Beantwoording van overige vragen, gesteld bij het commissiedebat gehouden op 2 april 2025, over de Beleidsbrief voor Ontwikkelingshulp
Doen waar Nederland goed in is - Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Brief regering
Nummer: 2025D16876, datum: 2025-04-14, bijgewerkt: 2025-04-17 15:11, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (Ooit PVV kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 36180 -137 Doen waar Nederland goed in is - Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Onderdeel van zaak 2025Z07429:
- Indiener: R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- 2025-04-16 12:50: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-04-24 13:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
Preview document (š origineel)
36180 Doen waar Nederland goed in is - Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Nr. 137 Brief van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 april 2025
Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de resterende vragen gesteld doorĀ de ledenĀ HirschĀ (GL-PvdA),Ā BoswijkĀ (CDA),Ā KammingaĀ (VVD),Ā DobbeĀ (SP), Ram (PVV), De Korte (NSC), Ceder (ChristenUnie), Van Houwelingen (FvD)Ā en Van BaarleĀ (DENK)Ā inzake de overige vragen bij het commissiedebat over mijn Beleidsbrief voor Ontwikkelingshulp.1
De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp,
R.J. Klever
Antwoorden van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp op vragen vanĀ de ledenĀ Hirsch (GL-PvdA), Boswijk (CDA), Kamminga (VVD), Dobbe (SP), Ram (PVV), De Korte (NSC), Ceder (ChristenUnie), Van Houwelingen (FvD) en Van Baarle (DENK) inzake de overige vragen bij het commissiedebat over mijn Beleidsbrief voor Ontwikkelingshulp
Vraag van het lid Hirsch (GL-PvdA)
Zal MVO een speerpunt worden in het handelsbeleid? Is de minister bereid om schaarse middelen toe te vertrouwen aan bedrijven die hier leiderschap op tonen? Krijgen de bedrijven die de OESO-richtlijnen niet expliciet erkennen geen financiering van deze minister?
Antwoord
Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) is een belangrijk onderdeel van het Nederlandse handelsbeleid. Het kabinet verwacht van alle bedrijven die internationaal opereren dat zij de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen (OESO-richtlijnen) toepassen. Daarnaast wordt gewerkt aan Europese wetgeving. Het kabinet zet zich daarbij in voor een goede ondersteuning van het bedrijfsleven. Zo kunnen bedrijven met vragen terecht bij het MVO-steunpunt. Ook faciliteert het kabinet sectorale samenwerking voor bedrijven die samen aan de slag willen met gepaste zorgvuldigheid.
Het toepassen van de OESO-richtlijnen is een voorwaarde om als bedrijf aanspraak te kunnen maken op het BHO handelsinstrumentarium. Toetsing is proportioneel en gericht op verbetering en niet op uitsluiting van het instrumentarium. Echter, als blijkt dat een bedrijf zich niet aan de gestelde IMVO-voorwaarden houdt, dan kan dit beƫindiging van de steun tot gevolg hebben.
Zoals toegezegd aan uw Kamer ontvangt u de beleidsbrief over het handelsbeleid, waarin ook wordt ingegaan op IMVO, zo spoedig mogelijk.
Vraag van het lid Hirsch (GL-PvdA)
Wanneer komen de effecten van de bezuinigingen alsnog naar de Kamer toe?
Antwoord
Zoals gebruikelijk rapporteren we over de resultaten van het beleid in het jaarverslag BHO. Daarnaast wordt het beleid (per begrotingsartikel) elke zeven jaar geƫvalueerd en met een kabinetsreactie aan u aangeboden. Hierin komen de effecten het meest grondig aan bod. Ik zal in lijn met bestaand beleid daarnaast verslag doen van voortgang van onderdelen van het nieuwe beleid in brieven die u van mij ontvangt over specifieke onderwerpen. Ik zie geen reden tot een aparte brief over de verwachte effecten van het nieuwe beleid. De reguliere verslagen en brieven volstaan daartoe.
Vraag van het lid Hirsch (GL-PvdA)
Zeggen dat voedselzekerheid en water onder klimaat vallen maakt het nog niet waar. Denkt de minister dat andere landen hier niet doorheen prikken? Is dit geen ondermijning van klimaatafspraken? Waarom is klimaat niet opgenomen als aandachtspunt (naar ambtelijk advies)?
