Tweeminutendebat Stages in het mbo, hbo, wo en aansluiting op de arbeidsmarkt (CD 2/4) (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D16357, datum: 2025-04-10, bijgewerkt: 2025-04-11 09:30, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-04-10 13:26: Tweeminutendebat Stages in het mbo, hbo, wo en aansluiting op de arbeidsmarkt (CD 2/4) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Aan de orde is het tweeminutendebat Stages in het mbo, hbo, wo en aansluiting op de arbeidsmarkt (CD d.d. 02/04).
De voorzitter:
Een hartelijk woord van welkom aan de minister van OCW. Aan de orde is
thans het tweeminutendebat Stages in het mbo, hbo, wo en aansluiting op
de arbeidsmarkt. Het commissiedebat vond plaats op 2 april jongstleden.
We hebben zeven sprekers van de zijde van de Kamer. Ik geef graag als
eerste het woord aan mevrouw Tseggai van de fractie van
GroenLinks-Partij van de Arbeid. Zij heeft, zoals iedereen, twee minuten
spreektijd. Het woord is aan haar.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik heb vier moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat veel studenten geen stagevergoeding ontvangen, ondanks
jarenlange inzet op welwillendheid van werkgevers;
overwegende dat onbetaalde stages ongelijkheid versterken en een
financiële drempel vormen;
verzoekt de regering om een recht op stagevergoeding in te voeren voor
meewerkstages die een verplicht deel zijn van de opleiding, langer dan
één maand en minimaal 144 uur,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Tseggai, Paternotte en
Beckerman.
Zij krijgt nr. 640 (31524).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat stagiairs soms als goedkope arbeidskrachten worden
ingezet en er op dit moment geen wettelijke kaders zijn voor een
evenwichtige verhouding tussen stagiairs en werkgevers;
overwegende dat stages bedoeld zijn om te leren onder goede
begeleiding;
verzoekt de regering in haar verkenning naar een verplichte
minimumstagevergoeding ook onderzoek te doen naar een wettelijke norm
voor een evenwichtige verhouding tussen stagiairs en werkgevers,
handhaafbaar door de Arbeidsinspectie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Tseggai, Paternotte en
Beckerman.
Zij krijgt nr. 641 (31524).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de zorg de grootste arbeidssector is en kampt met
personeelstekorten;
constaterende dat meer dan de helft van de stagiairs daar geen
vergoeding voor krijgt, het ontbreken van een stagevergoeding een
financiële drempel kan vormen om een zorgopleiding te kiezen en een
stagevergoeding de instroom in die sector kan vergroten;
verzoekt de regering om vooruitlopend op landelijke regelgeving alvast
een wettelijk verplichte stagevergoeding in de zorg in te voeren als
maatregel tegen personeelstekorten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Tseggai en Beckerman.
Zij krijgt nr. 642 (31524).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de minister na 2027 een wettelijke
minimumstagevergoeding wil invoeren als blijkt dat "niet voldoende"
studenten die krijgen;
overwegende dat dit criterium onduidelijk is maar de ambitie van de
minister 100% vergoeding voor alle studenten is;
verzoekt de regering direct een wettelijk verplichte
minimumstagevergoeding in te voeren als na het stagepact blijkt dat niet
alle studenten een stagevergoeding ontvangen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Tseggai en Beckerman.
Zij krijgt nr. 643 (31524).
Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer Paternotte van de fractie van D66.
De heer Paternotte (D66):
Voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat stageovereenkomsten niet verplicht zijn in het
vervolgonderwijs;
constaterende dat er tijdens stages misstanden plaatsvinden zoals
verkapt werknemerschap, sociaal onveilige situaties en een gebrek aan
begeleiding;
overwegende dat tijdens een stage het leerproces van de student centraal
moet staan;
verzoekt de regering om een verplichting van een stageovereenkomst bij
formele stages te verkennen met hierin minstens afspraken over
werkzaamheden, leerdoelen, begeleiding, vergoeding en
onkostenvergoeding,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte en Tseggai.
