Media (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D16985, datum: 2025-04-14, bijgewerkt: 2025-04-17 13:49, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-04-14 10:00: Media (Notaoverleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Media
VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 14 april 2025 overleg gevoerd met de heer Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, over:
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 4 april 2025 inzake de hervorming van de landelijke publieke omroep (32827, nr. 333);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 17 maart 2025 inzake uitvoering van de gewijzigde motie van de leden Kwint en Wuite over onderzoek naar een investeringsverplichting of heffing gericht op audiostreamingpartijen ter ondersteuning van de Nederlandse audiosector (Kamerstuk 36176-36) (36176, nr. 41);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 12 maart 2025 inzake wetgevingsbrief Commissariaat voor de Media (32827, nr. 332);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 4 februari 2025 inzake stand van zaken aangenomen ontraden moties 2 december 2024 (32033, nr. 20);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 19 december 2024 inzake reactie op de motie van het lid Van Zanten over het intrekken van de eenmalige investering van 3,6 miljoen voor sociale veiligheid bij de NPO (Kamerstuk 36600-VIII-129) (36600-VIII, nr. 153).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap,
Bromet
De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap,
Verhoev
Voorzitter: Bromet
Griffier: Bosnjakovic
Aanwezig zijn dertien leden der Kamer, te weten: Beckerman, Bromet, Ceder, Ergin, Van Houwelingen, Koops, Krul, Martens-America, Mohandis, Oostenbrink, Paternotte, Stoffer en Van der Velde,
en de heer Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Aanvang 10.00 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen allemaal. Hierbij open ik het notaoverleg Media. Ik heet de
minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de heer Bruins, en zijn
ondersteuning van harte welkom. Ook verwelkom ik graag de aanwezige
Kamerleden: voor de VVD is dat mevrouw Martens-America, voor
GroenLinks-PvdA de heer Mohandis, voor de SP mevrouw Beckerman, voor D66
de heer Paternotte, voor DENK de heer Ergin, voor het CDA de heer Krul,
voor Forum voor Democratie de heer Van Houwelingen, voor NSC de heer
Koops en tot slot voor de SGP de heer Stoffer.
Tevens een warm welkom aan iedereen die dit debat in deze zaal, de zaal
hiernaast of online volgt. We hebben tot 16.00 uur vanmiddag de tijd. Op
de convocatie van het notaoverleg staan de spreektijden van de fracties
vermeld, naargelang van de grootte van de fracties. Het aantal
interrupties is vier. Ik stel ook voor dat we vier losse vragen
aanhouden.
Dan start ik nu graag met de eerste … O.
De heer Paternotte (D66):
Voorzitter, u noemde net inderdaad alle namen op; de heer Oostenbrink is
trouwens ook nog aangesloten. Maar is de PVV ook uitgenodigd voor dit
debat?
De voorzitter:
Zoals altijd zijn alle fracties uitgenodigd. Ik wil ook de heer
Oostenbrink van de BBB nog van harte welkom heten.
Dan is het woord nu aan de eerste spreker van vandaag, mevrouw
Martens-America van de VVD.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Een hartelijk woord van welkom aan alle
geïnteresseerden in de zaal. Eindelijk! Eindelijk bespreken we de
hervormingsplannen voor de publieke omroep. Wat goed dat het lezen van
deze brief voor de VVD toch zeker voor 90% een feest der herkenning was!
Ik knip mijn bijdrage op in drie onderdelen: de toekomst van de publieke
omroep, de reactie op de brief van de minister en tot slot de vraag: hoe
nu verder?
Voorzitter. De publieke omroep is wat de VVD betreft essentieel in een
goedwerkende democratie en is een belangrijke schakel, samen met de
commerciële spelers, binnen het gevormde pluriforme aanbod. Om de
publieke omroep een relevante factor te laten blijven, is de VVD van
mening dat het noodzakelijk is om nu te moderniseren. Want met een
structuur afkomstig uit de verzuiling is wat ons betreft de publieke
omroep niet klaar voor de toekomst. Dat is een toekomst waarin lineaire
tv een steeds kleiner aandeel krijgt, waarin mensen on demand en op
andere manieren nieuws vergaren en waarin nieuws en journalistiek een
steeds belangrijkere rol krijgen. We zullen moeten inzetten op
digitalisering en intensiever samenwerken met commerciële spelers, maar
ook op een publieke omroep die zich realiseert dat er geluiden zijn in
de samenleving die gehoord moeten worden om het draagvlak voor de
publieke omroep groot te houden.
Wat de VVD betreft, is het oneindig toetreden van nieuwe omroepen,
waarbij enkel het behalen van voldoende leden een vereiste is, niet
langer houdbaar. Het verenigingsaspect is nobel en ogenschijnlijk een
manier om aan te tonen dat je een maatschappelijke binding hebt, maar
zoals ik eerder al stelde: de samenleving is veranderd.
Dan de governance. Wij hebben de afgelopen jaren namelijk verschillende
rapporten gelezen die ons op een confronterende manier hebben laten zien
dat er rot zit in het fundament van de publieke omroep. Maar de rechten
die het zijn van een vereniging met zich meebrengt, maken ingrijpen voor
de overheid vrijwel onmogelijk. Dat is iets waar ik al vaker een punt
van heb gemaakt en meerdere voorstellen voor heb ingediend. Denk aan een
bestuurder die ook produceert en ook presenteert en aan bestuurders die
tientallen jaren op een positie zitten of zelfs alleen besturen. Dat
zijn zaken die allemaal doodnormaal zijn in Hilversum, maar allemaal
niet normaal zijn.
Voorzitter. Wat goed gaat, moet ook benoemd worden. Er worden mooie
stappen gezet in Hilversum: zonder stok vanuit de minister en op eigen
initiatief hebben AVRO-TROS en PowNed, tussen al het omroepgeweld door,
aangekondigd samen te gaan werken. Ik hoop overigens dat de andere
omroepen snel volgen.
Voorzitter. Dan de brief. Zoals eerder aangegeven, heeft die voor de VVD
een herkenbaar geluid. Maar juist de punten waarop ik heb gepoogd keuzes
te maken, laat de minister open. Die gaan over de governance en het
aantal huizen. Dat zijn nét de punten waarop de lobby op dit moment
ontzettend sterk is.
Voorzitter. Ik begin bij het aantal huizen: vier of vijf. Betekent dat
heel concreet dat wanneer het aftasten, het snuffelen, niet slaagt, er
een omroephuis meer of minder zou kunnen komen? Is de minister het met
de VVD eens dat dit onwenselijk is? Is de minister het ook met de VVD
eens dat een omroephuis met slechts één omroep geen optie zou mogen
zijn? Wat gaat de minister daartegen ondernemen? Ik kom in mijn tweede
termijn met moties.
Dan de governance. Het aantal managementlagen is oneindig. Dat maakt de
publieke omroep een onbestuurbaar schip. Tel daar de weerstand tegen het
doen van een voorstel om deze bestuurslagen te beperken en de
zittingstermijnen te maximeren bij op, en je krijgt een giftige
cocktail. Ik had dan ook juist op dit punt gehoopt dat de minister de
bal naar voren zou schoppen in plaats van het stuk rood vlees hier in de
publieke arena te gooien. Dit is geen punt voor groepsoverleg, niet
wanneer voor sommigen het beperken van macht de grootste nachtmerrie
lijkt te zijn. Wat de VVD betreft hervormen we het systeem met slechts
één rvt per huis, een advies dat ook wordt gegeven in rapporten als Van
Geel en Van Rijn.
Voorzitter. Dan de raden van bestuur. We hebben nu door het
verenigingsrecht geen grip op de bestuurslagen, wat juist voor
medewerkers ontzettend belangrijk is om de veiligheid op de werkvloer te
garanderen. Wat gaat de minister hieraan doen? Wat gaat hij voorstellen?
Wanneer kunnen we dat verwachten?
Voorzitter. Dan het digitale aspect. 80 fte werkt aan een digitaal
platform. Dat is hoognodig. Maar waarom moet de NPO het wiel opnieuw
uitvinden? Waarom gaan we niet intensiever samenwerken met NLZIET of
commerciële spelers? Wanneer dit niet snel aan de orde komt, mist de
publieke omroep de boot naar de volgende generatie.
Dan de NPO. Die is voor ons niet transparant en te machtig, in het
aantal fte en op de programmering. Kan de minister schetsen wat hun
nieuwe faciliterende rol wordt?
Dan over de geldstromen die rechtstreeks naar de huizen gaan. Hoe gaat
de minister garanderen dat het geld niet alleen wordt uitgegeven aan
bijvoorbeeld entertainment? Als de minister de huizen niet een
verplichte kleur wil geven, hoe gaan wij er dan voor zorgen dat juist
die blinde vlekken in de samenleving worden opgevangen door deze
huizen?
Tot slot de NTR. Het is geen geheim dat de VVD voorstander is van
taakoproepen, los van verenigingen. Maar het lijkt ons onwenselijk om
aan te kondigen dat de NTR geschrapt moet worden, zonder dat je een
wettelijke verankering hebt om ervoor te zorgen dat bijvoorbeeld
kinderprogrammering ergens anders wordt ondergebracht. De heer Mohandis
en ik zullen dan ook een voorstel indienen om ervoor te zorgen dat de
NTR en NOS door kunnen gaan en uiteindelijk opgaan in elkaar.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank aan mevrouw Martens-America. Ik sla aan op het stuk: hoe voorkomen
we dat alles wordt ingezet op entertainment? Dat is wel een zorg die wij
delen, maar dat is ook een zorg omdat er flink wordt bezuinigd, namelijk
175 miljoen en dan nog eens 50 miljoen. Dat moet worden opgevangen door
reclame-inkomsten. Deelt mevrouw Martens-America onze mening dat juist
doordat je de publieke omroep op deze manier afhankelijk maakt van
reclame-inkomsten, de neiging om zich te richten op entertainment groter
wordt?
De voorzitter:
De interrupties moeten korter, anders redden we het niet voor 16.00 uur.
Ik zeg het meteen maar even bij de eerste en de beste.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Dat is een hele heldere vraag. Nee, ik denk dat de eventuele voorgenomen
bezuiniging in relatie tot het aanbod lastig is. De publieke omroep
hoeft namelijk niet per se, als het gaat over hoeveel mensen ernaar
kijken, te concurreren met de andere commerciële spelers. Dat is niet
aan de orde. Dat is juist waarom we die publieke omroep hebben. Dus de
keuze om dan per se te gaan voor entertainment is een afweging die een
omroep maakt. Wat mij betreft gaat die afweging iets anders liggen en
gaat de focus juist naar journalistiek en nieuws.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Hoe nu verder? Wat mij betreft snel. Ik ben benieuwd wanneer de minister
deze wet naar de Kamer stuurt.
Voorzitter. Er moet mij ook iets van het hart. De afgelopen anderhalf
jaar ben ik begonnen op deze portefeuille. Ik heb veel bevlogen
bestuurders, medewerkers en programmamakers ontmoet en prachtige
gesprekken gehad met mensen die dag in, dag uit met veel passie en
plezier programma's maken voor Nederland. Maar ik heb ook de meest
lelijke kant van Hilversum gezien: bestuurders die veel te lang op hun
troon blijven zitten en mensen die op de meest vreselijke manier andere
mensen zwartmaken voor het behoud van macht en invloed. Daar gaat het
voor sommige mensen om. Ik hoop dat men zich realiseert dat dit gedrag
niet oké is, bijdraagt aan de verziekte organisatiecultuur in Hilversum
en bovenal slecht is voor het aanzien van de publieke omroep. In sommige
gevallen wens ik Hilversum betere bestuurders toe.
Dank u wel.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Mohandis.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik wil mevrouw Martens nog even vragen om te reflecteren op haar eigen
plan, via u, voorzitter, met de volgende simpele vraag. Er staat in: het
zwaartepunt ligt op nieuws, journalistiek, sport en evenementen. Ik mis
gewoon cultuur, educatie en kinderprogrammering. Mag dat niet meer van
de VVD?
Mevrouw Martens-America (VVD):
Dat is een hele terechte en hele goede vraag. Ik heb hier gepoogd om een
antwoord te geven op de kwestie: als er minder geld naar de publieke
omroep gaat, kun je niet meer alles doen. Ik heb een voorschot genomen
op het maken van een lastige keuze. Aan de andere kant: wat de heer
Mohandis zegt is natuurlijk terecht: dat is de taak van de NTR. Ik was
er bij het schrijven van mijn plan van uitgegaan dat zij zouden blijven
bestaan en zouden fuseren met de NOS. Dat moet er absoluut zijn, het
liefst bij een vorm van de NTR die samengaat met de NOS.
De voorzitter:
De heer Paternotte heeft ook een vraag.
De heer Paternotte (D66):
Mevrouw Martens is anderhalf jaar geleden begonnen. Dat was met een
verkiezingsprogramma waarin de VVD nog zei: we willen niet 156 miljoen,
maar 400 miljoen weghalen bij de publieke omroep. Dan red je het niet
met iets minder entertainment. Dus ik hoor net wat mevrouw Martens dan
minder of niet meer zou willen, maar wat zou de VVD nou willen schrappen
als ze echt haar zin zou krijgen?
Mevrouw Martens-America (VVD):
Dat is een goede vraag van de heer Paternotte. Die krijg ik hier
inmiddels al een jaar bij elk debat. Ik geef er met liefde antwoord op,
want ik vind ook dat je met een antwoord moet komen als je zoiets
opschrijft in je verkiezingsprogramma. Als die 400 miljoen aan
bezuinigingen de realiteit was geworden, wat het niet is — het is iets
meer dan 150 miljoen — dan had ik een ander plan geschreven. Dan hadden
we misschien naar minder zenders, naar de radio of naar het vernauwen
van de Mediawet moeten kijken; dan moet je naar heel veel kijken. Dat is
niet aan de orde. Er is nu een bedrag vastgesteld, ook bij de
onderhandelingen over de begroting. Daarop heb ik een plan geschreven.
Ik geloof namelijk dat je er inderdaad komt met het samenwerken aan de
achterkant, dus het BBC-model aan de achterkant en de pluriformiteit aan
de voorkant, het tegengaan van al die managementlagen, en misschien ook
een aantal hele dure entertainmentprogramma's overlaten aan de
commerciële spelers en heel goed kijken naar voetbalrechten.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Mohandis van
GroenLinks-PvdA. O, de heer Ergin heeft ook nog een vraag.
De heer Ergin (DENK):
Ja, ik heb een vraag aan mevrouw Martens-America. Volgens mij stelt de
minister namelijk voor om NTR weg te bezuinigen vanwege de 90 miljoen
euro die dat oplevert. U stelt nu in een motie voor om NTR samen te
voegen met NOS. Daar ben ik persoonlijk voorstander van, om de NTR te
behouden. De vraag is alleen: wat gaat er dan met die 90 miljoen
gebeuren? Hoe kijkt de VVD naar het opvullen van het gat dat nu ontstaat
met dit goede voorstel?
Mevrouw Martens-America (VVD):
Hoe bezuinigingen landen, is op dit moment uiteindelijk aan de omroepen.
Als u, zeg ik via de voorzitter, heel erg diep in mijn hart had gekeken,
had ik graag een taakstelling, een opdracht gegeven aan de omroep om te
zorgen dat het niet van de journalistiek en het nieuws af gaat. Dat is
niet aan de orde. De politiek staat op afstand van de publieke omroep.
Laten we eerlijk zijn: dat is goed. Er zijn hier ook een aantal partijen
die het liefst de publieke omroep zouden afschaffen. Dat is niet aan de
orde. Het lastige bij de NTR is: ik snap het heel goed, want de NTR
maakt inderdaad programma's die ook gemaakt zouden kunnen worden door
andere omroepen. Dus als je goed kijkt wat de NTR maakt en doet, zie je
een groot aantal programma's, zoals educatie- en kinder-tv, die je niet
wettelijk kunt neerleggen bij andere omroepverenigingen. Daar zit mijn
zorg. Ik vind dus dat de NOS en de NTR samen verder moeten gaan kijken
hoe zij in elkaar op kunnen gaan, waardoor de hele specifieke
taakstelling die de NTR heeft, namelijk het opvangen van de blinde
vlekken, blijft bestaan.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu toch echt het woord aan de heer Mohandis.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Hier ligt hij dan: de brief waar we naar
uitkeken tijdens het laatste debat dat we hebben gehad met elkaar, eind
vorig jaar. Het is een brief met goede voornemens, maar de vraag is wel
of die echt gaan werken in de toekomst. Heel veel is namelijk nog een
open eindje. De vraag is ook of de rollen niet nog ingewikkelder worden.
Laat ik maar één open eind noemen: enerzijds de inrichting van
omroephuizen en hun autonomie daarin, en anderzijds meer moeten opereren
als één publieke omroep, als geheel, in een veranderend medialandschap.
Het is een enorm spanningsveld, dat vooral wordt aangestipt, maar
waarbij het begin van de oplossing nog niet echt concreet wordt gemaakt.
Ik hoor heel graag van de minister hoe hij zelf worstelde toen hij die
brief maakte en las.
De doorvertaling van deze brief in de Mediawet wordt nog ingewikkelder
dan u denkt. Dat zeg ik niet omdat ik het leuk vind, maar omdat ik een
van de laatste grote hervormingen in 2014 van heel dichtbij heb
meegemaakt. Toen hebben de VVD en de Partij van de Arbeid in het kabinet
namelijk een poging daartoe gewaagd. Er is twee jaar veel gepraat. Twee
jaar later kwam er een wet. 40% sneuvelde; dat was soms goed, maar dat
was soms ook niet goed. Voor mij is dit dus een hele serieuze
vraag.
De opdracht om de Nederlandse media te versterken, vraagt om een
fundamentele benadering en niet om alleen een hervorming van het bestel
en het oplossen van een Hilversums achterhoedegevecht. Daarom doen wij
ook eigen voorstellen om niet alleen de minister te helpen, maar ook
echt te bouwen aan een toekomstbestendige omroep. Die opgave is enorm;
daar had ik het eerder al over. Er is een verschuivend speelveld.
Advertentiegelden komen steeds meer onder druk te staan door big tech en
streamers. We kunnen bijvoorbeeld een hogere bijdrage vragen aan
buitenlandse streamers door een hogere investeringsverplichting. Er zijn
allerlei voorstellen te doen om hen een fair share te laten betalen. Is
de minister bereid om nog eens serieus naar onze voorstellen — gezien de
spreektijd ga ik die niet allemaal opnoemen — te kijken en om die ook te
betrekken bij het verdere wetsvoorstel? Ik zou de voorstellen officieel
willen overhandigen aan de minister. Ze liggen hier voor me.
Voorzitter, ik ga verder met mijn spreektekst. Ook de Wetenschappelijke
Raad voor het Regeringsbeleid schetst heel scherp wat er nodig is om te
komen tot Nederlands mediabeleid, om veel breder te kijken naar
"publiek" en "privaat" in ons bestel. Want ook ik moet toegeven dat ik
de laatste vijf jaar, nog veel sneller dan ik ooit had gedacht, anders
naar media ben gaan kijken. Ik ben ernaar gaan kijken door de ogen van
mijn kinderen van 11, 9 en 7. Het zit 'm ook vaak in taal, bijvoorbeeld
aan de eettafel, als mijn vrouw zegt: "Joh, het Jeugdjournaal is net
begonnen. Dat is live." Of ze noemt Het Klokhuis of een ander
kinderprogramma. De kinderen kijken ons dan aan, aan tafel, van: "Hoezo
live? Vijf minuten later kijken, is ook live." Of ik heb het over
"zappen". En dan zeggen zij: "Zappen? Je bedoelt 'swipen' of 'klik op de
button'." Of ze vragen: "Een 'zender', wat is dat? Je bedoelt 'deze
app'. Daar druk of klik je dan op." Ik vind dat allemaal fantastisch. Ik
zie ook dat de publieke omroep stappen maakt op dat vlak. Maar je ziet
toch wel dat er een transformatie nodig is om ook de manier van denken
te veranderen, vooral als partijen in dit huis het hebben over "het
wegbezuinigen van een zender". Ik zou zeggen: vraag dat aan de nieuwe
generatie, en ze kijken je aan van "waar heb je het over?"
Dan kom ik op een fundamenteler punt. Hoe krijgen we nou een hervorming
voor elkaar met een taakstelling die al in 2027 ingaat? Waarom deze
volgorde: eerst een hervormingsplan willen maken voor 2029, maar
tussentijds, in 2027, met de botte bijl bezuinigen? Is hier wel echt
over nagedacht? Is dit goed bestuur, zo vraag ik de minister. Een groot
deel van de Kamer heeft zojuist ook de petitie van de NTR overhandigd
gekregen. De onrust is enorm. Daarom is het zo belangrijk om in de
toekomst veel meer te werken met een stabiele financiering middels een
achtjarige concessie en een reclameluwe omroep. Maar ik heb een vraag
aan de minister en de partijen die dit hebben bedacht over de 50 miljoen
extra bezuiniging vanwege meer of minder reclame: wat als de impacttoets
uit zou wijzen dat er te veel impact is, wordt het dan een extra
bezuiniging en wordt 106 miljoen dan 156 miljoen? Graag een
antwoord.
Voorzitter. Dan het punt van de rechtspositie. Er zijn enkele jaren
geleden meerdere moties aangenomen van onder anderen collega Kwint en
ondergetekende, waarin de Kamer zich duidelijk heeft uitgesproken om te
komen tot een hoger percentage in het komende concessiebeleidsplan van
minimaal 70%, en om dit ook echt vast te leggen. Graag een toezegging.
Ook de commissie-Van Rijn wijst ons heel duidelijk op dit punt.
Voorzitter. Er moet echt wat gebeuren als het gaat om Hilversum en met
name het spanningsveld tussen NPO en omroepen: minder bureaucratie,
afslanking van het bestuursapparaat, transformatie naar omroephuizen —
daarvan heb ik al eerder gezegd dat dat een goede gedachte is, maar dat
er veel open eindjes zijn in de brief — met externe pluriformiteit,
beperking van de bestuurstermijn en voorkomen dat bestuurders van het
ene omroephuis naar het andere omroephuis gaan. Dit vraagt van alle
omroepen én de NPO om over de eigen schaduw heen te stappen, wil dit
slagen. Onbegrijpelijk is dan de keuze om nu al aan de voorkant van het
proces de NTR te laten vervallen. Dat maakt terecht veel los, omdat veel
Nederlanders zich verbonden voelen met fantastische programmering. Geef
de NTR net als andere omroepen een volwaardige kans om mee te gaan in de
transformatie, zo vragen wij de minister. Daarom is het ook goed om nu
al te kunnen aankondigen dat er een motie ligt, die in ieder geval is
medeondertekend door VVD, Volt, SP, NSC en DENK; tegen iedereen die zich
daar nog bij wil aansluiten, zeg ik: u bent welkom.
Ik zag ook nog dat de minister de uitvoering van de motie-Mohandis
omarmt om het sanctieregime te verduidelijken. Daar ga ik niet heel
technisch op in, maar die discussie speelde toen ook rondom
aspirant-omroepen die zich misdroegen en alle governance die niet
deugde. Ik ben heel erg benieuwd hoe u dit verder uitbouwt als het gaat
om het versterken van het externe toezicht in relatie tot het
onafhankelijk maken van de NPO-ombudsman in dat hele bestel.
Voorzitter. Wat ons ideaalplaatje is, kunt u lezen in ons plan. Het
allerbelangrijkste is dat we een breed aanbod borgen, dat er volop
ruimte is voor innovatie en nog veel meer.
Tot slot. Ik vraag de minister heel serieus — ik kijk hem ook een beetje
aan — wetende hoe dat in 2014 is gegaan: als u werkelijk werk wilt maken
van deze transformatie, dan is dit een te grote opgave. Ik heb het niet
alleen maar over de voorgenomen fusie van ongeveer dertien tot vijf,
zes, zeven organisaties, maar ook over hoe we ervoor zorgen dat iedereen
op een volwaardige manier wordt betrokken bij die transformatie, met
alle onzekerheden van dien. Daarom vraag ik de minister om vanaf morgen
op zoek te gaan naar een soort procesregisseur, die wat mij betreft
onafhankelijk is, die ervoor zorgt dat deze transitie enigszins gaat
slagen. Ik ben heel voorzichtig, want ik weet hoe het de vorige keer is
gegaan. Het kan, maar er zit ook heel veel wensdenken in de brief — en
voor de doorvertaling naar de wet heeft u nog heel veel nodig.
Uiteindelijk gaat het om een modern, innovatief, inclusief mediaplatform
voor jong en oud.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een vraag van de heer Koops van NSC.
De heer Koops (NSC):
Ik heb een vraag aan de heer Mohandis over wat hij precies verstaat
onder de onafhankelijkheid van die regisseur die hij zojuist noemde. Wat
wordt daarmee bedoeld?
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Het is altijd een beetje als scrabble. Ik zei "onafhankelijke
procesregisseur", maar je zou het ook een "onafhankelijke
transitieregisseur" kunnen noemen. Het gaat mij niet zozeer om de naam.
Mij gaat het erom dat het een dedicated persoon is met gezag richting
ons, de politiek, maar ook met gezag richting Hilversum. "Onafhankelijk"
houdt ook in: autonomie, echt stappen willen zetten. Want als het
kabinet, met name de minister ... Ik ben ook heel benieuwd hoe breed dit
plan wordt gesteund door alle coalitiepartijen. Daar hoor ik ook
verschillende dingen over. Waar het mij om gaat is dat als de minister
echt een transformatie wil en wil voorkomen dat die bezuinigingen niet
alleen maar bij programmering landen, hij ook aan de slag moet met alle
fusies daaromheen en de governance die niet is ingevuld. Ik wilde niet
alle open eindjes noemen, maar sommigen weten dat ik de open eindjes in
deze brief heb geteld. Dat waren er wel iets te veel, hoor. Het is goed
bedoeld en er gebeuren heel veel goeie dingen, maar dit doe je niet even
snel. Ik zou dus zeggen: autonoom, onder regie van de politieke leiding
van de minister, maar ga aan de slag. De minister heeft een grote
portefeuille, dus dit doe je niet even naast je ministerschap in twee,
drie maanden. Zo werkt het echt niet in dit huis.
De voorzitter:
Dank u wel. De antwoorden moeten ook korter, meneer Mohandis.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Excuus, voorzitter.
De voorzitter:
Dan is er een vraag van de heer Van Houwelingen, van Forum voor
Democratie.
De heer Van Houwelingen (FVD):
De heer Mohandis had het over aspirant-omroepen die zich misdragen en
dacht daarbij misschien aan Omroep ZWART — dat is een vraag van mij. Die
heeft 20 miljoen gehad de afgelopen vier jaar en vrijwel niets
gemaakt.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
De heer Van Houwelingen — u wilde een kort antwoord, voorzitter — was
niet bij alle debatten die hier heel serieus over zijn gevoerd in de
Kamer. Er is een heel breed aangenomen motie, met bijna 100-plus zetels,
die heel duidelijk heeft gezegd: de rolduidelijkheid in de wet, artikel
2.33 onder andere, laat niet helder zien hoe het sanctieregime en de
gereedschapskist van de externe toezichthouder tegenover elkaar staan.
Er hebben zich omroepen misdragen. Dat heeft de ombudsman vastgesteld.
Uiteindelijk worden daarop ook sancties ingesteld. Maar daar gaat de
Kamer verder niet over, dus ik ga ook niet in op wie wat wanneer. Het
gaat mij erom of het sanctieregime deugt, of het helder is wanneer de
NPO en het commissariaat optreden, en of uiteindelijk de minister de
licentie wel of niet intrekt. Die rolonduidelijkheid is er echt. Dat
hebben wij in dit huis breed geconstateerd in de vorige periode. Daarom
was de afspraak, de belofte, ook om dat in deze brief verder uit te
werken in wet- en regelgeving. Daar denk ik graag in mee. Ook
aspirant-omroepen hebben zich te houden aan alle codes, of het nou
Omroep ZWART of Ongehoord Nederland is. In het nieuwe bestel moeten ze
ook gewoon meedoen en anders … Ja, ze moeten gewoon meedoen in zo'n
omroephuis. Je kan buiten de omroep overal je gang gaan, maar in een
omroephuis heb je regels en daar heeft iedereen zich aan te
houden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Beckerman van de SP.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter. De afgelopen jaren waren er grote schandalen die
geleid hebben tot parlementaire enquêtes: het toeslagenschandaal, de
rampen aangericht in Groningen. Kritische journalisten en media die hun
ruimte boden waren cruciaal om het onrecht en de omvang van het onrecht
bloot te leggen. Had het politiek zo opgepakt kunnen worden, zonder
kritische journalisten die geen genoegen namen met antwoorden van
communicatieafdelingen en bleven doorspitten en doorvragen, jaar na jaar
na jaar na jaar? We hebben media nodig die ons scherp houden en ons
scherp bevragen, hoe pijnlijk dat ook kan zijn. We hebben media nodig
die de heersende macht durven bekritiseren, uitdagen en bevragen, en die
ruimte bieden aan publiek debat in de samenleving.
De SP is de afgelopen jaren ook vaak kritisch geweest op de macht binnen
de media en de machtsstructuren, onder andere binnen de NPO. De SP heeft
vele voorstellen gedaan om de positie van makers te versterken, voor
eerlijke beloning, voor goede arbeidscontracten voor makers en het
beperken van beloning aan de top. De SP heeft voorstellen gedaan voor
het ook laten investeren van bigtechplatforms in Nederland en tegen het
doorgeslagen marktdenken en de commercialisering, ook bij de publieke
omroep. Juist nu moeten we investeren in een stevig publiek bestel. Er
staan mooie woorden over maatschappelijke worsteling, transparantie en
digitale zichtbaarheid in de brief van de minister, maar aan het einde
van de dag is het gewoon een harde bezuiniging die eerder komt dan zijn
nieuwe plannen. Plannen voor een duurzame financiering volgen pas
later.
Straks gaan we dan toe naar een bestel waarin, als deze minister zijn
zin krijgt, de NTR wordt opgeheven en er minder ruimte is voor de NOS.
Dat zijn juist de omroepen die cruciaal zijn voor de kerntaak van de
publiek omroep. Van de PVV weten we dat ze op een rancuneuze ramkoers
liggen met de publieke omroep, maar deze minister … Na de dramatische
onderwijsbezuiniging nu weer dit plan. Hoe dan? De NTR bereikt juist
doelgroepen die anders uit het oog worden verloren. Ze zijn van waarde
voor ons onderwijs, cultuur, talentonwikkeling van jonge makers en biedt
kleine producenten de ruimte. En iets wat de minister en mijzelf beiden
na aan het hart ligt: ons erfgoed. De minister beargumenteert dat de
programma's ook naar andere oproepen kunnen. Maar waar kunnen ze op deze
onafhankelijke manier gemaakt worden, vragen we hem. Wat blijft er over
van de samenhang? En wat betekent deze dreigende opheffing voor de
werkomstandigheden tot die tijd? Het moge duidelijk zijn: de SP steunt
het opheffen van de NTR en het verzwakken van de NOS niet. We zullen de
motie die is aangekondigd, ook mee indienen.
Voorzitter. De oprichting van de omroephuizen, met de bijbehorende
bezuinigingen, lijkt eigenlijk al vrijwel geaccepteerd. Maar de SP is
daar nog wel zeer kritisch over. We zien dat de brief van de minister
vooral organisatorisch is. Mijn buurman wees al op de open einden die
erin zitten. En dat terwijl aan de inhoud en het borgen van de
wettelijke taak minder aandacht lijkt te worden besteed dan aan die
organisatorisch vorm. Ook zien we weinig antwoord op het veranderende
mediagebruik, waar al eerder op is gewezen.
Voorzitter. Er zit waarde in verenigingen. Hoe voorkom je dat we die
waarde kwijtraken, terwijl je de bureaucratie, die volgens mijn partij
het echte probleem is, niet oplost, maar verplaatst of zelfs vergroot?
Onze belangrijkste kritiek richt zich op de positie van de makers, zowel
de makers in dienst als de onafhankelijke makers. Zoals u weet heeft de
SP de afgelopen jaren vaak aandacht gevraagd voor hen. Over de positie
van onafhankelijke producenten staat nu eigenlijk niks in de brief van
de minister. Wij vragen hem waarom er daar niks over in staat. Wilt u
hen betrekken bij het vervolg en wilt u hun positie borgen?
Bezuinigingen raken vaak de meest kwetsbaren. Is de minister bereid fair
pay tot norm te maken binnen het publieke bestel? Daarover zijn eerder
veel moties ingediend. Wil de minister voorkomen dat bezuinigingen juist
neerslaan bij de genres die het al zwaar hebben?
Voorzitter. Dan reclame. De minister heeft het idee dat zijn
bezuinigingen deels maar moeten worden opgevangen door het genereren van
extra reclame-inkomsten. Dat is om meerdere redenen een slecht idee.
Eén. Het maakt dat de marktoverweging nog dominanter wordt; er komt nog
meer commerciële afhankelijkheid. Programma's waar meer
reclame-inkomsten omheen zijn, worden leidend. Het maakt onze omroepen
juist kwetsbaar als het economisch tegenzit. De kijkers, zeker jonge
kijkers, hoeven niet al die kapitalistische prut te zien. De SP blijft
voorstander van een reclamevrije publieke omroep.
De heer Koops (NSC):
Ik raak even afgeleid door de woorden "kapitalistische prut". Maar
daarvoor zei mevrouw Beckerman dat de publieke omroep in moeilijke
tijden eerder kwetsbaar wordt dan minder kwetsbaar door
reclame-inkomsten, als ik haar goed begreep. Dat begrijp ik eenvoudigweg
niet. Ik zie reclame juist als het ware als een buffer waarmee een
publieke omroep niet geheel afhankelijk wordt van het geld dat enige
overheid er op enig moment in steekt. Kan mevrouw Beckerman daarop
reflecteren?
Mevrouw Beckerman (SP):
Als het economisch slecht gaat en er minder wordt uitgegeven aan reclame
en je de publieke omroep steeds afhankelijker van reclame maakt door als
kabinet te bezuinigen, dan vindt er mogelijk een dubbele bezuiniging
plaats. Aan de ene kant bezuinigt het kabinet en aan de andere kant kun
je zien dat die reclame-inkomsten teruglopen. Een pijnlijk gevolg
daarvan kan zijn dat de omroep zich meer gaat richten op programmering
die leidt tot hogere reclame-inkomsten. Dat zorgt er weer voor dat juist
programmering die zeer wenselijk is maar weinig oplevert in deze
kapitalistische economie eerder zal worden wegbezuinigd of naar de
randen en marges wordt verdrongen.
De voorzitter:
Dank u wel. Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. Ik was bij de kapitalistische prut. Ah, dan komt het stukje
over de platforms. Wij hebben ons vaak ingezet om ervoor te zorgen dat
de grote streamingplatforms en de big tech ook Nederlandse makers werk
geven. Nu vragen we de minister welke stappen hij wil zetten om te
zorgen dat er ook meer transparantie komt over de algoritmes die zij
gebruiken en over het moderatiebeleid en of hun data beschikbaar komen
voor onderzoek.
Voorzitter. Dan helemaal tot slot: er is de aangenomen motie-Kwint/Wuite
over audiostreamingpartijen. Het blijkt dat er echt een grote
scheefgroei is in de verdeling van royalty's. Makers krijgen weinig ten
opzichte van platenmaatschappijen. Toch zien we dat de minister dit
eigenlijk niet wil aanpakken. Waarom niet? Ziet de minister niet dat het
echt noodzaak is om zowel audiostreamingpartijen als de grote big tech
echt strenger aan te pakken?
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord nu aan de heer Paternotte van D66.
De heer Paternotte (D66):
Dank u wel, voorzitter. Dit debat gaat over dé brief met het plan voor
een nieuw medialandschap. Het is een langverwachte brief. Ik zeg het
meteen eerlijk: na het lezen van die lange Kamerbrief duizelt het me. Ik
lees namelijk zo veel tegenstrijdigheden en zo veel totaal nieuwe
begrippen. Een omroep hoeft geen leden meer te hebben, maar moet wel
maatschappelijke worteling en identiteit tonen, maar ik lees niet hoe
dat moet. De omroephuizen moeten geen gezamenlijke stroming vormen, maar
moeten wel een gezamenlijk profiel en programmatische verwantschap
hebben. Wat is het verschil? Journalistieke kwaliteit is essentieel,
maar er gebeurt niets om te voorkomen dat de bezuinigingen daar juist op
landen. De NPO moet lichter en generieker worden, maar ik lees niets
over een verandering van het takenpakket van de NPO. Er is geen
politieke beoordeling van identiteit, maar de minister schrijft wel het
hele kader voor identiteit, samenwerking en toezicht.
Dan de NTR. Dat is de enige omroep met een universele taak, die
programma's maakt voor iedereen. Die wordt opgeheven. Dat heet in de
brief dan "het borgen van universele taken". Ik heb eigenlijk nog nooit
zo veel spagaten in een Kamerbrief gezien. Op basis van deze brief is
mijn vraag in de kern: was will das Eppo? Graag een reactie op deze
tegenstellingen. Ik probeer het echt te begrijpen, maar als alles
tegelijk — ik citeer woorden uit de brief — flexibeler, opener, platter
én beter gewaarborgd moet worden, maar zonder heldere spelregels, zonder
onafhankelijke toetsing, met vage containerbegrippen als
"programmatische verwantschap" en met de grootste bezuiniging op de
publieke omroep ooit, dan vraag ik me serieus af: wat voor moeras is de
minister aan het aanleggen? En waarom maakt hij niet zelf keuzes, maar
organiseert hij in plaats daarvan een soort hunger games in
Hilversum?
Voorzitter. Laat ik zeggen hoe wij het zien. In een tijd waarin
Russische trollen dag en nacht propaganda verspreiden en in de Verenigde
Staten de grootste mediaplatforms in handen zijn van een klein clubje
miljardairs met gigantische politieke invloed, is een publieke omroep
essentieel als vrijplaats voor informatie, met talloze programma's die
je niet eens commercieel zou kunnen maken, omdat ze commerciële belangen
juist hard raken; denk aan Radar of Kassa. Het gaat om journalistiek
waarvan iedereen hier weleens denkt: wat hebben ze een rare duiding en
wat stellen ze vervelende vragen. Dat is democratie. Wie zegt dat SBS en
RTL ook sterke journalistieke programma's maken, heeft volledig gelijk.
Ik heb ook voor een van die twee gewerkt. Maar toch is er een reden dat
die bedrijven niet lobbyen voor het afschaffen van de publieke omroep.
Want waar de publieke omroep verdwijnt, komt ook de journalistiek bij
commerciële omroepen onder druk te staan. Nederland heeft een publieke
omroep voor €3 per Nederlander per maand. Dat is tweeënhalf keer minder
dan een Duitser bijdraagt en ver onder het Europees gemiddelde. Nu komt
de grootste bezuiniging ooit eraan. Als het aan de VVD lag, was het drie
keer zoveel geweest; ik zei het net al. Maar toen de minister de NTR
wilde opheffen, twitterde zelfs de VVD-leider dat dát natuurlijk niet de
bedoeling is. Ze willen dus de helft van de publieke omroep
wegbezuinigen, maar als de minister één omroep wil schrappen, wordt de
VVD kwaad. Dat is gekkigheid.
Voorzitter. De NTR maakt programma's voor iedereen. Die programma's wil
de minister behouden. Dat moet bij omroephuizen, maar die moeten juist
weer elk een eigen profiel en type programma's hebben. Of denkt hij dat
dat wel prima kan, omdat Ongehoord Nederland toch al ervaring heeft met
een soort-van-Sinterklaasjournaal? Serieuzer: hoe kan het dat de NTR
zich overvallen voelt en in een Kamerbrief moet lezen dat een omroep
verdwijnt? Klopt het dat de minister niet eens de telefoon heeft
opgepakt om de NTR te bellen? Als sociale veiligheid belangrijk is,
waarom is er dan niets gedaan richting alle medewerkers van de NTR
voordat zij in de krant konden lezen dat hun omroep verdwijnt?
Voorzitter. Als we de publieke omroep nu opnieuw zouden oprichten in
Nederland, zouden we volgens mij nooit een set van verzuilde
omroepverenigingen oprichten. Dan zou het BBC-model veel logischer zijn.
Alleen, die omroepen hebben nu eenmaal 10 tot 105 jaar geschiedenis. Dat
is prima. Maar laat die omroepen dan ook eindelijk beoordeeld worden op
kwaliteit, op goede programma's. Laten we stoppen met kunstmatig een
profiel of programmatische verwantschap plakken op omroephuizen, waar
omroepen met hun maatschappelijke worteling maar zonder leden dan weer
moeten schuilen. Talloze consultants en marketeers moeten daardoor de
komende jaren gaan verzinnen wat de programmatische verwantschap is
tussen PowNed en de AVRO, tussen MAX en Omroep ZWART. Het wordt een
circus van herschikking en profilering, en dat allemaal omdat de
minister niet zelf keuzes maakt. Laat omroepen die tijd en energie nou
steken in het beter gaan bereiken van jongeren, in nog meer de digitale
omslag maken en in sterke journalistieke producties.
Voorzitter. Die 156 miljoen eraf vinden wij echt onverantwoord. Maar hoe
vult de minister dat eigenlijk in? Dat blijft in de brief vaag. Ik krijg
graag duidelijkheid. Ik lees dat de minister de impactanalyse van de
extra reclame-inkomsten gaat uitvoeren, maar wordt daarin ook meegenomen
wat de effecten zijn op regionale omroepen en commerciële partijen?
Anders doe ik bij dezen het verzoek om dat wel te doen.
Voorzitter. De waarde van de publieke omroep is dat verschillende
verhalen verteld worden. De minister noemt dat "een in de samenleving
levend geluid". Maar mijn vraag is: valt desinformatie daar ook onder?
Het is hier vaak gegaan over Ongehoord Nederland, die zich de
"verzetsomroep" noemt, waar antisemitisme op de werkvloer wordt gemeld,
en waar journalistieke codes meermaals zijn geschonden. Kan zo'n omroep
in het nieuwe bestel nog steeds belastinggeld krijgen?
Voorzitter. De taak van de NPO …
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Van Houwelingen.
De heer Paternotte (D66):
Zal ik het even afmaken, voorzitter?
De voorzitter:
Ja, dat is goed.
De heer Paternotte (D66):
De taak van de NPO moet lichter en generieker, maar ik lees nergens hoe.
Zou het een idee kunnen zijn om te beginnen met de lineaire kanalen NPO
1, 2 en 3 weer gewoon Nederland 1, 2 en 3 te noemen?
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Van Houwelingen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
De heer Paternotte verwijt Omroep ON dat ze desinformatie zouden
verspreiden. Hij noemt ON zelfs de "rotte plek in het bestel". Nou is
mijn vraag als volgt. Desinformatie is — dit is de definitie die de
rijksoverheid hanteert — dat je moedwillig valse informatie verstrekt;
je weet dat het niet klopt en doet het toch. Dat is nogal een
beschuldiging. Mijn vraag aan de heer Paternotte is: welk bewijs heeft u
ervoor dat medewerkers van Ongehoord Nederland moedwillig foute
informatie vertellen, waarvan ze weten dat die niet klopt?
De heer Paternotte (D66):
Het lijkt mij het belangrijkste om ons te houden bij het feit dat
meermaals is vastgesteld dat Ongehoord Nederland de journalistieke codes
schendt. Ik kan ook citeren dat Joost Niemöller bij Ongehoord Nederland
vertelt dat David Irving, de bekende Holocaustontkenner, de beste
historicus is op het gebied van de Tweede Wereldoorlog. Ik kan nog een
hele rij citaten aanhalen die je allemaal kunt herleiden tot
antisemitisme, racisme en discriminatie, dingen waar het belastinggeld
voor de publieke omroep echt niet voor is bedoeld. Het gaat mij om het
volgende. Als dit meermaals is vastgesteld en je daarna ook nog al die
verhalen leest over onveiligheid op de werkvloer en antisemitisme, dan
is het een optelsom, die mij brengt tot de vraag aan de minister: als we
naar een nieuw bestel gaan, waar gaat ons belastinggeld dan
naartoe?
