[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Het voorkomen dat financieel gezonde bedrijven onnodig failliet gaan en het bieden van maatwerk voor ondernemers met coronabelastingschulden

Schriftelijke vragen

Nummer: 2025D16114, datum: 2025-04-10, bijgewerkt: 2025-04-14 08:33, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiƫle HTML versie (kv-tk-2025Z07052).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2025Z07052:

Preview document (šŸ”— origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025 Vragen gesteld door de leden der Kamer

2025Z07052

Vragen van de leden Van Eijk en Kisteman (beiden VVD) aan de Staatssecretaris van Financiën over het voorkomen dat financieel gezonde bedrijven onnodig failliet gaan en het bieden van maatwerk voor ondernemers met coronabelastingschulden (ingezonden 10 april 2025).

Vraag 1

Herinnert u zich de kamerbrief van 1Ā april jl. waarin u de motie Van Eijk/Kisteman inzake coronabelastingschulden als afgedaan beschouwt?

Vraag 2

Vindt u dat u hiermee de zorgen die door ondernemers en hun adviseurs worden geuit als het gaat om knelpunten in de uitvoering van het huidige kwijtscheldingsbeleid voldoende serieus neemt?

Vraag 3

Wat is de doeltreffendheid van het huidige kwijtscheldingsbeleid bij grote bedrijven (bijvoorbeeld meer dan 250Ā werkzame personen) met grote schulden (bijvoorbeeld meer dan tien miljoen euro coronaschuld)? Wat is de succesratio? Wat zijn de belangrijkste knelpunten bij sanering?

Vraag 4

Herkent u, gelet op het feit dat volgens de Leidraaad Invordering 2008 een aantal crediteuren niet hoeft te worden betrokken in het saneringsakkoord, het beeld dat de ontvanger deze uitzondering in de praktijk interpreteert als dat een crediteur pas als dwangcrediteur kan worden aangemerkt wanneer deze is aangeschreven en een akkoord heeft afgewezen?

Vraag 5

Bent u het ermee eens dat dit geen oplossing biedt voor operationele uitdagingen (aanschrijven van soms een grote hoeveelheid crediteuren) en risico’s voor de liquiditeitspositie (wanneer crediteuren hun betaalvoorwaarden aanscherpen als zij hoogte krijgen van de financiĆ«le problemen van de debiteur)?

Vraag 6

Ziet u mogelijkheden om het uitzonderingsbeleid voor operationele crediteuren te verruimen wanneer blijkt dat het beleid ten aanzien van operationele crediteuren saneringen onevenredig in de weg staat?

Vraag 7

Wat heeft de ontvanger nodig om voldoende comfort te verkrijgen bij een langere terugbetalingstermijn na sanering?

Vraag 8

Hoe kan het saneringsbeleid meer in lijn worden gebracht met akkoorden die in de praktijk onder de WHOA wel mogelijk zijn? Waarom kan de ontvanger onder de WHOA ruimere saneringsvoorwaarden accepteren dan onder het reguliere saneringsbeleid?

Vraag 9

In hoeverre zijn eerdergenoemde bezwaren over het reguliere saneringsbeleid meegenomen in de meest actuele evaluatie en welke aanpassingen zijn er overwogen? Kunnen deze onderzoeken openbaar worden gemaakt?

Vraag 10

Hoe kunnen rapporten van onder andere het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (IMK), die beoordelen dde levensvatbaarheid van ondernemingen beoordelen en daarbij aangeven welke maatregelen eventueel nodig zijn worden benut door de Belastingdienst? Kan dit worden gebruikt als afwijzingsgrond? Of juist vanuit de mogelijkheid om een onderneming levensvatbaar voort te zetten?

Vraag 11

Op welke manier voorkomt u dat ondernemers die hun reserves hebben aangesproken en vervolgens een kwijtscheldingsverzoek indienen niet alsnog worden geconfronteerd met een afwijzing op basis van de verwachte executieopbrengst?

Vraag 12

Klopt het dat een afwijzing eerder tot faillissement leidt dan tot daadwerkelijke opbrengsten via executieverkoop en dat dit in veel gevallen ertoe leidt dat de curator de boedel liquideert?

Vraag 13

Wat doet u om te voorkomen dat ondernemers na een afgewezen verzoek alsnog worden geconfronteerd met onrealistische aflossingseisen die hen richting faillissement duwen?

Vraag 14

Is spreiding van aflossingen of een meer maatwerkgerichte beoordeling mogelijk die de impact op ondernemers verlicht?