Nota van wijziging
Regels met betrekking tot het tegemoetkomen van burgers ten aanzien van wie door de Belastingdienst en de Dienst Toeslagen ten onrechte geen medewerking aan een buitengerechtelijke schuldregeling is gegeven (Wet onverplichte tegemoetkoming onterechte afwijzing buitengerechtelijke schuldregeling)
Nota van wijziging
Nummer: 2025D15264, datum: 2025-04-09, bijgewerkt: 2025-04-09 11:15, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën (Ooit Nieuw Sociaal Contract kamerlid)
- Uitvoeringstoets bij Nota van wijziging inzake Wet onverplichte tegemoetkoming onterechte afwijzing buitengerechtelijke schuldregeling
- Aanbiedingsbrief
- Beslisnota bij Nota van wijziging van het verslag inzake Wet onverplichte tegemoetkoming onterecht afwijzing buitengerechtelijke schuldregeling (Kamerstuk 36675)
Onderdeel van kamerstukdossier 36675 -8 Regels met betrekking tot het tegemoetkomen van burgers ten aanzien van wie door de Belastingdienst en de Dienst Toeslagen ten onrechte geen medewerking aan een buitengerechtelijke schuldregeling is gegeven (Wet onverplichte tegemoetkoming onterechte afwijzing buitengerechtelijke schuldregeling).
Onderdeel van zaak 2024Z22070:
- Indiener: T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
Onderdeel van zaak 2025Z06640:
- Indiener: T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2025-01-14 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-01-23 09:30: Procedurevergadering tijdelijke commissie Grondrechten en constitutionele toetsing (Procedurevergadering), tijdelijke commissie Grondrechten en constitutionele toetsing
- 2025-01-23 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2025-02-05 14:00: Wet onverplichte tegemoetkoming onterechte afwijzing schuldregeling (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Financiën
- 2025-04-17 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
Preview document (🔗 origineel)
36675
Regels met betrekking tot het tegemoetkomen van burgers ten aanzien van wie door de
Belastingdienst en de Dienst Toeslagen ten onrechte geen medewerking aan een
buitengerechtelijke schuldregeling is gegeven (Wet onverplichte tegemoetkoming onterechte afwijzing buitengerechtelijke schuldregeling)
Nota van wijziging
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A.
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de begripsomschrijving van afwijzingsbrief en van onterechte afwijzingsbrief wordt “een verzoek tot medewerking aan een buitengerechtelijke schuldregeling” vervangen door “een MSNP-verzoek”.
2. In de alfabetische volgorde wordt de volgende begripsbepaling
ingevoegd:
MSNP-verzoek: een verzoek dat door de schuldhulpverlener namens
de belanghebbende na ondertekening van de schuldregelingsovereenkomst
aan de ontvanger wordt gedaan met als doel een buitengerechtelijke
schuldregeling tot stand te laten komen, alsmede een stabilisatieverzoek
dat door de ontvanger is behandeld als voornoemd verzoek;
B.
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt “een verzoek tot medewerking aan een buitengerechtelijke schuldregeling of een stabilisatieverzoek” vervangen door “een MSNP-verzoek”.
2. In het eerste lid wordt “een verzoek tot medewerking aan een buitengerechtelijke schuldregeling of een stabilisatieverzoek, waarbij de ontvanger dit verzoek heeft behandeld als een verzoek tot medewerking aan een buitengerechtelijke schuldregeling,” vervangen door “een MSNP-verzoek”.
3. In het tweede lid wordt “verzoek” vervangen door “MSNP-verzoek” en wordt toegevoegd “, met dien verstande dat opeenvolgende MSNP-verzoeken die binnen een periode van 240 dagen na elkaar worden gedaan, als een verzoek worden aangemerkt en die periode steeds aanvangt op de datum waarop de ontvanger het eerst ontvangen MSNP-verzoek onterecht heeft afgewezen”.
C.
In de artikelen 3, derde lid, onderdeel b, 4, tweede lid, onderdeel b, en 5, tweede lid, onderdeel b, wordt “een nieuw verzoek tot medewerking aan een buitengerechtelijke schuldregeling of een nieuw stabilisatieverzoek, waarbij de ontvanger dit verzoek heeft behandeld als een verzoek tot medewerking aan een buitengerechtelijke schuldregeling,” vervangen door “een nieuw MSNP-verzoek”.
D.