Zij krijgt nr. 644 (31524).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat 60% van de mbo-studenten geen stagevergoeding
krijgt;
constaterende dat met name kleine werkgevers financieel moeite hebben
met het betalen van een stagevergoeding;
overwegende dat in het hbo en wo een meerderheid wél een stagevergoeding
krijgt;
van mening dat het mbo aantrekkelijker moet worden gemaakt, gezien de
cocktail van enorme arbeidsmarkttekorten, de grote vraag naar vakmensen
en ondertussen zelfs dalende studentenaantallen;
verzoekt de regering te verkennen of een publiek-privaat stagefonds een
oplossing kan bieden voor kleine werkgevers die financieel moeite hebben
om stagevergoedingen uit te betalen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte, Krul en
Tseggai.
Zij krijgt nr. 645 (31524).
Dan de heer Krul van het CDA.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat slechts 40% van de mbo-studenten een stagevergoeding
ontvangt, tegenover 75% van de hbo-studenten en 65% van de
wo-studenten;
overwegende dat de stijging van het aantal cao's waarin afspraken zijn
gemaakt over een stagevergoeding niet snel genoeg gaat;
overwegende dat een wettelijke minimumstagevergoeding een ingrijpende
maatregel is, waarvan onvoldoende duidelijk is welke gevolgen dit voor
het aantal stageplekken heeft;
overwegende dat het in een krappe arbeidsmarkt juist van belang is dat
er voldoende kwalitatief goede stageplekken zijn;
constaterende dat er verschillende instrumenten zijn om een hoger aantal
stageplekken te stimuleren, zoals het Stagefonds Zorg en de
Subsidieregeling praktijkleren, maar dat hier geen koppeling is met een
stagevergoeding;
verzoekt de regering enkele beleidsopties uit te werken in de vorm van
een fichebundel om werkgevers onder voorwaarden een prikkel te bieden,
al dan niet financieel, om wel een stagevergoeding aan te bieden, en de
Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling 2026 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Krul en Paternotte.
Zij krijgt nr. 646 (31524).
De heer Krul (CDA):
Mede ondertekend door het lid Paternotte; enkel het lid Paternotte.
De voorzitter:
Nou, dat schiet lekker op. Mevrouw Beckerman van de SP.
Mevrouw Beckerman (SP):
Goedemiddag. Ook van mij twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Stagefonds Zorg jaarlijks tienduizenden
stageplekken in de zorgsector mogelijk maakt;
overwegende dat het afschaffen van dit fonds de opleidingscapaciteit en
instroom in de zorg ernstig bedreigt;
verzoekt de regering het Stagefonds Zorg niet af te schaffen, maar juist
uit te breiden met het oog op de tekorten in de zorgsector,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.
Zij krijgt nr. 647 (31524).
Mevrouw Beckerman (SP):
Alleen Beckerman, niet Paternotte. Ja, ik ben daar zelf ook vrij triest
over. We nodigen hem nog uit, maar ik zal alvast de volgende motie
indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering voornemens is het Stagefonds Zorg per 2028
te beëindigen;
overwegende dat het stagefonds jaarlijks bijdraagt aan de realisatie van
circa 150.000 stageplaatsen in de zorg, waarvan driekwart op mbo-niveau,
en dat meer dan 20.000 leerbedrijven hier gebruik van maken;
overwegende dat goede begeleiding van stagiairs essentieel is voor het
terugdringen van uitval en het behouden van voldoende instroom in de
zorgsector;
overwegende dat de voorgenomen bezuiniging haaks staat op het voornemen
van het kabinet personeelstekorten in de zorg gericht aan te
pakken;
verzoekt de regering te waarborgen dat het aantal stageplekken in de
zorgsector niet afneemt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.
Zij krijgt nr. 648 (31524).
Mevrouw Beckerman (SP):
En weer alleen Beckerman.
De voorzitter:
Het leven is hard, mevrouw Beckerman.
Dan de heer Oostenbrink van de fractie van BBB, die voor de tweede keer
in de plenaire zaal spreekt, maar het is nog steeds niet zijn
maidenspeech.
