Conceptverslag Hybride dreigingen en maatschappelijke weerbaarheid
Verslag van een commissiedebat
Nummer: 2025D17003, datum: 2025-04-09, bijgewerkt: 2025-04-15 11:57, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-04-09 20:00: Hybride dreigingen en maatschappelijke weerbaarheid (Commissiedebat), vaste commissie voor Defensie
Preview document (š origineel)
Tweede Kamer, Hybride dreigingen en maatschappelijke weerbaarheid
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Concept
De vaste commissie voor Defensie, de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, de vaste commissie voor Digitale Zaken en de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid hebben op 9 april 2025 overleg gevoerd met de heer Brekelmans, minister van Defensie, de heer Tuinman, staatssecretaris van Defensie, en de heer Van Weel, minister van Justitie en Veiligheid, over:
de brief van de minister van Defensie d.d. 6 december 2024 inzake kabinetsreactie AIV-advies Hybride dreigingen en maatschappelijke weerbaarheid (30821, nr. 250).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,
Kahraman
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,
Klaver
De voorzitter van de vaste commissie voor Digitale Zaken,
Wingelaar
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en
Veiligheid,
Pool
De griffier van de vaste commissie voor Defensie,
De Lange
Voorzitter: Faddegon
Griffier: De Lange
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Boswijk, Olger van Dijk, Ellian, Faddegon, Van Houwelingen, Nordkamp, Pool en Van der Werf,
en de heer Brekelmans, minister van Defensie, de heer Tuinman, staatssecretaris van Defensie, en de heer Van Weel, minister van Justitie en Veiligheid.
Aanvang 20.00 uur.
De voorzitter:
Hierbij open ik deze avondvergadering. We hopen om 23.00 uur klaar te
zijn. Allereerst welkom aan de bewindslieden en hun staf die is
meegekomen. Het is druk vanavond. Het is een belangrijk onderwerp; dat
is wel duidelijk. Welkom aan de leden van de Tweede Kamer. Welkom aan de
bezoekers op de tribune. Welkom aan de mensen thuis die misschien een
heel vervelende film zaten te kijken en nu denken: het is veel leuker om
zo'n debat te volgen. Welkom allemaal. We gaan van start.
De bijdragen kunnen vier minuten lang zijn, maar dat wist u al. We
hebben besloten dat we in eerste instantie, vanwege de hoeveelheid
mensen, de hoeveelheid bewindspersonen en de korte tijd die we hebben
vandaag, maximaal vier interrupties aanhouden in de eerste termijn.
Daarbij wil ik meteen aanmerken ā u kent mij inmiddels ā dat het korte
inleidingen en korte vragen moeten zijn. Ik neig me ook naar de
bewindslieden om te vragen om korte antwoorden. Ik zou zeggen: doet u uw
best. We gaan het zien. Als het te lang duurt, hamer ik u wel af.
Ik stel voor dat we direct van start gaan. Meneer Boswijk heeft zo
meteen nog andere verplichtingen, dus ik geef hem als eerste het
woord.
De heer Boswijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik mijn complimenten geven aan
mijn collega's, die ontzettend weerbaar zijn. Ze konden namelijk omgaan
met een snel veranderende situatie. Dank dat ik even voor mag gaan. Ik
moet namelijk naar een plenair debat over Syriƫ dat op dit moment aan de
gang is.
Voorzitter. Onze samenleving wordt geconfronteerd met complexe en
veelzijdige dreigingen. De beste manier om die het hoofd te bieden, is
door de samenleving weerbaar te maken. Wat het CDA betreft zijn een
aantal instrumenten heel belangrijk, onder andere de mdt en het
dienjaar. Toevallig lees ik net in het coalitieakkoord van Duitsland dat
ze het dienjaar naar Zweeds model integraal gaan overnemen. Ik doe
nogmaals mijn oproep aan dit kabinet, want er ligt een motie van drie
jaar geleden van mijn hand: aarzel niet en neem het helemaal over. Ik
zie dat het kabinet een aantal goede stappen zet. Daar geef ik
complimenten voor, maar wat mij betreft mag er nog wel een tandje
bij.
Voorzitter. Ik hoor ook de verschillende bewindspersonen heel vaak een
pleidooi houden voor een noodpakket om 72 uur voor jezelf te kunnen
zorgen. Dat is natuurlijk ontzettend goed. Ik kan daar alleen maar voor
zijn. Tegelijkertijd heeft het ook wel iets individualistisch: ieder
voor zich. Kan iedereen bijvoorbeeld überhaupt wel een noodpakket
betalen? Weet iedereen wel waar 'ie moet zijn?
Daarom zijn we als CDA van mening dat je parallel daaraan niet alleen
moet werken aan zelfredzaamheid, maar aan samenredzaamheid. Daarom ben
ik benieuwd hoe het kabinet kijkt naar een moderne variant van de
bescherming van de bevolking zoals we die vroeger hadden. Dat was toch
ook wel een interessante infrastructuur, naar het idee van
noodsteunpunten. Dat zijn fysieke locaties in wijken waar een opslag van
spullen klaar kan staan, waar meldpunten kunnen zijn. Ik heb een tijd
geleden een opiniestuk geschreven over de rol van bijvoorbeeld kerken.
Waar ik "kerk" zeg, kan je elke willekeurige geloofsgemeenschap invullen
of een voetbalvereniging of noem het maar op. Ik houd het even bij de
kerk, want dat is makkelijk. Een kerk kan daar een heel goede rol in
spelen, denk ik. Elk dorp, elke plaats, elk gehucht, elke buurt, elke
wijk heeft een kerk. Er is een fysiek gebouw waar je EHBO-kisten,
aggregaten enzovoort kan opslaan. Dat is ƩƩn niveau.
Het tweede niveau waarop de kerk een rol kunnen spelen, is dat er elke
zondagmorgen duizenden vrijwilligers in Nederland zijn die ervoor zorgen
dat mensen die niet mobiel zijn, bijvoorbeeld oudere alleenstaanden die
geen auto hebben, worden opgehaald om naar zo'n kerk toe te gaan. Dit
netwerk kan je natuurlijk ook gebruiken als de stroom uitvalt en het
netwerk van de overheid even niet functioneert. Dezelfde mensen kunnen
niet alleen voor de kwetsbare ouderen in die kerkgemeenschap zorgen; ze
kunnen natuurlijk ook in een wijk of buurt gaan rondrijden, een praatje
maken, kijken of mensen hun medicijnen hebben. Dus hoe kan je ervoor
zorgen dat we de netwerken die er al zijn, van vrijwilligersorganisaties
in den brede, kunnen gaan gebruiken?
Het derde niveau waarop kerken een belangrijke rol kunnen spelen ā
nogmaals, dit gaat ook over de voetbalvereniging ā is het mensen tussen
de oren brengen welke waarden er op het spel staan. Een kerk kan tegen
zijn geloofsgenoten zeggen: dat wij hier überhaupt samen kunnen komen,
komt door de vrijheid van geloof. Een voetbalvereniging kan tegen zijn
leden zeggen: jongens, dat we hier kunnen voetballen, dat bijvoorbeeld
vrouwen kunnen voetballen, komt door de vrijheid van vereniging; dat is
in heel veel landen niet vanzelfsprekend. Ik zou het kabinet dus heel
graag willen vragen hoe het kijkt naar het gebruik van deze netwerken op
deze drie niveaus en hoe het daar mogelijk al invulling aan geeft.
Voorzitter. Dan had ik nog een vraag over het advies van de AIV over
burgerberaden. Hoe kijken zij ernaar om mensen veel nauwer bij dit
vraagstuk te betrekken?
Tot slot. Hoe kijken ze naar het versterken van de Nationale
Veiligheidsraad met wat ze ook in Finland hebben ā ik ben even de naam
kwijt ā namelijk veel meer de vertaling naar de uitvoering? Ik denk dat
de minister wel weet waar ik op doel.
Mijn spreektijd is op. Dat was 'm.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Boswijk. Dan geef ik het woord aan de heer Van
Dijk.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Dank u wel, voorzitter. De geopolitieke verhoudingen zijn volop in
beweging. Onzekerheden nemen toe. Dat geldt natuurlijk ook voor de
hybride dreigingen. Overheid en samenleving zullen weerbaarder moeten
worden. Er is inmiddels van alles in gang gezet. Maar doen we de goede
dingen? En doen we de dingen goed?
Eerst maar even over dat noodpakket. Vorige maand liet minister Van Weel
weten dat we ons 72 in plaats van 48 uur moeten kunnen redden, hierbij
aansluitend bij het Europese advies om in het geval van een ramp,
cyberaanval of oorlog genoeg in huis te hebben. Vooral meer van
hetzelfde is nodig, dus meer water en meer contant geld. En natte
doekjes, zeg ik dan maar even; wat NSC betreft zonder plastic, graag. Er
is veel aandacht voor geweest.
Mijn vraag aan de minister sluit een beetje aan bij het pleidooi van de
heer Boswijk. Maar eerst is de vraag: hoeveel Nederlanders hebben nu
daadwerkelijk actie ondernomen? Zelf heb ik inmiddels een grote regenton
aangeschaft. De filter komt eraan. Maar, eerlijk is eerlijk, ik heb nog
niet alles in huis. Mijn buren hebben wel weer andere zaken in huis. Dat
is wat ons betreft meteen de lacune in de aanpak. Die is
individualistisch, zoals de heer Boswijk ook zei. Zouden we niet veel
meer moeten inzetten op weerbare netwerken, mensen die in hun eigen
buurt investeren en in geval van nood elkaar helpen? Ziet het kabinet
mogelijkheden om dit te bevorderen? Ik sluit aan bij het pleidooi van de
heer Boswijk voor eventuele noodsteunpunten in wijken.
Voorzitter. Er wordt hard gewerkt aan de digitale weerbaarheid van
organisaties en de samenleving, zodat we goed voorbereid zijn bij
cyberaanvallen. Een groot deel van de aanbevelingen uit het AIV-rapport
wordt overgenomen. Maar voor de vijfde geldt dat niet, namelijk "werk
aan mondiale volkenrechtelijke regulering omtrent attributie en
bestraffing van hybride oorlogsvoering", omdat verdachte statelijke
actoren hier niet aan zullen meewerken. Maar kan een internationaal
kader van goedwillende landen niet juist een preventieve werking hebben,
ook op notoire landen die zich hieraan bezondigen? Graag een reflectie
van de ministers.