De voorzitter:
Een tweede interruptie van de heer Van Houwelingen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ik constateer dat ik dus geen antwoord krijg op mijn vraag. De heer
Paternotte kan er geen bewijs voor aanleveren dat er moedwillig foutieve
informatie verspreid wordt. Hij zou het moeten hebben over
"misinformatie". Dat is het verspreiden van informatie die volgens
iemand anders niet klopt. Nu is mijn vervolgvraag aan de heer
Paternotte: is het niet volstrekt normaal in een vrije, liberale, open
samenleving dat er wordt gediscussieerd over wat waar en niet waar is,
over wat wel en niet klopt? Je kunt verschillende gezichtspunten hebben.
Je kan dus niet een omroep bekritiseren omdat die iets zegt, vanuit een
ander gezichtspunt, wat jou niet aanstaat. Je kan dan niet vervolgens
zeggen: dat is misinformatie; die omroep moet van de buis. Dat is toch
heel, heel vreemd?
De heer Paternotte (D66):
Er zijn wel dingen aan Forum voor Democratie die grappig zijn, zoals het
feit dat ze vinden dat er nog nooit een mens op de maan heeft gestaan en
dat Nederland het eerste land moet zijn met een ruimtevaartprogramma om
een mens — ik neem aan dat ze een man bedoelen — op de maan te zetten.
Dat is grappig. Maar als ik hier even Holocaustontkenning noem en de
heer Van Houwelingen zegt "dat kan oprecht zo bedoeld zijn; het kan zijn
dat iemand het niet als desinformatie bedoelt, want iemand kan dat ook
gewoon denken", zullen we dat dan niet met elkaar normaliseren? Het feit
dat er steeds meer mensen zijn die denken dat de moord op 6 miljoen
Joden op ons continent, 80 jaar geleden, misschien wel niet bedoeld is,
en het feit dat dat idee met ons belastinggeld wordt verspreid op de
publieke omroep, vind ik een grote schande. Iedereen die dat hier
opbrengt, zou zich daar diep voor moeten schamen.
De voorzitter:
Een laatste interruptie, meneer Van Houwelingen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Degene die zich moet schamen, is toch echt de heer Paternotte. Ik stel
hem een vraag over misinformatie en desinformatie. Hij haalt gelijk de
Holocaust erbij. Dat is toch ongelofelijk. Als wij dit als Forum voor
Democratie doen, dan staan we voor de rechter. Dan heet het
"bagatelliseren van de Holocaust". Natuurlijk, de heer Paternotte kan
dat hier gewoon doen in dit debat. Het is echt schaamteloos. Ik ga toch
door met mijn vraag. De heer Paternotte kan niet duidelijk maken dat er
sprake is van desinformatie. Hij kan ook niet duidelijk maken waarom een
ander gezichtspunt niet naar voren zou moeten worden gebracht. Het enige
wat hij kan doen — ik ga het argument zelf maar voor hem maken, want hij
is er niet toe in staat — is zich de hele tijd verschuilen achter de
wetenschap en dat het feiten zouden zijn. Het probleem, meneer
Paternotte, is dat wetenschap bestaat bij discussie. Daarin wordt er
gediscussieerd over de feiten. Er is ook niet zoiets als consensus. Dat
doet er niet toe in de wetenschap, want je kan ook in je eentje gelijk
hebben. Al die dingen worden weggeschoven door de heer Paternotte. De
conclusie is dan: iets wat je niet aanstaat, is misinformatie of
desinformatie en mag niet worden gezegd. Dat is heel, heel griezelig.
Dat de heer Paternotte dat niet inziet en met de Holocaust langs komt
lopen, is onfatsoenlijk, schaamteloos en ontzettend griezelig.
De heer Paternotte (D66):
Ik citeerde net gewoon een medeoprichter van Ongehoord Nederland die op
tv zegt dat David Irving, de bekendste Holocaustontkenner, de beste
historicus op het gebied van de Tweede Wereldoorlog is. Ik kan ook
zeggen dat door de presentatrice/medeoprichter van Ongehoord Nederland
wordt gezegd dat kinderen op hun 4de bij de Week van de Lentekriebels
leren wat anale seks is. Dat is ook totale flauwekul, maar dat heel
kwalijke beeld is wel verspreid. Ik kan ook noemen dat gezegd is dat
Jaap van Dissel voor zijn werk bij het RIVM driekwart miljoen zou hebben
ontvangen en daarom adviezen over coronabeleid zou hebben gegeven. Ook
dat is een totaal onzinnige claim. Dat is vastgesteld. Dat is het
verspreiden van desinformatie. Ik kan prima al die voorbeelden noemen,
maar volgens mij heeft meneer Van Houwelingen op de voorbeelden die ik
noem geen enkel ander antwoord dan: ja, dat was misschien niet zo
bedoeld.
De voorzitter:
Helaas, meneer Van Houwelingen, uw interrupties zijn op. Dan is het
woord aan de heer Ergin van DENK.
De heer Ergin (DENK):
Dank u wel. Weer een plan van het kabinet om de publieke omroep te
hervormen. Als het kabinet er aan het einde van deze week nog zit, dan
heeft dit plan verregaande gevolgen. De minister zegt in zijn brief dat
hij de publieke omroep wil versterken. De minister moet gedacht hebben:
als ik het een hervorming en een versterking van de publieke omroep
noem, zal het niet opvallen dat het om een ordinaire
bezuinigingsoperatie gaat. Dit debat vindt plaats op basis van de
plannen van deze coalitie, maar volgens mij hebben woordvoerders van de
PVV en van BBB in eerdere debatten gezegd dat dit gewoon een straf is
voor de publieke omroep. En de minister voert het uit.
Voorzitter. Hoewel de minister zegt te streven naar een sterker
omroepbestel, moeten wij ons afvragen of deze plannen daadwerkelijk de
pluriformiteit en de onafhankelijke journalistiek in het omroepbestel
zullen verbeteren. Van DENK mag de publieke omroep anders georganiseerd
worden. Het samenvoegen van omroepen in mediahuizen kan rekenen op onze
steun, maar de eerstvolgende vraag is dan natuurlijk wel hoe die huizen
gevormd gaan worden. De minister zegt in zijn brief nog niet veel over
welke omroepen met elkaar gaan samenwerken en over wie bij wie, maar als
we kijken naar de mediaberichten, dan zien we eigenlijk al een eerste
blokvorming ontstaan. Ik houd mijn hart vast voor de eerstvolgende
verzuiling in het medialandschap. Er komen waarschijnlijk een
progressieve, een confessionele en een conservatieve zuil. Gaat dat de
polarisatie niet in de hand werken, vraag ik aan de minister. Is het
niet verstandiger dat de minister eerst randvoorwaarden stelt en dat
daarna de vraag "wie met wie?" op tafel komt? Graag ontvang ik een
reactie.
Voorzitter. Dan kom ik weer bij de bezuinigingen. Hoe je het ook wendt
of keert, hoe je ook kijkt naar de media in Nederland, je komt niet
onder de bezuinigingen van 156 miljoen euro uit. Het is een maatregel
die al in 2027 ingaat. Als alles loopt zoals het hoort, gaan de
wijzigingen pas in 2029 in. Met deze maatregelen zal het aantal omroepen
afnemen en wordt de toegang eigenlijk onmogelijk gemaakt. Hoe gaat de
minister ervoor zorgen dat nieuwe geluiden wél een plek krijgen in het
systeem? Hoe zorgt hij ervoor dat de maatschappelijke veranderingen en
de diversiteit van vandaag een plek krijgen in de programmering van
morgen? Een samenleving verandert en de behoeften van mensen veranderen,
maar het omroepbestel lijkt af te koersen op een gesloten systeem. Ik
wil van de minister weten hoe hij ervoor gaat zorgen dat die nieuwe
geluiden toch een plek krijgen in het nieuwe mediabestel.
We hebben net een aantal verschrikkelijke uitspraken gehoord van
Ongehoord Nederland. Wat gaat er in een gesloten mediasysteem nou
gebeuren met dit soort omroepen die zich misdragen, die complottheorieën
verspreiden, die haat verspreiden? Blijven zij tot in de oneindigheid in
dit stelsel? Of ontstaat nu ook de mogelijkheid om sancties tegen dit
soort omroepen in te stellen? De vraag is eigenlijk: aan welke
uittredingscriteria denkt de minister? Gaat de minister bijvoorbeeld de
journalistieke normen en de publieke waarden letterlijk in de wet
zetten? Of krijgen we straks een discussie waarin de minister verwijst
naar het Commissariaat voor de Media, het Commissariaat voor de Media
verwijst naar een ander, de NPO verwijst naar de omroepen en de omroepen
ook weer verwijzen naar een ander? Deze vraag is heel belangrijk nu een
gesloten stelsel dreigt te ontstaan. Ik hoor graag een reactie van de
minister op dit punt.
Voorzitter. Dan kom ik toch aan bij de NTR. DENK maakt zich enorm veel
zorgen over de voorgestelde opheffing. De NTR speelt namelijk een
essentiële rol in het aanbieden van ongebonden en betrouwbare
programma's. Gaat alles goed bij de NTR? Nee. Dat zien we bijvoorbeeld
aan de taakstelling, die te vaak niet wordt gehaald. Als het
bijvoorbeeld gaat om specifieke omroepen, dan zijn wij hier echt niet
blij mee. Ik wil vandaag toch de zoveelste oproep doen om het kind niet
met het badwater weg te gooien. Maak de media sterker, schrap die
bezuinigingen weg.
Voorzitter, tot slot. Wat minister Eppo Bruins vandaag voorstelt, is
geen hervorming, maar een Eppocalyps voor de publieke omroep. Dank u
wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Krul van het CDA.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter, dank. We spreken over de toekomst van onze publieke omroep.
Dat is geen licht onderwerp, want de publieke omroep is van ons
allemaal. Die is niet van deze minister, niet van Den Haag, maar van de
samenleving. En juist daarom moeten we goed nadenken over waar we met
deze publieke voorziening naartoe willen.
Voorzitter. We kunnen er lacherig over doen, maar als ik nu kijk naar de
ontwikkelingen in de wereld, dan ben ik maar wat blij dat wij in
Nederland onze publieke omroep hebben en geen staatszender. Daar zit
gelijk de weeffout in de relatie tussen de politiek en de publieke
omroep. De politiek pleit voor pluralisme en roemt de onafhankelijke
journalistiek. De politiek wil geen staatszender, tenzij die zendt wat
de staat graag ziet. Omroepen moeten zich profileren van politici, maar
dan het liefst wel naar de smaak van de politiek. We willen bezuinigen,
maar niet op journalistiek. We willen van de NTR af, maar het
Sinterklaasjournaal moet blijven.
De minister gaat hervormen. Dat klinkt mooi. Hij wil de pluriformiteit
behouden, hij wil de journalistieke onafhankelijkheid waarborgen en hij
wil de effectiviteit verbeteren. Maar keuzes maken wil hij niet.
Hervormen zonder kiezen is geen hervormen. Het is als een kompas zonder
naald: je weet dat je moet bewegen, maar je hebt geen flauw idee
waarheen. Zo leest de brief van de minister. De minister spreekt mooie
woorden over pluriformiteit als leidend principe. Daar zijn wij het
natuurlijk mee eens. De publieke omroep moet een afspiegeling zijn van
de samenleving. Maar de minister wil tegelijkertijd ook vasthouden aan
één coördinerend orgaan dat gaat over de verdeling van budgetten.
Precies daar wringt het. Want wie serieus werk wil maken van externe
pluriformiteit moet ook de verantwoordelijkheid daarvoor bij de omroepen
zelf neer durven te leggen, niet bij één centrale regisseur. Zolang we
dat niet doen, blijven we gevangen in het systeem waarin de omroepen
verantwoordelijkheid dragen voor de buitenkant, maar geen zeggenschap
hebben over de binnenkant.
De minister stelt dat de omroepen straks hogere garantiebudgetten
krijgen: meer financiële zekerheid vooraf en meer creatieve vrijheid.
Maar dat is in de praktijk bijna onmogelijk als één centrale regisseur
de inhoudelijke toetsing blijft doen. Het CDA ziet echt wel kansen in
het idee van omroephuizen, maar het kan alleen werken als zij
gezamenlijk echt verantwoordelijkheid dragen voor het geheel. Als eentje
toch meer zeggenschap heeft dan de rest, kun je niet spreken van
gezamenlijke verantwoordelijkheid.
Daarom heb ik een paar concrete vragen. Hoe verhoudt de wens van externe
pluriformiteit zich tot het feit dat één organisatie inhoudelijk blijft
sturen? Hoe kunnen omroepen werkelijk hun creatieve en maatschappelijke
verantwoordelijkheid nemen als ze afhankelijk blijven van centrale
keuzes? Ziet de minister dat het concurrentiemodel gewoon in leven
blijft met het deels financieren van garantiebudgetten en deels
financieren door middel van toetsen op inhoudelijke kaders van de
NPO?
Begrijp me niet verkeerd: ik heb het niet over de programmering.
Iedereen begrijpt dat daar centrale deskundigheid voor nodig is. Ik denk
niet dat Nederland, misschien afgezien van mijn eigen oma, erop zit te
wachten om op vrijdagavond op Nederland 1 naar Nederland Zingt te
kijken. Maar dat is iets anders dan een inhoudelijk toetsingskader voor
de inhoud van die programmering. De minister wil toe naar de
omroephuizen, een ingreep die de ordening van het bestel zou moeten
verbeteren, maar hij kiest niet.
Ik wil een paar dingen van de minister weten. Hoe gaat hij die
samenwerkingen vormgeven? Zijn het fusies, is het thematische
clustering, is het organisatiecultuur of is het gezamenlijke
profilering? Wat wil de minister hier nou precies? Wie bepaalt dat? Laat
de minister dat helemaal aan Hilversum zelf?
Zonder duidelijkheid over deze indeling blijft het hele idee van de
omroephuizen een lege huls. Dan reorganiseren we vooral papier. Zo
schuiven we dus lastige keuzes voor ons uit en laat de gewenste
duidelijkheid voor kijker, maker en omroep nog even op zich wachten. Ik
krijg graag een helder antwoord van de minister.
Het moge duidelijk zijn waar het CDA staat. Wij geloven in gespreide
verantwoordelijkheid, juist in een bestel waarin verschillende omroepen
met hun eigen wortels in de samenleving elkaar aanvullen en versterken,
maar dan moeten ze wel kunnen meebeslissen. We moeten niet alles laten
coördineren vanuit de top, maar vertrouwen geven aan de basis. Zolang de
minister die spanning niet oplost, blijft het bij mooie woorden zonder
wezenlijke hervorming. Er wordt weleens meewarig gedaan over
omroepverenigingen, alsof een vereniging iets van vroeger is, iets
oubolligs. Maar wie zo denkt, snapt niet hoe sterk verenigingen zijn
geworteld in de samenleving. Er zijn meer dan 1,5 miljoen mensen lid van
een omroepvereniging — 1,5 miljoen. Er zijn miljoenen mensen die
geabonneerd zijn op bladen en nieuwsbrieven of die actief meedoen in
community's rondom programma's. Elke omroep heeft zijn eigen netwerk van
maatschappelijke en culturele instellingen, sportverenigingen,
bedrijven, musea en noem maar op. Omroepen vervullen een spilfunctie. Ze
zijn de verbindende schakel tussen samenleving en media, tussen het
publiek en de publieke omroep. Het is een fundamenteel principe voor het
CDA: de publieke omroep is niet van de overheid, maar van de mensen. D66
noemt die honderden jaren ervaring van die omroepen prima; het CDA noemt
het prachtig.
Dan de regionale omroepen, voorzitter. Die zijn essentieel voor de
democratische infrastructuur, aldus de minister. Ik heb twee korte
vragen. Waarom zijn de regionale omroepen niet structureel verankerd in
het landelijk bestel? Hoe gaat de minister de samenwerking tussen
landelijk en regionaal verbeteren, bijvoorbeeld door mooie voorbeelden
zoals we nu van Omroep MAX en regionale omroepen al zien?
Tot slot, voorzitter. De publieke omroep is geen verlengstuk van de
politiek, maar een spiegel van de samenleving. Zolang de minister blijft
schipperen tussen onafhankelijkheid en sturing, blijft het bestel
stuurloos. Het is tijd voor heldere keuzes, die recht doen aan de kracht
van de omroepen en het vertrouwen van de kijker.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie van de heer Mohandis.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik heb een hele korte interruptie, gewoon een korte vraag. Volgens mij
weet de heer Krul dat onze fracties heel erg de noden van de
sportverenigingen agenderen. Dat is een continu vraagstuk. Als ik dat
hiernaartoe trek, deel ik het punt dat verenigingen heel waardevol zijn,
maar volgens mij bedient u niet alleen uw vereniging en ik ook niet. We
bedienen uiteindelijk ook de kiezer, een breder publiek. Ik ben dus
vooral benieuwd hoe het CDA die positie van die vereniging ziet in die
hele governancestructuur, die nog best ingewikkeld wordt in een
omroephuis. Hoe gaan we, met al het waardevolle dat het heeft, ook
breder kijken naar de kijker?
De heer Krul (CDA):
Er zitten twee aspecten aan het antwoord, denk ik. Allereerst vind ik
het mooie van verenigingen in het licht van de publieke omroep dat die
ook een manier vormen om de externe pluriformiteit te borgen, want een
vereniging legt verantwoording af aan haar leden en die nemen dat
uiterst serieus. Daarmee voorkom je dus ook dat de profilering van een
vereniging, nou, verhoede, ineens omslaat of een bepaalde richting
opgaat waarvoor ze niet bedoeld is. Dat vind ik het mooie van de
verenigingen. Het tweede aspect — en ik denk dat we daarin meer op één
lijn zitten — is dat er meer manieren zijn waarop je maatschappelijke
verankering kunt regelen. Dat hoeft niet alleen met leden of een
ledencriterium. Maar ik krijg geen inzicht in wat de minister nu precies
bedoelt. Er zijn ook omroepen die misschien niet een hele grote
vereniging zijn — denk bijvoorbeeld aan Omroep ZWART —maar die toch een
gigantische doelgroep bedienen. Die maatschappelijke verankering is heel
belangrijk, maar dan wil ik wel van de minister weten hoe hij deze gaat
borgen. In die zin kunnen we elkaar een heel eind vinden, maar we zullen
daar in ieder geval kritisch naar kijken.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer van Houwelingen van Forum
voor Democratie.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ja, dank, voorzitter. We spreken vandaag met elkaar over een door de
minister voorgestelde grote hervorming van de publieke omroep, de NPO.
De bestaande publieke omroepen zullen verdwijnen en opgaan in vier of
vijf grote zogenaamde omroephuizen. Als klap op de vuurpijl wordt
vervolgens het omroepbestel definitief op slot gezet en dichtgemetseld
voor buitenstaanders, opdat na deze hervorming een nieuwe omroep het
omroepbestel niet langer kan betreden, zoals bijvoorbeeld Ongehoord
Nederland vijf jaar geleden nog is gelukt. Het omroepbestel gaat dus
dicht.
De minister schrijft over de publieke omroep dat er voor iedereen van
alles is en dat de publieke omroep andere gezichtspunten zou laten zien
en betrouwbaar is. Dat is een diametraal andere conclusie dan de
conclusie van Forum voor Democratie.
Ik geef ter illustratie een paar voorbeelden. Hoe kan het bijvoorbeeld,
zou ik de minister willen vragen, dat we over de Oekraïneoorlog bij de
NPO altijd alleen het NAVO-perspectief te horen krijgen? We zien steeds
dezelfde experts, zoals Rob de Wijk aan tafel en nooit experts met een
andere visie, zoals Jeffrey Sachs. Waarom wordt het migratieprobleem
steevast verdoezeld en toegedekt, bijvoorbeeld door het selectief
benoemen van de etniciteit van daders en door bijvoorbeeld bij overlast
en geweld op straat steevast te spreken over "jongeren" in plaats van
"allochtonen"? Hoe is het mogelijk dat tijdens de coronaperiode steeds
weer dezelfde figuren aan tafel zaten, terwijl er toch zo veel artsen en
experts waren die er heel anders over dachten? Waarom heb ik nog nooit
een van de 2.000 wetenschappers bij de NPO aan tafel gezien die de
declaratie van CLINTEL hebben ondertekend, waarin staat dat er geen
sprake is van een klimaatcrisis? Heeft ooit één NPO-journalist in
twijfel getrokken of ons lidmaatschap van de Europese Unie eigenlijk wel
in het Nederlandse belang is? Waarom is de berichtgeving over Trump, die
door meer dan de helft van de Amerikaanse bevolking gekozen is als hun
president, vrijwel uitsluitend negatief en onbetrouwbaar?
Voorzitter. De minister schrijft dat het bieden van een podium aan
verschillende opinies een belangrijke taak van de NPO is, maar op dit
moment is er slechts één publieke omroep die alle onderwerpen die ik
zojuist heb opgesomd, van de andere kant belicht. Dat is Ongehoord
Nederland, een nieuwe oproep die werd opgericht omdat voor dit
ongehoorde geluid bij alle andere omroepen geen plek was. Het is
bovendien veelzeggend dat de NPO er sinds de toelating van deze omroep
tot het bestel werkelijk alles aan gedaan heeft om Ongehoord Nederland
zo snel mogelijk van de buis te krijgen, en wel door middel van allerlei
onderzoeken, die 24 uur na de eerste uitzending van Ongehoord Nederland
al begonnen, procedures, rechtszaken, en zelfs een ongehoord verzoek aan
het kabinet om de uitzendvergunning in te trekken.
Voorzitter. De NPO staat dus helemaal niet open voor andere geluiden.
Daar staat de NPO helemaal niet voor open! Integendeel, een geluid dat
afwijkt van de voorgeschreven werkelijkheid, wordt genegeerd en
weggedrukt. Precies die ene omroep, dat Gallische dorpje binnen de NPO
met een ander geluid, wordt met de hervorming die de minister voorstelt,
de nek omgedraaid, gelijkgeschakeld. Waarom? Omdat Ongehoord Nederland
zal worden opgeheven en met andere omroepen moet opgaan in de nieuw op
te richten zogenaamde omroephuizen. Zo blijft er van Ongehoord Nederland
natuurlijk niets over.
Voorzitter. Dat is nog niet alles. De minister gaat met deze hervorming
ook nog eens de ladder optrekken voor nieuwe oproepen. Het wordt
namelijk onmogelijk gemaakt om in de toekomst ooit nog met een nieuwe
omroep toe te treden tot het bestel. Daarmee worden andere geluiden,
ongehoorde geluiden, buitengesloten en is de volledige gelijkschakeling
van onze publieke omroep tot één groot mediakartel een feit. Dat is
werkelijk ongehoord. Het is ongehoord en vooral schaamteloos.
Voorzitter. Ik heb tot slot nog twee vragen voor de minister. Zal ik
afronden of ...
De voorzitter:
Nee, gaat u door.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ik heb nog twee vragen voor de minister. De minister schrijft in zijn
nota dat het publieke debat zich meer en meer heeft verplaatst naar
grote internationale online platformen. Die trend zie ik ook. Mijn vraag
aan de minister is hoe dat nou toch zou komen. Heeft het wellicht iets
te maken met het gebrek aan variatie in onze mainstreammedia? Het zou
zomaar kunnen.
Voorzitter. De minister schrijft dat in het nieuwe stelsel "omroepen de
opdracht krijgen proactief nieuwe geluiden, behoeften en perspectieven
te signaleren en te incorporeren." Maar moet het stelsel volgens de
huidige Mediawet niet al pluriform zijn en diverse geluiden
vertegenwoordigen? Is het niet zo dat de opkomst van Ongehoord Nederland
en het verzet van de NPO daartegen niet alleen bewijst dat NPO niet in
staat is aan deze opdracht te voldoen, maar dat dergelijke vernieuwingen
per definitie alleen van buiten kunnen komen? Waarom zet de minister met
deze hervorming dan bewust het stelsel op slot voor nieuwkomers? De
reden hiervoor kan toch alleen maar zijn om ongehoorde geluiden
definitief buiten het bestel te kunnen houden? Ik hoor graag de reactie
van de minister.
Dank.
De voorzitter:
Er is eerst een vraag van de heer Ergin.
De heer Ergin (DENK):
Op basis van deze inbreng maak ik op dat de heer Van Houwelingen een
soort beschermheer is van Ongehoord Nederland. Dan moet ik bij de heer
Van Houwelingen wel een vraag neerleggen. Er zijn mensen "negroïde
primaten" genoemd, een directeur van Ongehoord Nederland heeft zich
schuldig gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag, en er zijn uitzendingen
waarin letterlijk de omvolkingstheorie wordt verspreid. Ik zou de heer
Van Houwelingen willen vragen of hij de mening deelt dat dit soort
riooljournalistiek prima thuishoort op iemands zolderkamer, maar niet
bij de publiek omroep, die gefinancierd wordt met publieke
middelen?
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank voor de vraag. Ik ben natuurlijk geen beschermheer van Ongehoord
Nederland, maar ik constateer wel dat Ongehoord Nederland, zoals ik net
heb betoogd, de enige omroep is die een ander geluid laat horen op al
die belangrijke dossiers die ik noemde. Het is natuurlijk heel erg als
die omroep dan verdwijnt. Dan is het logisch dat we het voor die omroep
opnemen. En ja, wat Forum voor Democratie betreft gaat de vrijheid van
meningsuiting heel ver. Je ziet dat die langs twee assen wordt
ondermijnd. Ik probeerde de heer Paternotte met een interruptiedebatje
aan het verstand te brengen dat desinformatie zo'n frame is waarmee de
vrijheid van meningsuiting wordt ingeperkt. Een andere manier waarop dat
gebeurt, is met haatzaaien. Want haatzaaien betekent eigenlijk niet
"haatzaaien", maar vooral: het verbieden van meningen of opvattingen
waar je zelf haat tegen koestert. Natuurlijk, de grens ligt bij oproepen
tot geweld — dat onderkennen we allemaal — maar daarbuiten moet er een
hele ruime vrijheid van meningsuiting zijn, zeker voor journalisten en
voor omroepen.
De voorzitter:
De heer Koops heeft ook een vraag.
De heer Koops (NSC):
Ik heb goed geluisterd naar de altercatie tussen de heer Paternotte en
de heer Van Houwelingen, en ook naar de vraag van meneer Ergin. Ik denk
dat wij hier in de Kamer niet constructief bezig zijn als wij gaan
zeggen dat de ene omroep een beter geluid heeft dan de andere, meer
gelijk heeft dan de andere of meer nepnieuws verspreidt dan de andere.
Dat is wel iets wat ik de heer Van Houwelingen tot nu toe heb horen
doen. Vandaar mijn vraag aan hem. Is de heer Van Houwelingen het met mij
eens dat er een goede vorm van toezicht moet zijn op de omroepen, in
welk bestel dan ook, en dat dat toezicht moet kunnen inhouden dat
schorsingen op hun plek zijn en dat subsidies stopgezet kunnen worden op
het moment dat een omroep niet voldoet aan de eisen die wij er met zijn
allen aan stellen?
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank voor de vraag. Ik ben het er inderdaad mee eens; ik zou niet willen
betogen dat we een politie moeten krijgen en moeten zeggen "deze omroep
heeft meer gelijk dan die andere." Het hele betoog dat ik houd, is een
betoog voor pluriformiteit, voor diversiteit. Die worden doodgeslagen
door een frame als desinformatie, waarmee je andere opvattingen
criminaliseert. Want dat is wat er gebeurt. Dat is wat er gebeurt. Dat
is wat ze doen. Het is ook een heel nieuw frame: desinformatie,
nepnieuws. Er wordt altijd mee bedoeld: een gezichtspunt dat mij niet
aanstaat, wil ik graag verboden krijgen. Daar zijn wij heel kritisch op.
En ja, natuurlijk heb je een journalistieke code, daar ben ik mij van
bewust. Je hoort natuurlijk je bronnen te checken, enzovoort. Je zou
verwachten dat omroepen daar zelf op handhaven en dat als zij dat niet
goed doen, leden op een gegeven moment hun lidmaatschap opzeggen. Dat is
ook een controlemechanisme. Maar dat controlemechanisme wordt er door de
minister in deze vorm juist uit gesloopt, want alles wordt top-down.
Factcheckers bijvoorbeeld werken ook niet. Meta en al die mediabedrijven
komen daar nu van terug, omdat ze zien dat top-down factchecken niet
werkt. Het moet van onderaf komen. Daar zijn wij als Forum voor
Democratie een groot voorstander van.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu de beurt aan de heer Koops van Nieuw Sociaal
Contract.
De heer Koops (NSC):
Dank u, mevrouw de voorzitter. Bij hoeveel Nederlanders is de toekomst
van onze publieke omroep deze weken onderwerp van gesprek aan de
keukentafel geweest, vroeg ik mij de afgelopen tijd af. Het gaat
ongetwijfeld vaak over de programma's zoals Opsporing Verzocht of Zembla
en dramaseries zoals De Joodse Raad of Woeste Grond. Dat is ook logisch,
want veel van wat deze programma's ons te zeggen hebben, is urgent en
doet ertoe. Ze laten ons zien wat er in ons land en in de wereld leeft
en gebeurt, wat ons verbindt. Daar hebben we het met elkaar over en
daarmee alleen al voorziet de NPO in een belangrijke maatschappelijke
behoefte.
Maar is het aan die keukentafel net zo regelmatig gegaan over iets
anders, namelijk over hoe de NPO als organisatie moet worden ingericht?
De publieke taak van de NPO is cruciaal binnen onze democratische
rechtsstaat en moet optimaal kunnen worden vervuld. En ging het aan die
keukentafel dan ook over de wettelijke waarborgen die daarvoor nodig
zijn, en dus over de brief van de minister zelf en zijn voorstellen?
Ongetwijfeld ging het daar veel minder over. En toch, het enorme belang
van een sterke, onafhankelijke publieke omroep kan niet worden
overschat. Sterker nog, dat belang is vitaal voor de weerbaarheid van
onze democratie, onze rechtsstaat en dus onze manier van leven, onze
Nederlandse identiteit. Ik kan daar tal van redenen voor noemen, maar
vandaag gaat het mij vooral om de grote betekenis van de onafhankelijke
en publiek gefinancierde journalistiek. Daar focus ik mij op.
Nieuw Sociaal Contract hamert vaak op de democratische rechtsstaat die
Nederland is en zeker ook moet blijven. Dat doen we niet voor niets: een
samenleving waarin mensen zelf gaan over de regels, regels waar zelfs de
overheid zich aan heeft aan te houden, een samenleving waarin burgers
erop kunnen vertrouwen dat die regels ook echt altijd het laatste woord
hebben, dat ís samenleven, dat ís een samenleving. Dat zorgt ervoor dat
we gemeenschappelijk in vrijheid, veiligheid en welvaart met elkaar
kunnen samenleven onder een klimaat van rechtszekerheid voor iedereen.
Het is een kwetsbaar goed dat in deze wereld steeds zeldzamer lijkte te
worden. Ook in ons land is die belofte te leven onder een rechtsstaat
niet zonder meer een gegeven. We weten inmiddels dat we er niet altijd
van uit moeten gaan dat onze overheid zich inderdaad altijd aan de
regels houdt. Precies daarom hebben wij goede en onafhankelijke
journalistiek nodig om kritisch en publiek zicht te houden op het
handelen van de overheid, waaronder ook het handelen van de Tweede
Kamer.
Voorzitter. Voor Nieuw Sociaal Contract is het evident dat een goed
georganiseerde publieke omroep de beste garantie vormt voor betrouwbare,
kritische en onafhankelijke journalistiek. Dat geldt in ieder geval in
theorie, want je kunt je afvragen — die vraag is legitiem — of de NPO
inderdaad in dit opzicht altijd naar behoren heeft gefunctioneerd. Heeft
de NPO voldoende zijn kritische rol vervuld als het gaat om het aan het
licht brengen van de toeslagenaffaire, als het gaat om het kijken naar
het coronabeleid of als het gaat om feitelijke onjuistheden in "nareis
op nareis"? Heeft de NPO voldoende ruimte geboden aan afwijkende
geluiden uit de samenleving? Het antwoord op deze vragen is in ieder
geval niet altijd een volmondig ja. Voorzitter. Laat er geen misverstand
over bestaan: de NPO levert onmiskenbaar cruciale journalistieke
bijdragen aan de samenleving. Het debat van afgelopen donderdag over de
Inspectie van het Onderwijs — dat was nota bene naar aanleiding van een
item van Nieuwsuur — is daar een uitstekend voorbeeld van. Dat moet de
NPO uiteraard absoluut blijven doen. Tegelijkertijd zijn er maatregelen
nodig om de onafhankelijke publieke journalistiek te versterken, ook
voor de toekomst, zodat signalen van ongekend onrecht eerder aan het
licht komen, zodat kritische maatschappelijke discussies over ingrijpend
overheidsbeleid voldoende ruimte krijgen en zodat we het meteen te weten
komen als politici de val van een kabinet proberen te legitimeren op
basis van een al dan niet bewuste leugen. Daarom moeten we wat Nieuw
Sociaal Contract betreft …
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Martens-America.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik hoor wat tegenstrijdigheden in de bijdrage van mijn collega.
Enerzijds wordt geschetst dat het in de huidige tijd zo ontzettend
belangrijk is dat er een objectieve nieuwsvoorziening is, maar aan de
andere kant wordt er een rijtje politieke actualiteiten opgenoemd waar
NSC een specifieke mening over had; diezelfde publieke omroep zou daar
onvoldoende of niet volledig over hebben gerapporteerd. Ik vind dat
nogal gevaarlijk; daarmee ga je als politieke partij zitten op de stoel
van de journalistiek. U hangt er namelijk direct een oordeel aan wat
betreft de vraag of zij hun werk goed hebben gedaan. Ik ben gewoon een
beetje zoekende naar hoe NSC die zaken rijmt. Hoe kun je enerzijds
vinden dat ze niet voldoende werk hebben gedaan en anderzijds vinden dat
ze essentieel zijn voor die objectieve verslaglegging?
De heer Koops (NSC):
Ik hoor zowaar een kleine echo van de opmerking van de heer Van
Houwelingen in de vraag die zojuist werd geformuleerd. We moeten hier
een onderscheid maken tussen meningen aan de ene kant, meningen die je
als politicus sowieso mag hebben, en objectieve journalistiek aan de
andere kant. Je mag zeker een mening hebben over de onafhankelijkheid
van de journalistiek, maar wij hebben hier aan tafel de taak om ervoor
te zorgen dat die journalistiek überhaupt bestaat, blijft bestaan en
zijn rol zo goed mogelijk kan vervullen. Daarbij is het nu eenmaal zo
dat je vanuit alle hoeken commentaar kan krijgen op de items die worden
gemaakt. Dat commentaar is niet alleen een commentaar op de wijze waarop
ze worden gemaakt; iets kan ook gewoon indruisen tegen een mening die je
hebt. Het is inderdaad zo dat ik me regelmatig afvraag hoe het kan dat
bepaalde hele grote misstanden pas zo laat, soms te laat, aan het licht
zijn gekomen. De toeslagenaffaire is daarbij echt nummer één. De
tegenstrijdigheid die mevrouw Martens probeert te benoemen, gaat over
het verschil tussen meningen die ik voor mezelf uitspreek enerzijds en
de kwaliteit van onafhankelijke journalistiek anderzijds. Ik denk dat
mevrouw Martens en ik het er ongelofelijk over eens zijn dat die
maximale bescherming verdient.
De voorzitter:
Dank u wel. Was u al klaar met uw betoog?
De heer Koops (NSC):
Nee. Als ik door mag gaan, word ik concreet. Wij van Nieuw Sociaal
Contract vinden dat het volgende moet gebeuren: het is essentieel dat de
overheid, middels een officiële vitaalverklaring, onafhankelijke en
betrouwbare informatievoorziening aanmerkt als een vitaal onderdeel van
de nationale infrastructuur. Desinformatie kan grote, zelfs
ontwrichtende gevolgen hebben voor onze samenleving. Eén leugen kan het
vertrouwen van duizenden in onze democratische instituties en in elkaar
ondermijnen. Dat mogen we niet laten gebeuren. Is de minister bereid om,
desnoods in samenwerking met andere bewindspersonen, een
vitaalverklaring te realiseren?
Dan de onafhankelijke positie van de publieke journalistiek. Die moet
beter worden geborgd. Wij zijn van mening dat het de overheid onmogelijk
moet worden gemaakt om, zoals de minister nu ook in zijn brief
voorstelt, via het Commissariaat voor de Media in te grijpen; hiertoe
hebben wij, met een motie, al eerder opgeroepen. De redactiestatuten
zijn wezenlijk hier. Die moeten verder worden aangescherpt en wettelijk
worden verankerd. Daarbij is het van belang dat er tegelijkertijd ook
maatregelen worden genomen ter versterking van extern toezicht.
Persvrijheid is een groot goed. Het belang dat wij allemaal hebben bij
journalistieke betrouwbaarheid is een precies even groot goed. Onze
samenleving kan niet zonder een externe toezichthouder die daarover
waakt; die moet dit doen op een wijze die passend is en die de
journalistiek zelf ook aanvaart. Daar zijn tanden voor nodig. Wij
pleiten dan ook voor het wettelijk verankeren van een journalistieke
code, en voor de naleving daarvan, maar vooral ook voor een toereikend
instrumentarium voor het Commissariaat voor de Media om te kunnen
handhaven en sanctioneren. Denk aan het afdwingen van rectificaties bij
nepnieuws. Denk aan het opleggen van boetes of, in het uiterste geval,
een schorsing.
Een ander wezenlijk vereiste voor Nieuw Sociaal Contract is dat onze
omroep ook echt een publieke omroep blijft en niet verwordt tot
staatsomroep. Dat is het ding van vandaag. We willen geen staatsomroep.
We willen dat de publieke omroep zichzelf vormgeeft, tot op grote
hoogte. De beste manier om dat te borgen, vinden wij, is door de
openheid van het bestel te behouden en omroephuizen de juridische vorm
van een vereniging te geven, uitgezonderd de NOS en NTR. Ook mag,
omwille van de pluriformiteit, het aantal omroephuizen niet
teruggebracht worden tot minder dan vijf.
Tot slot moeten alle beschikbare mogelijkheden worden aangewend om de
financiering van de NPO op orde te houden. Ik verwees al naar mevrouw
Beckerman. Ik denk dat mevrouw Beckerman en ik het hartstikke eens zijn
op heel veel punten, behalve dat van de reclame. Wij pleiten voor het
uitbreiden van de advertentieruimte van de Ster naar NPO Start en
online. Maar kinderprogramma's en de nieuwsapps van de NOS moeten
reclamevrij blijven. Namens mijn fractie vraag ik of de minister bereid
is deze maatregelen ten uitvoer te brengen. Ik kijk vanzelfsprekend uit
naar zijn reactie.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is eerst een interruptie van mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Even kijken hoe ik dat kort en bondig kan formuleren. Ik begrijp het
gewoon niet. Ik deel de hartenkreet van de heer Koops waar het gaat om
onafhankelijke en kritische journalistiek, ook in het blootleggen van
schandalen, zoals toeslagen en Groningen. Maar als je dat afhankelijk
maakt van reclame-inkomsten, vraag ik aan hem via de voorzitter: hoe
sexy is het blootleggen van zo'n schandaal? Hoe goed verkoopt dat?
Waarom zou je die publieke omroep juist niet publiek goed financieren?
Waarom zou je hen nog afhankelijker willen maken van commerciële
belangen?
De heer Koops (NSC):
Misschien dat hier wel de vinger wordt gelegd op iets wat de
Socialistische Partij onderscheidt van de huidige coalitiefracties. Wij
proberen echt zo pragmatisch mogelijk om te gaan met simpelweg een
tekort aan geld. Dit is een van de manieren waarop je dat tekort tot op
zekere hoogte aanvult, juist ter behoud van die onafhankelijke omroep.
Over het sexy maken van zoiets als het blootleggen van een
toeslagenaffaire ... Ik zie dat de NPO tot ongelofelijk veel in staat is
en ik kijk van harte uit naar de programma's die in de toekomst zullen
worden gemaakt.
De heer Krul (CDA):
De heer Koops hoeft niet het onderscheid zichtbaar te maken tussen de SP
en de coalitiefracties, want dat doen de coalitiefracties onderling al
genoeg. Ik hoor namelijk heel veel tegenstrijdigheden in het verhaal van
de heer Koops en het verhaal van bijvoorbeeld mevrouw Martens-America
van net. Maar ik heb ook iets gehoord waar ik heel blij van wordt. Dat
heeft te maken met die externe pluriformiteit. Heb ik het goed begrepen
— vat ik het goed samen? — dat de heer Koops pleit voor het in stand
houden van het ledencriterium?
De heer Koops (NSC):
Het ledencriterium is iets waar ik niet een absolute uitspraak over wil
doen, maar het simpele feit dat verenigingen een bestaansrecht hebben,
dat die op een andere manier een vorm van garantie bieden dat alle
geluiden die in de samenleving leven ook daadwerkelijk het nieuws en de
media halen, is beslist iets waar wij voor staan. Dat kan bij een
stichting inderdaad heel anders lopen. Zowel stichtingen als
verenigingen hebben voor- en nadelen, maar wij zeggen dus: verenigingen
moeten blijven.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Volgens mij was mijn collega aan het einde van zijn betoog, als ik het
goed begreep. Ik vind het best wel bijzonder dat een partij die haar
bestaansrecht heeft ontleend aan degelijk bestuur en transparantie geen
woord wijt aan de governance binnen de publieke omroep. Ik vind dat ook
wel zorgwekkend, want in dezelfde bijdrage worden allerlei verschillende
schandalen blootgelegd. Ik heb een paar rapporten uitgeprint. Ik denk
dat mijn collega die ook gelezen heeft. Als er één rode draad tussen al
deze rapporten is, is het dat de ongrijpbare governance bij de publieke
omroep op dit moment een van de redenen is voor waarom wij niet in
kunnen grijpen. Ik zou het volgende willen vragen. Ik heb mijn
aangenomen moties uitgeprint en meegenomen. In een aangenomen motie
staat bijvoorbeeld dat er een governancecode wordt verankerd in de
Mediawet, niet eens wat of hoeveel, maar gewoon "een code". Zelfs daar
was Nieuw Sociaal Contract al tegen. Ik ben dan toch wel heel erg
benieuwd naar het volgende, want dit is het moment waarop we de plannen
met elkaar delen. Denk aan al die medewerkers op het Hilversumse Media
Park die weten dat hun leidinggevende misschien ook in de raad van
bestuur zit, of dat er één lid van de raad van bestuur is, of dat iemand
er al vijftien jaar zit. Wat gaat Nieuw Sociaal Contract doen om ervoor
te zorgen dat ook daar een fatsoenlijke governance wordt
nageleefd?
De heer Koops (NSC):
Tijd is een schaars goed in de Tweede Kamer. Ik heb geprobeerd om in
mijn inbreng de onderwerpen die voor ons op dit moment het belangrijkst
zijn nader te benoemen. Tegelijk kan ik niet ontkennen dat mevrouw
Martens een buitengewoon belangrijk punt aan de orde stelt. Die
governance is gewoon een bron van zorg; dat is die al een hele tijd. In
die zin begrijp ik ook dat daar de aandacht van mevrouw Martens op ligt.
Maar op dit moment loop ik niet vooruit op de moties die mevrouw Martens
van plan is zo meteen in te gaan dienen. Het is een onderwerp dat
daarnaast ook aan de orde is gesteld door de minister. In die zin schaar
ik mij aan de zijde van mevrouw Martens als het gaat om de reactie van
de minister op de noodzaak governance te verbeteren, aan te passen of te
introduceren, zo u wilt.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Nou, ik heb goed nieuws: dit is een aangenomen motie. Dit wordt dus
uitgevoerd en staat inmiddels ook in de brief van de minister. Maar uw
partij, zeg ik via de voorzitter, was daartegen. Uw partij heeft gezegd
niet "een" governancecode binnen de publieke omroep belangrijk te
vinden. Dus toen al heeft NSC besloten om daartegen te zijn. Maar ik heb
goed nieuws. Ik ga vandaag namelijk een zestal moties indienen, om de
open eindjes met betrekking tot gezonde governance die de minister niet
heeft ingevuld met hele basale dingen, die normaal zijn bij
universiteiten en ziekenhuizen et cetera, te verankeren. Dat gaat over
bestuurstermijnen, transparante sollicitatieprocedures et cetera. Dus ik
hoop dat NSC, waar in ieder geval ik mijn hoop voor gezonde cultuur
binnen besturen op heb gevestigd, deze voorstellen aan een meerderheid
wil helpen, want het zou toch ontzettend verdrietig zijn als nou juist
die partij ervoor zorgt dat we deze aangedragen voorstellen uit al die
rapporten niet weten te realiseren vandaag.
