[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

F-16 videobeelden Hawija en missie-archivering

Bestrijding internationaal terrorisme

Brief regering

Nummer: 2025D16586, datum: 2025-04-11, bijgewerkt: 2025-04-14 10:38, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 27925 -989 Bestrijding internationaal terrorisme.

Onderdeel van zaak 2025Z07298:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


> Retouradres Postbus 20701 2500 ES Den Haag

de Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Bezuidenhoutseweg 67

2594 AC Den Haag

Datum 11 april 2025
Betreft F-16 videobeelden Hawija en missie-archivering

Ministerie van Defensie

Plein 4

MPC 58 B

Postbus 20701

2500 ES Den Haag

www.defensie.nl

Onze referentie

D2025-001798

MINDEF20250013852

Bij beantwoording, datum, onze referentie en onderwerp vermelden.

Geachte voorzitter,

Op 27 maart jl. informeerde ik uw Kamer over de vondst van videobeelden gemaakt vanuit een Nederlandse F-16, de ochtend na de wapeninzet tegen een ISIS-autobommenfabriek in Hawija in de nacht van 2 op 3 juni 2015 (Kamerstuk 27925, nr. 986). Op 31 maart jl. bezocht de commissie Sorgdrager het ministerie van Defensie om de gevonden F-16 videobeelden te bekijken. Op 2 april jl. heeft de commissie mij per brief geïnformeerd over haar appreciatie van de videobeelden. Deze brief heb ik op 3 april jl. met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 27925, nr. 987). Op 3 april jl. deed de vaste commissie voor Defensie het verzoek om vóór het komende meireces een tijdlijn te overleggen van al mijn relevante handelingen en overwegingen inzake de videobeelden.

In deze brief informeer ik uw Kamer over de invulling van de aangekondigde onderzoeken, en over een extra onderzoek waartoe ik heb besloten. Daarnaast reageer ik, voor zover mogelijk, op de door Commissie Sorgdrager bij brief van 2 april jl. aangescherpte conclusies uit het Rapport Commissie van onderzoek wapeninzet Hawija. Ten slotte geef in deze brief, in reactie op het verzoek van uw Kamer, de tijdlijn weer van al mijn relevante handelingen en overwegingen inzake de videobeelden.

Met deze brief geef ik invulling aan de verzoeken van de vaste commissie voor Defensie1, beide ontvangen op 3 april jl., om over deze aspecten informatie te ontvangen.

Invulling aangekondigde onderzoeken

In mijn brief van 27 maart jl. kondigde ik drie onderzoeken aan. Naar aanleiding van de reactie van de commissie Sorgdrager heb ik tevens besloten tot een vierde onderzoek.

  1. Intern onderzoek/feitenrelaas naar vondst videobeelden:

Om te verklaren waarom de videobeelden nu pas zijn getraceerd, heb ik intern onderzoek aangekondigd. Ik zal dit beperken tot het opstellen van een feitenrelaas, omdat ik het wenselijk vind dat een onafhankelijke partij uiteindelijk de feiten vaststelt.

  1. Onderzoek door externe en onafhankelijke onderzoekscommissie naar vondst videobeelden:

Een externe en onafhankelijke onderzoekscommissie kan voorts snel starten met objectief onderzoek. Ik zal de onderzoekscommissie vragen te onderzoeken wat er met de videobeelden is gebeurd na het maken ervan, de feiten te reconstrueren en op basis daarvan een oordeel te vellen en conclusies te trekken. Bij dit onderzoek wordt ook het intern memorandum ‘Onderzoek CIVCAS melding 2 juni 2015 ‘VBIED Facility’’ van 30 juni 2016 betrokken, dat destijds werd opgesteld voor de Commandant der Strijdkrachten, waarover de Commissie oordeelt dat het een onjuiste beoordeling gaf van de impact van de luchtaanval. Ik heb dhr. Harm Brouwer bereid gevonden dit onderzoek te leiden. De Commissie Sorgdrager zal in het kader van de precisering van de onderzoeksopdracht worden geconsulteerd.

  1. Extern en onafhankelijk onderzoek IO&E naar missie-gerelateerde archivering:

De Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed (IO&E) zal algemeen onderzoek doen naar de huidige stand van de missie-gerelateerde archivering bij Defensie en welke maatregelen noodzakelijk zijn om de nodige verbeteringen te realiseren.

  1. Intern onderzoek naar handelen detachementscommandant:

Aanvullend op deze onderzoeken, heb ik naar aanleiding van de reactie van de commissie Sorgdrager tevens besloten tot een extra intern onderzoek naar het handelen van de toenmalige detachementscommandant. Omdat de Commissie in haar reactie stelt dat de detachementscommandant het vermoeden van burgerslachtoffers naar waarheid in het After Action Report (AAR) had moeten invullen, wordt hier door de Commissie een oordeel gegeven over het handelen van een militair. Om dit handelen op zorgvuldige wijze te kunnen beoordelen, zal op basis van relevante interne regelgeving, via medezeggenschap tot stand gekomen, een intern onderzoek naar het handelen van de betreffende militair in dit geval plaatsvinden. Hierbij zullen onafhankelijke externen worden betrokken. Dit onderzoek moet tot een oordeel komen of het handelen al dan niet strijdig was met de geldende regels.