In artikel 6 wordt “een verzoek tot medewerking aan een buitengerechtelijke schuldregeling aan hun schuldeisers te sturen of een stabilisatieverzoek naar de ontvanger te sturen” vervangen door “een MSNP-verzoek te doen” en wordt “het verzoek tot medewerking aan een buitengerechtelijke schuldregeling, onderscheidenlijk het stabilisatieverzoek,” vervangen door “het MSNP-verzoek”.
E.
In artikel 13 wordt het voorgestelde artikel 31ter als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, wordt “en datum waarop” vervangen door “en de datum waarop”.
2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt “een nieuw verzoek tot medewerking aan een buitengerechtelijke schuldregeling of een nieuw stabilisatieverzoek, waarbij de ontvanger dit verzoek heeft behandeld als een verzoek tot medewerking aan een buitengerechtelijke schuldregeling,” vervangen door “een nieuw MSNP-verzoek”.
TOELICHTING
I. Algemene toelichting
1. Inleiding
Met het wetsvoorstel Wet onverplichte tegemoetkoming onterechte afwijzing buitengerechtelijke schuldregeling (hierna het wetsvoorstel) kunnen burgers van wie een verzoek tot medewerking aan een buitengerechtelijke schuldregeling (MSNP) onterecht door de ontvanger van de Belastingdienst is afgewezen, tegemoetgekomen worden. Het tegemoetkomingsbeleid heeft betrekking op burgers van wie een MSNP-verzoek onterecht door de ontvanger is afgewezen. Voorts ziet het tegemoetkomingsbeleid op burgers die een zogenaamd stabilisatieverzoek hebben gedaan waarbij de ontvanger dit verzoek heeft behandeld als een MSNP-verzoek en vervolgens onterecht heeft afgewezen op dezelfde onterechte afwijsgronden als die op basis waarvan MSNP-verzoeken zijn afgewezen. Met deze nota van wijziging wordt de definitie van MSNP-verzoek verduidelijkt zodat blijkt dat ook verzoeken tot een schuldopgave – en andere verzoeken die tijdens de tweede fase zijn gedaan zoals bijvoorbeeld een heroverweging – hieronder vallen en burgers die met onterechte afwijzingen van deze verzoeken te maken hebben gehad, kunnen worden tegemoetgekomen.
2. Uitbreiding reikwijdte tegemoetkomingsbeleid
Een MSNP-traject bestaat kort gezegd uit twee fasen. Tijdens de eerste fase, de stabilisatiefase, ligt de focus op het stabiliseren van de financiële situatie van de schuldenaar. Voor het stabiliseren van de financiële situatie kan de schuldhulpverlener namens de burger een stabilisatieverzoek doen. Door middel van een stabilisatieverzoek wordt een schuldeiser verzocht om een bepaalde periode geen dwanginvorderingsmaatregelen te treffen ter zake van een openstaande schuld, zodat de burger een stabiele financiële situatie kan realiseren. Na ondertekening van de schuldregelingsovereenkomst start de tweede fase van het MSNP-traject. De tweede fase wordt primair gekenmerkt door het in kaart brengen van de totale schuldenlast door het versturen van een verzoek tot een schuldopgave naar de schuldeisers en het uitbrengen van een saneringsvoorstel. Beide verzoeken hebben hetzelfde doel: een buitengerechtelijk akkoord tot stand te laten komen. Daarnaast zijn beide verzoeken noodzakelijk om een MSNP tot stand te laten komen. Voor een succesvolle buitengerechtelijke sanering is een geverifieerde schuldenlast onontbeerlijk. Als de ontvanger bij het verzoek tot een schuldopgave aangeeft niet te willen meewerken aan een MSNP, kan dat (al) tot gevolg hebben dat het MSNP-traject wordt beschouwd als mislukt en wordt de schuldhulpverlening gestaakt. De gevolgen voor de burger zijn dan vergelijkbaar met de situatie dat de ontvanger pas bij het saneringsvoorstel heeft aangegeven niet te willen meewerken: de burger heeft geen schuldenvrije start kunnen realiseren. Bij een verzoek tot een schuldopgave kan de ontvanger hebben aangegeven niet te willen meewerken aan een MSNP op grond van één van de vier in het wetsvoorstel genoemde onterechte afwijsgronden, waarbij de ontvanger in zijn afwijzingsbrief de volgende tekst heeft opgenomen: ‘lk zal daarom niet meewerken aan een minnelijke schuldsanering’. Gezien het voorgaande kan een verzoek tot een schuldopgave ook als een (zelfstandig) MSNP-verzoek worden beschouwd en is bij het onderzoek naar de onterechte afwijzingen – in lijn met het onderzoeksrapport van de Auditdienst Rijk − ook gekeken naar verzoeken die de ontvanger heeft ontvangen en waarop is aangegeven dat niet wordt meegewerkt aan een MSNP vanwege één van de vier in het wetsvoorstel genoemde onterechte afwijsgronden.
