[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Uitkomsten verkenning klimaatmaatregelen financiële sector

Toekomst financiële sector

Brief regering

Nummer: 2025D15585, datum: 2025-04-08, bijgewerkt: 2025-04-15 15:46, versie: 3 (versie 1, versie 2)

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32013-304).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 32013 -304 Toekomst financiële sector.

Onderdeel van zaak 2025Z06765:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025

32 013 Toekomst financiële sector

32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

Nr. 304 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 april 2025

In maart 2023 kondigde de toenmalige Minister van Financiën, mede namens de toenmalige Minister voor Klimaat en Energie, aan een verkenning te starten naar eventuele klimaatmaatregelen voor de financiële sector.1 Met deze brief informeer ik u, mede namens de Minister van Klimaat en Groene Groei, over de uitkomsten van deze verkenning.

Op basis van de verkenning heb ik, zoals ik al schreef in mijn visie op de financiële sector van 20 januari2, besloten om niet over te gaan tot nationale klimaatwetgeving voor de financiële sector. In deze brief licht ik dit toe. Ik stuur ook gelijktijdig de door KPMG opgestelde voortgangsrapportage over het Klimaatcommitment naar uw Kamer en beschrijf wat mijn inzet is ten aanzien van duurzame financiering.

Samenvatting opgehaalde reacties

Aan de verkenning is invulling gegeven met een openbare internetconsultatie van verschillende maatregelen en twee ronde tafels met de sector, experts en maatschappelijke organisaties. In de bijlage vindt u een uitgebreid verslag van de reacties die zijn ontvangen als onderdeel van de verkenning.

Drie denkrichtingen zijn expliciet verkend:

1. een inspanningsverplichting voor financiële instellingen om financieringen en beleggingen in lijn te brengen met de doelstellingen van het Klimaatakkoord van Parijs;

2. een verplichting voor financiële instellingen om een klimaatplan op te stellen, met duidelijke regels over de inhoud en de verplichting ook uitvoering te geven aan dat plan, en;

3. een uitbreiding van de wettelijke eisen om betrokkenheidsbeleid (engagement) te voeren op het gebied van klimaat.

Partijen zijn daarnaast in brede zin bevraagd naar hun ideeën om de bijdrage van de financiële sector aan de klimaattransitie te versterken.

Uit de verkenning blijkt dat het belang van de klimaattransitie door de geconsulteerde partijen unaniem wordt onderschreven. Er wordt gemengd gedacht over nationale wettelijke klimaatmaatregelen voor de financiële sector.

Voorstanders van additionele nationale wetgeving wijzen op de in hun ogen beperkte effectiviteit van bestaande Europese wetgeving, omdat deze te veel zou focussen op transparantie en mitigatie van risico's en te weinig op het vergroenen van kapitaalstromen. Bovendien noemen sommige voorstanders dat nationale wetgeving voor een gelijk speelveld in de financiële sector in Nederland zou kunnen zorgen, mede omdat Europese regelgeving zoals een klimaatplanverplichting3 niet op alle Nederlandse financiële instellingen van toepassing is en omdat niet alle Nederlandse financiële instellingen het Klimaatcommitment4 hebben ondertekend.

Tegenstanders van additionele nationale wetgeving noemen dat er al veel regelgeving vanuit Europa op de financiële sector afkomt en dat het effect daarvan eerst moet uitkristalliseren voor er additionele nationale maatregelen kunnen worden genomen. De Europese regelgeving is volgens tegenstanders bovendien complex, niet altijd consistent en coherent, en bevat soms dubbele rapportagelasten. Ook stellen veel tegenstanders dat nationale regelgeving vooral zou leiden tot extra regeldruk en niet bevorderlijk zou zijn voor het gelijke speelveld binnen de Europese Unie. Verder wordt vaak naar voren gebracht dat eventuele overheidsmaatregelen vooral gericht dienen te zijn op verduurzaming van de reële economie en er niet toe dienen te leiden dat deze verduurzaming de facto wordt afgedwongen via regelgeving voor de financiële sector. Partijen wijzen in algemene zin op het belang van voorspelbaar en consistent overheidsbeleid voor de reële economie. Overigens wijzen tegenstanders van additionele nationale wetgeving er daarbij op dat zij geenszins tegenstander van verduurzaming zijn.

