[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Tweeminutendebat Verdienvermogen van Nederland (CD 13/2) (ongecorrigeerd)

Stenogram

Nummer: 2025D16349, datum: 2025-04-10, bijgewerkt: 2025-04-11 09:20, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Aan de orde is het tweeminutendebat Verdienvermogen van Nederland (CD d.d. 13/02).

De voorzitter:
We gaan door met een ander tweeminutendebat op het terrein van dezelfde minister. Dat gaat over het verdienvermogen van Nederland. Daarvoor hebben zich meer sprekers ingeschreven, namelijk acht. Daarvan willen er zes een termijn houden. Als eerste is het woord aan de heer Thijssen namens de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Eerst de actualiteit. Er woedt een handelsoorlog. Nederlandse bedrijven maken zich zorgen. Werknemers maken zich zorgen over hun baan. Volgende week hebben wij een debat en ik wil graag van deze minister weten waarom hij niet naar dat debat komt. Het is namelijk heel urgent, heel belangrijk en gaat ook hem aan.

Onder het mom van een handelsoorlog is er een ongekende agenda om regels te schrappen, regels die kinderarbeid moeten stoppen, regels die milieumisstanden moeten stoppen. Vooraanstaande bedrijven zoals IKEA, Mars en Unilever willen dit niet. Die zeggen namelijk: wij hebben geïnvesteerd, wij kunnen hier een concurrerend voordeel uit halen en wij willen betrouwbaar beleid. Dus waarom steekt de minister hier geen stokje voor?

Voorzitter. Dan heb ik nog een drietal moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat verduurzaming van de industrie wordt bemoeilijkt omdat zij oneerlijke concurrentie vanuit onder andere China ervaart;

overwegende dat er op dit moment te weinig wordt gedaan om deze oneerlijke concurrentie op de Europese markt tegen te gaan, waardoor sommige bedrijven geen businesscase zien voor hun groene producenten en geen investeringen doen voor schone productie;

verzoekt de regering een plan op te stellen om oneerlijke handelspraktijken op korte termijn effectief aan te kunnen pakken, bijvoorbeeld door toezicht en handhaving hierop te verbeteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Thijssen.

Zij krijgt nr. 9 (36600-L).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederlands en Europees leiderschap op het gebied van schone technologie essentieel is voor is voor het concurrentievermogen van de EU;

constaterende dat ambitieus klimaatbeleid dit technologisch leiderschap aanjaagt;

verzoekt de regering om bij de onderhandelingen voor de Voorjaarsnota in te zetten op een ambitieus pakket klimaatmaatregelen om zodanig onze leiderschapspositie op het terrein van schone technologie te behouden en te versterken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Thijssen.

Zij krijgt nr. 10 (36600-L).

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Tot slot: toch regels schrappen, maar dan voor het juiste doel.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat groene en circulaire bedrijvigheid cruciaal is voor het halen van de klimaatdoelen;

overwegende dat het IEA stelt dat op dit moment al een derde van de economische groei door de schone technologiesector komt;

overwegende dat regels in de weg kunnen staan bij innovatie en vergroening, bijvoorbeeld in het kader van aanbestedingswetgeving of mededingingswetgeving;

constaterende dat het kabinet inzet op het schrappen van onnodige regels;

verzoekt de regering om in te zetten op een win-winsituatie door bij het schrappen van onnodige regels prioriteit te geven aan regels die verduurzaming in de weg staan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Thijssen.

Zij krijgt nr. 11 (36600-L).

Dank u wel.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dank.

De voorzitter:
Dan gaan we luisteren naar mevrouw Van Zanten. Zij voert het woord namens de fractie van de BBB.