De voorzitter:
Een stemadvies.
De heer Koops (NSC):
Het is altijd plezierig als de VVD nogmaals haar hoop uitspreekt over
Nieuw Sociaal Contract. Daar laat ik het nu bij. Ik zal met
belangstelling kennisnemen van de zes aangekondigde moties.
De voorzitter:
De heer Mohandis heeft ook een vraag.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ook de heer Koops doet heel terecht nog een duit in het zakje richting
de minister. Ik had het er al eerder over en ik merk het ook in heel
veel inbrengen, als een soort van satéprikker door de inbrengen: de open
eindjes, de vraagtekens, er moet nog wat nader worden ingevuld. Ik heb
een simpele vraag. Alle open eindjes hangen heel erg nauw samen met een
bezuiniging die al in 2029 ingaat. Dus hoe we ook staan in die
hervorming, we gaan er nog even met de botte bijl in. Mijn vraag gaat
over de reclame. Er is namelijk ook een afspraak gemaakt om eerst een
impacttoets te doen. Als het niet lukt, klopt het dan dat die 50 miljoen
er gewoon bij komt? Dan wordt het dus gewoon een taakstelling van 156
miljoen in 2027. Zoals ik al vroeg: is daar echt goed over nagedacht? Is
het goed bestuur? Is het iets anders? Graag een reactie.
De heer Koops (NSC):
Twee dingen dan. Die impacttoets is natuurlijk cruciaal. Daar gaan
dingen uit komen, waarbij we niet precies weten, ik tenminste nog niet,
in hoeverre die impact er dan is. Maar op dit moment is het heel simpel:
we hebben gewoon geld te kort en die 50 miljoen kan je niet zomaar
missen. Dat is het standpunt dat ik nu heb. Dan denk ik dus simpelweg
aan de reclame-inkomsten, aan wat ik zojuist al heb beschreven.
Wat meneer Mohandis daarvoor nou precies zei, is me even
ontschoten.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Nou, dus u bent gewoon voor meer marktverstoring, even plat gezegd. U
zegt gewoon: ga maar nog meer reclame-inkomsten binnenhalen om de
bezuinigingen op te lossen. Maar mijn vraag is simpel: als de
impacttoets uitwijst dat een groot deel van die 50 miljoen niet kan
worden opgehaald via reclame, door allerlei marktverstorende elementen,
komt een groot deel van die 50 miljoen, of de hele 50 miljoen, dan op de
voorgenomen taakstelling uit het hoofdlijnenakkoord? Wordt 106 miljoen
dan 156 miljoen, ja of nee? Volgens mij is dat een simpele vraag.
De heer Koops (NSC):
Soms moet een politicus ook gewoon zeggen dat hij het niet weet. Dit is
typisch zo'n moment. Ik ga niet vooruitlopen op de situatie waarin we
het geld niet op die manier kunnen ophalen. Daar ga ik op dit moment
gewoon niet op vooruitlopen. We proberen in ieder geval, op welke manier
dan ook, ons best te doen om ervoor te zorgen dat we nu, op dit moment,
met deze maatregelen de onafhankelijkheid van de NPO maximaal
garanderen.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik dacht te zien dat de heer Paternotte ook een interruptie
had. Klopt dat?
De heer Paternotte (D66):
Ja, dat klopt, voorzitter.
Ik vind het goed dat de coalitiepartijen elkaar niet alleen op het
ministerie van Financiën de les lezen, maar ook hier. Dat is in ieder
geval consistent.
Mijn vraag aan de heer Koops gaat over afgelopen december, over die 50
miljoen extra. Kort nadat dat besloten werd, hadden we een debat. De
minister zei toen: dat kan eigenlijk helemaal niet. Toen vroegen we
door, en toen bleek dat de minister op geen enkele manier betrokken is
geweest bij het besluit om 50 miljoen extra aan bezuinigingen in te
boeken. Er moet nu een impactanalyse komen. We moeten uitzoeken wat de
gevolgen zijn voor regionale kranten en voor commerciële media, die
daardoor advertentie-inkomsten mislopen. Ik vraag me dan toch af hoe NSC
het kan laten gebeuren om de eigen minister, die al een ongelofelijk
moeilijke opdracht heeft, zo voor de bus te gooien dat hij niet eens
betrokken is bij extra bezuinigingen op de publieke omroep.
De heer Koops (NSC):
In het kader van de constructiviteit van dit debat pass ik de vraag
regelrecht door naar de minister zelf. Ik vraag hem daarop terug te
komen. Op zich is het namelijk een goede vraag: voelt hij zich voor de
bus gegooid omdat dit afgesproken is zonder dat er overleg met hem is
gevoerd? Mede afhankelijk van het antwoord op die vraag ben ik benieuwd
hoe hij zelf staat tegenover die 50 miljoen en die impacttoets.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we over naar de heer Stoffer van de SGP.
De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter. Graag lees ik u voor uit een kabinetsbrief over het
kiesstelsel. "De bestuurbaarheid van het land komt in de knel door het
grote aantal partijen. De instabiliteit van fracties is groot door veel
zwevende kiezers en het ledenaantal van partijen zegt tegenwoordig
weinig meer. Veel Nederlanders zijn geen lid meer van een politieke
vereniging — en daarom willen we de samenstelling van de Kamer
veranderen. We schaffen de verkiezingen af. De bestaande fracties worden
geclusterd tot vier of vijf kiezershuizen. Die kiezershuizen kunnen veel
beter recht doen aan de maatschappelijke verscheidenheid."
Voorzitter. Welke minister van Binnenlandse Zaken zou deze brief durven
versturen? Ik zal meteen maar bekennen dat ik deze brief zélf geschreven
heb. Daarbij kijk ik wel met een schuin oog naar de Mediabrief van dit
kabinet. Wellicht zal iemand bezwaar maken tegen de vergelijking, omdat
de publieke omroep geen parlement is. Daarom geef ik graag de
democratische onderbouwing mee die de regering in het verleden aanvoerde
voor de omroepvereniging: "Deze rechtsvorm waarborgt op de best denkbare
wijze de invloed door degenen die zich onderdeel van een
maatschappelijke, culturele of godsdienstige dan wel geestelijke
stroming voelen." Zonder blind te zijn voor de beperkingen vindt de SGP
dat het kabinet veel te lichtvaardig over de 2,5 miljoen leden en hun
maatschappelijke verankering heen stapt. Denkt de minister werkelijk dat
ongekozen omroephuizen de maatschappij beter gaan aanvoelen dan de
omroepen met hun ledenleger? En zou je niet met meer recht kunnen
betogen dat deze wijziging symbool staat voor een elitaire NPO die zich
van het volk afkeert? De Raad voor Cultuur benoemt terecht ook het
risico van willekeur.
Voorzitter. De politiek doet er goed aan om af te toe in de
achteruitkijkspiegel te kijken. De Raad van State waarschuwde tien jaar
geleden bij wetswijziging dat er problemen zouden ontstaan die de
minister nú beschrijft. Het voorstel bevat verschillende bewegingen die
tegenstrijdig ogen, hetgeen niet alleen afbreuk doet aan de
effectiviteit ervan maar ook de balans tussen NPO en de
omroepverenigingen diffuser maakt. De commissie-Van Geel constateert ook
dat door deze wijziging de ruimte voor eigenheid en veelkleurigheid werd
verkleind, en dat de rol van de NPO werd verlegd van coördinatie naar
sturing. De wetgever verlaagde de toetredingseisen voor aspiranten, en
vervolgens zijn we ontevreden dat er te veel spelers zijn. Wat gaat de
minister hiervan leren? Betekenen de nieuwe omroephuizen dat we echt een
omslag krijgen naar minder financiële en programmatische sturing door de
NPO? Concreet: onder de streep meer garantiebudget voor de omroephuizen?
Klopt het overigens dat het helemaal aan de huidige omroepen is of zij
op vier of vijf huizen willen uitkomen?
Voorzitter. De structuur van een omroephuis is van groot belang. De
minister schrijft dat de omroephuizen stichtingen zullen zijn, maar
waarom kunnen dat niet ook verenigingen zijn? En wat betekent de
mogelijkheid om vereniging en omroephuis te koppelen? Het klinkt alsof
de vereniging aan een huis bungelt, maar kan de minister bevestigen dat
de vereniging juridisch ook volledig geïntegreerd kan worden in het
huis? En hanteert hij het uitgangspunt van maximale inrichtingsvrijheid
van de samenwerkingspartners?
Voorzitter. De minister schrijft dat publieke waarden zoals kwaliteit en
betrouwbaarheid momenteel te weinig aandacht krijgen. Daarom zou de SGP
het logisch vinden om bij de hervorming ook de taakopdracht van de
publieke omroep te heroverwegen. Ik lees daar merkwaardig genoeg niets
over. Is het inzetten van amusement als middel bijvoorbeeld echt iets
wat wettelijk vastgelegd moet zijn? En worden de taken van de publieke
omroep nog eens goed tegen het licht gehouden? De SGP ziet graag een
meer compacte en doelgerichte omroep.
Voorzitter. De SGP is fan van een reclamevrije publieke omroep. Even
leek het er serieus op dat we die kant op gingen, maar in de afgelopen
jaren zijn de teugels weer gevierd. Met de voorgenomen bezuinigingen
snap ik goed dat er naar extra reclameruimte gekeken wordt. Tegelijk
blijft staan dat de publieke omroep met minder reclametroep ook een
concurrentiemiddel in handen kan hebben. Neemt de minister dit ook mee
in zijn overwegingen? En betrekt hij daarbij de wens van de
kijkers?
Tot slot vraagt de SGP aandacht voor jong en oud. Want na lezing van de
brief zou je kunnen denken dat lineair kijken op z'n laatste benen
loopt. Maar het tegendeel is waar. Van de gemiddeld 130 minuten die de
Nederlander in 2024 per dag tv keek, was 100 minuten live — en dat is
nog steeds de helft van de kijktijd. Heeft de minister bij alle aandacht
voor digitalisering en vernieuwing ook aandacht voor de klassieke rol
van de NPO? Zeker voor onze ouderen is dat relevant. De overheid is
steeds actiever geroepen om kinderen te beschermen in de media. De
Europese richtlijn verplicht tot bescherming van minderjarigen tegen
schadelijke beelden. Toch gaat de Nederlandse wet uit van 16 jaar. Wil
de minister in het kader van de hervorming de grens van 18 jaar
overwegen?
Mijn slotvraag gaat over de Joodse gemeenschap. Hoe zorgt de minister
ervoor dat deze kwetsbare groep gegarandeerd in beeld blijft? Nederland
heeft een extra zorgplicht voor het Joodse leven.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Dan is nu het woord aan mevrouw Van der Velde van de PVV.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Wij weten allemaal waarom wij hier vandaag met
z'n allen aanwezig zijn. We bespreken natuurlijk de hervorming, waarover
een lange brief naar de Kamer is gestuurd. Maar laat ik eerst even
terugblikken op het verleden, want de NPO is ooit begonnen als een
verdeelpunt voor zendtijd in een verzuild bestel. Is op dit moment die
verzuiling nog iets waar we echt mee te maken hebben? Volgens mij is dat
intussen namelijk verdwenen, maar die NPO is toch blijven bestaan als
reus. En zo bepaalt de NPO zonder democratisch mandaat welke programma's
er komen, hoe zendtijd wordt verdeeld en welke thema's centraal staan,
ook al staat dat niet in de kerntaken van de NPO.
Wat de PVV betreft wordt er met het voorstel nu dus geknutseld aan de
buitenkant, maar blijft de kern eigenlijk relatief hetzelfde. Wij hadden
nog steeds graag de NPO zien verdwijnen, zoals collega's hier al
aangaven. Maar we zitten in een coalitie, dus we hebben afspraken
gemaakt en daar houden we ons ook aan. Maar het is nu wel de hoogste
tijd om de status quo los te laten. Als wij de publieke omroep echt
willen hervormen, moet er ook rigoureus iets veranderen.
Laten we dan duidelijk zijn: de publieke omroep is bedoeld voor
onafhankelijk nieuws en verdieping, maar de realiteit is dat deze ook
drijft op reclame-inkomsten via de Ster, en dat terwijl commerciële
zenders wel winst moeten maken en geen overheidsbijdrage genieten. Dat
is natuurlijk geen eerlijk speelveld. Formeel moeten Ster-opbrengsten
terugvloeien naar publieke taken, maar als de overheid vervolgens de
NPO-begroting telkens aanpast, wint die daar wel mee. De commerciële
sector moet knokken voor elke reclameklant, maar de publieke omroep
heeft natuurlijk de Staat als ruggensteun. Kunnen we niet eens kijken
naar het bestel dat in Tsjechië bestaat? Want daar betalen de burgers
toch een vast kijk- en luistergeld voor de publieke omroep. Zo voorkom
je dat reclame en belastinggeld de drijvende motor worden. Mijn vraag
aan de minister is om dat serieus te onderzoeken. Wie weet creëert dat
eindelijk een gelijk speelveld.
Voorzitter. Verder wordt er in veel mooie woorden gerept over
samenwerking, maar de NPO blijft vooral bezig met zichzelf. Ze bouwen
eigen platforms, zoals NPO Start en NPO Plus, en beconcurreren daarmee
direct NLZIET. Dat is wat de PVV betreft natuurlijk geen bredere
samenwerking. Ook worden de regio's vrijwel buiten beschouwing gelaten.
Die commerciële en regionale omroepen hebben vaak creatieve oplossingen
en werken doelmatiger, maar worden dus nauwelijks serieus betrokken als
gesprekspartner bij deze hervorming. Waarom niet? Hier hebben wij
natuurlijk ook al om gevraagd in een motie. Die is breed aangenomen en
die verzoekt om alle partijen te betrekken. Waarom wordt dat verzoek
niet ingewilligd? De PVV vraagt de minister dus met klem om niet alleen
te praten over meer openheid, maar om dat dus ook daadwerkelijk te
regelen.
De NOS. Dat is natuurlijk het vlaggenschip van de publieke
nieuwsvoorziening. Daar komen thema's als migratie, stikstof en
conflictgebieden allemaal voorbij. Sommige invalshoeken krijgen alle
ruimte en andere hoor je nauwelijks. Er is natuurlijk een journalistieke
code, maar wie bewaakt of die daadwerkelijk wordt nageleefd? De PVV wil
geen politieke inmenging in die inhoud — daar zitten we niet op te
wachten — maar we willen wel een commissariaat hebben dat toezicht houdt
op neutraliteit, zodat die code geen papieren belofte wordt. Laat de NOS
ook alle perspectieven tonen, in plaats van eenzijdig te selecteren. Wat
gaat de minister daarmee doen? Is hij van plan om daar ook naar te
kijken?
Voorzitter. Dan is er natuurlijk nog het commissariaat zelf. Dat houdt
vooral bij of reclame boven een bepaalde limiet blijft en hoeveel
sponsornamen er in beeld komen. Maar de vraag is natuurlijk: hoe zorgen
we voor een breed palet aan stemmen op tv? En die vraag stellen ze
niet!
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een interruptie van de heer Koops.
De heer Koops (NSC):
Dit is tevens mijn laatste, mevrouw de voorzitter; ik zag u al tellen.
Deze kan ik even niet laten liggen, hoor. Ik hoor het betoog van de PVV
over hoe er bij de publieke omroepen moet worden voorzien in alle
standpunten. Dat is nou net een ding dat ik echt heel zeker weet: ook de
PVV heeft volop de gelegenheid, en heeft die ook volop gehad, om invloed
uit te oefenen op die standpunten en op een evenwichtige weergave van
alle standpunten die er leven in bijvoorbeeld de Tweede Kamer. Maar tot
grote frustratie van de hele NPO schuift meneer Wilders nooit aan. Is
het niet zo dat de PVV in dat opzicht zelf veel beter en meer kan
bijdragen aan een evenwichtige weergave van alle standpunten door de NPO
als ze simpelweg zelf meedoen? Dat hoeft toch niet uit handen te worden
gegeven?
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Dat is een terechte vraag, maar het is ook een keuze om niet aan te
schuiven. Dat is een keuze die ik persoonlijk niet maak. Maar ik weet
ook niet wat mijn fractievoorzitter daar precies over denkt. Dat zou u
hem dus het beste kunnen vragen. Ik wil wel aangeven aan de heer Koops
dat het geluid van de PVV niet alleen bij de PVV vandaan komt. We hebben
natuurlijk ook heel veel kiezers. Mensen die op ons gestemd hebben, hoor
je vrijwel nergens. Er zijn ook genoeg mensen in het professionele veld
die op ons hebben gestemd en die hun mening graag zouden willen laten
horen. Toch kunnen die nergens aanschuiven, omdat je heel vaak dezelfde
mensen op televisie hoort. Persoonlijk zou ik dus liever hebben dat die
kiezer meer aan bod komt in plaats van dat alle fractievoorzitters
constant een polonaise langs al die programma's doen.
De voorzitter:
Dank u wel. Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik was even aan het kijken waar ik was gebleven.
Hoe zorgen we dus voor dat brede palet aan stemmen op de televisie? Dat
hebben wij natuurlijk liever dan dat er constant dezelfde personen die
polonaise langs alle programma's doen.
Voorzitter. Nu wil de minister ook nog de vernietigingsbevoegdheid
afschaffen, zodat niemand het commissariaat kan terugfluiten. Dat is
geen onafhankelijk toezicht; dat is een controleorgaan dat in de
praktijk weinig kan uithalen. Ik zou de minister er ook graag op willen
wijzigen dat de motie-Soepboer/Van Vroonhoven, die hier eerder over is
ingediend, is verworpen. Maar nu wordt die er op deze manier toch in
gefietst. Dat vindt de PVV niet heel netjes. Wij zeggen verder dat het
commissariaat zelf op de schop moet. Dan kun je er pas voor zorgen dat
er echte pluriformiteit komt. Laat ze niet slechts op regeltjes sturen,
maar laat ze ook kijken naar welke geluiden er juist niet gehoord
worden.
Voorzitter. In de tweede termijn hebben we een aantal moties die
aansporen tot het hebben van een echt onafhankelijke toezichthouder.
Zonder goed toezicht heeft deze hele hervorming namelijk geen enkele
kans van slagen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Nee, meneer Mohandis, u heeft geen interrupties meer. Ik ben heel streng
voor iedereen, want we hebben een druk programma.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Daar gaat het ook niet om. Ik heb echt een serieus punt. Ik heb
getwijfeld …
De voorzitter:
Een punt van orde.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik heb een punt van orde. Dit meen ik echt. Dit gaat om een fundamenteel
punt. De grootste regeringspartij zegt hier dat de publieke omroep als
zodanig — dat noemen ze dan de NPO — geen democratische legitimiteit
heeft. In dit huis besluiten we elk jaar met een ruime meerderheid dat
er een publieke omroep mag zijn. Dat we vervolgens van mening
verschillen over de inrichting, over hoe dit wordt gedaan en over welke
smaken er zijn, mag allemaal. Maar dit "niet democratisch gelegitimeerd"
noemen, terwijl een meerderheid in beide huizen dat elk jaar besluit,
vind ik verwerpelijk. U mag daar alles van vinden, maar ze zijn wel
degelijk democratisch gelegitimeerd. De zetels van de PVV bepalen niet
de meerderheid in dit huis.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik vond het een grensgeval van een punt van orde, maar het
punt is gemaakt. Wilt u nog reageren?
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Ik kan het belerende toontje van mijn collega niet waarderen. Maar ik
wil graag aangeven bij de heer Mohandis dat het mij voornamelijk ging om
het interne bestuur bij de NPO en niet over hoe we daar in dit huis mee
omgaan, want daarom zitten we vandaag met z'n allen in dit debat.
De heer Ergin (DENK):
Ik heb goed geluisterd naar de woordvoerder van de PVV. Ik hoorde
woorden zoals "eerlijk speelveld" en "neutraliteit". Dat zijn natuurlijk
goede uitgangspunten als het gaat om een publieke omroep. Maar in dit
geval hebben we te maken met één omroep in het publieke bestel die heel
duidelijk complottheorieën heeft verspreid, die omvolkingstheorieën
heeft verspreid en waarbij er sprake is geweest van racisme en
antisemitisme. U was best wel kritisch op de NPO. Ik ben benieuwd hoe de
PVV kijkt naar omroepen die zich misdragen binnen het publieke
bestel.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Volgens mij ben ik daar heel duidelijk over geweest. Wij willen een
commissariaat dat beter en neutraler kan handhaven. Dat moet gewoon voor
alle omroepen gelden, dus ook voor de omroep waar de heer Ergin op
doelt.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik deel de mening van mevrouw Van der Velde dat stemmen breed moeten
worden gehoord. Ik denk dat zij daarmee ook doelt op de democratische
rol van een publieke omroep. Die democratische rol zit 'm ook in het
controleren van de macht. Schuurt het niet, vraag ik via de voorzitter,
dat de grootste partij zo weinig te controleren is wanneer ze niet
ingaat op uitnodigingen van die media, die toch ook als rol hebben om
ons kritisch te bevragen?
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Er worden genoeg artikelen over ons geschreven, mevrouw Beckerman, zeg
ik via de voorzitter. Volgens mij is de heer Wilders de eerste die elke
dinsdag rond het vragenuurtje besprongen wordt als hij de lift uit
stapt. Ik geloof dus dat die controlerende taak toch wel mogelijk is op
deze manier.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dan nog een vraag over een ander onderwerp. Mevrouw Van der Velde zei:
wij binden ons aan het coalitieprogramma. Andere partijen in diezelfde
coalitie hebben vandaag al uitgesproken dat de NTR moet blijven. Dan ben
ik toch benieuwd hoe de PVV hierin staat, mede gelet op haar woorden
over het belang van het breed horen van mensen. De NTR bereikt en
betrekt doelgroepen die anders niet bereikt en betrokken worden. Wil ook
mevrouw Van der Velde zich uitspreken voor het behoud van de NTR?
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Dat wil de PVV niet, maar de PVV vindt wel dat de taken van de NTR
ondergebracht kunnen worden bij andere huizen in dit bestel. Als er
gewoon een heldere kaderstelling is, bijvoorbeeld over het behoud van
jeugdprogramma's, dan kan dat eventueel ook ergens anders belegd worden.
Dan heb je wellicht zelfs nog meer smaken in dat hele palet, in plaats
van wat je nu bij de NTR krijgt. Dat vinden wij meer wenselijk.
De heer Paternotte (D66):
Ik kom nog even op de vraag over de rol van de grootste partij in
Nederland. De heer Wilders werd inderdaad dinsdag besprongen, niet per
se omdat hij zo aantrekkelijk is, denk ik, maar gewoon omdat hij de
leider van de grootste partij is en die dinsdag het enige moment is
waarop journalisten de kans krijgen om een paar vragen te stellen.
Doorvragen kan al niet, want dan zegt hij: ik ga nu stemmen. Mevrouw Van
der Velde zei dat dat aan de heer Wilders is en dat we het aan hem
zouden moeten vragen. Laat ik het dan aan haar vragen: is zij zelf wel
bereid om in te gaan op uitnodigingen voor een interview of om de
bijdrage die ze in dit debat heeft geleverd toe te lichten, zodat
journalisten daar kritische vragen over kunnen stellen?
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Wij zijn altijd bereid om daarover na te denken.
De heer Krul (CDA):
Dat zeg ik ook altijd als mijn vriendin voorstelt toch weer spruitjes te
maken: ik ben altijd bereid om erover na te denken. Meestal verzin ik
dan een list. Ik zit ontzettend wild te googelen op Česká televize. Ik
probeer gewoon te begrijpen wat de PVV zojuist voorstelde. Moeten we
toch ineens naar een soort Tsjechisch model? Ik kan me voorstellen dat
deze minister aan het eind van dit debat wil weten met welke opdracht de
Kamer hem op pad stuurt. Ik kan niet uit de bijdrage van de PVV
herleiden wat het eindoordeel is over de plannen van de minister. Met
andere woorden, moet de minister helemaal terug naar de tekentafel en op
dienstreis naar Tsjechië, of zegt de PVV: met wat bijsturen is hij wel
ongeveer op de goede weg? Wat is het eindoordeel?
De voorzitter:
Voor de goede orde: vorige week is het Tsjechische parlement hier op
bezoek geweest bij de commissie. Daar was mevrouw Van der Velde ook bij
aanwezig. Zij hebben net in Tsjechië een hele nieuwe systematiek
ingesteld om de publieke omroep te financieren. Jammer dat u er niet bij
was, meneer Krul.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Bedankt voor de toelichting, voorzitter. Dat klopt inderdaad. Ja, zeg ik
via de voorzitter tegen de heer Krul, wij zijn wel kritisch op de
plannen die er liggen, want die zijn het in ieder geval net niet. Kijk,
wij zijn als PVV niet van ons standpunt veranderd dat wij alles het
liefst volledig zagen verdwijnen. Maar dat zit er natuurlijk niet in. Nu
liggen die hervormingen voor. We moeten daar wat mee. Het is allemaal
een beetje halfhalf. Dus als wij er echt iets mee willen doen, zal de
minister wat ons betreft toch wat steviger van leer moeten trekken dan
hier nu gebeurt. Er zijn heel mooie woorden gesproken, maar als bepaalde
groepen gewoon niet gehoord worden, of tenminste niet betrokken worden
bij de gesprekken over dat bestel, dan wordt het wel heel lastig. Ik
moet eerst nog zien waar de minister concreet mee komt. Er ligt
natuurlijk alleen maar een plan. Er zijn geen concrete stukken wet- en
regelgeving. Wij vragen ons af of de utopie die de minister voor zich
ziet, ook daadwerkelijk werkelijkheid wordt. Ik verwacht persoonlijk
niet dat bijvoorbeeld een BNNVARA opeens het PVV-geluid gaat vertolken,
terwijl toch ergens in die brief stond: alle geluiden moeten op alle
omroepen te horen zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu de beurt aan de heer Oostenbrink van BBB.
De heer Oostenbrink (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Het NOS-journaal, Heel Holland Bakt en
natuurlijk Boer zoekt vrouw — "is goud" wilde ik erbij zeggen, maar dat
heb ik maar niet gedaan — zijn programma's waar een groot deel van de
bevolking van geniet en die de moeite waard zijn om in stand te houden.
Dat is nog los van de regionale omroepen in Nederland, die een
belangrijke rol spelen in het functioneren van onze lokale democratie.
Maar we zien grote problemen bij de Nederlandse omroepen. "De NPO, voor
al uw crises" kopte de Telegraaf onlangs niet voor niets. Publicaties
over misstanden, vuistdikke rapporten of van hun troon gevallen
bestuurders en presentatoren: het kan niet op. Het is dus geen wonder
dat de minister in zijn brief voorstelde om in te grijpen. Daarin heeft
hij ook gezegd dat het wat ons betreft voortvarender had gemogen. We
moeten aan de bak met de publieke omroep. De NPO moet worden hervormd,
zodat ook de journalistiek hoogwaardig aanbod kan blijven uitzenden. We
moeten een publieke omroep hebben die toekomstbestendig is. De focus
moet zijn op het feit dat de journalistiek moet kunnen doen wat ze wil.
Ze moeten de ruimte krijgen om dat binnen het publieke stel te
doen.
BBB heeft hierover al eerder aangegeven dat aanpassingen van het huidige
bestel noodzakelijk zijn. We hebben een aantal vragen aan de minister
over de brief over de hervorming van de landelijke publieke omroep. De
minister schrijft dat hij bij de hervorming nog steeds uitgaat van een
extern, pluriform bestel, met andere woorden: een systeem bestaande uit
meerdere omroeporganisaties. Mijn vraag aan de minister is waarom hij
niet kijkt naar een zogenaamd BBC-model. Dat is een systeem waarin de
veelzijdigheid niet via de omroepverenigingen, maar intern wordt
georganiseerd. Op deze wijze kan van nog meer bestuurslagen afscheid
genomen worden. Dat is toch één van de ambities van de minister.
Bovendien wijs ik erop dat kijkers zich tegenwoordig niet meer verbonden
voelen met omroepen, maar met programma's. Het gevoel van "onze omroep"
uit de tijd van de verzuiling bestaat niet meer. Mensen kijken
willekeurig naar programma's. Eigenlijk maakt het voor hen niet meer uit
of die nou door een commerciële zender, een streamer of een omroep
worden uitgezonden. Niet voor niets noemde een mediaexpert ons publiek
bestel onlangs nog een enorm log apparaat dat giga veel geld kost. Daar
merkte hij ook nog eens bij op dat de nieuwe generaties niets op hebben
met omroepen. Daarom hoor ik graag een toelichting: waarom wordt voor
externe pluriformiteit gekozen?
De minister spreekt in zijn brief over omroephuizen die een vaste plek
in het bestel moeten krijgen. Mijn urgente vraag aan de minister is hoe
vast "vast" hier eigenlijk is. Blijft een omroephuis in het bestel als
de maatschappelijke relevantie ervan wegvalt?
Naast de vorm van het bestel moeten we ook goed kijken naar de
technologische ontwikkelingen. Ook hier schiet men wat BBB betreft nog
tekort. Al eerder gaven wij aan dat we bij de publieke omroep een goed
beeld van de toekomst missen, een toekomst waarin de ontwikkeling van
sterke content en streamingsplatformen een centrale rol moet krijgen en
waarin lineair kijken langzaamaan verdwijnt. De gemiddelde kijktijd
wordt met het jaar korter. Zo keek de gemiddelde Nederlander in 2024 nog
maar 130 minuten per dag. Tien jaar daarvoor lag het gemiddelde
kijkcijfer op 200 minuten per dag. Daarin zien we een grote
daling.
Niet voor niets diende de BBB vorig jaar een motie in waarin de regering
werd verzocht om met NPO en de commerciële omroepen te gaan praten om de
onderlinge samenwerking te versterken, dan wel op het gebied van de
vindbaarheid van content, dan wel op het gebied van het verbeteren en
versterken van de positie van de Nederlandse media tegenover de grote
techbedrijven en streamers. Kan de minister aangeven wat er in de
tussentijd met deze motie is gedaan?
Niet voor niets sprak ik over de publieke én commerciële omroepen. BBB
vindt dat beide partijen noodzakelijk zijn voor een sterk medialandschap
en dat het niet noodzakelijk is dat de publieke en de commerciële
omroepen dezelfde taken uitvoeren. Daarom vraag ik de minister waarom
hij kiest voor een brede taakopdracht. Waarom wordt niet gekozen voor
een opzet waarin de publieke omroep en de commerciële media elkaar
aanvullen?
Voorzitter, ik rond af. BBB vindt dat in de brief van de minister over
de toekomst van de omroep een duidelijke stip aan de horizon ontbreekt.
Die stip is het behoud van Nederlandse programma's en content in een
wereld die steeds verder digitaliseert en wordt beheerst door
buitenlandse big tech. We zien een visie die te sterk gericht is op het
verleden en te weinig op de toekomst.
Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot is het woord aan de heer Ceder van de
ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. We mogen trots zijn op onze publieke omroep.
Vorig jaar noemde ik in het debat de prachtige serie De Joodse Raad.
Vorige week ging het volop over Het Klokhuis. Wie keek er vroeger niet
naar? Maar ik denk ook aan de talloze actualiteitenprogramma's die van
maatschappelijk belang zijn. Het aanbod van ons omroepbestel is van hoge
kwaliteit en veelzijdig en daarnaast vergeleken met andere landen
goedkoop.
De publieke omroep is van ons allemaal. Wat je achtergrond ook is,
eenieder zou zich in ieder geval in een deel van de programma's die de
omroepen maken, moeten herkennen. De samenleving staat niet stil, zien
we. Waar mensen naar kijken, verandert. Hoe mensen kijken, verandert.
Met deze gedachte in het achterhoofd heb ik naar de plannen van de
minister gekeken. Ik waardeer het dat hij erkent dat de publieke omroep
een onmisbare pijler is onder de democratische rechtsstaat en dat hij
nog steeds uitgaat van externe pluriformiteit. Maatschappelijke
worteling is immers van groot belang, zoals de ChristenUnie altijd
benadrukt.
Op een aantal punten heeft de ChristenUnie nog wel een aantal vragen en
twijfels. De keuze voor omroephuizen is een enorme verandering. Voor de
ChristenUnie is het van cruciaal belang dat de bestaande diversiteit
niet verwatert. Maar het risico daarop zien we wel. Creatieve vrijheid
en financiële zekerheid voor de omroephuizen zijn dan ook van groot
belang. Kan de minister concreet maken hoe de omroephuizen meer
financiële zekerheid en inhoudelijke autonomie krijgen? We zien dat de
NPO in het huidige bestel een te grote rol heeft. Nu wordt bijvoorbeeld
content door de NPO op detailniveau beoordeeld, en is voor de besteding
van de eigen lidmaatschapsgelden zelfs toestemming van de NPO nodig. Ook
in de toekomst blijft de NPO budgetten verdelen gekoppeld aan
inhoudelijke kaders.
Voorzitter. Ja, coördinatie is belangrijk. Het moet geen rommeltje
worden. Maar gezamenlijkheid en gelijkwaardigheid zijn ook belangrijk.
Het huidige stelsel is wat ons betreft bureaucratisch complex en
onvoldoende transparant. Dat zou wat de ChristenUnie betreft wel moeten
veranderen in het nieuwe stelsel. Het is goed nieuws dat de minister toe
wil werken naar meer gelijkwaardigheid in het bestel. Kan de minister
concreter maken hoe dat er dan uit moet komen te zien? Is het
bijvoorbeeld niet goed als de NPO en de omroephuizen in één orgaan
gezamenlijk verantwoordelijkheid dragen voor de coördinatie? Is de
minister bereid om de budgetten voor de omroephuizen toe te kennen aan
de omroephuizen? Omroephuizen moeten hun inhoudelijke
verantwoordelijkheid immers ook waar kunnen maken.
Voorzitter. De ChristenUnie constateert ook dat de ledenaantallen
teruglopen. Maar dat 1,5 miljoen mensen zich wel verbinden aan een
omroep is een prestatie van formaat en laat zien dat er nog wel degelijk
verbinding is. Daar hecht de ChristenUnie zeer aan. Sommige omroepen
hechten weinig waarde aan hun verenigingsvorm, maar voor andere zit het
echt in hun DNA. Hoe borgt de minister dat de ruimte voor verenigingen
overeind blijft? Kan de minister bijvoorbeeld de toezegging doen dat de
inrichting van de omroephuizen echt aan de aangesloten omroepen zelf is
en dat er de vrijheid is dat twee verenigingen samen als stichting één
omroephuis kunnen vormen, als ze dat willen? Kan dat volgens de visie en
de plannen die de minister voor ogen heeft?
Principieel hebben we er als ChristenUnie moeite mee dat de minister
naar een gesloten stelsel toe wil. We zouden toch ook niet willen dat
een groep wijze mensen straks gaat bepalen hoe de samenleving het best
gerepresenteerd zou kunnen worden in het parlement en dat daarom
verkiezingen niet meer nodig zouden zijn? Waarom zouden we daar wel voor
kiezen als het om omroepen gaat?
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw Martens-America.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik hoor mijn collega Ceder zeggen dat het wat de ChristenUnie betreft
absoluut aan de omroepen zelf is om te bekijken wie met wie uiteindelijk
een omroephuis gaat vormen. Ik heb mijn zorgen geuit over het feit dat
het een strategie zou kunnen zijn om uiteindelijk niet mee te bewegen,
in de hoop dat je alleen overblijft. Hoe kijkt de heer Ceder daarnaar?
Is hij ook van mening dat het, als er hier in meerderheid wordt besloten
dat we naar die omroephuizen toe gaan, niet de bedoeling is dat er een
omroep alleen blijft?
De heer Ceder (ChristenUnie):
In tegenstelling tot de VVD legt de ChristenUnie het accent van de
verantwoordelijkheid meer bij de omroepen. Ik heb niet de overtuiging
dat de omroepen nu met een kwaadaardige strategie bezig zijn, of niet
zozeer kwaadaardig, maar dat ze aansturen op de uitkomst in dezen. Wat
ons betreft is het belangrijk dat het aantal omroephuizen zo veelzijdig
mogelijk blijft. Er wordt geopperd: kies tussen drie en vier of vier en
vijf. Vanwege de diversiteit gaan wij meer richting de vijf, waardoor je
ook meer ruimte en diversiteit creëert. Daarbij lijkt het mij logisch
dat omroepen gaan samenwerken, want dat is natuurlijk ook de bedoeling
hiervan. Ik wil er wel voor waken dat omroepen gedwongen worden om te
gaan samenwerken met andere omroepen waarvan het DNA gewoon niet matcht.
Dit zijn omroepen die geworteld zijn in de samenleving. Ik heb net al
genoemd dat 1,5 miljoen mensen zich nog verbonden voelen met de
omroepen. Ik denk dat omroepen door de jaren heen zelf ook wel in de
gaten hebben met wie ze het beste zouden kunnen of willen samenwerken.
Het hoeft niet eens per se zo te zijn dat de partijen die vooral meer
met zingeving bezig zijn elkaar vinden, want op een andere manier kun je
juist ook nieuwe verbindingen maken. We hebben van de week gezien dat
een aantal omroepen ook al een stap naar voren gezet heeft en gezegd
heeft dat ze het samen gaan doen, zonder dat daar misschien direct heel
veel overlap tussen is.
Kortom, het is niet mijn overtuiging dat er een omroep alleen zou moeten
blijven, maar ik zou dat vertrouwen ook wel iets meer bij de omroepen
zelf willen laten, om tot een goed werkend stelsel te komen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik had het net over het gesloten stelsel. Daarom heb ik ook een paar
vragen. Kan de minister toezeggen alsnog te verkennen hoe ruimte kan
worden geboden voor het initiatief vanuit de samenleving, zoals dat nu
het geval is doordat er nieuwe omroepen kunnen toetreden? Moet het
bestel, bijvoorbeeld via de omroephuizen, toch niet op een bepaalde
manier toegankelijk blijven voor nieuwe geluiden? Tegelijkertijd snap ik
ook dat rust in het stelsel van belang is. Maar kan de minister zich
voorstellen dat we na een periode waarin het stof neerdaalt toch weer
naar een open bestel toe moeten? Ik ben benieuwd naar de visie van de
minister, ook als we kijken naar een termijn van vijf, tien of vijftien
jaar.
Tot slot, voorzitter. Deze hervorming gaat mede in het licht van
bezuinigingen plaatsvinden. Wat is nu de relatie tussen de bezuinigingen
en de hervorming? Wordt de hervorming nu gebruikt om de taakstelling te
halen, of is de hervorming van de publieke omroep inhoudelijk nodig? Ik
vind het jammer dat de minister nog geen duidelijkheid wil geven over de
vraag hoe de 50 miljoen euro uit het amendement-Bontenbal wordt
opgehaald. De indieners waren immers duidelijk. Kan de minister daarom
klip-en-klaar aangeven dat het de inzet is om de 50 miljoen op te halen
via Ster-inkomsten en niet door het programma-aanbod te
verschralen?
Ik kijk uit naar de antwoorden. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Een vraag van mevrouw Martens-America.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ja, dank, voorzitter.
De voorzitter:
Neem me niet kwalijk. Excuses. Uw interrupties zijn op. Maar gelukkig
heeft de heer Krul nog wel interrupties, dus die mag de vraag
stellen.
De heer Krul (CDA):
Zeker, voorzitter. Dat doe ik zeker niet op het scherpst van de snede,
want het meeste van wat de heer Ceder zegt, is ook hoe het CDA het voor
zich ziet. Maar ik vond één opmerking interessant: zouden die budgetten
niet direct naar de omroephuizen moeten? Dat vind ik best een
interessante gedachte. Je zou ook kunnen denken aan een gezamenlijke
coördinatie, dus aan de omroephuizen tezamen verantwoordelijk maken voor
de budgetten. We zijn ook een beetje zoekende richting de tweede
termijn, dus zou de heer Ceder er misschien wat meer over kunnen
vertellen hoe hij dat voor zich ziet? Misschien kunnen we dan samen tot
iets komen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
U hoorde in mijn betoog dat wij, als we nu reflecteren op de afgelopen
jaren, de rol van de NPO een belangrijke vinden, maar ook wel een rol
die te zwaar is aangedikt in het huidige stelsel. Wij zouden daarom ook
wel vinden dat omroephuizen in het nieuwe stelsel juist veel meer
verantwoordelijkheid zouden moeten dragen, uiteraard binnen de juiste
kaders en met de juiste governance. Als de budgetten bij de omroepen
blijven, waarbij vooral wordt getoetst dat het geld op de juiste manier
besteed wordt, denk ik dat de omroepen prima in staat zijn om daar goede
programma's voor te maken. Op het moment dat je de budgetten overhevelt
en ergens anders belegt, is het maar de vraag hoe die budgetten worden
toegekend. Dan krijg je altijd een externe toetsing van de programmering
en van de manier waarop die wordt ingericht. Ik wil voorkomen dat het te
veel gaat over wat er op inhoudsniveau gebeurt en te weinig over de
vraag of er gewoon is voldaan aan de governanceregelingen. Volgens mij
vinden de heer Krul en ik elkaar op dat punt, maar als hij een voorstel
heeft dat meer aansluit bij hoe je de governance op een goede manier
kunt ordenen, wil ik daar best naar kijken. Deze vraag stel ik ook omdat
ik denk dat de omroepen het prima zelf zouden kunnen, uiteraard met
inachtneming van de governancecodes zoals we die met elkaar hebben
vastgesteld.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Ik hoor bij de heer Ceder, maar ook eerder al bij de heer Stoffer, ook
wel wat zorgen over die extra reclame-inkomsten die er moeten komen. De
ChristenUnie was ook een van de partijen die een monsterverbond vormden,
waardoor de NPO nu ineens 50 miljoen extra reclame-inkomsten moet halen.
Daartoe is toen echt last minute besloten. Als ik die zorgen zo hoor en
we nu nog steeds niet weten hoe het dan zou moeten, vraag ik me af of
dit niet gewoon een bedrijfsongeval is geweest. Vindt de heer Ceder ook
dat de ChristenUnie hier misschien beter niet voor had kunnen kiezen,
maar dat we in ieder geval nu samen zouden kunnen zeggen: bij de
Voorjaarsnota willen we proberen dat te repareren? Het gaat om 50
miljoen euro. Op Financiën gaat het nu over miljarden, maar het leidt
voor regionale kranten, commerciële radio, commerciële televisie en voor
de publieke omroep wel tot een enorm probleem.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Extra inkomsten verkrijgen via de Ster heeft niet de voorkeur van de
ChristenUnie, maar we hebben er wel mee ingestemd. Dat heeft te maken
met het volgende. U weet natuurlijk ook dat in een ver verleden ook D66
onderdeel was van het monsterverbond. Wij hebben geprobeerd om met onze
bescheiden drie zetels in het wat ons betreft onzalige pakket van
gigantische bezuinigingen te repareren wat wij dachten dat wij konden
repareren. Daarbij was ook dekking nodig, zoals u weet. Daarbij zijn een
aantal keuzes gemaakt. Daarbij zijn de Ster-inkomsten genoemd. Dat is
ook in een amendement gegoten en in meerderheid aangenomen. Daar staan
we dus al voor. Wij staan voor onze afspraak, terwijl de heer Paternotte
ook wel weet dat dit niet per se onze ideologische lijn is.
Stel dat de coalitiepartijen tijdens de Voorjaarsnota besluiten dat het
geld op een andere manier ingevuld zou moeten worden. Ik ben er groot
voorstander van, maar het risico is dat als u straks een motie voorlegt
en wij opeens van deze lijn afwijken, het geld op een andere manier
opgehaald moet worden. Dat zou niet goed zijn voor mijn handtekening. U
weet hoe dat werkt. Ik hoor ook graag hoe de minister daarnaar kijkt.
Mijn zorg zou zijn dat het amendement niet wordt uitgevoerd en het geld
op andere plekken opgehaald wordt, wat een verdere verschraling zou
betekenen. Als we moeten kiezen tussen twee kwaden, kiezen wij voor het
minst kwade. Dat zijn de inkomsten. Maar goed, u proeft ook bij mij dat
dit niet een ideologische opvatting is, maar een principiële opvatting,
namelijk dat wij goed zijn voor onze handtekening.
De voorzitter:
De heer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Niet een ideologische opvatting ...
De voorzitter:
Sorry, nee, u heeft ook geen interrupties meer.
De heer Paternotte (D66):
Dan een punt van orde.