De heer Oostenbrink (BBB):
Dan hou ik het bij de moties.
Dank u, voorzitter. Tijdens het commissiedebat heeft de BBB zorgen geuit
over het dalende aantal mbo'ers terwijl de arbeidsmarkt een groot tekort
heeft aan mbo-studenten. We zien dat het slechte imago van het mbo
daarbij ook een rol speelt. Om dit tegen te gaan dien ik daar zo een
motie over in. Daarnaast is tijdens het commissiedebat ook de VABOK aan
de orde geweest; ook daar zal ik iets over zeggen. Daar gaat ie dan.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er nog altijd uitgaansgelegenheden zijn die mbo'ers
weigeren op grond van hun opleidingsniveau;
overwegende dat dit bijdraagt aan het slechte imago van het mbo, terwijl
de arbeidsmarkt schreeuwt om mbo-studenten;
van mening dat het onzin is om in deurbeleid onderscheid te maken naar
opleiding;
verzoekt de regering deze vorm van opleidingsdiscriminatie aan te
pakken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Oostenbrink.
Zij krijgt nr. 649 (31524).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat bij een eerdere ronde van de Subsidieregeling
versterking aansluiting beroepsonderwijskolom slechts een vijfde van de
beschikbare middelen werd uitgekeerd;
overwegende dat scholen de bureaucratie rondom de aanvragen te
ingewikkeld vonden;
overwegende dat de Subsidieregeling versterking aansluiting
beroepsonderwijskolom gaat worden geëvalueerd;
van mening dat scholen met de subsidieregeling de overgang van en naar
het mbo kunnen verbeteren;
verzoekt de regering de subsidieregeling bij een volgende ronde
toegankelijker te maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Oostenbrink.
Zij krijgt nr. 650 (31524).
Een vraag van mevrouw Tseggai.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Een oprechte vraag …
De voorzitter:
Dan moet u even blijven staan, meneer Oostenbrink. Of u mag gewoon
weglopen; hou u niet in. Als u er geen zin in heeft, dan kan dat. Maar
probeer het.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Is het oké als ik een vraag ga stellen?
De voorzitter:
Wat mij betreft wel, hoor.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Oké. Mijn vraag was: is de BBB voor het opnemen van opleidingsniveau als
discriminatiegrond? We hebben het er vaker over gehad in dit huis, omdat
we volgens mij allemaal niet willen dat mbo-studenten geweigerd worden
bij de deur van een café of bij het zoeken van een kamer. Dus ik vroeg
me even af hoe de BBB daarnaar kijkt.
De heer Oostenbrink (BBB):
Ik heb volgens mij het eerste stuk van de vraag gemist, dus zou u dat
willen herhalen? Ik was al half weggelopen.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Er is een idee geweest hier in deze Kamer, van onder andere mijn
fractie, om te onderzoeken of je opleidingsniveau als discriminatiegrond
op kan nemen in de Algemene wet gelijke behandeling. Ik vroeg me af hoe
de BBB daarnaar kijkt, want het is inderdaad heel vervelend dat
mbo-studenten aan de deur van een café worden geweigerd, maar ze hebben
natuurlijk ook te maken met discriminatie op de woningmarkt et
cetera.
De heer Oostenbrink (BBB):
Ik denk, vooral als het gaat om deze motie en om
opleidingsdiscriminatie, dat er vrij veel pijn ligt, ook bij mbo’s, op
het vlak van serieus genomen worden. Dat zie je dan op sommige momenten
ook terug in het uitgaansleven. Als het echt gaat om het opnemen ervan,
dan zal ik dat meenemen en zal ik daar later op terugkomen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Ergin van DENK.
De heer Ergin (DENK):
Voorzitter, dank u wel. Ik heb drie moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat SBB leerbedrijven erkent voor het mbo en dat
discriminatie wordt meegewogen als onderdeel van sociale
veiligheid;
constaterende dat SBB geen informatie verstrekt over de intrekking van
SBB-certificaten;
verzoekt de regering om in overleg met SBB te bewerkstelligen dat het
aantal intrekkingen, in het bijzonder in het kader van sociale
veiligheid en discriminatie, wordt gepubliceerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ergin en Tseggai.