Mevrouw Van Zanten (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties. Daar ga ik meteen mee beginnen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederlandse producenten van generieke medicijnen onder druk staan door lage prijzen en een ongunstig verdienmodel, en dat R&D in Nederland terugloopt;

overwegende dat het voortbestaan van de producenten en de geneesmiddelenontwikkeling in Nederland bedreigd worden;

constaterende dat dit onwenselijk is in de huidige geopolitieke situatie;

overwegende dat er zonder R&D geen productie kan bestaan;

verzoekt de regering om een onderzoek te starten naar maatregelen en instrumenten om Nederlandse producenten van generieke en innovatieve geneesmiddelen te ondersteunen in het behouden van productiecapaciteit en hun R&D, en daarnaast een verkenning uit te voeren van contracten of publiek-private samenwerkingen om de leveringszekerheid en het verdienvermogen van deze sector te versterken;

verzoekt de regering de bevindingen te delen voor het einde van 2025,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Zanten en Vermeer.

Zij krijgt nr. 12 (36600-L).

Mevrouw Van Zanten (BBB):
De volgende.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het van groot economisch en geopolitiek belang is om de halfgeleiderindustrie in Europa en Nederland te versterken;

overwegende dat het Rijk, TNO, universiteiten, de regio en het bedrijfsleven, waaronder ASM, werken aan een businesscase voor een onderzoeksinstituut voor materiaalkunde en metrologie in Almere (IAMM);

van mening dat dit instituut een centrale rol kan spelen bij de totstandkoming van een hightechcampus in Almere en Nederland;

verzoekt de regering om, indien de businesscase positief is, zich maximaal in te spannen voor de realisatie van IAMM in Almere en de Kamer van de voortgang periodiek op de hoogte brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Zanten en Vermeer.

Zij krijgt nr. 13 (36600-L).

Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Sneller. Hij voert het woord namens de fractie van D66.

De heer Sneller (D66):
Dank, voorzitter. Tijdens het debat heb ik benadrukt dat het essentieel is om onze productiviteitsgroei te vergroten. Daarvoor heb ik een aantal moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek van CE Delft blijkt dat bij de meeste consumptiegoederen de kosten van negatieve externe effecten niet geïnternaliseerd zijn en dus worden afgewenteld op mens, milieu en de (toekomstige) samenleving;

overwegende dat verborgen kosten een risico zijn voor ons verdienvermogen en het daarom van belang is om te weten hoe hoog deze kosten zijn;

overwegende dat hiervoor reeds een methode voor "true pricing" is ontwikkeld en toegepast;

verzoekt de regering om, voortbouwend op deze bestaande methode, te komen tot een uniforme en gestandaardiseerde methodiek voor het berekenen van externe effecten en om bedrijven actief te stimuleren om hiermee te werken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Sneller.

Zij krijgt nr. 14 (36600-L).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bedrijven die hun maatschappelijke impact transparant maken en inzetten op verantwoorde productie vaak worden geconfronteerd met extra lasten en kosten, zoals via keurmerken of "true cost accounting", en er daardoor geen gelijk speelveld is met bedrijven die niet duurzaam of eerlijk produceren;

overwegende dat deze extra administratieve lasten en kosten disproportioneel drukken op bedrijven die willen of moeten aantonen dat zij relatief weinig negatieve externe effecten veroorzaken;

verzoekt de regering om in kaart te brengen welke administratieve lasten en kosten disproportioneel drukken op bedrijven die willen aantonen dat zij relatief weinig negatieve externe effecten veroorzaken, en om met voorstellen te komen om deze zo veel mogelijk weg te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Sneller.

Zij krijgt nr. 15 (36600-L).

De heer Sneller (D66):
En de laatste, omdat we keuzes moeten maken in onze economie om te zorgen dat de productiviteit omhooggaat, en we daarvoor in beeld moeten hebben waar de toegevoegde waarde zit en dus welke keuzes we kunnen maken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de productiviteitsgroei in Nederland daalt en ons verdienvermogen daardoor onder druk staat;

overwegende dat Nederland de schaarse arbeidskracht, middelen en ruimte voornamelijk zou moeten inzetten voor hoogproductieve sectoren die optimaal bijdragen aan ons verdienvermogen;

van mening dat de overheid een visie moet hebben op de economie om goed de rol te kunnen pakken van een marktmeester bij het maken van keuzes in schaarste;

verzoekt de regering om voor iedere sector die produceert in Nederland in kaart te brengen welke bijdrage deze levert aan de Nederlandse economie en hoe groot het beslag is dat wordt gelegd op schaarse arbeidskrachten, middelen en ruimte;

verzoekt de regering om de uitkomsten hiervan te appreciëren en met de Kamer te delen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Sneller.