(Hilariteit)
De voorzitter:
Nee. Volgens mij zijn we aan het einde van de eerste termijn van de
Kamer gekomen. Wij gaan schorsen tot 12.45 uur, zodat de minister de
antwoorden kan voorbereiden. Dan kunt u meteen even lunchen. Dank u
wel.
De vergadering wordt van 11.57 uur tot 12.47 uur geschorst.
De voorzitter:
Dames en heren. We gaan beginnen met de beantwoording van de minister
van de vragen die de Kamerleden in de eerste termijn gesteld hebben. Dat
gaat de minister in blokjes met onderwerpen doen. Die gaat hij zo meteen
even opnoemen. Ik stel voor dat we vier interrupties op de minister
aanhouden.
De heer Paternotte (D66):
Voorzitter, ik snap heel goed dat u focust op korte interrupties.
Alleen, ik ken mijn pappenheimers. Om iets meer te kunnen doorvragen,
zou ik willen voorstellen om zes korte interrupties mogelijk te
maken.
De voorzitter:
Ja, dat wil ik toestaan. Wij hebben in de commissie voor LVVN de 30
seconderegel. Die helpt heel erg, want als je dan over de 30 seconden
gaat, telt het als twee interrupties. Dat zal ik hier nu niet meteen
invoeren, maar ik hou het wel in gedachten. Dan gaan we het zo doen: zes
korte interrupties. Het woord is aan de minister.
Minister Bruins:
Dank u wel, voorzitter. U heeft mij gevraagd om een niet al te lange
inleiding te hebben, dus ik heb wat bladzijden geschrapt, inclusief wat
uitgebreide warme woorden naar de publieke omroep. Ik hoop dus dat mij
dat vergeven wordt.
Voorzitter. Grote woorden moet je spaarzaam gebruiken. Ik wil ze toch
echt bewaren voor momenten van grote verandering. Het onderwerp van
vandaag, de hervorming van de landelijke publieke omroep, is zo'n
moment. Het heeft een lange voorgeschiedenis. Nu staan we voor een
historische verandering van het omroepbestel. Ook in voorgaande jaren is
het geprobeerd; de heer Mohandis sprak daar al over. Ik denk dat dit
zo'n grote verandering is dat we het ook echt alleen maar met elkaar
kunnen doen. Ik dank mevrouw Martens-America dus voor de plannen dat zij
deze herfst naar buiten bracht en de commentaren die zij heeft gebracht
in de context van mijn plannen. Ik dank ook de heer Mohandis voor het
hele mooie plan dat ik zojuist overhandigd kreeg. Dit kunnen we alleen
maar samen doen. Ik vind het juist heel fijn dat uw leden meedenken. We
zagen in het verleden dat het moeizaam ging. Ik wil u nu echt de hand
reiken om ervoor te zorgen dat we met elkaar deze grote stap kunnen
zetten.
De wereld is veranderd. De media zijn veranderd. De mensen zijn
veranderd. Mijn indruk, mijn sterke overtuiging is dat we nu ook de
publieke omroep ingrijpend zullen moeten kunnen veranderen als we willen
behouden wat ons zo dierbaar is: een onafhankelijke sterke en
veelzijdige publieke omroep. Een dergelijke publieke omroep is voor een
democratische rechtsstaat van levensbelang vanwege twee kernfuncties:
hij verbindt ons met elkaar en hij voorziet ons van allerlei
invalshoeken, perspectieven en ook feiten die het publieke debat voeden
en de politieke macht controleren. Vanuit het behoud van deze twee
kernfuncties heb ik de hervorming van de landelijke publieke omroep dan
ook opgebouwd.
Ik sla een heleboel over en ga kort in op de knelpunten die de
aanleiding vormen voor deze hervorming. Ik zie twee grote uitdagingen in
het internationale medialandschap. De eerste is dat het publieke debat
zich meer en meer heeft verplaatst naar de grote internationale
onlineplatformen. Zij hebben winst als oogmerk en niet het faciliteren
van een publiek debat. We staan te weinig stil bij wat het betekent
wanneer commercieel belang gaat boven algemeen belang. Voor de
samenleving moeten we online publieke platformen inrichten die wél het
publieke debat mogelijk maken.
De tweede uitdaging is dat de digitale omgeving overvol is en
gedomineerd wordt door internationale techgiganten. Dit zet de
vindbaarheid, de zichtbaarheid en de herkenbaarheid van onze publieke
omroep onder druk. Als wij nu zelf geen ingrijpende keuzes maken, doen
consumenten dat wel en zijn wij hen kwijt. Ze keren dan ook niet meer
terug; eenmaal weg, zijn ze kwijt. Juist vanwege de democratische en
verbindende functies die ik net noemde, zou dat schadelijk zijn voor
onze samenleving en onze democratie. Dat zegt iets over de vitale
functie waar de heer Koops in zijn inbreng het al over had. Ik zal daar
straks verder op ingaan.
Naast deze uitdagingen in het internationale landschap zijn er ook
binnen het huidige bestel meerdere knelpunten die hoognodig moeten
worden aangepakt. Allereerst is dat de toegankelijkheid voor
nieuwkomers. Er zijn geen goede criteria om te bepalen wie er aan het
bestel mag deelnemen en wie niet of niet meer. De systematiek van
beoordeling, toetreding en uittreding werkt niet goed. Het
stromingsbeginsel is achterhaald en het ledencriterium is niet meer
uitsluitend indicatief voor relevantie en maatschappelijke worteling. En
juist die maatschappelijke worteling is zo belangrijk.
Ten tweede is door het grote aantal spelers de verantwoordelijkheid voor
de uitvoering van de publiekemediaopdracht versnipperd. De doelen van
omroepen en de doelen van de NPO hangen te weinig samen, waardoor er
geen constructief geheel ontstaat. Ook financiële middelen en creatieve
slagkracht raken meer en meer versnipperd door het alsmaar uitdijende
bestel. Daarmee hangt samen dat door het grote aantal spelers er te veel
tijd en energie opgaat aan de interne beheersing van het bestel en de
omroepen onvoldoende aangesloten zijn op en deelgenoot zijn van de
strategie van de NPO. Die strategie wordt ervaren als een centrale
strategie en te weinig als een gezamenlijke strategie.
Daarnaast constateer ik, met verdriet, dat er veel te doen is geweest
rondom sociale veiligheid en dat er veel incidenten zijn geweest. Het
risico op sociale onveiligheid moet afnemen met deze hervorming.
Bestuurders en toezichthouders in deze publieke sector — publíéke sector
— moeten hun verantwoordelijkheid nemen.
Kortom, als we nietsdoen, hebben we én een slecht functionerend stelsel,
én op termijn een niet relevante omroep. De hervorming is dus urgent. Ik
wil voor alle kijkers en luisteraars, voor ons allemaal dus, behouden
wat onze publieke omroep zo krachtig maakt. Tegelijkertijd wil ik
veranderen wat noodzakelijk is. Daarbij sta ik dus voor de brede,
verbindende en democratische functie van de publieke omroep, een brede
taakopdracht nader te omschrijven in het wetsvoorstel waaraan ik moet
gaan schrijven. Daarmee is de publieke omroep wat mij betreft dus ook
niet slechts aanvullend op de commerciële omroepen, die overigens ook
van groot belang zijn in het veelvormige medialandschap. Zoals wij als
burgers belastingen betalen, dragen we allemaal bij aan de publieke
omroep en daarom moet die er dus ook voor ons allemaal zijn. Dat kan
alleen met een brede taakopdracht.
Ik wil ervoor zorgen dat de publieke omroep beter kan aansluiten bij de
verschillende perspectieven en behoeften van de samenleving. Daarnaast
wil ik meer gezamenlijk in het bestel brengen, versnippering tegengaan
en de governance en de veiligheid verbeteren.
U hoort mij telkens het woord "gezamenlijk" noemen. Dat is geen loze
kreet; het doen slagen van deze hervorming is een gezamenlijke
verantwoordelijkheid. Met wie ik ook spreek, in Hilversum, Den Haag of
waar dan ook in het land, iedereen wil onze publieke omroep behouden en
sterker maken. Ik roep daarom dus iedereen op, zeker ook de bestuurders
van de publieke omroep, om samen de schouders onder de veranderingen te
zetten en verantwoordelijkheid te nemen, met het gezamenlijk belang
voorop.
Ik heb dankbaar gebruikgemaakt van de vele rapporten en adviezen die de
afgelopen jaren zijn verschenen over de publieke omroep. Ik heb ook met
de belangrijkste spelers gesproken, zowel publieke als commerciële
partijen. Dat heeft geleid tot de volgende voorstellen. Ik kies ervoor
om het aantal bestuurlijke spelers meer dan te halveren, met één
specifiek taakomroephuis, waarbinnen de NOS een specifieke taak heeft.
Ik kies ook voor een coördinerend orgaan; op dit moment heet dat de NPO,
dus laat ik dat vanaf hier ook maar gewoon de NPO noemen. De Nederlandse
omroep zijn wij allemaal; dat zijn alle spelers. Maar laat ik for the
sake of argument dat coördinerend orgaan in dit debat de NPO noemen. Een
vorm van coördinatie blijft nodig. Daar zal ik straks ook uitgebreid op
ingaan.
De omroephuizen hebben een vaste plek in het bestel. Er is dus geen
sprake van toe- en uittreding op basis van een ledencriterium. In plaats
van die toetreding en uittreding richt ik een systeem van stevige en
transparante beoordeling en verantwoording in. Alle omroephuizen krijgen
nadrukkelijk de opdracht om veranderende geluiden, perspectieven en
behoeften uit de samenleving te vertalen. De omroephuizen moeten
gezamenlijk de hele samenleving bedienen. Dat is relevant in de
discussie die u en ik zullen hebben over de rol van de NTR. Ik start zo
meteen ook met die discussie, zodat we daar ook uitgebreid op in kunnen
gaan.
Verder wil ik dat de maatschappelijke worteling op meerdere manieren kan
worden vormgegeven. Dat kan worden gedaan met een vereniging, maar dat
is niet langer een eis. Ook de NPO-organisatie, het coördinerend orgaan,
wordt hervormd en gaat, zoals ik ook heb geschreven, lichter
coördineren, waardoor de positie van de omroephuizen gelijkwaardiger
wordt en het bestel meer in gezamenlijkheid kan opereren. De governance,
inclusief intern toezicht, moet in elk omroephuis en bij de NPO op orde
zijn en bijdragen aan een sociaal veilige werkomgeving. Alleen door de
wettelijke kaders op deze manier in te richten verwacht ik dat de
publieke omroep beter ingericht is voor de toekomst en onmisbaar voor
ons zal blijven.
Voorzitter. Dat was mijn ingekorte inleiding. Dan zal ik u nu vertellen
welke blokjes ik voor u in petto dacht te hebben. Blok één is de NTR.
Blok twee gaat over de inrichting van de omroephuizen. Blok drie gaat
over de verhouding tussen het coördinerend orgaan dat de NPO heet en de
omroephuizen. Blokje vier betreft overige vragen over het landelijke
aspect. Dan zijn er een paar vragen gesteld over het bredere
medialandschap en pps, publiek-private samenwerking. Dan heb ik nog een
heel dun blokje "niet-landelijk overig"; er zijn bijvoorbeeld vragen
gesteld over het regionale aspect.
Voorzitter. Dat zijn de blokjes die ik voor u in petto dacht te
hebben
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we beginnen met het eerste blokje, NTR.
Minister Bruins:
Ja, de NTR. Ik snap dat de plannen tot onrust hebben geleid, ook bij de
medewerkers van de NTR. Dat vind ik jammer, zeker omdat ik het ook eens
ben met een deel van de reacties. Het prachtige aanbod dat de NTR maakt,
is namelijk van groot belang voor de uitvoering van de publieke
mediaopdracht. Ik wil dan ook dat dit type aanbod en de redacties kunnen
blijven bestaan.
Ik wil graag toelichten waarom ik het zo belangrijk vind dat het juist
de omroephuizen zijn die de taken van de NTR overnemen en dit type
aanbod gaan maken. Dit heeft te maken met een fundamentele verandering
die ik met het nieuwe bestel wil realiseren. Het is goed om dat te
benadrukken aan het begin van dit debat. In het nieuwe bestel, zoals ik
dat voor ogen heb, hebben de omroephuizen nadrukkelijk een bredere
opdracht dan de huidige omroepverenigingen. Ik wil dat omroephuizen zich
verantwoordelijk voelen voor het geheel van de publieke taakopdracht en
op basis daarvan hun aanbod maken. Deze overkoepelende taak moet door
ieder huis en door iedere bestuurder gevoeld worden. Als er een losse
organisatie blijft bestaan die oppakt wat anderen niet oppakken, kunnen
deze huizen deze verantwoordelijkheid gemakkelijk ontduiken. Hiermee
loopt het bestel als geheel het risico dat huizen onvoldoende bijdragen
aan de overkoepelende doelstellingen en de behoeften van de Nederlandse
samenleving. Daarmee zou een groot knelpunt van het huidige bestel in
stand blijven, terwijl het oplossen van knelpunten precies het doel is
van deze hervorming.
Niet het eigenbelang van de omroep staat centraal, maar het constructief
samenwerken om de publieke taakopdracht zo goed mogelijk uit te voeren.
Daarin speelt pluriformiteit zeker een rol, maar het is net zo
belangrijk om met kwalitatief, onafhankelijk en betrouwbaar aanbod een
bijdrage te leveren aan de informatieve, culturele en educatieve functie
van de publieke omroep. Dat moet gaan gelden voor ieder omroephuis. Op
dat laatste legt het nieuwe bestel meer de nadruk, door niet één, maar
alle omroephuizen nadrukkelijk die taak te geven. Daarom heb ik er
vertrouwen in dat het waardevolle aanbod van de NTR en de redacties een
goede plek kunnen vinden in het stelsel als geheel, waaronder ook beide
omroephuizen.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag bij de heer Mohandis.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Het is goed om hier met elkaar over te spreken. Het is ook goed dat de
minister dit nog eens onderbouwt. Daar rammelt het nou eenmaal. Als u
die taak gaat geven aan omroephuizen met ook een eigen missie, zegt u
"ik wil toewerken naar vijf taakomroephuizen" — volgens mij zegt ook dat
ook weer niet in uw brief — of u snapt de totstandkoming van de NTR
niet. Dat ga ik u niet in de schoenen schuiven, maar dat gevoel heb ik
wel. Want de NTR bestaat niet voor niets. Die is juist bedoeld om naast
de NOS de kerntaken, met name als het gaat om educatie, culturele
programmering en kindprogrammering, vanuit een ongebonden positie uit te
zenden. De veronderstelling die u hier op tafel legt dat u dan een
andere kan aanwijzen, terwijl u in diezelfde brief zegt dat ze ook een
eigen missie mogen hebben, een achterbanfunctie enzovoort enzovoort ...
Dat gaat niet samen. U kunt die twee werelden niet verenigen en u gaat
daar ook niet over als we kijken hoe de wet in elkaar zit. U kunt dus
niet afdwingen dat die taken geborgd zijn.
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Mijn vraag is als volgt. Met nog een taakstelling eroverheen ... Dit
rammelt toch aan alle kanten? Doe dit niet.
Minister Bruins:
Laat me beginnen met zeggen dat ik de programma's van de NTR niet wil
afschaffen. Ik ben ook helemaal niet uit op het opheffen van de NTR als
doel op zich. Zoals gezegd: de NTR vervult op dit moment een belangrijke
en waardevolle taak. In mijn brief ben ik daar ook heel genuanceerd
over. In het bestel zoals ik dat voor ogen heb, is het mogelijk om
vanuit die omroephuizen, dat ene taakomroephuis en de vier à vijf
omroephuizen, gezamenlijk ervoor te zorgen dat de behoeften,
perspectieven en geluiden van de samenleving zo goed mogelijk een plek
krijgen in het aanbod. Hier volgt ook uit dat die gezamenlijke
omroephuizen bij elkaar, inclusief het taakomroephuis, in staat moeten
zijn om het type aanbod dat de NTR nu maakt ook in de toekomst te maken.
Een omroephuis zoals ik dat in gedachten heb, is nadrukkelijk meer dan
de som van de identiteiten van de omroepverenigingen die zich daarin
bundelen. Het is breder dan dat. De bedoeling is dat de taak, de
programma's, de redacties en de medewerkers over kunnen gaan naar een
plek in het systeem, en dat in dat systeem plek is voor dat hele mooie
aanbod dat we allemaal zo waarderen. Met vier à vijf omroephuizen en een
taakomroephuis is er volgens mij voldoende ruimte om deze overkoepelde
taak een goede plek te geven.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Mohandis.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
De wet, de wettelijke taakopdracht voor alle publieke
media-instellingen, artikel 2.1, is bedoeld voor allemaal. Het punt is
alleen: we hebben ook in de wet geborgd dat er taken zijn die toegewezen
worden aan taakomroephuizen, waarbij de NTR onlosmakelijk is verbonden
met de NOS in het uitvoeren van die taken. Het wensdenken dat dit wel
zou worden opgepakt, getuigt echt van een gebrek aan besef van hoe de
Mediawet in elkaar zit en welke positie de minister heeft om aan te
wijzen. Mijn simpele vraag is dus ... Ik kan er nog heel lang op
doorgaan — ik heb hier twee pagina's over waarom dit verhaal rammelt —
maar dat ga ik niet doen. Ik vraag nu simpelweg aan de minister: als de
redenering in de brief is dat we alle omroepen een eerlijke kans geven
om mee te gaan in de transformatie, geef de NTR dan dezelfde eerlijke
kans aan de voorkant om meegenomen te worden, als organisatie met al die
programma's, en om een huis te vinden. En dan zeggen wij: het liefst een
taakomroephuis met de NOS. Als u nog meer andere bronnen zou willen van
wie het hiermee eens is: de Raad voor Cultuur geeft het aan, net als de
producenten, het Commissariaat voor de Media ...
De voorzitter:
Uw vraag is duidelijk.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Zelfs het klankbord Joodse programmering onder de vlag van de EO zegt:
waarom dit NTR-besluit? Waar komt dat vandaan?
Minister Bruins:
Ik begrijp de heer Mohandis heel goed. Inderdaad, ik zie de taken die
staan in de huidige Mediawet. We gaan natuurlijk juist de komende
maanden aan de slag met hoe in de nieuwe Mediawet straks de kaders
worden geschetst. Wat de heer Mohandis mij specifiek vraagt, is: laat de
NTR volwaardig meedoen. En ja, daar kan ik de hand reiken aan de heer
Mohandis. De NTR gaat ook in het vervolgtraject dat gaat komen volledig
meedoen. Over de plek waar zij het beste terecht kunnen komen, de plek
waarop hun programma's, hun taken, hun redacties het beste terecht
kunnen komen, moet ook de NTR meepraten. Ik wil in het vervolgtraject
zeker stellen dat we een open dialoog voeren met de omroepen, inclusief
de NTR, over de uitwerking van de plannen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik probeer natuurlijk altijd overtuigd te raken van wat de minister
zegt, maar dit klinkt eigenlijk een klein beetje alsof de minister op
een knullige manier een relatie uitmaakt. Het klinkt alsof hij stiekem
al een ander heeft en zegt: ik hou van je, het ligt niet aan jou, het
ligt aan mij, misschien komen we ooit weer een keer bij elkaar. Het
lijkt alsof de minister nu een stap richting de Kamer zet, maar als hij
zo rondkijkt en geluisterd heeft, ziet hij toch dat er geen meerderheid
is om de NTR op deze manier op te heffen? Het is toch makkelijker voor
de minister om nu direct naar de Kamer te luisteren en hier niet op deze
manier mee door te gaan?
Minister Bruins:
Ik heb heel goed geluisterd naar de inbreng van uw leden. Ik heb gezien
en geconcludeerd dat de programma's van de NTR buitengewoon grote steun
hebben. Dat hebben ze ook van mij; ik vind ze belangrijk. Ik vind het
belangrijk dat de taken van de NTR en de programma's die de NTR maakt
ook in het nieuwe bestel gemaakt kunnen blijven worden. Daarbij is het
belangrijk dat we in het nieuwe bestel, met het nieuwe kader, met
omroephuizen die breder zijn dan de som van de identiteiten van de
huidige omroepverenigingen, goed kijken waar de taken van de NTR het
beste terecht kunnen komen. Met vier à vijf omroephuizen en een
taakomroephuis ben ik ervan overtuigd dat de taken van de NTR echt goed
geborgd kunnen worden, ook wettelijk. Die moeten in het nieuwe bestel op
de goede plek terechtkomen. Maar uiteindelijk is één plus één drie. Het
is niet zo dat de omroepverenigingen nu samen in een omroephuis kunnen
kruipen, dat ze bij elkaar op kunnen tellen wat ze nu doen, en dat dat
het is. Een omroephuis is breder dan dat en heeft ook een bredere taak
dan dat.
Mevrouw Beckerman (SP):
Begrijp ik dan goed dat de minister zegt dat ze wel mee mogen praten,
maar dat uiteindelijk zijn besluit dat ze worden opgeheven al staat?
Stel nou dat we, for argument's sake, zoals de minister net zei, er even
in meegaan dat de uitkomst kan zijn dat ze in het nieuwe bestel kunnen
blijven bestaan, eventueel in een andere variant. Wat denkt de minister
dan dat er in de tussentijd gebeurt? Dan heb ik het niet over het
meepraten. Maar wat denkt de minister dat dit in de tussentijd betekent?
In 2027 komt er namelijk nog een bezuiniging. Er is nu al veel onrust
ontstaan. Wat betekent dat? Wat betekent dat voor jonge makers? Wat
betekent dat voor de mensen die er nu werken? Wat betekent dat voor de
veiligheid, het punt dat de minister net ook zo belangrijk vond? Wat
betekent dit voor de mensen die nu met hart en ziel die programma's
maken, of dat zouden willen doen, als dit als zwaard van Damocles boven
hun hoofd hangt?
Minister Bruins:
In mijn brief ben ik heel genuanceerd geweest over de positie van de
NTR, maar die nuance is niet overal zo goed over het voetlicht gekomen.
Ik ben dus ook wel dankbaar dat ik het hier nog een keer duidelijk kan
zeggen: de taken en de programma's van de NTR vinden we allemaal
waardevol. Die vind ik ook waardevol. Tegen de redacties, tegen de
creatieve makers, wil ik zeggen: er is voor jullie een plek, ook in het
nieuwe systeem. Ik kan zelfs zeggen dat de NTR als organisatie van mij
niet opgeheven hoeft te worden. Dat heb ik ook niet zo geschreven. Juist
die taken, die zo belangrijk zijn, moeten ook in het nieuwe systeem
wettelijk geborgd worden. Dit past allemaal binnen de vier à vijf
omroephuizen en het ene taakomroephuis. Maar ik ga er niet over welke
organisatie zichzelf wel of niet opheft. Ik heb alleen de NOS genoemd
als nationale nieuwsvoorziening, die zo moet blijven staan. Maar de NTR
als organisatie hoeft zichzelf niet op te heffen. Ik wil de taken ook in
de toekomst wettelijk borgen. De redacties, de programma's en alles wat
we zo waardevol vinden, kunnen ook een plek vinden in het nieuwe
bestel.
Mevrouw Beckerman (SP):
Sorry dat ik er nog even op doorga, maar het wordt niet duidelijker.
Misschien ben ik te dom om deze minister te begrijpen, maar die nuance
maakt het niet duidelijker. Ze mogen zichzelf opheffen. De minister gaat
het niet zelf doen. Is dat het antwoord? Ik begrijp eigenlijk niet wat
de minister hier zegt. Want hij overlaadt hen met lof. Het is een
beetje: het ligt niet aan jou, maar aan mij, maar ik maak deze relatie
toch uit. De minister heeft heel vaak het woord "gezamenlijkheid"
gebruikt. Hij zegt nu: er is ruimte voor al die programma's, er is
ruimte voor al die makers. Maar toch had hij het in zijn inleiding
steeds over "gezamenlijkheid". Begrijpt de minister, vraag ik via de
voorzitter, dat juist die samenhang ook van waarde is? Die samenhang is
er nu al grotendeels. De huidige samenhang is dus ook iets om te
beschermen. Begrijpt de minister dat?
Minister Bruins:
Die samenhang is heel belangrijk. Die wordt in de toekomst wat mij
betreft nog belangrijker, omdat men in gezamenlijkheid er wettelijk voor
aan de lat staat om alle geluiden in de samenleving te bedienen. Laat ik
het dan heel helder nog een keer zeggen: de NTR kan blijven bestaan en
die vindt een plek in het bestel. Waar de NTR die plek vindt, daar gaan
we over praten. Maar het kader dat ik heb gesteld is: vier à vijf
omroephuizen en één taakomroep.
De heer Paternotte (D66):
Ik vind het nog steeds wel appelmoes. Ik zei in het begin al dat ik heel
veel tegenstrijdigheden lees. Ik vind het een flinke tegenstelling als
je zegt dat "het opheffen van de NTR voor mij geen doel op zich is",
nadat je eerder in een brief heeft voorgesteld om de NTR op te heffen.
Dat is toch ook het beeld dat hier is ontstaan? En dan zegt de minister:
de NTR hoeft helemaal niet te verdwijnen. Als ik het zo'n beetje
beluister, heb ik het idee dat hij bedoelt dat die programma's bij
allerlei omroephuizen terecht kunnen komen en dat daarmee de NTR een
soort tweede leven krijgt, als het ware reïncarneert in verschillende
onderdelen en vormen bij de samenloop van die identiteiten, die meer is
dan de som der delen. Maar wat bedoelt de minister daar nou precies mee?
Betekent dit dat de NTR als geheel naar één omroephuis gaat? Of bedoelt
hij daarmee dat die programma's over verschillende omroephuizen
verspreid moeten worden, maar in ieder geval niet bij de NOS
terechtkomen?
Minister Bruins:
Dat is nu precies het proces voor de komende maanden. Wat ik aan uw
Kamer heb voorgelegd, is een model met vier of vijf omroephuizen en één
taakomroephuis. Daarover zult u, zo hebt u aangekondigd, met moties
komen. Maar wat er binnen die omroephuizen plaatsvindt en op welke plek,
dat is precies waar we de komende maanden met elkaar over in gesprek
gaan en ook waarvoor dit debat is. Want zoals ik al heb gezegd: deze
hervorming is zo fundamenteel dat we dat alleen gezamenlijk kunnen doen.
Ik ben ook met een hoofdlijnenbrief naar uw Kamer gekomen, om een
handreiking te doen en naar uw Kamer te luisteren, om te horen of er
voor de richting zoals ik die in mijn brief schets op hoofdlijnen,
voldoende steun is om een stap verder te gaan zetten. Om te bepalen
welke kant op die stap verder dan is, neem ik ook boodschappen mee van
uw Kamer. Daarbij blijf ik benadrukken dat de taken en de programma's
van de NTR buitengewoon waardevol zijn en dat de NTR ook een plek
verdient in het nieuwe bestel.
De heer Paternotte (D66):
Wat de minister doet is eigenlijk alles bij Hilversum neerleggen. In
Hilversum moeten ze met elkaar gaan snuffelen en kijken hoe het er dan
uit moet gaan zien. Maar over één ding is hij duidelijk: één taakomroep
moet dan wel verdwijnen, verspreid worden, opgeknipt worden of wat dan
ook. Dat zegt hij van een taakomroep waarvan hij de programma's zo
belangrijk en waardevol vindt. Hij prijst ze aan alsof hij nog steeds
verliefd is — om de metafoor van mevrouw Beckerman aan te houden. Maar
wat is dan de logica erachter dat de minister alles in Hilversum laat,
maar op dit ene punt van deze taakomroep wél alvast op tafel heeft
gelegd: nee, die zal toch een andere plek moeten krijgen?
Minister Bruins:
Om iets dieper de inhoud in te gaan, het volgende. Voor mij is het
taakomroephuis het omroephuis waar de actuele werkelijkheid in beeld
wordt gebracht, zoals nieuws en evenementen. De actuele werkelijkheid
hoort bij de brede journalistieke taak van de publieke omroep. De NTR
heeft juist als taak om vanuit verschillende identiteiten, verschillende
perspectieven aanbod te maken dat anders niet aan bod zou komen. De
bedoeling van de vier à vijf nieuwe omroephuizen is om breder te zijn
dan de som van de identiteiten van de huidige omroepverenigingen. In de
gezamenlijke omroephuizen is er dus juist ruimte voor de verschillende
perspectieven, zodat die daar allemaal aan bod kunnen komen. In het
nieuwe bestel wil ik dus juist die omroephuizen een bredere taak geven.
Daarin kunnen zij die bredere taak gaan uitvoeren, zodat één plus één
drie is en niet twee.
De heer Paternotte (D66):
Ik ga er nog één keer op door, vanwege de crux hiervan. De minister
heeft in zijn brief wel degelijk opgeschreven dat de NTR als
zelfstandige omroeporganisatie moet verdwijnen, maar nu zegt hij:
misschien is dat wel helemaal niet zo; misschien kan de NTR dan wel weer
onder een omroephuis vallen. Ik weet ook niet of hij dat eigenlijk zegt,
want dat wil hij uit het proces laten komen. Maar wat wordt nou de taak
van die omroephuizen als de minister spreekt van "sommen der delen",
waardoor die omroephuizen eigenlijk iets gaan doen wat blijkbaar lijkt
op de initiële taak van de NTR, maar ook weer niet? Gaan we hier in
Hilversum nou echt jarenlang over nadenken? Volgens mij is dit namelijk
een puzzel die uiteindelijk niemand kan leggen, maar waar volgens mij
wel heel veel geld mee verspild gaat worden.
Minister Bruins:
Die bredere taakopvatting voor de omroephuizen is een essentieel
onderdeel van mijn brief. De gedachte dat het alleen maar een bundeling
van omroepen zou zijn en dat je dan klaar bent, klopt niet met de
situatie. Dit is een fundamentelere hervorming. Juist bij die bredere
huizen is het niet de bedoeling dat we bij voorbaat alweer een vangnet
gaan inbouwen voor geluiden die anders niet gehoord worden. Juist die
bredere taakopvatting vooraf definiëren maakt dat de nieuwe omroephuizen
die bredere taak ook gaan oppakken. Nu al zeggen dat er ook een plekje
is voor geluiden die niet gehoord worden, betekent dat je ook zeker weet
dat je die bredere taak niet krijgt. En dan is het slechts een bundeling
van de huidige omroepverenigingen. Mijn brief is fundamenteler dan
dat.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Of de brief zo fundamenteel is, laat ik maar even in het midden. Zoals
ik al eerder heb aangegeven, lijkt de minister voor nu nog geen keuzes
gemaakt te hebben, zoals voor het aantal mediahuizen, governance et
cetera. Maar als ik hem zo hoor, zijn die wel degelijk ergens
bekend.
Maar dan heb ik toch een vraag, want ik hoor twee tegenstrijdigheden.
Aan de ene kant zei de minister over de NTR namelijk net: dat moet nog
komen en dat gaan we borgen in een nieuwe mediawet. Aan de andere kant
heeft de minister toch ergens in het afgelopen proces ervoor gekozen om
nou net één keuze wel heel sterk neer te zetten, namelijk dat de taak
van de NTR kan worden opgenomen door de nieuwe omroephuizen, om het maar
zo te zeggen. Dat terwijl wij weten dat er op dit moment heel veel
makers en medewerkers zijn die zowel voor de NOS als voor de NTR
werken.
Kan de minister ons dus misschien wat meenemen in wat er in de afgelopen
— laten we zeggen — weken gebeurd is dat de minister er, ondanks die al
innige samenwerking, toch voor heeft gekozen om superdaadkrachtig te
zijn op het punt van de NTR? Voor al die mensen die werken bij de NTR en
die op dit moment dit debat volgen … In navolging van wat de heer
Paternotte net zei, noem ik dat: wel, niet, wel, niet, wel, niet,
verliefd, uit. Geeft de minister nu eigenlijk toe: ik ben gewoon te
stellig geweest; ik had die bal niet zo ver vooruit moeten schoppen; ik
had geen besluit moeten nemen? Want de minister zegt ook: ik laat het
aan uw Kamer. Ik weet niet meer wat deze minister wil.
Minister Bruins:
Ik heb een hoofdlijnenbrief met de Kamer gedeeld over hoe ik de
hervorming voor me zie. Daarin heb ik er heel bewust en heel duidelijk
voor gekozen om de taak van het omroephuis breed te kiezen. De
omroephuizen zijn er dus niet enkel voor de achterbannen van de huidige
omroepverenigingen. De huidige verenigingen maken wel op onderdelen al
breed aanbod. Maar die overkoepelende taak, die bij elkaar opgeteld de
gezamenlijkheid en de brede samenleving moet vertegenwoordigen, moet
door ieder huis en iedere bestuurder gevoeld worden. Dat is een
belangrijk doel dat ik met deze hervorming wil realiseren. En als er een
losse organisatie blijft bestaan die oppakt wat omroephuizen onvoldoende
realiseren, dan kunnen deze huizen die verantwoordelijk, die ik nu juist
op die omroephuizen wil leggen, makkelijk ontduiken — laat ik het zo
zeggen. Dan blijven we toch te veel in het oude bestel hangen en is het
toch een optelsom van de oude delen, zeg maar.
Ik vind het belangrijk dat de wettelijke taken van de NTR belegd worden
binnen het stelsel als geheel. Ik heb er geen bezwaar tegen als de NTR
zich clustert op een of meerdere plekken bij die vier of vijf
omroephuizen. Ik begrijp dat dit op dit moment onzekerheid biedt bij de
medewerkers, maar dat geldt ook voor de medewerkers van andere omroepen.
Het hele stelsel gaat op zijn kop. Dat vergt dus een zorgvuldige
overgang. Die vergt tijd en daarmee moeten we de komende tijd aan de
slag.
De voorzitter:
De heer Mohandis heeft nog een interruptie.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ik heb toch het gevoel dat de minister in rondjes blijft draaien. De
politieke realiteit aan de deze kant van de tafel is dat er inmiddels 88
zetels zeggen: doe dit niet; doe dit anders; probeer de voorstellen van
deze kant te omarmen en ook echt uit te voeren. Want ja, wat stelt een
meerderheid anders nog voor? Dat zou ik bijna willen zeggen. En u heeft
het over breed draagvlak voor uw plannen. Nou, het begint niet echt goed
als we elkaar op dit punt, waar een ruime meerderheid voor is, niet
kunnen vinden. Ik zou het dus toch wat explicieter willen horen van de
minister. Ik begrijp wat u allemaal zegt. Dat staat ook hier en daar in
uw brief. Maar als u echt consequent bent in uw eigen redenering, wilt u
eigenlijk allemaal taakomroephuizen, maar dat zegt u ook weer niet. U
wilt het namelijk opleggen. Wij zeggen juist: nee, blijf nou zuiver;
betrek de NTR volwaardig bij de verdere inrichting van omroephuizen — er
is nog heel veel niet ingevuld — en regel de taakomroephuizen met de NOS
of misschien op een andere manier, maar ga deze niet opknippen, waar u
nu eigenlijk naartoe beweegt. Dat zou er voor mij echt van getuigen dat
u blijft hangen in uw eigen brief en dat er een andere politieke
realiteit is; u zal het straks ook horen als ik de motie ga voorlezen.
Als u echt verder wil met deze plannen, is dat het minste wat u kan
doen; dat is het minste.
Minister Bruins:
Ik ben mij er volledig bewust van dat als ik een stap vooruit wil kunnen
doen, ik nu ook een stap moet doen. Ik begrijp de zorg van de heer
Mohandis volledig. De NTR krijgt een volwaardige plek in het proces dat
komen gaat. De NTR kan bestaan. De komende maanden ga ik met de NTR als
volwaardige partner in gesprek om te kijken hoe hun taken en de
programma's echt een volwaardige plek in het nieuwe bestel kunnen
krijgen. Ze zitten volledig aan tafel en zo zal ik ze ook
behandelen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik heb in mijn bijdrage ook gevraagd hoe deze hervorming past in de
aangekondigde bezuinigingen. Naar aanleiding van de discussie en het
debat vroeg ik mij in het licht van de bezuinigingen af of de
verschillende vormen waarin de NTR geborgd kan of gaat worden ook
verschillende financiële consequenties met zich meebrengen. Zou de
minister dat wel kunnen schetsen? Ik vermoed dat — daarom stelde ik die
vraag eerder ook — als je voor het ene kiest, de kosten daarvan
waarschijnlijk ook op een andere plek neerdalen. Mijn vraag is welk
beeld de minister daarbij heeft. Dan kunnen we dat ook meewegen in het
licht van de aangekondigde moties.
Minister Bruins:
Dan is dit misschien ook het moment om iets dieper in te gaan op de
bezuiniging in relatie tot de hervorming. Het punt is dat er geen
relatie is tussen de bezuiniging en de hervorming. De bezuiniging gaat
al veel sneller in dan de hervorming. De hervorming kan wellicht een
efficiëntievoordeel opleveren, maar met het verminderen van het aantal
bestuurders en het aantal raden van toezicht ga je uiteindelijk geen 157
miljoen vinden. Bovendien gaat de bezuiniging dus al twee jaar eerder
in. Dat is dus niet aan elkaar gerelateerd. Het ene is ook niet een
oorzaak van het andere. De bezuiniging is beschreven in het
hoofdlijnenakkoord. De hervorming staat daar los van. Ik kan op dit
moment dus ook nog geen antwoord geven op de vraag wat de verschillende
scenario's zouden kosten. Dat is iets wat in het vervolgproces nog moet
worden uitgewerkt.
De voorzitter:
Dank u wel. Is hiermee het blokje NTR afgelopen? Ja? O, de heer
Paternotte wil nog wat vragen.
De heer Paternotte (D66):
Ik had een paar vragen gesteld over hoe het nou gegaan is met de
organisatie van de NTR, die zich overvallen voelde. Daar heb ik nog geen
antwoord op gehoord.
Minister Bruins:
In aanloop naar de Kamerbrief is gesproken met het bestuur van de NTR.
Daarbij is ook aangegeven dat het voornemen om het aanbod van de NTR te
laten opgaan in een van de omroephuizen een reële uitkomst zou kunnen
zijn. Hoe dan ook begrijp ik dat het voor de mensen waar het hier om
gaat een heftige boodschap is geweest, maar dat deze optie een reële
uitkomst zou zijn, is wel eerder besproken. Ik vind het belangrijk om te
zeggen dat we in het vervolgtraject natuurlijk wel zeker stellen dat we
met iedereen een goede dialoog hebben, dus ook met de NTR. De
medewerkers zullen daar ook bij betrokken worden. Hoe vervelend het ook
is, ik besef heel goed dat dit proces, inclusief de bezuiniging, veel
onzekerheid met zich meebrengt. Het informeren en het betrekken van de
medewerkers is belangrijk. Dat ligt primair natuurlijk bij de werkgever.
Maar dat is de rol die ik de afgelopen tijd heb gehad.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik doe een poging om dit allemaal te begrijpen, maar ik merk dat ik nog
veel vragen heb. Ik probeer het even heel concreet en begrijpbaar te
maken voor iedereen. Toen de minister ervoor koos om heel daadkrachtig
te zijn wat betreft het NTR-stuk, had hij dus in zijn hoofd dat deze
taakstelling van de NTR, de blinde vlekken, zou worden opgevangen door
de nader te vormen omroephuizen, ervan uitgaande — want dat is ook een
ambitie van deze minister — dat alle omroepen of aspirant-omroepen
meegaan. Ik kan me voorstellen dat er omroepen zijn, zoals Ongehoord
Nederland, die niet staan te springen om het uitzenden van het
Sinterklaasjournaal in hun schaarse minuten. Zij zijn een kleine omroep,
dus zij moeten zich ook invechten. Hoe had de minister dat in zijn
achterhoofd op het moment dat hij besloot: de NTR moet weg — want dat
staat wel degelijk in de brief — maar ik ga het wel borgen? Er zijn
namelijk omroepen die het niet willen borgen. Welk instrument heeft deze
minister in zijn tas om bijvoorbeeld te zeggen: dan mag ik of de NPO dat
aanwijzen? Wat is de rol van de NPO hierin? Ik denk dat het wel goed is
om voordat de minister dit blokje afrondt met z'n allen te weten hoe we
dan waarborgen dat die NTR-programma's en alle medewerkers die nu
meekijken blijven bestaan?
Minister Bruins:
Dat is een terechte vraag van mevrouw Martens-America. Dit raakt ook
duidelijk aan het punt dat de heer Mohandis mij duidelijk probeert te
maken. Hij denkt misschien nog steeds dat het me niet duidelijk is, maar
het is me wel duidelijk. Wanneer je wilt dat de omroephuizen een bredere
rol krijgen dan de som van de huidige omroepverenigingen, zul je ze ook
een kader moeten meegeven. De heer Mohandis zegt: eigenlijk creëer je
dan allemaal taakomroepjes. Dat snap ik. Toch is dat niet zo. De NTR
werkt bijvoorbeeld samen met de NOS, maar ook met veel andere omroepen.
Er zijn veel mooie programma's van de NTR die ook in een omroephuis
zouden passen. Maar hier moet over gesproken worden met de omroepen in
het proces dat de komende maanden gaat plaatsvinden. Daarbij heeft de
NTR ook een volwaardige plek aan tafel.
De voorzitter:
Dan gaan we verder met het volgende blokje, de inrichting van de
omroephuizen.
Minister Bruins:
Dank u wel, voorzitter. Hoe ziet zo'n omroephuis er dan uit? Ik vind het
belangrijk dat de omroephuizen, zoals ik heb gezegd, in de optelsom zo
goed mogelijk de publieke taken en opdrachten kunnen uitvoeren. Daarvoor
is het van belang dat een omroephuis goed als één organisatie kan
functioneren. Om die reden wil ik mij op dit moment niet vastleggen op
vier of vijf omroephuizen, maar kijken welke clustering ontstaat die zo
goed mogelijk kan functioneren. Ik wil wel de zorg van mevrouw Martens
omarmen dat het niet zo voor de hand liggend is dat één omroep één
omroephuis zou vormen. In de praktijk is dat lastig. Ze moeten in ieder
geval passen binnen de kaders die we gaan schetsen. In theorie is het
misschien wel mogelijk, maar in de praktijk zal het nog wel heel erg
lastig blijken te zijn.
De voorzitter:
Dat leidt tot een interruptie van mevrouw Martens-America.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Voor mij is dit wel fundamenteel, juist omdat wij hier de kaders
schetsen. Ik denk dat het belangrijk is dat wij hier de kaders schetsen,
of hier nou partijen zijn die er liever zes hadden of, zoals ik, drie.
Wij moeten de kaders schetsen voor hoe wij denken dat het eruit moet
zien. We moeten omroepen inderdaad de mogelijkheid geven om er samen met
elkaar uit te komen. Ook daar vind ik wat van, maar dat laat ik even in
het midden. Maar ik hoor de minister hier geen duidelijke uitspraken
over doen. Ook als we naar het omzetbeginsel kijken, dat volgens mij is
opgenomen om te kijken hoe groot de omroepen mogen worden, zou het bijna
niet mogelijk moeten zijn. Kan de minister dan toch uitsluitsel geven
dat het niet gaat gebeuren dat één omroep in één omroephuis gaat
komen?
Minister Bruins:
Ik denk dat mevrouw Martens en ik elkaar hierin vinden. Het zou
eigenlijk niet mogelijk moeten zijn. Ik schrijf in mijn brief dat de
omroephuizen vergelijkbaar in grootte moeten zijn. Ik denk dat dat het
wel buitengewoon ingewikkeld maakt om die optie überhaupt in de praktijk
mogelijk te maken.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Minister Bruins:
Mevrouw Martens-America vroeg mij ook: wat gaat de minister voorstellen
om grip te krijgen op de raden van bestuur en wanneer kunnen we dat
verwachten? Met de komst van de omroephuizen wordt het aantal
bestuurders fors ingeperkt. Elk huis heeft één bestuur en één raad van
toezicht. Dat ga ik wettelijk vastleggen. Voor zowel de besturen als de
raden van toezicht gaan inderdaad maximumtermijnen gelden, zoals wij
gewend zijn in de publieke sector. De overheid gaat zelf niet over de
aanstelling van bestuurders. In een nieuw bestel doen de raden van
toezicht van de omroephuizen, de NOS respectievelijk NPO dit. Ook in het
nieuwe bestel geldt uiteraard dat iedereen de governance op orde moet
hebben. De Gedragscode Integriteit Publieke Omroep wordt verder
aangescherpt. Ik kijk welke eisen ik op wettelijk niveau wil regelen.
