Antwoord op vragen van het het lid Danielle Jansen over het bericht ‘Hoe lager de sociaaleconomische positie en hoe groter de reisafstand, des te kleiner de kans op het gebruik van geavanceerde oncologische behandelingen’
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2025D15125, datum: 2025-04-04, bijgewerkt: 2025-04-04 17:35, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit PVV kamerlid)
Onderdeel van zaak 2025Z03669:
- Gericht aan: M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Indiener: D.E.M.C. (Daniëlle) Jansen, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
> Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Datum 4 april 2025
Betreft Kamervragen
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Danielle Janssen (Nieuw Sociaal Contract) over het bericht ‘Hoe lager de sociaaleconomische positie en hoe groter de reisafstand, des te kleiner de kans op het gebruik van geavanceerde oncologische behandelingen’ (2025Z03669).
Hoogachtend,
de minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
Fleur Agema
Antwoorden op Kamervragen over het het lid Danielle Janssen (Nieuw Sociaal Contract) bericht ‘Hoe lager de sociaaleconomische positie en hoe groter de reisafstand, des te kleiner de kans op het gebruik van geavanceerde oncologische behandelingen’ (2025Z03669, ingezonden d.d. 28 februari 2025).
Vraag 1.
Heeft u kennisgenomen van het bericht 'Ongelijkheid in toegang tot immunotherapie bij longkanker: de invloed van sociaaleconomische positie en reisafstand'? 1)
Antwoord vraag 1.
Ja.
Vraag 2.
Vindt u ook dat gebruik kunnen maken van innovatieve behandelingen niet afhankelijk mag zijn van inkomen of reisafstand?
Antwoord vraag 2.
Ik vind het belangrijk dat iedereen in Nederland gelijkwaardige toegang heeft tot goede zorg, inclusief de brede toegankelijkheid van de oncologische zorg. Ook innovatieve behandelingen moeten voor iedereen toegankelijk zijn. Bij voorkeur kunnen patiënten voor oncologische zorg terecht in het eigen ziekenhuis dichtbij, in de eigen regio of provincie, waar zij zich vertrouwd voelen. Maar, soms is het nodig, en ook beter voor de patiënt, om voor bepaalde (innovatieve) behandelingen van (hoogcomplexe) oncologische zorg iets verder te reizen, omwille van de kwaliteit van zorg. Daarnaast deel ik de opvatting, zoals ook staat beschreven in het aangehaalde bericht1, dat verschillen in behandeling niet per se onwenselijk zijn, zolang er maar een goede afweging heeft plaatsgevonden, tussen arts en patiënt, waarbij er is gekeken naar de gehele gezondheidstoestand van de patiënt en diens persoonlijke omstandigheden (oftewel, samen beslissen).
Vraag 3.
In hoeverre doet dit probleem zich ook voor bij andere vormen van oncologische zorg, zoals diagnostiek, nazorg en andere behandelingen? Speelt deze ongelijkheid ook bij andere kankersoorten? Beschikt u over cijfers die inzicht geven in ongelijkheden binnen de gehele oncologische zorg?
Antwoord vraag 3.
Ongelijkheid in de toegang tot oncologische zorg is een complex probleem
dat zich, helaas, voordoet in de volle breedte (diagnose, behandeling,
en nazorg en controle) van de zorg. Zo is het bekend dat patiënten uit
lagere inkomensgroepen minder vaak een tumorgerichte behandeling
ondergaan dan patiënten met een hoger inkomen. Dit is bekeken voor vijf
veelvoorkomende tumorsoorten: borstkanker, niet-kleincellige longkanker,
darmkanker, prostaatkanker en melanoom. Het Integraal Kankercentrum
Nederland (IKNL) publiceert met enige regelmaat over de
sociaaleconomische verschillen binnen de oncologische zorg in Nederland.
Deze cijfers zijn voor iedereen beschikbaar via de website van IKNL2.
Vraag 4.
Wat zegt bovengenoemd bericht volgens u over de gezondheidskloof
tussen welvarende en minder welvarende mensen in Nederland, en hoe
verhoudt dit zich tot onze nationale gezondheidsdoelen?
Antwoord vraag 4.
Het kabinet zet zich in om de gezondheidsverschillen in Nederland te verkleinen. Hiervoor neemt het kabinet verschillende maatregelen. Zo verlaag ik bijvoorbeeld het eigen risico voor een gelijkwaardigere toegang tot zorg voor iedereen. Verder is uw Kamer in december 2024 geïnformeerd over de eerste contouren van de beleidsagenda ‘Gezondheid in alle Beleidsdomeinen’3. Doel van deze Rijksbrede beleidsagenda is het terugdringen van gezondheidsachterstanden en om de gezondheid van iedereen, én in het bijzonder die van mensen in een kwetsbare situatie, te verbeteren.
Vraag 5.