Zij krijgt nr. 16 (36600-L).

De heer Sneller (D66):
Ik vraag om die appreciatie, omdat dat de vorige keer niet is gebeurd. Dank.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Postma, die het woord voert namens Nieuw Sociaal Contract.

Mevrouw Postma (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een tekort aan technisch geschoolde vakmensen het verdienvermogen van Nederland bedreigt en de arbeidsmarkt uit balans brengt;

constaterende dat een betere aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt noodzakelijk is om dit tekort op te vangen;

constaterende dat investeringen in innovatie en productiviteitsgroei essentieel zijn om de concurrentiepositie van Nederland te versterken;

verzoekt de regering om in samenwerking met de onderwijsinstellingen in het mbo, het hbo en het praktijkonderwijs in de vorm van bedrijfsvakscholen te komen tot een landelijke afstemming van het onderwijsaanbod aansluitend op de maatschappelijke en economische opgaven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Postma.

Zij krijgt nr. 17 (36600-L).

Mevrouw Postma (NSC):
De volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aantal juridische procedures tussen bedrijven onderling, tussen bedrijven en de overheid en met maatschappelijke organisaties sterk toeneemt;

constaterende dat deze juridisering leidt tot hogere kosten, langere besluitvormingstrajecten en een afname van het ondernemersklimaat;

overwegende dat Nederland historisch sterk heeft gestaan in het Rijnlands model van overleg en consensus en dat een te sterke juridisering haaks staat op deze traditie;

verzoekt de regering om:

  • een onafhankelijke analyse te laten maken over waarom we elkaar (bedrijfsleven, ngo's en overheid) tegenwoordig zo vaak in de rechtszaal tegenkomen in plaats van in gesprek met elkaar te gaan om afspraken te maken zoals in het Rijnlands model;

  • bij deze analyse bestaande studies te benutten en te komen met aanbevelingen;

  • en daarbij de negatieve impact die dit heeft op bedrijfsleven en maatschappij mee te nemen; denk hierbij bijvoorbeeld aan de vertraging van vergunningverlening,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Postma.

Zij krijgt nr. 18 (36600-L).

Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Inge van Dijk. Zij voert het woord namens de CDA-fractie.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel, voorzitter. We hebben het in debatten heel vaak over het beroemde Q3, dus heb ik een motie gemaakt om te proberen het toch iets naar voren te halen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat wereldwijd de investeringen in technologieën als Al en microchips fors toenemen, ook in Europa;

constaterende dat het kabinet pas in het najaar besluiten wil nemen over de uitwerking en bekostiging van de Nationale Technologiestrategie;

overwegende dat het voor het verdienvermogen en de economische weerbaarheid van Nederland essentieel is een sterke positie te behouden en te versterken in deze internationale waardeketens;

overwegende dat snelheid geboden is gelet op geopolitieke ontwikkelingen en de Europese en wereldwijde grote investeringen;

overwegende dat de minister recent een publiek-privaat Semicon Board NL heeft opgezet en Nederland onderdeel uitmaakt van de Europese Semiconductor Coalition;

overwegende dat een onderbouwd investeringsplan, het semiconinnovatieprogramma ChipNL, dat aansluit bij deze ambities van de regering, klaarligt met toezegging op private financiering vanuit de sector, die tevens als hefboom kan dienen voor Europese additionele middelen;

verzoekt de regering, gelet op de urgentie en snelheid die geboden zijn, niet te wachten tot het najaar met besluitvorming, maar over cofinanciering van het semiconinnovatieprogramma ChipNL eerder te besluiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Inge van Dijk.