Uw Kamer ontvangt vóór het zomerreces een stand van zaken van deze onderzoeken.

Adviezen en suggesties Commissie Sorgdrager

De Commissie Sorgdrager gaat in haar brief ook in op de door mij aangekondigde onderzoeken. Allereerst is de Commissie van mening dat het externe en onafhankelijke onderzoek naar de videobeelden zich ook moet buigen over de vraag wat er met de beelden is gebeurd na het maken van de videobeelden. Dit zal worden opgenomen in de onderzoeksopdracht.

Daarnaast acht de Commissie het verstandig dat de instantie die het onderzoek uitvoert de bevoegdheid heeft om een aantal betrokken militairen onder ede te horen. Aan dit laatste kan ik geen gehoor geven. Onder ede horen is enkel mogelijk in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of door een daartoe bevoegde instantie zoals de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) of de Tweede Kamer. Van de OvV is bekend dat, op basis van de Rijkswet op de OvV, voorvallen in een situatie van oorlog of gewapend conflict of tijdens een operatie ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde zijn uitgesloten van onderzoek. Dit heeft de OvV in 2020 aan Defensie kenbaar gemaakt in het kader van de uitvoering van de motie-Belhaj (Kamerstuk 27925, nr. 714). Hier is de Kamer destijds over geïnformeerd (Kamerstuk 27925, nr. 724). Deze week heeft de voorzitter van de OvV aan Defensie herbevestigd dat zij dit onderzoek niet kan uitvoeren.

Ondanks dat onder ede horen niet mogelijk is, rust er op iedere Defensie-ambtenaar wel de verplichting om medewerking te verlenen aan interne en externe onderzoeken. Een betrokkene in een intern onderzoek heeft de verplichting om daaraan mee te werken en naar waarheid te verklaren. De weigering om openheid van zaken te geven in een situatie waarin gerechtvaardigde twijfel is gerezen aan zijn integriteit/betrouwbaarheid kwalificeert als (ernstig) plichtsverzuim.

Ten slotte adviseert de Commissie nadrukkelijk om de videobeelden openbaar te delen met de Kamer. Aan dat advies kom ik volledig tegemoet. Na afloop van de technische briefing op 16 april as. worden de videobeelden van de vlucht op 3 juni 2015 openbaar ter beschikking gesteld.

Naar aanleiding van dit advies heb ik de rubricering van alle relevante videobeelden opnieuw laten beoordelen. Op mijn verzoek kan 1 video die inzoomt op de aanval worden getoond tijdens de technische briefing, in dit uitzonderlijke geval – en onder deze bijzondere omstandigheden. Wanneer de operationele gegevens verwijderd zijn, is het risico voldoende gemitigeerd dat dit inzicht zou bieden in de wijze van optreden van F16’s. Dit wapensysteem is nog bij diverse partnerlanden in gebruik. De andere video die uitzoomt op de aanval kan niet worden getoond, omdat die te veel inzicht biedt in de wijze van optreden. In de genoemde briefing zal een technische duiding bij deze videobeelden worden gegeven.

Aangescherpte conclusies Rapport Commissie van onderzoek wapeninzet Hawija

Nadat de Commissie de gevonden videobeelden had bekeken, heeft de Commissie bij brief van 2 april jl. aangegeven dat de hoofdconclusie van het onderzoeksrapport ongewijzigd blijft, en dat de Commissie een aantal van de deelconclusies heeft aangescherpt. Ik dank de Commissie voor deze aangescherpte conclusies en de adviezen voor nader onderzoek.

Ten eerste trekt de Commissie een aanvullende conclusie ten aanzien van het After Action Report (AAR), namelijk dat de detachementscommandant naar waarheid een vermoeden van burgerslachtoffers in het AAR had moeten invullen. Hierop heb ik besloten om intern onderzoek te laten doen naar het handelen van de detachementscommandant. Het Openbaar Ministerie (OM) is hierover geïnformeerd. Het OM heeft aangegeven dat het thans zelf geen aanleiding ziet tot het instellen van een onderzoek naar het handelen van de toenmalig detachementscommandant en dat zij kan instemmen met een intern onderzoek door Defensie.

Ten tweede concludeert de Commissie dat, als het AAR naar waarheid was ingevuld, het OM direct een onderzoek had ingesteld. Zoals ik in mijn brief van 3 april jl. heb aangegeven, heb ik het OM over deze conclusie geïnformeerd. Het OM heeft bij brief van 3 april jl. verzocht om de beelden verstrekt te krijgen. Deze beelden zijn inmiddels aan het OM ter beschikking gesteld. Mocht in het interne onderzoek naar het handelen van de detachementscommandant een vermoeden ontstaan van een strafbaar feit, dan wordt het OM geïnformeerd en wordt het interne onderzoek stopgezet.

