, Zuid-Mongolen, of de
Marokkanen in Nederland, Marokkaanse Nederlanders, die eigenlijk af
willen van hun Marokkaanse nationaliteit — is dat zij niet het gevoel
hebben dat het een heel goed gesprek is geweest over hoe je ervoor zorgt
dat dat meldpunt ook voor hen goed toegankelijk is, dat zo'n meldpunt
goed om kan gaan met die meldingen en ze dat op een veilige manier
kunnen doen. Is de minister bereid om toe te zeggen dat daar extra in
geïnvesteerd wordt de komende tijd? Ik denk dat dat ons het gevoel zou
geven dat dat meldpunt ook echt sneller zijn werk zou kunnen gaan
doen.
Minister Van Weel:
Ik denk dat stap één was: hoe gaan we dit nou zelf aanpakken? Dat heeft
lang geduurd. Daar is nu een partij voor, er is nu een beeld van hoe we
dat gaan doen op een manier die de desgewenste anonimiteit en
desgewenste identiteit beschermt, die op een zorgvuldige wijze kan
omgaan met welke follow-up je geeft aan de melding en welke gegevens je
daarbij gebruikt. Dat heeft tijd gekost, maar daardoor hebben we nu wel
een beter beeld van wat je überhaupt met dit soort gemeenschappen zou
willen bespreken en hoe je op voorhand al het vertrouwen kunt geven dat
je goed hebt nagedacht over hoe dit wel kan werken op een manier die hun
ook vertrouwen geeft. Dus die gesprekken gaan zeker gevoerd
worden.
Mevrouw Becker (VVD):
Allereerst veel dank aan de minister voor deze daadkrachtige toezegging;
na een toch best wel hele lange periode van veel vaagheid is dit heel
helder. Dus fantastisch. Ik heb wel twee vragen daarbij. In de brief die
we daarover kregen in oktober staat nog dat het wel van belang is dat
melders een realistisch beeld hebben van de handelingsperspectieven die
de overheid hun dan uiteindelijk kan bieden. Daarmee wordt eigenlijk een
beetje aan verwachtingsmanagement gedaan door te zeggen: "Veel van de
manipulatie en beïnvloeding vindt plaats onder de drempel van het
strafrecht". Als ik dat lees, maak ik me zorgen dat mensen "we kunnen
niet zo veel" te horen krijgen bij het meldpunt. Hoe kijkt de minister
nou aan tegen het debatje dat we ook hadden over Iran, over vormen van
bedreiging en intimidatie die subtiel zijn, maar wel degelijk voor
mensen kunnen betekenen dat zij in levensgevaar zijn? Wanneer kunnen wij
snel duidelijkheid hebben over dat handelingsperspectief? En mijn
laatste zin, voorzitter: hoe kan het dat wij in oktober van dit kabinet
een brief krijgen met dat het kabinet gestart is met een pilot, die nu
dan dus al vijf maanden zou moeten lopen, voor de inrichting van een
centraal OBI-meldpunt, en de minister nu aangeeft dat van een pilot geen
sprake is en dat we meteen live gaan?
Minister Van Weel:
Ja, "pilot" was, achteraf gezien, niet de meest gelukkige woordkeuze.
Maar dit was om te bezien wat voor soort systeem je hiervoor nodig hebt.
Dus op basis daarvan is gekeken naar hoe je dat inricht, hoe je het
toegankelijk maakt en hoe je het met veiligheid doet, en wat dat dan
betekent voor hoe je dat moet inrichten. Maar het systeem gaat nu
gebouwd worden en dat systeem gaat in één keer live. Het zou ook een
beetje raar zijn als je dat ging pilottesten; met wie dan? Dus de
formulering is achteraf gezien daarin niet helemaal gelukkig geweest.
Als het gaat om het handelingsperspectief: dat is natuurlijk beperkter
op het moment dat er niet sprake is van strafrechtelijke handelingen,
maar het is niet nul. Op het moment dat jij dit soort intimidatie
ervaart en je weet dat die direct vanuit een ambassade of een consulaat
geschiedt, kan daar wel degelijk handelingsperspectief zitten, al was
het maar in het hen daarop aanspreken. Dat moet de melder dan ook wel
willen. Als de melder dat niet wil, dan kun je door middel van die
melding nog steeds een database genereren. En op het moment dat je er
tien hebt die hebben gemeld wat hun is overkomen in bijvoorbeeld de
afgelopen twee maanden, heb je wel een zaak waarin je op meer anonieme
basis dat gesprek wél kunt gaan voeren. Dat wil dan niet zeggen dat je
meteen een consulaat kunt sluiten; daarvoor zul je toch echt
strafrechtelijke handelingen of schendingen van verdragsrechtelijke
zaken moeten hebben. Maar in ieder geval geeft het je een beter beeld,
en op basis van dat betere beeld kunnen lokale bestuurders meer
gebruikmaken van hun mogelijkheden. En het kan ook zijn dat daarmee
cumulatief wel een strafrechtelijke grens wordt overschreden, waar dat
in een individueel geval niet zo is.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat levert een interruptie op van de heer Boomsma.
De heer Boomsma (NSC):
De minister begint nu over het sluiten van het consulaat. Daar heb ik
inderdaad op aangedrongen. Ik lees in alle rapporten, van de AIVD, in
het ambtsbericht en in andere rapporten, dat er dwang is, dat dwang
wordt toegepast en dat mensen geen toegang hebben tot consulaire
diensten als zij die 2% belasting niet betalen. Dan gaat het dus ook om
mensen die een uitkering hebben of die studiefinanciering krijgen. Ik
heb ook mensen gesproken die bang zijn en geen aangifte kunnen doen,
omdat ze in Eritrea familie hebben. Dat staat nog los van het vertrouwen
dat ze eventueel hebben in het proces. Er is ook gewoon angst. Ik vind
het dan jammer dat wordt gezegd: als er geen volledig strafrechtelijk
onderzoek is uitgevoerd, kun je eigenlijk niks tegen zo'n consulaat
doen. Gezien het feit dat dit al vijftien jaar speelt, zou ik zeggen dat
je eerder moet kunnen optreden en daar niet op moet wachten.
Minister Van Weel:
Ik zei niet dat je niet kunt optreden, maar voor het sluiten van een
consulaat heb je wel iets meer nodig dan verhalen over mogelijke dwang.
En "dwang" moet je dan ook nog expliciteren. Gaat het dan om mensen die
zeggen "ik betaal het maar, want anders krijg ik mijn rijbewijs niet en
dat heb ik nog nodig" of is er dwang op een zodanig manier dat dat ook
bij ons de grenzen van het strafrecht zou raken? Ook daar geldt dus
weer: welk inzicht kun je krijgen? Ik hoop dat het meldpunt daarbij gaat
helpen. Uiteindelijk zijn er allerlei variaties: van het aanspreken van
een consul-generaal tot en met sluiten. Maar voor die verschillende
etappes zijn verschillende signalen nodig. Ik denk dat de minister van
Buitenlandse Zaken nog wel iets kan vertellen over hoe dat in het
diplomatieke verkeer zou gaan.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Fijn dat dit nu eindelijk gaat gebeuren. Ik hoop echt dat het ook
gebeurt. Ik snap wat de minister zegt over hoe de overheid een steeds
beter beeld kan krijgen. Dat begrijp ik. Maar ik maak me nog steeds
zorgen over het voorbeeld dat net werd genoemd in mijn interruptiedebat
met mevrouw Becker. In 2017 waren er zeven meldingen bij de politie. Ik
begrijp wat de minister zegt, hè: niet elk politiestation is daarop
ingericht. Maar daarom willen we zo'n meldpunt, waar de NCTV bij
betrokken is, waar ze die inschatting wél kunnen maken. Ik zal het land
niet noemen, maar ik ken zelf een casus waarin mensenrechtenverdedigers
op een gegeven moment op een dodenlijst terechtkwamen. Nog voordat een
strafbaar feit is gepleegd, moet worden ingeschat hoe reëel die dreiging
tegenover zo'n persoon is. Is dat ook de ambitie van dit kabinet bij
zoiets gruwelijks als een liquidatie door een buitenlandse
inlichtingendienst op ons grondgebied? Natuurlijk kan je dat nooit
honderd procent uitsluiten; dat vraag ik ook niet. Is dit meldpunt wel
het antwoord op wat wij in al die jaren hebben geleerd? Is dit misschien
een betere manier om dat tegen te gaan en die Nederlanders bescherming
te bieden?
Minister Van Weel:
Natuurlijk moeten we er alles aan doen om liquidaties op ons grondgebied
te voorkomen, zeker als daar statelijke actoren bij betrokken zijn of
daarachter zitten. Daar is het meldpunt niet het enige antwoord op.
Natuurlijk geldt dat kennis bij de politie over ongewenste buitenlandse
inmenging en de vormen die dat kan aannemen, helpt. Ook die
fenomeenanalyse en het breed verspreiden daarvan helpen om die kennis
meer lokaal te borgen, of dat nu bij gemeentes is of bij lokale politie.
Dan is er in ieder geval een maatstaf, zo van: goh, hoe werkt dat nou
met het Eritrese gemeenschap? Ik noem een voorbeeld. Ik spreek met
burgemeesters van gemeenten met een grote Eritrese gemeenschap. Die
weten inmiddels donders goed — beter dan ik — hoe die gemeenschap in
elkaar zit, waar de risico's zitten, waar de kwetsbaren zitten en welke
geleding van die gemeenschap in hun gemeente woont. Ik was in Arnhem bij
burgemeester Marcouch. Hij heeft dat idem dito met de verschillende
diaspora die verspreid in zijn stad wonen. Hij weet welke waar wonen en
hij weet wat voor spanningen dat kan opleveren op welk moment. Die
lokale aanpak is dus enorm veel waard, ook bij het onderkennen van
dreigingen. Maar daarnaast — en dat loopt natuurlijk nu al — zijn ook de
diensten, die helemaal geen strafrechtelijke drempel nodig hebben, heel
alert op dit soort statelijke dreigingen. Dat geldt zeker als die
dreiging komt van actoren van wie gebleken is of over wie het sterke
vermoeden bestaat dat zij bereid zijn om over te gaan tot dit soort
heftige zaken.
Nou, de diensten hebben natuurlijk allerlei andere bevoegdheden om, één,
een oogje in het zeil te houden, en, twee, om eigenstandig dan wel via
een ambtsbericht op te kunnen treden op het moment dat zij denken dat
dat nodig is voor de beveiliging of de veiligheid van mensen. En dat
zullen ze ook doen. Ik zeg nogmaals dat dat geen garanties geeft, maar
ik hoop wel dat het leidt tot een beter vangnet dan het vangnet dat we
in het verleden hebben gehad.
