Uitvoering van de gewijzigde motie van de leden Idsinga en Van Eijk over een evaluatie naar de doelstellingen, huidige regelgeving en handhavings- en uitvoeringspraktijk rondom de vaststelling van fiscale woonplaats (Kamerstuk 25087-338)
Internationaal fiscaal (verdrags)beleid
Brief regering
Nummer: 2025D15269, datum: 2025-04-07, bijgewerkt: 2025-04-10 14:27, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-25087-346).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën (Ooit Nieuw Sociaal Contract kamerlid)
- Instructie woonplaatsonderzoeken
- Beslisnota's bij Uitvoering van de gewijzigde motie van de leden Idsinga en Van Eijk over een evaluatie naar de doelstellingen, huidige regelgeving en handhavings- en uitvoeringspraktijk rondom de vaststelling van fiscale woonplaats (Kamerstuk 25087-338)
- Evaluatie vaststelling fiscale woonplaats
Onderdeel van kamerstukdossier 25087 -346 Internationaal fiscaal (verdrags)beleid.
Onderdeel van zaak 2025Z06641:
- Indiener: T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2025-04-08 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-04-17 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2025-06-17 17:30: Nationale fiscaliteit (Commissiedebat), vaste commissie voor Financiën
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
25 087 Internationaal fiscaal (verdrags)beleid
Nr. 346 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 april 2025
In het dertigledendebat over een extra belasting voor extreem rijken op 4 april 2024 is stilgestaan bij de belastingheffing van zeer vermogende personen. Tijdens dat debat is door de leden Idsinga en van Eijk een motie ingediend die strekt tot een evaluatie naar de doelstellingen, de huidige wet- en regelgeving en de handhavings- en uitvoeringspraktijk rondom de vaststelling van de fiscale woonplaats, en waar nodig eventuele verbetervoorstellen te doen.1 Met de bij deze kamerbrief gevoegde evaluatie wordt uitvoering gegeven aan die motie. In deze brief zal ik ingaan op de conclusies uit de evaluatie, en geef ik aan hoe invulling wordt gegeven aan het oplossen van de gesignaleerde aandachtspunten.
Evaluatie
Om een gedegen beeld te krijgen van de huidige uitvoerings- en handhavingspraktijk en de aandachtspunten die daarbij spelen zijn gesprekken gevoerd met de Belastingdienst. Hierbij is er oog geweest voor zowel het perspectief van de Belastingdienst, namelijk een zorgvuldige en efficiënte uitvoering, als het perspectief van de burger en diens rechtsbescherming.
In de evaluatie komt in het algemeen naar voren dat de open wettelijke norm van artikel 4 AWR, de brede wettelijke informatiebevoegdheden en de toenemende internationale regelgeving over gegevensuitwisseling de Belastingdienst voldoende ruimte geeft om alle feiten en in aanmerking komende omstandigheden mee te wegen voor maatwerk. De evaluatie geeft daarom op dit moment geen directe aanleiding om aanpassingen te doen in voornoemde wet- en regelgeving. Wel worden in de uitvoerings- en handhavingspraktijk verschillende aandachtspunten gesignaleerd. De twee aandachtspunten die geschetst worden gaan over:
– het soms niet of zeer beperkt meewerken van belanghebbenden aan een informatieverzoek van de inspecteur, en
– de uniforme werkwijze bij het uitvoeren van woonplaatsonderzoeken.
Hieronder wordt ingegaan op het aandachtspunt van het niet meewerken aan een informatieverzoek. Wat betreft het aandachtspunt inzake uniforme werkwijze; deze is reeds ondervangen door de ingevoerde Instructie Woonplaatsonderzoeken (bijlage 2). Hiermee is een uniform waarborgenkader ingeregeld voor de uitvoering van woonplaatsonderzoeken.
(Pre)consultatie onderzoek informatiebeschikking
Uit de evaluatie komt naar voren dat behoefte bestaat om te bezien of de informatiepositie van de inspecteur aanvullend verbeterd kan worden als het gaat om woonplaatsonderzoeken waarbij een belanghebbende niet of zeer beperkt meewerkt aan een informatieverzoek. In de evaluatie wordt in dat kader verwezen naar een onderzoek naar de werking van de informatiebeschikking waar uw Kamer begin 2024 over is geïnformeerd.2 Bij dat onderzoek wordt gekeken naar mogelijke oplossingsrichtingen voor de eerder vastgestelde knelpunten bij de informatiebeschikking, zoals de lange doorlooptijd van de informatiebeschikkingsprocedure. In het voorjaar van 2025 wordt een beleidsdocument in (pre)consultatie gebracht waarin de oplossingsrichtingen worden geconsulteerd, en wordt gekeken naar de wijze waarop de stakeholders tegen de oplossingsrichtingen aankijken.
Tot slot
Het belangrijkste dat uit deze evaluatie is voortgekomen is dat de wet- en regelgeving en doelstelling omtrent de vaststelling van de fiscale woonplaats de inspecteur voldoende ruimte biedt voor maatwerk. Bij de uitvoering wordt continu een balans gezocht tussen enerzijds de zorgvuldige en efficiënte uitvoering door de Belastingdienst, waaronder de informatiepositie van de inspecteur, en anderzijds het perspectief van de burger en zijn rechtsbescherming. De werking van de informatiebeschikking is als belangrijk aandachtspunt naar voren gekomen. Er wordt in dit voorjaar een beleidsdocument in preconsultatie gebracht die aandacht besteedt aan dit aandachtspunt. Ik beschouw de motie hiermee afgedaan.
De Staatssecretaris van Financiën,
T. van Oostenbruggen