Antwoord
Nederland blijft zijn aandeel aan internationale klimaatfinanciering leveren. Dit doen we door onze financiĆ«le inzet op watermanagement en voedselzekerheid ook te richten op het tegengaan van de negatieve gevolgen van klimaatverandering. Water en voedsel zijn bij uitstek terreinen die door klimaatverandering worden geraakt. Zeker in lage- en middeninkomenslanden is dit het geval. De inzet op deze themaās klimaatrelevanter maken is daarom een noodzaak. Dit sluit aan bij de door ontwikkelingslanden gevraagde aandacht voor klimaatadaptatie en is in lijn met de klimaatafspraken en de OESO-richtlijnen inzake klimaatfinanciering.
Er is aandacht voor klimaat daar waar het de effectiviteit van onze hulpinzet ondersteunt. Bovendien heb ik in de beleidsbrief de voorwaarde gesteld dat Nederland geen kansen op hulp en handel moet missen door de focus op klimaatrelevante activiteiten.
Vraag van het lid Hirsch (GL-PvdA)
Hebben we nog een Feministisch buitenlandbeleid?
Antwoord
Graag verwijs ik hiervoor naar hetgeen mijn collega minister Veldkamp daarover heeft aangegeven in de Kamerbrief inzake Schriftelijk overleg Nationaal Actieplan Vrouwen Vrede en Veiligheid (uw kenmerk: 26150-223/2025D10667). āBinnen de brede Nederlandse inzet, blijft Nederland zich inspannen voor vrouwenrechten. Zo zet Nederland zich diplomatiek in voor politieke participatie van vrouwen en voor het waarborgen van vrouwenrechten in multilaterale fora, bilaterale samenwerking en via financiering vanuit het Mensenrechtenfonds. Nederland trekt hierin op met gelijkgezinde landen. Het kabinet zal dat overigens mede in het licht van de taakstelling niet langer doen in de context van het door het vorige kabinet geĆÆntroduceerde feministisch buitenlandbeleid.ā
Vraag van het lid Boswijk (CDA)
Rusland en China lachen zich slap om de westerse wereld. Ze springen handig in het vacuüm. Het wordt moeilijk voor bedrijven en samenleving om positie te krijgen op bijvoorbeeld grondstoffen voor energietransitie. Ziet de minister dit niet aankomen?
Antwoord
Het kabinet vindt het vergroten van de leveringszekerheid van grondstoffen van groot belang, zoals ook aangegeven in het Regeerprogramma (bijlage bij Kamerstuk 36471, nr. 96). Het kabinet zet in op het vergroten van de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen via de Nationale Grondstoffenstrategie (Kamerstuk 32852, nr. 224). Ook op Europees niveau wordt gewerkt aan de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen, via de Critical Raw Materials Act. Zoals aangegeven in de beleidsbrief over ontwikkelingshulp blijft het kabinet in den breedte inzetten op verduurzaming van ketens, waaronder grondstoffenketens. Dit dient ook een handelsbelang: het verbeteren van omstandigheden in de keten draagt bij aan een beter investeringsklimaat en minder disrupties in de toevoer van kritieke grondstoffen, en daarmee aan een grotere leveringszekerheid.
Vraag van het lid Boswijk (CDA)
Begrijpt de minister dat er meer migratie en vluchtelingenstromen op gang komen als er bezuinigd wordt op grondoorzaken van migratie?
Antwoord
De relatie tussen grondoorzaken en migratiestromen is complex, want beslissingen van mensen over migratie worden beĆÆnvloed door talloze factoren. Met het nieuwe beleid draagt Nederland bij aan veiligheid, stabiliteit en economische ontwikkeling in de nabuurregioās en daarmee aan het perspectief van de mensen daar. Nederland blijft daarnaast inzetten op opvang in de regio. Uit verschillende onderzoeken volgt dat het aannemelijk is dat voldoende ondersteuning en perspectief voor vluchtelingen in opvanglanden positief kan bijdragen aan de besluitvorming van vluchtelingen om in de regio te blijven.
Vraag van het lid Kamminga (VVD)
Good governance is essentieel voor vrede en veiligheid en het ondernemers- en investeringsklimaat. Deelt de minister dit belang en waar komt dit terug in haar plannen?