Even uit de losse pols gesproken, wil ik dat de publieke omroep zich
gaat gedragen zoals wij verwachten van publiek gefinancierde
organisaties. De inrichting van de governance werk ik de komende tijd
uit. De uitkomsten zullen met u besproken worden, ook in de context van
het te ontwerpen wetsvoorstel.
De voorzitter:
Sorry, u zit helemaal aan de andere kant, meneer Ceder. Neem me niet
kwalijk.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja, voorzitter, ik ben van een oppositiepartij, dus ik probeer dat ook
visueel te maken! Ik denk dat het goed is dat uit de reactie op mevrouw
Martens-America duidelijk wordt dat er niet één omroep is die een heel
omroephuis in beslag gaat nemen, dat de minister dat toezegt. Maar voor
de ChristenUnie is ook vrijwilligheid belangrijk. Het is belangrijk dat
het ontstaat op basis van vrijwilligheid en dat binnen de gestelde
kaders die vrijheid wordt meegegeven, ook als het gaat om zaken als
inrichting. Mijn vraag is of de minister wil toezeggen de vrijwilligheid
in de manier waarop je een omroephuis met elkaar vormt, mee te nemen in
de uitwerking. Ik bedoel dat in de uitwerking wordt meegenomen dat die
vrijheid wel buiten kijf staat, zolang het niet één omroep is.
Minister Bruins:
De omroepen kunnen zich gaan bundelen in volledige vrijwilligheid,
binnen de kaders die ik ga meegeven. Daarbinnen lijkt het me wel sterk
als er een omroephuis met één omroep zou ontstaan.
Voorzitter. Eh …
De voorzitter:
De heer Ceder heeft een vervolgvraag.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Zou de minister niet alleen kunnen toezeggen dat hij die vrijwilligheid
bij de vervolgstap zal meenemen, maar ook dat hij erop terugkomt hoe die
wordt uitgewerkt? In mijn tekst heb ik aangegeven dat het huidige
stelsel wat ons betreft goede elementen kende, maar ik vraag dit omdat
wij ons zorgen maken dat die vrijwilligheid in het nieuwe stelsel,
binnen de kaders uiteraard, wel wordt beknot. Mijn vraag is dan ook of u
in de uitwerking expliciet wil terugkomen op de manier waarop u die
vrijwilligheid binnen de gestelde kaders vormgeeft.
Minister Bruins:
Die vraag gaat eigenlijk over het proces dat ik nu van plan ben te
doorlopen. Hoe komen we dan tot die bundeling, tot die omroephuizen?
Laat ik dat dus meepakken. Inderdaad, de heer Ceder vroeg daarnaar, maar
ook de heer Krul en de heer Mohandis. Het is een complex proces, en dat
moet goed verlopen. We zien nu al dat sommige omroepen via de krant
laten weten dat zij wel met deze of gene willen samenwonen, maar de
bedoeling is nu juist dat het een gezamenlijk proces is. Ik vind het
best prettig om te lezen dat twee omroepen op elkaar verliefd zijn
geworden, maar tegelijkertijd moeten ze allemaal op elkaar verliefd
worden en moet er niemand overblijven. Als iedereen in een hoekje van de
kamer gaat staan, moet iedereen een plekje hebben. Ik ben me bewust van
die complexiteit. Daarom vind ik het belangrijk dat het vervolgtraject
door de omroepen en de NPO gezamenlijk wordt vormgegeven. De heer
Mohandis suggereerde om daar wel heldere kaders aan mee te geven, maar
ook om daar een regisseur voor aan te stellen. Ik omarm de suggestie van
de heer Mohandis om een procesregisseur te vragen hiermee aan de slag te
gaan. In zekere zin heb ik de omroepen in de afgelopen maanden al
meerdere keren gevraagd om eens met elkaar te gaan praten om te
achterhalen hoe zo'n onderverdeling eruit zou kunnen zien. Maar nu ik
zie hoe enkelen zich verhouden tot enkele anderen, denk ik dat het goed
is om hierop een centrale regie te hebben en zou ik een onafhankelijke
procesregisseur willen aanstellen. Ik denk dat het goed is dat ik mij
daar politiek niet mee bemoei. Dat gebeurt dus wel volledig
onafhankelijk, los van mijn politieke wensen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter, ik hoop niet dat dit als interruptie geldt, want ik vroeg
eigenlijk om een toezegging, en wel omdat in de uitwerking ook moet
terugkomen hoe daaraan vervolgens vorm is gegeven. De vraag is dus of de
minister dat zou willen toezeggen, ja of nee.
De voorzitter:
Ja, dat begreep ik ook. Als de minister die toezegging wil doen, hoor ik
ook graag een datum daarbij, zodat de Kamer weet wanneer die toezegging
gestand wordt gedaan.
Minister Bruins:
In het licht van wat de heer Mohandis zegt, kan ik toezeggen dat ik op
zeer korte termijn de kaders zal schetsen: hoe moet dit proces gaan
plaatsvinden en op welke wijze zal ik een onafhankelijke procesregisseur
aanstellen?
De voorzitter:
Er komt een brief. Komt die voor de zomer?
Minister Bruins:
Die brief komt zo snel mogelijk: dus weken, niet maanden. In de komende
weken.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel daarvoor. Voor mij was de kern natuurlijk het woordje
"vrijwillig" en dat laat de minister nu juist weg. Als dat kan, wil ik
dit toch even goed afhechten.
Minister Bruins:
Binnen de kaders die ik stel zal het vrijwillig zijn. Eén van die … Er
wordt gelachen. Ja, vroeger op de gymles zeiden ze altijd: ik ga even
een vrijwilliger aanwijzen. Nee, voorzitter, serieus. Dit is heel
serieus. Ik geef kaders mee voor hoe het eruit moet zien. Eén van die
kaders is: er mag niemand in het midden van de kamer blijven staan;
iedereen moet een plekje krijgen. Dat is zo'n voorwaarde die ik meegeef.
Maar daarbinnen zal ik mij er politiek volstrekt niet mee bemoeien. Ik
ga bijvoorbeeld niet aangegeven dat er een progressief huis, een
conservatief huis en een confessioneel huis moet zijn. Helemaal niet. Ik
weet niet of dat de zuilen van deze samenleving zijn. Sterker nog, ik
betwijfel dat zeer. Ik ga dus geen kleuring meegeven. Maar ik ga wel de
kaders meegeven, en dat is bijvoorbeeld: de omroephuizen moeten van een
vergelijkbare grootte zijn — dus niet een hele kleine en een hele grote
— en er mag niemand overblijven, er mag niemand in het midden van de
kamer blijven staan. Dit zijn even een paar voorwaarden van het kader
die ik wil meegeven. Maar hoe men zich binnen die gestelde kaders
clustert, is op basis van vrijwilligheid.
De voorzitter:
Dat gaan we lezen in een brief die binnen enkele weken naar de Kamer
gestuurd wordt. De heer Van Houwelingen heeft ook een vraag.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Wat als er één omroep overblijft, om even bij die gymanalogie te
blijven, waarmee niemand wil samenwerken? Die kans is niet denkbeeldig,
denk ik. Dat zou zomaar kunnen. Dan moet de minister een samenwerking
afdwingen.
Minister Bruins:
Ik heb de laatste maanden veel gesproken met alle partijen in Hilversum.
Ik zie dat iedereen doordrongen is van de noodzaak dat we een sterke
publieke omroep nodig hebben, zodat die ook vindbaar en zichtbaar is in
de toekomst. Ik ben eigenlijk heel positief ingesteld op dat men dit
proces in gezamenlijkheid gaat doen en dat er niemand in het midden
blijft staan. Om op de gymles terug te komen: ik weet hoe het voelt om
als laatste gekozen te worden, maar uiteindelijk kwam ik altijd in een
team terecht. Ik verwacht dat dat hier ook gaat gebeuren.
De heer Paternotte (D66):
Wil de minister al verklappen welke spelregels daar dan bij gelden? De
minister kwam waarschijnlijk op dezelfde manier in een team terecht als
ik, namelijk doordat de docent zei: jij gaat bij dat team. De minister
schetst hier dat hij ontzettend benieuwd is wat er allemaal gaat
gebeuren in Hilversum en hoe het allemaal gaat als omroepen niet
vrijwillig iets willen doen of in het midden blijven staan. Ja, daar ben
ik ook heel benieuwd naar. Maar het is toch heel gek dat je een proces
opstart waarvan je niet weet wat de spelregels zijn? En als iemand dan
vraagt naar de vrijwilligheid zeg je: vrijwillig, maar wel binnen de
kaders die ik stel. Intussen horen we hier niet welke kaders er dan
gesteld worden. Is dat niet heel gek?
Minister Bruins:
Een paar van de kaders die ik wil meegeven, heb ik al genoemd: het moet
leiden tot vier à vijf omroephuizen, de omroephuizen moeten gezamenlijk
de taak op zich kunnen nemen om alle geluiden en behoeften van de
samenleving te vertegenwoordigen, de inrichting van de omroephuizen mag
niet leiden tot een extra bestuurslaag — we moeten minder bestuurders
krijgen, niet meer bestuurders — het omroephuis moet de overtuiging
hebben dat het als een eenheid kan functioneren en het omroephuis moet
van een zodanige omvang zijn dat het in staat is om de programmatische
activiteiten uit te voeren. Verder heb ik ook al gezegd welke wettelijke
eisen ik aan de governance van de omroephuizen wil stellen, zoals de
zittingstermijnen, één bestuur en één raad van toezicht. Dat zijn de
kaders die ik wil stellen. Binnen die kaders kunnen de verenigingen zich
bundelen en kan de dans beginnen.
De voorzitter:
We zitten nog steeds in het blokje verhouding omroephuizen-NPO. Is dat
bijna klaar? Oké. Vervolgt u uw betoog.
Minister Bruins:
Dank u wel. Mevrouw Beckerman wees op de waarde van verenigingen. Ook de
heren Krul, Stoffer en Ceder wezen mij daarop. Zij vroeg: hoe voorkom je
nou dat we die waarde kwijtraken terwijl we de bureaucratieproblemen
niet oplossen, maar juist verplaatsen of zelfs vergroten? Dat willen we
niet, dus blijft een koppeling met een ledenvereniging een manier om
maatschappelijke worteling vorm te geven. Leden blijven belangrijk. Ik
wil in het nieuwe bestel echter ook ruimte bieden voor andere manieren
van maatschappelijke worteling, die ook bij andere doelgroepen passen.
Omroephuizen kunnen dus nog steeds maatschappelijke worteling vormgeven
via verenigingen. Dat is juist heel waardevol. Het biedt ook een
waardevolle manier om in contact te staan met de doelgroepen waarvoor je
aanbod maakt. Het lijkt me heel mooi en het lijkt me juist ook de
bedoeling dat omroepverenigingen ook maatschappelijke activiteiten
blijven organiseren, waarbij ze in contact staan met hun achterban. Dit
aspect van externe pluriformiteit blijft voor mij dus een kernzaak, ook
in het nieuwe systeem, want het is juist wat ons Nederlandse systeem zo
uniek maakt. Ik verminder de bureaucratie doordat er minder spelers
overblijven en ook door de coördinatie door de NPO lichter te maken,
waardoor er minder tijd kwijt zal zijn aan bureaucratische
processen.
De heer Paternotte vroeg: was will das Eppo? Het is zo'n complexe
hervorming dat ik enige associatie met Freud ook wel kon waarderen. Het
is niet het makkelijkste deel van mijn pakket. Ik denk dat hij Freud
citeerde omdat hij toch nog steeds veel tegenstrijdigheden las in mijn
brief. In zekere zin heeft het extern pluriforme stelsel dat Nederland
heeft, en waar we eigenlijk allemaal supertrots op zijn, ook
tegenstrijdigheden. Je zal het nooit helemaal versimpelen. Externe
pluriformiteit wil ik in de toekomst wel meer laten samengaan met
stabiliteit van het stelsel en minder bestuurlijke drukte en ik wil
ervoor zorgen dat de fundamenten helder zijn.
Het klopt dat er nog veel uitgewerkt moet worden. De rust breng ik niet
terug door het aantal besturen te verminderen, maar wel door onder
andere het bestel te sluiten. Dan is het wel belangrijk dat de
omroephuizen die zich vormen zich inderdaad geheel en gezamenlijk
verantwoordelijk voelen voor de publieke taakopdracht en dat ze ook in
staat zijn om gezamenlijk die taken te verdelen. Voor mij gaat dit juist
goed samen met maatschappelijke binding. Wat mij betreft hoeft het dus
niet of-of te zijn. Dus was will das Eppo? Volgens mij is dit geen
mentale spagaat, maar is dit nou juist waar we voor willen gaan. We
willen die maatschappelijke binding en die externe pluriformiteit
behouden en tegelijkertijd de bestuurlijke drukte verminderen. Op basis
van mijn brief heb ik er vertrouwen in dat er een goede uitwerking kan
plaatsvinden en die wil ik samen met de NPO maken. Maar het blijft een
extern pluriform stelsel en dat brengt altijd enige complexiteit met
zich mee.
De voorzitter:
Er is een vraag van mevrouw Van der Velde.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Ik wil even in die terminologie van zonet blijven. Stel dat je een team
toegewezen krijgt. Ze zijn niet blij met jou en jij bent degene die
steeds de bal tegen zijn hoofd blijft krijgen, omdat ze jou niet mogen.
Hoe zorgt de minister ervoor dat in dit systeem, in dit stelsel, al die
omroepen die dan samengaan ook evenveel te melden hebben? Dat is mij
gewoon nog steeds niet duidelijk.
Minister Bruins:
Mevrouw Van der Velde legt de vinger op een pijnlijke plek, want dit is
inderdaad nog niet uitgewerkt. De verdeling van zendtijd en de mate van
zichtbaarheid zijn allemaal punten voor nadere uitwerking.
Tegelijkertijd heb ik wel vastgeklikt dat de vier à vijf omroephuizen
van een vergelijkbare grootte moeten zijn en dat er niet een heel
kleintje tegenover een hele grote staat. In die zin is het dus duidelijk
dat daar wel een evenwicht is. Maar hoe je verder daaronder afspraken
maakt zonder dat je nieuwe bestuurslagen creëert, is een cruciaal
onderwerp om verder uit te werken. Daarover heb ik in mijn brief nog
niets geschreven.
De voorzitter:
Er is een vervolgvraag van mevrouw Van der Velde.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Dan rijst bij mij toch nog weer een vraag. Stel, je hebt een aantal
grote omroepen bij elkaar en je hebt een aantal kleine omroepen bij
elkaar. Hoe is dan de machtsverhouding tussen het grote omroephuis en de
kleine omroepen?
Minister Bruins:
De omroephuizen zullen dus van vergelijkbare grootte zijn, maar
daarbinnen zijn dus geluiden die kleiner zijn en geluiden die groter
zijn. Het is de verantwoordelijkheid van het bestuur van een omroephuis
om ervoor te zorgen dat alle geluiden aan bod komen en gehoord worden,
om het zo te zeggen. Daarover worden ook vooraf afspraken gemaakt. Dat
wordt geëvalueerd en daarover moet verantwoording worden afgelegd. Dat
zal periodiek worden geëvalueerd, om ervoor te zorgen dat alle geluiden
aan bod komen, ook als het geluiden zijn die maar heel klein zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Mohandis heeft ook een vraag.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Het is een hoofdlijnendebat, dus de minister gaat nog een enorme
zoektocht tegemoet om deze mega-ingewikkelde puzzel te leggen. Het is
echt mega-ingewikkeld, al helemaal als hij gaat zeggen: we gaan ze ook
verantwoording laten afleggen over al die kerntaken. Gaat u dan
budgetten koppelen aan bepaalde genres? Dwingt u alle extern pluriforme
omroephuizen om daaraan te voldoen? Er blijft weinig autonomie over voor
die omroephuizen. Als u echt consequent doorredeneert, wordt het gewoon
één groot BBC-model. Ik probeer echt te snappen wat de minister hier
doet. U kunt niet zeggen: extern pluriform; we gaan de taken opleggen.
Het is best ingewikkeld. U kiest voor externe pluriformiteit en
duidelijke taken voor de omroephuizen, of niet. Wat wilt u nou? Het is
een vrij fundamentele keuze. U wilt er van alles mee. U wilt iedereen
tevreden stellen, maar zo gaat het niet.
De voorzitter:
Ik wil niks, maar de minister des te meer. De minister.
Minister Bruins:
Externe pluriformiteit blijft inderdaad mijn uitgangspunt.
Tegelijkertijd ben ik van mening dat daar verantwoording over afleggen
heel normaal is en ook moet kunnen. Het is belangrijk dat niet de
politiek gaat beoordelen of die pluriformiteit er is, maar dat dit op
een onafhankelijke manier gebeurt. Ook dat moet nader worden uitgewerkt
in het proces dat komen gaat: een onafhankelijke beoordeling, een
onafhankelijke evaluatie, de manier waarop afspraken worden gemaakt in
gezamenlijkheid en waarop verantwoording wordt afgelegd. Ook op dit
moment legt de publieke omroep verantwoording af over bijvoorbeeld
genres of geluiden die al dan niet gehoord worden. Dat zal ook in de
toekomst zo zijn. Ook nu gaat het samen met externe pluriformiteit. Dat
stukje complexiteit zal niet worden weggenomen in het nieuwe
systeem.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ik ga toch even verder op dit punt, want dit is heel belangrijk. De
minister zegt dat die externe pluriformiteit straks geborgd is, maar we
zien nu al dat dat ongehoorde geluid, dat er nu in zit dankzij Ongehoord
Nederland, bij de NPO van buiten moest komen. Dat was ons betoog. Het is
niet zo dat die omroepen dat zelf opgepakt hebben. Integendeel, ze
hebben er alles aan gedaan en doen er tot op de dag van vandaag alles
aan om dat geluid weer naar buiten te werken. Dan kan de minister wel
zeggen dat goed te gaan borgen, maar uit alles blijkt dat dat niet lukt
en dat die vernieuwing, zoals je ook op andere terreinen vaker ziet, dus
van buiten moet komen. Hoe kijkt de minister daartegen aan?
Minister Bruins:
Het is juist een omroep als ON! wel gelukt om als aspirant-omroep binnen
te komen. Dat betekent dat de inschatting is dat daar een geluid is dat
niet ongehoord, maar gehoord moet worden. Pluriformiteit is onderdeel
van de wettelijke opdracht van de publieke omroep. De manier waarop
nieuwe geluiden een plek kunnen krijgen, is in het huidige bestel
geborgd via het laten toetreden van nieuwkomers. We hebben nou juist
gezien dat dat zo'n enorme drempel is vanwege de ledenaantallen. In het
nieuwe bestel wil ik de omroephuizen explicieter de taak meegeven dat ze
de ogen en oren open hebben voor nieuwe geluiden en voor andere
geluiden. Ze moeten deze taak gezamenlijk op zich nemen en kunnen hier
dus ook op worden aangesproken. Daar moet de politiek zich vooral niet
mee bemoeien, maar daar moet wel verantwoording over afgelegd worden.
Omdat in het oude bestel is gebleken dat nieuwe geluiden zo moeilijk
kunnen toetreden, denk ik dat juist in het nieuwe bestel in
gezamenlijkheid die nieuwe geluiden eerder een plek zullen krijgen. Dat
is wat mij betreft een groot verschil tussen het oude en het nieuwe
bestel.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dan heb ik een vervolgvraag aan de minister: klopt dit? Want die nieuwe
geluiden zijn wel degelijk tot het bestel toegetreden — dat zegt de
minister zelf ook — en wel via dat criterium van minimaal 50.000 leden.
De omroep Ongehoord Nederland is daarin geslaagd en is daar ook relatief
snel in geslaagd. Er is ook een andere omroep in geslaagd, namelijk
Omroep ZWART. Ik zie dit dus niet. Hoe kan de minister nu zeggen dat het
een probleem is om toe te treden tot het bestel als we onlangs hebben
gezien dat twee omroepen zich succesvol ingevochten hebben? Alles is
erop gericht om Ongehoord Nederland er weer uit te werken, maar als die
zich succesvol ingevochten hebben in dat bestel, dan klopt het toch
niet?
Minister Bruins:
We zien dat het hebben van een bepaald aantal leden juist een barrière
is om nieuwe geluiden te laten toetreden. Het heeft dan ook lang geduurd
voordat het nieuwe aspirant-omroepen lukte om binnen te komen. Dat lukt
een enkele keer. We zien eigenlijk telkens ook wel dat het geluiden zijn
die een meerwaarde hebben. Dat is natuurlijk ook waarom ze binnenkomen.
Tegelijkertijd zien we dat het aantal leden echt een barrière is.
Bovendien kan toetreden maar eens per vijf jaar, namelijk wanneer er
weer een periode afgelopen is, terwijl het natuurlijk de bedoeling is
dat je nieuwe geluiden oppakt wanneer ze opkomen, daar met elkaar
afspraken over maakt en dan ook snel kunt reageren en daar ruimte aan
biedt. De bedoeling van de gezamenlijkheid is juist dat er dan ruimte is
om binnen de omroephuizen ook ruimte te geven aan die nieuwe
geluiden.
De heer Van Houwelingen (FVD):
De minister spreekt steeds over een barrière. Ongehoord Nederland
bijvoorbeeld is er binnen een paar dagen in geslaagd om die 50.000 leden
bij elkaar te sprokkelen. Een barrière in zekere zin is ook terecht. Je
moet natuurlijk binding hebben met de samenleving. Je kunt niet iedereen
zomaar toevoegen aan het bestel. Dat je een minimumaantal leden moet
hebben, vind ik dus ook een terechte eis. Ik begrijp dus gewoon niet wat
de minister zegt.
Minister Bruins:
Zoals ik al zei, kan je in het huidige stelsel eens in de vijf jaar
toetreden. Dat kost echt veel tijd en moeite. Het kost ook heel veel
tijd en moeite om de expertise op te bouwen om een omroep te zijn — dat
ben je niet zomaar — en om tot aanbod te komen. Dat vergt gewoon heel
veel werk. Een omroep zijn is echt een vak apart. Er zijn heel veel
geluiden in de samenleving die niet zomaar tot het zijn van een omroep
kunnen komen, omdat daar een heleboel technische als wel inhoudelijke
expertise bij komt. Bovendien kan het maar eens in de vijf jaar. Als het
niet lukt, ben je weer vijf jaar verder. Dan ben je al tien jaar verder.
Dat is een enorme barrière. Dat het af en toe wel lukt, is heel mooi,
maar het zou juist de bedoeling moeten zijn dat de geluiden die missen
bediend kunnen worden door de omroephuizen, die juist van een omroep
zijn en die ook de expertise hebben om daar gehoor aan te geven.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Voor mij is dit werkelijk onbegrijpelijk. Natuurlijk, er is een barrière
en het is moeilijk om toe te treden. Ik denk dat dat terecht is. Maar
stelt u zich eens voor dat we voor politieke partijen hetzelfde
criterium zouden hanteren. Stelt u zich eens voor dat we zouden zeggen:
"Die politieke partijen gaan we samenvoegen tot vijf partijhuizen en
daarna kan een nieuwe partij niet meer toetreden tot het bestel want het
is gebleken dat het erg lastig is om toe te treden als politieke partij.
En we hebben om de paar jaar verkiezingen, dus dat duurt ook te lang."
Dan zou iedereen die hier rond de tafel zit, zeggen: dat is krankzinnig,
want zo sluit je nieuwkomers voor altijd uit van het politieke bestel.
Waarom gaat diezelfde logica niet op voor het mediabestel? Ik begrijp
het totaal niet.
Minister Bruins:
Volksvertegenwoordiging is wezenlijk anders. Overigens is daar ook een
drempel, namelijk de kiesdeler: 1 op 150 voor de Tweede Kamer. We praten
hier over een toekomstig bestel van vier à vijf omroephuizen. Dat zou
betekenen dat je 40 zetels moet halen om als partij te mogen meepraten
in het parlement dat Hilversum heet. Een publieke omroep is wezenlijk
anders. Ook op dit moment hebben sommige omroepen echt moeite met het
behouden van hun leden, zowel kleine omroepen als omroepen die op dit
moment als groot worden gepercipieerd. Het hebben van een ledencriterium
is belangrijk voor de maatschappelijke worteling. Maar als je iedere
keer weer moet knokken om er nog in te blijven of om erin te kunnen
komen, gaat er een hoop energie, tijd en geld zitten in een in feite
kunstmatig gecreëerde competitie. En de bedoeling is nou juist dat de
energie gaat naar inhoud, naar goede programma's. Juist wanneer je de
competitie eruit haalt, wanneer je gaat voor gezamenlijkheid en de
omroepen een vaste plek geeft, kun je er ook voor zorgen dat de energie
daarnaartoe gaat. Maar dan moet je het kader wel zo stellen dat men voor
de gezamenlijkheid gaat en ook voor de geluiden die missen. Dan is er
dus ook een verantwoordelijkheid voor het systeem als geheel dat
missende geluiden ook echt een plek kunnen krijgen in het nieuwe bestel.
Dat is een belangrijke randvoorwaarde voor succes.
De voorzitter:
Dank u wel. Vervolgt u uw betoog.
Minister Bruins:
De heer Ceder en de heer Stoffer vroegen nog: gaat u de
garantiebudgetten van de omroephuizen verhogen om zo meer
programmatische vrijheid bij de omroephuizen te garanderen? De
garantiebudgetten van de omroephuizen worden in het nieuwe bestel
sowieso hoger omdat de middelen over minder spelers verdeeld moeten
worden. Maar daarnaast wordt ook de coördinerende rol van de NPO
generieker, onder andere doordat middelen vaker meerjarig en op thema of
genre worden toegekend. Dat vergroot de culturele, expressieve en
creatieve vrijheid van de omroephuizen om die middelen in te zetten voor
de programmering, uiteraard onder het voorbehoud dat over het totale
programma-aanbod in gezamenlijkheid goede afspraken zijn gemaakt, zoals
ik nu een paar keer heb toegelicht.
De voorzitter:
De heer Ceder heeft een interruptie. Nee, ik begrijp nu dat de minister
eerst zijn blokje mag afmaken.
Minister Bruins:
Dit principe ga ik de komende periode in overleg met de omroepen, de NPO
en het commissariaat verder uitwerken. Dan kan ook meer helderheid
worden gegeven over de hoogte van de budgetten.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog. Nee, er is een interruptie van de heer Krul.
De heer Krul (CDA):
Was dit alles wat de minister gaat zeggen over de coördinerende
taak?
Minister Bruins:
Nee, de coördinerende taak is een apart blokje, daar kom ik zo meteen
op.
De heer Koops en de heer Stoffer vroegen mij: "Kunnen omroephuizen ook
verenigingen zijn? Is dat niet wenselijker dan stichtingen?" Ik heb er
bewust voor gekozen om de omroephuizen vorm te geven als stichtingen. De
taken voor de omroephuizen leg ik wettelijk vast. Voorop staat dat de
huizen gezamenlijk alle geluiden en behoeften van de samenleving moeten
vertegenwoordigen. Het belang van het geheel komt dan voorop te staan.
In mijn brief stel ik randvoorwaarden aan de inrichting van de
omroephuizen. Ik wil nadere regels vastleggen voor de governance van de
huizen. Dat zal de komende tijd gaan plaatsvinden. Deze wettelijke taken
en kaders zullen minder goed passen bij een verenigingsstructuur waarbij
leden een bepalende rol hebben en het belang van de vereniging voorop
staat. Verenigingen met leden zijn waardevol voor de maatschappelijke
worteling van het omroephuis. Daarom wil ik die wel behouden binnen die
omroephuizen.
Ik ben nog aan het onderzoeken hoe de koppeling tussen een
omroephuisstichting, de huidige omroepverenigingen en eventuele andere
verenigingen of belangenorganisaties juridisch ingericht kan worden. Dat
is ook zo'n cruciaal onderwerp dat verder moet worden uitgewerkt; the
devil is in the details. Daarbij wil ik uitspreken dat verenigingen geen
bijwagens mogen worden. Ik wil juist onderzoeken hoe die volwaardig
kunnen bijdragen aan de maatschappelijke worteling van de
omroephuizen.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Stoffer.
De heer Stoffer (SGP):
Het is natuurlijk een debat op hoofdlijnen, dus we moeten voorkomen dat
we in de details terechtkomen. De heer Krul had het daarstraks
bijvoorbeeld over Nederland Zingt. Stel dat zo'n programma een
presentator en een crew heeft; ik heb er trouwens niet zo gek veel
verstand van. Maar heb je dan nog enige sturing op wat voor personeel je
krijgt en wat voor achtergrond dat personeel heeft? Ik heb begrepen dat
de minister ook fan is van Nederland Zingt. Je kunt daar natuurlijk niet
iedere ... Stel nu eens dat de heer Paternotte Nederland Zingt zou
moeten presenteren! Dat zou toch wat zijn. Is daar dus enige sturing op
mogelijk? Dan heb ik het over mensen wiens manier van leven past bij
datgene wat ze presenteren.
Minister Bruins:
Ik vind het overigens een buitengewoon interessant voorstel om die
combinatie te maken. Dat zou nog passen ook, denk ik. Maar dat is mijn
persoonlijke inschatting, hoor. Nee, alle gekheid op een stokje.
Ik wil dat er in het nieuwe systeem meer en niet minder ruimte is voor
creatieve makers, dus dat de geldstromen meerjarig worden toegekend aan
de omroephuizen en dat daarbinnen volop ruimte is voor creatieve makers
om programma's te produceren zoals zij die voor zich zien. Daarbij moet
het aanbod passen bij het huis waar het in terechtkomt. Het is ook
belangrijk dat de identiteit van de omroepverenigingen zichtbaar is
binnen zo'n huis. Wat betreft hoe dat nou gaat met die koppeling: daar
moet ik de komende tijd mee aan de slag. Dat is een heel erg belangrijk
aspect van het nieuwe bestel: we moeten ervoor zorgen dat die
omroepverenigingen geen bijwagens worden die alleen nog maar een beetje
mogen bestaan. Die moeten echt zorgen voor de maatschappelijke
worteling. We moeten er ook goed voor zorgen dat de identiteit van de
makers volop kan doorklinken in de programma's. De identiteit van de
omroephuizen hangt namelijk samen met de identiteit van de makers die
binnen zo'n omroephuis werkzaam zijn. Daarom is het belangrijk dat dit
niet zomaar een bijproduct is, maar ook centraal staat in de verdere
uitwerking als het gaat om hoe dit er binnen zo'n omroephuis
uitziet.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik heb eigenlijk meer een systeemvraag. De minister zegt in heel veel
antwoorden: dit is een cruciaal detail dat de komende tijd verder moet
worden uitgewerkt. Dat begrijp ik; dit is een brief op hoofdlijnen. Maar
heeft de minister ook over het volgende scenario nagedacht? Stel dat dit
op het moment dat hij bezig is met het uitwerken van al die cruciale
details allemaal niet blijkt te kunnen, of dat die tegenstellingen
elkaar niet opheffen. Kan het dan ook nog zo zijn dat de minister zegt:
ik ga terug naar de Kamer en we gaan een andere stelselwijziging
bedenken; deze gaat in ieder geval van tafel? Of is het sowieso al zeker
dat dit het wordt?
Minister Bruins:
De hoofdlijnen zoals ik die heb geschetst, zijn goed doordacht. Ik heb
gemeend die naar uw Kamer te kunnen sturen, zodat ik op basis van die
hoofdlijnen met u van gedachten kan wisselen wat betreft hoe het stelsel
eruit gaat zien. Ook de signalen die u aan mij mee gaat geven tijdens
dit debat of straks in moties ga ik allemaal meewegen.
Het is niet voor niets een brief op hoofdlijnen. Ik denk dat we elkaar
op deze hoofdlijnen een heel eind kunnen vinden. Maar ik weet ook dat
straks nog een heleboel moeilijke keuzes moeten worden gemaakt over de
details. Ik zie er sowieso drie. Eén: hoe ziet de centrale coördinerende
rol eruit? Wat is daarbij het gewicht van de NPO en de omroephuizen? Hoe
vind je daar gezamenlijkheid, in het coördineren? Maar ook: hoe doe je
dat gezamenlijk, maar kom je toch tot heldere besluiten? Dat is
vraagstuk één. Vraagstuk twee is: hoe gaan de geldstromen precies lopen,
met welke randvoorwaarden en op welke manier? De derde is: hoe ziet de
governance binnen een omroephuis eruit? Hoe breng je de koppeling aan
tussen de omroephuisstichting, de huidige omroepverenigingen en
mogelijke andere verenigingen en belangenorganisaties? Hoe richt je dat
juridisch in? Dit zijn drie grote vragen die uiteindelijk bepalen hoe
het stelsel er uit komt te zien en welke kleuring het krijgt, en dat dan
ook nog allemaal binnen de kaders die ik u heb geschetst over externe
pluriformiteit en minder bestuurlijke drukte.
Ik kan me voorstellen dat de heer Paternotte Freud heeft geciteerd, maar
ik denk dat dit mogelijk is, zeker met de signalen die u mij in dit
debat wil meegeven. Ik ben vol goede moed om hier samen met de omroepen,
de NPO en de spelers in het veld verder stappen vooruit te blijven
zetten. We moeten wel, want dit moet in 2029 ingaan. Als dat niet lukt,
is de eerstvolgende kans 2034 en dan weten we niet of de publieke omroep
nog steeds zo sterk, zichtbaar en vindbaar is als nu.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dan is het antwoord op de vraag dus: dit gaat sowieso gebeuren. Kan de
minister daar iets duidelijker over zijn? Want de minister zei dat er
drie grote vragen waren, maar als we ze optellen zijn het er vijf, die
behoorlijk complex kunnen zijn en die behoorlijk veel tegenstellingen in
zich hebben. Natuurlijk is er niks mis met af en toe een goede
tegenstelling die zichzelf weer kan opheffen. Maar wat nou als we hier
niet uitkomen? Gaat de minister dan zeggen dat dit het nou eenmaal is en
dat het wel moet, want in 2029 is onze laatste kans? Of komt hij dan
terug naar de Kamer en zegt hij "wacht even, het gaat toch niet op deze
manier" en beginnen we opnieuw? Ik vind het moeilijk om dat te peilen,
want aan de ene kant willen we best een debat op hoofdlijnen, maar als
je zulke cruciale details mist, maar we wel al zeker weten dat dit in
2029 moet gebeuren ...
Minister Bruins:
Ik ben een hoopvol en optimistisch mens. Ik denk dat deze hoofdlijnen
staan. Maar tegelijkertijd wijs ik u er ook op dat er details zijn die
meer dan details zijn, die cruciaal zijn om dit systeem daadwerkelijk
simpeler, beter en sterker te maken. Die punten moeten we met elkaar
uitwerken. Daar wil ik ook de aandachtspunten van uw Kamer bij meenemen.
Dat de toekomst ligt in het clusteren in omroephuizen, is bijvoorbeeld
iets wat ik breed heb gehoord en wat ook, denk ik, niet meer van tafel
gaat. Ik wil juist samen met u aan de aandachtspunten en de nadere
uitwerking werken. Uiteindelijk heeft uw Kamer het laatste woord, want
er komt een wetsvoorstel en pas als dat door de Tweede en Eerste Kamer
is, is het rond. Tot die tijd kunnen de details verder uitgewerkt
worden. Maar dat dit systeem zo staat, met een lichtere centrale
coördinatie, vier à vijf omroephuizen, een taakomroep en
omroepverenigingen die binnen die omroephuizen maatschappelijke
verankering veroorzaken dankzij hun inherente externe pluriformiteit,
dat is een gedachte die wat mij betreft staat en die alleen nog maar
vooruit kan gaan.
De voorzitter:
Mevrouw Martens-America. O, u wilt niet meer? Oké. Dan is de beurt aan
de heer Krul.
De heer Krul (CDA):
Ik bewaarde eigenlijk al mijn interrupties voor dat eerste vraagstuk van
de minister, maar ik ben toch in de verleiding gebracht om er eentje nu
al te gebruiken. Ik concretiseer de vraag van de heer Stoffer een
beetje, ook omdat wij dingen mogen meegeven richting de uitwerking van
de wet. Het borgen van de externe pluriformiteit en de identiteit
daarachter bij de makers kan ook gewoon heel concreet betekenen dat
omroepverenigingen, of in dit geval omroepverenigingen binnen
omroephuizen, hun eigen aannamebeleid mogen blijven voeren. Dat is ook
ontzettend belangrijk om juist die identiteit te borgen. Ik wil toch aan
de minister vragen of hij kan bevestigen dat dat ook in de toekomst
mogelijk blijft. Dat is dan maar zo'n signaaltje dat ik hem hier nu
meegeef.
Minister Bruins:
Een van de in de media nog weinig zichtbare, maar toch cruciale details
die ik heb opgeschreven, is dat het werkgeverschap van de mensen bij de
omroephuizen komt te liggen. Dat is een enorm grote stap. Dat besef ik
zeer goed. Tegelijkertijd zeg ik: de verenigingen mogen geen bijwagen
zijn. Het is dus belangrijk dat we in het komende proces praten over hoe
we de externe pluriformiteit en de identiteit van de omroepverenigingen
binnen dat omroephuis verankeren. Hoe zorg je ervoor dat de identiteit
van makers doorklinkt in de programma's en dat je dus ook de juiste
makers hebt, die passen bij de kleur van het omroephuis? Dat is iets wat
goed moet worden geregeld en waar nog nadere invulling voor nodig is. Ik
denk dat de heer Krul goed aanvoelt dat daar in mijn brief nog niets
over te lezen is.
De voorzitter:
Zou u het doen, meneer Krul?
De heer Krul (CDA):
Ja, toch maar wel. Ik heb altijd geleerd om niet mee te gaan in de
frames van anderen, maar ik ga toch een beetje mee in het frame van de
heer Paternotte, want het kan natuurlijk niet allebei tegelijk waar
zijn. De minister zegt enerzijds: "Verenigingen mogen geen bijwagen
worden. Ik vind het zo belangrijk dat die externe pluriformiteit geborgd
is. Ik wil ook geen confessioneel, conservatief of progressief blok,
want zo zit de samenleving niet meer in elkaar." Maar tegelijkertijd
gaat het werkgeverschap wel naar de omroephuizen, waardoor je dan
eigenlijk van tevoren al kan uittekenen hoe die eruit gaan komen te
zien. De ene omroepvereniging werkt met een identiteitsverklaring, de
ander niet. Die willen dat graag behouden. Dat kan natuurlijk niet
allebei tegelijk waar zijn. Ziet de minister het spanningsveld op het
moment dat je enerzijds aangeeft dat je het zo vrij wil laten en dat je
wilt dat die verenigingen sterk blijven, maar je ze anderzijds op deze
manier eigenlijk dwingt om in dat soort blokken samen te gaan
werken?
Minister Bruins:
Ik deel geheel de zorgen van de heer Krul. Ik heb ook nergens willen
uitstralen dat dit een makkelijk proces is, maar ik wil wel dat de
omroepen zichzelf in vrijwilligheid en binnen de gestelde kaders
bundelen. Ik wil niet voorschrijven welke omroephuizen er ontstaan of
welke zuilen er nog zouden bestaan in deze samenleving. Tegelijkertijd
wil ik het aantal bestuurlijke spelers verminderen. Dat betekent: één
bestuur en één raad van toezicht per omroephuis. Dat betekent dus ook
dat de mensen daar bestuurlijk verantwoordelijk onder gaan vallen. Dat
is ook nodig voor de sociale veiligheid en voor heldere lijnen.
Tegelijkertijd willen bijna alle partijen aan de andere kant van de
tafel de externe pluriformiteit en de maatschappelijke worteling
behouden. Daarin vinden we elkaar. Dat betekent dus dat de verenigingen
een echte rol moeten hebben in de omroephuizen en dat er dus ook een
manier moet worden gevonden om de identiteit van de omroepen te laten
doorklinken in die omroephuizen, ook richting de identiteit van de
makers. De identiteit van de makers bepaalt immers de identiteit van de
programma's, en die bepaalt de identiteit van het omroephuis. Die
koppeling moet gemaakt worden. Daar moeten we hard mee aan de
slag.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Ik heb net heel veel dingen gehoord waar ik toch wel vraagtekens bij
heb. Laat ik dan toch maar terugkomen op het stukje "identiteit
algemeen". We hebben nu natuurlijk ook veel contentproducenten van
buitenaf. Die kunnen in het huidige bestel ook nog pitchen bij de NPO
zelf. Ik heb begrepen dat dat straks te vervallen komt en dat je dan
alleen nog kunt pitchen bij de omroephuizen. Als bij die omroephuizen
alleen programma's aanhaken die puur op de identiteit van die
omroephuizen zitten, wordt het dan niet heel lastig om nog nieuwe
geluiden binnen te krijgen? Er zijn namelijk ook makers met ideeën die
wellicht wel zouden kunnen aansluiten, maar die niet per se gehoord gaan
worden. Dat is nog geen gebaande weg. Hoe gaat de minister waarborgen
dat ook die geluiden meegenomen worden?
Minister Bruins:
Dat is een terechte vraag van mevrouw Van der Velde. Het is belangrijk
om te stellen dat de bijdrage van de omroephuizen aan het geheel
centraal staat. Het gaat dus niet om de bijdrage vanuit de
achterliggende verenigingen. Zoals ik eerder in dit debat zei, is een
omroephuis meer dan de optelsom van de achterliggende verenigingen. Er
is een bredere verantwoordelijkheid. Het omroepsysteem zoals we dat
kennen en de omroepen zoals we die grotendeels kennen, stammen uit de
tijd van de verzuiling. Maar de omroephuizen zijn beduidend breder dan
dat. Het is belangrijk dat we een publieke omroep hebben die een grote
variatie, een grote pluriformiteit, een grote diversiteit, in aanbod
laat zien. Dat is ook precies de reden waarom we het bestel sluiten.
Maar tegelijkertijd gaan we het geheel, het hele stelsel, de opdracht
geven om alle geluiden te laten horen, passend bij de veranderende
behoefte van de samenleving.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Ik vind dat heel lastig, om heel eerlijk te zijn. Het bestel is dan
straks gesloten. Maar op dit moment, als ik puur even kijk naar de
achterban van de PVV, zou de achterban zeggen: ja, jongens, dat is leuk,
maar wat ons betreft is er al heel veel hetzelfde geluid te horen en
gaat er maar heel weinig onze kant op. Als je onze achterban vraagt
"Joh, jongens, kijken jullie naar de NPO?", dan zeggen ze: nou, nee,
want daar is niks wat mij kan bekoren. Hoe gaat het dan als dat bestel
dus gesloten is en daar niks extra's bij kan komen aan nieuw geluid? Hoe
zorg je dan dat die extra geluiden toch meegenomen worden? Want
nogmaals, ik verwacht bijvoorbeeld bij BNNVARA niet een PVV'er aan te
zien schuiven.
Minister Bruins:
Juist die brede taakopdracht, waarbij de brede variatie, diversiteit en
pluriformiteit van de maatschappelijke geluiden worden meegenomen, wordt
wettelijk verankerd. De omroephuizen moeten ook breder kijken dan alleen
de optelsom van de achterliggende verenigingen. Ook zij hebben een brede
verantwoordelijkheid. Dus als er geluiden missen, dan moeten die ergens
een plek kunnen krijgen binnen die vier à vijf omroephuizen. Dat wordt
wettelijk verankerd, en dat wordt ook periodiek geëvalueerd en
verantwoord, om ervoor te zorgen dat iedereen een plek kan krijgen.
Daarvoor hoef je dan dus niet meer per se een eigen omroepvereniging met
eigen technische expertise en 50.000 leden op te richten. Dan kun je
sneller en simpeler jouw geluid terughoren in die brede, pluriforme
publieke omroep die het zou moeten zijn.
De heer Paternotte (D66):
Ik vermoed zomaar dat BNNVARA dolgraag wil dat er een keer PVV'ers
aanschuiven. Misschien gaat mevrouw Van der Velde wel de eerste worden.