Voorzitter. De aanbeveling van de AIV om een digitale rapporteur in te
stellen, wordt ook niet opgevolgd. Dit is belegd bij diverse
kabinetsleden. Mijn vraag aan deze minister van JenV, als
verantwoordelijke voor de digitale veiligheid, zou zijn of hij voor
zichzelf niet een overstijgende rapporteursrol ziet weggelegd.
Voorzitter. We zijn vooral bezig met verdediging, maar zouden we niet
moeten investeren in een meer offensieve cyberstrategie? Is het kabinet
bereid te verkennen welke instrumenten en middelen daarvoor nodig zijn,
zodat we ook in het cyberdomein met gelijke munt terug kunnen slaan?
Graag verwijs ik ook naar de aangenomen motie-Omtzigt om het Defensie
Cyber Commando te versterken en te zorgen voor een opschaling van het
aantal cyberreservisten. Hoe staat het eigenlijk met de uitvoering van
die motie, vraag ik de kabinetsleden.
Onlangs was ik zelf met Kamerleden in Brussel bij de NAVO. Mij viel op
dat cyber en space daar een volwaardige rol hebben naast de klassieke
krijgsmachtonderdelen. Is de minister van Defensie bereid om te
onderzoeken hoe cyber en space een meer zelfstandige, volwaardige rol in
het de Nederlandse krijgsmacht kunnen spelen?
Voorzitter. Dan blijft er de dreiging op sabotage van onze
onderwaterinfrastructuur. De inzet is op afschrikking en surveillance.
Hoe zit het met het juridisch kader voor het ingrijpen bij maritieme
spionage- en sabotageactiviteiten, dat deze Kamer in het eerste kwartaal
was toegezegd? Er passeren soms ook bewapende Russische marineschepen.
Zijn onze surveillerende marineschepen eigenlijk wel voldoende
afschrikwekkend en toegerust, mocht het toch tot een gewapend treffen
komen? Of varen wij feitelijk met zeehonden om een walrus heen?
Voorzitter. We lazen over de Chinese kabelknipper, die kan worden
bevestigd aan bemande en onbemande Chinese onderzeeƫrs en opereert tot
op een diepte van 4 kilometer. Is dit een reƫle dreiging? En wat wordt
er dan aan gedaan? Onder water zijn wij eigenlijk altijd nog praktisch
blind. Er is een start-up, Lobster Robotics, met onderwaterdrones. Dat
biedt wellicht kansen. Defensie werkt al samen. Kan de staatssecretaris
aangeven of hij ook kansen ziet bij het tegengaan van sabotage van
kabels met deze innovatie? Zou hij die ontwikkeling verder willen
stimuleren?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Dijk. Dan geef ik het woord aan meneer Ellian. Of
wacht, ik zie een interruptie van meneer Nordkamp.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Het lijkt me goed om ook als partijen het debat met elkaar te voeren
over maatschappelijke weerbaarheid en hybride dreigingen. Vindt de heer
Van Dijk dat we, naast dat we moeten voorkomen dat onze samenleving
ondermijnd wordt, moeten inzetten op een sterke samenleving om te
voorkomen dat onze samenleving zich niet eenvoudig lƔƔt ondermijnen? Is
hij dat met ons eens? De heer Van Dijk sprak bijvoorbeeld over weerbare
netwerken, maar specifiek vraag ik hem dan ook hoe hij in dat licht de
rol van onderwijs ziet ten opzichte van een weerbare samenleving.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Dat is een mooie vraag. Ik denk eigenlijk dat het weerbaar maken van de
samenleving een hele brede aanpak is. Het wordt ook wel "whole of
society" genoemd. Dit betekent dat je alles moet gebruiken. We hebben
ook het bedrijfsleven nodig, dat misschien mensen ook de gelegenheid
geeft om bijvoorbeeld als reservist op te treden. We hebben het
onderwijs nodig om mensen, om kinderen al van jongs af aan bewust te
maken en weerbaar te maken. Ook moeten ze digitaal weerbaar gemaakt
worden. Maar daar zit misschien ook wel een breder pakket onder.
Uiteindelijk hebben we ook het maatschappelijk middenveld nodig ā ik
noem dat toch maar even heel klassiek zo; de heer Boswijk had daar een
mooi voorbeeld van ā om te zorgen dat we die weerbare netwerken creĆ«ren,
zodat we de dreigingen echt kunnen weerstaan, maar ook als het nodig is,
gezamenlijk kunnen optreden en kunnen bijspringen. Op die manier denk ik
dat we kunnen werken aan een weerbare samenleving.
De voorzitter:
Meneer Nordkamp heeft een vervolgvraag.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
OkƩ, dus ik hoef niet bang te zijn voor een eendimensionale benadering
vanuit NSC wat betreft maatschappelijke weerbaarheid en hybride
dreigingen. Zij zijn zich er ook goed van bewust dat een sterk,
onafhankelijk medialandschap en goede onderwijsinstellingen bijdragen en
onderdeel zijn van het weerbaarder maken van onze samenleving.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Kortheidshalve: ja.
De voorzitter:
Ik zie geen verdere interrupties. Dan gaan we naar meneer Ellian.
De heer Ellian (VVD):
Dank, voorzitter. Ik heb overigens wel het noodpakket en alles daarin
wat erin moet zitten, maar als je ouders hebben moeten onderduiken en
oorlog hebben meegemaakt in Iran en in Kabul, ben je voorbereid op
alles. Het is misschien goed als we hier meer als Kamer uitstralen dat
dit uiteraard een prachtig deel van de wereld is om te leven, maar dat
anderen dat minder mooi kunnen vinden, en dat je je dus moet
voorbereiden.
Voorzitter. Hybride dreigingen zoals cyberaanvallen,
desinformatiecampagnes en intimidatie van diaspora zijn allemaal acuut
en ernstig en een steeds verder groeiend probleem. Maar dat geldt ook
voor het liquideren van tegenstanders in een ander land of het
intimideren van volksvertegenwoordigers, wat ik letterlijk heb
ondervonden. Daarmee kun je het politiek proces beĆÆnvloeden. Er is een
rapport, er is veel aandacht, er zijn aanbevelingen overgenomen door het
kabinet en een aantal niet, maar wij missen een paar concrete stappen.
Want wat verstaan we nu precies onder "weerbaarheid"? Wanneer is een
mens weerbaar, wanneer is een samenleving weerbaar, wanneer is een land
weerbaar? Wat verwachten we dan? Diverse bewindspersonen hebben het vaak
over een noodpakket, maar ik krijg heel vaak de vraag "waarom moet ik
dat hebben". Als dat nog steeds de vraag is die mensen stellen, hebben
we dus nog een heel pad voor ons om uit te leggen hoe ernstig de
situatie op dit moment is.
Voorzitter. Nederland is sterk afhankelijk van just-in-timesystemen. Dat
maakt ons kwetsbaar. Daarom moet er meer redundantie komen in onze
infrastructuur en moeten concrete stappen gezet worden om redundantie in
systemen zoals energie, telecommunicatie en transport te vergroten. We
hoeven niet het wiel uit te vinden. Zo zijn er diverse eisen
geformuleerd vanuit het NATO Resilience Committee, zoals gegarandeerde
continuĆÆteit van de overheid en cruciale overheidsdiensten, weerbare
energievoorraden, maar ook weerbare voedselvoorraden. Wat doen met de
logistieke ondersteuning van Defensie? Hebben we die op orde? En wat te
denken van de volksgezondheid? Hebben verpleeghuizen bijvoorbeeld
voldoende water beschikbaar? Zijn er voldoende medicijnen op voorraad?
Hoe zorg je ervoor dat mensen zich inderdaad willen inspannen voor de
ander? Hoe zorg je ervoor dat vrijwilligers zich met elkaar organiseren
ā "mobiliseren" is misschien niet een heel handig woord hierbij ā zodat
mensen van elkaar weten in geval van nood of iemand hulpbehoevend is,
medicijnen nodig heeft of misschien geen water heeft?
Voorzitter. Maar ook de samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven
kan worden versterkt, waarbij Defensieorganisaties ook praktische
cyberbeveiligingstrainingen aan strategisch belangrijke bedrijven kunnen
aanbieden. De chief information security officers van de grootste
bedrijven hebben nu regulier overleg, maar ook andere bedrijven moeten
gaan beseffen hoe kwetsbaar we zijn. Dit raakt ook weer het voorgaande
punt dat ik maakte: we hebben geen tijd te verliezen en het is van
belang dat iedereen zo snel mogelijk aan de slag gaat met die
weerbaarheid. Wat doet een klein bedrijf als de salarissen niet meer
overgemaakt kunnen worden omdat internet of elektriciteit eruit
ligt?
Voorzitter. Het in interviews oproepen tot het aanleggen van
noodpakketten is dus een begin, maar is niet voldoende. Er is een
actievere aanpak nodig, bijvoorbeeld naar het voorbeeld van Zweden:
flyers maken die mensen bewustmaken van risico's, met concrete
handvatten. Bij dit alles heeft de krijgsmacht een belangrijke rol te
vervullen. Daarmee bedoel ik een belangrijke rol om de samenleving en
het individu weerbaarder te maken.
Voorzitter. Het herzien van de hoofdtaken van de krijgsmacht komt ons
daarom best nuttig over. De hoofdtaken stammen uit een ander tijdperk
met andere dreigingen. Bovendien heeft Defensie een belangrijke rol bij
de verhoudingen tussen whole of government en whole of society en het
weerbaar maken van de civiele samenleving en de samenwerking die
daarvoor noodzakelijk is. We zijn dus benieuwd of de minister die
hoofdtaken toch eens tegen het licht wil houden. Dat hoeft overigens
geen superprioriteit te zijn.