Zij krijgt nr. 19 (36600-L).

Dank u wel. Tot slot is in de termijn van de Kamer het woord aan de heer Flach namens de SGP-fractie.

De heer Flach (SGP):
Voorzitter. Ik heb geen moties, maar ik gebruik dit moment om nog een keer mijn zorgen te uiten. In het debat waren we druk over productiviteit, over elektrificering en de kosten daarvan en over een gelijk speelveld. Ik sprak mijn vreugde er toen nog over uit dat de ijsdivisie van Unilever in Nederland blijft. Tegelijkertijd zien we dat steeds meer grote bedrijven ons land gaan verlaten dan wel fors gaan inkrimpen. Gisteren kregen we het nieuws van Tata Steel. De zin die opviel, was: we moeten constateren dat ons concurrentievermogen in Nederland flink is verslechterd. De SGP is er voorstander van dat we onze industrie verduurzamen, dus dat we bijvoorbeeld staalproductie vergroenen, maar als we zo doorgaan kunnen we binnenkort met buitenlandse staalpartijen om tafel gaan zitten om dat voor elkaar te krijgen. Ik doe nogmaals de oproep: wees zuinig op onze industrie en laten we met haar verduurzamen in plaats van haar over de grens te sturen, waar we geen invloed hebben.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik deel de zorgen van de heer Flach over de Nederlandse industrie. We moeten in staat zijn om onze eigen spullen te kunnen maken. Dat moet wat ons betreft op een duurzame manier, maar we hebben ook die banen gewoon keihard nodig. De heer Flach doet hier alsof de industrie het moeilijk heeft omdat we aan het verduurzamen zijn. Waar haalt de heer Flach die constatering eigenlijk vandaan?

De heer Flach (SGP):
Die constatering doe ik niet zelf. Ik hoor van die bedrijven zelf dat het gelijke speelveld ontbreekt om te verduurzamen. We hebben het over de hoge nettarieven die er zijn en over de in verhouding tot onze buurlanden hoge kosten die er zijn om te verduurzamen. Bedrijven zoeken om die reden hun heil over de grens. Daar hebben we er geen invloed op. Dan spreken we ze niet meer en kunnen we geen maatwerkafspraken maken. Ook zo'n bedrijf als Tata Steel — ik weet dat er verschillend over wordt gedacht — heeft dus een koers richting 2030 om te vergroenen. Dan hebben we ze nog binnen onze grenzen, hebben we het gesprek met ze en kunnen we daar al dan niet geld in stoppen. We moeten niet de illusie hebben dat de wereld, laat staan het klimaat, er beter van wordt als ze zich terugtrekken naar India.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dat ben ik helemaal eens met de heer Flach. We moeten ze proberen hier te houden, want we willen ook ons eigen staal maken en we willen die CO2-vervuiling naar beneden krijgen. Maar Tata zit nu niet in de problemen omdat ze vergroenen; ze zijn nog niet eens vergroend. Ze zitten in de problemen omdat ze een hoogoven hebben gereviseerd, wat een jaar langer heeft geduurd. Daarom hebben ze een jaar minder omzet gehad. Daardoor zitten ze in de problemen. Ze zitten in de problemen omdat ze al jarenlang niet ingrijpen in de organisatie en niet zorgen dat die efficiënt blijft. Daarom zitten ze nu in de problemen. Dan zeggen ze nu, onder het mom van groen staal, dat een op de vijf mensen eruit moet. Ze misbruiken het Groen Staalplan om de boel te reorganiseren, omdat ze de afgelopen jaren te weinig hebben gedaan. En u trapt erin.

De voorzitter:
Uw vraag?

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
De Europese Commissie zegt ook: omdat Nederland de afgelopen jaren is verduurzaamd, scheelt dat Nederland 7 miljard per jaar. We hebben een concurrerend voordeel als we verduurzamen.