Zij krijgt nr. 651 (31524).
De heer Ergin (DENK):
De tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat onderzoek van Kennisplatform Inclusief Samenleven
wijst op structurele tekortkomingen in het hoger onderwijs bij het
signaleren en aanpakken van stagediscriminatie;
overwegende dat universiteitsmedewerkers handelingsverlegen zijn en
onvoldoende kennis hebben om effectief te handelen;
overwegende dat universiteiten zich in 2022 via het stagemanifest hebben
gecommitteerd aan het tegengaan van stagediscriminatie, maar een
concrete aanpak nog steeds ontbreekt;
verzoekt de regering universiteiten aan te spreken op hun
verantwoordelijkheid en aan te zetten tot actief beleid conform de
afspraken in het manifest,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ergin en Tseggai.
Zij krijgt nr. 652 (31524).
De heer Ergin (DENK):
Voorzitter. De laatste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat duizenden mbo-, hbo- en wo-stagiairs geen enkele
vergoeding ontvangen, terwijl ze vaak verplicht stagelopen en een
stageplek onmisbaar is voor hun ontwikkeling;
overwegende dat het ontbreken van een wettelijk recht op stagevergoeding
leidt tot ongelijkheid en onzekerheid;
constaterende dat het kabinet geen minimumvergoeding wil
vastleggen;
verzoekt de regering het recht op een passende stagevergoeding wettelijk
te verankeren voor studenten in het mbo, hbo en wo, en de Kamer te
informeren over de wettelijke contouren en randvoorwaarden hiertoe,
voorafgaand aan de behandeling van de begroting van OCW,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ergin, Paternotte en
Tseggai.
Zij krijgt nr. 653 (31524).
De heer Ergin (DENK):
Dus, let op: óók ondertekend door de heer Paternotte.
De voorzitter:
De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Soepboer van
Nieuw Sociaal Contract.
De heer Soepboer (NSC):
Voorzitter, dank. Voor de fractie van Nieuw Sociaal Contract zijn stages
heel belangrijk. Ook een goede vergoeding is dat. Het kan natuurlijk
nooit zo zijn dat bijvoorbeeld studenten mbo elektrotechniek een
intensieve stage lopen en dan af worden gescheept met een haakse slijper
en een waterpomptang uit het eigen magazijn. Zo mag het natuurlijk niet
zijn. Daarom zijn wij ook groot voorstander van het recht op
stagevergoeding. Daar is een toezegging op gekomen van deze minister en
daar gaan we hem ook aan houden. Daarom heb ik geen motie op dit
onderwerp.
We willen drie punten meegeven om rekening mee te houden bij het
uitwerken van de stagevergoeding. Voor ons moet een stage altijd het
karakter van een stage houden. Ook moet het altijd betaalbaar blijven,
ook voor de kleinere bedrijven. En voor een snuffelstage zou niet
hetzelfde moeten gelden als voor een volwaardige meewerkstage. Dat zeg
ik dus over de stage. We zijn heel erg blij, niet alleen met deze
toezegging, maar ook met de andere toezeggingen die de minister heeft
gedaan.
Tot slot hebben we in het commissiedebat nog kritiek gehad op de Wet
verbetering aansluiting beroepsonderwijs-arbeidsmarkt, want we willen
juist voor het mbo goed onderwijs, maar die kritiek zullen we verder
uiten bij de wetsbehandeling en dus niet vandaag.
We kijken hoe de minister de toezeggingen gaat doorlopen. Dat blijven we
volgen en dat zal ook bepalend zijn voor de moties die we al dan niet
gaan steunen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Heel fijn en gewaardeerd dat u geen moties indient, want er worden veel
te veel moties ingediend. Ik schors zes minuten en dan gaan we luisteren
naar de minister.