Hoe verklaart u dat, ondanks het feit dat Durvalumab is opgenomen in de basisverzekering, patiënten met een hogere sociaaleconomische positie (SEP) 26 procent meer kans hebben deze behandeling te ontvangen dan patiënten met een lagere SEP? Bent u zich ervan bewust dat de werkelijke ongelijkheid mogelijk nog groter is, omdat mensen met een lagere SEP ook minder vaak chemoradiotherapie ondergaan en daardoor überhaupt minder vaak in aanmerking komen voor Durvalumab? Wat is uw reflectie hierop?
Antwoord vraag 5.
Voor Durvalumab specifiek kan ik hierover geen harde uitspraken te doen, want de redenen van het niet starten van een behandeling met Durvalumab zijn mij niet bekend en zijn dus ook niet meegenomen in de onderliggende studie4, zoals ook blijkt uit het aangehaalde bericht. Ik kan mij daarom slechts beperken tot de bevindingen zoals de onderzoekers deze zelf beschrijven, en tot de reeds bekende inzichten als het gaat om de sociaaleconomische verschillen bij kanker.
Zoals ik ook heb aangegeven bij mijn beantwoording op vraag 2 en 4 vind ik dat iedereen in Nederland toegang moet hebben tot goede (oncologische) zorg. Mede daarom voert dit kabinet beleid om de gezondheidsverschillen in Nederland te verkleinen en zo de gelijkwaardige toegang tot zorg te vergroten.
Vraag 6.
Hoe verklaart u dat voor elke extra vier kilometer reisafstand naar een behandelcentrum de kans op behandeling met zeven procent daalde (dus: hoe verder een patiënt van het ziekenhuis woont hoe kleiner de kans is dat hij of zij deze therapie krijgt)?
Antwoord vraag 6.
Daar is geen eenduidig antwoord op te geven. De reisbereidheid verschilt
per situatie, van patiënt tot patiënt. Belangrijke kenmerken van mensen
zoals leeftijd, opleidingsniveau en gezondheidstoestand beïnvloeden de
reisbereidheid5. Ook zijn er financiële drempels.
Daarnaast kunnen er regionale verschillen bestaan als gevolg van
verschil in verwijspatronen van huisartsen. Het onderliggende
onderzoek6 zelf benoemt dat het beeld past
binnen een breder patroon van verschillen in kankerbehandelingen tussen
regio’s in Nederland. Zo is er eerder vastgesteld dat het gebruik van
bestraling bij prostaat- en darmkanker per regio kan verschillen. Voor
longkanker blijkt uit recent onderzoek dat er ook regionale verschillen
zijn in het gebruik van bestraling en de manier waarop chemotherapie en
bestraling worden gecombineerd.
In algemene zin kan ik wel zeggen dat patiënten voor (hoog)complexe kankerbehandeling bereid zijn verder te reizen, juist omwille van de kwaliteit7. Desondanks snap ik dat nabijheid van zorg voor patiënten van belang is. Juist daarom is het belangrijk om de zorg in netwerken te organiseren en om de voor- en zorg van complexe kankerbehandelingen dichtbij de patiënten thuis te organiseren, in het ziekenhuis dichtbij en zo de reisbelasting zo beperkt mogelijk te maken. Zie ook mijn antwoorden bij vraag 8 en 10.
Vraag 7.
Weet u in welke regio’s patiënten het hardst worden getroffen door beperkte toegang tot geavanceerde oncologische behandelingen als gevolg van een grotere reisafstand?
Antwoord vraag 7.
Nee, ik ben niet in bezit van deze informatie.
Vraag 8.
Wat gaat u doen om gelijke toegang tot dure kankerbehandelingen te waarborgen?
Antwoord vraag 8.
In de afgelopen jaren zijn er, om de toegankelijkheid van oncologische
zorg te verbeteren, regionale oncologienetwerken opgericht. Samenwerken
in netwerken draagt bij aan goede zorg voor patiënten met kanker en aan
de toegankelijkheid en houdbaarheid van de oncologische zorg nu, maar
ook in de toekomst. Via samenwerking tussen deze netwerken kan elke
patiënt, ongeacht de plaats waar hij of zij het zorgtraject start, de
best zorg krijgen. Voor complexere zorg en bepaalde ingrepen gaat een
patiënt naar gespecialiseerd ziekenhuis, maar de nazorg en controle
vinden plaats in het ziekenhuis dichtbij. De beweging naar netwerkzorg
zet ik de komende jaren door, concreet door samen met het veld
uitwerking te geven aan de uitvoering van het in 2023 opgeleverde Plan
van Aanpak netwerk- en expertzorgzorg voor mensen met kanker8.
Vraag 9.
Hoe gaat u voorkomen dat er bij de introductie van innovatieve en
dure medicatie in Nederland direct een SEP-gerelateerde kloof ontstaat
in de toegang tot deze behandelingen?
Antwoord vraag 9.