De voorzitter:
Wat is uw vraag, meneer Thijssen?

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik heb geen vraag. Nou ja, de vraag is: wil de heer Flach alstublieft stoppen met doen alsof we een concurrerend nadeel hebben omdat we verduurzamen? Er is juist een voordeel. We hebben wel een uitdaging met de Nederlandse industrie, maar die gaat echt over een ander onderwerp. Daar moeten we het in deze Tweede Kamer over hebben.

De heer Flach (SGP):
Daar ben ik het gewoon niet mee eens. We hebben hier laatst ook een groot debat gehad over de staat van onze industrie. We zien bedrijven vertrekken en dan halen we op een vrij makkelijke en cynische manier onze klimaatdoelen, namelijk doordat er megatonnen uit ons land vertrekken, waar we gewoon geen invloed meer op hebben. Ook voor Tata Steel geldt dat ze wel degelijk een visie hebben op het verduurzamen, alleen zijn de productieprocessen die zij hanteren technisch heel moeilijk te vergroenen. Bovendien vraagt dat om enorme logistieke en financiële investeringen. Ik juich het toe dat een bedrijf die route is ingegaan. Nu moeten ze gaan inkrimpen en ik vrees dat het, als het zo doorgaat, nog wel eens veel moeilijker voor ze kan worden. Dan hou ik mijn hart vast voor waar ze dan uiteindelijk het staal gaan produceren, namelijk op plekken waar wij helemaal geen invloed hebben. Ik blijf die zorg dus benadrukken.

De voorzitter:
Dank, meneer Flach, voor uw inbreng. Dat was de termijn van de Kamer. We gaan even tien minuten schorsen. Daarna krijgen we een reactie van de minister plus een appreciatie van de elf ingediende moties. We zijn geschorst.

De vergadering wordt van 10.40 uur tot 10.53 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de voortzetting van het tweeminutendebat Verdienvermogen van Nederland. We zijn toe aan de termijn van de zijde van de regering. Ik geef het woord aan de minister van Economische Zaken.

Minister Beljaarts:
Dank u wel, voorzitter. Ik begin met de appreciatie van de moties.

De motie op stuk nr. 9, van het lid Thijssen, laat ik aan het oordeel van de Kamer. Daarbij erken ik dat oneerlijke concurrentie uit onder andere China een bemoeilijkende factor is voor de verduurzaming van onze industrie. Dat nemen we als kabinet ook heel serieus. Er zijn al veel maatregelen en inspanningen om oneerlijke concurrentie te adresseren. Denk aan antisubsidiemaatregelen, antidumpingmaatregelen en onderzoeken in het kader van internationale aanbestedingsinstrumenten en de Verordening buitenlandse subsidies. Minister Klever en ik zijn hier dus ook druk mee bezig in Brussel. Als ik de motie mag opvatten als aanmoediging voor de voortzetting van datgene waar de Europese Commissie met steun van Nederland al mee bezig is om het gelijke speelveld voor Europese bedrijven te borgen en ik hier dus niet een separaat actieplan voor hoef op te stellen, geef ik deze motie dus graag oordeel Kamer.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ja, dat snap ik, maar ik wil natuurlijk wel actie zien. Ik spreek de recyclebedrijven die failliet gaan. Die zeggen: we kunnen gewoon niet op tegen het virgin plastic uit China, dat gemaakt wordt met hele goedkope Russische olie. Omdat er een oorlog in Oekraïne is, is die Russische olie zo goedkoop. Dit gaat er natuurlijk over dat er naar dit soort signalen gekeken wordt en dat er dan een reactie komt vanuit de ministeries waarin gezegd wordt: ja, dit is inderdaad oneerlijk; nu gaan we ook in actie komen om onze bedrijven te beschermen. Als ik uw interpretatie zo mag interpreteren dat we over een maand of zo een plan hebben of in ieder geval iets van een indicatie in de trant van "hier zien we toch wel dingen gebeuren en daar gaan we echt op ingrijpen", dan ben ik blij met oordeel Kamer.