Voorzitter. Tot slot miste ik iets. Dat is natuurlijk een onderwerp dat
mij aan het hart gaat, namelijk de samenwerking tussen criminelen en
statelijke actoren. Statelijke actoren kunnen criminelen gebruiken, maar
criminelen in Nederland, de traditionele criminele
samenwerkingsverbanden, kunnen zich ook richten op bijvoorbeeld hackers
die in dienst zijn van andere mogendheden. Een lang verhaal kort: de
georganiseerde criminaliteit krijgt steeds meer interesse om klussen te
doen voor statelijke actoren. Dat mis ik nog in de reactie van het
kabinet.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ellian. Dan zie ik weer een vraag van meneer
Nordkamp.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
De heer Ellian sprak over desinformatie en zei dat dat ernstig is en een
groeiend probleem is. Dat ben ik volledig met hem eens. Wat mij altijd
wel een beetje stoort in dit soort discussies is dat wij dan altijd heel
snel geneigd zijn om naar het buitenland te wijzen. Mijn vraag aan de
heer Ellian is of hij het ook met mij eens is dat er ook in Nederland
actoren actief zijn, ook in de politiek, die bewust of onbewust onze
samenleving misleiden en daarmee een risico vormen voor onze nationale
veiligheid. Klopt het dat dit niet iets is wat exclusief in het
buitenland gebeurt ten opzichte van onze samenleving?
De heer Ellian (VVD):
Of iets bewust of onbewust gebeurt, dat zit in iemands hoofd. Meneer
Nordkamp weet dat ik jurist ben van huis uit. Het bewijzen van opzet is
een van de allermoeilijkste dingen, want je kunt niet in iemands hoofd
kijken. Je moet handelingen hebben om uiteindelijk aan te kunnen tonen
dat iemand een bepaalde intentie had. Dus of het bewust of onbewust is,
dat weet ik niet. Ik constateer wel dat er in ons huis ā daarmee bedoel
ik het huis van de democratie, de Tweede Kamer ā ook uitspraken worden
gedaan die buitenlandse mogendheden goed uitkomen. Dat kan overigens van
verschillend pluimage zijn. Maar of het dan meteen desinformatie is: je
kunt er nog een hele discussie over voeren wat desinformatie is en wat
niet. Ik denk wel dat het besef er moet zijn bij ons dat wat wij zeggen
en doen er echt toe doet voor onze eigen burgers. Dat lijkt mij evident;
wij hebben een voorbeeldfunctie. Maar ook de manier waarop wij
debatteren en de standpunten die we daarin innemen over andere landen en
over bijvoorbeeld conflicten, kunnen mensen wel op een bepaald idee
brengen of juist niet. Als je wilt dat mensen weerbaar zijn en je zegt
continu dat het wel meevalt met Rusland, dan is het niet gek dat mensen
dat noodpakket niet gaan aanschaffen. Als mensen denken "voor dat
Iraanse regime hebben de Iraniƫrs toch zelf gekozen", is het niet gek
dat mensen niets willen doen voor de mensen daar. Dit is een wat langer
antwoord, want dat verdient de vraag ook. Maar uiteraard maak ik mij
daar wel zorgen over. Wat de oplossing ervoor is, moet op een ander
moment besproken worden.
De voorzitter:
Dit is uw laatste interruptie al, hĆØ. Het is uw vierde.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Ja, dit is mijn vierde. Dat is mij bekend. Dank voor dit uitgebreide
antwoord. Ik ben ook blij met het antwoord. Ik concludeer dat ook u ziet
dat ook in Nederland, ook in dit huis, er actoren zijn die zich schuldig
maken, ongeacht of dat bewust of onbewust is, aan misleiding en dat dit
een dreiging is voor onze nationale veiligheid.
De heer Ellian (VVD):
Ik heb het net vrij uitgebreid toegelicht. Laat ik het als volgt tegen
de heer Nordkamp zeggen. Het kan natuurlijk best dat je echt
fundamenteel met elkaar van mening verschilt over een voorstel vanuit
het kabinet, een maatregel die inwoners raakt of wie verantwoordelijk is
voor wat. Alleen, ik vind wel dat als je het hebt over daden van
internationale agressie, over mensen onderdrukken, over baby's
beschieten, er maar ƩƩn duidelijk antwoord past. En wat betreft
dictatuur: mijn moeder in mindere mate, maar mijn vader heeft een
dictatuur meegemaakt. Daar past geen desinformatie; laat ik het zo
zeggen. Dictators zijn dictators en zullen handelen als een dictator.
Dat is voor mij de essentie van wat ons te doen staat, namelijk ons
daartegen weerbaar maken.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan meneer Van Houwelingen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank, voorzitter. We debatteren vandaag over hybride dreigingen en
maatschappelijke weerbaarheid. Wat maatschappelijke weerbaarheid
betreft, wil ik vandaag graag de aandacht vestigen op de door de NAVO in
Warschau in 2016 vastgestelde zeven zogenaamde resilience requirements,
of weerbaarheidsdoelen. Dat zijn basisvereisten waaraan NAVO-lidstaten
moeten voldoen. Die hebben betrekking op allerlei terreinen, waaronder
de energie- en voedselvoorziening, maar ook de logistiek. Tijdens de
NAVO-top in Vilnius van juli 2023 hebben de NAVO-bondgenoten besloten
deze zeven abstracte basisvereisten om te zetten in concrete
weerbaarheidsdoelen, zogenaamde resilience objectives. Destijds heeft
demissionair premier Rutte Nederland hieraan gecommitteerd. Het omzetten
van die abstracte basisvereisten naar concrete weerbaarheidsdoelen wordt
door de NCTV gecoƶrdineerd.
Mijn eerste vraag aan de minister is de volgende: klopt het dat
kabinetsleden in de eerste weken na hun aantreden gebriefd zijn door de
AIVD en de NCTV over deze concrete NAVO-weerbaarheidsdoelen? En de
tweede vraag: is het correct dat kabinetsleden gebonden zijn aan deze
NAVO-weerbaarheidsdoelen? Dit is de derde vraag: klopt het dat de Tweede
Kamer niet op de hoogte is gesteld van deze concrete
NAVO-weerbaarheidsdoelen? Met andere woorden: hebben kabinetsleden zich
kort na het aanvaarden van hun ambt gecommitteerd aan allerlei concrete
weerbaarheidsdoelen, vastgesteld door de NAVO, de AIVD en de NCTV,
oftewel het leger en de inlichtingsdiensten, zonder tussenkomst van de
Tweede Kamer, sterker nog, zonder dat de Tweede Kamer zelfs maar op de
hoogte is van deze concrete weerbaarheidsdoelen?
Voorzitter. Wat Forum voor Democratie betreft is het bijzonder zorgelijk
dat de NAVO, de AIVD en de NCTV ā nogmaals: dat zijn dus het leger en de
inlichtingendiensten ā in het geheim, want de Kamer heeft hier geen weet
van, in het kader van "weerbaarheid" kabinetsleden vlak na hun aantreden
allerlei verplichtingen kunnen opleggen, die nota bene in strijd zijn
met het regeerakkoord en met wat de Kamer wil. Minister Agema heeft dit
te kennen gegeven tijdens het debat op 24 oktober van vorig jaar over de
VWS-begroting: maar liefst zeven keer zei ze dat de voorgenomen
bezuiniging in het regeerakkoord van 300 miljoen op het programma
Pandemische paraatheid niet kon worden uitgevoerd vanwege
NAVO-verplichtingen die haar kort na haar aantreden waren medegedeeld
door de veiligheidsdiensten en de NCTV.
Dit is een citaat van minister Agema uit dat debat; iedereen kan het
opzoeken in de Handelingen: "Dat neemt niet weg (ā¦) dat ik kort na het
aantreden geĆÆnformeerd ben over de weerbaarheid" ā die weerbaarheid is
waar we het vandaag over hebben ā "de bredere context waarin wij ons
bevinden en de overlap die dat heeft met deze posten op pandemische
paraatheid. Daar zal ik mee moeten dealen en een oplossing voor moeten
vinden, want aan NAVO-verplichtingen zijn we gehouden. Op dit moment
wordt er dus onder leiding van de NCTV geĆÆnventariseerd wat er allemaal
moet gebeuren." In antwoord op een vraag van Ongehoord Nederland over
deze NAVO-verplichtingen zei minister Agema kort daarna: "De
oud-premier" ā dat is premier Rutte ā "heeft voor deze afspraken
getekend en wij houden ons daaraan."
Voorzitter. Hier hebben we dus een minister die zegt niet in staat te
zijn om uit te voeren wat in het regeerakkoord staat en, met andere
woorden, dus niet in staat is om gehoor te geven aan datgene wat de
Kamer en daarmee de Nederlandse bevolking wil, omdat ze kort na haar
aantreden van de veiligheidsdiensten te horen heeft gekregen dat dit in
strijd zou zijn met geheime NAVO-verplichtingen die onze oud-premier, nu
secretaris-generaal van de NAVO, is aangegaan in het kader van
weerbaarheid. Als dit geen ondermijning en omzeiling van onze democratie
is, wat is dat dan wel?
Voorzitter. Ik kijk uit naar de antwoorden.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie een vraag van de heer Ellian.
De heer Ellian (VVD):
Ik ben wel benieuwd naar het volgende. Toen de heer Van Houwelingen zijn
betoog begon en iets zei over de resilience en de NAVO-top in Warschau,
dacht ik: ik ben benieuwd wat er komt. Wat is de mening van de heer Van
Houwelingen van Forum voor Democratie over die zeven minimale vereisten,
die nu nader gespecificeerd zijn? Wat vindt u daarvan? Denk dan
bijvoorbeeld aan weerbare energievoorraden en het kunnen omgaan met
grote aantallen gewonden en doden. Je zou zeggen dat je nooit tegen die
vereisten kan zijn. Ik ben dus benieuwd wat hij daarvan vindt.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Heel veel dank voor deze vraag. Dit is echt heel fijn, want nu kan ik
dat even toelichten aan de hand van het advies dat we van de Adviesraad
Internationale Vraagstukken hebben gekregen. Daarin wordt het verschil
uitgelegd tussen die requirements van Warschau, waar u op doelt, en die
resilience objectives, zoals die dan heten; dat staat allemaal in het
advies dat u ongetwijfeld heeft gezien. Het staat op pagina 47, dus u
kunt het nakijken. Ik lees nu toch even een zin voor, want daarin wordt
precies het verschil uitgelegd: "Tijdens de NAVO-top in Vilnius in juli
2023 ā daar refereerde ik ook aan ā "hebben de NAVO-bondgenoten besloten
de requirements uit het Warschaupact van 2016" ā daar verwijst u naar ā
"om te zetten in concrete weerbaarheidsdoelen". Daar heb ik het over!
Resilience objectives.