Mevrouw Piri vroeg ook nog of er gewerkt wordt aan een
informatiecampagne voor buitenlandse studenten en of signalen die bekend
zijn bij de IND ook worden doorgegeven. Ja, er wordt gewerkt aan een
brede communicatieaanpak. Die ziet op bewustwording en de stellingname
dat Nederland statelijke inmenging absoluut niet accepteert. Die ziet
ook op het bieden van handelingsperspectief aan mensen die slachtoffer
zijn geworden van statelijke inmenging. Die communicatieaanpak is
nadrukkelijk ook gericht op buitenlandse studenten in Nederland. Wat
betreft de signalen bij de IND over statelijke inmenging: die worden
inderdaad besproken bij die interdepartementale OBI-tafel, onder leiding
van de NCTV, die mede voor dat doel is opgericht.
De heer Ceder vroeg of er meer wetgeving komt om OBI tegen te gaan. De
rijksbrede aanpak van ongewenste buitenlandse inmenging wordt eind 2025,
dus eind dit jaar, onder coördinatie van de NCTV geëvalueerd. Dat was
nog een toezegging van het vorige kabinet. Daarbij worden ook de scope
van de aanpak en het juridische instrumentarium om ongewenste
buitenlandse inmenging aan te pakken geëvalueerd. Na afronding van die
evaluatie eind dit jaar wordt uw Kamer daarover geïnformeerd.
Dat brengt me naar het kopje over een slim verbod, ongewenste
financiering, predikers en IS'ers. Dit lijkt wel het kopje overig, maar
dat is het niet, want dat komt daarna nog. Mevrouw Becker had het over
een slim verbod om religieuze instellingen te verbieden die financieel
voor meer dan 50% afhankelijk zijn van een buitenlands regime. Zij vroeg
wanneer ze de uitwerking daarvan kunnen verwachten. Ik noemde het al
even in mijn vorige blokje: naast de Wtmo heb ik twee inventarisaties in
voorbereiding. Ten eerste wordt geïnventariseerd hoe andere landen
omgaan met organisaties die mogelijk banden hebben met terroristische
organisaties, waarbij ook gekeken wordt naar welke mogelijkheden zij
hebben om die bestuurlijk dan wel anderszins aan te pakken. Er wordt ook
gekeken welke maatregelen andere landen nemen om ongewenste buitenlandse
financiering tegen te gaan. Dit is in aanvulling op de wetstrajecten die
we hebben. Dit breng ik in beeld. Dat geeft in een matrix inzicht in wat
we op verschillende vlakken kunnen doen en welke actor dat kan doen. Dit
resulteert wat mij betreft dan nog in een wittevlekkenplan, waaruit
blijkt welke zaken we op dit moment nog niet kunnen aanpakken. Dat is
één deel. Het tweede deel is: wat doen andere landen op dit punt en kan
dat ons inspireren om daar wat mee te doen? Die inventarisatie komt u
toe. Ik verwacht die binnen afzienbare tijd. Dan kunnen we met elkaar
het gesprek aangaan over de vraag: waar zou er nog meer moeten gebeuren,
denken we? Dat is wat mij betreft de invulling van het slimme verbod,
zoals genoemd.
De voorzitter:
Dat roept een interruptie op bij mevrouw Becker.
Mevrouw Becker (VVD):
Zoals de minister weet, hebben we als Kamer een hele lange geschiedenis
met het bespreken van de vraag of we iets kunnen doen aan ongewenste
buitenlandse financiering. Ik heb ooit gekeken of we kunnen benoemen wat
onvrije landen zijn en of we dan financiering uit die landen kunnen
verbieden. Uiteindelijk hebben we nu de Wtmo, met daarin wat we maximaal
kunnen doen. Volgens mij beoogt de afspraak in het hoofdlijnenakkoord om
nog eens een keer met elkaar juridisch uit te zoeken of je niet op een
slimme manier kan zeggen dat die statelijke actoren die door de NCTV en
de AIVD bestempeld worden als actoren die hier doelbewust via de
diaspora mensen beïnvloeden voor hun eigen agenda … Als hier religieuze
instellingen zijn die voor meer dan 80%, of misschien meer dan 50% — je
zou een percentage kunnen noemen — maar die in ieder geval grotendeels
gefinancierd worden door die statelijke actor, zou je dan geen
juridische grond hebben om te kunnen zeggen: je mag nooit meer dan een
bepaald percentage afhankelijk zijn van zo'n statelijke actor, omdat die
daarmee zo'n grote invloed heeft op je samenleving? Ik had heel erg
gehoopt of hoop nog steeds dat die vraag wordt meegenomen. Ik zou de
minister dus willen vragen: kan die vraag meegenomen worden in dit
onderzoek?
Minister Van Weel:
Ja, we gaan daar zeker aandacht aan besteden, maar ik kan dat nog niet
juridisch afgepeld hebben, want dat is best een omvangrijke vraag.
Tegelijkertijd wil je ook niet dat organisaties als de katholieke kerk
op basis van die argumentatie daarbinnen zouden vallen, om maar een
voorbeeld te noemen. Dat vereist een uitgebreide verkenning, maar we
kunnen het idee meenemen en de vragen stellen: "Hoe ga je om met
financiering uit het buitenland? Zijn er landen die daar een percentage
aan hebben gekoppeld? Wat zijn hun ervaringen daarmee?" Die vragen
zullen we daar zeker in meenemen. Dat is dus stap één daarvan. De
definitie van maatschappelijke organisaties in de Wtmo is breed.
Culturele instellingen en onderwijsinstanties kunnen daar ook onder
vallen, zolang er sprake is van een stichting, kerkgenootschap,
vereniging of een vergelijkbare buitenlandse rechtsvorm. Maar voor
onderwijs is natuurlijk ook een specifieke wet in de maak, namelijk de
Wet toezicht informeel onderwijs. Daar kan de staatssecretaris veel meer
over vertellen dan ik.
Dan de buitenlandse beïnvloeding via predikers. Dat was een vraag van de
heer Eerdmans en mevrouw Becker. Wat kunnen we doen tegen organisaties
die haatpredikers uitnodigen? Hoe gaan we op dit moment om met het
weigeren daarvan? Eigenlijk moet ik zeggen: met het niet weigeren
daarvan. Kunnen we iets doen met het SIS-systeem? Laat ik vooropstellen
— dat hebben ik en minister Faber meerdere keren gezegd — dat er wat ons
betreft geen plek is in Nederland voor vreemdelingen die naar Nederland
komen om hier extremistisch gedachtegoed te verspreiden. Dat begint
inderdaad bij de organisaties die een podium bieden aan deze personen.
Ik roep die organisaties nu dan ook nogmaals op om goed na te denken
over wie zij uitnodigen en wat ze daarmee beogen. Het is ook aan het
lokaal gezag om hierover in gesprek te treden met die organisaties. Ik
moet zeggen: dat gebeurt ook steeds meer.
In algemene zin kan personen conform de Europese en nationale
regelgeving de toegang tot Nederland worden ontzegd. Dat wordt per geval
door de IND beoordeeld. De IND baseert zich daarbij op beschikbare
informatie, onlangs bijvoorbeeld op de duiding van de NCTV naar
aanleiding van de drie personen die naar Utrecht kwamen. Het kan ook
gaan om een ambtsbericht van de AIVD en om informatie uit de lokale
driehoek. Als sprekers een gevaar vormen voor de openbare orde, kan de
IND overgaan tot het weren van de sprekers. Maar daar kan natuurlijk ook
tegen in beroep worden gegaan. Dan doet de rechter daar een uitspraak
over. Zo werkt het hier dan ook weer.
Wij bekijken op dit moment wel of we het op een efficiëntere en betere
manier kunnen inrichten. We zien namelijk dat de frequentie van dit
soort verzoeken toeneemt en het beslag ervan groot is. Je zult immers
uren en uren aan materiaal door moeten, vaak in een andere taal, om je
een goed beeld te vormen. Dat bekijk ik samen met de minister van AenM.
We kijken daarbij ook of we kunnen leren van hoe andere landen dat
aanpakken. Zijn er lijsten? Hoe kun je je op een snellere manier een
beeld vormen van iemand die mogelijk naar Nederland komt? Kunnen we daar
ook informatie van andere landen bij gebruiken? Van al die aspecten
bekijken we wat we daarvan kunnen leren.
De heer Eerdmans (JA21):
Dit begrijp ik en dat is goed. Kijk, ik ben op zoek naar: kunnen we
organisaties waar we als overheid een relatie mee hebben straffen als ze
dit soort idioten uitnodigen? Het is goed om ze toegang te weigeren; dat
is prima. Maar dan gaan ze vaak weer online. Dan komt er gewoon een
laptopje tevoorschijn en gaan ze met z'n allen daarnaar luisteren. Het
is dus gewoon lastig. Als je een UvA, een Radboud of het maakt niet uit
kan straffen door te zeggen dat ze gewoon de gevolgen gaan ondervinden,
financieel of anderszins — ik weet het niet, het is maar een gedachte —
dan hebben we misschien de zaak wel meer bij de wortel te pakken.
Minister Van Weel:
Voor universiteiten wil ik niet het gras voor de voeten van mijn collega
wegmaaien. Ik heb ook de voormalig commissaris van de Koning Jaap Smit
bereid gevonden om het hoofd te zijn van de Taskforce
Antisemitismebestrijding, met een aantal specifieke opdrachten. Ten
eerste, de veiligheid van Joodse studenten het hoger onderwijs. Daar
hoort dit aspect, namelijk het weren van mensen die antisemitisch of
extremistisch gedachtegoed verspreiden, wat mij betreft bij. Het andere
aspect waar ze naar kijken is de sit-ins op stations en wat daar
mogelijk tegen gedaan kan worden. Dat is dus een van de aspecten. Maar
ik weet dat er ook bredere gesprekken lopen vanuit het ministerie van
OCW met de universiteiten om naar dit soort zaken te kijken. Laten we
eerlijk zijn, voor dit soort organisaties ... Universiteiten is helder.
Maar we doen ook een oproep aan zalencentra. Die blijven hun
etablissement openstellen voor bijeenkomsten waarvan ze weten dat die
kunnen leiden tot een gevaar voor de openbare orde en veiligheid, of
voor evenementen waarvan ze weten dat daar extremistisch gedachtegoed
wordt verspreid. Ook dat vraagt natuurlijk de aandacht van het lokale
gezag, dus om het gesprek aan te gaan met de uitbaters van deze
etablissementen.
De voorzitter:
Heeft u nog veel vragen? Nee? Fijn.
Minister Van Weel:
Een heldere vraag met een helder antwoord.