Analyse en uitkomsten

Er is een aantal redenen waarom ik het niet wenselijk vind om over te gaan tot additionele nationale wetgeving, bovenop alle Europese regelgeving die er al is.

Ten eerste zijn de onderzochte maatregelen in mijn ogen niet het geëigende instrument om bredere duurzaamheidsdoelstellingen te halen. De in de verkenning onderzochte en opgebrachte maatregelen zijn niet doeltreffend dan wel niet doelmatig om de bijdrage van de financiële sector aan de transitie te vergroten. Voor de meeste onderzochte maatregelen is de effectiviteit voor verduurzaming in de reële economie niet helder omdat financiële instellingen ook simpelweg kunnen «verduurzamen» door emissie-intensieve activa af te stoten. Het stopzetten van financiering aan emissie-intensieve industrieën die moeten hervormen, zoals staal en cement, zal niet per definitie bijdragen aan de verduurzaming van de reële economie. Deze sectoren hebben immers juist financiering nodig om te kunnen vergroenen. De onderzochte maatregelen zijn daarmee onvoldoende doeltreffend. Het door enkele partijen genoemde idee om financiële instellingen te verplichten om meer te investeren in de energietransitie belemmert financiële instellingen om zelfstandig een adequate risico-rendementsafwezig te maken. Dit kan de soliditeit van financiële instellingen ondermijnen. Bovendien is het beleggings- en investeringsbeleid van instellingen primair aan de onderneming zelf. Deze maatregel is hiermee niet doelmatig. Verduurzaming van de economie zou primair gericht moeten zijn op partijen in de reële economie via een afgewogen pakket aan normeren, beprijzen en subsidiëren.

Ten tweede kunnen nationale maatregelen nadelige gevolgen hebben voor de concurrentiepositie van de Nederlandse financiële sector, die bij uitstek internationaal opereert. Er is bovendien ongewenste overlap tussen de onderzochte varianten en verplichtingen die reeds uit (recente) Europese wetgeving voortvloeien, terwijl mijn inzet juist is om dit soort overlap te voorkomen. Ook is er in het hoofdlijnenakkoord afgesproken dat er geen nieuwe nationale koppen komen op Europees beleid.

Prioriteiten komende periode

In het regeerprogramma schrijft het kabinet dat de investeringsopgave van de klimaat- en energietransitie niet enkel door publieke middelen gedragen kan worden. Samen met de Minister van Klimaat en Groene Groei zal ik de financiële sector blijven aanmoedigen om de kansen voor verdere vergroening te grijpen. De voortgangsrapportage 2024 van het vrijwillige Klimaatcommitment laat zien dat er goede stappen zijn gezet. Het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Klimaat en Groene Groei zijn in gesprek met de ondertekenaars van het Klimaatcommitment over hoe de impact verder kan worden vergoot en de rapportagelasten verminderd. Ook worden de financieringstafels, die de partijen van het Klimaatcommitment samen met Invest-NL en de overheid organiseren, doorgezet. Deze tafels richten zich op het wegnemen van knelpunten voor financiering van de transitie.

Klimaatverandering en de transitie zijn van invloed op macro-economische factoren zoals inflatie, economische groei en financiële stabiliteit. Deze duurzaamheidsrisico’s leiden tot financiële risico’s. Ik vind het belangrijk dat financiële instellingen deze risico’s beheersen en dat de goede stappen worden voortgezet die financiële instellingen en de toezichthouders hebben genomen.

Tot slot

Ik hoop u met deze brief voldoende te hebben geïnformeerd over de uitkomsten van de verkenning. Zoals ik eerder opmerkte in mijn visie op de financiële sector mogen wij trots zijn op de sterke financiële sector die wij in Nederland hebben. Dat geldt ook voor de rol die de sector neemt in de verduurzaming van de economie. Ik zie er naar uit om de Nederlandse financiële sector bij haar ambities te blijven ondersteunen.

De Minister van Financiën,
E. Heinen


  1. Kamerstukken II, 2022/2023, 32 013, nr. 281.↩︎

  2. Kamerstukken II, 2024/2025, 32 013, nr. 302.↩︎

  3. Artikel 22 van de Richtlijn (EU) 2024/1760 van het Europees parlement en de Raad van 13 juni 2024 inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven op het gebied van duurzaamheid en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2019/1937 en Verordening (EU) 2023/2859.↩︎

  4. Klimaatcommitment financiële sector.↩︎