Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de voorhang ontwerpregeling houdende de vaststelling van de subsidieregeling voor de stimulering van verduurzaming van maatschappelijk vastgoed (Kamerstuk 30196-844)
Duurzame ontwikkeling en beleid
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2025D16125, datum: 2025-04-10, bijgewerkt: 2025-04-15 15:17, versie: 4 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2025D16125).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.L. Postma, voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (Nieuw Sociaal Contract)
- Mede ondertekenaar: C.E. Morrin, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2025Z04356:
- Indiener: M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
- 2025-03-12 13:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-03-25 16:30: Procedurevergadering commissie Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
- 2025-04-08 14:00: Voorhang ontwerpregeling houdende de vaststelling van de subsidieregeling voor de stimulering van verduurzaming van maatschappelijk vastgoed (Kamerstuk 30 196, nr. 844) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Preview document (🔗 origineel)
2025D16125 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over de brief inzake Voorhang ontwerpregeling houdende de vaststelling van de subsidieregeling voor de stimulering van verduurzaming van maatschappelijk vastgoed (Kamerstuk 30 196, nr. 844).
De voorzitter van de commissie,
Postma
Adjunct-griffier van de commissie,
Morrin
I | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie | |
II | Antwoord / reactie van de Minister |
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Voorhang ontwerpregeling houdende de vaststelling van de subsidieregeling voor de stimulering van verduurzaming van maatschappelijk vastgoed. Deze leden hebben een aantal vragen voor de Minister.
Op blz. 26 van de Regeling staat dat het subsidieplafond van de Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed 2025 (hierna: DUMAVA 25) wordt vastgesteld op 405 miljoen euro. Er komt 121,5 miljoen euro beschikbaar voor aanvragen voor subsidie voor maximaal drie verduurzamingsmaatregelen en 283,5 miljoen euro voor aanvragen voor subsidie voor integrale verduurzaming. De leden van de PVV-fractie willen van de Minister weten op welke manier in kaart wordt gebracht wat verstrekte subsidies precies hebben opgeleverd.
Op blz. 31 van de Regeling valt te lezen dat uit het Klimaatfonds ook middelen beschikbaar zijn met dezelfde doelstelling voor Caribisch Nederland. Deze middelen worden door de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Volksgezondheid, Welzijn en Sport op de eilanden besteed. De leden van de PVV-fractie willen van de Minister weten, ondanks dat het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening geen directe betrokkenheid heeft, hoeveel middelen vanuit het Klimaatfonds beschikbaar zijn voor Caribisch Nederland, aan welke voorwaarden moet worden voldaan om betreffende middelen te krijgen, op welke manier wordt gecontroleerd wat er exact met de middelen is gedaan en wat ze precies hebben opgeleverd.
Op blz. 32 van de Regeling valt te lezen dat eigenaren die minder dan 25.000 euro aan subsidie aanvragen, de subsidie meteen vastgesteld krijgen en uitbetaald. Eigenaren die meer dan 25.000 euro aanvragen, moeten eerst een aanvraag tot subsidieverlening indienen. Er wordt dan een voorschot uitbetaald en na realisatie van de maatregelen krijgen ze een definitieve subsidievaststelling. De leden van de PVV-fractie willen weten van de Minister waarom is gekozen om de grens op 25.000 euro te leggen en niet op een lager bedrag.
Op dezelfde bladzijde staat dat eigenaren bij aanvragen boven de 25.000 euro bij de aanvraag tot vaststelling, de maatregelen moeten verantwoorden door middel van een verklaring over de daadwerkelijk gemaakte kosten. Ook hier zouden deze leden willen weten waarom is gekozen om de grens op 25.000 euro te leggen en niet op een lager bedrag.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling de stimuleringsregeling gelezen. Naar aanleiding van de regeling hebben deze leden een aantal vragen.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de subsidie, bedoeld in artikel 3, onderdeel a, 20 procent van de kosten bedraagt, bedoeld in artikel 8, eerste lid, met een minimumbedrag van 5.000 euro per aanvraag en een maximumbedrag van 1.500.000 euro per gebouwde onroerende zaak. Deze leden vragen de Minister of dit percentage en de bedragen toereikend zijn en of zij dit kan aantonen.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening vanaf 25.000 euro een voorschot uitkeert van 70 procent van het verleende bedrag. Deze leden vragen de Minister waarom er voor een voorschot van specifiek 70 procent gekozen is.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de subsidie, bedoeld in artikel 3, onderdeel b, 30 procent van de projectkosten bedraagt van de subsidiabele activiteiten en ten minste 25.000 euro per aanvraag en ten hoogste 1.500.000 euro per gebouwde onroerende zaak indien een verduurzamingspakket als bedoeld in bijlage 3, onderdeel P.1 of P.3, wordt uitgevoerd. Deze leden vragen de Minister of dit percentage en de bedragen toereikend zijn en of zij dit kan aantonen.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening een voorschot uitkeert van 70 procent van het verleende bedrag. Deze leden vragen de Minister waarom er voor een voorschot van specifiek 70 procent gekozen is.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de vorige subsidieregeling op 31 december 2024 vervallen is en de nieuwe regeling start per 2 juni 2025. Deze leden vragen de Minister waarom er niet gekozen is om de nieuwe regeling per 1 januari 2025 in te laten gaan aansluitend aan het verloop van de vorige regeling.
De leden van de NSC-fractie vragen de Minister wat in deze regeling haar definitie is van «maatschappelijk vastgoed».