Gaat de minister uitreizigers uit Syrië terughalen? Daar is op dit
moment geen enkele intentie of aanleiding toe. Het is wel net zoals in
het verleden een case-by-caseafweging. Zoals u weet heeft die
case-by-caseafweging er tot nu toe toe geleid dat er niet is overgegaan
tot het terughalen van enige mannelijke uitreiziger. De risico's voor de
nationale veiligheid, de internationale betrekkingen, de
veiligheidssituatie in het gebied en de veiligheid van de personen die
zo'n repatriëring zouden moeten uitvoeren, zijn leidend bij het besluit
dat het kabinet neemt om, als dat ooit zou gebeuren, uitreizigers terug
te halen. Maar zoals ik zei, is dat op dit moment niet aan de
orde.
De heer Boomsma vroeg hoe artikel 220 is toegepast. Ik zal twee
voorbeelden noemen. Op 8 maart van het afgelopen jaar heeft de Rechtbank
Noord-Holland de Hardliners Motorclub verboden, omdat de rechtbank
oordeelt dat de werkzaamheid van de Hardliners Motorclub leidt tot
geweld en daarmee vermoed wordt in strijd te zijn met de openbare orde.
Daarbij is gebruikgemaakt van de verruiming van artikel 220 van het
Burgerlijk Wetboek. En ook in de zaak van de Bandidos is deze verruiming
aan de orde geweest. Dat heeft hetzelfde effect opgeleverd en dat heeft
gewoon standgehouden, ook in hoger beroep. In die zin denk ik dat het
zijn nut heeft bewezen.
Ik zeg u er nog wel bij dat er enige overlap is met het bestuurlijke
verbod op ondermijnende organisaties. Daar ga ik het volgende maand over
hebben in de Eerste Kamer. Desondanks, omdat het een bestuurlijke aanpak
is, vind ik het wel weer interessant. Het is namelijk een net weer
andere invalshoek om dit probleem te benaderen.
Ik heb het gehad over de verheerlijking van terrorisme en dat betekent
dat ik nog maar een enkele vraag over heb.
Iftars en politie. Daar ligt ook een set Kamervragen over. Ik verwijs
daar kortheidshalve naar, want er zitten heel veel aspecten aan. Laat ik
in algemene zin zeggen dat ik er geen enkele moeite mee heb dat ook
politieagenten een iftar bezoeken. Maar bij elk optreden en bij elk
evenement waarbij politieagenten aanwezig zijn in uniform, moeten ze
altijd nadenken over de neutraliteit van het uniform en hoe die ook op
een evenement gewaarborgd kan zijn. Maar dat kan prima tijdens een iftar
en dat kan ook prima tijdens een Chanoekaviering. Dat kan prima tijdens
een receptie van een ambassade. Maar die afweging moet wel per keer
worden gemaakt. Voor meer details verwijs ik naar de Kamervragen waar ik
nog over kom te spreken.
Gaat het kabinet handelen als Elon Musk ...
De voorzitter:
Dat roept een interruptie op van de heer Paternotte. Zegt u het
maar.
De heer Paternotte (D66):
Los van die Kamervragen is het natuurlijk de vraag wat voor signaal het
aan diasporagemeenschappen geeft. Ik denk dan: ja, een iftarbezoek is
natuurlijk hartstikke leuk. Ik heb dat zelf onlangs ook nog gedaan. Maar
als een iftar georganiseerd wordt door de diplomatieke
vertegenwoordiging van een land waarover de AIVD in jaarverslag na
jaarverslag aangeeft dat er sprake is van buitenlandse inmenging, heel
erg sterk gericht op diasporagemeenschappen, vraag ik me af of het
handig is dat politiemensen aanwezig zijn bij zo'n iftar. We weten
immers dat de politie een van de plekken is waar mensen naartoe stappen
als ze problemen ervaren. Dat is precies de waarschuwing van onze eigen
diensten, onze eigen overheid. Ik denk dat heel veel mensen hier
aanvoelen dat het antwoord daarop eigenlijk nee is en ik hoop dat de
minister dat met ons deelt.
Minister Van Weel:
Ik kom daarop terug in die set Kamervragen, ook op dit specifieke geval.
Die weging wil ik nog even hernemen. Als de korpschef in uniform
aanwezig is als vertegenwoordiger van de Nederlandse politieorganisatie
bij een evenement van een land waarmee wij normale diplomatieke
betrekkingen onderhouden, is dat weer een ander signaal, dan wanneer
twintig agenten in een wijk aanwezig zijn op individuele persoonlijke
uitnodiging van een consulaat. Ik kan 'm dus niet zo generiek
beantwoorden. Ik hou daar normaal gesproken wel van, maar ik kwam daar
in de schorsing niet uit. Ik kom er daarom op terug; er zitten
grijstinten in.
Elon Musk. Gaan wij handelen als Musk zich in Nederlandse verkiezingen
gaat mengen? Dat ligt natuurlijk aan voor welke partij! Nee, dat was
niet mijn antwoord. Natuurlijk is inmenging door statelijke actoren een
zorgelijke ontwikkeling. Een statelijke actor is de heer Musk nog niet,
al hangt hij er op dit moment wel dicht tegenaan. Maar natuurlijk is het
een zorgelijke ontwikkeling, zeker in combinatie met de invloed die
social media überhaupt hebben op het maatschappelijke debat, ook in ons
land. Dat is ook iets wat we graag in Europees verband doen, zeker als
we het over dit soort machtige socialemediabedrijven hebben. De Europese
Commissie werkt verder aan een European Democracy Shield, waarin ook
aandacht is voor digitale dreigingen en verspreiding van desinformatie.
Daar staan we volledig achter.
De allerlaatste vraag, voorzitter, gaat over de oud-medewerker van de
NCTV. Kortheidshalve verwijs ik naar het plenaire debat dat daar
volgende week over plaatsvindt naar aanleiding van het rapport van de
ADR. Daarin zullen we uitgebreid ingaan op deze casus en op wat naar
aanleiding daarvan allemaal is gedaan aan informatiebeveiliging en
verbeteringen. Een kleine spoiler voor volgende week: ook dan zal ik
niet diep in kunnen gaan op de strafrechtelijke casus tegen deze
persoon, want die loopt nog. Die gedetailleerde informatie kan ik dus
niet geven, maar ik kan u dan wel uitgebreid bijpraten over alles wat er
sindsdien is gebeurd.
Dat was het einde van mijn betoog.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw prachtige betoog. We hebben nog 50 minuten en nog
drie bewindspersonen.
De heer Paternotte (D66):
Even voor de orde, voorzitter. Ik heb een aantal vragen gesteld en dan
niet zozeer over de informatiebeveiliging en alle zaken die dinsdag naar
aanleiding van het ADR-rapport besproken zullen worden als wel over wat
dit nu echt doet met diasporagemeenschappen. Is er bijvoorbeeld
informatie over Nederlanders naar Marokko gegaan? Hoe wil de minister
met die vragen omgaan? Die zullen komende donderdag waarschijnlijk niet
in dat debat met vier of vijf minuten spreektijd behandeld kunnen
worden.
Minister Van Weel:
Deels kan ik die vragen ook niet beantwoorden, omdat die onderdeel
uitmaken van het strafrechtelijke onderzoek. Het gaat dan bijvoorbeeld
over welke informatie mogelijk door deze medewerker verstrekt zou kunnen
zijn aan Marokkaanse autoriteiten. Dus daar kan ik nu niet op ingaan.
Een aantal andere meer gedetailleerde vragen over hoe hiermee is
omgegaan, ook in de richting van de personen waar het om zou kunnen
gaan, zijn al in een ander gremium wel aan de orde geweest. Maar vanwege
de vertrouwelijkheid kan dat weer niet in dit gremium.
De voorzitter:
Dank u wel. We hebben nog drie bewindspersonen in 50 minuten. Ik denk
dat we dat gaan redden, maar ik wil de bewindspersonen wel vragen om de
beschouwingen, die misschien wel heel mooi zijn, achterwege te laten als
dat kan.
Ik vraag de heer Veldkamp het goede voorbeeld te geven.
Minister Veldkamp:
Voorzitter, ik hoop dat u wat dit betreft met mij de juiste
bewindspersoon te pakken hebt. Maar in aanvulling op al het moois dat
door de minister van JenV uiteen is gezet, het volgende.
Het is belangrijk om vast te stellen dat Nederland de aanpak van de
sterk toegenomen dreiging van buitenlandse invloed op alle sporen heeft
geïntensiveerd om Nederland weerbaar te maken. Binnen het Nederlandse
driesporenbeleid tegen ongewenste buitenlandse inmenging voert de
minister van Buitenlandse Zaken het diplomatieke spoor uit. Het is ook
heel belangrijk om vast te stellen dat er goed wordt samengewerkt met de
ministeries van de bewindspersonen hier aanwezig.
Het kabinet treedt in alle gevallen van ongewenste buitenlandse
inmenging handelend op, en dat kan voor en achter de schermen zijn. Ik
noem een aantal voorbeelden. Mijn eerste voorbeeld is naar aanleiding
van wat de heer Boomsma opbracht in het kader van Eritrea.
Een aantal jaren geleden hebben we de tijdelijk zaakgelastigde van het
Eritrese ambassadekantoor in Den Haag persona non grata verklaard. Dat
is een ernstige stap, want je gooit dan bij wijze van spreken iemand het
land uit. We hebben dat gedaan na berichten over en bewijzen van het
innen van diasporabelasting met dwang. Ook is een aantal jaar geleden
een lokale medewerker van datzelfde ambassadekantoor weggestuurd, omdat
hij zich voordeed als consul terwijl hij dat niet was en omdat hij geld
ophaalde. Die belasting is overigens op zichzelf niet illegaal, zoals de
minister van Justitie en Veiligheid uiteen heeft gezet. Maar we volgen
wel heel kritisch of die niet onder oneigenlijke druk wordt
opgehaald.
Het sluiten van het ambassadekantoor. De ambassadeur zit in Brussel en
er zit een kantoor hier in Nederland. De relatie met Eritrea blijft
moeilijk, maar we hebben op zich een dialoog met dat kantoor die van nut
is. We kunnen daardoor bijvoorbeeld de zaakgelastigde aanspreken op zijn
verantwoordelijkheid bij te dragen aan de-escalatie in de Eritrese
gemeenschap. Dat deden we vorig jaar ook naar aanleiding van de rellen
in Den Haag. We blijven dat doen en ook spreken we met hem over
specifieke consulaire gevallen, zeker omdat er zo veel Nederlanders zijn
met een dubbele nationaliteit, in dit geval de Eritrees-Nederlandse.
