Antwoord op vragen van de leden Ceder en Piri over het vervolg ten aanzien van de zaak van Tent of Nations
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2025D16911, datum: 2025-04-14, bijgewerkt: 2025-04-16 14:14, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiƫle HTML versie (ah-tk-20242025-1948).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit Nieuw Sociaal Contract kamerlid)
Onderdeel van zaak 2025Z04938:
- Gericht aan: C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
- Indiener: D.G.M. Ceder, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: K.P. Piri, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (š origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
1948
Vragen van de leden Ceder (ChristenUnie) en Piri (GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over het vervolg ten aanzien van de zaak van Tent of Nations en effectieve bescherming van Palestijnen (ingezonden 18Ā maart 2025).
Antwoord van Minister Veldkamp (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 14Ā april 2025)
Vraag 1
Herinnert u zich de antwoorden van uw ambtsvoorganger over de zaak van Tent of Nations?1 Klopt het dat de zaak van Tent of Nations, die al langer dan dertig jaar loopt, het langstlopende landregistratieproces in Israƫl is?
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met deze antwoorden. Het is niet te verifiƫren of de zaak van Tent of Nations het langstlopende landregistratieproces bij het Israƫlische Hooggerechtshof is.
Vraag 2
Heeft u, zoals toegezegd bij het commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken in februari, bij de Europese Unie (EU)-IsraĆ«l Associatieraad Minister Saāar aangesproken op de zaak Tent of Nations? Zo ja, wat was de reactie van Minister Saāar?
Antwoord 2
Tijdens de EU-IsraĆ«l Associatieraad heb ik geen mogelijkheid gehad om de zaak van Tent of Nations op te brengen. In recent contact met Minister Saāar heb ik Tent of Nations opgebracht en verzocht hij om nadere achtergrond. Die heb ik hem verschaft.
Vraag 3
Is er inmiddels duidelijkheid gegeven waarom de beoordeling van de stukken zo lang duurt en waarom er opnieuw vertraging is? Zou u deze kwestie opnieuw en met spoed kunnen aankaarten bij de Israƫlische autoriteiten?
Antwoord 3
Het is niet duidelijk waarom de beoordeling van de stukken zo lang duurt. De rechtszaak over het landregistratieproces loopt nog steeds, zo was er op 25 maart jl. opnieuw een zitting van de militaire rechtbank. Nederland blijft de zaak van Tent of Nations met regelmaat onder de aandacht brengen van de Israëlische autoriteiten. Dit gebeurt op politiek en ambtelijk niveau, zowel vanuit Den Haag als via de ambassade in Tel Aviv en vertegenwoordiging in Ramallah.
Vraag 4, 5 en 6
In eerdere beantwoording gaf het kabinet aan dat uit gesprekken met de Coordination of Government Activities in the Territories (COGAT) bleek dat het aanleggen van de twee wegen in de buurt van de Tent of Nations niet is toegestaan en dat COGAT stelde hierop zullen handhaven; is dit inmiddels gebeurd? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat het Hooggerechtshof op 8 oktober 2024 de uitspraak heeft gedaan dat de staat Israël de wegen moest verwijderen binnen zestig dagen en dat als de staat in gebreke zou blijven, de familie Nassar naar de Civil Court in Jeruzalem zou kunnen gaan?
Klopt het dat op 6 februari 2025 bij de Civil Court de uitspraak werd gedaan dat het land waar de wegen zijn aangelegd inderdaad aan de familie Nassar toebehoren? Indien dat zo is, kan het kabinet dan bij COGAT en Israëlische autoriteiten ook op directe naleving aandringen? Welke pressiemiddelen heeft de familie indien aan de uitspraak geen gehoor wordt gegeven?