Dat geheel terzijde, constateer ik dat de minister een optimistisch mens
is die een visie heeft. Het is hem echter nog niet gelukt om die visie
over te brengen op veel Kamerleden hier. Dat zie je ook aan het feit dat
hij onder andere heeft toegezegd binnen enkele weken met een brief te
komen, die weer meer duidelijkheid gaat geven over hoe die omroephuizen
dan tot stand moeten gaan komen en langs de lijnen van welke spelregels
dat gaat gebeuren. Dat zij zo. Dat zit in al die tegenstrijdigheden die
ik schetste. Maar is het dan verstandig om in de tussentijd voldongen
feiten te creëren? Want dat is bij de NTR bijvoorbeeld wel gebeurd. Nu
is toch op tafel gelegd dat de NTR waarschijnlijk gaat verdwijnen. Wat
betekent dat voor mensen die daar solliciteren, die daar nodig zijn of
die ze kunnen inhuren? Dus is het ook niet heel belangrijk om, als je
zegt rust te willen brengen maar je heel veel dingen nog niet weet, dan
veel behoedzamer te werk te gaan?
Minister Bruins:
Vanuit dat hoopvolle levensbeeld wil ik dan ook vooral naar voren
kijken. Ik heb in dit debat gezegd dat ik de taak, programma's en de
redactie van de NTR buitengewoon belangrijk vind. Ik heb ook gezegd dat
de NTR kan bestaan en ook een plek vindt, dat alle taken ook een plek
kunnen vinden in het bestel en dat de NTR ook een volwaardige plek heeft
aan tafel bij het verder uitwerken van deze plannen. Daar wil ik dus
iedereen bij betrekken en behoedzaam verder in bewegen. Ik wil dat
iedereen daarin wordt meegenomen, om echt een stap vooruit te kunnen
zetten in dit proces.
De voorzitter:
Dan zitten we nog steeds in het blokje verhouding tussen omroephuizen en
NPO. Is dat bijna klaar?
Minister Bruins:
Ik ben er bijna, denk ik zo. Mevrouw Martens-America vroeg mij of we het
aantal omroephuizen nu alvast kunnen vastleggen op vier, maar de heer
Stoffer vroeg mij om vijf of meer. Dan komen we alweer bijna bij meneer
Freud terecht, waar meneer Paternotte het over had. Ik heb de keuze in
mijn brief bewust nog opengelaten. Ik wil de omroepen de kans geven om
gezamenlijk en integraal te bekijken welke combinaties de grootste kans
op succesvolle uitvoering gaan opleveren. Maar zowel bij vier als vijf
huizen ben ik ervan overtuigd dat we echt een grote stap kunnen zetten,
waarbij het aantal bestuurlijke spelers drastisch omlaaggaat.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Dat vind ik spijtig, juist omdat ik denk dat het belangrijk is om
duidelijkheid te geven. Er zijn namelijk heel veel kosten gemoeid met
het opzetten van een extra omroephuis. Dat geld moet eventueel worden
bezuinigd op andere omroephuizen. Ik vind het dus jammer dat de minister
hier geen kaders wil schetsen. Maar laat ik het dan makkelijk maken:
vier of vijf. Ik heb al eerder het punt gemaakt dat het zeer onwenselijk
zou zijn als uiteindelijk één omroep in een omroephuis terechtkomt. Kan
de minister dan wel toezeggen dat als het er vier of vijf zijn, er niet
uiteindelijk ruimte is voor één omroepvereniging om op zichzelf staand
een omroephuis in te richten?
Minister Bruins:
Ik ben daar al uitgebreid op ingegaan, ook naar aanleiding van vragen
van de heer Ceder. Het lijkt me praktisch uitgesloten dat dat zou gaan
ontstaan. Het kader is groter dan drie en kleiner dan zes. Voor mij
staat voorop dat het nieuwe bestel zo goed mogelijk de
publiekemediaopdracht zal invullen. Ik ga ervan uit dat de omroepen op
zeer korte termijn kunnen komen met een goed onderbouwd en gedragen
voorstel waarom het er vier of vijf zouden moeten zijn. Ik kan met beide
leven.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik snap dat de minister met beide leven kan. Hij heeft natuurlijk ook in
zijn brief geschetst en vanochtend gezegd dat hij het graag aan de Kamer
laat en dat er nog heel veel punten zijn waarover we met z'n allen van
gedachten moeten wisselen. Maar ik heb al eerder gezegd dat dit nou net
de twee punten zijn waarop de lobby vanuit Hilversum ontzettend sterk
is. Dit is gewoon de verdeeldheid in de Kamer. Dit zorgt voor
onzekerheid. Ik kan hier alleen maar concluderen dat de minister niet
wil garanderen dat er niet één omroephuis komt, want hij ontwijkt mijn
vraag over waar niet één omroep in komt. Hij kan ook niet aangeven in
hoeverre hij hoeveel omroephuizen we van de publieke middelen gaan
optuigen, afhankelijk maakt van het snuffelen aan elkaar. Ik vind dat
heel spijtig. Ik denk dat dit een mooi moment was geweest voor de
minister om duidelijkheid te verschaffen, ook voor al die mensen die
meekijken, ongeacht wat het antwoord was. Ik zal dus zelf de voorstellen
indienen, in de hoop dat de meerderheid in de Kamer dit net als ik een
slecht idee vindt.
De voorzitter:
Ik hoorde geen vraag.
Minister Bruins:
Nee, dat is zo. Ik kan nog toevoegen dat de kaders die ik meegeef,
waaronder vergelijkbare grootte en de andere punten die ik al noemde,
maken dat het zeer onwaarschijnlijk is dat er een omroephuis met één
omroep zou ontstaan. Ik zie dat niet gebeuren. Ik vind het belangrijk
dat het er niet minder dan vier en niet meer vijf zijn. Bij meer dan
vijf wordt de bestuurlijke drukte niet aangepakt. Minder dan vier vind
ik onvoldoende garantie geven voor de pluriformiteit. Vier of vijf is
dus wat ik op dit moment aan de omroepen voorleg.
De heer Stoffer (SGP):
Mooi dat de minister zegt: op dit moment. Er zitten volgens mij heel
veel mensen mee te luisteren, op de tribune of elders, die dit dadelijk
moeten gaan doen binnen die kaders. Stel nu eens dat toch echt blijkt
dat als je alles wilt vormgeven en aan alle kaders wordt voldaan, het in
zes moet en je met vijf de boel gewoon echt verknalt. Dat zeg ik nu
gewoon even theoretisch, want waar we op uitkomen, weten we niet. Zou de
minister dan halsstarrig blijven streven naar per se vijf of zou daar
ergens ruimte voor zijn? Want ook hier in de Kamer — mevrouw
Martens-America zegt: met een meerderheid — proef je dat meerdere mensen
nog niet enorm overtuigd zijn van per se die vier of vijf.
Minister Bruins:
Ik ben er wel echt van overtuigd dat als het er zes zouden zijn, we dan
nog steeds heel erg veel bestuurlijke drukte overhouden en het te weinig
verschilt van het huidige stelsel. In die zin wil ik dus best wel
halsstarrig zijn in mijn vier à vijf.
De voorzitter:
Dank u wel. Kunnen we dan al verder naar het blokje
overig/landelijk?
Minister Bruins:
Ik heb nog een paar hele kleine punten.
De voorzitter:
Oké, als u even de turbo erop wilt zetten, graag, want we hebben nog
anderhalf uur.
Minister Bruins:
De turbo voor de heer Oostenbrink. Waarom kijken we niet naar een
BBC-model? In mijn brief heb ik aangeven waarom ik juist wil vasthouden
aan een extern pluriform model. Dat is ook wat het Nederlandse model
uniek maakt en dat wil ik behouden. Ik vind het belangrijk dat
verschillende organisaties zich verantwoordelijk voelen voor het maken
van aanbod gericht op de specifieke behoeften uit de samenleving.
De heer Oostenbrink vroeg ook hoe vast vast is: blijft een omroephuis in
het bestel als de maatschappelijke relevantie wegvalt? Wel, het zijn de
omroephuizen die juist een vaste plek in het bestel krijgen. Maar daar
staat dus wel tegenover dat zij moeten kunnen meebewegen met de
samenleving en daarop hun aanbod moeten kunnen aanpassen. Hierover
moeten zij zich ook kunnen verantwoorden en daarop worden ze ook
beoordeeld. In het nieuwe bestel kan de maatschappelijke relevantie van
een huis dus niet wegvallen, omdat ze zich voortdurend aanpassen.
De laatste vraag die ik hier nog heb, kwam van de heer Ceder. Hoe ziet
het er nou over tien, vijftien of twintig jaar uit, vroeg hij. Ik
verwacht niet zolang demissionair te zijn, maar als ik daar toch iets
over zou willen zeggen, dan het volgende. Rust en stabiliteit in het
bestel kunnen alleen als we duidelijk in de Mediawet opnemen dat het
bestel gesloten wordt en blijft. Ik kan natuurlijk niet voorspellen wat
opvolgers van mij zullen doen. Maar ik vind het belangrijk om dat in de
wet op te nemen. Het nieuwe bestel moet juist meer open worden voor
nieuwe geluiden. Maar daarvoor is het oprichten van nieuwe organisaties
niet nodig. In het oude stelsel was het zo dat als je een geluid miste,
je een organisatie moest oprichten, leden moest krijgen en technische
expertise moest opbouwen. Dan moest je hopen dat je eens in de vijf jaar
kon toetreden. Dat hoeft dus niet meer, omdat in het nieuwe bestel de
geluiden juist flexibeler kunnen worden opgepakt vanwege de brede
taakopdracht van de omroephuizen. Als ik dat uitgangspunt nu al op de
tocht zou zetten, dan komt er, denk ik, ook geen rust en dan gaat dit
bestel niet functioneren zoals ik het voor ogen heb. Dan zou ik
eigenlijk ook weer de onzekerheid gaan creëren die aan de andere kant
van de tafel zo wordt gevreesd.
Dat is het blokje inrichting van de omroephuizen.
De voorzitter:
Dan komen we bij het blokje met overige vragen over het landelijke
aspect.
Minister Bruins:
Het blokje over de verhouding tussen de NPO en de omroephuizen had ik
hier nog tussen zitten. Nu kom ik bij de kleinere blokjes. Ik kreeg de
vraag: is de minister bereid om de budgetten toe te kennen aan de
omroephuizen? In het nieuwe bestel blijft er een coördinerende partij
nodig — dat heb ik gezegd — die besluit over de verdeling van de
budgetten; er komt meer gezamenlijkheid, maar deze moet wel een helder
besluit kunnen nemen. Ik ga de budgetten dus niet direct toekennen aan
de omroephuizen. Die gaan wel via één bankrekening naar Hilversum. Maar
ik vergroot de programmatische vrijheid van omroepen om de middelen in
te zetten, onder andere doordat de middelen vaker meerjarig en op thema
of genre worden toegekend. Dat vergroot de vrijheid van de omroephuizen
en van de creatieve makers om die middelen in te zetten voor de
programmering. Dat is uiteraard onder het voorbehoud dat over het totale
aanbod en de strategie goede, gezamenlijke afspraken zijn gemaakt.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Een van de opvallende situaties op dit moment is natuurlijk de black box
— laat ik het zo maar zeggen — die de NPO op dit moment is. Of het nou
gaat over tijden waarop de programma's uiteindelijk worden uitgezonden,
over het verdelen van de middelen, of over de grote hoeveelheden fte die
de NPO bijvoorbeeld aanneemt om te werken aan NPO Start: het is
verhoudingsgewijs uit elkaar gegroeid. Die black box zorgt juist voor
ruis en onduidelijkheid. Daardoor heb ik bijvoorbeeld de behoefte om te
vragen naar de transparantie. Hoe gaat de minister waarborgen dat die
black box die de NPO nu is voor sommige buitenstaanders, maar ook voor
andere omroepen, wordt verbeterd als de middelen niet rechtstreeks naar
de omroep gaan?
Minister Bruins:
Op weg naar het wetsvoorstel zal helder moeten worden beschreven wat je
in de omroephuizen doet, wat je gezamenlijk centraal doet en wat je
centraal centraal doet. Het coördinerend orgaan in het nieuwe bestel,
dat op dit moment de NPO heet, gaat generieker coördineren en blijft
verantwoordelijk voor de verdeling van de budgetten. Maar de wijze
waarop dit gebeurt, wordt dus anders. Dat zal echt meerjarig en met
minder voorwaarden naar de omroephuizen toe gaan. Daar zitten de
creatieve makers en die krijgen een grotere vrijheid om de middelen in
te zetten voor de programmering, binnen de gezamenlijk afgesproken
kaders van het totale programma-aanbod waarover vooraf in
gezamenlijkheid goede en transparante afspraken zijn gemaakt. Daarnaast
heeft de NPO nu al een faciliterende rol bij onderwerpen die alle
omroepen gezamenlijk aangaan, zoals distributie, onderzoek en innovatie.
Wat mij betreft blijven die ook centraal, want alles wat je centraal
beter en goedkoper kunt uitvoeren, moet je vooral ook centraal beleggen.
Die verdeling van wat je in een omroephuis doet, wat je gezamenlijk doet
en wat je centraal doet, zal ik beschrijven. Dat wordt een belangrijk
deel van de input voor het nieuwe wetsvoorstel.
De heer Krul (CDA):
Ik begrijp niet waarom. Dit is nou net een uitgelezen mogelijkheid om
helderheid te scheppen in of een einde te maken aan die stapeling van
rollen, de black box, of hoe je het ook wil noemen. Als het gaat over de
programmering, dan begrijpt iedereen dat je daarvoor een coördinerend
orgaan met expertise nodig hebt. Anders hebben we op vrijdagavond
Nederland zingt met de heer Paternotte en op zaterdagavond Nederland in
Beweging. Elke omroep wil natuurlijk om 20.30 uur uitzenden. Dat snap
ik. Daar heb je dus een orgaan voor nodig. Maar waarom moet die rol nou
per se dezelfde rol zijn als de verdeler van de budgetten? Dat begrijp
ik echt niet, want het spanningsveld dat er nu is zou je dus weg kunnen
nemen door die verantwoordelijkheid juist in de gezamenlijkheid van de
omroephuizen te beleggen, met de NPO als coördinerend orgaan voor de
programmering en de NOS/NTR als taakomroep. Dat is toch juist veel
beter?
Minister Bruins:
Ik weet niet of de heer Krul en ik het oneens zijn, want juist invullen
hoe de centrale coördinatie plaatsvindt en hoe je daarin gezamenlijkheid
creëert, is een van de drie punten die ik noemde. Die moeten goed
uitgewerkt worden, want die bepalen straks het functioneren van het
stelsel. Het is belangrijk dat in het nieuwe stelsel duidelijk is wie de
knoop doorhakt. Op dit moment zijn er verschillende ingangen,
verschillende manieren, verschillende wegen en verschillende
geldstromen. We moeten toe naar een sociaal veilige omgeving waarin
duidelijk is hoe de hiërarchie loopt en hoe de besluitvorming loopt, met
heldere taken, verantwoordelijkheden en mandaten, waar helder
verantwoording over wordt afgelegd, zoals er nu ook al transparant
verantwoording moet worden afgelegd. Dat betekent dat we helder moeten
beleggen hoe besluitvorming plaatsvindt rondom coördinatie en
programmering, maar ook heldere afspraken moeten hebben over wat we in
een aparte, faciliterende organisatie doen. Coördineren en faciliteren
is niet hetzelfde. Je hebt een coördinerende rol, waarbij je de
programmering en coördinatie ter hand neemt, en je heb een faciliterende
rol, waarbij de vraag is: wat moet je bijvoorbeeld technisch of
innovatief samen doen om met z'n allen vindbaar en zichtbaar te blijven?
Dat zijn twee verschillende rollen, maar het zijn rollen die je niet in
het omroephuis belegt. De komende maanden moeten we aan de slag met de
manier waarop we dat centraal en/of gezamenlijk organiseren, want dit is
cruciaal. Daarbij moet beter dan nu helder zijn dat besluitvorming op
een heldere manier op één plek plaatsvindt, omdat dat op dit moment
onhelder is.
De heer Krul (CDA):
De minister heeft heel veel woorden nodig om volgens mij gewoon uit te
leggen dat zowel de programmering als de verdeling van de budgetten bij
de NPO blijft. Dat is niet wenselijk. Ik hoop dat een meerderheid van de
Kamer zich daarover gaat uitspreken. We hoeven niet man en paard te
noemen, maar het gebeurt gewoon dat een omroep met een programma-idee
komt, daar geen geld voor krijgt, terugkomt en zegt "weet je wat, dan
betalen we het wel uit eigen zak", en de NPO dan ineens zegt: dan kan
het wél. Als we iets kunnen rechttrekken in deze hele hervorming, is het
wel dat soort situaties. Kan de minister mij nog één keer klip-en-klaar
uitleggen dat de verdeling van de budgetten natuurlijk centraal belegd
moet worden in een overleg, maar niet per se bij de NPO?
Minister Bruins:
Ja. Ik denk dat meneer Krul en ik elkaar wel begrijpen. Wat hier
misgaat, is dat we de woorden "de NPO" gebruiken en misschien wel een
verschillend beeld hebben van wat die betekenen. Ja, in het nieuwe
stelsel moet er een centraal orgaan zijn waar in gezamenlijkheid het
budget verdeeld wordt. Daarna is er vrijheid voor de creatieve makers om
de programma's te maken die ze zelf willen, binnen de kaders die gesteld
zijn en de afspraken die in gezamenlijkheid gemaakt zijn. Daarnaast zijn
er activiteiten die je vooral centraal moet beleggen omdat je daar niet
als omroephuis in je eentje mee aan de slag moet gaan, zoals
bijvoorbeeld onderzoek en innovatie en data-analyse. Dat moet je vooral
centraal willen beleggen. Ik heb helemaal niet gezegd hoe ik het ene en
het andere nu noem. Wij zien op dit moment dat wat "de NPO" heet. Zoals
ik aan het begin van het debat zei, is wat mij betreft de Nederlandse
publieke omroep het stelsel als geheel. We kunnen allerlei woorden of
afkortingen geven aan hoe dat aan de bovenkant heet, als maar voorop
blijft staan dat als een knoop moet worden doorgehakt, duidelijk is waar
dat gebeurt en door wie. Ik hoop dat meneer Krul en ik elkaar zo vinden.
Anders wil ik het best nog een keer proberen.
De voorzitter:
Hij glimlacht, dus u kunt verdergaan.
Minister Bruins:
Dank u wel. Ik denk dat ik er eigenlijk wel ben in dit blokje,
voorzitter, tenzij een van uw leden het idee heeft …
De voorzitter:
Nee, dan gaan we lekker door, want we willen voor 16.00 uur klaar zijn.
We zijn bij het blokje overig/landelijk. Ik vergiste me net. Is er een
vraag over het blokje verhouding omroephuizen en NPO?
De heer Paternotte (D66):
Dit is geen interruptie, maar ik had nog een vraag gesteld. Het wordt
lichter en generieker; is het dan niet logischer om de naam NPO op de
lineaire kanalen weer te vervangen door Nederland 1, 2 en 3?
Minister Bruins:
Ja, de coördinatie wordt lichter en generieker, maar het is niet aan mij
om de namen van de kanalen te bepalen. Dat is aan de publieke omroep
zelf.
Dan de overige vragen op landelijk niveau. Mevrouw Martens-America
vroeg: hoe gaat de minister garanderen dat het geld niet alleen
uitgegeven gaat worden aan entertainment? Ik heb al gezegd dat de
omroephuizen meer vrijheid krijgen om de middelen in te zetten voor
programmatische keuzes, maar dat ze wel moeten voldoen aan vooraf
gezamenlijk afgesproken kaders, een strategie en een gezamenlijke
aanbodmix. Dit is eigenlijk ook nog een antwoord aan de heer Krul. In de
coördinatie wordt daarop toegezien. Op die manier wordt geborgd dat
middelen op een zorgvuldige manier worden ingezet.
Mevrouw Martens-America vroeg ook: hoe zien de vervolgstappen eruit? Ik
koers op een wetsvoorstel dat begin 2026 in internetconsultatie kan
gaan. Na die fase en alle wetgevingstoetsen en adviezen hoop ik het
voorstel in juni 2026 naar de Raad van State te kunnen sturen en het na
de zomer van 2026 bij uw Kamer te kunnen indienen. Ik koers er
vervolgens op dat het voorstel 1 juli 2027 afgerond is, waardoor er
vervolgens voor de omroepen en de NPO nog tijd is het nieuwe bestel
daadwerkelijk te implementeren voor de start van een nieuwe periode op 1
januari 2029.
De inkomsten uit reclame. De heer Mohandis vroeg naar de impactanalyse
die ik momenteel laat uitvoeren. Ook anderen van u vroegen daarnaar. Die
wordt nu uitgevoerd. Ik kan nog niet op de uitkomsten vooruitlopen,
simpelweg omdat ik die nog niet ken. Voor de zomer kom ik met een brief
met de uitkomsten van de impactanalyse. Dan kan ik voor u beschrijven
hoe ik de toekomstige financiering van de NPO zie.
De voorzitter:
Mevrouw Beckerman heeft een vraag.
Mevrouw Beckerman (SP):
Mijn kritiek daarop is duidelijk. De minister zegt: voor de zomer kom ik
met een brief. Is dat voor of na de besluitvorming over de
Voorjaarsnota?
Minister Bruins:
Wij verwachten toch allemaal dat de Voorjaarsnota ruim daarvoor gereed
zal zijn.
De voorzitter:
Meneer Paternotte? Nee. Uw interrupties zijn eigenlijk op, mevrouw
Beckerman, dus ik geef de heer Koops het woord.
De heer Koops (NSC):
Ik had een vraag als het ware doorgeketst naar de minister. Het was een
vraag van de heer Mohandis. Hij vroeg wat er gebeurt als uit de analyse
blijkt dat die 50 miljoen niet opgehaald kan worden. Komen die dan ten
laste van de publieke omroepen? Worden die dan dus opgeteld bij de
bezuiniging of niet? Is daar een antwoord op te geven?
Minister Bruins:
Als uit de impactanalyse blijkt dat de 50 miljoen niet kan worden
opgehaald zonder ernstige gevolgen voor het bredere landschap, dan
betekent dat inderdaad een extra bezuiniging, want ik heb geen extra
geld om dat te compenseren.
Ik kom op de andere vragen.
De heer Mohandis had het onder andere over het percentage vaste
contracten. Ik vind het belangrijk dat medewerkers van de publieke
omroep een goede arbeidspositie hebben. Hierover zal ik dan ook in
gesprek blijven met de NPO, mede als onderdeel van de hervorming.
Tegelijkertijd vind ik het van belang om niet in de rol van werkgever te
treden en een gepaste afstand te bewaren. In de cao-afspraken voor 2024
heeft de NPO aangegeven dat hij vanaf januari 2027 toe zal werken naar
een verhouding van 80% vaste en 20% tijdelijke contracten. Dit laat
natuurlijk wel onverlet dat er bezuinigingen aankomen. En die hebben
consequenties voor de programmering en voor de
personeelssamenstelling.
De heer Mohandis vroeg mij ook naar het sanctieregime, het externe
toezicht en de ombudsman. Het feitelijke antwoord hierop is dat het plan
voor zowel de ombudsman als het toezicht door het commissariaat nog moet
worden uitgewerkt. Het punt met betrekking tot de ombudsman is dat hij
meer onafhankelijk van de NPO moet worden. Het commissariaat is al
onafhankelijk. Het inhoudelijke verschil tussen de ombudsman en het
commissariaat op dit punt is dat de ombudsman onderdeel is van de
zelfregulering van de journalistiek.
De voorzitter:
De heer Koops heeft een vraag.
De heer Koops (NSC):
Die gaat over het als het ware bieden van wapens aan het commissariaat.
Ik heb de minister daar nog niet op horen ingaan. Wordt dat bij dat
onderzoek meegenomen?
Minister Bruins:
Ik heb eerder voor een camera gezegd dat ik een toezicht met tanden wil.
Ik vind het belangrijk dat het commissariaat écht kan ingrijpen, maar
dan moet het ook echt onafhankelijk zijn van de politiek. Ik vind het
belangrijk dat ik de publieke omroep zo inricht dat die bijdraagt aan
het versterken van onze rechtsstaat. Ik zie ook echt dat de publieke
omroep een rol heeft in onze democratische rechtsstaat, die van
buitengewoon groot belang is. Wat mij betreft moet de publieke omroep zo
onafhankelijk mogelijk van de politiek zijn als ik maar kan
organiseren.
De heer Koops (NSC):
In diezelfde voegen haak ik nu ook aan op iets wat door de PVV naar
voren werd gebracht. Je zou iets kunnen vinden van de onafhankelijkheid
van het Commissariaat van de Media right now, op dit moment, ten
opzichte van sommige omroepen versus andere omroepen. Mag ik het zo
verstaan dat de minister ook van mening is dat het toezicht dat door het
commissariaat gehouden wordt, volmaakt onpartijdig moet zijn wat betreft
de inhoud van de programma's van alle omroepen die onder dat toezicht
vallen?
Minister Bruins:
Ja. Op dit moment kan het commissariaat nog door mij worden
teruggefloten. Ik vind mijzelf minder onafhankelijk dan het
commissariaat. Als ik het commissariaat onafhankelijker wil maken dan
het nu is, dan moet ik ervoor zorgen dat ik of mijn opvolger het
commissariaat niet kan terugfluiten.
De heer Koops (NSC):
Ik blijf toch even haken op dit punt. Ik probeer gewoon even te denken
aan een onafhankelijk toezichthouder die, in dit geval, toezicht moet
houden op meerdere omroepen. Als zo'n commissariaat niet onafhankelijk
is van één of meer van die omroepen, dan krijg je verongelijktheid bij
alle overige omroepen. Ziet u? Het gaat mij dus niet alleen om de
onafhankelijkheid ten opzichte van de minister, van de regering, maar
ook om de onafhankelijkheid ten opzichte van elk van de onder toezicht
gestelden.
Minister Bruins:
Helder. Dan denk ik dat ik mevrouw Van der Velde beter begrijp dankzij
de heer Koops. Het commissariaat is onafhankelijk, moet onafhankelijk
zijn en moet niet meer of minder voorkeur hebben voor welke onder
toezicht gestelde dan ook. Dat moet onafhankelijk toezicht zijn op basis
van heldere regels.
De voorzitter:
De heer Mohandis en dan de heer Ergin. Wilde u nog interrumperen, meneer
Mohandis?
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ja, zeker. Sorry. Dank u wel. Ik hoop toch echt dat het commissariaat
die rol al heeft. De kritiek vanuit de Kamer was niet zozeer gericht op
het commissariaat, maar veel meer gericht op de onduidelijkheid rond de
minister, de NPO en het commissariaat over wie wanneer welke rol pakt.
En dan mogen we ook de NPO-ombudsman niet vergeten in dat hele spectrum.
Ik zou de minister vooral mee willen geven, ook conform de aangenomen
motie, dit ook echt te vertalen naar wetgeving. Als we dit niet vertalen
naar wetgeving die helder is voor iedereen die daar een rol in speelt,
dan blijft het balletje-balletje, dan blijft het rondjes draaien en dan
blijven we hier elke keer het debat voeren over wie nou wanneer had
moeten ingrijpen. En de politieke macht, zoals het herroepen van iets
wat het commissariaat heeft uitgesproken en dat de minister zou zeggen
dat hij het naast zich neerlegt, moet losgeknipt worden. Dat soort rare
bemoeienis moet uit de wet. Dus volgens mij moet er een enorme
herziening plaatsvinden rondom artikel 2.33. Dat geef ik de minister
mee.
Minister Bruins:
Ik ben zeer dankbaar voor de woorden van de heer Mohandis. Ik had het
zelf niet beter kunnen formuleren. Dit hele toezichtstelsel is onderdeel
van de hervorming. Dit is cruciaal voor de helderheid en transparantie
die ook voor sociale veiligheid en betere besluitvorming gaat leiden. Er
zijn besturen, er is intern toezicht, er is extern toezicht, het
commissariaat moet onafhankelijk zijn en is onafhankelijk, de ombudsman
moet op grotere afstand komen en de politiek moet zich er niet mee
kunnen bemoeien. Al die zaken moeten onderdeel zijn van deze hervorming.
Artikel 2.33 is inderdaad precies de plek waar helderheid moet worden
geschapen.
De heer Ergin (DENK):
Nu snap ik er niks meer van. De minister geeft aan dat hij toezicht met
tanden wil. We hebben heel veel onderzoeken gehad naar de publieke
omroep. Een daarvan is van de adviescommissie-Van Geel. De
adviescommissie-Van Geel zegt: richt nou een autoriteit publieke media
in. Exact op dat punt zegt de minister: dat ga ik niet doen. Wat wil de
minister nou? Wil de minister toezicht met tanden? Of vindt de minister
het prima dat het Commissariaat voor de Media langs de grenzen van het
bestel werkt, waar een van de taken bijvoorbeeld over boekenprijzen
gaat? Wil de minister dat zo laten of wil de minister echt een nieuwe
publieke toezichthouder die echt breed zijn taak vervult, zowel langs de
grenzen als binnen de grenzen van de publieke omroep? Wat wil de
minister nou precies?
Minister Bruins:
Ik wil toezicht met tanden, een volstrekt onafhankelijke toezichthouder,
die ook echt kan ingrijpen en die inderdaad op geen enkele manier voor-
of afkeuren heeft. Het huidige commissariaat is daarvoor de basis, maar
dat zal moeten doorontwikkelen. Welke naam het dan precies heeft, is tot
daaraan toe, maar er moet onafhankelijk extern toezicht zijn dat
functioneert en dat ook kan sanctioneren.
De heer Ergin (DENK):
De minister zegt dat het hem in principe niet uitmaakt wat de naam is,
maar in zijn brief geeft hij in ieder geval aan dat hij dat onderdeel
van de commissie-Van Geel met een hele duidelijke afkadering — ik heb
alvast een motie getikt voor de minister — waarin het gaat over
beoordelingsprocessen, tussentijdse evaluaties van de NPO en omroepen,
uittreding van omroeporganisaties en het vaststellen van financiering
niet wil. Daar is eigenlijk al een heel takenpakket voor ingericht en
opgesteld. De minister zegt nu in het debat dat het hem niet uitmaakt
hoe het heet, maar in zijn brief geeft hij wel heel duidelijk aan: zo'n
autoriteit wil ik niet. Ik vraag aan de minister om dat nader te
duiden.
Minister Bruins:
Dit is te belangrijk om nu af te raffelen, dus ik beloof de heer Ergin
dat ik daar in tweede termijn even uitgebreid op terugkom, zodat ik daar
ook een heel helder antwoord op kan geven.
De voorzitter:
Dat leidt toch nog tot een vraag.
De heer Ergin (DENK):
Ik wachtte netjes op het blokje uittreding. Volgens mij maakt het
onderdeel uit van dit blok, toch? Of ben ik nu te vroeg?
De voorzitter:
We hebben geen blokje uittreding.
De heer Ergin (DENK):
Wel een blokje diversen, dus misschien maakt uittreding daar onderdeel
van uit.
De voorzitter:
Ik laat even aan de minister in welk blokje dat zit.
Minister Bruins:
Ik heb in een vorig blokje gezegd dat een omroephuis dus niet meer
uittreedt. Een omroephuis kan dus niet onder een ledenaantal komen of op
een andere manier moeten uittreden. We hebben straks vier of vijf
omroephuizen. Die bestaan dan en daar worden afspraken mee gemaakt en
die verantwoorden zich op een transparante manier.
De heer Ergin (DENK):
Nu kan ik die vraag stellen. Want wat gaat er dan gebeuren als straks
een omroepvereniging binnen een omroephuis zich misdraagt, zich niet aan
de publieke waarden houdt of de journalistieke code schendt? Wat gaat er
dan gebeuren? Hoe kijkt de minister naar het proces daarna?
Minister Bruins:
Wat er gebeurt binnen een omroephuis, zal in eerste instantie bij het
bestuur van het omroephuis liggen en daarna bij de interne
toezichthouder. Dat is ook waar het in eerste instantie moet liggen. Als
dat het probleem niet oplost, komt het vanzelf bij het externe toezicht
terecht en dan moet er iets gebeuren. Maar het is niet zo dat een
omroephuis in zijn geheel gaat uittreden uit het bestel. Als men zich
niet houdt aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid en aan de afspraken
die gemaakt worden, moet dat natuurlijk consequenties hebben, maar dat
moet nader worden uitgewerkt.
De heer Ergin (DENK):
Dan doe ik toch een poging. Ik heb het even niet over omroephuizen, want
die staan als het goed is vast, volgens de plannen van de minister. Ook
het aantal staat vast. We moeten nog zien of dat vaststaat. Maar ik heb
het specifiek over omroepverenigingen, die dus als onderdeel van een
omroephuis producties draaien. We hebben volgens mij vandaag allemaal
ook een voorbeeld gegeven van een omroepvereniging die op een gegeven
moment tussen wal en schip valt, omdat het niet goed is geregeld. Ik wil
voorkomen dat dit gesloten systeem a een gevangenis wordt waar niemand
meer uit kan en b ook aanleiding biedt voor omroepverenigingen om zich
te blijven misdragen, zonder daarop aangesproken te kunnen worden. De
vraag is dus eigenlijk de volgende. Stel dat een omroephuis zegt dat het
met omroepvereniging A niet meer wil werken; ze kunnen niet meer
samenwerken, journalistieke codes worden geschonden en de toezichthouder
komt ook tot die conclusie. Blijft het dan nog steeds onmogelijk voor
een omroepvereniging om uit het publieke bestel te treden of om eruit
gegooid te worden, in deze situatie?
Minister Bruins:
Het omroephuis is het object van toezicht. Het omroephuis moet goed
functioneren. Dat is waar het interne toezicht en uiteindelijk ook het
externe toezicht op zijn gericht. De omroepverenigingen daaronder zijn
onzichtbaar voor het toezicht op het omroephuis. Dus het omroephuis
wordt afgerekend op de afspraken die centraal en gezamenlijk gemaakt
worden. Daar moet men zich ook aan houden. Dat is waar het omroephuis op
getoetst wordt.
De voorzitter:
Dan een vraag van mevrouw Van der Velde.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Dan zou ik toch eerst willen vragen hoeveel interrupties ik nog over
heb. Twee? Oké.
Ik sla toch wel een beetje aan op wat de minister zegt over het
Commissariaat voor de Media. Allereerst hoor ik graag van de minister of
hij het een nette gang van zaken vindt om toch met een motie door te
fietsen die verworpen is geweest. Het gaat om de motie van Van
Vroonhoven en Soepboer, over straks niks meer te zeggen hebben over het
commissariaat. Is de minister van mening, net zoals de PVV, dat, als het
commissariaat goed wil functioneren, dit volledig op de schop moet, net
zoals het hele bestel nu op de schop gaat?
Minister Bruins:
Het commissariaat heeft andere gereedschappen nodig als ook zijn taken
veranderen, dus een andere inrichting en positionering van het
commissariaat is onderdeel van de hervorming. Het minder of geen invloed
hebben van de politiek op het externe toezicht is een punt dat ik niet
zozeer van de motie laat afhangen, maar dat ik wel in het wetsvoorstel
zo wil gaan verwerken, omdat ik denk dat het essentieel is voor een
sterke publieke omroep om ervoor te zorgen dat de politiek er geen
invloed op kan uitoefenen. Maar het staat mevrouw Van der Velde
natuurlijk vrij om, wanneer we de wet gaan behandelen, bijvoorbeeld met
een amendement gewag te maken van een ander inzicht.
De voorzitter:
De laatste interruptie van de heer Van Houwelingen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
De minister benadrukt dat de toezichthouder strikt neutraal moet zijn en
geen voorkeuren mag hebben. De toezichthouder is nu het Commissariaat
voor de Media. Kan ik het zo interpreteren dat het dan logischerwijs
onwenselijk is dat de voorzitter van het Commissariaat voor de Media
bijvoorbeeld een oud-Kamerlid is?
Minister Bruins:
Niet per se. Iemand moet onafhankelijk kunnen ... Kijk, geen persoon is
in zichzelf neutraal. Ik ben ook niet neutraal. Maar het is wel nodig
dat een commissariaat onafhankelijk functioneert, toezicht houdt op
grond van transparante, navolgbare criteria en daar ook navolgbaar
verantwoording over kan afleggen. Dat moet in volstrekte
onafhankelijkheid kunnen gebeuren. Het gaat erom dat je zo'n
toezichthouder goed inricht en dat de mensen die daar zitten, op een
goede, onafhankelijke manier met tanden invulling kunnen geven aan die
toezichtrol.
De heer Koops (NSC):
Mede gelet op hoe dit onderwerp nou via interrupties zo veel aandacht
vraagt, ga ik toch maar een vraag stellen die de hele tijd op de
achtergrond in mijn hoofd zeurt. Dit gaat over de situatie waarin de
werkvloer niet helemaal veilig of zelfs onveilig is. Het gaat dus om de
situatie waarover we allemaal hebben gelezen en die zich kennelijk af en
toe heeft voorgedaan op het Media Park; laat ik het gewoon zo benoemen.
Dan heb je daar een persoon die als het ware misbruik maakt van een
machtspositie. Dat doet hij/zij terwijl hij/zij een programma aan het
opnemen is. Eromheen ontstaat een onveilige werkomgeving. Die situatie
heb ik voor ogen. Ik heb nog niet helemaal op het netvlies of de
veiligheid van die werkomgeving nu de verantwoordelijkheid is van de
vereniging van de omroep die het programma maakt, de
verantwoordelijkheid is van het omroephuis waaronder die omroep valt, of
rechtstreeks de verantwoordelijkheid is van het Commissariaat voor de
Media. Het is het soort probleem dat je kan opvatten als een
arbeidsrechtelijk-technisch probleem. Je kan het ook zien als een
verantwoordelijkheid van het publieke bestel om te zorgen voor een
veilige werkomgeving voor iedereen die in dat publieke bestel meewerkt.
Ik vind dat dus een lastige vraag, zeg ik er meteen bij. Daarom hoop ik
dat de minister met een buitengewoon helder antwoord komt.
Minister Bruins:
Zoals ik eerder zei, is het omroephuis het object van toezicht. Het
omroephuis is ook de werkgever en heeft dus de
werkgeversverantwoordelijkheid. Dat geeft precies de helderheid waar de
heer Koops naar op zoek is. Bovendien wil ik dat meer mensen een vast
contract hebben en dat er minder macht kan ontstaan door circulerende
zzp'ers. Wanneer we het werkgeverschap binnen het omroephuis goed
inrichten, met een duidelijke hiërarchie en heldere taken, mandaten en
verantwoordelijkheden, waarbij er meer vaste contracten zijn en mensen
dus ook arbeidsrechtelijk beter beschermd zijn, dan ben ik ervan
overtuigd dat we een sociaal veilige situatie creëren voor de mensen die
werkzaam zijn in Hilversum.
De voorzitter:
De heer Koops voor een laatste interruptie.
De heer Koops (NSC):
Ik weet het. De vraag die bij dit antwoord hoort, is of er wat betreft
die veiligheid in de visie van de minister nog onderscheid moet worden
gemaakt tussen zzp'ers enerzijds en mensen met een vast contract, waar
we naar op zoek zijn, anderzijds. Het woord "werkgever" beperkt zich
immers tot werknemers en niet tot zzp'ers. Kan daar diezelfde helderheid
over worden verstrekt?
Minister Bruins:
Ook zzp'ers moeten in Hilversum natuurlijk veilig kunnen werken. Zzp'ers
hebben inderdaad een heel andere arbeidsrelatie met hun opdrachtgever
dan een werkgever met een werknemer heeft. Tegelijkertijd is het zo dat
je een sociaal veilige omgeving creëert als je taken, mandaten,
verantwoordelijkheden en geldstromen helder belegt. Daar moet de intern
toezichthouder en moet uiteindelijk ook het Commissariaat voor de Media,
of de extern toezichthouder, dan toezicht op houden. Dat gebeurt op dit
moment eigenlijk ook al; zie de rapportage die ik dit najaar aan de
Kamer heb gestuurd.
De voorzitter:
Dank u wel. We lopen uit de tijd, dus u moet iets sneller gaan
antwoorden.
Minister Bruins:
Heel goed. Fair pay tot norm maken. De NPO en de omroepen hebben met de
vakbonden een fair practice code over goed opdrachtgeverschap opgesteld.
Deze code blijft uiteraard ook na de bezuiniging van kracht. De code
gaat ook over fair pay voor geleverde diensten. Dus het antwoord op de
vraag is kortweg ja.
Het verankeren van de journalistieke code in de wet. Ik kijk met grote
zorgvuldigheid en ook enige huiver naar de vraag die hierover is
gesteld. Die luidt hoe de kwaliteit van journalistiek in het publieke
bestel kan worden geborgd en wat de rol van de overheid daarbij kan
zijn. Deze vraag is complex, want die raakt aan de persvrijheid. Vanuit
mijn politieke achtergrond wil ik dat de overheid zo ver mogelijk
wegblijft, zo ver als dat maar kan, van het definiëren van wat goede
journalistiek is. Over de vraag hoe je omgaat met journalistieke normen
en wetgeving win ik op dit moment externe juridische expertise in, met
een focus op vrijheid van meningsuiting. Op basis van dit advies zal ik
ook duidelijk maken wat dan de precieze rol wordt van het externe
toezicht wat betreft toezicht op de kwaliteit van journalistiek. Ik ben
zeer, zeer huiverig voor enige inmenging van de overheid in wat wij
goede journalistiek zouden vinden. Ik behandel dit onderwerp dus met
grote zorgvuldigheid, in het licht van de rechtsstaat.
De heer Stoffer wees mij er nog op dat lineair kijken zeker niet op zijn
eind is. Heeft de minister ook oog voor de klassieke rol van de NPO? Ja,
dat heb ik. Lineair aanbod verdwijnt niet zomaar. Zeker als het de
actualiteit betreft, willen mensen die niet een week later pas bekijken,
maar actueel op de dag zelf, of zelfs live. Livetelevisie blijft dus een
belangrijk onderdeel en blijft nodig, ook voor een platform als NPO
Start. Ik denk dat er altijd animo voor zal zijn. En het is belangrijk
dat de publieke omroep voor verschillende doelgroepen relevant en
toegankelijk blijft.
Dan vroeg mevrouw Van der Velde naar de mogelijke herinvoering van kijk-
en luistergeld. Ik herinner mij nog dat mijn ouders dat betaalden, denk
ik. Voor de zomer kom ik met een brief over de financiering van de
landelijke publieke omroep en de rol van reclame daarbij; dat is de
impactanalyse. Die brief gaat uit van financieringsmodellen van de
publieke omroep die een mix zijn van financiering uit algemene middelen
en eventuele inkomsten uit reclame. Ik ben echter niet voornemens om
hierin ook de optie van kijk- en luistergeld mee te nemen. Die
omroepbijdrage is in het jaar 2000 afgeschaft, 25 jaar geleden. De
introductie van een nieuwe financieringssystematiek zou ook weer extra
onzekerheid over de hoogte en de stabiliteit van de financiering met
zich meebrengen.
Voorzitter. Dat was dit blokje. Met uw welbevinden kom ik dan bij de
vragen over het bredere medialandschap.
De voorzitter:
Ja, gaat u verder.
Minister Bruins:
De verhouding tussen private media en het brede medialandschap. De
kranten, de nieuwswebsites en de commerciële omroepen zijn cruciaal voor
ons pluriforme aanbod. De private sector zelf kampt ook met diverse
uitdagingen zoals de concurrentie van big tech. Ik moet erkennen dat
mijn verantwoordelijkheid hierbij anders is dan voor de publieke omroep,
maar waar het kan, zal ik niet nalaten om ook de private sector te
versterken. Daarbij kijk ik ook naar de mogelijkheden voor samenwerking
tussen publieke en private partijen. Met de private én publieke sector
op lokaal en regionaal niveau kijken we bijvoorbeeld al waar er
mogelijkheden liggen voor samenwerking. Maar ook op landelijk niveau wil
ik werk maken van het verder bekijken van het prominentiebeleid, waarbij
we ook een rol zien voor de Nederlandse private media. Het gaat om het
geheel van de mediasector om dat kleine en soms kwetsbare Nederlandse
taalgebied goed te bedienen.
Kortom, mijn doel is een sterke Nederlandse mediasector, publiek én
privaat. Deze gedachte klinkt ook nadrukkelijk door in het WRR-rapport
uit oktober. Ik zal dat WRR-rapport nog voor de zomer van een
kabinetsreactie voorzien.
Over dit onderwerp zijn nog een aantal specifieke vragen gesteld, onder
anderen door de heer Mohandis. Hij vroeg: is de minister bereid om naar
onze voorstellen te kijken en deze mee te nemen in de uitwerking?
Jazeker. Ik verwelkom al het constructieve meedenken over dit onderwerp.