Verder kunnen we Eritrea zo blijven aanspreken op
mensenrechtenschendingen aldaar. Mochten er concrete nieuwe signalen
zijn dat het ambassadekantoor zich schuldig maakt aan dwang en dat het
buiten de rechtsstatelijke kaders van Nederland optreedt, dan zal ik
niet aarzelen om in te grijpen. Er is overigens geen belastingverdrag
met Eritrea, dus dat kunnen we ook niet wijzigen.
Een ander voorbeeld betreft Iran.
De voorzitter:
Voordat u doorgaat, wil ik de heer Boomsma nog even de gelegenheid geven
om hierop te interrumperen.
De heer Boomsma (NSC):
Dank aan de minister. Mijn vraag is nog even: wanneer wordt er gesproken
van "dwang"? Ik lees in al die rapporten dat er dwang wordt uitgeoefend,
bijvoorbeeld in de vorm van dat er anders geen toegang wordt gegeven tot
consulaire zaken. Je rijbewijs werd net al genoemd, maar het gaat er ook
om dat je niet kunt erven. Op allerlei andere manieren word je onder
dwang gezet. Dat is toch al in strijd met de wet? Ook die vormen van
dwang mogen namelijk niet. Het mag ook niet dat je die diasporabelasting
laat betalen door mensen die bijvoorbeeld een uitkering genieten. Dat
mag ook niet. Wat wordt er gedaan met al die gevallen die we hier lezen?
Welke stappen worden nu gezet om te handelen?
Minister Veldkamp:
De vraag is hoe je vaststelt of, en op welke manier, er sprake is van
oneigenlijke druk. Een bepaalde betaling vragen voor een bepaalde
dienstverlening doen onze consulaten en ambassades in wezen ook.
Nogmaals, een dergelijke belasting is op zich niet illegaal in
Nederland. Maar de vraag is hoe oneigenlijke druk wordt vastgesteld, wat
de mate van die druk is, of de betreffende personen aangifte doen en
dergelijke. Nogmaals, mochten er nieuwe signalen zijn dat dat niet
conform de rechtsstatelijke kaders van Nederland plaatsvindt, dan zal ik
niet aarzelen om in te grijpen.
Voorzitter. Dan kom ik op Iran. Een aantal jaren geleden hebben we twee
Iraanse diplomaten uitgezet vanwege sterke aanwijzingen dat Iran
betrokken was bij twee liquidaties. De ene was in Almere in 2015 en de
andere was in Den Haag in 2017.
De heer Paternotte vroeg naar de situatie rond Tweede Kamerlid Ulysse
Ellian. Is Iran daarop aangesproken? Het is uiteraard onacceptabel dat
Kamerleden worden geïntimideerd. Dat geldt voor alle Nederlanders, maar
bij gekozen volksvertegenwoordigers is dat uiteraard extra stuitend. Dat
geldt ook voor het lid Ellian. Het kabinet treedt in dergelijke gevallen
ook daar altijd handelend op. In dit geval is de Iraanse ambassadeur
hiervoor op het matje geroepen. Er is duidelijk gemaakt dat Nederland
geen enkele vorm van intimidatie van Nederlandse Kamerleden duldt. Ik
heb zelf ook persoonlijk contact opgenomen met de heer Ellian, zodra dit
nog eens in het nieuws is gekomen, hoewel dit een geval is van een
aantal jaren geleden. Het is dus een geval van een aantal jaren geleden,
maar omdat het nu in het nieuws is gekomen, handelen we daar uiteraard
ook op.
Soms gebeurt dat handelen niet voor, maar achter de schermen. Ik noem
daarbij als voorbeeld een diplomatiek gesprek enkele jaren geleden met
de Chinese ambassadeur. Die is aangesproken op het sluiten van die
overzeese politiestations nadat duidelijk werd dat twee van die
overzeese politiestations zonder enige aanmelding en dergelijke in
Nederland actief waren. Die twee stations zijn daarop ook
gesloten.
Optreden tegen ongewenste buitenlandse inmenging wegen we altijd zwaar
mee. Dat blijkt ook uit deze gevallen die de bilaterale betrekkingen
schetsen. Dat geldt zodra er sprake is van optreden buiten de
rechtsstatelijke kaders van Nederland. Dat zijn niet de kaders die ik
beoordeel. Daar zijn andere bewindslieden voor. Maar dat betekent wel
dat we daarop kunnen handelen.
Dat doet mij meteen denken aan wat mevrouw Becker zei over
weekendscholen. Als er sprake van is dat zo'n weekendschool buiten de
rechtsstatelijke kaders opereert, dan wordt daar natuurlijk naar gekeken
door de betrokken bewindslieden. Ik zeg daar wel bij dat ook Nederland
weekendscholen heeft. In het buitenland kunnen kinderen via
NTC-situaties de Nederlandse taal en cultuur volgen via de Stichting
Nederlands onderwijs in het Buitenland. Maar het gaat erom of dat binnen
de kaders van de rechtsstaat plaatsvindt. In Nederland wegen we zwaar
mee hoe dat op dergelijke weekendscholen plaatsvindt.
We werken in Nederland ook, zoals duidelijk is gemaakt, samen met de
NCTV en het ministerie van Binnenlandse Zaken aan de introductie van
nieuwe maatregelen voor het opsporen van wat dan heet foreign
information manipulation interference, FIMI, op basis van twee
onderzoeken die zijn uitgezet door de minister van Binnenlandse Zaken.
FIMI betreft de beïnvloeding van het open publieke debat. Dat is dus net
iets anders dan wat we vandaag bespreken, maar ik vind het belangrijk om
vandaag toch even te melden wat dat is. Daarmee kom ik, in aanvulling op
wat de minister van Justitie en Veiligheid heeft gemeld, ook op wat de
heer Paternotte vroeg en meldde met betrekking tot Elon Musk.
Mevrouw Becker (VVD):
Voordat de minister overgaat naar het volgende onderwerp, zou ik nog
even willen ingaan op de weekendscholen. Ik heb helaas nog geen antwoord
gehoord op wat ik aan de minister gevraagd heb. Dat was namelijk de
volgende vraag. Ik lees in de brieven dat het kabinet gesprekken heeft
gevoerd met de landen die hier weekendscholen financieren. Ik heb hem
gevraagd welke landen dat zijn en wat er is besproken in die gesprekken.
Is hen nou actief verzocht om inzage te geven in het lesmateriaal en om
toegang te krijgen tot scholen? Zo nee, waarom niet? Staat dit onderwerp
ook op de agenda van de gesprekken die hij heeft op zijn niveau? Dat
vraag ik niet voor niets, want de minister zegt: Nederland heeft ook
weekendscholen. Maar Nederland is een democratische rechtsstaat en het
gaat hier om landen waarvan door de NCTV en de AIVD is geconstateerd dat
deze regimes hele andere doelen hebben met hun diasporabeleid hier dan
wij in het buitenland hebben. Ik roep de minister op om daar niet naïef
over te zijn — ik wil ook niet zeggen dat hij dat is — maar om te
zeggen: zodra er signalen zijn, zullen we acteren. Ik zou hem willen
verzoeken juist zijn diplomatieke contacten en momenten te gebruiken om
echt inzicht te verkrijgen, zolang we die wetgeving nog niet hebben, in
wat er nou gebeurt op deze scholen, bijvoorbeeld die twintig Chinese
weekendscholen gefinancierd door de Communistische Partij.
Minister Veldkamp:
Dank voor de opmerking en de vraag van mevrouw Becker. Het is niet
verboden om te onderwijzen in Nederland. Zolang er geen sprake is van
aanzet tot haat, geweld of discriminatie kan in aanvulling op het
Nederlandse onderwijsprogramma een eigen programma worden ontworpen.
Zodra wordt vastgesteld dat daarbij sprake zou zijn van ongewenste
buitenlandse inmenging volgens de definities die daarvoor gelden,
spreken we landen daar uiteraard op aan. Waar nodig en mogelijk neem ik
dus ook in gesprekken met buitenlandse gesprekspartners OBI-gerelateerde
gevallen mee. Ik noemde natuurlijk al een aantal voorbeelden waarbij dat
ook hoogambtelijk en anderszins binnenlands gebeurt. We kunnen dat dus
meenemen. Ik ga hier niet in op hele specifieke, individuele gevallen
waarin dat wel of niet gebeurt, maar ik zie deze vraag en opmerking van
mevrouw Becker als een aanmoediging om hier extra alert op te zijn. Ik
erken volledig dat de Nederlandse onderwijssituaties, waarin kinderen
inderdaad gezamenlijk boeken lezen als De brief voor de koning, bij
voorbaat van een kaliber zijn waar wij ons geen zorgen over hoeven te
maken, en overigens de gastlanden ook niet.
De heer Paternotte (D66):
Koning van Katoren is ook zo'n mooi boek dat je dan kunt lezen. Het is
fijn dat de minister dat op het einde zei, want het voelde een beetje
als een stap terug. In zijn speech in Sarajevo zei Erdogan dat
weekendscholen en het diasporabeleid tot doel hebben te zorgen dat
mensen niet alleen een vaderland maar ook moederland hebben. Dat land is
dan Turkije en dat houdt de band zo sterk mogelijk. Ook krijgen mensen
thuis reclamefolders van de AKP-partij. Dus bij die Turkse
weekendscholen zeiden we destijds vrij breed hier in de Kamer: dat
willen we eigenlijk helemaal niet, want het is natuurlijk op geen enkele
manier te vergelijken met Nederlands onderwijs in het buitenland.
Hetzelfde geldt voor de berichten van RTL Nieuws over die Chinese
weekendscholen. We hebben nog steeds geen zicht op wat daar gebeurt; de
lesmaterialen zijn niet openbaar. Vanuit de Kamer leefde breed de vraag
om dit direct in diplomatieke contacten ter sprake te brengen, een vraag
om transparantie. De minister zegt niet in te gaan op specifieke
signalen. Maar dit zijn wel de twee duidelijke, specifieke situaties —
mevrouw Becker noemde volgens mij al die 27 Chinese weekendscholen die
er nu zijn — waar de Kamer om vroeg. Dus ik zou de minister toch willen
vragen of hij kan ingaan op die specifieke situaties. Heeft hij, zoals
de Kamer dat vroeg, die landen erop aangesproken? Is hij bereid dat ook
te gaan doen, om ervoor te zorgen dat we daar toezicht kunnen gaan
invoeren en de lesmaterialen openbaar krijgen?
Minister Veldkamp:
Ik ga niet in op individuele gevallen, zo moet ik het formuleren, maar
als er specifieke signalen zijn, handelt de regering daar natuurlijk
altijd naar. Ik kijk even of de collega van OCW nader kan ingaan op het
fenomeen weekendscholen en hoe daarop wordt gehandeld. Als de
staatssecretaris van OCW aangeeft dat het noodzakelijk en nuttig is om
in contacten, ook in mijn buitenlandse contacten, met andere regeringen
hierop te acteren, doe ik dat uiteraard.