Nederland is in het najaar van 2023 begonnen met de nationale invulling
van deze doelen. De NCTV coƶrdineert dat proces. DƔƔr heb ik het over;
ik heb het over die objectives. De NAVO heeft, in antwoord op vragen van
de Andere Krant, al laten weten dat die geheim zijn. Dat heeft de NAVO
al laten weten. Die kent u dus ook niet; geen van ons weet wat die zijn.
Maar daarvan heeft minister Agema dus gezegd: "Daar moet ik me aan
houden. We hebben het doorgekeken; dit was in strijd met uw
regeerakkoord. Daar moet ik me helaas aan houden." Dat is toch heel
wonderlijk, vindt u niet?
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Ellian. Probeer het allebei wel wat kort te houden,
want ik hoor heel veel woorden.
De heer Ellian (VVD):
Zeker, zeker, zeker. Ik moet de mores van deze commissie misschien nog
een beetje leren, voorzitter. Dank voor het antwoord.
Dan ben ik nog wel nieuwsgierig naar de mening van de heer Van
Houwelingen over het volgende. In artikel 3 van het NAVO-verdrag staat
dat landen verplicht zijn om hun individuele en collectieve capaciteit
op orde te hebben. Dat is logisch, want anders kun je je belofte niet
waarmaken op het moment dat iemand een beroep doet op artikel 5. Is het
dan niet logisch dat bewindspersonen uitvoering moeten geven aan artikel
3, en wat betreft die zeven weerbare civiele transportsystemen dus ook
beleid moeten maken?
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ook veel dank voor deze goede vraag. Deze vraag is ook een aanvulling op
de vraag die net door de PvdA werd gesteld. We zien nu dus dat die
weerbaarheidsdoelen ā u noemde het ook een whole of government approach
ā over alles kunnen gaan, over zo goed als alles! Dat gaat dus echt niet
alleen maar over spionage of militaire voorbereiding. Nee. Het gaat dus
onder andere ook over ā dat weten we ā pandemische paraatheid en dat is
volksgezondheid.
Er is hier nu dus sprake van een situatie waarin de NAVO blijkbaar over
alles kan gaan waar wij over besluiten, en besluiten ook kan overrulen.
Ik heb het net voorgelezen. Dit zijn immers verplichtingen ā dat zegt
minister Agema zelf ā die worden opgelegd aan ministers door de NAVO,
via de NCTV en de inlichtingendiensten. En daar hebben ze zich aan te
houden. Dat kan over alles gaan. Dat kan bijvoorbeeld over zorg gaan.
Maar dat weten we dus niet, omdat het geheim is. Ik hoop dus dat de VVD
dit ook als een probleem ziet ā dat is nog een understatement ā en dat
de VVD wellicht ook met een motie komt die oproept om die objectives
openbaar te maken. U zou toch ook moeten willen weten wat onze ministers
te horen hebben gekregen en wat ze moeten doen van het leger?
De heer Olger van Dijk (NSC):
Ik zat even te aarzelen, maar ik doe het toch. We hadden eerder vandaag
een debat ā dat weet de heer Van Houwelingen ā dat ook een beetje buiten
de orde van de agenda viel. Ik ga me daar niet over uitlaten, maar we
hebben in deze commissie een lange weg afgelegd als het gaat over het
informeren over hybride dreigingen; we hebben allerlei mensen gesproken.
Daarbij ging het ook over de definitie van een hybride dreiging. Die
heeft te maken met het actief zijn van interstatelijke actoren, al is
dat niet altijd zichtbaar. Je kunt het niet attribueren aan een
lidstaat, maar het gebeurt vaak wel op dat niveau.
Ik heb op de volgende vraag geen antwoord gehoord in de bijdrage van
Forum voor Democratie. Ik ben namelijk toch benieuwd in hoeverre die
dreigingen ā denk daarbij aan de definitie die ook is gedeeld in deze
commissie ā dan worden gezien en wat daar volgens Forum voor Democratie
tegen moet worden gedaan. Ik heb toch wel behoefte om de positie van
Forum te weten in dezen.
De voorzitter:
Dank u wel. Graag een kort antwoord.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ja, een kort antwoord. Dit valt dus helemaal binnen de orde van dit
debat. Dat wil ik toch even gezegd hebben. Dit debat gaat toch over
weerbaarheid? Ik heb het over de NAVO-weerbaarheidsdoelen. Daar speelt
de NCTV ook een rol in. Ik zie hier alle betrokken ministers ook zitten.
Als dit dus niet zou passen binnen de orde van dit debat, dan mag u mij
zeggen naar welk debat ik dan wel toe moet gaan. Dit valt bij uitstek
binnen de orde van dit debat.
Ja, er zijn inderdaad hybride dreigingen. Dat klopt. Die komen
ongetwijfeld uit Rusland en uit China, maar waarschijnlijk ook uit
Amerika, want die hebben waarschijnlijk onze Nordstream-pijpleiding
opgeblazen. Maar wij zijn dus vooral bezorgd over de dreigingen die
vanuit de Staat zelf komen, of vanuit de NAVO of de EU. Daarin zit de
grote bedreiging voor onze democratie. Dat ligt een beetje in het
verlengde van wat vicepresident Vance bijvoorbeeld zei in München. DÔÔr
zit het grote probleem, bij onszelf. Het probleem zit niet zozeer bij
Rusland of China. Dat zijn kleine problemen in vergelijking met de echte
problemen die ik net heb proberen te benoemen.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is geen vervolginterruptie. Dan geef ik het woord aan
mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank u wel, voorzitter. Terug naar de aarde. Een paar weken geleden
vroeg een kind in het Jeugdjournaal aan de minister-president: komt er
een derde wereldoorlog? Die vraag raakt aan een gevoel dat in veel
huiskamers leeft: van OekraĆÆne tot Gaza zien Nederlanders elke dag
oorlog en geweld. Ondertussen groeit ook hier de vrees voor sluimerende
hybride dreigingen. Dat vraagt om een weerbare samenleving, maar ook om
een alert kabinet.
De dreiging groeit. Dat blijkt uit onderzoek van de Universiteit Leiden.
De Russische operaties nemen toe in aantal en intensiteit, met gerichte
acties, zoals de moordpoging op de CEO van Rheinmetall. Maar denk ook
aan de sabotage van DHL-vliegtuigen. Deze acties zijn steeds vaker
gericht op West-Europa. Onlangs lagen meerdere ministeries urenlang plat
door een stroomstoring. Dat was dit keer geen opzet, maar in tijden van
hybride dreiging kunnen we zulke kwetsbaarheden niet riskeren. Hoe
garandeert het kabinet dat cruciale overheidslocaties, zoals de NCTV en
Defensie, operationeel kunnen blijven bij een stroom- of internetuitval,
ongeacht of dat nou door sabotage of een storing komt? Is die
bescherming vandaag de dag ook op orde?
Voorzitter. In een wereld van hybride dreigingen zijn goede inlichtingen
van levensbelang. Toch blijkt uit recente berichtgeving dat zelfs onze
nauwe samenwerking met de Verenigde Staten onder druk staat. De nieuwe
Amerikaanse regering heeft offensieve cyberoperaties tegen Rusland
stilgelegd en binnen Nederland leven er serieuze twijfels over het delen
van gevoelige informatie met Washington. EƩn besluit kan zomaar
betekenen dat de informatiestroom naar Nederland stokt. Dat schudt de
jarenlange voorspelbare verhoudingen stevig op. Graag een reflectie
daarop van de minister, of misschien moet ik zeggen: van de ministers.
Hoe kijkt de minister daarnaast naar een Europese variant van Five Eyes,
met een coalitie van welwillende landen? Kun je garanderen dat
Nederland, juist bij deze geopolitieke spanningen, toegang houdt tot
cruciale informatie over dreigingen aan onze eigen voordeur?
Voorzitter. Militaire paraatheid alleen volstaat niet tegen sluipende
dreigingen. De hele samenleving moet weerbaar zijn. Dat vraagt om
bewustzijn en samenwerking tussen overheid en burgers. Daarom heeft D66
samen met andere partijen het kabinet duidelijke opdrachten meegegeven.
Werk maatregelen uit op overheids- en individueel niveau bij hybride
cyberaanvallen. Borg structurele leercapaciteit voor hybride en
conventionele conflicten binnen Defensie. Verspreid
huis-aan-huisinformatie over noodsituaties, naar Zweeds voorbeeld. Hoe
staat het met de uitvoering van deze moties? Wanneer valt de eerste
folder op de mat?
Voorzitter. Als woordvoerder van Defensie, maar ook van Digitale Zaken
maak ik me grote zorgen over de onzichtbare beĆÆnvloeding van hoe mensen
denken en voelen, ook wel cognitieve oorlogsvoering genoemd,
bijvoorbeeld via nepnieuws. Want in een open samenleving ondermijnt dat
het vertrouwen in de democratische instituties en versterkt dat de
polarisatie. Tijdens de technische briefing bleek bovendien dat er
nauwelijks wetenschappelijk onderzoek is naar de effectiviteit van
beleid daartegen. Is de minister bereid om een vervolgonderzoek te laten
doen naar cognitieve oorlogsvoering en psychologische weerbaarheid,
bijvoorbeeld door de WRR of de AIV? Kunnen we ook niet met Digitale
Zaken samenwerken op het gebied van het weerbaar maken van burgers en de
samenleving, naar het voorbeeld van Finland, Estland en Taiwan?
Voorzitter, tot slot. Deze maand is de grote Duits-Nederlandse oefening
Bastion Lion gestart, met 4.000 militairen, 1.800 voertuigen en 200
drones. Indrukwekkend, maar achter die gevechtskracht schuilt ook een
kwetsbare realiteit. Kolonel Peters van het Bevoorradings- en
Transportcommando sloeg alarm: er is te weinig geld en er is te weinig
personeel om de logistieke achterkant van Defensie op orde te krijgen.
Hoe gaat het kabinet hier zo snel mogelijk verandering in brengen?
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie dat de heer Van Houwelingen een vraag heeft.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ja. Er werd net gesproken over nepnieuws en de AIV, de Adviesraad
Internationale Vraagstukken, die dat moet gaan controleren. Een van de
leden van deze adviesraad is Beatrice de Graaf, lees ik. Zij heeft samen
met Rob de Wijk, vlak na de aanslag op Nord Stream, gezegd: nou, het is
het meest waarschijnlijk dat de Russen zelf een pijpleiding hebben
opgeblazen. Dat is gezegd. Dat kunt u allemaal nakijken. Je had toen al
kunnen weten dat dat een absurd statement is, want dat was het
natuurlijk. Dat bestaat ook; er bestaat ook zoiets als NAVO-propaganda.