Antwoord
Goed bestuur is inderdaad belangrijk voor veiligheid, stabiliteit en het ondernemers- en investeringsklimaat. De komende jaren zal ik blijven bijdragen aan het versterken van het vertrouwen van burgers in formele en informele instanties en het versterken van rechtszekerheid voor ondernemers. Bijvoorbeeld door goede regelgeving, handhaving hiervan en de mogelijkheid voor burgers en bedrijven om klachten in te dienen. Ook via mijn inzet op water, gezondheid en voedselzekerheid besteed ik aandacht aan eerlijke toegang door het versterken van instanties die daar over gaan (zoals bijvoorbeeld kadasters). Voor betere wet- en regelgeving voor het bedrijfsleven werken we bijvoorbeeld samen met internationale instellingen als de Wereldbank en de International Development Law Organization (IDLO). En samen met Europese partners helpen we bijvoorbeeld overheden in ontwikkelingslanden om hun regelgeving op het gebied van aanbestedingen te verbeteren. Daarnaast ondersteunen we anti-corruptieprogrammaās, via organisaties zoals het IMF.
Vraag van het lid De Korte (NSC)
Hoe zorgt de minister ervoor dat ze aandacht heeft voor leefbaar loon in haar subsidiebeleid?
Antwoord
In Nederland is naleving van de OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen een voorwaarde voor het verkrijgen van financiƫle ondersteuning bij internationale handels- en investeringsactiviteiten. In deze OESO-Richtlijnen staat dat multinationale ondernemingen die in andere landen actief zijn, bijvoorbeeld via hun waardeketen, er voor moeten zorgen dat lonen tenminste voldoende zijn om in de eerste levensbehoeften van de werknemers en hun gezinnen te voorzien. Dit sluit aan bij de leefbaar loon definitie van de Internationale Arbeidsorganisatie. Via partnerschappen met maatschappelijke organisaties wordt ingezet op het bevorderen van leefbare lonen.
Vraag van het lid Dobbe (SP)
Is de minister bereid een nieuwe bijdrage te doen dit najaar aan het mondiale fonds tegen AIDS-bestrijding?
Antwoord
Een mogelijk nieuwe bijdrage aan het Global Fund ter bestrijding van tuberculose, hiv-aids en malaria zal worden meegenomen in een integrale afweging op multilaterale gezondheidsbijdragen. Naast het Global Fund gaat het om de financieringsmodaliteit van de Wereldbank voor de gezondheid van moeders en kinderen (de Global Financing Facilityā), om GAVI, de wereldwijde alliantie die kinderen beschermt tegen infectieziektes, UNFPA, de WHO en UNAids.
Deze fondsen vormen een efficiĆ«nte manier om op schaal impact te bereiken voor de gezondheid van vrouwen, meisjes en kwetsbare groepen. Bijkomend voordeel is dat deze mondiale fondsen āsamenwerken met Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen.Ā Ā
Vraag van het lid Van Baarle (DENK)
Bezuiniging op UNRWA is een schande. Hoe valt dit te rijmen? Hoe gaat de minister garanderen dat het bedrag dat hier beschikbaar voor is gesteld ook beschikbaar blijft voor de Palestijnen? En hoe gaat de minister dit concreet invullen?
Antwoord
De Tweede Kamer heeft een amendement op de BHO-begroting aangenomen waarmee de Nederlandse financiƫle bijdrage aan UNRWA de komende jaren geleidelijk wordt verlaagd naar 1 miljoen EUR in 2029. Direct na goedkeuring van de begroting door de Eerste Kamer is de bijdrage van 15 miljoen EUR voor 2025 aan UNRWA overgemaakt.
Daarnaast is in het amendement opgenomen dat de vrijgevallen middelen worden ingezet ten behoeve van noodhulp. Zoals aangekondigd in de Kamerbrief Humanitaire hulp en diplomatie 2025 van 1 april jl. wordt er via UNICEF vier miljoen vrijgemaakt ten behoeve van Gaza. Voor de vervolgjaren zal er telkens gekeken worden naar de beste invulling van de resterende middelen, al naar gelang de noden.