De voorzitter:
Dank u wel. Wilt u continueren?
Minister Veldkamp:
Ik kom op de opmerkingen "van de heer Musk" wilde ik zeggen, maar ik
bedoel natuurlijk van de heer Paternotte over de heer Musk, in
aanvulling op wat de minister van Justitie al aangaf. We hebben vrijheid
van meningsuiting. Tegelijkertijd heb je ook een bepaalde
verantwoordelijkheid als je een dermate groot platform beheerst.
De heer Paternotte (D66):
Voorzitter. Excuses, even voor de orde: ik vind het ook prima als de
minister in deze hele discussie over Elon Musk het heeft over "hij die
niet genoemd mag worden". Dat is ook prima.
De voorzitter:
Volgens mij mag de heer Musk gewoon genoemd worden. Dat vindt hij alleen
maar fijn. Kunt u continueren? Ook al omdat we nog 35 minuten hebben en
nog tweeënhalve bewindspersoon te gaan.
Minister Veldkamp:
Oké, ik ga snel door. Het is belangrijk dat we ons weerbaar maken en het
publieke debat en de democratische processen beschermen, ook tegen de
heimelijke beïnvloeding van verkiezingen. Dergelijke beïnvloeding is
onacceptabel. Zoals de heer Paternotte misschien weet, is er in Europees
verband regelgeving opgesteld om de integriteit van democratische
processen te bevorderen en de systeemrisico's van grote platforms te
mitigeren. Het kabinet steunt de Europese Commissie als hoedster van die
verdragen ook om op te treden en na te gaan of er geen regels worden
geschonden.
Het kabinet heeft daarom samen met Frankrijk een brief opgesteld aan de
Europese Commissie waarin zorgen worden geuit en de Commissie wordt
aangespoord om haar handhavingsbevoegdheden in te zetten. Deze brief is
inmiddels medeondertekend door België, Kroatië, Tsjechië, Denemarken,
Duitsland, Griekenland, Roemenië, Slovenië en Spanje. In deze brief
roepen we de Commissie op om actie te ondernemen om de integriteit van
verkiezingen binnen de EU te beschermen. Specifiek spoort deze brief de
Commissie aan om de digitaledienstenverordening (DSA) te handhaven en om
alle mogelijkheden die deze wetgeving biedt zo spoedig mogelijk te
implementeren en volledig te benutten. Daarnaast zijn we voornemens om
een conferentie te organiseren over de toepassing van mensenrechten en
rechtsstaatprincipes bij contentmoderatie bij de uitvoering van die
DSA.
Dan is er nog een vraag van de heer Ceder over het ontbieden van
ambassadeurs. Worden daar protocollen voor opgesteld? In geval van
buitenlandse onrust en buitenlandse inmenging spreken we een land daar
consequent op aan. Daar zijn geen vaste protocollen voor, omdat we er
tot nu toe telkens maatwerk voor wilden hanteren. Het is wel onderdeel
van het bredere beleid over ongewenste buitenlandse inmenging, dat ook
in Kamerbrieven uiteen wordt gezet. Die gesprekken voeren we soms voor
de schermen, maar vaker achter de schermen. Die afweging maken we in het
licht van de bredere bilaterale betrekkingen. We hebben daar geen vast
protocol voor, maar we passen tot nu toe maatwerk toe en dat werkt ook.
Dat geldt ook voor het al dan niet op het matje roepen en gesprekken
aangaan met ambassadeurs en dergelijke. Dat brengt mij ook bij het
antwoord dat mevrouw Piri nog tegoed had over Israël en het
Internationaal Strafhof. Daarover is op hoog ambtelijk niveau het
gesprek aangegaan met de Israëlische ambassadeur in Den Haag, naar
aanleiding van artikelen in onder andere het Britse dagblad The
Guardian. Er is niet feitelijk door Nederlandse autoriteiten
ondermijning vastgesteld, maar we zijn wel het gesprek aangegaan om het
signaal af te geven dat wij als gastland van het Internationaal Strafhof
staan voor de integriteit en de veiligheid van dat strafhof. Wij nemen
als gastland de verplichting en de verantwoordelijkheid voor het
Internationaal Strafhof zeer serieus.
Dan kom ik bij mevrouw Becker. Zij benoemde een moeilijke kwestie, maar
ik zal trachten er kort op te reageren. Het ging over buitenlandse
verkiezingen en het organiseren daarvan in Nederland.
De voorzitter:
Voordat u daarop doorgaat, heeft mevrouw Piri volgens mij nog een vraag
over Israël. Ik geef wel aan dat het uw laatste interruptie is, mevrouw
Piri.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ja, dat klopt. Het is duidelijk. De minister zegt dat hij het heeft
aangekaart met Israël op basis van mediaberichten, maar dat we als
Nederland niet zelf hebben vastgesteld dat er sprake was van inmenging.
Toen ik de aantijgingen las in de krant, vroeg ik me af wat je dan doet
als kabinet. Jarenlang is onderzoek gedaan door verschillende
journalisten, ook in Israël zelf. Volgens mij waren er ongeveer 45
bronnen. Het waren nogal serieuze aantijgingen. Ik neem aan dat de
minister van Buitenlandse Zaken niet als eerste meteen zijn Israëlische
collega opbelt. Wat zit er tussen "we hebben niet zelf vastgesteld dat
er sprake is van inmenging" en "ik neem contact op met mijn Israëlische
collega, omdat ik zorgen heb"? Gebeurt er dan achter de schermen ook nog
zoiets, als blijkt dat een bevriende natie hier jarenlang afluister- en
intimidatiepraktijken heeft gepleegd tegenover medewerkers van het
Internationaal Strafhof? Het gaat niet alleen om mensen die bij het
strafhof zitten, maar die ook gewoon in deze stad, Den Haag, woonden.
Die mensen kregen hier bezoek van de Israëlische
inlichtingendiensten.
Minister Veldkamp:
Heel specifiek hebben wij, de Nederlandse autoriteiten, ondermijning
niet zelfstandig kunnen vaststellen, maar we nemen de aantijgingen uit
de mediaberichtgeving wel zo serieus dat we gemeend hebben daarover het
gesprek te moeten aangaan met de Israëlische ambassadeur in Den Haag.
Het wordt soms populair "op het matje roepen" genoemd, maar er is een
heel serieus gesprek geweest, dat op hoog ambtelijk niveau heeft
plaatsgevonden met de Israëlische ambassadeur. Dat was naar aanleiding
van de artikelen en mediaberichten. Dat was juist om dat signaal af te
geven dat wij als gastland voor de integriteit en de veiligheid van het
Internationaal Strafhof staan en dat we dat buitengewoon ernstig
nemen.
Dan de kwestie van de buitenlandse ambassades en de vraag of hen is
toegestaan om Nederlandse stembureaus te openen. Ja, het is alle
buitenlandse ambassades toegestaan om in Nederland stembureaus te
openen, zolang het ministerie van Buitenlandse Zaken wordt geïnformeerd
en er afspraken worden gemaakt met de lokale autoriteiten om een
ordentelijk verloop te waarborgen. Daar wordt redelijk vaak gebruik van
gemaakt. U hebt de rijen zien staan voor de ambassades van Polen,
Argentinië et cetera. Dat volgt uit de verantwoordelijkheid die wij als
gastland hebben om de diplomatieke zending in haar functie te
ondersteunen via het verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer,
artikel 3. Onder die functie wordt onder andere het vertegenwoordigen
van de belangen van de zendstaat en zijn onderdanen geschaard.
Is er ook regelgeving rondom campagnes en kan die worden uitgebreid? Dat
vroeg de heer Ceder. Buitenlandse overheidsvertegenwoordigers zijn
verplicht om voorgenomen campagneactiviteiten in Nederland te melden.
Die aanpak is landenneutraal voor landen buiten de EU. Voor
vertegenwoordigers van een buitenlandse overheid van buiten de EU is het
niet mogelijk om campagne te voeren in Nederland vanaf drie maanden
voorafgaand aan de verkiezingen in het betreffende land. De Kamerbrief
van de staatssecretaris van SZW gaf dat al aan. De huidige aanpak werkt
goed, maar het is complex hoever je zou moeten gaan in het ordentelijk
verloop. Ik denk dat dat een kwestie is die buiten het bereik van mijn
portefeuille is. Het roept vraagstukken op hoe het zit met handhaving
van de openbare orde en in welke mate je je bezighoudt met het
faciliteren van verkiezingen. Die kunnen immers ook van een land zijn,
zoals Rusland, waarvan je ernstige vraagtekens hebt over het eerlijk
doen plaatsvinden van de verkiezingen of over de mediavrijheid in het
land.
Voorzitter, tot slot. De heer Paternotte vroeg over het kidnappen van
gülenisten door Turkije. Wat doet Nederland voor die vluchtelingen? Ik
ben bekend met de berichtgeving over het uitleveren van vermeende leden
van de Gülenbeweging vanuit andere landen naar Turkije. Het Algemeen
Ambtsbericht Turkije van het ministerie van Buitenlandse Zaken van de
afgelopen jaren maakt ook melding van dergelijke casussen. Nederland
ziet die gevallen als zeer zorgelijk, aangezien ze in strijd zijn met de
internationale afspraken rond de bescherming van vluchtelingen. In het
huidige landgebonden asielbeleid voor Turkije zijn Gülenaanhangers ook
aangemerkt onder het risicoprofiel. Of er daadwerkelijk een risico op
vervolging is in Turkije wordt uiteraard telkens individueel door de IND
beoordeeld.
Voorzitter, daarmee ben ik denk ik aan het einde gekomen van mijn
beantwoording.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw betoog. Dat levert nog een interruptie op van de heer
Ergin. Kunt u uw vraag kort en krachtig stellen, zodat de andere
bewindspersoon ook voldoende tijd krijgt voor de beantwoording?
De heer Ergin (DENK):
Ik had nog een vraag gesteld over de hasbarapropaganda vanuit Israël en
of die propaganda inmiddels ook voet aan de grond heeft gekregen in
Nederland. Ik heb daar geen antwoord op gekregen. Dit is dus eigenlijk
een herhaalde vraag.
De voorzitter:
Dat snap ik. De minister.