Mijn vraag is dus: is Beatrice de Graaf dan degene die gaat controleren
of iemand anders nepnieuws verspreidt? Is dat wat D66 wil?
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik zie het niet als mijn rol om de Nord Stream-saga van Forum voor
Democratie hier van duiding en commentaar te voorzien.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Is dat nou werkelijk alles wat D66 te berde kan brengen over dit
onderwerp? U heeft een probleem met nepnieuws. U wilt blijkbaar dat
instanties gaan controleren wat wel en niet waar is. In een vrije
westerse samenleving, zoals we die tot voor kort hebben gehad, was er
een open debat. Natuurlijk, als je twee posities hebt, is het heel
waarschijnlijk dat de een niet klopt en de ander wel. In het debat komt
dat dan naar boven drijven. U wilt censuur plegen, want dat is wat het
is. Dat wilt u heel graag, want het debat kunt u blijkbaar niet winnen.
En dan gaat u een instelling aanraden die er goed in is ā dat geldt in
ieder geval voor Beatrice de Graaf ā om zelf nepnieuws te verspreiden.
Ik vraag het dus nogmaals: wilt u dan dat dit soort instellingen, zoals
de AIV, gaan controleren wat wel en niet waar is, of moet het kabinet
dat soms gaan bepalen? Hoe ziet dat eruit?
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik weet niet waar ik moet beginnen in reactie op deze vraag, maar laat
ik zeggen dat ik het, waarschijnlijk samen met collega Van Houwelingen,
een uitstekend idee vind dat goed wordt onderzocht hoe die pijpleiding
is opgeblazen. Ik denk dat wij allemaal geĆÆnteresseerd zijn in het
antwoord.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie geen verdere interrupties. Dan is het woord aan de
heer Nordkamp.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. We spreken vandaag over een thematiek die te
lang onvoldoende aandacht heeft gehad, namelijk hybride dreigingen en
maatschappelijke weerbaarheid. Die thematiek kent drie dimensies:
allereerst fysiek, waarbij je kunt denken aan vitale infrastructuren;
vervolgens virtueel-informatief, waarbij je kunt denken aan
desinformatie; tot slot cognitief, waar ik vandaag iets langer bij wil
stilstaan. Dat gaat over dreigingen met psychologische effecten die onze
open samenleving, democratie en rechtsorde verstoren.
Onze indruk is dat Defensie zich vooral verantwoordelijk voelt voor de
fysieke dimensie. Er wordt vaak gesproken over cyberaanvallen als het
gaat over hybride dreigingen. Voor GroenLinks-PvdA zijn ook de
virtueel-informatieve en de cognitieve dimensie van fundamenteel belang
voor de bescherming van onze samenleving, omdat een weerbare
democratische rechtsorde en een veerkrachtige samenleving voorwaardelijk
zijn voor onze vrede en veiligheid. Ook de Adviesraad Internationale
Vraagstukken roept ertoe op om nadrukkelijker te kijken naar deze twee
dimensies. Dit sluit aan bij onze zorg dat de virtueel-informatieve en
de cognitieve dimensie ondergeschikt lijken te zijn in de opvattingen
van Defensie over hybride dreigingen en maatschappelijke weerbaarheid.
Mijn vraag aan de bewindspersonen is of zij mijn zorgen herkennen en hoe
zij zelf kijken naar deze balans en de mate waarin de
virtueel-informatieve en de cognitieve dimensie terugkomen in beleid.
Concreet: wordt erkend dat de psychologische weerbaarheid van onze
samenleving van belang is voor onze nationale veiligheid? Welke
maatregelen worden getroffen om hybride dreigingen in de cognitieve
dimensie te bestrijden?
Deze zorgen hebben we niet alleen bij het beleid, maar ook bij de
huidige wet- en regelgeving. Internationaal recht is niet ontwikkeld met
hybride dreigingen, vooral in de virtueel-informatieve en cognitieve
dimensie, in gedachten. Daarom is ten aanzien van hybride
conflictvoering rechtsontwikkeling noodzakelijk. Mijn vraag aan de
bewindspersonen is of zij vinden dat er zowel nationaal als
internationaal voldoende juridische kaders zijn om effectief op te
kunnen treden tegen hybride dreigingen in de cognitieve dimensie.
Tot slot hebben wij onze zorgen over de verkokering in beleid en
verantwoordelijkheden wanneer het gaat om hybride dreigingen en
maatschappelijke weerbaarheid. Ik wil me ook hier weer focussen op de
cognitieve dimensie, dus de psychologische weerbaarheid van onze
samenleving. Onderwerpen hierover worden besproken met verschillende
ministers: JenV, Digitale Zaken, Binnenlandse Zaken en Defensie. Mijn
vraag aan de bewindspersonen is hoe zij kijken naar deze verkokering en
hoe wordt voorkomen dat die ten koste gaat van onze effectiviteit, en
daarmee van de weerbaarheid van onze samenleving. Wie is nou echt in the
lead?
Over verkokering ā¦
De voorzitter:
Ik dacht: dit is een mooi punt om even te stoppen. De heer Ellian heeft
een vraag voor u.
De heer Ellian (VVD):
Het gaat even om die internationale rechtsorde. Collega Van Dijk van NSC
begon daar ook over. Ik beluister bij de heer Nordkamp dat het de moeite
waard kan zijn ā althans, dat vraagt hij het kabinet ā om eens te kijken
of het internationaal recht door alle veranderingen nog wel voldoet. Dan
vraag ik mij toch iets af; daarover gaat mijn vraag aan collega
Nordkamp. Interessant, relevant, maar daar trekken de Russen, de
Chinezen en Iran zich natuurlijk helemaal niets van aan. Welk probleem
lost dit nu op? Het is een interessante exercitie om te kijken of het
internationaal recht aangepast moet worden, maar gaat dat ons nu iets
helpen? Kan minister Brekelmans morgen dan meer doen tegen Rusland, als
we hybride dreigingen ergens in het internationaal recht
vastleggen?
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat het op zich al interessant is om die gedachtewisseling
internationaal op te starten. Wat eruit komt, is twee. We signaleren
dit. Het is ook niet iets van de afgelopen week; het is iets van de
afgelopen jaren. Het recht is destijds niet door die bril vormgegeven.
Ik zie het meer zo: laten we onze gedachten daar eens over laten gaan,
om te kijken waar we mogelijk uitkomen. Ik heb het niet alleen over
internationaal niveau, maar ook over nationaal niveau, want daar zien we
ook steeds meer ondermijnende zaken. Ook daar is de vraag: sluit het
huidige juridische kader voldoende aan of zien de bewindspersonen
mogelijkheden om het effectiever te laten zijn? De vraag is dus meer
verkennend van aard, alhoewel ik ook wel enige noodzaak voel om hier wat
vaker en intensiever over na te denken, want als we dat niet doen, weten
we zeker dat het geen probleem zal oplossen.
De voorzitter:
Dank u wel. Geen vervolgvraag? Nee. Dan geef ik het woord aan de heer
Pool ⦠O, u was nog bezig. Excuus. Ik dacht even snel te zijn, maar
helaas. Het woord is aan u.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Ik had het zojuist over de verkokering in verantwoordelijkheden wanneer
het gaat over de cognitieve dimensie. Over verkokering gesproken: om
hybride dreigingen het hoofd te bieden en onze maatschappij weerbaarder
te maken, zullen we ook breder naar het politieke speelveld en naar
verschillende beleidsterreinen moeten kijken. Want enerzijds is het zaak
om te voorkomen dat onze samenleving wordt ondermijnd; anderzijds is het
zaak om onze samenleving sterker te maken om te voorkomen dat die zich
eenvoudig laat ondermijnen. Als het gaat om ondermijnende beĆÆnvloeding
zijn we al snel geneigd om naar het buitenland te wijzen, maar ook in
Nederland zijn actoren actief, ook in de politiek, die bewust of
onbewust onze samenleving misleiden en daarmee een risico vormen voor
onze nationale veiligheid. Ik maak mij hier zorgen over en ik ben ervan
overtuigd dat we dit enkel de kop in kunnen drukken als de politiek zich
hier blijvend over uitspreekt en blijft normeren. Dat is dus wat ik van
zowel kabinet als Kamer verwacht.
De heer Pool (PVV):
Dat laatste punt van de heer Nordkamp is natuurlijk compleet terecht. Er
zijn inderdaad politieke actoren in ons eigen land die de rechtsstaat
ondermijnen, bijvoorbeeld de partij van de heer Nordkamp zelf. Vorig
jaar riep een van zijn collega's in Gelderland nog op tot een intifada.
Een intifada is een gewelddadige, bloederige opstand tegen de regering.
Dan vraag ik toch een beetje reflectie van GroenLinks-Partij van de
Arbeid op deze zaken, aangezien hij daar zo'n lans voor wil
breken.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Allereerst is de persoon die dit heeft uitgesproken ā ik kijk nu even
mee naar het artikel ā feitelijk geen partijgenoot van mij. Ik vind dat
politici zich te allen tijde bewust moeten zijn van hun positie en dat
het ook hun taak is om zich uit te spreken als collega-politici, andere
volksvertegenwoordigers, bewust dan wel onbewust uitspraken doen die
onze samenleving ondermijnen. Wellicht doet u dat hier ook; ik ken die
casus daar onvoldoende voor. Maar dat vind ik.
De voorzitter:
Meneer Pool, uw tweede interruptie.
De heer Pool (PVV):
Nou ja, op dat eerste punt: het gaat om de vicefractievoorzitter van
GroenLinks in Gelderland. Het lijkt me vrij duidelijk dat dat in uw
hoekje zit, want u bent van GroenLinks-Partij van de Arbeid. Daar komt u
dus niet zo makkelijk mee weg. Maar het is natuurlijk heel mooi dat u
zich daartegen uitspreekt. Laten we dat ook vooral samen blijven
doen.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Nog even kort op dit punt.
De voorzitter:
Ja, u mag hier even op reageren.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Dank. Ik voel mij zelf niet als iemand die uit dat hoekje komt. Die
woorden laat ik aan de heer Pool. Ik praat ook niet per se goed of
slecht over deze casus, maar in algemene zin vind ik dat politici zich
bewust moeten zijn van mogelijk ondermijnende uitspraken en dat het de
taak is van collega's om zich daarover uit te spreken. Die uitspraak doe
ik in algemene zin.