Ik zal de zeer nuttige voorstellen van de heer Mohandis dus ook
meenemen.
Mevrouw Martens-America vroeg: waarom gaan wij niet meer samenwerken met
NLZIET of met commerciële spelers? Meer samenwerking tussen publieke en
private partijen kan ik alleen maar toejuichen. Samen zorgen zij voor
een sterk Nederlands medialandschap. Digitalisering wordt steeds
belangrijker; dat zei mevrouw Martens-America al. Ik vind het belangrijk
dat de content van de publieke omroep ook digitaal goed vindbaar is. Een
goed digitaal platform past daarbij. Tegelijkertijd zijn er ook
uiteenlopende belangen; publieke en commerciële belangen gaan niet
altijd samen. Maar ik wil zorgvuldig bekijken hoe we het geheel zo sterk
mogelijk krijgen. Ik ben zeer benieuwd hoe de verschillende partijen
aankijken tegen het voorstel om, zoals mevrouw Martens-America ook zei,
meer in te zetten op NLZIET. Dat zeg ik ook in het licht van het feit
dat RTL zijn eigen platform heeft: Videoland.
De voorzitter:
De heer Mohandis heeft een vraag. Dat is de laatste.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ja, klopt, voorzitter. Ik dank de minister voor zijn bereidheid om er
echt serieus naar te kijken. Maar dit is ook een call to action. Dit is
niet alleen maar een reactie op het WRR-rapport. Het zou zo'n enorme
kans zijn om nu al te zeggen dat we in het komend wetstraject al goed
gaan kijken naar prominentiebeleid en het hervormen van het
dienstbaarheidsverbod, bijvoorbeeld om regionale kranten en regionale
omroepen meer samen te laten werken. Maar denk ook aan komen met een
agenda om RTL, Talpa en de NPO veel meer in gezamenlijkheid te laten
opereren tegenover buitenlandse big tech en streamers. Ik hoop dus niet
op een zoveelste brief, maar op een doorvertaling in de wet. Ik proef in
de Kamer ook echt draagvlak om op dit punt door te pakken. Ik zou dus
zeggen: ga niet voor een nieuwe brief, maar echt voor het voornemen om
dit wettelijk door te vertalen.
Minister Bruins:
Ik hoor de woorden uit dit mooie rapport, dat ik in de schorsing even
kon doorkijken. Het antwoord is een volmondig ja: daar ga ik mee aan de
slag.
Mevrouw Beckerman vroeg nog: "Hoe komt er meer transparantie over de
algoritmes van de grote platforms? Komt hun data beschikbaar voor
onderzoek?" Dat is deels geregeld in de Verordening digitale diensten en
de AI-verordening. De platforms zijn verplicht om inzicht te geven in
hun algoritmegebruik en moderatiebeleid. De verordening geeft
onderzoekers de mogelijkheid om data te gebruiken. Naleving van de
verordening door de platforms is heel belangrijk. Ik blijf het toezicht
op de verordening door de Europese Commissie en de ACM ook nauwgezet
volgen.
Dat was het blokje, denk ik.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we aangekomen bij het laatste blokje: niet
landelijk en overige. Dan mag u meteen beginnen met het beantwoorden van
de vragen.
Minister Bruins:
Mevrouw Beckerman sprak over de platenmaatschappijen en de
audiostreamingdiensten. Het onderzoek geeft aan dat Nederlandse makers
goed vindbaar en zichtbaar zijn op de audiostreamingdiensten. Ik
onderken wel dat er sprake is van een scheefgroei wat betreft de
verdeling van de royalty's; dit blijkt ook uit het onderzoek. Dit is
echter een kwestie van contractuele vrijheid tussen artiest en
platenmaatschappij. Daar zou ik als minister buiten moeten
blijven.
De heer Krul sprak over regionale omroepen. Die zijn verankerd in de
Mediawet en worden betaald vanuit rijksmiddelen. Daarmee is de positie
van de regionale omroepen, die de heer Krul onder de aandacht bracht,
ook gewaarborgd.
Hoe gaan de landelijke en de regionale omroepen beter samenwerken? Ze
werken al veel samen; Bureau Regio bij de NOS is daar natuurlijk een
mooi voorbeeld van. We nemen in de samenwerking ook de lokale omroepen
mee. Zo zijn nu bijvoorbeeld de Bureaus Lokaal opgericht. Overigens vind
ik het van belang dat regionale omroepen een poging gaan doen om
gerichter samen te werken. Daar wordt samen met de RPO aan gewerkt in
het kader van het Concessiebeleidsplan, maar ook van de
prestatieafspraken.
Dan de vitaalverklaring, zoals de heer Koops die noemde. Een belangrijke
en voor mij niet-simpele vraag. Het is heel belangrijk, omdat
desinformatie onwrichtend kan zijn voor de samenleving. Dat ben ik
geheel met de heer Koops eens. Maar aan een vitaalverklaring zitten wel
veel haken en ogen. Daar zal ik dus goed naar moeten kijken, ook vanwege
het feit dat media in Nederland van oudsher een zeer onafhankelijke
positie hebben. Maar ik zal hiervoor contact opnemen met de minister van
Justitie en Veiligheid en de minister van Economische Zaken. Ik zal erop
terugkomen.
De heer Stoffer vroeg mij nog: waarom niet helemaal afzien van reclame
bij de publieke omroep? De impactanalyse waar ik voor de zomer mee ga
komen, kijkt naar een verruiming van de reclamemogelijkheden en de
gevolgen daarvan voor met name commerciële partijen. Een vermindering
van reclame wordt ook onderzocht, maar een volledig reclamevrije
publieke omroep wordt moeilijk. Daarvoor zijn de inkomsten uit reclame
te belangrijk voor de publieke omroep, want de huidige inkomsten zijn
circa 150 miljoen per jaar.
De heer Stoffer vroeg mij de wettelijke leeftijd voor
minderjarigenbescherming van 16 naar 18 jaar te verhogen. Op dit moment
volgt dat uit wetgeving. 16 jaar staat in artikel 7 van de Grondwet en
in artikel 151e van het Wetboek van Strafrecht. Dan zou een flink
wetstraject volgen. Op dit moment ben ik dat niet voornemens.
Mevrouw Van der Velde vroeg om de regionale en commerciële omroepen
verder te betrekken als gesprekspartner bij dit proces. Dat doe ik. Dat
heb ik in de afgelopen maanden ook gedaan, maar dat zal ik ook zeker
doen. Dan zal ik ook met ze spreken over meer openheid onderling, om
ervoor te zorgen dat het ook daadwerkelijk geregeld wordt. Dat is een
aansporing die ik mij zeer ter harte neem, want ik vind het belangrijk
dat publiek-private samenwerking wordt bevorderd. Dat geeft grote
kansen, maar vraagt ook wel een grote inspanning van publieke en private
zijde. De impactanalyse die voor de zomer gaat komen, zal natuurlijk ook
een belangrijke input zijn voor die samenwerking.
Dat is het van mijn kant, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is nog een vraag van mevrouw Van der Velde.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
De minister heeft het natuurlijk wel kort gehad over de samenwerking met
die regionale partijen. Hij heeft ook net antwoord gegeven op mijn
vraag. Maar wat ik eigenlijk een beetje mis, is: hoe ziet de minister de
samenwerking tussen die twee partijen voor zich? Want het is nu: we gaan
in gesprek. Maar dat is best wel vrijblijvend. Eerder zijn ook al
meerdere moties aangenomen, waaronder een van mijzelf, over een betere
samenwerking tussen verschillende partijen. Dus hoe gaat de minister dit
concreet voor elkaar krijgen, vraag ik mij af.
Minister Bruins:
Mijn beeld is dat er al een hele mooie samenwerking is tussen de
landelijke en de regionale publieke omroep. We zien daar ook een paar
mooie voorbeelden van. De weg vooruit is denk ik dat de regionale
publieke omroepen ook sterk samenwerken en een duidelijk geluid laten
horen. Dan denk ik dat die samenwerking ook sterker zal gaan worden in
de toekomst. Waar ik daar nog een flinke duw aan kan geven, zal ik dat
zeker doen, maar ik zie ook dat die samenwerking op dit moment al snel
en steeds mooier vorm krijgt. Dat proces wil ik dus wel even op z'n
beloop laten.
De heer Paternotte (D66):
De heer Koops had in antwoord op een interruptie van mij nog een vraag
gesteld over het proces in december rondom die 50 miljoen extra
bezuinigingen. Ik wist niet bij welk blok dat zou komen, dus ik wachtte
gewoon helemaal tot het eind, maar ik wacht nog steeds.
Minister Bruins:
Dat proces ligt achter ons. Ik heb daar zojuist van gezegd dat als uit
de impactanalyse blijkt dat we niet zonder grote negatieve gevolgen die
50 miljoen kunnen dekken uit reclame-inkomsten, dat dus een verdere
bezuiniging op de publieke omroep zal betekenen. In het proces destijds
is de onzekerheid over deze dekking ook meermaals gedeeld met de
onderhandeltafel. Er is goede ambtelijke en technische ondersteuning
geweest in die tijd, maar dit is toch de dekking die gekozen is. Voor de
zomer gaan we zien in hoeverre daar ook gehoor aan kan worden
gegeven.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Krul.
De heer Paternotte (D66):
Voorzitter?
De voorzitter:
U bent eigenlijk door uw interrupties heen, meneer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Volgens mij had ik er vijf, plus de laatste omdat mijn vraag nog niet
beantwoord was. Ik dacht dat dat daarom geen interruptie was. Anders had
ik er meer woorden aan gewijd.
De voorzitter:
Nou, vooruit. Heel snel en kort.
De heer Paternotte (D66):
Dat proces ligt achter ons, maar de coalitie functioneert natuurlijk nog
wel steeds op dezelfde manier, nu bijvoorbeeld met betrekking tot de
Voorjaarsnota. We weten ook niet wat daar dan uit komt. Ik vind wel dat
de minister van Onderwijs de waarschuwingen van de media serieus moet
nemen. Als dat nou leidt tot een extra bezuiniging op de publieke
omroep, hoe verhoudt dat zich dan tot de plannen die hij hier neer heeft
gelegd?
Minister Bruins:
Zoals ik aan het begin van dit debat duidelijk maakte, komen de
bezuiniging en de hervorming volgtijdelijk. Ze zijn ook niet aan elkaar
gerelateerd. De bezuiniging is niet te dekken met de hervorming. De
hervorming komt ook later. De bezuiniging zal ook raken aan de
programmering; dat laat de publieke omroep ons ook in vol volume weten.
Dat is niet te vermijden bij deze bezuiniging en dat gaat de hervorming
ook niet oplossen.
De heer Krul (CDA):
De minister geeft aan dat hij al heel veel mooie samenwerkingen ziet
tussen landelijke en regionale omroepen. Ik wil hem toch het volgende
meegeven. In de voorbereiding op dit debat gaven de regionale omroepen
wel heel duidelijk aan: we zien het nu van een afstandje gebeuren, maar
vergeet ons alsjeblieft niet. Dat signaal wil ik hem toch even meegeven.
Dat is ons onmiskenbaar te verstaan gegeven, zeg maar. Ik voel ook wel
mee met mevrouw Van der Velde, die vraagt of we de minister dan niet nog
een opdracht moeten meegeven. Misschien heeft hij die al een keer gehad.
Ik zou alleen zeggen: neem dat wel mee.
Minister Bruins:
Goed punt. De heer Krul wijst mij er indirect ook op, denk ik, dat ik de
vraag van mevrouw Van der Velde nog niet volledig beantwoord had. Ik zal
de regionale omroepen meenemen en ik zal in het proces ook kijken hoe we
die samenwerking verder kunnen versterken.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we, met uw welnemen, toe aan de tweede termijn van
de Kamer, waarin moties ingediend kunnen worden. Als het goed is, heeft
u een restspreektijd. Voor de eerste spreker, mevrouw Martens-America,
is dat 3 minuten en 15 seconden. Ik wil haar graag het woord
geven.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Dank, voorzitter. Het is goed om te weten dat we een richting van
omroephuizen opgaan. Het is ook goed om te weten dat de minister er druk
mee bezig is. Ik heb echter grote zorg over de hoeveelheid open eindjes
die er zijn op dit moment, maar dat moge inmiddels duidelijk zijn. Dat
ga ik niet herhalen.
Gezien de tijd begin ik graag gelijk met mijn moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering bestaande omroepen de opdracht heeft
gegeven om tot omroephuizen te komen;
overwegende dat de kans bestaat dat omroepen, bewust of onbewust,
individueel overblijven;
overwegende dat er op dat moment geen sprake is van een
omroephuis;
verzoekt de regering te verduidelijken dat een omroephuis uit ten minste
twee omroepen moet bestaan op de voorwaarden zoals geschetst in de
contourenbrief,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Martens-America.
Zij krijgt nr. 334 (32827).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering voornemens is de publieke omroep te
hervormen naar een bestel met minder spelers;
constaterende dat zij hierover in de recente hervormingsbrief aangeeft
van elf omroepverenigingen naar vier of vijf omroephuizen te willen
gaan, maar daarover nog geen definitieve beslissing heeft genomen;
overwegende dat een vooraf afgesproken aantal omroephuizen voor
duidelijkheid en transparantie zorgt;
verzoekt de regering het aantal te vormen omroephuizen te concretiseren
tot vier, exclusief omroephuis NOS/NTR,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Martens-America.
Zij krijgt nr. 335 (32827).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering in haar contourenbrief niets zegt over de
procedures van het werven van de leden van de raden van toezicht van de
omroephuizen, bijvoorbeeld via openbare procedures;
constaterende dat deze raden van toezicht bij de omroephuizen een
belangrijke rol spelen in het waarborgen van goed bestuur en toezicht
binnen de publieke omroep;
overwegende dat transparantie en openheid bij de werving en selectie van
leden van de raden van toezicht essentieel zijn om
belangenverstrengeling te voorkomen en het vertrouwen in de publieke
omroep te waarborgen;
verzoekt de regering om bij de hervorming van de publieke omroep te
borgen dat de werving en benoeming van leden van de raden van toezicht
bij omroephuizen plaatsvindt via een transparante sollicitatieprocedure,
met openbare vacatures,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Martens-America en
Mohandis.
Zij krijgt nr. 336 (32827).
Mevrouw Martens-America (VVD):
Tot slot.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering wil vasthouden aan een extern pluriform
model waarbij de omroephuizen allen beschikken over een eigen raad van
toezicht, inclusief wettelijk vastgestelde bestuurstermijnen;
constaterende dat zij in de Kamerbrief hierover onvoldoende scherp
schetst of omroepen binnen de omroephuizen ook nog een eigen raad van
toezicht kunnen krijgen;
verzoekt de regering in de op handen zijnde wetgeving vast te leggen dat
omroephuizen, en niet omroepen afzonderlijk, elk één raad van toezicht
krijgen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Martens-America.
Zij krijgt nr. 337 (32827).
Mevrouw Martens-America (VVD):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Mohandis, GroenLinks-PvdA.
Hij heeft nog 1 minuut en 48 seconden over.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet voornemens is om de NTR als taakomroep te
laten vervallen;
overwegende dat het kabinet omroepverenigingen wel de ruimte wil geven
om hun weg te vinden in nieuw te vormen omroephuizen;
overwegende dat NTR-programma's van algemeen belang zijn, die vanuit een
ongebonden rol worden gemaakt en uitgezonden, en er uit oogpunt van
externe pluriformiteit geen enkele garantie bestaat dat omroephuizen
deze programmering overnemen;
van mening dat de NTR-programmering, gericht op kunst en cultuur, jeugd
en educatie, wetenschap en informatie, nodig is om — naast de NOS op het
gebied van nieuws, sport en evenementen — het onafhankelijke karakter
van de publieke omroep te garanderen;
verzoekt de regering om, net als bij de transformatie van
omroepverenigingen naar omroephuizen, te bewerkstelligen dat de NTR en
de NOS samen opgaan in een zelfstandig omroeptaakhuis, en dit verder uit
te werken in de Mediawet,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Mohandis, Martens-America,
Beckerman, Dassen, Koops, Ergin en Paternotte.
Zij krijgt nr. 338 (32827).
De heer Paternotte (D66):
Omdat de heer Mohandis daar geen tijd meer voor heeft, de volgende vraag
als mede-indiener van de motie. Betekent dit in feite ook dat we tegen
de minister zeggen: u heeft net uitgebreid verdedigd dat de NTR toch
opgeknipt moet gaan worden dan wel verplaatst naar een van de
omroephuizen, maar de boodschap van de Tweede Kamer is "nee, zorg nou
dat de NTR onderdeel wordt van het taakomroephuis met de NOS"?
De voorzitter:
Meneer Mohandis, u bent blij met de vraag, denk ik.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Ja, volgens mij is dat de oproep. Het gaat ons er echt om dat de NTR ook
in de zaken die zij doen, overeind blijft. De zoektocht naar hoe je dat
precies gaat doen, wordt nog een heel karwei, maar een taakomroephuis
ligt het meest voor de hand, omdat de wet dat ook nu op die manier
beschrijft. Dus volgens mij is de oproep heel helder en moet de NTR geen
grabbelton worden in de zin van "kijk maar hoe we het gaan verstrooien
over de rest". Volgens mij is de oproep vanuit de Kamer helder.
Voorzitter. Dan heb ik nog een motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het medialandschap in een rap tempo verandert en dat
internationale streamers en big tech inmiddels bijna 80% van de digitale
advertentiemarkt in Nederland innemen en hiermee het verdienmodel van
Nederlandse media nog meer onder druk staat;
overwegende dat de WRR in 2024 adviseerde om de positie van de
Nederlandse media te versterken door deze door middel van nationaal
mediabeleid vorm te geven, en onderdelen als prominentiebeleid, "due
prominence", verder uit te werken;
van mening dat wettelijke belemmeringen die samenwerking in de weg staan
moeten worden weggenomen;
verzoekt de regering om samen met de NPO, RTL en Talpa in oktober met
concrete voorstellen te komen met een tijdpad voor realisatie over hoe
deze drie omroepen gaan samenwerken ter versterking van de economische
kracht, de vindbaarheid van Nederlandse programma's tussen machtige
internationale platforms, investeringen en publiek-private
samenwerking;
verzoekt de regering het initiatief te nemen in dit overleg, opdat dit
plan met snelheid, ambitie en substantie tot stand gebracht wordt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Mohandis en Paternotte.
Zij krijgt nr. 339 (32827).
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Tot slot.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat dit kabinet zich voorneemt om 156 miljoen euro te
bezuinigen op de publieke omroep, met als ingangsjaar 2027, terwijl de
hervorming in 2029 van kracht wordt;
van mening dat een substantieel deel van de bezuiniging de programmering
gaat raken en hiermee de wettelijke taakopdracht in het geding
komt;
verzoekt de regering om in overleg met omroepen en NPO, in de
transformatie naar omroephuizen en de taakstelling van opgeteld 156
miljoen, de programmering te ontzien, en de Kamer hierover te
informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Mohandis.
Zij krijgt nr. 340 (32827).
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Dank voor het oppakken van de procesregisseur. Wij kijken uit naar de
brief die reeds is toegezegd.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Beckerman van de SP. Zij
heeft nog 2 minuten en 15 seconden.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ook ik begin met het voorlezen van de
moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de culturele en creatieve sector een van de grootste
aandelen zzp'ers kent, met een structureel zwakke
arbeidsmarktpositie;
overwegende dat eerlijke betaling — fair pay — een van de kernprincipes
van de Fair Practice Code is, maar in de praktijk vaak niet wordt
gehaald, onder andere vanwege ontoereikende subsidies;
verzoekt de regering om eerlijke betaling (fair pay) als bindende norm
op te nemen binnen het publieke bestel, bij zowel directe opdrachten als
subsidies, en ervoor te zorgen dat hier voldoende middelen tegenover
staan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman, Mohandis en
Paternotte.
Zij krijgt nr. 341 (32827).
Mevrouw Beckerman (SP):
Mijn tweede motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de minister voornemens is om het publieke bestel
ingrijpend te hervormen, met onder andere de opheffing van de NTR en een
versmalde rol voor de NOS;
overwegende dat onafhankelijke makers en producenten vaak als eersten
geraakt worden door bezuinigingen en hervormingen, terwijl hun bijdrage
aan een pluriform en kwalitatief hoogstaand media-aanbod essentieel
is;
verzoekt de regering om bij de verdere uitwerking van de plannen voor
hervorming van het publieke bestel makers, vakbonden, vertegenwoordigers
van kleine producenten en onafhankelijke producenten actief te betrekken
en hun positie wettelijk te borgen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman, Mohandis en
Paternotte.
Zij krijgt nr. 342 (32827).
Mevrouw Beckerman (SP):
De laatste. Ik moet even een klein slokje water nemen. Excuus,
voorzitter.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de minister voorstelt om de bezuinigingen op het
publieke bestel deels op te vangen door de reclame-inkomsten uit te
breiden;
overwegende dat extra afhankelijkheid van reclame-uitzendingen de
publieke omroep verder onder druk zet van commerciële belangen;
overwegende dat dit ten koste kan gaan van de inhoudelijke kwaliteit en
onafhankelijkheid van programma's, en afbreuk doet aan het publieke
karakter van de omroep;
verzoekt de regering af te zien van het uitbreiden van reclame-inkomsten
als structurele financieringsbron voor de publieke omroep,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.
Zij krijgt nr. 343 (32827).
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Paternotte van D66. Hij
heeft nog 1 minuut en 40 seconden.
De heer Paternotte (D66):
"Ik wil vrolijk voor U juichen, Uw naam bezingen", zo luidt psalm 9,
vers 3. Ik zou zo graag willen zeggen dat ik dat ook tegen de minister
kan zeggen, maar ik moet eerlijk bekennen dat ik nog steeds in
verwarring ben, zij het op een ander niveau, en dat het vraagteken in
veel opzichten groter is geworden. Maar dat zien we ook terug aan het
feit dat de minister heeft gezegd binnen enkele weken met een nieuwe
brief te komen die meer duidelijkheid moet gaan bieden. Dat betekent dat
dit debat, met van tevoren toch hoge verwachtingen op finaliteit, toch
een soort tussenstap is geworden. We zien elkaar dus snel weer terug. Ik
heb twee moties die daarbij hopelijk kunnen helpen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de omroepen een lange historie hebben in het bestel van
onze publieke omroep en dus voorkomen moet worden dat het kind met het
badwater weggegooid wordt met de voorgestelde herinrichting;
constaterende dat er veel onduidelijkheid bestaat over de invulling van
de bezuiniging op de publieke omroep, de positie van de NPO, de
samenvoeging van omroepen, het verankeren van journalistieke kwaliteit
en het wettelijk borgen van een in de samenleving levend geluid;
verzoekt de regering om duidelijkheid te geven over de spelregels en de
invulling hiervan alvorens onomkeerbare stappen te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte en Krul.
Zij krijgt nr. 344 (32827).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de 50 miljoen extra reclameopbrengsten die opgehaald
moeten worden door de Ster erg onzeker zijn;
overwegende dat het niet de bedoeling is dat hogere opbrengsten ten
koste gaan van de positie van (regionale) kranten en commerciële
audiovisuele media;
overwegende dat nooit bedoeld was om 50 miljoen extra te bezuinigen op
de programmering van de publieke omroep;
verzoekt de regering om te voorkomen dat de taakstelling van 50 miljoen
extra reclame-inkomsten verandert in een extra bezuiniging op de
publieke omroep,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte en Mohandis.
Zij krijgt nr. 345 (32827).
Dank u wel. En een mooie sollicitatie voor een programma op de
vrijdagavond.
De heer Paternotte (D66):
Nederland in Beweging is dat?
De voorzitter:
Ik dacht aan een psalm. Dat is Nederland Zingt, toch?
De heer Paternotte (D66):
O, sorry. Ik kijk niet zo veel lineair, maar dank.
De heer Ergin (DENK):
Voorzitter, dank u wel. Ja, wat vind je nou van het debat als je kijkt
naar de beantwoording en alle punten die zijn ingebracht? Eigenlijk
alles wat een beetje ingewikkeld wordt, wordt geparkeerd in een brief
die nog moet komen. Er zijn details die nog uitgewerkt moeten worden.
Wat we volgens DENK echt moeten veranderen aan het systeem is dat
omroepen, of ze nou onderdeel zijn van een omroephuis of niet, zich
gewoon moeten houden aan de publieke waarden en aan de journalistieke
codes. De boodschap is helder: of je past je aan of je mag journalistiek
bedrijven — iedereen is daartoe vrij — zonder publieke middelen. Om dat
goed te borgen, heb ik een motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de commissie-Van Geel in haar advies Eenheid in
Veelzijdigheid voorstelt om duidelijke kaders op te stellen met
betrekking tot beoordelingsprocessen, het beoordelen van in- en
uittreding van omroeporganisaties, het uitvoeren van tussentijdse
evaluaties van de NPO en omroepen, het vaststellen van financiering en
het beheren van mediagelden, en het beslechten van geschillen;
verzoekt de regering om bij de hervorming van de publieke omroep deze
taken en verantwoordelijkheden goed te verankeren in het toezicht van de
omroephuizen en de NPO;
verzoekt de regering tevens te onderzoeken op welke wijze toezicht
verder versterkt kan worden zodat omroepen die de journalistieke codes
en publieke waarden schenden gesanctioneerd kunnen worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ergin.
Zij krijgt nr. 346 (32827).
De heer Ergin (DENK):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Krul van het CDA. U heeft
anderhalve minuut.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter, twee moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de minister voornemens is om bij de verdere
ontwikkeling van een nieuwe mediawet vast te houden aan de NPO als
coördinerend orgaan dat over de verdeling van de budgetten gaat;
constaterende dat de minister bij de ontwikkeling van een nieuwe
mediawet aan externe pluriformiteit als leidend principe wil
vasthouden;
overwegende dat bij de ontwikkeling van een nieuwe mediawet een
scheiding tussen wie er verantwoordelijk is voor de programmering en wie
er verantwoordelijk is voor de besteding van de budgetten juist
bijdraagt aan externe pluriformiteit en een duidelijke scheiding van
rollen, verwachtingen en verantwoordelijkheden;
overwegende dat er behoefte is aan een nieuwe mediawet waarin duidelijke
keuzes worden gemaakt;
verzoekt de regering bij de uitwerking van het wetsvoorstel voor een
nieuwe mediawet de omroephuizen gezamenlijk verantwoordelijk te maken
voor de verdeling van de budgetten en sec het programmeren bij de NPO te
laten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Krul en Ceder.
Zij krijgt nr. 347 (32827).
De heer Krul (CDA):
Voordat we in definitiediscussies terechtkomen: het gaat dus om de NPO
als organisatie in de huidige vorm.
Dan heb ik nog een andere motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het lokale, regionale, publieke en commerciële aanbod
tezamen het medialandschap van Nederland vormt;
constaterende dat het kabinet de Kamer in het najaar zal informeren over
de samenwerkingsagenda journalistiek op regionaal en lokaal
niveau;
overwegende dat het kabinet aangeeft dat niet alleen de landelijke
publieke omroep voor grote uitdagingen staat in het huidige
medialandschap, maar juist ook lokale en regionale publieke omroepen
alsmede Nederlandse commerciële mediapartijen;
verzoekt de regering om tijdens het proces waarin de Mediawet
gerealiseerd wordt expliciet zowel de regionale, lokale als commerciële
aanbieders te betrekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Krul.
Zij krijgt nr. 348 (32827).
De heer Krul (CDA):
Ik besef dat deze motie eigenlijk al best wel vaak is ingediend, door
PVV en BBB. Ik heb de minister net ook al horen zeggen dat hij dat wil
doen. Toch bereiken ons signalen dat het beter kan. Zie het dus maar als
een aanmoediging.
Tot slot heb ik een motie over de programmering van Nederland 1 op
vrijdagavond om 20.30 uur. Nee, dat was een grapje. Voor het CDA is
externe pluriformiteit ontzettend belangrijk. Ik weet gewoon niet of het
mij vandaag nou duidelijker is geworden of niet. Net als de heer
Paternotte zie ik uit naar het gesprek dat we dan over een paar weken
weer gaan voeren, want me dunkt dat die brief geagendeerd gaat worden
voor een spoedig te houden debat.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Van Houwelingen, Forum voor Democratie. U heeft 1
minuut en 26 seconden.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank. Dan kan ik het timen. Ik heb één vraag en drie moties. De vraag
die ik nog heb naar aanleiding van de eerste termijn van de minister is:
begrijp ik nou goed dat straks in dat nieuwe stelsel omroepen, of zelfs
omroephuizen, heel concreet geen eigen bankrekening zullen hebben? Ik
begrijp dat omroepen nu nog een eigen bankrekening hebben. Dat maakt
denk ik wel uit. Is het straks in het nieuwe stelsel zo dat betalingen
ook via de NPO, of hoe de NPO dan zal gaan heten, zullen gaan?
Voorzitter. Dan de drie moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering er zorg voor te dragen dat ook in de toekomst
nieuwe omroepen kunnen toetreden tot het bestel,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Houwelingen.
Zij krijgt nr. 349 (32827).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
spreekt uit dat de Staat omroepen niet tegen hun zin zou moeten dwingen
zichzelf op te heffen en vervolgens op te gaan in de zogenaamde
omroephuizen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Houwelingen.
Zij krijgt nr. 350 (32827).
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dan de laatste. Ik hoorde een aantal van mijn ambtsgenoten al over het
BBC-model beginnen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
spreekt uit dat een BBC-model onwenselijk is voor de publieke
omroep,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Houwelingen.
Zij krijgt nr. 351 (32827).
De heer Van Houwelingen (FVD):
Voorzitter, dan helemaal tot slot. Mag ik misschien nog één vraag
rappelleren die ik in mijn eerste termijn heb gesteld? De minister is
daar ook op ingegaan. We zien dat het publieke debat is verschoven — de
minister erkent het ook — naar de online platforms. Mijn vraag was
eigenlijk hoe dat nou zou komen. Heeft dat wellicht ook niet iets te
maken met taakverwaarlozing door de NPO, waar het debat dus niet meer
plaatsvindt door te veel eenvormigheid?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Koops van Nieuw Sociaal
Contract. Hij heeft 1 minuut en 39 seconden.
De heer Koops (NSC):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat slechts één leugen al het vertrouwen van duizenden kan
ondermijnen, in elkaar en de instituties van de democratische
rechtsstaat;
overwegende dat desinformatie daarmee grote, zelfs ontwrichtende
gevolgen kan hebben voor onze samenleving;
verzoekt de regering middels een officiële vitaalverklaring
onafhankelijke en betrouwbare informatievoorziening aan te merken als
een vitaal onderdeel van de nationale infrastructuur,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Koops.
Zij krijgt nr. 352 (32827).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat als gevolg van de afname van lineair kijken de
STER-inkomsten afnemen en mogelijk op den duur geheel opdrogen;
constaterende dat de publieke middelen nu al dermate schaars zijn dat op
de bekostiging van de NPO moet worden bezuinigd;
overwegende dat online adverteren niet wezenlijk verschilt van lineair
adverteren en er in dat opzicht geen reden is om het ene wel en het
andere niet toe te staan;
overwegende dat de NPO dermate belangrijk is binnen het bestel van onze
democratische rechtsstaat dat instandhouding van de financiering met
alle mogelijke maatregelen moet worden nagestreefd;
verzoekt de regering om ook onlineruimte te bieden aan commerciële
adverteerders, maar daarvan wel kinderprogramma's en de nieuwsapps van
de NOS uit te zonderen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Koops.
Zij krijgt nr. 353 (32827).
De heer Koops (NSC):
Dan kom ik bij mijn derde motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat persvrijheid noodzakelijk is voor betrouwbare en
onafhankelijke journalistiek binnen een democratische samenleving en
rechtsorde;
overwegende dat persvrijheid op zichzelf echter geen waarborg is voor de
betrouwbaarheid en onafhankelijkheid van journalistiek;
constaterende dat het naleven van de journalistieke code op dit moment
niet wettelijk verplicht is;
constaterende dat mede hierdoor onze samenleving onvoldoende politieke
instrumenten heeft om op de onafhankelijkheid en betrouwbaarheid van een
journalist toe te zien en in te grijpen;
verzoekt de regering het naleven van de journalistieke code en de code
zelf wettelijk te verankeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Koops en Stoffer.
Zij krijgt nr. 354 (32827).
De heer Koops (NSC):
Tot slot.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de NPO een publieke omroep is en niet een
staatsomroep;
overwegende dat dit publieke karakter essentieel is met het oog op de
democratische en kritische functie die de NPO vervult binnen onze
rechtsstaat;
constaterende dat dit publieke karakter onder druk komt te staan als
omroepen hun status als vereniging verliezen en naarmate het aantal
omroephuizen wordt beperkt;
verzoekt de regering bij de herinrichting van de NPO te borgen dat
bestaande ledenomroepen binnen de omroephuizen zullen voortbestaan als
verenigingen, daarbij zorg te dragen dat ze binnen die omroephuizen een
volwaardige positie bekleden en een minimum van vijf omroephuizen te
hanteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Koops, Stoffer en Ceder.
Zij krijgt nr. 355 (32827).
De heer Koops (NSC):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Paternotte heeft een vraag.
De heer Paternotte (D66):
De helft van de coalitie is aan het woord geweest en we zitten al op
tien moties van coalitiepartijen. Dat is volgens mij een record. Henri
Bontenbal plengt elders in het gebouw een traantje, vermoed ik. Het ging
mij even om het aantal moties. Maar mijn vraag gaat over de motie over
de journalistieke code. Enerzijds snap ik de motie heel goed. Maar aan
de andere kant benoemt de heer Koops in de motie heel sterk de
onafhankelijkheid. Tegelijkertijd gebruikt hij dit debat om ook kritiek
op de publieke omroep te uiten in relatie tot de toeslagenaffaire. Ik
vraag hem dus toch even hoe hij dat nou precies leest. Op welke
onafhankelijkheid doelt hij en wat betekent dat bijvoorbeeld ook voor
politici aan deze tafel?
De heer Koops (NSC):
Wat een briljante vraag! Dit geeft mij de kans om van alles te zeggen
over wat ik zelf vind van de toeslagenaffaire.
De voorzitter:
Kort graag.
De heer Koops (NSC):
U heeft gelijk, mevrouw de voorzitter. De essentie is dat we geen
tandeloze tijger willen. We willen niet dat de journalistieke code een
tandeloze tijger is of blijft of kan worden omzeild als iemand daar
behoefte aan zou hebben. Wij willen dat het ding een wettelijke
verankering krijgt en dat de naleving op die manier ook wettelijk
verankerd kan worden. Want dat is iets waar de politiek wel degelijk een
rol in kan hebben — niet in de inhoud van zo'n code zelf, dus niet in de
normen die gelden voor de journalistiek, maar wel in wat er gebeurt als
die normen niet worden nageleefd. Zo kwam die motie tot stand.
De heer Paternotte (D66):
Voor alle zekerheid: de motie heeft dus niets te maken met de kritiek op
de publieke omroep die de heer Koops zelf heeft geuit in zijn eerste
termijn?
De heer Koops (NSC):
Nee, zo arrogant ben ik nou ook weer niet. Mijn eigen kritiekjes zijn
gewoon die van mij.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Stoffer van de SGP. O, er is
eerst nog een vraag van de heer Krul.
De heer Krul (CDA):
Ik had nog een vraag over het online adverteren. Kan de heer Koops
aangeven wat hij daar precies mee bedoelt? Ik heb zelf wel een keer
ergens een plan voorbij zien komen om het platform NPO Start
bijvoorbeeld gratis te maken met reclame of abonnementsvormen toe te
voegen zonder reclame. Ik ben een beetje op zoek naar de richting waar
NSC aan denkt als het zegt dat de mogelijkheden voor online advertenties
verruimd moeten worden voor de NPO. Ik begrijp dat namelijk wel; als er
laaghangend fruit is, waarom dan niet? Maar ik zoek even naar de
richting die NSC op wil.
De heer Koops (NSC):
Dat is een uitstekende vraag. Kijk, wij vinden het ook allemaal niet
leuk, maar het moet gewoon gebeuren; er moet gewoon geld bij komen.
Daarom is de motie vrij breed geformuleerd. Maar natuurlijk hebben wij
hierbij ook het oog op NPO Start en op online platformen, los van de
lineaire televisie. Gesteld dat deze motie wordt aangenomen,
veronderstel ik dat de NPO bij machte is om dat maximaal te gebruiken om
zichzelf in stand te houden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu toch echt het woord aan de heer Stoffer van de
SGP. Hij heeft 1 minuut en 6 seconden.
De heer Stoffer (SGP):
Ik had maar 1 minuut 4, voorzitter, dus bedankt, maar ik denk niet dat
ik die twee nog nodig heb. Ik heb twee moties. Die luiden als volgt.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de publieke omroep een kwalitatief hoogwaardig aanbod
dient te leveren dat onderscheidend is ten opzichte van commerciële
partijen;
constaterende dat het gelet op de noodzaak van hervorming en
bezuinigingen voor de hand ligt om te kijken of bijvoorbeeld amusement
thuishoort in de kerntaken van de publieke omroep;
verzoekt de regering bij de hervorming van de publieke omroep ook een
heroverweging van de wettelijke taken uit te voeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Stoffer.
Zij krijgt nr. 356 (32827).
De heer Stoffer (SGP):
De tweede motie luidt als volgt.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ook de publieke omroep aandacht dient te houden voor de
positie van de kleine, kwetsbare Joodse gemeenschap in Nederland;
constaterende dat in de plannen nog geen duidelijke borging is opgenomen
voor de Joodse programmering;
verzoekt de regering te garanderen dat ook in het nieuwe stelsel een
specifiek aandeel in de programmering blijft bestaan voor de Joodse
gemeenschap,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Stoffer en Ceder.
Zij krijgt nr. 357 (32827).
De heer Stoffer (SGP):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van der Velde van de PVV.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Hoeveel minuten heb ik, voorzitter?
De voorzitter:
Heel veel: 4 minuten en 12 seconden.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Geweldig. In het kader van dualisme heb ik namelijk ook nogal een
stapeltje. Het spijt me, meneer Krul. Ik zal gelijk beginnen met de
eerste motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de minister van OCW op 4 april 2025 zijn plannen voor de
hervorming van het publieke omroepbestel heeft gepresenteerd;
constaterende dat het Commissariaat voor de Media (CvdM) wettelijk
belast is met het toezicht op de pluriformiteit van het
media-aanbod;
constaterende dat het huidige toezicht en de gebruikte monitor van het
CvdM vooral focussen op institutionele en oppervlakkige vormen van
diversiteit;
overwegende dat de daadwerkelijke pluriformiteit in het publieke debat
afhangt van de aanwezigheid van een brede verscheidenheid aan
ideeën;
van mening dat de kern van pluriformiteit ligt in de vertegenwoordiging
van zowel progressieve als conservatieve perspectieven, en dat
eenzijdigheid daarin een democratisch risico vormt;
verzoekt de regering het Commissariaat voor de Media de opdracht te
geven om bij het toezicht op pluriformiteit primair te toetsen op de
verhouding tussen progressieve en conservatieve inhoudelijke
representatie en ervoor te zorgen dat deze criteria leidend worden in de
beoordeling van het aanbod van media gefinancierd met publieke
middelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Velde.
Zij krijgt nr. 358 (32827).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het Commissariaat voor de Media een wettelijke taak
heeft in het waarborgen van een pluriform en onafhankelijk
media-aanbod;
constaterende dat in het kader van een mogelijke hervorming van het
publieke omroepbestel ook het functioneren van het toezichthoudende
orgaan tegen het licht gehouden moet worden;
van mening dat het Commissariaat voor de Media een cruciale positie
bekleedt in de beoordeling van de pluriformiteit van het media-aanbod en
dat deze taak uitsluitend goed kan worden uitgevoerd wanneer het
Commissariaat zelf op volstrekt neutrale en onafhankelijke wijze
opereert;
verzoekt de regering om in het licht van de aankomende hervorming ook te
komen met voorstellen voor een herziening van het functioneren, de
samenstelling en de werkwijze van het Commissariaat voor de Media, met
als uitgangspunt dat het Commissariaat institutioneel, ideologisch en
politiek onpartijdig moet zijn en ook zichtbaar als zodanig moet
functioneren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Velde.
Zij krijgt nr. 359 (32827).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat absolute onafhankelijkheid onmisbaar is voor onpartijdig
mediatoezicht;
overwegende dat iedere verleden of huidige betrokkenheid bij de media of
aanverwante sectoren en ook nevenfuncties kunnen leiden tot (de schijn
van) belangenverstrengeling;
verzoekt de regering wettelijk te regelen dat leden van het
Commissariaat voor de Media niet werkzaam mogen zijn geweest in de
mediawereld of dichtverwante sectoren, en geen nevenfuncties mogen
bekleden die (de schijn van) belangenverstrengeling veroorzaken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Velde.
Zij krijgt nr. 360 (32827).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de minister stelt dat er met zijn plannen, waarin
toetreding niet langer mogelijk is, voldoende pluriformiteit komt;
van mening dat pluriformiteit slechts gebaat is bij een bestel dat
openstaat voor toetreding van nieuwe omroepen en ook de mogelijkheid tot
uittreding kent, juist wanneer zich in de toekomst nieuwe geluiden
aandienen of bestaande geluiden onvoldoende aansluiten bij de
samenleving;
verzoekt de regering te borgen dat de mogelijkheid van toetreding en
uittreding voor omroepen in de Mediawet behouden blijft, en dat nieuwe
toetreders worden bekostigd binnen het bestaande totaalbudget, zonder
extra middelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Velde.
Zij krijgt nr. 361 (32827).
Mevrouw Van der Velde (PVV):
De laatste motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de motie-Soepboer/Van Vroonhoven die opriep tot het
schrappen van de ministeriële bevoegdheid om besluiten van het
Commissariaat voor de Media te schorsen of te vernietigen, niet is
aangenomen;
overwegende dat deze bevoegdheid essentieel is voor democratische
controle en de politieke verantwoordelijkheid van de minister;
verzoekt de regering af te zien van het schrappen van artikel 7.9 van de
Mediawet en de mogelijkheid tot schorsing en vernietiging van
Commissariaatsbesluiten te behouden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Velde.
Zij krijgt nr. 362 (32827).
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Oostenbrink van de BBB. Hij heeft 2 minuten en 42
seconden. O, meneer Paternotte, gaan we weer allemaal vragen stellen? Ik
kijk naar de klok.
De heer Paternotte (D66):
Ik wil één vraag stellen, voorzitter.
De voorzitter:
Ja. De heer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Mevrouw Van der Velde heeft een hele hoop moties over pluriformiteit,
wat ze duidt als "conservatief en progressief". Maar ik wil toch nog
even terugkomen op die enorme slachtofferrol van de PVV over BNNVARA en
"daar komen we niet zo snel aan tafel". Ik heb eerder de vraag al
gesteld. De heer Wilders komt nooit ergens. Geen enkel PVV-Kamerlid komt
ooit ergens. Mevrouw Van der Velde deed de deur wel open. Zij heeft er
nu over na kunnen denken. Is zij bereid om in het kader van het debat
van vandaag bij een programma van de publieke omroep aan te
schuiven?
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Nou, ik kan u teleurstellen. Ik heb vanavond een fractievergadering met
mijn provinciale fractie. Dat zit er dus helaas niet in. Maar ik wil ook
even aangeven, ten eerste, dat wij nog altijd over onze eigen agenda
gaan en, ten tweede, dat ik mij volledig zal focussen op de rest van dit
debat en verder over de verzoeken totaal niet heb nagedacht.
De voorzitter:
De heer Krul.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Ik heb de behoefte om even een punt van orde te maken. We
hebben nog twintig minuten. Ik weet niet wat de mogelijkheden zijn. We
zijn signalen aan de minister aan het meegeven voor de uitwerking van
zijn plannen. Volgens mij vertimmeren we die hier helemaal naar zijn
mallemoer. Ik ben een beetje zoekende: gaan we dat in twintig minuten
redden of gaan we dan heel ondoordachte dingen doen? Is er een
uitloopmogelijkheid of moeten we dit op een ander moment
voortzetten?
De voorzitter:
Nou, volgens mij kan het gewoon. Ik wou de minister tien minuten de
ruimte geven om te bepalen wat het oordeel over de moties is. Dan kunnen
we gewoon bij elke motie horen of die oordeel Kamer krijgt of niet, en
dan kunnen de fracties een afweging maken. Ik denk dat er nu genoeg is
uitgewisseld om die besluiten te nemen. Dat wou ik dus voorstellen en
daar stuur ik nog steeds op. De heer Koops.