Minister Veldkamp:
Hasbara is in wezen het Hebreeuwse woord voor propaganda, public
relations en dergelijke. Ik denk dat Israël een forse uitdaging heeft
als het de zienswijze van de regering-Netanyahu over het conflict in
Gaza positief voor het voetlicht wil brengen. Ik zie dat men daar nu 150
miljoen extra voor vrijmaakt. Dat is voor de hasbara wereldwijd. Ik heb
daar in Nederland nog geen effect of iets dergelijks van gezien. Ik denk
dat dat is omdat het geld nog moet worden ingezet. Ik denk dat je daar
heel veel tweetjes voor kunt kopen, maken of fabriceren, bij wijze van
spreken. In wezen zie ik hasbara op dit moment als pr of propaganda,
zoals een land die op zich mag inzetten. Gaat men daarbij grenzen over
die leiden tot vaststelling van ongewenste buitenlandse inmenging, dan
handelen we daar natuurlijk naar. Op dit moment lijkt daar geen sprake
van.
De voorzitter:
Dank u wel. U was klaar, hè?
Minister Veldkamp:
Ja, klopt.
De voorzitter:
Dan wil ik vragen of de staatssecretaris van SZW aan de beantwoording
wil beginnen. Ik wil vragen om beschouwingen die zeer informatief zijn
maar die misschien niet direct raken aan het beantwoorden van de vragen
voor een andere keer te bewaren, zodat beide bewindspersonen genoeg tijd
krijgen. Dank u wel.
Staatssecretaris Nobel:
Voorzitter. Ik zal de beschouwingen alvast naast me neerleggen en direct
overgaan op de beantwoording van de vragen. Ik had drie blokjes in
gedachten: meervoudige nationaliteit, de imamopleiding en onderzoeken
naar diasporabeleid. Volgens mij zijn er een of twee vragen die niet
onder een van deze drie blokjes passen. Die komen vanzelf aan bod.
De eerste vraag was van de heer Paternotte. Hij vroeg zich af wat de
overheid doet voor Nederlanders die van een ongewenste Marokkaanse
nationaliteit af willen en hoe wij hen als overheid kunnen helpen,
vooral als ze zich niet veilig voelen als gevolg van inmenging vanuit
Rabat. Laat ik vooropstellen dat het natuurlijk onacceptabel is als er
Marokkaanse Nederlanders zijn die dat gevoel bij zich dragen. Ik heb in
de afgelopen periode met mensen van verschillende gemeenschappen
gesproken die aangeven zich niet veilig te voelen in Nederland. Dat is
onacceptabel. Ik denk dat het goed is om te zeggen dat het kabinet daar
de afgelopen jaren al veel stappen in heeft gezet om Nederlanders die
ondersteuning behoeven ook te helpen. Dat geldt zeker als ze een tweede
nationaliteit hebben die door hen als ongewenst wordt ervaren. Zo zijn
er mensen in de Marokkaanse gemeenschap. De afgelopen jaren is er op
internationaal vlak veel gebeurd. Daar heeft mijn collega van
Buitenlandse Zaken zojuist ook al iets over gezegd. Momenteel loopt er
een verdiepend onderzoek naar de doorwerking van de dubbele
nationaliteit. Naar verwachting zullen we uw Kamer hier rond de zomer
van dit jaar verder over informeren. Dat gaat verder dan de vraag van
afstand doen van die ongewenste tweede nationaliteit. We kijken daarbij
ook wat we kunnen doen als Nederlanders zich onveilig voelen door de
lange arm vanuit, in dit geval, Rabat.
Dan kom ik bij de imamopleiding. De eerste vraag is van de VVD. Die
vroeg of het kabinet met een hernieuwde inzet kan komen voor de
imamopleiding in Nederland en of, als we dat doen, we dat willen
combineren met het schrappen van het automatisme voor de werkvergunning,
en of we ervoor kunnen zorgen dat er niet jaarlijks zo veel imams en
predikers uit het buitenland hiernaartoe komen. Ik heb in de Actieagenda
Integratie aangegeven dat ik me blijf inzetten voor de komst van de
Nederlandse imamopleiding. Dat is eigenlijk tweeledig. Aan de ene kant
zie ik dat er vanuit de moslimgemeenschap behoefte is om een eigen,
Nederlandse imamopleiding te verkrijgen. Aan de andere kant wil het
kabinet de afhankelijkheid van imams uit het buitenland tegengaan. Het
is wel zo dat op het moment dat we naar die toets gaan kijken, die
tewerkstellingsvergunning, we dat zullen moeten doen voor alle
geestelijke dienaren. We verwachten dat, als die Nederlandstalige
opleiding er is, ook de vraag naar imams uit het buitenland zal afnemen.
Dat is de hoop die we hebben met het verder brengen van de
Nederlandstalige imamopleiding. Dat zou dan eventueel ook het moment
kunnen zijn om te zeggen dat we naar die tewerkstellingsvergunningen
moeten gaan kijken.
Dan vroeg mevrouw Van Zanten van BBB waarom moskeeën niet zelf betalen
voor de opleiding voor imams. Zij vroeg of het toezicht houden daarop
niet goedkoper en effectiever kan als zij die opleiding zelf opzetten.
Zij vroeg ook wat de afweging van het kabinet is om voor een
Nederlandstalige imamopleiding te kiezen en ook de financiering daarvan
voor rekening van het Rijk te nemen. Laat ik vooropstellen dat, als we
een opleiding willen opzetten waar de gemeenschap niet bij betrokken is,
die opleiding er gewoon niet komt. In het verleden hebben we gezien dat
het mede stuk is gelopen doordat de gemeenschap zelf niet voelde dat de
opleiding aansloot bij de wijze waarop zij invulling willen geven aan
hun geloof. Dat is een les: we moeten ons aan de voorkant eerder
afvragen of het aansluit. Het tweede is: als we zeggen dat het door de
gemeenschap zelf gefinancierd mag worden, lopen we het risico dat we
geen zicht hebben op de financiële geldstromen. Dat is nu juist iets wat
uw Kamer tegen wil gaan en waar uw Kamer al jarenlang het debat over
voert. Het lijkt me om die reden niet verstandig om het op die manier
aan te vliegen.
Dan zegt NSC dat de imamopleiding is mislukt. De vraag is wat het
juridische obstakel is en welke stappen er worden gezet. We doen er
alles aan om het wél te laten slagen. In het verleden is het inderdaad
niet gelukt. Ik denk dat het begint met duidelijke afspraken. We hebben
gezien waar het in het verleden op is stukgelopen. Dat is onderdeel van
het gesprek. Het ging met name om de educatieve invulling van de
opleiding. Het is niet zozeer een juridisch obstakel, maar meer de
educatieve invulling van de opleiding. Daar moeten we meer aan de
voorkant bij stilstaan, samen met de gemeenschap en de universiteit die
eventueel bereid zou zijn om die Nederlandstalige imamopleiding aan te
bieden. Het is belangrijk om te vermelden dat de gemeenschap zelf
aangeeft erachter te staan. Ik ben het met u eens dat, op het moment dat
dat niet was gebeurd, het een heel moeilijk verhaal wordt om zo’n
opleiding op te zetten. Ik heb hierover de eerste gesprekken met het CMO
gevoerd en dat geeft aan hierachter te staan en gezamenlijk te willen
kijken of we dit een succes tot een succes kunnen maken.
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Ik heb een interruptie over het vorige stukje dat betrekking had op mijn
vraag. Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat het belangrijk is om bij
zo’n opleiding, opgezet en gefinancierd vanuit de Nederlandse overheid,
toezicht te houden op die buitenlandse geldstromen. Maar daar hebben we
de Wtmo nu toch voor, om dat in de gaten te houden? Ik zie niet waarom
het kabinet zelf zo’n opleiding organiseert, erkent en bekostigt.
Staatssecretaris Nobel:
Het is tweeledig. Aan de ene kant hebben we ook andere geestelijke
opleidingen bij andere geloven, die we op precies dezelfde manier
vormgeven. Ook vanuit dat perspectief zou het best gek zijn om te zeggen
dat we het voor het ene geloof wel doen en voor het andere niet.
Tegelijkertijd is de wet er juist gekomen omdat we weten dat het
ingewikkeld is om de geldstromen inzichtelijk te houden. Ik zeg niet dat
die gaat voorkomen dat het fout gaat, maar je gaat wel een kant op die
je eigenlijk niet wilt. Zeker als je weet dat je als doel hebt om imams
uit het buitenland te weren, zou het gek zijn om aan datzelfde
buitenland te vragen: gaat u bijdragen aan die opleiding? In mijn hoofd
komen die twee dingen niet goed bij elkaar. We willen een
Nederlandstalige imamopleiding omdat dat beter past binnen de
Nederlandse context en tegelijkertijd ook binnen een context waar ruimte
is voor het geloof. Dan lijkt het me niet verstandig om te kijken naar
buitenlandse financiering om hier een opleiding mogelijk te maken.
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Ik heb het juist niet over buitenlandse financiering. Er is hier toch
een hele gemeenschap in Nederland. We willen zo'n opleiding hier toch
ook hebben voor al die mensen die hier wonen. Ik mag er dan toch van
uitgaan dat dit vanuit de Nederlandse moslimgemeenschap gaat
komen.
Staatssecretaris Nobel:
Ik verwijs weer naar het antwoord dat ik zojuist gaf. Er zijn ook andere
opleidingen vanuit andere geloven die we op dezelfde wijze financieren.
Het lijkt me ingewikkeld om bij het ene geloof te zeggen dat we het niet
doen en het bij het andere geloof wel van de mensen te vragen.
Dan was er nog een vraag van de BBB: hoe en waar worden de imams nu
opgeleid en hebben deze imams de Nederlandse nationaliteit? We kunnen
eigenlijk niet goed zeggen wat de nationaliteit is van imams, omdat we
dat gewoonweg niet bijhouden. Natuurlijk weten we dat er imams vanuit
het buitenland zijn en we weten ook dat er imams zijn die in Nederland
geboren en getogen zijn, maar we houden als overheid niet exact bij
welke imams welke nationaliteit hebben.
Dan kom ik bij het onderzoeks- en diasporabeleid. NSC vroeg: "Hoe geeft
u opvolging aan alle aanbevelingen uit het onderzoek van Labyrinth en
het Verwey-Jonker Instituut? Kunt u ook een reactie geven op de zes
punten die worden genoemd in dat onderzoek? Hoe gaat het kabinet ervoor
zorgen dat er voldoende kennis komt over dit fenomeen bij lokale
professionals?" Ik heb gisteren de Kamer een brief doen toekomen met een
meer algemene appreciatie op het onderzoek. In die brief ben ik
inderdaad niet ingegaan op de zes punten waar u naar vraagt en op al die
afzonderlijke conclusies en aanbevelingen, maar die zullen wel worden
meegenomen in de inzet die nog verder wordt gepleegd en waar we de
komende tijd nog verder mee aan de slag zullen gaan. Dat zullen we
overigens samen doen met andere ministeries, lokale overheden, waar u
zojuist om vroeg, en professionals. Ik denk dat het heel belangrijk is
om sleutelfiguren erbij te betrekken. Dat hebben velen van u ook gezegd.