De vergadering wordt van 13.43 uur tot 13.50 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen. Het woord is aan de minister.
Minister Bruins:
Dank u wel, voorzitter. Vorige week heb ik met uw Kamer gesproken over
twee belangrijke onderwerpen, namelijk stages en de aansluiting op de
arbeidsmarkt. Het was een waardevol debat, waar ik uw Kamerleden ook
graag voor wil bedanken. Vooral in relatie tot stages hebben we samen
gezocht naar mogelijkheden om stagevergoedingen voor elke student te
realiseren. Samen hebben we echt de intentie om mooie stappen de goede
kant op te zetten. Daar ben ik uw Kamer dankbaar voor.
In dat debat heb ik in relatie tot stagevergoedingen toegezegd te gaan
verkennen op welke wijze een wettelijk verplichte minimumstagevergoeding
kan worden vastgelegd en ingericht, zodat direct concrete stappen kunnen
worden gezet indien na afloop van het Stagepact mbo in 2027 zou blijken
dat er nog niet voldoende stagevergoedingen worden verstrekt en dat ook
qua hoogte van de stagevergoedingen het gat naar hbo-studenten niet fors
is gedicht. Die verkenning doe ik voor het gehele vervolgonderwijs.
Daarbij heb ik aandacht voor de mogelijkheid tot invoering van een recht
op stagevergoeding, voor het effect van een verplichting op het aantal
stageplekken en voor de mogelijkheid voor differentiatie, dus het recht
op stagevergoeding, het aantal stageplekken en de mogelijkheid voor
differentiatie. Ik informeer uw Kamer uiterlijk dit jaar over de
resultaten van deze verkenning. Dat heb ik toegezegd.
Uw Kamer heeft vandaag nog enkele aanvullende verzoeken gedaan, die ik
dan ook graag zal appreciëren.
De motie op stuk nr. 640 van mevrouw Tseggai en de leden Paternotte en
Beckerman moet ik ontraden. Zoals toegezegd ga ik namelijk eerst
verkennen, waarna in 2027 een besluit volgt.
De motie op stuk nr. 641 is van dezelfde leden.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Ik heb even een vraag. De minister gaat verkennen en na 2027 overwegen
om stappen te zetten. Deze motie vraagt hem om nu alvast één stap te
zetten, namelijk het verankeren van het recht op een vergoeding, zonder
een bedrag, voor stages die langer zijn dan een maand en meer dan 144
uren beslaan. Daarmee kunnen we alvast een goede eerste stap zetten en
hoeven al die studenten die nu onbetaald stagelopen niet tot 2027 te
wachten. Ik wil daar nogmaals expliciet bij zeggen dat er geen bedrag
opgenomen hoeft te worden.
Minister Bruins:
Ik heb in het debat best een forse stap gezet met de verkenning die heb
toegezegd, met daarin ook het recht op stagevergoeding, het aantal
stageplekken en de mogelijkheid tot differentiatie. Ik wil nu eerst
daarmee aan de slag en uiterlijk eind dit jaar leveren op die
toezegging, voordat ik verderga met een volgende stap.
De voorzitter:
Ik stel voor dat we niet weer een heel debat gaan voeren over elke
motie, mevrouw Tseggai. De motie op stuk nr. 641.
Minister Bruins:
Ja. Ik kom bij de motie op stuk nr. 641 van dezelfde leden. Ik wil de
genoemde verkenning focussen op de in het debat afgesproken thema's,
maar deze motie wil ik ontraden, ook om een inhoudelijke reden. Het is
namelijk complex om te bepalen wat "oneigenlijke inzet" is. Bij het
bepalen daarvan kijkt de Arbeidsinspectie naar de casus met heel veel
aandacht voor de context. We hanteren daarbij tien principes, zoals de
aanwezigheid van een stageovereenkomst en de vraag of het leeraspect
centraal staat. Kortom, daar wordt op allerlei manieren naar gekeken. Op
dit moment wil ik de verkenning dus focussen op dat wat ik heb
toegezegd. Ook deze motie moet ik dus ontraden.