Tot slot mijn betoog.
De voorzitter:
Nee, ik onderbreek u even, want we hebben nog een interruptie van meneer
Van Dijk.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Ja, omdat ik het op zichzelf wel een belangrijk onderwerp vind. Ik denk
wel te begrijpen wat de heer Nordkamp bedoelt. Tegelijkertijd vind ik
het ook ingewikkeld, want als we het in Nederland hebben over
ondermijning, gaat het natuurlijk vaak over hele andere zaken, meer over
de onderwereld en de bovenwereld. Maar volgens mij begrijp ik goed dat
de heer Nordkamp het heeft over uitspraken van publieke figuren, zoals
politici, die wellicht ondermijnend zijn. Tegelijkertijd is de vrijheid
van meningsuiting natuurlijk heel groot, juist voor politici. Pleit hij
ervoor om dat op een bepaalde manier te gaan normeren? Ik wil hem goed
begrijpen, want dat is me niet helemaal duidelijk.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Ik ben me natuurlijk goed bewust van de nuances en gevoeligheden die de
heer Van Dijk aankaart. Daar ben ik me zeer goed van bewust. De vrijheid
van meningsuiting is een groot goed. Maar soms is het zó evident. Er is
een Kamerlid geweest dat aantoonbaar met AI gecreƫerde
nepnieuwstoestanden de wereld in stuurde. Dan ben ik nog steeds geen
rechter die dat veroordeelt, maar dan doe ik wel een beroep op mijn
collega-politici om dat te veroordelen. Dat is evident aantoonbaar.
Daarmee zeg ik niet dat ik het spanningsveld waar de heer Van Dijk op
wijst, met betrekking tot de vraag wanneer iets vrijheid van
meningsuiting is en wanneer ondermijnende propaganda, niet erken. Ik
weet wel zeker dat er mensen zijn die daar meer verstand van hebben dan
ik en daar een juiste inschatting in kunnen maken. Maar er zijn ook
voorbeelden die evident genoeg zijn. Daar moet je gewoon afstand van
nemen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Ik denk dat ik dat begrijp, maar dat is aan ons allemaal. Daarover
kunnen we natuurlijk van inzicht verschillen, ook politiek. Maar begrijp
ik dan wel goed dat de heer Nordkamp geen oproep doet aan dit kabinet om
daar een kader voor te scheppen of daar anderszins iets mee te
doen?
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Voorlopig niet. Op zich ben ik op dit vlak ook niet heel erg negatief
over het kabinet. Wanneer er echt aantoonbaar ondermijnende uitspraken
worden gedaan in de Kamer of in het kabinet, moet daar gewoon afstand
van genomen worden. Dat kan ik niet afdwingen, maar ik doe daar gewoon
een beroep op, omdat ik mij daar heel veel zorgen over maak.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft ... O, meneer Pool nog.
De heer Pool (PVV):
Ik vind het vrij absurd dat je zo erg naar andere partijen wijst en dan
zelf zegt "ik wil niet goed of slecht spreken over deze casus", terwijl
er werd opgeroepen tot een intifada. Even ter herinnering: dit is
dezelfde groep die stond te protesteren toen deze minister van Defensie
een lezing hield op de universiteit, waardoor de minister van Defensie
z'n werk niet kon doen. Dat is ondermijning van onze democratie. Dit is
dezelfde groep die tot tweemaal toe onze kazerne heeft bestormd,
waardoor Defensie haar werk niet kon doen. Als je eigen partijgenoten
hiermee bezig zijn en dit soort uitspraken doen, kun je dat niet een
beetje in het midden laten en dan wel met het vingertje naar anderen
gaan wijzen. Neem hier gewoon afstand van. Dan staan we gewoon schouder
aan schouder. Maar dat vage gedoe, daar heeft echt helemaal niemand iets
aan.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Nouja, "vage gedoe": ik weet bij God niet wat een intifada is. Daarom
kan ik daar niet zo expliciet over zijn. Wanneer onze minister
ondermijnd wordt in zijn werkzaamheden, dan neem ik daar afstand van.
Dat is voor mij klip-en-klaar.
De voorzitter:
Meneer Pool nog? Dat is uw laatste, hĆØ.
De heer Pool (PVV):
Ja, een intifada is een zeer gewelddadige opstand tegen het bestuur van
een land. En verdiept u zich daar alstublieft even in, want als uw eigen
partijgenoten daartoe oproepen en u weet van niks ... U bent de
woordvoerder Defensie; alsjeblieft, ga je huiswerk doen.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Nogmaals, ik kende het woord niet. Ik ben bereid om daar afstand van te
nemen. Ik verwacht hetzelfde van mijn collega Pool. Dan kom ik nog even
toe aan mijn afronding.
De voorzitter:
U heeft nog 37 seconden spreektijd.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Dat gaan we redden. Ook over het weerbaarder maken van onze samenleving
om te voorkomen dat die zich eenvoudig laat ondermijnen, maak ik mijn
ernstig zorgen. Als we breder kijken, dan zien we dat dit kabinetsbeleid
onze samenleving verzwakt en daarmee vatbaarder maakt voor hybride
dreigingen. Naast een sterke sociale basis ziet GroenLinks-Partij van de
Arbeid verbanden tussen het weerbaar maken van onze samenleving en
sterke onafhankelijke media, maar ook investeringen in onderwijs. Dit
kunnen we niet los zien van elkaar. Als we de realiteit onder ogen zien,
dan kunnen we niet anders dan concluderen dat dit kabinetsbeleid onze
samenleving allesbehalve weerbaarder maakt. Daar maken wij ons grote
zorgen om, want het sterker maken van onze samenleving heeft voor
GroenLinks-Partij van de Arbeid de hoogste prioriteit.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Pool. Ik zie geen interrupties
meer.
De heer Pool (PVV):
Hartelijk dank, voorzitter. Het zijn inderdaad bewogen tijden voor ons
mooie vaderland. Tijden die een bijzondere verantwoordelijkheid
neerleggen op de schouders van hen die de verantwoordelijkheid dragen
voor zijn vrijheid en veiligheid. Het is dan ook goed dat we vandaag het
debat voeren over de hybride dreigingen die op ons Koninkrijk afkomen en
de maatschappelijke weerbaarheid die dus nodig is om deze dreigingen het
hoofd te bieden. De PVV heeft de kabinetsreactie op het advies van de
Adviesraad Internationale Vraagstukken met interesse gelezen. Wij vinden
dat dit kabinet op het goede spoor zit als het gaat om het beter
beschermen van onze samenleving.
Voorzitter. Dat neemt natuurlijk niet weg dat we nog enkele vragen
hebben. Zo was de commissie voor Defensie enige tijd geleden op bezoek
bij ons eigen Defensie Cyber Commando. Het was indrukwekkend om getuige
te mogen zijn van de kennis en de professionaliteit van de militairen
die daar werken. Wat echter ook duidelijk werd, is dat de capaciteit die
hier ingeregeld is niet in verhouding staat tot de capaciteit van
eventuele tegenstanders. Zo beschikt China naar schatting over 110.000
hackers en voert het land samen met Rusland de cyberaanvallen tegen
Nederland op. Nu zet het kabinet vol in op de cyberveiligheid, maar
rijst de vraag of we zelfs met de huidige aanpak opgewassen zijn tegen
het numerieke overwicht van dergelijke statelijke actoren. Graag krijg
ik hier een reflectie op van dit kabinet.
Voorzitter. Dan bevreemdt het de PVV dat er in de kabinetsreactie met
geen woord wordt gesproken over migratie als onderdeel van de hybride
dreiging. Dit terwijl er in het AIV-rapport nadrukkelijk over gesproken
wordt. Zo stelt de adviesraad dat democratische processen en de openbare
orde onder druk kunnen worden gezet door migratie. Migratie kan daarbij
worden ingezet als een middel om de sociale cohesie of de rechtsstaat
onder druk te zetten. Migratie wordt ingezet als een politiek wapen om
samenlevingen te destabiliseren.
Voorzitter. Deze heldere conclusies worden niet enkel door de adviesraad
getrokken. Ook de recent verschenen Defensienota 2024 concludeert dat
groepen migranten over de grenzen van Europa worden gestuurd, met als
doel om onrust aan te wakkeren. Ook het pas verschenen whitepaper van de
Europese Commissie wijst op hoe migratie als wapen tegen Europa wordt
gebruikt.
Voorzitter. Dat leidt tot de volgende vragen aan de bewindspersonen.
Waarom wordt er in de kabinetsreactie geen enkele aandacht besteed aan
dit belangrijke punt? Kunnen de bewindspersonen dan vandaag aangeven wat
het kabinet vindt van deze vorm van hybride dreiging en wat zij doen om
Nederland hiertegen te beschermen? En kunnen de bewindspersonen
uitleggen waarom migratie nu een wapen is in de handen van onze
tegenstanders? Op welke wijze worden onze westerse samenlevingen door
migratie van binnenuit ondermijnd en op welke wijze hebben onze
tegenstanders hier baat bij? Waarom blijft het bestrijden van deze
hybride dreiging een taak van individuele landen en heeft bijvoorbeeld
de NAVO hier geen overkoepelend actieplan tegen? Want is het niet vreemd
dat landen als Polen en Litouwen wƩl de grenzen bewaken tegen deze
immigratiestromen maar dat precies dezelfde migrantengroepen met
tienduizenden per jaar via Zuid-Europa ons continent kunnen
binnenstromen? Graag antwoorden op deze prangende vragen, als het
mag.
Voorzitter, tot zover. Ik dank u hartelijk.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een vraag van de heer Van Houwelingen
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dat was een mooi betoog. Zoals de heer Pool ongetwijfeld gehoord heeft,
maken wij ons nu vooral zorgen over de concrete
NAVO-weerbaarheidsdoelen. We weten daarvan dankzij zijn oud-collega,
minister Agema, die dat te berde heeft gebracht. In het debat klonk het
voor mijn gevoel bijna als een roep om hulp, want ze zei het zeven keer.