Dat alles doen we natuurlijk om uiteindelijk ongewenste polarisatie en
maatschappelijke spanningen als gevolg van statelijke inmenging te
voorkomen.
Verder is het ministerie van Sociale Zaken bezig met het ontwikkelen van
informatie voor gemeenten en professionals met meer algemene kennis over
uitingsvormen van OBI binnen gemeenschappen, juist omdat er binnen
bepaalde gemeenschappen weer heel veel verschillen kunnen zijn. Denk
bijvoorbeeld aan de Eritrese gemeenschap. Die is hier al vaker
voorbijgekomen. Tot slot ga ik ook nog met andere OBI-partners aan de
slag met het opzetten en uitvoeren van bewustwordingscampagnes voor
diverse gemeenschappen in Nederland rondom het thema buitenlandse
inmenging.
De heer Boomsma (NSC):
Ik ben blij dat te horen, zowel wat de staatssecretaris zei over die
andere aanbevelingen als over het verspreiden van de kennis onder lokale
professionals en ambtenaren. De vraag is nu hoe we zicht kunnen houden
op wat er precies gebeurt en welke resultaten worden geboekt? Kan de
staatssecretaris dat nog wat nader aangeven? Hoe gaat hij ons daarover
informeren en op welke termijn?
Staatssecretaris Nobel:
Ik zie dat er in mei verder wordt gecommuniceerd. Ik krijg in mijn
rechteroor ook te horen dat we daar een aparte website voor hebben:
socialestabiliteit.nl. Ik kan u niet vertellen of daar de antwoorden op
al uw vragen gevonden kunnen worden. Mijn voorstel zou zijn dat u me nog
nader bevraagt als die website u nog niet helemaal de informatie heeft
gegeven waar u naar op zoek was of dat die wat u betreft onvolledig
is.
Dan vroeg de heer Ergin van DENK om een reflectie naar aanleiding van
uitspraken van mij of van dit kabinet op basis van het onderzoek van
Clingendael. Die reflectie kan best kort zijn, want dit onderzoek lag er
al voordat dit kabinet was geïnstalleerd. Uitspraken van dit kabinet
zijn toen dus nog helemaal niet gedaan. Beïnvloeding van uitspraken op
de uitkomsten van dat rapport zijn dan ook niet mogelijk.
Tot slot had de heer Ceder nog een motie over de stand van zaken.
De voorzitter:
U kunt hierop reageren, meneer Ergin. Ik geef wel aan dat de
staatssecretaris hier best wel vaak in andere debatten op gereflecteerd
heeft. We hebben nog ongeveer tien minuten en nog een bewindspersoon te
gaan. Ik wil u vragen om prudent om te gaan met uw inbreng.
De heer Ergin (DENK):
Tegelijkertijd is dit pas mijn tweede interruptie in deze termijn. De
staatssecretaris kan heel flauw zeggen dat dit rapport er al lag toen
dit kabinet werd geïnstalleerd, maar het gaat natuurlijk om de inhoud.
In het onderzoek staat heel duidelijk dat de invloed van buitenlandse
inmenging sterk afhankelijk is van of mensen zich geaccepteerd en
gewaardeerd voelen. Vervolgens heeft de staatssecretaris uitspraken
gedaan waarin hij aangaf dat een groot deel van de islamitische jongeren
in Nederland de Nederlandse normen en waarden niet onderschrijven. Ik
vraag daar op basis van de inhoud van dit debat een reflectie op.
Volgens mij moet dat kunnen. De staatssecretaris gaf in plaats daarvan
een chronologisch antwoord dat er eigenlijk op neerkwam dat hij gewoon
geen antwoord wil geven. Zegt dat dan ook gewoon.
De voorzitter:
De beantwoording is aan de staatssecretaris zelf. Ik geef tegelijkertijd
ook wel mee dat de staatssecretaris herhaaldelijk, de afgelopen weken en
maanden, gereflecteerd heeft hierop, zowel binnen de Kamer als
daarbuiten. Dat zeg ik niet ter verdediging van hem, maar meer om dit
debat in goede banen te leiden. Ik laat de beantwoording aan de
staatssecretaris, maar wil ook een beroep op u doen. We hebben hier
gasten en willen om 22.30 uur klaar zijn. Met die notie wil ik het woord
aan de staatssecretaris geven.
Staatssecretaris Nobel:
Ik heb zojuist het korte en feitelijke antwoord gegeven dat er dus geen
sprake kan zijn van beïnvloeding naar aanleiding van uitspraken van welk
lid van het kabinet dan ook, omdat het rapport er al lag. Los van het
feit dat er dus geen invloed kan zijn, wil ik best nog een korte
reflectie geven. Ik ben een staatssecretaris voor alle Nederlanders.
Daar hoeft u geen enkele twijfel over te hebben. Mocht u dat wel hebben,
dan zou ik zeggen: kijk nog even naar heel recente posts op mijn
Twitteraccount of Instagramaccount, want gisteren was ik nog in gesprek
met twintig jongeren waarvan de meesten ook een migratieachtergrond
hebben, precies over de spanningen die in de samenleving leven. Ik zal
als staatssecretaris voor Participatie en Integratie midden in de
samenleving staan en die open en vrije samenleving ook altijd
verdedigen. U zult mij altijd vinden aan de kant van diegenen voor wie
de vrijheid uiteindelijk in het gedrang komt. Als dat betekent dat ik zo
nu en dan misschien een schurende uitspraak moet doen om die open en
vrije samenleving te verdedigen, dan zal ik dat zeker doen, nu en ook in
de toekomst.
De heer Ergin (DENK):
Nu we het toch over de feiten gaan hebben: eind februari is een
onderzoek gedaan, waarbij 70% van de islamitische jongeren heeft
aangegeven dat ze na het aantreden van het kabinet-Schoof I somberder
zijn over Nederland. Vorige week nog bleek uit een onderzoek dat twee op
de drie islamitische jongeren serieus overwegen om Nederland te
verlaten, naar aanleiding van de uitspraken die door deze
staatssecretaris zijn gedaan, maar natuurlijk ook vanwege het huidige
politieke klimaat. Ik weet dat ik van de voorzitter niet heel veel
vragen meer mag stellen, maar ik wil nu toch wel gezegd hebben dat de
houding van deze staatssecretaris — zijn uitspraken heeft hij volgens
mij vorige week nog in een uitzending van BNR bevestigd — niets anders
doet dan jongeren in dit land juist in de armen van statelijke actoren
drijven. Ik hoop dat hij deze reflectie meeneemt als hij in de komende
periode alsnog schurende uitspraken wil doen, want hij zorgt er alleen
maar voor dat jongeren in de armen van statelijke actoren worden
gedreven.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik heb geen vraag gehoord. Het was eerder een suggestie, die
u kunt meenemen. Ik zou u toch echt willen vragen om over te gaan tot de
beantwoording van de laatste vraag, van de heer Ceder, zodat we naar de
staatssecretaris van OCW kunnen gaan.
Staatssecretaris Nobel:
Dank, voorzitter. Ik hoorde ook geen vraag, en geen inbreng voor het
OBI-debat. Ik ga dus naar mijn laatste vraag, en die kwam van u,
voorzitter.
U vroeg hoe de motie die u eerder heeft ingediend, verder wordt opgepakt
en/of uitgerold, hoe we sleutelfiguren selecteren en hoe we uiteindelijk
bij leiders OBI voorkomen. De uitwerking van deze motie nemen we mee in
de actieagenda. Ik acht het van belang dat we bij de selectie van
sleutelfiguren echt zorgen voor een zorgvuldige selectie. Ik heb
überhaupt aangegeven dat wij bij het beleid inzake de Actieagenda
integratie alleen met partners willen samenwerken die de doelen van deze
actieagenda onderschrijven en de open en vrije samenleving een stap
dichterbij brengen.
De voorzitter:
Dank u wel voor de beantwoording. We zijn aangekomen bij de
staatssecretaris van OCW. Ook aan u wil ik vragen om de vragen kort en
krachtig te beantwoorden.
Staatssecretaris Paul:
Voorzitter, ik ga mijn best doen. U zult prachtig proza moeten ontberen,
want bij dezen gooi ik dat allemaal de deur uit.
Ik ga mijn best doen om de vragen kort en krachtig te beantwoorden, maar
toch zal ik eerst kort stilstaan bij het fenomeen Wet toezicht informeel
onderwijs. Ik wil benadrukken dat er een veelkleurig palet is aan
instellingen die informeel onderwijs aanbieden en dat daar in 99% van de
gevallen prachtige dingen gebeuren. Kinderen worden waardevolle kennis
en vaardigheden bijgebracht en zij kunnen er mooie ervaringen opdoen.
Maar in de gevallen waarin kinderen worden aangezet tot haat,
discriminatie en geweld wil ik kunnen ingrijpen. Dat kan ik momenteel
niet. Vandaar dat ik keihard werk aan het wetsvoorstel Wet toezicht
informeel onderwijs.
Dat even als aftrap. Dan ga ik nu met gezwinde spoed door met de
vragen.
Ik begin met een vraag van mevrouw Becker. Zij geeft aan dat zij blij is
met dit wetsvoorstel, maar vraagt ook wat er in de tussentijd al gedaan
kan worden. Bij strafbare uitingen die in het openbaar worden gedaan,
kan nu al worden ingegrepen, maar als dat gebeurt binnen de beslotenheid
van informeel onderwijs kan dat nog niet. Vandaar dat ik keihard aan dat
wetsvoorstel werk. Dit gebrek aan formele bevoegdheid vind ik en vindt
dit kabinet onwenselijk. Ik wil deze wet dan ook zo snel mogelijk bij de
Kamer indienen, maar daarbij wil ik ook de stappen correct doorlopen.
Dat zal dus tegen het einde van dit jaar zijn.
De heer Eerdmans van JA21 gaf aan dat er na onderzoek van NRC en
Nieuwsuur in 2019 signalen waren over tien salafistische weekendscholen.
Hij vroeg wat er is gebeurd. Nou, simpelweg dit. Er was geen wettelijke
grondslag om bij die scholen in te grijpen. Met het voorgenomen
wetsvoorstel, waar ik sinds mijn toetreden tot dit kabinet keihard aan
heb gewerkt, wordt het voor de overheid mogelijk om in te grijpen. Wat
mij betreft is het dus heel belangrijk dat die wet er snel komt. Ik
reken daarbij ook op steun.