Minister Beljaarts:
Ik waardeer overigens wel het debat, maar zoals lid Thijssen ook weet, is handel echt een competentie van de Commissie en niet van de individuele lidstaten. Ik wil heel graag oordeel Kamer geven met mijn interpretatie. Als de heer Thijssen blijft vasthouden aan het letterlijke actieplan vanuit Nederland, moet ik de motie helaas ontraden.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik ga het nog één keer proberen dan. Kijk, ik snap dat het bij de Europese Commissie ...

De voorzitter:
Nee, nee, dat gaan we niet doen. Handel is BuHa-OS. We hebben hier de minister van EZ. Verdienvermogen is heel breed, maar ik wil graag horen of u de interpretatie van de minister overneemt of dat hij een ander oordeel moet geven.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Nee, dan wil ik echt een ander oordeel. Ik denk namelijk dat er echt een plan nodig is om de Nederlandse bedrijven waar deze minister verantwoordelijk voor is, te beschermen.

Minister Beljaarts:
Vanuit die sympathieke gedachte heb ik echt geprobeerd om lid Thijssen tegemoet te komen, maar dan moet ik de motie op stuk nr. 9 helaas ontraden.

De voorzitter:
Dan gaan we door naar de motie op stuk nr. 10.

Minister Beljaarts:
Ja, dank. De motie op stuk nr. 10 van de heer Thijssen moet ik ontijdig verklaren. Die geleid ik dan ook graag door naar mijn collega van KGG.

De voorzitter:
Wil de heer Thijssen deze motie aanhouden? Bij het oordeel ontijdig is eigenlijk ook het verzoek aan de indiener om de motie aan te houden.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ja, dat snap ik, voorzitter. Maar nee, want nu zijn de onderhandelingen voor de Voorjaarsnota. Volgens mij wordt de economie geholpen met goede klimaatdoelen. Dat is natuurlijk de hele essentie. Ik vind het fijn als de Kamer zich daar wel over uitspreekt, zodat de minister zich gesterkt voelt bij de onderhandelingen.

De voorzitter:
Dan is het oordeel ontijdig. De minister vervolgt.

Minister Beljaarts:
Dank u wel. De motie op stuk nr. 11 van de heer Thijssen kan ik oordeel Kamer geven. Dank daarvoor.

De motie op stuk nr. 12 van mevrouw Van Zanten moet ik het oordeel ontijdig geven, omdat de motie verschillende zaken bij elkaar brengt, waardoor ik deze niet direct in deze vorm kan opvolgen. Ook is er afstemming nodig met mijn collega van VWS, want hierbij is er een grote mate van overlap met de beleidsterreinen van VWS ten aanzien van het geneesmiddelenbeleid.

De voorzitter:
Wil mevrouw Van Zanten de motie aanhouden?

Mevrouw Van Zanten (BBB):
Ik zal dit met mijn collega Vermeer opnemen.

De voorzitter:
Oké. Het oordeel blijft ontijdig, maar misschien wordt de motie aangehouden. De minister gaat door.

Minister Beljaarts:
Ja, dank u wel. De motie op stuk nr. 13 van het lid Van Zanten: oordeel Kamer. Uiteraard is het vanzelfsprekend dat we dat doen. Dank daarvoor.

Dan de motie op stuk nr. 14 van de heer Sneller. Die moet ik ontraden, omdat die methodiek eigenlijk al bestaat. Uniformering voegt in die zin niets toe. Beprijzing van het aantal negatieve effecten, zoals CO2, bestaat al. De belangrijkste effecten van het beprijzen, bijvoorbeeld de CO2-heffing en de energiebelasting, zijn er al. Door alles mee te nemen, zou het gevaar kunnen zijn dat de prijzen stijgen of dat het extra regeldruk tot gevolg heeft. Dat sluit niet aan bij het kabinetsbeleid.