De heer Koops (NSC):
Ik houd het zo kort als ik kan. Ik hoorde de moties langskomen over de
positie en inhoud van het Commissariaat voor de Media. Mijn vraag aan
mevrouw Van der Velde is of zij, indien die moties worden aangenomen,
het vervolgens eens is met de rol voor het commissariaat die in de
nieuwe plannen door de minister is omschreven.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Daar kan ik heel kort over zijn: nee, want wij willen eerst de
uitwerking zien.
De voorzitter:
Dan kunnen we nu verder met de heer Oostenbrink van de BBB.
De heer Oostenbrink (BBB):
Ik zal het kort houden. Volgens mij heb ik nog twee minuten over, maar
ik zal proberen de moties er in een kleine spoedcursus snellezen
doorheen te jagen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de bief over de hervorming van de landelijke publieke
omroep voorstellen bevat om de publieke omroep beter te laten aansluiten
bij de verschillende perspectieven en behoeften van de
samenleving;
constaterende dat het verbeteren van de verantwoordings- en
beoordelingssystematiek nadere uitwerking vergt in de volgende
fase;
constaterende dat er desondanks nu al wordt uitgegaan van een extern
pluriform bestel;
overwegende dat hierbij sprake moet zijn van omroephuizen, maar dat niet
duidelijk is hoe deze zich gaan "verwortelen" in de samenleving;
van mening dat bij de hervorming van de landelijke publieke omroep alle
mogelijke vormen van maatschappelijke verankering moeten worden
onderzocht;
verzoekt de regering bij de nadere uitwerking ook de optie van een
intern pluriform bestel (een BBC-model) mee te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Oostenbrink.
Zij krijgt nr. 363 (32827).
De voorzitter:
Er is een vraag van mevrouw Martens-America.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik heb een hele korte, inhoudelijke vraag. Uw voorganger, zeg ik via de
voorzitter, heeft bijvoorbeeld de oproep gedaan om binnen het aanbod het
Joodse geluid te waarborgen. Nou vind ik dat belangrijk, maar dat is
natuurlijk in helemaal niets te verenigen met tegelijkertijd pleiten
voor een BBC-model. Ik ben dus heel erg benieuwd wat precies het
standpunt van de BBB is, want dan weet ik ook bij welke van mijn
voorstellen ik op een meerderheid kan rekenen.
De heer Oostenbrink (BBB):
Dank voor deze vraag. Met het voorstel dat wij nu indienen, zeggen wij
vooral: neem dit mee in de overwegingen en de uitwerking. Ook in dit
debat merk ik dat we vooral heel erg uitgaan van vier of vijf
omroephuizen, omdat we een toekomst ingaan waarin een en ander wat
betreft de omroep heel erg beperkt wordt. Met deze motie geven wij
daarom aan: als we dit doen voor de toekomst, voor de komende 10, 20, 30
jaar, laten we dat dan breder bekijken en nog een echt goede afweging
maken, zodat we over tien jaar niet nog een keer moeten gaan
hervormen.
Dan het begin van de vraag. Het is ook onze mening dat binnen een heel
omroepstelsel elke kleur en elk geluid uit de hele samenleving hoorbaar
moet zijn. Bij een BBC-model kan je ook intern pluriform de diversiteit
van verschillende geluiden en kleuren laten horen.
De voorzitter:
Een korte vervolgvraag.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ja, voorzitter, heel kort. Ik snap dat niet, want dat is niet mogelijk.
Bij een BBC-model is dat niet mogelijk. Ik snap heel goed dat we de
plannen willen afwachten, maar ik kan mij ook goed voorstellen dat je
niet nu nog zoekende bent of je voor een BBC-model bent of voor
pluriformiteit aan de voorkant. Volgens mij kan de BBB daar wel stelling
in nemen, toch?
De heer Oostenbrink (BBB):
Volgens mij zeg ik erbij dat je ook bij een BBC-model een interne
pluriforme manier van werken met elkaar kunt hebben. Daarin kunnen de
geluiden terugkomen en daarin kan je een afweging maken: dit is de
situatie; we laten de voors en tegens zien. Bijvoorbeeld net zoals
binnen een taakgericht omroephuis. Dat zou daarin ook de paletten van de
samenleving moeten weergeven. Dat is ook een opdracht die je binnen een
BBC-model kan meegeven. Daarom vraag ik dat: laten we dat in ieder geval
niet vergeten bij de uitwerking, ook gelet op de toekomst. Je wil immers
ook niet over tien of vijftien jaar opnieuw moeten kijken naar een
hervorming van het omroepbestel. Dat wil je de omroepen niet aandoen en
tegelijkertijd de mensen die dagelijks kijken, lineair of niet, ook
niet.
De voorzitter:
Dank u wel. U had nog een motie?
De heer Oostenbrink (BBB):
Ja.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering voor de zomer van 2025 de kabinetsreactie
op het WRR-rapport Aandacht voor media stuurt;
overwegende dat de WRR in het rapport schrijft dat grote internationale
partijen het aanbod van Nederlandse partijen en producties naar de marge
van de publieke ruimte duwen;
van mening dat in de brief over de hervorming van de landelijke publieke
omroep deze ontwikkeling te sterk onderbelicht blijft;
van mening dat deze brief te zeer uitgaat van het bestaande bestel, zich
te veel richt op randzaken, systemen en processen en te weinig op het
behoud van kwalitatief hoogwaardige Nederlandse producties;
verzoekt de regering bij de nadere uitwerking de focus te leggen op het
behoud van kwalitatief hoogwaardige Nederlandse producties in een
landschap met kapitaalkrachtige internationale media-aanbieders en big
tech,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Oostenbrink.
Zij krijgt nr. 364 (32827).
De heer Oostenbrink (BBB):
Dan de laatste.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de brief over de hervorming van de landelijke publieke
omroep voorsorteert op het einde van het periodiek laten toetreden van
nieuwe organisaties tot het omroepbestel;
constaterende dat er wordt uitgegaan van een nieuwe bestel uitgaande van
vier of vijf omroephuizen naast de NOS;
constaterende dat overwogen wordt wettelijk vast te leggen dat deze
omroephuizen een vaste plek hebben in het nieuwe omroepbestel;
van mening dat het omroepbestel hiermee op slot gaat en dat dit een
gevaar vormt voor de pluriformiteit;
verzoekt de regering af te zien van het bieden van een vaste plek en in
de nadere uitwerking een systematiek voor het uittreden van omroephuizen
op te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Oostenbrink.
Zij krijgt nr. 365 (32827).
Dank u wel. Dan is tot slot het woord aan de heer Ceder. Die heeft nog 1
minuut en 17 seconden. We zitten nu al op 31 moties.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dan zal ik mijn motie oplezen, voorzitter.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de minister voornemens is om met de NPO en omroepen in
gesprek te gaan over hoe de generieke coördinatie verder kan worden
uitgewerkt;
overwegende dat er in een toekomstbestendig omroepbestel plaats moet
zijn voor een coördinerend orgaan dat verantwoordelijk is voor de
budgetverdeling, een faciliterende rol van de NPO en inhoudelijke
autonomie van de omroephuizen;
verzoekt de regering bij de verdere ontwikkeling van het wetsvoorstel en
de gesprekken met de NPO en de omroepen de smallere coördinerende rol
van de NPO in te richten op basis van een gezamenlijke strategie van
omroephuizen en NPO, en een verhoging van de garantiebudgetten voor de
omroephuizen als uitgangspunt te nemen, om op deze manier
gelijkwaardigheid in het stelsel te bewerkstelligen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.
Zij krijgt nr. 366 (32827).
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter, tot slot. Ik ben blij met de toezegging die gedaan is. Ik
hoop dat die straks ook weer opgelezen wordt en terugkomt in het
voorstel. Verder ben ik benieuwd naar alle appreciaties. Tot zover,
vanwege de tijd.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. We gaan nu even schorsen tot 16.00 uur en dan gaan we
luisteren naar de oordelen over de moties.
Minister Bruins:
Voorzitter. Ik heb al tien minuten nodig om heen en weer te lopen naar
de kamer waar ik naartoe moet. Het zijn zo veel moties dat ik eerder een
halfuur nodig heb, misschien 25 minuten. Een andere optie is dat ik ze
schriftelijk zou appreciëren. Ik kan tot middernacht blijven. Ik
respecteer de Kamer.
De voorzitter:
Ik ga even ingrijpen, want zo lang kan de Kamer niet blijven. Er zijn
ook nog andere overleggen ingepland, dus ik wou proberen om het zo snel
mogelijk af te handelen. Ik geef heel kort het woord aan de heer
Krul.
De heer Krul (CDA):
Ik zou toch gewoon willen voorstellen om dan nu te schorsen en op een
ander moment de termijn van de minister in te plannen. Er zijn zo veel
moties ingediend, die ook nog eens tegenstrijdig zijn. De ene motie wil
maximaal vier, de andere minimaal vijf en een derde zegt: gooi het
helemaal open. Ik denk dat we daar echt nog even over moeten
doordebatteren en dat we dat niet moeten afraffelen in een halfuur of in
drie kwartier. Dan lijkt het mij dus verstandig om gewoon een ander
moment te kiezen voor het vervolg van dit debat.
De voorzitter:
Ik moet heel even overleggen. Een ogenblikje.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
We wachten even op het overleg dat de griffie voert over het houden van
een derde termijn.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
We weten niet zeker of er deze week nog ruimte is in het Tweede
Kamergebouw om dit op een ander moment te doen, dus we gaan dat nu doen.
Ik schors tot 16.10 uur, omdat er gevraagd is om begrip van de zijde van
de minister. Dan gaan we om 16.10 uur verder met alleen de oordelen,
zonder uitgebreide toelichtingen, want dat heeft in het debat al
plaatsgevonden. De heer Krul.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter, ik heb volgens mij gewoon een voorstel gedaan, dus ik denk
dat de Kamer zich daarover moet uitspreken. Het lijkt mij erg
onwenselijk … Er is een voorstel gedaan voor maximaal vier omroephuizen.
Een andere partij zegt: minimaal vijf. Een andere partij zegt: allemaal
open. Ik wil straks van de minister weten wat het nou betekent als er
meerdere van die moties worden aangenomen. Dat heeft echt nog wel even
debat nodig, dus daarom is mijn voorstel om een ander moment te zoeken.
Dat zal ongetwijfeld lukken. We moeten het niet afraffelen, denk
ik.
De heer Paternotte (D66):
Ik snap hoe lastig dit voor u is, maar er zijn twintig moties van
coalitiepartijen en nog een hoop van de oppositie over de grootste
bezuiniging op en verbouwing van de publieke omroep ooit. Ik wil daar
gewoon een fatsoenlijk debat over voeren, dus mijn pleidooi zou zijn om
later deze week of volgende week anderhalf uur in te plannen. En steun
voor de heer Krul.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Laten we hier nu geen spelletje van maken. Er zijn gewoon moties
ingediend. Daar gaat het team van de minister volgens mij appreciaties
op geven.
De heer Paternotte (D66):
Voorzitter.
De voorzitter:
Mevrouw Martens-America is aan het woord.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Meneer Paternotte, laat me even uitpraten. Er hoeft geen derde termijn
te worden geopend. We hoeven niet een heel debat voort te zetten. We
wachten op de appreciatie. Als er uiteindelijk moties worden aangenomen
die tegenstrijdig zijn, zien we dat op dat moment. Ik zie dat niet
gebeuren, dus laten we nou gewoon de appreciatie van de minister
afwachten en wat daar uitkomt, en dan kijken we verder. Maar laten we
dit nu niet opblazen.
De heer Ergin (DENK):
Ook steun voor het voorstel. Dit is allesbehalve een spel. Dit gaat over
voorstellen die raken aan de plannen van de minister, aan de kern van de
plannen van deze minister. Dan wil je gewoon een vraag stellen als de
minister daar een appreciatie op geeft. Dat kan nu gewoon niet meer.
Alles wat we vanaf nu gaan doen, is afraffelen. Dat willen we ook niet.
Dus steun voor het voorstel om gewoon een derde termijn in te plannen en
gewoon fatsoenlijk het debat met de minister te voeren.
Mevrouw Beckerman (SP):
De minister heeft aangegeven dat hij van mening is dat deze
uitgangspunten nu ook echt voor een groot deel vastliggen en dat we dus
niet meer terug kunnen. Het zegt volgens mij heel veel dat zelfs
coalitiepartijen zo veel moties indienen. Dan lijkt het me niet meer dan
logisch om daar de ruimte voor te nemen in het debat. Als dat vandaag
niet kan, zullen we moeten heropenen, hoe vervelend ik dat ook vind,
want mijn eigen agenda zit ook erg vol. Maar ik denk dat dit toch de
enige mogelijke conclusie is. Als de minister zegt "ik wil door", maar
de coalitie zegt "ja, maar wij hebben zo veel punten daarbij", en de
oppositie overigens ook, dan sta je erg ver uit elkaar en zul je daar
netjes over moeten debatteren.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Misschien is het wat naïeve hoop van mijn kant. Ik ben ook voorzitter
van de vaste commissie voor VWS. Ik dacht: misschien kunnen we rond
17.00 uur klaar zijn. Ik ben heel open naar mijn collega's toe. We
hadden tot 16.00 de tijd, maar goed, we kunnen uitlopen. Als er
problemen mee zijn, respecteer ik dat. Als we het niet vandaag doen, wil
ik met klem ook tegen mijn collega's zeggen: ik zou dit niet te lang in
de lucht willen laten hangen. Er is heel veel onzekerheid. We hebben een
motie met een ruime Kamermeerderheid waarvan ik wil dat de Kamer zich
erover uitspreekt. Dan zouden we het debat deze week moeten vervolgen.
Ik weet dat het lastig is in de agenda, maar ik voel er heel weinig voor
om daar weer weken voor te nemen. Ik kijk ook echt naar mijn collega's.
Ik wil nu gewoon door tot 17.00 uur.
De voorzitter:
Meneer Mohandis, ik ga u onderbreken.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Anders deze week nog.
De voorzitter:
Ik heb een vraag aan de aanwezige Kamerleden. Is het een bezwaar om tot
17.00 uur door te gaan en dan om 17.00 uur te stoppen? Dan hebben we het
in één keer getackeld. Dan is het publiek er ook bij als de oordelen
gegeven worden. Dan hoeven we niet in onzekerheid te verkeren over een
zaal. Ik vind het vreselijk, want ik heb de hele vergadering gestuurd op
16.00 uur, maar als er geen bezwaar tegen is om nu door te gaan tot
17.00 uur, stel ik voor om te schorsen tot 16.15 uur en dan de
vergadering in drie kwartier af te handelen. Is dat een mooi compromis?
Ja? Goed, dan gaan we het zo doen.
De vergadering wordt van 15.55 uur tot 16.20 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan weer verder met het debat over media. Dames en heren, stilte
graag. De minister gaat oordelen geven over de moties. We gaan echt om
17.00 uur stoppen, dus ik zou ertoe willen oproepen alleen de dingen die
heel belangrijk zijn, in interrupties te doen. Ik zou de minister willen
vragen om geen al te grote uitweidingen te geven bij de oordelen.
Sommige moties kunnen gewoon "oordeel Kamer" of "ontraden" krijgen. Het
woord is aan de minister.
Minister Bruins:
Dank u wel, voorzitter. Ik heb één vraag van de heer Ergin, twee vragen
van de heer Van Houwelingen en een 33-tal moties.
De vraag van de heer Ergin die was blijven liggen, gaat over de
autoriteit publieke media, die de commissie-Van Geel voorstelde. De
commissie-Van Geel stelde vooral voor de toetreding tot het bestel
onafhankelijk te maken van de politiek. Dat is niet hetzelfde als de
vraag of het toezicht door het commissariaat onafhankelijk is. Het
toezicht door het commissariaat ís onafhankelijk. Bij het commissariaat
zit bovendien een grote hoeveel kennis en expertise. Verder zal ik
ervoor zorgen dat het commissariaat nog meer onafhankelijk wordt van de
politiek en dat het commissariaat het juiste instrumentarium krijgt om
in te grijpen. Zodra dat is vormgegeven, kunnen we ook kijken of de naam
de lading dekt.
De twee vragen van de heer Van Houwelingen. De eerste was of de
omroephuisstichtingen een eigen bankrekening mogen hebben. Het antwoord
is ja.
De tweede was: er is zo veel aandacht verschoven naar online; is dat nou
taakverzaking van de NPO? Er is inderdaad heel veel aanbod. Er zijn een
heleboel denkbeelden en invalshoeken. Die kun je inderdaad vinden op
social media. Op social media kan je ook precies vinden wat je wilt
horen. Veel mensen hebben behoefte om daar veel tijd aan te besteden.
Sommige mensen hebben ook wat minder behoefte aan kwalitatief goede of
onafhankelijke journalistiek. In ieder geval is er op de commerciële
sociale media een psychologisch effect, omdat je door de algoritmen
vooral terechtkomt bij wat bevestigend werkt. Dat werkt
zelfbeeldversterkend en geeft het gevoel dat je niet alleen bent en niet
gek bent. Kortom, het geeft een bevredigend gevoel als je bevestigd
wordt in je eigen gelijk. Dat is zo dankzij dopamine. Dankzij de
algoritmen heb je een oververtegenwoordiging van je eigen gelijk in de
hits die je krijgt op sociale media.
De voorzitter:
Volgens mij was dit niet de vraag, maar ...
De heer Van Houwelingen (FVD):
Wij zijn hier wat verbaasd. Dank voor de toelichting overigens, maar
mijn vraag was meer ... De voorzitter kijkt ook een beetje verbaasd. De
minister zegt zelf dat de discussie zich steeds meer verplaatst naar de
sociale media. Mijn vraag was: hoe zou dat nou komen? Heeft dat wellicht
iets te maken met het feit dat het volle spectrum van perspectieven niet
meer aan bod kan komen binnen de publieke omroep en dat de discussie
zich dan logischerwijs verplaatst naar de sociale media? Dat was
eigenlijk mijn vraag.
Minister Bruins:
Ik probeer dus uit te leggen dat dat onder andere te maken heeft met
dopamine en het prettige effect dat het geeft wanneer je in een omgeving
zit waarin je eigen mening versterkt wordt, maar dat dat niet hetzelfde
is als kwalitatief goede onafhankelijke journalistiek.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dus als ik het goed begrijp, is die discussie verplaatst van de
mainstreammedia naar de sociale media omdat mensen verslaafd raken.
Dopamine, is dat ...
De voorzitter:
Een heel kort antwoord, want we gaan verder met de moties.
Minister Bruins:
Ik probeer antwoord te geven op de vraag van de heer Van Houwelingen
door te schetsen dat de verplaatsing van een discussie naar sociale
media verschillende oorzaken kan hebben, dat de discussie die
plaatsvindt op sociale media, niet hetzelfde is als kwalitatief
hoogstaande onafhankelijke journalistiek, en dat er wel een grote
aantrekkingskracht is om een discussie op sociale media te voeren, omdat
dat zelfversterkend werkt dankzij de algoritmen en de stofjes in je
hersenen.
Dan kom ik bij de 33 moties, die ik probeer zo spoedig mogelijk langs te
gaan.
De motie op stuk nr. 334 van mevrouw Martens-America. Zoals ik al zei,
erken ik de zorg. Het lijkt me ook praktisch onmogelijk dat er een
omroephuis zou bestaan met maar één omroepvereniging erin. Ik kan deze
motie dus oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 334: oordeel Kamer.
Minister Bruins:
De motie op stuk nr. 335 verzoekt het aantal te vormen omroephuizen nu
te concretiseren tot vier. Ik wil op dit moment nog de flexibiliteit van
vier of vijf behouden, dus die ga ik ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 335: ontraden.
Minister Bruins:
De motie op stuk nr. 336 gaat over een transparante
sollicitatieprocedure met openbare vacatures. Prima voorstel, oordeel
Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 336: oordeel Kamer.
Minister Bruins:
De motie op stuk nr. 337 van mevrouw Martens-America verzoekt de
regering om in wetgeving vast te leggen dat omroephuizen, en niet
omroepen afzonderlijk, elk één raad van toezicht krijgen. Ik kan een
bestaande vereniging niet verbieden om een raad van toezicht te hebben,
maar voor mij is de vereniging geen formele speler meer in het bestel.
Dus deze motie moet ik nu ontraden, want ik heb niet de wettelijke
mogelijkheden om dit te verbieden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 337: ontraden.
Minister Bruins:
Dan de motie-Mohandis c.s. op stuk nr. 338. Ik besef heel goed dat ik
een stap moet zetten en ik begrijp de zorg volledig. Ja, de NTR moet een
volwaardige plek in het proces krijgen, om zo ook een plek te krijgen in
het bestel. Daarover ga ik ook de komende maanden met ze in gesprek. Ik
geef deze motie daarom oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 338: oordeel Kamer. Een vraag van de indiener, de
heer Mohandis.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Dank dat de minister in ieder geval nu helderder dan in het debat dat we
in eerste termijn hadden zegt dat de NTR gewoon een plek moet krijgen in
het nieuwe bestel. Ik wens de minister daar oprecht alle sterkte bij,
want het wordt een moeilijk proces. Dat geldt echter niet alleen voor de
NTR maar veel breder, voor de vorming van de nieuwe huizen. Wij denken
graag mee; dat weet u.
De heer Paternotte (D66):
Deze motie vraagt om te bewerkstelligen NTR en NOS samen opgaan in een
zelfstandig omroeptaakhuis. Dat is echt het tegenovergestelde van wat de
minister het hele debat hier heeft verkondigd. Dat was namelijk dat de
NTR van alles kan gaan doen, maar in ieder geval niet met de NOS in een
zelfstandig omroeptaakhuis opgaan. Dus voor de kijkers thuis: als de
minister deze motie oordeel Kamer geeft, betekent dat in feite dat de
minister de motie omarmt. Erkent hij daarmee ook dat hij toch iets
anders gaat doen dan wat hij eerder vandaag gezegd heeft?
Minister Bruins:
Ik weet niet wat er uit het proces gaat komen als het gaat om de plek
waar de NTR landt. De NTR moet een volwaardige plek krijgen in het
proces dat nu komen gaat. Dat betekent dat ze ook een plek krijgen in
het bestel. Ik wil openlaten waar ze precies landen, maar de NTR wel
volop de kans geven om nu mee te spreken en aan te geven waar ze het
beste passen. Als het samen opgaan in één huis van NTR en NOS de kern is
van wat aan mij wordt gevraagd in deze motie, kan ik haar geen oordeel
Kamer geven. Maar ik wil de NTR wel een volwaardige plek geven in het
proces dat nu komen gaat en, zoals ik in het debat al heb gezegd, ook
toezeggen dat de NTR een plek krijgt in het bestel.
De voorzitter:
Even als voorzitter: het dictum is "verzoekt de regering om net als bij
de transformatie van omroepverenigingen naar omroephuizen te
bewerkstelligen dat NTR en NOS samen opgaan in een zelfstandig
omroeptaakhuis en dit verder uit te werken in de Mediawet". Dat staat
er. Is dat dan "oordeel Kamer" of is dat "ontraden"?
Minister Bruins:
Ik wil met de NTR spreken over waar de NTR het beste past. De NTR kan
blijven bestaan in het bestel, krijgt een plek en kan ook volwaardig
meepraten in het proces dat nu komen gaat. Dat er één omroeptaakhuis,
namelijk NOS plus NTR, zou komen, kan ik nu niet toezeggen. Dat wil ik
ook bij NOS en NTR zelf neerleggen. Dus de plek waar de NTR gaat landen,
wil ik openlaten. Alleen als ik de motie zo kan interpreteren, kan ik
haar oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Even over de interpretatie. De heer Mohandis …
De heer Paternotte (D66):
Ik sta eronder, maar ben niet de eerste indiener van deze motie. Ik denk
alleen dat er ergens een grens zit aan hoe breed je een motie kunt
interpreteren als je interpretatie het tegenovergestelde is van wat er
staat.
Minister Bruins:
Ik kan er niet meer over zeggen dan wat ik nu heb gezegd. Dat is hoe ik
deze motie kán interpreteren en dan oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Maar het is aan de indiener van de motie om te bepalen of hij akkoord
gaat met deze interpretatie. De heer Mohandis.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij is de oproep helder. Als we zeggen dat de NTR moet blijven
in een "taakrol" — laat ik het dan zo noemen — ligt het het meeste voor
de hand om dat op te laten gaan met de NOS. Dat is volgens mij wat de
motie nu vraagt. U zegt eigenlijk — ik probeer het te snappen —- dat u
er een serieuze poging toe gaat doen, maar dat u ook breder kijkt, met
als uitgangspunt de NTR in het bestel. Dat is het uiteindelijke doel.
Wij volgen de brief een beetje en proberen op dat punt mee te denken
door te zeggen: dan maar met de NOS in één taakomroephuis. Maar het doel
moet helder zijn. En het doel is en blijft dat de NTR moet blijven, het
liefst met de NOS in één taakomroephuis. En tja, een apart doel …. Dat
is onderdeel van de zoektocht. Maar ik wil nu wel dat we met elkaar het
politieke feit hebben gemarkeerd, als de Kamer daartoe besluit
uiteraard, dat de NTR blijft in het bestel.
De voorzitter:
Maar de vraag is of u akkoord gaat met de interpretatie van de motie die
de minister net geeft. Meneer Mohandis, ik kijk u aan.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, ik zal u heel eerlijk zeggen dat het mij niet uitmaakt. We
hebben een meerderheid en volgens mij is de oproep helder. Punt.
Mevrouw Beckerman (SP):
Nu wordt het mij niet per se duidelijker. Een brede interpretatie is
namelijk wat anders dan de motie. Het lijkt me ook goed om daar nog even
over te spreken. Maar ik zou ook het volgende wel willen weten: als de
motie wordt aangenomen met de tekst zoals die nu is, gaat de minister 'm
dan ook op die manier uitvoeren?
Minister Bruins:
Ik kan politiek gezien markeren dat wat mij betreft de NTR bestaat, ook
in het nieuwe bestel.
De heer Paternotte (D66):
Ik denk dat de indieners even moeten kijken of de motie moet worden
aangehouden of worden aangescherpt, want ik vind het persoonlijk een
heel brede interpretatie van de minister. Maar goed, dat gaan we dan de
komende week doen. Daarvoor hebben we nog dagen de tijd.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Maar even hoor: de NTR moet in het bestel. En wij zeggen, ook gelet op
de brief van de minister — want het voornemen is ook om naar die
omroephuizen te gaan — dat samengaan met de NOS dan echt het meest voor
de hand ligt; dat vraagt de motie ook.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ja, precies. Dus je blijft bij de motie.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Punt. Zeker. Maar uiteindelijk gaat mij het erom dat de NTR blijft.
Punt.
De voorzitter:
Oké, dit debatje gaan de indieners even samen verder achter de schermen
voeren, vóór de stemming. Het eventueel wijzigen of niet wijzigen van de
motie is aan de indieners. Het is duidelijk hoe de minister daarover
denkt. Of we dat nou oordeel Kamer moeten geven of niet, blijft
onduidelijk.
De heer Mohandis (GroenLinks-PvdA):
Even hoor: ik ga niks wijzigen. De tekst blijft zoals die is, anders
gaan we het weer overhoophalen. Er is een meerderheid. Ik heb ook
gehoord wat de minister heeft gezegd. Ik ga graag met hem op die
zoektocht. Maar de motie is wat mij betreft helder. Wat mij betreft is
die ook gewoon goed voor iedereen.
De voorzitter:
Dan de laatste vraag aan de minister: is dat dan oordeel Kamer of is dat
ontraden?
Minister Bruins:
Ik kan niet vooruitlopen op het proces van de plek van landing.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 338 is ontraden. Dan gaan we naar de motie op stuk
nr. 339.
Minister Bruins:
Voorzitter …
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog. We zijn bij de motie op stuk nr. 339. Ssst!
Stilte, graag.
Minister Bruins:
Ik ben bij de motie op stuk nr. 339: oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 339 krijgt oordeel Kamer.
Minister Bruins:
De motie op stuk nr. 340 verzoekt mij om ervoor te zorgen dat de
programmering wordt ontzien. De publieke omroep gaat zelf over de
invulling van de bezuinigingen, niet ik. Deze moet ik dus
ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 340 is ontraden.
Minister Bruins:
Dan de motie op stuk nr. 341 van mevrouw Beckerman over fair pay. Die
verzoekt de regering om eerlijke betaling als bindende norm op te nemen
binnen het publieke bestel. Ik zou eerst moeten verkennen hoe je dit zou
moeten doen en of dit dan ook iets gaat doen. Als ik dit verzoek dus zou
mogen lezen als het doen van een verkenning, zou ik oordeel Kamer kunnen
geven. Maar als het gaat om deze hele directe oproep, dus zonder dit
eerst te verkennen, zou ik 'm moeten ontraden.
De voorzitter:
Mevrouw Beckerman, wat zegt u daarop?
Mevrouw Beckerman (SP):
De minister rekt alle moties wel ver op, natuurlijk. Ik blijf toch even
bij mijn eigen tekst.
De voorzitter:
Dan is de motie op stuk nr. 341 ontraden.
Minister Bruins:
Ja, dan moet ik die helaas ontraden.
De motie op stuk nr. 342 verzoekt de regering om bij de uitwerking van
de hervormingen vakbonden en kleine makersgroepen te betrekken en hun
positie wettelijk te borgen. Het eerste deel, het betrekken van de
makers, kan ik oordeel Kamer geven. Maar ik vind het onduidelijk wat er
bedoeld wordt met de woorden "hun positie wettelijk te borgen". Als ik
die zo kan lezen dat ik kijk naar de positie van de makers bij de
hervorming, kan ik de motie oordeel Kamer geven. Maar ook hierbij kan ik
niet meteen met het idee van het wettelijk borgen meegaan.
Mevrouw Beckerman (SP):
Bij deze ben ik wat milder, omdat ik ook begrijp dat dat in twee stappen
kan gebeuren. Dan ga ik akkoord met deze interpretatie, waarbij de
wettelijke borging kan volgen wanneer we de wet hier behandelen.
De voorzitter:
Dan krijgt de motie op stuk nr. 342 oordeel Kamer.
Minister Bruins:
Dan de motie op stuk nr. 343. Die is ontijdig. Voor de zomer kom ik met
de toegezegde brief over de financiering van de publieke omroep en de
rol van reclame daarbij. Deze motie krijgt dus ontijdig.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 343: ontijdig.
Minister Bruins:
De motie op stuk nr. 344 verzoekt de regering duidelijkheid te geven
over spelregels en de invulling hiervan alvorens onomkeerbare stappen te
zetten. Die kan ik oordeel Kamer geven. De toegezegde Kamerbrief komt
over een paar weken.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 344: oordeel Kamer.
Minister Bruins:
De motie op stuk nr. 345 verzoekt de regering om te voorkomen dat de
taakstelling van 50 miljoen extra reclame verandert in een extra
bezuiniging. Ik ga nu eerst de impactanalyse afwachten. Nu vooruitlopen
op wat daaruit komt en zeggen dat dit niet een extra bezuiniging zal
zijn, maakt dit in feite een ongedekte motie. Daarom moet ik 'm
ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 345: ontraden.
Minister Bruins:
De motie op stuk nr. 346 van de heer Ergin vraagt mij twee dingen. Dat
is ten eerste om bij de hervorming van de publieke omroep deze taken en
verantwoordelijkheden goed te verankeren in het toezicht van de
omroephuizen en de NPO. Van harte oordeel Kamer voor dat deel. Voor het
tweede deel, over de journalistieke code en de sanctionering: als ik 'm
zo mag lezen dat het onderzoek dat ik hierop heb toegezegd met de
onafhankelijke deskundige een belangrijke rol zal spelen voor hoe de rol
van de overheid eruit zal komen te zien, kan ik ook hier oordeel Kamer
op geven.
De voorzitter:
De heer Ergin knikt. De motie op stuk nr. 346: oordeel Kamer.
Minister Bruins:
De motie op stuk nr. 347 van de heer Krul verzoekt de regering bij
uitwerking van het wetsvoorstel de omroephuizen gezamenlijk
verantwoordelijk te maken voor de verdeling van de budgetten en sec het
programmeren bij de NPO te laten. Die moet ik ontijdig geven, omdat ik
dit nog moet gaan uitwerken. De heer Krul geeft mij een helder signaal.
De NPO moet voor de programmeerfunctie kunnen coördineren. Coördineren
kan niet zonder dat je ook de budgetten verdeelt. Ik ga de komende
maanden praten over hoe we dit precies gaan inrichten. Maar de motie is
ontijdig. Als de heer Krul 'm nu in stemming zou brengen, zou ik 'm dus
op dit moment moeten ontraden, omdat ik samen met de NPO nog verder wil
kijken naar de invulling van de coördinatie.
De heer Krul (CDA):
Dat begrijp ik niet helemaal, want het hele idee van het debat was toch
om de minister signalen mee te geven voor bij de uitwerking van deze
plannen? Dit is volgens mij een vrij helder signaal op een cruciaal
punt, namelijk een van de drie vraagstukken. Dit is ook een signaal dat
ik de minister wil meegeven bij die uitwerking. Dus ja, ik begrijp dat
het ontijdig is, want het moet nog uitgewerkt worden, maar ik wil hem
dit graag meegeven. Kan de minister 'm dan inhoudelijk appreciëren? Ik
begrijp natuurlijk dat dat aan de uitwerking onderhevig is, maar daar
zitten we hier volgens mij voor.
Minister Bruins:
Alle moties die signalen zijn vooruitlopend op het proces moet ik
ontijdig geven, maar dan kan ik wel aan het politiek draagvlak lezen wie
welke signalen wil meegeven. Dus laat mijn appreciatie de heer Krul ook
zeker niet tegenhouden om voor zijn eigen motie te stemmen. Maar er zit
wel een verbinding tussen coördinatie en budgetten en daar wil ik goed
over nadenken voordat ik hier oordeel Kamer over zou kunnen geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 347: ontijdig.
Minister Bruins:
De motie op stuk nr. 348 van de heer Krul verzoekt de regering om
tijdens het proces waarin de Mediawet gerealiseerd wordt, expliciet
zowel de regionale, lokale als commerciële aanbieders te betrekken. Die
geef ik graag oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 348: oordeel Kamer.
Minister Bruins:
De motie op stuk nr. 349 van de heer Van Houwelingen verzoekt de
regering er zorg voor te dragen dat er in de toekomst nieuwe omroepen
kunnen toetreden. Die moet ik ontraden. Ik heb uitgelegd waarom ik het
bestel wil sluiten.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 349: ontraden.
Minister Bruins:
De motie op stuk nr. 350 is een spreekt-uitmotie, dus die laat ik aan uw
Kamer.
De motie op stuk nr. 351 is ook een spreekt-uitmotie, dus daar kan ik
verder ook niets over zeggen.
De motie op stuk nr. 352 van de heer Koops gaat over de officiële
vitaalverklaring. Vitale sectoren zijn officieel het beleid van het
ministerie van Economische Zaken, dus ik kan op dit moment de afweging
niet maken. Ik kan de motie wel oordeel Kamer geven als ik 'm zo mag
lezen dat ik de effecten en implicaties hiervan in beeld breng, dat ik
overleg met Economische Zaken en hier de Kamer over informeer.
Vervolgens kunnen we daar dan ook met elkaar over spreken. Als ik 'm zo
mag interpreteren is het oordeel Kamer. Anders zou de motie ontijdig
zijn.
De voorzitter:
De heer Koops is niet aanwezig, dus ik ga gewoon even van de tekst uit
en niet van de interpretatie. Dan is de motie op stuk nr. 352
ontraden.
Minister Bruins:
De motie op stuk nr. 353, van de heer Koops, is ontijdig.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 353: ontijdig.
Minister Bruins:
De motie op stuk nr. 354, van de heer Stoffer, verzoekt het naleven van
de journalistieke code wettelijk te verankeren. Ik ben dus met
onafhankelijke experts bezig om dat te onderzoeken. Op de vraag of het
wenselijk is om een journalistieke code als zelfstandig vereiste op te
nemen in de Mediawet zeg ik dat ik het goed en belangrijk vind dat de
sector zelf zeggenschap heeft over wat kwalitatief goede journalistiek
is. Ik kijk daarom met grote zorgvuldigheid naar deze vraag. Het gaat
hier om de vraag hoe de kwaliteit van de journalistiek in het publieke
bestel kan worden geborgd en wat de rol van de overheid daarbij kan
zijn.
De voorzitter:
Wat is het oordeel?
Minister Bruins:
Ik kan dus toezeggen aan de heer Stoffer dat ik daarnaar zal
kijken.
De voorzitter:
Dit is een motie van de heer Koops en die is niet aanwezig.
Minister Bruins:
O, sorry. Dat kan ik de heer Koops toezeggen.
De voorzitter:
Wat oordeelt u op de tekst van de motie? Want de heer Koops is hier
niet.
Minister Bruins:
Ontijdig.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 354: ontijdig.
Minister Bruins:
Dan ben ik nog steeds bij de heer Koops. Zijn motie, op stuk nr. 355,
over minimaal vijf omroephuizen, moet ik ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 355: ontraden.
Minister Bruins:
Nu ben ik wel bij de heer Stoffer.
De motie op stuk nr. 356 verzoekt bij de hervorming ook de wettelijke
taken te heroverwegen. Die moet ik ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 356: ontraden.
Minister Bruins:
De motie op stuk nr. 357 verzoekt dat er programmering blijft bestaan
voor de Joodse gemeenschap. Die kan ik oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 357: oordeel Kamer.
Minister Bruins:
De motie op stuk nr. 358, van mevrouw Van der Velde, moet ik
ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 358: ontraden.
Minister Bruins:
Zij heeft het namelijk over één specifieke as van pluriformiteit; dat
zou te smal zijn.
De motie op stuk nr. 359, over een herziening van het functioneren van
het Commissariaat voor de Media, geef ik oordeel Kamer als ik 'm zo mag
interpreteren dat ik in de herziening ook ga kijken hoe het externe
toezicht op de hervorming gaat aansluiten. Dan past het precies bij wat
ik moet doen, denk ik.
De voorzitter:
Mevrouw Van der Velde, is dat een interpretatie waar u mee kunt
leven?
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Ik vind 'm eigenlijk niet geheel duidelijk. Zou de minister net iets
duidelijker kunnen zijn?
Minister Bruins:
Ik ga kijken hoe het externe toezicht het best op de hervorming
aansluit. Dat neem ik mee bij de herziening van het functioneren van het
extern toezicht in de vorm van het commissariaat.
Mevrouw Van der Velde (PVV):
Dat vind ik lastig, want als je het een hervormt, moet je het andere
eigenlijk ook gewoon hervormen. Als de minister 'm dus oordeel Kamer
geeft als hij 'm zo mag interpreteren dat het commissariaat aan moet
sluiten bij wat er gebeurt, verwacht ik eigenlijk wel dat daar gewoon
ook een hervorming komt, maar dat is even terzijde. Oordeel Kamer is
prima.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 359: oordeel Kamer.
Minister Bruins:
Ik ga het hele stelsel herzien en dus ook het toezicht. Ik ga ervoor
zorgen dat het toezicht op de herziening aansluit. Dat zal dus ook
veranderen ten opzichte van nu. Daarmee krijgt de motie oordeel
Kamer.
De motie op stuk nr. 360, van mevrouw Van der Velde, verzoekt dat leden
van het Commissariaat voor de Media niet werkzaam zijn in de mediawereld
en er geen nevenfuncties hebben. Over het eerste deel zeg ik: ik zou
juist willen dat ze kennis van zaken hebben, dus van mij mogen ze wel
werkzaam zijn geweest in de mediawereld. Het tweede deel van het verzoek
gaat over "nevenfuncties die de schijn van belangenverstrengeling
veroorzaken". Dat deel kan ik wel oordeel Kamer geven. Het eerste deel
van het verzoek is dus ontraden, en het tweede deel van het verzoek kan
ik oordeel Kamer geven. De totaalappreciatie wordt dan dus "ontraden",
tenzij het eerste deel wordt geschrapt.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 360: ontraden.
Minister Bruins:
De motie-Van der Velde op stuk nr. 361 verzoekt de regering de
mogelijkheid van toetreding en uittreding te behouden. Die moet ik
ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 361: ontraden.
Minister Bruins:
De motie op stuk nr. 362 gaat over de vernietigingsbevoegdheid van de
minister voor de besluiten van het commissariaat. Die moet ik
ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 362: ontraden.
Minister Bruins:
De motie-Oostenbrink op stuk nr. 363 verzoekt de regering de optie van
een BBC-model mee te nemen. Die moet ik ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 363: ontraden.
Minister Bruins:
De motie op stuk nr. 364 verzoekt de focus te leggen op het behoud van
Nederlandse producties. Ja, die kan ik oordeel Kamer geven. Dat doe ik
heel graag.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 364: oordeel Kamer.
Minister Bruins:
De motie-Oostenbrink op stuk nr. 365 verzoekt de regering af te zien van
het bieden van een vaste plek en in de nadere uitwerking een systematiek
voor het uittreden van omroephuizen op te bouwen. Nee, het is niet mijn
bedoeling dat omroephuizen gaan uittreden. Die moet ik dus
ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 365: ontraden.
Minister Bruins:
De motie-Ceder op stuk nr. 366 geef ik oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 366: oordeel Kamer. De heer Ergin.
De heer Ergin (DENK):
Voorzitter, wat was de appreciatie van de motie op stuk nr. 338? Die heb
ik namelijk gemist.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 338 is ontraden. De heer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Ik merk op de app dat daar wat onduidelijkheid over is. Overigens, mijn
complimenten voor de acrobatiek die de minister heeft laten zien ten
aanzien van de moties. Op een gegeven moment dacht ik even: hij kan
zelfs een motie van wantrouwen nog interpreteren als "een mooie
aanmoediging". Die dienen wij overigens nu zeker niet in. Maar het is in
ieder geval duidelijk dat de motie op stuk nr. 338 ontraden is, en dat
de interpretatie van de heer Mohandis en de andere indieners is dat het
samen opgaan van de NTR en de NOS in één taakomroephuis, het verzoek aan
de regering is.
De voorzitter:
Dank voor de adequate samenvatting.
Dan zijn we gekomen bij het einde van dit notaoverleg, maar niet dan
nadat ik de toezeggingen heb voorgelezen die de minister heeft
gedaan.
De minister zal de Kamer binnen enkele weken informeren over de kaders die hij aan de omroephuizen wil meegeven. Hierin zal de minister nog ingaan op de mate van vrijwilligheid. Tevens wordt het instellen van een onafhankelijk procesregisseur in deze brief meegenomen.
De minister zal voor de zomer van 2025 de kabinetsreactie op het WRR-rapport sturen. Hierin gaat de minister ook in op het door het lid Mohandis ingediende plan "Nederlandse media: herkenbaar en betrouwbaar in een snel veranderend medialandschap".
De minister zegt toe de Kamers te informeren over de vitaalverklaring, ingebracht in de eerste termijn door het lid Koops. Hiertoe zal de minister contact opnemen met zijn collega's van Justitie en Veiligheid en Economische Zaken.
Volgende week dinsdag 22 april gaan wij stemmen over de ingediende
moties. Mevrouw Martens heeft nog een vraag.
Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik mis het punt van het termijnencriterium voor raden van toezicht. Ik
heb de toezegging gekregen dat dat wordt meegenomen in de uitwerking van
het plan. Ook kreeg ik volgens mij de toezegging dat er onderzoek wordt
gedaan naar hoe de raden van bestuur binnen het verenigingsaspect hierin
zijn mee te nemen. Dat was al bij het vorige debat toegezegd, dus ik
hoop dat we dat in de nadere uitwerking zullen krijgen.
De voorzitter:
Ik hoor de minister twee keer ja zeggen, dus dat zijn nog twee
aanvullende toezeggingen.
Ik dank de minister hartelijk voor de beantwoording van de vragen
tijdens dit notaoverleg. Ik dank de aanwezige Kamerleden, vanwege hun
flexibiliteit met betrekking tot de eindtijd van dit notaoverleg alle
geïnteresseerden die de hele dag op de publieke tribune hebben gezeten
en hiernaast in de zaal via de livestream, en de ondersteuning. Daarmee
sluit ik dit debat.
Sluiting 16.48 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |
---|