De gelijke toegang tot nieuwe (dure) geneesmiddelen voor iedereen,
ongeacht de sociaaleconomische positie, is hierbij onbetwist. Bij dit
traject zijn verschillende veldpartijen betrokken, waaronder de
Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK). Dit is de
koepel van 22 verschillende kankerpatiëntenorganisaties. Zij hebben een
belangrijke rol in het vertegenwoordigen en bereiken van
kankerpatiënten. Zij kunnen mij bijvoorbeeld adviseren of ondersteunen
bij de effectieve communicatie richting patiënten.
Vraag 10.
In hoeverre neemt u de bevindingen van deze studie mee in de discussie over concentratie en spreiding die gevoerd wordt ter uitvoering van het IZA?
Antwoord vraag 10.
In het Integraal Zorgakkoord (IZA) zijn afspraken gemaakt om
samenwerking in netwerken te bevorderen door spreiding van laagcomplexe
zorg en concentratie van hoogcomplexe zorg. Deze beweging wordt door
veldpartijen (FMS, NVZ, NFU, ZN, V&VN, ZKN en de betreffende
patiëntenorganisaties) zelf getrokken en kent een breed draagvlak, onder
andere bij de betrokken patiëntenorganisaties.
Begin 2024 is door de partijen een set met voorstellen voor hogere (volume)normen voor hoogcomplexe oncologische en vaatchirurgische interventies opgesteld, zoals in het IZA was beoogd. De (volume)normen zijn opgesteld vanuit de medische inhoud om passende zorg van goede kwaliteit voor patiënten te bevorderen.
In het najaar van 2024 is aan de hand van het door de NZa opgestelde ‘kader impactanalyse’ gestart met de regionale impactanalyses. De impactanalyses dienen ter ondersteuning van een zorgvuldige besluitvorming over de hogere normen én vormen de start van het gesprek over herverdeling van zorg in elke regio. Het doel van de impactanalyses is om in kaart te brengen in welke mate en op welke manier de voorgestelde volumenormen de patiënt en de betrokken zorgprofessionals, zorgaanbieders en zorgnetwerken raakt en te beoordelen of deze impact maatschappelijk gezien acceptabel is. Hierbij wordt ook gekeken naar de toegankelijkheid van de zorg en de reistijd, welke ook in deze studie naar voren komen. Ik vind het belangrijk dat dit traject zorgvuldig plaatsvindt en dat partijen in de regio afspraken maken over samenwerking in netwerken en herverdeling van zorg. De regionale impactanalyses maken inzichtelijk welke potentiële effecten er zijn, en vormen daarmee een belangrijke bouwsteen om tot zorgvuldige besluiten en oplossingen te komen.
Op dinsdag 25 maart jl. zijn de volumenormen voor 18 complexe behandelingen bij kanker en vaatziekten vastgesteld. De vaststelling van deze normen is een belangrijke stap op weg naar regionale samenwerkingsnetwerken van ziekenhuizen. Die zullen zo worden ingericht dat iedere patiënt met bepaalde kanker of vaatziekten, in elke regio toegang heeft tot de best mogelijke zorg wanneer dat nodig is. Vanaf 2026 worden deze behandelingen alleen nog uitgevoerd in ziekenhuizen die deze ingrepen vaak genoeg doen. We maken hiermee een kwaliteitsslag door complexe zorg in enkele ziekenhuizen te concentreren en tegelijkertijd minder complexe zorg te spreiden, wat het ziekenhuis dichtbij meer bestaansrecht geeft. Dat is goed nieuws voor de patiënt en sluit aan bij mijn ambities voor een toegankelijkere zorg.
1) Integraal Kankercentrum Nederland, 26 februari 2025, 'Ongelijkheid in toegang tot immunotherapie bij
longkanker: de invloed van sociaaleconomische positie en reisafstand'
(https://iknl.nl/nieuws/2025/ongelijke-toegang-durvalumab)
Kamerstukken II, 2024/2025, 32 793, nr. 794↩︎
Katsimpokis et al. (2025). Income inequality and access to advanced immunotherapy for lung cancer: the case of Durvalumab in the Netherlands. Journal of Clinical Epidemiology, Volume 181, May 2025, 111711, https://doi.org/10.1016/j.jclinepi.2025.111711↩︎
Onderzoek van de Nederlandse Vereniging voor Medische Oncologie (NVMO) uit 2023, gepubliceerd in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, Ned Tijdschr Geneeskd. 2023;167:D789↩︎
Katsimpokis et al. (2025)↩︎
Rapport ‘Concentratie en spreiding van oncologische zorg: wat vinden mensen met kanker?’ – NFK↩︎
https://www.zorginstituutnederland.nl/publicaties/rapport/2023/06/29/passende-zorg-in-oncologieregios-plan-van-aanpak-netwerk--en-expertzorg-voor-mensen-met-kanker↩︎