Ik ga door naar nog een vraag, van mevrouw Becker over het gesprek met
landen over weekendscholen. Die vraag is inderdaad ook eerder in een
debat gesteld, volgens mij door de heer Paternotte. Ik ga kijken of ik
die kan samennemen. Het anwoord is: ja, op hoog ambtelijk niveau is er
gesproken met vertegenwoordigers van de Chinese ambassade en de Turkse
overheid. In die gesprekken hebben we het wetsvoorstel Toezicht
informeel onderwijs aangekondigd en toegelicht. Ook zijn er vragen
gesteld over hun steun aan informeel onderwijs in Nederland en hebben we
het belang van transparantie omtrent de inhoud van dit onderwijs
benadrukt. Het leek mij ook gewoon correct om, vooruitlopend op de
concrete dingen die ik ga doen, daar ook al inzicht in te geven. We
hebben verder niet het lesmateriaal ingezien, maar het voorgenomen
wetsvoorstel maakt het wel mogelijk om dat in te zien in de toekomst.
Het is een extra aanleiding om aan de slag te gaan.
De heer Paternotte had nog een aanvullende vraag: gaat de wet van
toepassing zijn op andere vormen van ondermijning? Ik wil daar heel
precies in zijn. Het voorgenomen wetsvoorstel maakt het mogelijk om in
te grijpen als ondermijning leidt tot haat, geweld of discriminatie of
het aanzetten tot haat, geweld of discriminatie, ook op Chinese
weekendscholen, waar de heer Paternotte aan refereerde. Ik noem
lesmateriaal dat openbaar wordt, zoals een tijd terug. Ik ben daarop
bevraagd in 2023. RTL had toen beschikking over lesmateriaal. Dat zou
kunnen dienen als aanleiding om daar verder in te duiken en in te
grijpen.
Dan was er nog een vraag van de heer Paternotte. Die heb ik eigenlijk al
beantwoord toen ik de vraag van mevrouw Becker beantwoordde over de
contacten die er zijn geweest met vertegenwoordigers van de Chinese
ambassade en de Turkse overheid.
Een vraag van mevrouw Van Zanten. Zij sprak haar zorgen uit: hoe gaat u
dat regelen, staatssecretaris, want de bezetting bij de Inspectie van
het Onderwijs is al vrij krap? Het goede nieuws is dat we de afgelopen
jaren serieus hebben geïnvesteerd in de capaciteit van de Inspectie van
het Onderwijs. Dat is ook terecht, want er zijn allerlei taken bij
gekomen. Voor het toezicht op informeel onderwijs zal de inspectie
toegerust worden met de nodige extra menskracht en deskundigheid, want
dat is ook nodig om dit te kunnen doen. Dus het wetsvoorstel zal niet
ten koste gaan van de bezetting bij de inspectie voor toezicht op het
reguliere onderwijs.
Er was een vraag van de heer Ceder over de mogelijke rol van de Raad
voor de Kinderbescherming. Hij vroeg om de Raad voor de
Kinderbescherming een actievere rol te geven in plaats van de
onderwijsinspectie. Aanzetten tot haat, geweld of discriminatie is in
het openbaar strafbaar, maar niet binnen het informeel onderwijs, achter
de gesloten deuren. Daarom kunnen we nu ongewenst informeel onderwijs
niet afdoende aanpakken. Met de Raad voor de Kinderbescherming als
toezichthouder kunnen we de bron niet aanpakken. Daarom hebben we hier
niet voor gekozen. De heer Ceder en ik hebben vaker over dit onderwerp
gewisseld. Ik ga graag met u en de rest van de Kamer in gesprek tijdens
de behandeling van dit wetsvoorstel. Dat zal vermoedelijk tegen het
einde van dit jaar zijn.
Dan ga ik door naar het tweede mapje. Dat gaat over kennisveiligheid en
de universiteiten en de instellingen in het hoger onderwijs voor
onderzoek.
Er was een vraag van de heer Boon over hoe het kabinet gaat optreden
tegen OBI binnen universiteiten. Primair hebben universiteiten zelf de
verantwoordelijkheid voor het borgen van een veilige leer- en
werkomgeving. Mijn collega Bruins, de minister van OCW, voert een
constante dialoog met de kennisinstellingen over het tegengaan van
ongewenste inmenging door statelijke actoren. Ook onderzoekt hij
momenteel hoe OBI gericht op kennisinstellingen, buitenlandse studenten
en onderzoekers verder kan worden aangepakt binnen de aanpak
kennisveiligheid. Voor de zomer komt de minister sowieso bij uw Kamer
hierop terug. Ik weet niet of ik dat had vermeld, maar dat stuk hoger
onderwijs en wetenschap valt formeel binnen de portefeuille van minister
Bruins.
Dan kom ik op monitoring van buitenlandse organisaties. Worden
organisaties zoals Nijmegen Encampment en Student Intifada Nederland
gemonitord en wordt onderzocht of deze organisaties vanuit het
buitenland worden aangestuurd? De inlichtingen- en veiligheidsdiensten
houden de dreiging van statelijke inmenging nauwlettend in de gaten en
zetten zich in om de zwaarste vormen van statelijke inmenging tegen te
gaan. In hun openbare jaarverslagen maken de diensten melding van hun
bevindingen op dit onderwerp. Verder kan ik geen nadere mededelingen
doen over de werkwijze van de inlichtingen- en
veiligheidsdiensten.
Dan was er nog een vraag van de heer Boon. Is het kabinet bereid keihard
op te treden tegen Jodenhaat op universiteiten? Ja, Jodenhaat en
antisemitisme zijn absoluut onacceptabel. Daar waar sprake is van
strafbare feiten zoals uitlatingen die aanzetten tot haat of geweld, is
het zaak dat er aangifte wordt gedaan. Onlangs is ook de Taskforce
Antisemitismebestrijding ingesteld; collega Van Weel verwees daar ook al
naar. Deze gaat aan de slag met concrete voorstellen gericht op het
weren van antisemitische sprekers op hogescholen en universiteiten. Dus
het is in uitvoering.
Dan was er de vraag van de heer Boon of studenten en leraren gescreend
worden op betrokkenheid bij Jodenhaat, niet alleen voordat ze naar
universiteiten mogen komen, maar ook tijdens hun verblijf. Ja,
universiteiten kunnen zelf screenen op personeel. Maar, zeg ik erbij,
daar zitten ook beperkingen aan, bijvoorbeeld op het gebied van privacy.
Daarom werkt de minister van OCW, Bruins, op dit moment hard aan het
wetsvoorstel Screening kennisveiligheid, om de wettelijke grondslag te
creëren om wel te kunnen acteren. Die screening is overigens niet
gericht op het buitenhouden van denkbeelden, maar op het voorkomen van
ongewenste kennisoverdracht. De minister informeert uw Kamer zodra dit
wetsvoorstel openbaar wordt. Naar verwachting is dat nog in de eerste
helft van dit jaar, dus voor de zomer.
Dan was er een vraag van de heer Eerdmans over spionage bij
universiteiten. Moet het kabinet niet een rol pakken bij de aanpak
hiervan? Collega Van Weel heeft hier ook kort iets over gezegd. In
aanvulling daarop zeg ik: ja, het is belangrijk dat universiteiten zich
bewust zijn van risico's op ongewenste kennisoverdracht en pogingen tot
beïnvloeding. Ik denk dat dat al heel belangrijk is. Misschien zijn we
lang best naïef geweest. Maar die alertheid en dat bewustzijn zijn
gewoon heel belangrijk. Daarom zet de minister van OCW zich hiervoor in
met de kabinetsbrede aanpak kennisveiligheid in hoger onderwijs en
wetenschap. Dit doet hij samen met de collega's van Justitie en
Veiligheid en van Economische Zaken.
Dan was er de vraag van mevrouw Van Zanten of we inmiddels weten of er
middelen van het investeringsfonds van Qatar terecht zijn gekomen bij
Nederlandse universiteiten. Wat is de stand van zaken van het opstellen
van een richtlijn over onderzoeksfinanciering, die in 2025 uit zou
komen? De vraag is langer dan het antwoord! De minister van OCW zal uw
Kamer voor de zomer informeren over de stand van zaken rond het
opstellen van die richtlijn voor verantwoorde onderzoeksfinanciering.
Hij is daarmee bezig en komt daar dus snel op terug.
Dan ben ik aanbeland bij de laatste vraag. O, het is niet gelukt; ik heb
niet op de klok gelet. Maar goed, ik heb wel mijn best gedaan. Mevrouw
Becker vroeg hoe het staat met de uitvoering van het onderzoek naar de
financieringsstromen uit oerconservatieve hoek vanuit het buitenland die
gericht zijn op het ondermijnen van vrouwenrechten en lhbtiq+-rechten in
Nederland. Ik werk daarin samen met mijn collega-bewindspersonen van
JenV en BZK om meer zicht te krijgen op die beïnvloeding en op die
geldstromen. Uit onderzoek blijkt namelijk dat deze bewegingen goed
georganiseerd en gefinancierd zijn, ze allerlei tactieken gebruiken,
desinformatie niet schuwen en er sprake is van allerlei andere
verwerpelijke zaken. Ik zeg er maar bij: het is best complex om daar
echt vinger aan de pols te krijgen. Dus we zijn daar volop mee bezig. Ik
zal de Kamer hierover informeren via mijn Emancipatienota, die begin
juni zal verschijnen. Volgens mij hebben we daar medio juni een debat
over. Maar ik wil dit toch expliciet benoemen, zodat mevrouw Becker weet
dat dit mijn volle aandacht heeft.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Nou, keurig! De tweede termijn slaan we, denk ik, vanwege de tijd over.
Maar ik kan me zomaar voorstellen dat er behoefte is aan een
tweeminutendebat. Ik zie de heer Eerdmans knikken. Dan plannen wij een
tweeminutendebat in met als eerste spreker de heer Eerdmans. Er is één
toezegging.
De minister van Justitie en Veiligheid zal voor het einde van dit jaar de Kamer informeren over dat het OBI-meldpunt operationeel is geworden.
Ik zie de minister heel voorzichtig, nou ja, "knikken" … We doen ons
best. Ik zal het toch maar als een toezegging rekenen.
Minister Van Weel:
Ik had het anders geformuleerd, maar ik kan ermee leven.
De voorzitter:
Kijk, prima. Mensen, het is 22.37 uur. Dat betekent dat ik gefaald heb
als voorzitter. Ik hoop dat u mij kunt vergeven. Maar ik wil toch alle
vier de bewindspersonen en degenen die hen met raad en daad hebben
bijgestaan hartstikke bedanken. Ik wil ook de Kamer bedanken. Een fijne
avond, ook aan hen die meekijken op de publieke tribune; wat was het
weer een feest. Tot snel. Ik sluit hierbij de vergadering.
Sluiting 22.38 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |
---|