De motie op stuk nr. 15 van de heer Sneller is overbodig. De impact moet namelijk altijd in kaart worden gebracht bij het maken van beleid en regelgeving. Dit is daar een onderdeel van. Bij Europese regels gaat het kabinet aansturen op impactanalyses. Dat is ook opgenomen in het actieprogramma Minder Druk Met Regels, waar we het ook over gehad hebben.

De heer Sneller (D66):
Heel kort: nee. Maar het kan ook niet allebei waar zijn. Als de appreciatie van de ene motie is dat die tot extra regels leidt, terwijl bij de andere motie word gezegd "we werken de regels al weg", dan kan het niet allebei zo zijn.

Minister Beljaarts:
Ik heb hier niets aan toe te voegen.

De voorzitter:
Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 16.

Minister Beljaarts:
De motie op stuk nr. 16 van de heer Sneller moet ik ontraden, omdat elke sector op zijn eigen manier bijdraagt aan de Nederlandse economie. We mogen trots zijn op alle mooie producten die worden gemaakt in Nederland. Een dergelijk groot onderzoek voegt op dit moment niet zo veel toe. Het CBS doet dit bijvoorbeeld al en houdt dit al bij. Daarnaast hebben we met de taakstelling ook geen capaciteit hiervoor.

De heer Sneller (D66):
Als het CBS het al doet, zou ik de minister dan mogen vragen om de Kamer de service te verlenen dat overzicht naar ons te sturen? Bij mijn weten is er namelijk geen onderzoek dat het verband in beeld brengt tussen de toegevoegde waarde van die economische sectoren en de schaarse arbeidskrachten, middelen, ruimte en het beslag dat daarop wordt gelegd, zoals in het dictum staat.

Minister Beljaarts:
Ik heb niet gezegd dat exact hetzelfde door het CBS wordt bijgehouden, maar dat onderdelen daarvan al wel worden bijgehouden. Voor het kabinet geeft dat in ieder geval voldoende inzicht in de problematiek. Ik heb net al aangegeven dat we de capaciteit niet hebben om het extra inzichtelijk te maken voor alle sectoren. Als ik de vraag van het lid Sneller mag interpreteren als "geef ons een overzicht van wat het CBS bijhoudt om te kijken hoe dicht het in de buurt komt van mijn vraag", dan ben ik uiteraard bereid om dat op zeer korte termijn te doen.

De heer Sneller (D66):
Op zich verleent het CBS heel goede diensten, ook aan de Tweede Kamer, dus dat kan ik zelf ook vragen. Ik weet alleen dat dit overzicht op deze manier niet bestaat. Ik denk dat het wel degelijk van toegevoegde waarde kan zijn. Ik denk dat je dit juist zou moeten willen weten als startpunt, ook vanwege de ambitie van de minister om die productiviteitsgroei aan te jagen en om ervoor te zorgen dat we meer beweging krijgen naar die hoogproductieve sectoren. Ik ben dus een beetje teleurgesteld over de weinig toeschietelijke houding op dit punt.

Minister Beljaarts:
Het was zeker niet de intentie om die indruk bij het lid Sneller te wekken. In andere debatten hebben we het ook over regeldruk en het belasten van het ambtenarenapparaat. Daar probeer ik een balans in te vinden als bewindspersoon.

De voorzitter:
Dan gaan we door naar de motie op stuk nr. 17.

Minister Beljaarts:
De motie op stuk nr. 17 van mevrouw Postma: oordeel Kamer. Dank daarvoor.

De motie op stuk nr. 18 van mevrouw Postma: oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 19 van mevrouw Van Dijk: oordeel Kamer. Het voorstel van ChipNL is in januari overhandigd, zoals u weet. Het is inmiddels ook besproken in het Semicon Board.

Daarmee ben ik aan het einde gekomen van de moties.

De voorzitter:
Dank.

Minister Beljaarts:
Er was nog een tweetal vragen.

De voorzitter:
Gaat uw gang.