Ten derde concludeert de Commissie dat het intern memorandum ‘Onderzoek CIVCAS melding 2 juni 2015 ‘VBIED Facility’’ van 30 juni 20162, dat destijds werd opgesteld voor de Commandant Der Strijdkrachten, ‘een onjuiste weergave geeft van de impact van de aanval en de onjuiste beschrijving van de detachementscommandant overneemt in plaats van zich te baseren op videobeelden (…)’. De Commissie oordeelt daarop dat ‘het ministerie van Defensie een onjuiste beoordeling heeft gegeven van de impact van het bombardement’. Dit oordeel wordt betrokken bij het externe en onafhankelijke onderzoek naar de videobeelden. De vraag wat er precies met de videobeelden is gebeurd, en dus ook wanneer dit is bekeken en beoordeeld, is onderwerp van het externe onderzoek naar de videobeelden.

Ten vierde oordeelt de Commissie dat Defensie onvoldoende heeft meegewerkt om op deze punten tot waarheidsvinding te komen. Ook oordeelt de Commissie dat Defensie de Commissie onjuist heeft geïnformeerd over het bestaan van de videobeelden. De Commissie schrijft dat ze niet op deze korte termijn heeft kunnen achterhalen of hier sprake is van bewust of onbewust handelen. Het is pijnlijk dat deze videobeelden pas na het verschijnen van het rapport zijn aangetroffen en met de Commissie zijn gedeeld. Hiervoor heb ik reeds mijn verontschuldigingen aangeboden aan de Commissie. Het externe en onafhankelijke onderzoek moet duidelijk maken wat er precies met de beelden is gebeurd, en hoe het heeft kunnen gebeuren dat de Commissie onjuist is geïnformeerd.

Relevante handelingen en overwegingen

In antwoord op het verzoek van de vaste commissie voor Defensie om een tijdlijn te overleggen van al mijn relevante handelingen en overwegingen inzake de videobeelden, kan ik u als volgt informeren.

  • Op 14 januari jl. ontving ik het rapport Sorgdrager onder embargo. Hierin stond dat er F-16 videobeelden waren gemaakt in de ochtend (na zonsopkomst) van 3 juni 2015, alsmede de verklaring van Defensie die is opgenomen in het rapport, namelijk dat de betreffende beelden destijds als niet relevant zouden zijn beschouwd, overschreven zouden zijn, en dus niet waren bewaard.

  • In het kader van het opstellen van de kabinetsreactie op het rapport heb ik op 24 januari jl. de videobeelden van de aanval zelf gezien.

  • Op 29 januari jl. ontving Defensie vragen van de Volkskrant over de videobeelden van 3 juni 2015. Op 30 januari jl. antwoordde Defensie dat er niet op vragen werd ingegaan voordat de Tweede Kamer middels een kabinetsreactie op het rapport was geïnformeerd.

  • Op 6 februari jl. bracht ik een bezoek aan vliegbasis Volkel, om mij te laten informeren over het targeting proces en inlichtingenproces. Daar heb ik geïnformeerd of er, buiten de videobeelden van de aanval zelf, nog andere relevante F-16 videobeelden bestonden. Daar werd mij dezelfde verklaring gegeven als in het rapport, namelijk dat de videobeelden van de tweede vlucht destijds als niet relevant werden beschouwd, zijn overschreven en dus niet waren bewaard.

  • Op 22 maart jl. kreeg ik ’s avonds laat concept-antwoorden aangereikt op vragen van de Volkskrant. De volgende dag heb ik telefonisch contact opgenomen met de Directeur Communicatie en per e-mail met de ambtelijke top. Daarbij heb ik gevraagd om meer informatie over deze videobeelden en het niet kunnen traceren hiervan, en om nader overleg, dat vervolgens ook heeft plaatsgevonden.

  • Als onderdeel van een bredere zoekslag die werd uitgevoerd in het kader van de lopende rechtszaak, werden op 26 maart jl. vervolgens de videobeelden aangetroffen. Gezien mijn eerdere vragen werd ik diezelfde dag geïnformeerd dat de videobeelden waren gevonden, en dat dit toch onderdeel bleek te zijn geweest van het missie-archief dat sinds 2017 in Leeuwarden lag opgeslagen.

  • Op 27 maart jl. heb ik vervolgens uw Kamer en de Commissie Sorgdrager geïnformeerd.

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN DEFENSIE


Ruben Brekelmans


  1. Kenmerk 2025Z06247/2025D14763 en 2025Z06411/2025D14754.↩︎

  2. Dit memo is op 20 februari 2020 per Wob-besluit openbaar gemaakt (Kamerstuk 27925, nr. 705) en is ook op andere bronnen dan de videobeelden van de tweede F-16 vlucht gebaseerd. In de conclusie van het memo wordt vermeld dat er ‘nevenschade is ontstaan aan waarschijnlijk 400 gebouwen in de omgeving’ en wordt geconcludeerd ‘de kans op burgerslachtoffers (…) is aannemelijk, maar niet aanvullend te onderbouwen’.↩︎