De motie op stuk nr. 642 moet ik ook ontraden, om dezelfde reden. Ik wil
eerst verkennen en dan pas het besluit nemen.
De motie op stuk nr. 643 moet ik ontraden, omdat ik eerst het Stagepact
zijn werk wil laten doen. Tegelijkertijd doe ik die verkenning. Daarna
kom ik met een besluit over een wettelijke minimumstagevergoeding.
Dan de motie op stuk nr. motie 644 van de leden Paternotte en Tseggai.
Die hebben het over formele stages. Er is alleen sprake van formele
stages in het mbo. In die sector werken we al met verplichte
stageovereenkomsten. In het mbo werken we nog niet met afspraken over
stagevergoedingen, omdat de overeenkomst tripartiet wordt afgesloten.
Maar als ik kijk naar een verkenning van een wettelijke stagevergoeding,
zoals ik die heb toegezegd, dan zou de manier waarop je die afspraken
vastlegt daar wel onderdeel van moeten zijn. Dit onderdeel wil ik dus
meenemen. Dat is een toezegging die ik kan doen. Maar op de manier
waarop deze motie nu is geformuleerd, moet ik 'm ontraden. Maar ik geef
dat ene onderdeel dat ik u noemde wel graag aandacht in de verkenning
die ik heb toegezegd.
De motie op stuk nr. 645 van Paternotte, Krul en Tseggai wil ik oordeel
Kamer geven. In de toegezegde verkenning kan ik ook de mogelijkheden en
de afwegingen voor een stagefonds meenemen, omdat dit mogelijk raakt aan
het effect op het aantal stageplaatsen, met name bij kleinere
werkgevers. Hoewel ik op dit moment geen ruimte heb op mijn begroting,
zoals ik tijdens het debat al heb aangegeven, weerhoudt dit mij er zeker
niet van om dit sympathieke plan te verkennen.
Dan de motie op stuk nr. 646 van Krul en Paternotte. Die moet ik
ontraden. Zoals ik heb gezegd, wil ik eerst verkennen en door met het
Stagepact, en dan wil ik in 2027 een besluit nemen. De in de motie
genoemde begrotingsbehandeling van 2026 is echt te vroeg; dat ga ik niet
redden. Dit is te groot en te complex om die informatie voor dat
tijdstip te kunnen leveren.
De motie op stuk nr. 647 moet ik ontraden. Dat is toch echt aan de
collega van VWS. Het is ook een motie zonder financiële dekking.
De motie op stuk nr. 648 gaat over het waarborgen dat het aantal
stageplekken in de zorgsector niet afneemt. Vanuit het Stagepact
monitoren we de ontwikkeling van het aantal stageplekken in de komende
jaren heel goed. Ik kan op dit moment niet toezeggen dat ik dat kan
waarborgen. Ik moet deze motie dus ontraden.
Dan de motie op stuk nr. 649 van Oostenbrink. Ik vind het van groot
belang dat mbo-studenten, net als hbo- en wo-studenten, kunnen deelnemen
aan het studentenleven. Ik denk dat u dat allemaal ook met mij eens
bent. Deze beweging moet worden voortgezet. Hier hebben we allemaal een
belangrijke verantwoordelijkheid in, zeker ook de mbo-instellingen in de
sector, om ervoor te zorgen dat studenten een studentenkaart krijgen.
Instellingen kunnen hier ook hun kwaliteitsmiddelen voor gebruiken. De
meerderheid van de instellingen heeft in hun kwaliteitsagenda aangegeven
een studentenkaart in te voeren. Ik verwacht ook van de resterende
instellingen dat ze hier actie op ondernemen. Daarnaast ondersteun ik
instellingen en gemeenten door onderzoek te doen naar effectieve
manieren om te zorgen voor een toegankelijk en gelijkwaardig
studentenleven voor mbo-studenten. Ik verwacht dit onderzoek voor de
zomer naar uw Kamer toe te sturen. Gelet op het feit dat we zo veel
doen, wat ik in het voorgaande allemaal heb genoemd, acht ik de motie
overbodig. Maar mocht het signaal veranderen, dan kom ik hier zeker op
terug bij u.