Minister Beljaarts:
De heer Thijssen vroeg mij waarom ik niet bij het debat aanwezig ben. Allereerst is er, naar ik begrijp, een verzoek gedaan in de regeling van werkzaamheden van afgelopen dinsdag, maar was daarvoor geen meerderheid. Ik heb dus ook geen uitnodiging gehad. Ik heb er alle vertrouwen in dat mijn collega, minister Klever, het kabinetsstandpunt op het gebied van Economische Zaken prima zal vertegenwoordigen.

Dan de vervolgvraag van de heer Thijssen om een stokje te steken voor het schrappen van regels gericht op duurzaamheid. Het gaat om het schrappen van onnodige regeldruk — daar hebben we het ook in het debat over gehad — en het vergaand vereenvoudigen van regels. Ik geloof dat er voldoende mogelijkheden zijn voor het vereenvoudigen van regels voor het bedrijfsleven én de instandhouding van belangrijke maatschappelijke doelstellingen. Daar hebben we het in het debat ook over gehad. Niets is erop gericht om verduurzaming of intenties daartoe tegen te gaan; integendeel. Maar regeldruk in algemene zin werkt belemmerend. Dat weten we. Dat geldt natuurlijk niet alleen voor milieuregels, maar voor elk type regels. Het is daarom kabinetsbeleid dat we ons richten op regeldruk in algemene zin en niet op bepaalde typen regels.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
De minister weet dat hij mij aan zijn zijde heeft om onnodige regels te schrappen, maar dit gaat over iets anders. Ik wil dat dit in kaart wordt gebracht zodat er iets gedaan kan worden tegen bijvoorbeeld een bedrijf dat chocola maakt en de cacao daarvoor krijgt uit de cacaovelden in Ghana, waar kinderarbeid is. De regels die nu geschrapt worden in Europa, zorgen ervoor dat het bedrijf niet meer in de keten hoeft te kijken of er sprake is van kinderarbeid. Het lijken mij regels die heel nodig zijn. Er zijn hele grote bedrijven die hierin hebben geïnvesteerd en zelf ook willen dat dit doorgaat. Ik zou graag willen dat de minister zegt dat die regels wél nodig zijn en dat hij in Europa een stokje gaat steken voor het schrappen daarvan.

Minister Beljaarts:
Ik begrijp de zorg en denk dat we elkaar daarin ook prima vinden. Ik probeer vanuit mijn verantwoordelijkheid te voorkomen dat we een enorme brei krijgen aan specifiek inzoomen op bepaalde typen regels die we eerder aanpakken dan andere. De intentie en de overweging van het lid Thijssen zijn volledig juist. Zo kun je natuurlijk extra focus leggen op duurzaamheidsregels en noem maar op. Wij willen in die zin echter juist het algemene beleid houden dat we alle regels in acht nemen en dat we daar niet een specifieke focus in gaan leggen.

De voorzitter:
Afrondend, meneer Thijssen.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ja, afrondend. Nu doet de minister alsof ik iets heel geks vraag, maar dit is ongeveer de crux van het wetsvoorstel. De crux is dat die keten in kaart gebracht moet worden, maar dat wordt gewoon geschrapt. Je hoeft nog maar naar één stapje in de keten te kijken en naar de rest niet. De minister moet daar gewoon voor gaan liggen, tenzij hij het prima vindt dat er in de ketens kinderarbeid voorkomt. Ik dacht dat het Nederlandse standpunt was dat we dat niet wilden.

Minister Beljaarts:
Dat klopt. Het gevaar is dat de discussie zich nu erg verengt tot één specifiek onderdeel. Dat is zeker niet mijn intentie. Mijn intentie is om bij het debat te blijven dat we gevoerd hebben, namelijk dat we juist het algemene beleid blijven onderstrepen en dat we niet iedere keer gaan inzoomen op één type problematiek of regelgeving.

De voorzitter:
Dank. Dit was het einde van het tweeminutendebat over het verdienvermogen van Nederland.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
We gaan dinsdag 15 april stemmen over de ingediende moties.