Ik zou toch aan de heer Pool willen vragen: maakt hij zich hier wellicht
ook zorgen over? Vindt hij het wellicht niet wenselijk dat op z'n minst
die doelen, waar het kabinet blijkbaar aan gebonden is, openbaar worden
gemaakt, zodat we hier als Kamer ook ons controlerende werk kunnen
doen?
De heer Pool (PVV):
Ik ben niet cynisch over de vragen van de heer Van Houwelingen, want het
is natuurlijk heel goed dat u als Kamerlid het kabinet controleert. Het
is uw goed recht dat u deze vraag stelt. Alleen, het is een balans. Dat
heeft de minister van Defensie ook al eerder tijdens een NAVO-debat
gezegd. Enerzijds heb je weerbaarheidsdoelen, die belangrijk zijn voor
een samenleving en waar je dus ook een bepaalde mate van
vertrouwelijkheid bij hebt, omdat je dat met z'n allen afspreekt. Je wil
de vijand ook niet wijzer maken dan die is, dus daar is gewoon
vertrouwelijkheid mee gemoeid. Anderzijds heb je het werk van de Kamer
om dus zo veel mogelijk te weten en vragen te stellen et cetera. Dat is
dus een balans die we moeten zoeken. Ik ben niet zo cynisch ingesteld
als u, als u zegt dat het een roep om hulp was van onze vicepremier. Dat
zal het zeker niet zijn geweest, want dat zal ze echt niet op die manier
doen. Wat dat betreft is dat mijn antwoord aan u.
De voorzitter:
Ik zie nog een vervolginterruptie. Dat is dan wel uw laatste, meneer Van
Houwelingen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dat begrijp ik. Het probleem is alleen ā dat weten we ook dankzij
minister Agema ā dat die weerbaarheidsdoelen in principe over alles
kunnen gaan. Ze kunnen zelfs over volksgezondheid gaan. Dus we zitten nu
in een situatie ā dat kan toch volgens mij niet ontkend worden ā dat in
principe zo goed als elke vorm van beleid vastgesteld kan worden in het
geheim, buiten de Kamer om, via de NAVO en de NCTV. Dat is iets waarvan
hopelijk ook de PVV zegt: dat lijkt me toch zorgelijk; dat moeten we
niet willen. Het verbaast me dat dat niet zo is.
De heer Pool (PVV):
Maar die conclusie deel ik dus niet. Ik denk namelijk niet dat de NAVO
iets bepaalt en dat wij dat dan rücksichtslos moeten uitvoeren. Er zit
wellicht een verschil in hoe het kabinet dat kan communiceren vanwege de
vertrouwelijkheid. Maar goed, het kabinet is ook niet achterlijk. Als er
iets is dat volgens hen niet kan of niet in het Nederlands belang is of
whatever, dan zullen ze het echt niet uit gaan voeren. Misschien kan de
minister van Defensie daar straks nog op reflecteren. Maar je moet ook
een beetje vertrouwen hebben. Inderdaad, we weten heel veel dingen niet
als Kamerleden. Dat is een gegeven en dat maakt het werk ook moeilijk,
maar soms is het echt niet anders.
De voorzitter:
Ik zie geen verdere vragen. Dan zijn we aan het eind van de eerste
termijn gekomen. We schorsen tot 21.15 uur, zodat de bewindslieden hun
werk kunnen doen in de tussentijd.
De vergadering wordt van 20.53 uur tot 21.15 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen deze vergadering. Misschien kunt u straks, na afloop, uw
interne besprekingen voortzetten, dan gaan we nu verder met het
aandachtspunt van vanavond. Wederom welkom aan alle mensen die hier
aanwezig zijn, ook de mensen op de publieke tribune. We gaan gauw over
tot de beantwoording. Ik geef in eerste instantie het woord aan de
minister, met dien verstande dat ik de leden weer maximaal vier
interrupties geef. Da's mooi in stereo: vier voor de pauze en vier na de
pauze. Daar zult u het mee moeten doen.
De heer Brekelmans.
Minister Brekelmans:
Dank, voorzitter. Misschien vooraf de verdeling, zodat de Kamerleden
weten wanneer ze hun interrupties kunnen inzetten. Ik begin zo meteen
kort met de Noordzee. Dan de juridische kaders, waar in verschillende
opzichten vragen over zijn gesteld. Dan de categorie cyber en space.
Daarna heb ik nog een categorie overig, met van alles wat. De minister
van JenV zal breed ingaan op alles wat te maken heeft met weerbaarheid,
uiteenlopend van noodpakketten tot alles rondom cyber. Dat is eigenlijk
het brede thema weerbaarheid, ook wat betreft NAVO-targets. De
staatssecretaris zal ingaan op vragen die te maken hebben met personeel,
waaronder het dienjaar, met materieel en met de logistieke kant.
Allereerst is het heel goed dat wij hier een debat hebben over dit
specifieke thema. Het kabinet en ikzelf hebben al vaker gezegd dat we in
Nederland niet in oorlog leven, maar ook niet in vrede. Dat komt doordat
we dagelijks te maken hebben met cyberaanvallen. Die hebben allerlei
verschijningsvormen, waar de Kamer ook al aandacht aan heeft besteed.
Soms merk ik dat wanneer we het hebben over hybride aanvallen en hybride
oorlogsvoering, mensen zich niet helemaal realiseren hoe kwalijk die
zijn, omdat ze best wel vriendelijk klinken. Maar aan het einde van de
dag is een hybride auto een auto, en is hybride oorlogsvoering aan het
einde van de dag een vorm van oorlogsvoering. Er zijn allerlei
definities mogelijk ā sommige Kamerleden refereerden daar al aan op
basis van de technische briefing ā maar waar het voor mij persoonlijk op
neerkomt, is dat het een manier is voor onze tegenstanders om onze
samenleving te ontwrichten. Ik gebruik zelf dan ook vaak het woord
"ontwrichting", omdat dat de ernst laat zien van de impact van hybride
oorlogsvoering op onze samenleving. Er worden allerlei instrumenten
ingezet die er linksom of rechtsom aan bijdragen dat onze samenleving
ontwricht raakt en destabiliseert. Dat heeft allerlei
verschijningvormen, waar ik nader op zal ingaan bij de vragen die
daarover zijn gesteld.
Laat ik beginnen met de Noordzee. Onder anderen de heer Van Dijk van NSC
heeft daar vragen over gesteld. Wat wij daar op dit moment tegen
dergelijke dreiging doen, begint met scherp in kaart brengen wat precies
die dreiging op de Noordzee is. We zien aan de hand van activiteiten van
Russische schepen dat die toeneemt, maar het is niet zo makkelijk om dat
te bewijzen en te attribueren. Wat wel werkt, is meer investeren in
vormen van detectie. Dat begint met satelliet- en radarcapaciteit, dat
begint met ervoor zorgen dat we blijven investeren in onze maritieme
capaciteiten. Maar dat betekent ook dat we moeten samenwerken met
private partijen. Onlangs hebben we daar meer over gecommuniceerd,
bijvoorbeeld over onze samenwerking op dat terrein met Fugro. En zo zijn
er meerdere bedrijven waarmee we kunnen samenwerken om ervoor te zorgen
dat we de infrastructuur en de dreigingen die daarmee gepaard gaan op de
Noordzee scherp in beeld hebben en dat we op het moment dat daar
Russische schepen actief zijn, laten zien dat we erbovenop zitten en
daar een goed beeld van hebben. De praktijk leert dat wanneer een
Russisch schip in de gaten heeft dat wij het in de gaten hebben, het
vaak snel vertrekt en dat daarmee de dreiging afneemt. De afschrikkende
werking ervan werkt dus in de praktijk.
Wat we in die zin nog strakker kunnen doen, is ervoor zorgen dat de
samenwerking op de Noordzee, zowel nationaal als internationaal,
verbetert. De Noordzee is niet een oorlogsgebied, dus het is niet zo dat
wij daar als Defensie volledig verantwoordelijk voor kunnen zijn. Het is
van belang dat de private partijen die over de kritieke infrastructuur
gaan, in eerste instantie ook zorgen voor de veiligheid van die
infrastructuur. Als het dan gaat om de bredere activiteiten die op de
Noordzee plaatsvinden, is het van belang dat daar een goede samenwerking
is tussen alle betrokken partijen. Maar wanneer het gaat om statelijke
dreigingen, Russische schepen die kunnen leiden tot niet alleen spionage
maar ook sabotage, is het van belang dat Defensie op het juiste moment
in actie komt langs de lijnen die ik zojuist beschreef. Wat het
ingewikkeld maakt ā dat brengt mij zo meteen ook op het bruggetje naar
de juridische kaders ā is dat het internationaal recht natuurlijk heel
erg uitgaat van het principe van vrije zeevaart. Daar zijn wij als
Nederland, als handelsland, ook bij gebaat, maar dat helpt niet op het
moment dat je dit soort activiteiten wilt aanpakken, zeker als het gaat
om internationale wateren en niet om onze territoriale wateren.
We zijn dus aan het kijken of je de juridische definities die gelden op
een dusdanige wijze kunt interpreteren dat je meer handelingsperspectief
hebt. De Baltische staten kijken bijvoorbeeld of je de definitie van
piraterij kunt gebruiken en of je onder die noemer iets kan doen tegen
dat soort activiteiten. Een andere is dat überhaupt het laten zakken van
een anker en dat langere tijd niet ophalen op zichzelf al een daad is
die een indicatie is van sabotage.
Naar dat soort specifieke zaken wordt gekeken. Daar werken we ook in
samen met andere landen in de regio, met de Baltische staten,
Scandinaviƫ en het Verenigd Koninkrijk, die ook met deze dreigingen te
maken hebben. Maar het is niet zo heel makkelijk, want wat je wil
voorkomen, is dat er willekeur plaatsvindt en dat bijvoorbeeld China in
de wateren rondom China hetzelfde kan doen, zomaar willekeurige schepen
tegenhouden of zelfs aan boord gaan. Het is voor ons ook een groot goed
dat dat niet zomaar kan. Er zijn dus geen makkelijke oplossingen. Het is
wel iets wat nadrukkelijk onze aandacht heeft, want we moeten het
handelingsperspectief om hier iets tegen te doen, ook het juridisch
handelingsperspectief, vergroten wat mij betreft.