Vraag van het lid Ram (PVV)
Er is sprake van corruptie en fraude bij USAID. Ngoās moeten zich alleen nog richten op focusgebieden. Kan de minister met een stofkam door ngo's gaan waar Nederland zaken mee doet? En kan de minister subsidies stoppen voor ngo's die niet voldoen en niet bijdragen aan Nederlandse belangen?
Antwoord
Maatschappelijke organisaties kunnen een belangrijke rol spelen bij effectieve
ontwikkelingshulp. We blijven daarom samenwerken met deze organisaties als dit
de belangen van Nederland ondersteunt, of als samenwerking bijdraagt aan de
kernthemaās van ons beleid. Besluiten om maatschappelijke organisaties te financieren worden altijd zorgvuldig genomen. Zo wordt de organisatorische capaciteit van alle ontvangers van financiering onderzocht via de zogenaamde ORIA-beoordelingen (Organizational Risk and Integrity Assessment). Hierin worden risicoās op fraude meegenomen. Organisaties hebben meldplicht bij vermoedens van fraude en onderzoeken ook dergelijke vermoedens. BZ hanteert daarnaast een zero tolerance for inaction-beleid, dat wil zeggen dat het niet optreden bij duidelijke signalen van fraude of corruptie niet getolereerd wordt. Meldingen of aanwijzingen van fraude worden serieus genomen en onderzocht en partners die niet of te traag reageren op deze signalen kunnen rekenen op opschorting van financiering of beĆ«indiging van de samenwerking. Over vermoedens van fraude en de uitkomsten van onderzoeken daarnaar wordt uw Kamer jaarlijks geĆÆnformeerd.
Vraag van het lid Ceder (ChristenUnie)
Kan de minister antwoord geven op de uitvoering van de motie Ceder c.s.? Heeft de minister recent met VS regering gesproken en de zorgen van het parlement over het stopzetten van de hulp uitgesproken? Wat was de reactie van de VS? Is er binnen Europa verkend hoe levensreddende hulp kan worden voortgezet?
Antwoord
Nederland staat in contact met de Verenigde Staten over de opheffing van USAID en blijft hierover in gesprek. Dit gebeurt via de ambassade in Washington en in EU-verband. Het is momenteel niet eenvoudig dit gesprek te voeren, omdat de Amerikaanse hulpstructuur aanzienlijk wordt hervormd, veel medewerkers zijn ontslagen en een nieuwe structuur nog niet operationeel is. Het is nog onduidelijk hoe de VS het beleid inzake ontwikkelingshulp en humanitaire hulp gaat vormgeven.
Ook binnen de EU wordt gesproken over de opheffing van USAID en wordt in kaart gebracht welke effecten dit heeft op ontwikkelingshulpprogrammaās. Voor de inzet op humanitaire hulp geldt dat de EU reeds een van de grootste donoren is en dat financiering van hulp zal worden voortgezet, binnen de geldende financiĆ«le kaders.
Vraag van het lid Van Houwelingen (FvD)
Zorgwekkend dat het ministerie heeft samengewerkt met USAID. Waaruit bestaat en/of bestond deze samenwerking? Werkt het ministerie nog steeds samen? Klopt het dat Nederland sinds 2014 aan USAID 18.5 mln USD heeft betaald?
Antwoord
Nederland heeft tussen 2014 en 2024 EUR 18,5 miljoen bijgedragen aan projecten via USAID. Het ging in totaal om vier programmaās gericht op voedselzekerheid, veiligheid en rechtsorde, en water. Er staan op dit moment geen nieuwe betalingen gepland via USAID. U ontvangt vandaag de antwoorden op vragen van het lid Ram (PVV), waarin ik in meer detail inga op de betalingen aan USAID.
Vraag van het lid Ceder (ChristenUnie)
Denk ook aan jongeren en kinderen. In hun investeren is investeren in de
hele samenleving, zou de minister dit niet prioriteit moeten
geven?
Antwoord
Nederland blijft oog houden voor jongeren en kinderen. Er wordt ingezet op kinderen middels verschillende programmaās, bijvoorbeeld gericht op het tegengaan van kinderarbeid of kindhuwelijken. Ook ondersteunt Nederland zowel jongeren als kinderen binnen opvang in de regio middels het PROSPECTS partnerschap.
TZ202504-030ā©ļø