De voorzitter:
Eén vraag van de heer Oostenbrink.
De heer Oostenbrink (BBB):
Met alles wat er al gebeurt, trek ik de motie op dit moment in vanwege
de overbodigheid.
De voorzitter:
Dank u wel.
Aangezien de motie-Oostenbrink (31524, nr. 649) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Minister Bruins:
De motie op stuk nr. 650 van de heer Oostenbrink wil ik oordeel Kamer
geven. Die gaat over de toegankelijkheid van de subsidieregeling VABOK.
De eerstvolgende aanvraagronde start volgende maand al. Voor die tijd
kan ik de regeling niet aanpassen, maar ik ga de regeling in het najaar
evalueren. Op basis van de evaluatie pas ik de regeling aan, zodat we
beter kunnen duiden waar verandering gewenst is. Dan zal ik, zoals de
heer Oostenbrink mij vraagt, ook kijken hoe ik de regeling
toegankelijker kan maken. Als ik 'm zo mag interpreteren dat ik dit punt
van de heer Oostenbrink in de evaluatie meeneem, dan kan ik de motie
oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De heer Oostenbrink beaamt dat.
De motie op stuk nr. 651.
Minister Bruins:
De motie op stuk nr. 651 van Ergin en Tseggai vraagt te bewerkstelligen
dat het aantal intrekkingen, in het bijzonder in het kader van sociale
veiligheid en discriminatie, wordt gepubliceerd. Deze motie wil ik
oordeel Kamer geven. Dit is een belangrijk onderwerp. Voor het Stagepact
maakt de SBB jaarlijks een rapportage over meldingen van
stagediscriminatie. Daarin vermeldt de SBB ook het aantal ingetrokken
erkenningen. De volgende rapportage wordt dit najaar gepubliceerd.
Daarin zullen we de erkenningen die zijn ingetrokken op grond van
sociale veiligheid gaan toevoegen naast discriminatie. Daarmee hoop ik
de leden Ergin en Tseggai precies te kunnen geven wat zo nodig is,
namelijk dat we daar meer informatie over hebben.
De heer Krul (CDA):
Excuus, voorzitter, want ik ga even terugspoelen.
De voorzitter:
Niet te ver terug!
De heer Krul (CDA):
Het gaat over de motie op stuk nr. 646. Ik ga op twee onderdelen nog een
poging wagen bij de minister. Eén. De minister zegt: de
begrotingsbehandeling is echt veel te vroeg. Daar kunnen we prima in
bewegen; ik zou er ook makkelijk 2026 van kunnen maken. Twee. Dit gaat
specifiek niet om de verkenning, want het onderdeel van een wettelijk
verplichte stagevergoeding wordt juist niet genoemd in deze motie en is
daar ook geen onderdeel van. Ik verwacht ook niet dat de minister dat in
zijn verkenning zou meenemen. Ik zie niet waarom hij de verkenning zou
moeten afwachten, omdat het iets heel anders is. Het gaat om samen met
werkgevers kijken in hoeverre prikkels mogelijk zijn om ze te stimuleren
tot het verstrekken van een stagevergoeding. Als de minister zegt "dat
kan ik 2026 wel of niet doen", dan zou ik dat snappen. Maar het heeft in
die zin niks te maken met het afwachten van de verkenning, want dat is
een ander aspect.
Minister Bruins:
Ik begrijp de heer Krul heel goed. Toch kan ik de motie niet oordeel
Kamer geven. Dit zijn natuurlijk aspecten die op weg naar 2027 allemaal
worden meegenomen en die ook straks in het besluit een rol gaan spelen.
Maar op dit moment kan ik daar geen oordeel Kamer aan geven en blijft de
motie ontraden.
De voorzitter:
Prima. Dan de motie op stuk nr. 652. De heer Paternotte nog?