Met deze ruimere definitie van MSNP-verzoek acht het kabinet het wenselijk om een grens te stellen aan het aantal tegemoetkomingen dat binnen een bepaalde periode kan worden ontvangen. Na het advies van de Afdeling Advisering van de Raad van State is het wetsvoorstel aangepast en is besloten om het zogenaamde wachtgeld – een tegemoetkoming van € 500 per zes maanden voor de periode tussen de onterechte afwijzing door de ontvanger en de toelating tot een wettelijke of buitengerechtelijke schuldregeling – te wijzigen in een forfaitair bedrag van € 500 per onterechte afwijzing door de ontvanger. In het algemeen deel van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is als voorbeeld opgenomen dat een burger van wie twee MSNP-verzoeken onterecht zijn afgewezen, tweemaal de forfaitaire tegemoetkoming ontvangt.1 Hierbij is niet verder toegelicht wat precies als een (zelfstandig) MSNP-verzoek wordt beschouwd. Het uitgangspunt bij het hiervoor genoemde voorbeeld is geweest dat de ontvanger verschillende MSNP-trajecten van de burger heeft gefrustreerd. De burger kan na het eerste MSNP-traject waarbij geen buitengerechtelijk akkoord is bereikt door een onterechte afwijzing van de ontvanger, op een later moment een nieuw traject starten en opnieuw een MSNP-verzoek doen dat ook weer onterecht door de ontvanger kan zijn afgewezen. Het is ook mogelijk dat een burger gedurende hetzelfde MSNP-traject een stabilisatieverzoek, verzoek tot een schuldopgave en saneringsvoorstel heeft gestuurd, waarbij de ontvanger bij elk verzoek heeft aangegeven niet te willen meewerken aan een MSNP vanwege één van de vier in het wetsvoorstel genoemde onterechte afwijsgronden. Het kabinet acht het niet juist dat een burger maar eenmaal de forfaitaire tegemoetkoming ontvangt, als die burger via meerdere MSNP-trajecten een schuldenvrije start heeft willen realiseren waarbij de ontvanger die MSNP-trajecten steeds heeft gefrustreerd. Een onterechte afwijzing bij het tweede MSNP-traject – dat mogelijk jaren na het eerste MSNP-verzoek is ingediend − dient volgens het kabinet in dat geval los te worden gezien van een eerder MSNP-traject. Daarentegen acht het kabinet het niet wenselijk als een burger meerdere keren de forfaitaire tegemoetkoming ontvangt als deze burger tijdens hetzelfde MSNP-traject meerdere onterechte afwijzingsbrieven – bijvoorbeeld op dezelfde dag − van de ontvanger heeft ontvangen en deze onterechte afwijzingsbrieven derhalve zien op hetzelfde door de ontvanger gefrustreerde MSNP-traject. Het voorgaande sluit ook niet aan op het eerdergenoemde uitgangspunt. De tegemoetkoming − waarbij het gaat om de erkenning van leed − ziet op de omstandigheid dat de ontvanger de wens van de burger om door middel van een op zichzelf staand MSNP-traject een schuldenvrije start te creëren onnodig heeft gefrustreerd. Hoeveel onterechte afwijzingsbrieven er tijdens hetzelfde MSNP-traject zijn gestuurd maakt de uitkomst van dat MSNP-traject niet anders: er is geen MSNP tot stand gekomen en de burger heeft door de afwijzing door de ontvanger van dat MSNP-verzoek geen schuldenvrije start kunnen creëren. Mocht de burger na het mislukte MSNP-traject – 240 dagen later − een nieuw MSNP-traject starten, betreft dat een nieuwe situatie waarbij de burger opnieuw zijn best heeft gedaan voor een schuldenvrije start en dit wederom door de ontvanger onnodig is gefrustreerd. De burger is dan opnieuw teleurgesteld en het vertrouwen van deze burger in de Belastingdienst kan opnieuw (ernstig) zijn beschadigd. De ontvanger kan niet zelf aan de hand van de onterechte afwijzingsbrieven vaststellen of deze brieven betrekking hebben op hetzelfde MSNP-traject. Gelet daarop is gekozen om aan de hand van een termijn te verduidelijken binnen welke periode verondersteld wordt dat onterechte afwijzingsbrieven betrekking hebben op hetzelfde MSNP-traject. Voor de invulling van de termijn is gekeken naar de termijnen die gelden bij een regulier MSNP-traject. De termijn van 240 dagen sluit aan op de termijn die de Belastingdienst zelf noemt in het beoordelingskader voor MSNP-verzoeken. Normaliter moet binnen 120 dagen na ondertekening van de schuldregelingsovereenkomst duidelijk zijn of een buitengerechtelijke schuldregeling tot stand komt. Uit de Leidraad Invordering 2008 volgt dat ook medewerking van de ontvanger mogelijk is als uiterlijk binnen 240 dagen na ondertekening van de schuldregelingsovereenkomst een buitengerechtelijke schuldregeling tot stand komt. Voorts sluit de termijn van 240 dagen aan op de termijn die is opgenomen in de definitie van stabilisatieverzoek in het wetsvoorstel.