Antwoord 4, 5 en 6
Het aanleggen van de twee wegen in de buurt van Tent of Nations is inderdaad niet toegestaan. Dit is bevestigd door het Israëlische Hooggerechtshof op 8 oktober 2024 en op 6 februari 2025 door de districtsrechtbank in Jeruzalem. De uitspraak van 6 februari 2025 van de districtsrechtbank stelt dat de wegen zijn aangelegd op land in privéeigendom. Net als in de uitspraak van 8 oktober 2024 van het Hooggerechtshof, stelt de districtsrechtbank dat de wegen binnen zestig dagen verwijderd moeten worden. COGAT heeft tot op heden geen actie ondernomen naar aanleiding van deze uitspraken, hetgeen ik afkeur.
De familie Nassar heeft geen andere pressiemiddelen dan de lopende juridische processen en hun internationale contacten. Nederland wijst de Israƫlische autoriteiten geregeld op de verantwoordelijkheid gerechtelijke beslissingen te handhaven, waaronder inzake Tent of Nations.
Vraag 7 en 8
Ziet u ook dat er meer constructies en wegen worden gebouwd en de incidenten toenemen? Kan u opnieuw met spoed contact opnemen met COGAT om te handhaven en de illegale structuren te verwijderen en te zorgen voor feitelijke bescherming aan de eigenaren van het gebied en hun bezoekers?
Erkent u dat door te lang te wachten een feitelijk onomkeerbare situatie dreigt te ontstaan en dat dit, in afwachting van een definitieve uitspraak, zeer onwenselijk is? Kan u COGAT wijzen op hun eerdere toezegging om op te treden en verzoeken dit alsnog te doen?
Antwoord 7 en 8
Sinds 7 oktober 2023 is een groei en toename van nederzettingen waarneembaar op de Westelijke Jordaanoever, ook in het gebied rondom de Tent of Nations. Dergelijke nederzettingen zijn in strijd met internationaal recht. Bovendien bemoeilijken zij een duurzame oplossing voor het Israëlisch-Palestijns conflict, waarvoor een door beide partijen gedragen tweestatenoplossing voor het kabinet de basis blijft. Het kabinet keurt het Israëlisch nederzettingenbeleid ten stelligste af. Nederland blijft de zaak van Tent of Nations met regelmaat onder de aandacht brengen van de Israëlische autoriteiten, en wijst hen daarbij op hun verantwoordelijkheid om de familie Nassar, hun land en gasten te beschermen.
Vraag 9
Hoe verhouden de antwoorden van uw ambtsvoorganger dat volgens het bezettingsrecht de Israƫlische militaire commandant verantwoordelijk is voor de veiligheid van de Palestijnse burgerbevolking zich tot de afspraken die tussen de Israƫlische autoriteiten en de Palestijnse Autoriteit (PA) zijn gemaakt en de verschillende rollen ten aanzien van Area A, B, C? Kan het kloppen dat de praktische afspraken niet te verklaren zijn vanuit het bezettingsrecht, maar juist uit de lex specialis, voortvloeiend uit afspraken die rond de Oslo-akkoorden zijn gemaakt?
Antwoord 9
Zie het antwoord op vragen 9, 11 en 12.
Vraag 10
Herinnert u zich het antwoord van uw ambtsvoorganger dat Israƫlische politiebureaus zich geregeld in gesloten nederzettingen bevinden, die Palestijnen alleen mogen betreden na goedkeuring en onder begeleiding? Bent u bereid om de Israƫlische regering aan te spreken op het feitelijk mogelijk te maken van het doen van aangifte op bereikbare locaties?
Antwoord 10
Ja, ik ben bekend met dit antwoord. Het is belangrijk dat Palestijnen aangifte kunnen doen. In de praktijk is dit niet eenvoudig, vanwege de vele beperkingen die Palestijnen ondervinden om naar politiebureaus in nederzettingen te kunnen reizen. Het kabinet blijft de Israƫlische autoriteiten aanspreken op de situatie op de bezette Westelijke Jordaanoever en wijst op Israƫls internationaalrechtelijke verplichtingen.
Vraag 11 en 12
Kunt u uiteenzetten welke afspraken er zijn gemaakt tussen de PA en de Israƫlische autoriteiten ten aanzien van de veiligheid en bescherming van Palestijnse burgers in Area C? Zou u hierbij ook specifiek in kunnen gaan op afspraken ten aanzien van de mogelijkheid voor Palestijnen om ongehinderd aangifte te kunnen doen?