Deze leden lezen dat in deze regeling amateursportorganisaties ook gebruik kunnen maken van de DUMAVA 25 evenals de subsidieregeling Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties (hierna: BOSA), maar dit niet gecombineerd kan worden. Zij vragen de Minister waarom er gekozen is om de DUMAVA 25 open te stellen voor deze verenigingen en wat redenen kunnen zijn voor een amateursportvereniging om over te stappen van de BOSA naar de DUMAVA 25.
De leden van de NSC-fractie lezen dat als een onderneming zuiver lokaal opereert er niet voldaan hoeft te worden aan de aanvullende voorwaarden voor ondernemingen die gelden bij de subsidie voor integrale verduurzaming. Deze leden vragen de Minister wat zij verstaat onder zuiver lokaal opereren. Zij vragen daarnaast waarom er gekozen is om de zin «Werkt er 50 of meer FTE voor uw onderneming of is uw jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal meer dan EUR 10 miljoen» toe te voegen bij het bepalen of de onderneming lokale activiteiten ontplooit, en of het klopt dat met deze zin vrijwel de gehele zorgsector buiten de criteria valt om subsidie voor losse maatregelen aan te mogen vragen.
De leden van de NSC-fractie lezen dat zorgvastgoed, wat vaak eigendom is van ondernemingen, de afgelopen jaren gemiddeld steeds ruim onder de 300.000 euro aangevraagd heeft voor losse maatregelen maar er meer mogelijkheden komen voor bovenlokale ondernemingen om te investeren in losse verduurzamingsmaatregelen. Deze leden vragen de Minister of zij kan aantonen dat het maximum van 300.000 euro inderdaad voldoende ruimte is om tegemoet te komen aan de aanvragen en in welke gevallen zij ervaren heeft dat dit niet zo was.
De leden van de NSC-fractie vragen de Minister of het klopt dat zorginstellingen voor financiering van verduurzaming enkel aanspraak kan maken op de DUMAVA. Deze leden vragen de Minister daarnaast of het klopt dat door wijzigingen in de regeling zorgsectoren geen volledige aanspraak meer kunnen maken op de DUMAVA omdat grote zorgpanden verduurzaamd worden per deel van het gebouw waar subsidie per adres aangevraagd moet worden. Zo ja, waarom is hiervoor gekozen?
De leden van de NSC-fractie lezen de tabel die toelicht hoe tot de genoemde administratieve lasten is gekomen. Deze leden vragen de Minister waarop het aantal uren en het uurtarief, zoals beschreven in de tabel, gebaseerd is.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie vragen of de Minister, gezien de grote belangstelling voor de DUMAVA in eerdere rondes en de uitbreiding naar amateursportorganisaties, kan uitleggen hoe het budget voor deze regeling is bepaald. Is daarbij rekening gehouden met de verwachte vraag en de nieuwe doelgroep? Welke maatregelen zijn er om te voorkomen dat aanvragers teleurgesteld raken als het budget snel op is?
De leden van de BBB-fractie lezen dat de regeling onderscheid maakt tussen «bovenlokale» en «zuiver lokale» ondernemingen vanwege de Europese staatssteunregels. Hoe wordt in de praktijk op een eenvoudige en duidelijke manier bepaalt of een onderneming echt «zuiver lokaal» is? Welke criteria worden hiervoor gebruikt? Deze leden vragen hoe wordt voorkomen dat onduidelijkheid of verschillende interpretaties leiden tot ongelijke behandeling van aanvragers.
De leden van de BBB-fractie merken op dat de invoering van de de-minimisverordening voor bovenlokale ondernemingen bij losse maatregelen en advieskosten vragen oproept over de complexiteit van de regeling. Is er een analyse gemaakt van de verwachte administratieve lasten voor deze groep? Hoe wordt voorkomen dat de regeling te ingewikkeld en ontmoedigend wordt?
De leden van de BBB-fractie merken op dat de mogelijkheid tot subsidiestapeling een belangrijke wijziging is. Er is echter zorg over mogelijke oneerlijke concurrentie of het bevoordelen van grotere, kapitaalkrachtige organisaties die makkelijker verschillende subsidies kunnen combineren. Hoe wordt in de praktijk gecontroleerd en gehandhaafd dat de maximumgrenzen van 50 procent (exclusief leningen) en 100 procent (inclusief leningen) niet worden overschreden? En welke maatregelen zijn er om te voorkomen dat kleinere, lokale initiatieven hierdoor benadeeld worden?
De limiet van 220 euro per m2 per labelsprong voor integrale verduurzaming roept vragen op bij de leden van de BBB-fractie over de haalbaarheid, vooral gezien de variërende staat van onderhoud en specifieke uitdagingen van maatschappelijk vastgoed. Waarop is dit bedrag gebaseerd, en welke data ondersteunen deze keuze? Is er een risicoanalyse gedaan voor projecten waarbij de werkelijke kosten boven dit maximum uitkomen, waardoor volledige verduurzaming mogelijk in gevaar komt?
De leden van de BBB-fractie zien dat voor monumenten aparte eisen zijn opgenomen voor integrale verduurzaming. Echter, de vereiste van minimaal 60 procent energiebesparing voor het hogere subsidiepercentage roept de vraag op of dit in alle gevallen haalbaar en betaalbaar is met behoud van de monumentale waarden. Zijn er specifieke financiële en technische analyses uitgevoerd om de impact van deze eis op monumenteneigenaren in kaart te brengen, en zijn er aanvullende ondersteuningsmogelijkheden voor deze groep overwogen?