Uitvoeringstoets
De wijzigingen in deze nota van wijziging zijn verwerkt in de rapportage van de uitvoeringstoets. De eerder opgestelde uitvoeringstoets is verder onverkort van kracht. De wijzigingen in deze nota van wijziging zorgen voor een kleine afname van het aantal afwijzingen waarvoor de tegemoetkoming wordt uitgekeerd. Het aantal burgers dat in aanmerking komt voor een tegemoetkoming blijft gelijk. Bij het onderzoek naar de onterechte afwijzingen is reeds rekening gehouden met onterechte afwijzingen door de ontvanger naar aanleiding van alle verzoeken na ondertekening van de schuldregelingsovereenkomst, zoals een verzoek tot een schuldopgave. De verduidelijking van wat als één MSNP-verzoek moet worden gezien, heeft wel gevolgen voor de tegemoetkomingskosten. De totale tegemoetkomingskosten zullen volgens de inschatting afnemen met circa € 0,7 miljoen.
EU-aspecten, grenseffecten, gevolgen voor de regeldruk en doenvermogen
De wijzigingen in deze nota van wijziging bevatten enkel een verduidelijking van wat een MSNP-verzoek is en wat als één MSNP-verzoek wordt beschouwd. De voorgestelde wijzigingen hebben daarom geen EU-aspecten en er worden geen grenseffecten voorzien. Voorts hebben de wijzigingen geen gevolgen voor de regeldruk en het mogelijk beroep op doenvermogen. Het uitgangspunt is en blijft dat de ontvanger het tegemoetkomingsbeleid – met uitzondering van de pseudo-MSNP en bij de bijzondere categorieën echtgenoot en geregistreerd partner ten tijde van het MSNP-verzoek of stabilisatieverzoek en nabestaanden – ambtshalve toepast.
II. Onderdeelsgewijze toelichting
Onderdelen A tot en met E (artikelen 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 13)
Met de aanvulling van artikel 1 wordt verduidelijkt wat precies een MSNP-verzoek is en welke burgers in aanmerking komen voor het tegemoetkomingsbeleid. Zoals toegelicht in het algemeen deel van de toelichting behelst een MSNP-verzoek alle verzoeken die na ondertekening van de schuldregelingsovereenkomst zijn gedaan – tijdens de tweede fase van het MSNP-traject – waarbij met dit verzoek wordt beoogd een MSNP tot stand te laten komen. Dit kan een saneringsvoorstel zijn, maar bijvoorbeeld ook een verzoek tot een schuldopgave of heroverweging. Voorts wordt het voorgestelde artikel 31ter, eerste lid, aanhef, redactioneel aangepast. Met deze redactionele wijziging worden geen inhoudelijke wijzigingen beoogd.
Onderdeel B (artikel 2, tweede lid)
Met de aanvulling van artikel 2, tweede lid, wordt verduidelijkt wat precies als één MSNP-verzoek wordt beschouwd. De forfaitaire tegemoetkoming per onterecht afgewezen MSNP-verzoek bedraagt € 500. Verzoeken die binnen de periode van 240 dagen na de eerste onterechte afwijzing door de ontvanger onterecht zijn afgewezen, worden beschouwd als één verzoek. Aan dat verzoek wordt vervolgens maar één keer door middel van de forfaitaire tegemoetkoming tegemoetgekomen.
De Staatssecretaris van Financiën
T. van Oostenbruggen
Kamerstukken II 2024/25, 36675, nr. 3, p. 15.↩︎