Kunt u aangeven welke afspraken er specifiek zijn gemaakt ten aanzien van de rollen van de Palestijnse politie en de Israƫlische autoriteiten en de afbakening van de verschillende bevoegdheden? Zou u, indien deze er zijn, kunnen verwijzen naar documenten waarin deze afspraken zijn vastgelegd?
Antwoord 9, 11 en 12
De afbakening van de bevoegdheden tussen de Palestijnse veiligheidssector en de Israƫlische autoriteiten is vastgelegd in de zogenaamde Israƫlisch-Palestijnse interim-overeenkomst over de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook (Oslo II, 1995), met name in Bijlage I (het protocol over veiligheidszaken). De verdeling is als volgt:
Area A ā Palestijnse politie heeft volledige bevoegdheid voor wetshandhaving, ordehandhaving en strafzaken. IsraĆ«lische autoriteiten mogen geen operaties uitvoeren, behalve als IsraĆ«l dit in uitzonderlijke gevallen noodzakelijk acht, bijvoorbeeld bij terrorisme.
Area B ā Palestijnse politie is verantwoordelijk voor civiele orde en het behandelen van strafzaken onder Palestijnen. IsraĆ«lische autoriteiten behouden de verantwoordelijkheid voor algemene veiligheid en hebben het recht om in te grijpen bij veiligheidsdreigingen. In geval van incidenten moet er coƶrdinatie plaatsvinden tussen de Palestijnse en IsraĆ«lische veiligheidstroepen.
Area C ā IsraĆ«lische autoriteiten zijn volledig verantwoordelijk voor veiligheid, rechtshandhaving en civiele zaken. Palestijnse politie mag hier niet opereren zonder expliciete IsraĆ«lische toestemming. Dit betekent dat zij geen arrestaties kan uitvoeren of juridische procedures kan starten tegen overtreders, inclusief kolonisten of IsraĆ«lische soldaten. Er zijn geen formele afspraken tussen de PA en IsraĆ«l betreffende de mogelijkheid voor Palestijnen in Area C om ongehinderd aangifte te doen of andere afspraken ten behoeve van hun bescherming. In dit gebied is de IsraĆ«lische militaire wetgeving van toepassing op de Palestijnen.
Daarnaast bestaat nog het Hebronprotocol (1997). Dit regelt de gedeeltelijke overdracht van Hebron aan de PA, maar bevestigt opnieuw dat de Palestijnse politie niet in Area C mag opereren.
Ten slotte is er een aantal informele afspraken over de coƶrdinatie tussen de Palestijnse en Israƫlische veiligheidstroepen, die onder andere worden gefaciliteerd door the Office of the Security Coordinator, een Amerikaans-geleid samenwerkingsverband waaraan Nederland bijdraagt.
Bovengenoemde bilaterale afspraken dienen bezien te worden in de context van het humanitair oorlogsrecht, waaronder het Vierde Verdrag van Genève. Op grond van artikel 47 van dit verdrag kan de burgerbevolking in bezet gebied niet de beschermingen van het verdrag worden ontnomen door enige verandering die voortvloeit uit afspraken tussen de bezettende macht (Israël) en de autoriteiten van het bezette gebied (Palestijnse Autoriteit). Volgens het bezettingsrecht is de bezettende macht verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid in het bezette gebied. De Oslo-akkoorden doen hieraan niet af, zoals ook blijkt uit het advies van het Internationaal Gerechtshof van 19 juli 2024.2
Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2023ā2024, nr. 2025ā©ļø
Ā«The Oslo Accords cannot be understood to detract from Israelās obligations under the pertinent rules of international law applicable in the Occupied Palestinian TerritoryĀ», (par. 102). Ā«It follows that Israel may not rely on the Oslo Accords to exercise its jurisdiction in the Occupied Palestinian Territory in a manner that is at variance with its obligations under the law of occupationĀ», (par. 140).ā©ļø