De heer Paternotte (D66):
Die motie over de stageovereenkomst is ontraden door de minister, maar
in Duitsland en Frankrijk is zo'n stageovereenkomst verplicht. De
minister zegt dat er geen wettelijke basis voor is in het hbo en wo,
maar waarom wil hij dat niet verkennen? Dat is wat de motie vraagt.
Minister Bruins:
Ik heb gezegd: "Die verkenning doe ik voor het gehele vervolgonderwijs.
Daarbij heb ik aandacht voor de mogelijkheid tot invoering van een recht
op stagevergoeding, het effect van een verplichting op het aantal
stageplekken en de mogelijkheid voor differentiatie." Daarbinnen kan ik
verkennen.
De voorzitter:
Prima.
Minister Bruins:
Voorzitter, dan ben ik bij de motie op stuk nr. 652, denk ik.
De voorzitter:
Ja.
Minister Bruins:
Wat de leden Ergin en Tseggai hierin aankaarten, is heel belangrijk. Ik
begrijp hun zorg en de reden waarom zij hier aandacht voor vragen, maar
het beeld van de heer Ergin dat er weinig concreets zou gebeuren in het
hbo en wo, herken ik niet. Het manifest is uitgewerkt in een gezamenlijk
werkprogramma waarin gezamenlijke ambities zijn uitgewerkt. Er zijn
activiteiten gericht op docenten, studenten en stagebiedende
organisaties. Ik zie commitment in het veld om hiermee aan de slag te
gaan. Er gebeurt dus een hoop. Deze motie wil ik overbodig
verklaren.
De voorzitter:
Dan de motie op stuk nr. 653. O, de heer Ergin nog op dit punt.
De heer Ergin (DENK):
De minister geeft aan dat deze motie overbodig is, maar uit onderzoek
van het KIS blijkt dat er bijvoorbeeld sprake is van
handelingsverlegenheid en dat de procedures en processen onduidelijk
zijn. Deze motie vraagt de minister alleen om in gesprek te gaan met de
universiteiten waar dit plaatsvindt en waar onduidelijkheid is, en voor
die duidelijkheid te zorgen. Dit blijkt dus uit onderzoek. Het is niet
alleen een beeld dat wij hier in de Kamer hebben; het is ook uit
onderzoek gebleken. Ik zou de minister dus nogmaals willen vragen om in
het licht van dit onderzoek zijn appreciatie te herzien.
Minister Bruins:
Zoals ik al zei: er gebeurt heel veel. Naast alles wat ik noemde, hebben
ook VH en VNO-NCW samen een aanvullend manifest ontwikkeld. Kortom, ik
zie genoeg urgentie en daadkracht. Ik zou toch willen kijken wat dat
doet in de komende jaren. Ik zie op dit moment niet de urgentie om dit
te omarmen.
De voorzitter:
Dan de motie op stuk nr. 653.
Minister Bruins:
De motie op stuk nr. 653 van Ergin, Paternotte en Tseggai moet ik
ontraden. Zoals gezegd ga ik de verkenning doen op weg naar 2027. Nu
geef ik de partners van het stagepact de kans om de afspraken die we
hebben gemaakt na te komen. Ik moet die verantwoordelijkheid vooral niet
overpakken van de sociale partners. Deze motie wordt dus ontraden.
Dan rest mij nog de heer Soepboer te danken voor de aandachtspunten die
hij opnoemde. Die neem ik mee in de verkenning.
Mevrouw Tseggai (GroenLinks-PvdA):
Ik was vergeten te zeggen dat ik de motie op stuk nr. 641 verkeerd heb
gecorrigeerd. De doorhaling en de wijziging naar "werkgevers" moet
"werknemers" zijn. Ik dacht: ik zeg het nog even en misschien verandert
het iets aan de appreciatie.
Minister Bruins:
Ik had het gezien en ik zag ook dat het "werknemers" moest zijn en daar
heb ik in mijn appreciatie rekening mee gehouden.
De voorzitter:
Heel goed. Dank aan de minister.
De beraadslaging wordt gesloten.