Dat brengt mij op het tweede punt, dus breder de juridische kaders. De
heer Ellian vroeg naar de hoofdtaken van Defensie, wat hier ook aan
raakt. Ik denk dat het vooral belang is dat we die drie hoofdtaken van
Defensie, die denk ik op zichzelf afdekken welke taken Defensie
uitvoert, namelijk verdediging, internationale rechtsorde en de
aanvullende taken die we hebben als het om onze nationale veiligheid
gaat, eigenlijk de bijstand die we leveren, op een dusdanige manier
interpreteren en daar invulling aan geven dat die een weerwoord bieden
aan de dreigingen die op ons afkomen.
Als het gaat om de eerste hoofdtaak, namelijk de verdediging van ons
grondgebied en dat van onze bondgenoten, ging het in het verleden vooral
over een fysiek-militaire dreiging en gaat dat nu over hybride
dreigingen die op ons afkomen. Hetzelfde geldt als het gaat om de
internationale rechtsorde waar we aan bijdragen. Ook daarvoor geldt dat
de ondermijning daarvan een hybride karakter heeft. We kunnen dus een
hele exercitie doen over of we die hoofdtaken moeten herdefiniƫren. Ik
denk dat dat heel veel tijd en energie kost. Uiteindelijk is het
natuurlijk gewoon van belang dat we de hybride dreigingen die op ons
afkomen een weerwoord bieden. Ik denk dat het dan zinvoller is om langs
de lijnen van die hoofdtaken, waar we als krijgsmacht heel erg aan
gewend zijn, te werken en dat we die steeds opnieuw definiƫren, zodat
die een weerwoord bieden tegen de dreigingen die op ons afkomen.
De heer Olger van Dijk van NSC vroeg, specifiek refererend aan
aanbeveling 5, of een internationaal kader daarbij kan helpen. Ik denk
dat het ā ik geloof dat de heer Ellian het ook zei ā een feit is dat een
heleboel landen dit als strategie gebruiken, ook machtige landen, juist
om ons te ontwrichten. Ik denk niet dat we met China, Rusland, Iran en
dat soort landen nu een betekenisvolle dialoog over hybride
oorlogsvoering aan kunnen gaan. Ik denk dat dat een mijl op zeven
is.
Neem bijvoorbeeld AI in het militaire domein. Daarvan kan je je ook
afvragen of landen zich aan normen gaan houden op het terrein van AI in
het militaire domein. Dat is een specifiek onderwerp waarvan wij in het
verleden hebben gezien en ook nu zien dat bijvoorbeeld China daar wel
serieus over in gesprek wil. Dan kun je proberen om met een groep landen
een norm te stellen en om, wanneer die norm wordt overschreden, daar de
andere landen op aan te spreken. Als bijvoorbeeld Rusland, Iran of China
zich niet houdt aan de normen die wij zien op het gebied AI in het
militaire domein, helpt het dus om zo'n framework te hebben.
Als het gaat om het brede begrip van hybride oorlogsvoering, denk ik dat
dat zodanig breed is en zo veel aspecten kent dat het heel moeilijk en
misschien zelfs onmogelijk is om daar een juridisch kader voor op te
stellen op basis waarvan je een norm kunt stellen en andere landen
daaraan kunt houden. Wij zien ook internationaal geen appetite om
daarover nu met onze tegenstanders en iedereen die tussen onze
bondgenoten en onze tegenstanders in zit, een betekenisvolle dialoog aan
te gaan. Dat is eigenlijk gewoon zonde van de diplomatieke inspanningen.
Dat verklaart de reactie die we hebben gegeven op deze aanbeveling van
het AIV-rapport. Dat waren volgens mij de belangrijkste vragen over de
juridische kaders.
Dat brengt mij op het derde thema, cyber en space. De heer Olger van
Dijk vroeg: wil de minister onderzoeken hoe cyber en space een meer
volwaardige, zelfstandige rol kunnen krijgen? Cyber en space zijn
natuurlijk het vierde en vijfde operationele domein van de krijgsmacht.
Als het gaat om cyber, zijn we uiteraard bezig om onze capaciteiten
daarin te versterken. Onder andere het Defensie Cyber Commando wordt
versterkt. Er zijn meer investeringen die we daarin doen. Daar werd al
aan gerefereerd. We zijn op dit moment bezig om onze cyberstrategie, die
we, meen ik, eens in de zeven jaar opstellen, te herzien. Die zal
binnenkort naar de Kamer komen. Dan kunnen we daar wat mij betreft een
diepgaander debat over hebben.
Daarin zal ook de vraag aan de orde komen of Defensie zich meer wil
inzetten voor offensieve cybercapaciteiten. Ja, mijn houding is dat dat
nodig is. We zien namelijk dat cyberactiviteiten toenemen. Het volstaat
niet om daar alleen defensief op reageren en we zullen dan ook onze
offensieve capaciteiten moeten versterken. Daarbij is nauwe samenwerking
met de inlichtingendienst, de MIVD, van belang. Zo kunnen we ook
inzetten op contra-inlichtingenactiviteiten.
Voor wat betreft space geldt op dit moment dat space organisatorisch
onder de luchtmacht valt, omdat daar een nauwe samenhang mee is. In dat
domein investeren we volop. Dat doen we zelf, maar dat doen we ook met
kennisinstellingen en private partijen. Het zou kunnen dat het op den
duur, naarmate we er meer in investeren en er meer capaciteit in
opbouwen, zinvol is om er een apart krijgsmachtonderdeel van te maken.
Op dit moment volstaat het gegeven de nauwe verwevenheid en samenhang
met de luchtmacht om het daar onderdeel van te laten zijn. We zorgen
ervoor dat we, vanuit de kennis en capaciteiten die we bij de luchtmacht
hebben, deze capaciteit verder uitbouwen. Nogmaals, dat doen we samen
met kennisinstellingen en bedrijven. We doen het natuurlijk ook in
Europees verband, want Nederland kan dat niet alleen.
Dan een specifieke vraag van de heer Van Dijk. Hoe staat het met de
uitvoering van de motie-Omtzigt om het DCC te versterken? Zoals ik net
al zei, zijn we momenteel bezig om dat te versterken en erin te
investeren. We hebben het DCC ook gereorganiseerd om het effectiever te
maken. Wij, en zeker de staatssecretaris, werken er daarnaast ook aan om
cyberreservisten daar meer een onderdeel van te maken. Daarbij moeten we
er steeds goed op letten dat dit soort mensen, op de momenten dat het
spannend wordt, vaak actief zijn binnen organisaties waar zij een
belangrijke rol vervullen omtrent cyberveiligheid. Je wil voorkomen dat
je iemand weghaalt bij ā ik zeg maar wat ā een bank of een financiĆ«le
instelling, terwijl ze daar op zo'n moment juist heel hard nodig zijn
qua cyberveiligheid. Maar de manier waarop we met de cyberreservisten
omgaan, past binnen onze bredere P-strategie. Daar is de
staatssecretaris heel hard mee bezig. Wellicht wil hij daar zo meteen
nog iets op aanvullen.
Dan een vraag van de heer Ellian. Hoe kan de samenwerking tussen
Defensie en bedrijven op dit terrein worden vergroot? Dat is een goede
vraag. We zien namelijk juist op dit terrein dat partnerschappen met
bedrijven aangaan heel belangrijk is, omdat wij soms zicht hebben op
dreigingen waar bedrijven geen zicht op hebben en vice versa. Het is
belangrijk voor ons om zicht te hebben op de specifieke cyberaanvallen
die zij ervaren. Zo houden wij het overzicht en hebben we een breder
beeld.
Andersom zien onze inlichtingendiensten en onze cybereenheden soms
dingen aankomen waarvan het nodig en belangrijk is dat bedrijven er
kennis van hebben. We zetten daar steeds stappen in, om ervoor te zorgen
dat we daar de convenanten en de samenwerkingen voor hebben. Zo kunnen
we dat soort inlichtingen wederzijds delen. Ook zorgen we er natuurlijk
voor dat de mensen waarmee we dat delen, voldoende gescreend zijn op het
juiste niveau. Zo kunnen we meer kennis en informatie uitwisselen.
Een vraag van de heer Pool. Hij erkent de inzet op cyberveiligheid, maar
vraagt of we nu zijn opgewassen tegen statelijke actoren. We moeten hier
natuurlijk een continue investering in doen. We moeten daar ook heel
slim in optreden, want zie hoeveel hackers en cybercapaciteit China
heeft. We zullen dat qua aantallen nooit kunnen matchen. Daarom zijn er
twee dingen belangrijk. EƩn. We moeten het op een slimme manier doen. We
moeten op basis van een goed inlichtingenbeeld en gericht investeren in
onze cybercapaciteiten. Ten tweede ā dat zit, denk ik, zo nog in het
blokje overig ā moeten we goed samenwerken met andere landen, onze
bondgenoten en onze Europese partners. We moeten gezamenlijk stappen
zetten om die capaciteiten op te bouwen.
De voorzitter:
Ik ga u even onderbreken, want de heer Ellian heeft een vraag.
De heer Ellian (VVD):
Die gaat eigenlijk over het eerste mapje, maar ik hoop dat u dat niet
erg vindt, voorzitter. Dat kan de minister hebben, denk ik.
Minister Brekelmans:
Ik kan switchen tussen mapjes.
De heer Ellian (VVD):
Kijk! Dan ga ik de vraag stellen. Het antwoord van de minister kan ik
goed volgen. Het aanpassen van het internationaalrechtelijk kader voor
de totaliteit van de hybride dreiging kan academisch interessant zijn,
maar dat gaat ons nu niet helpen. De minister zei dat het voor de
Noordzee en voor heel specifieke voorbeelden wel de moeite waard kan
zijn. Ik las net de reactie van de minister in De Telegraaf. Daarin
wordt een voorbeeld genoemd: vanaf een Russisch schip wordt de opening
van een sluis gefotografeerd. Dat is niet verboden. Fotograferen mag, en
dus ook vanaf een Russisch koopvaardijschip dat rond een
olieboorplatform vaart.
OkƩ, het mag. Ja, criminelen mogen een advocaat hebben, maar geven via
die advocaat toch boodschappen door. Dat zeg ik vanuit mijn vorige
hoedanigheid. Anderen misbruiken juist de mogelijkheden die het recht
biedt. Als vanaf een Russisch schip foto's worden gemaakt van een sluis,
wat weerhoudt ons er dan van om te zeggen "dat mag je niet doen"? Ik
bedoel, wat gaan ze dan doen? Gaan ze ons dan voor de rechtbank
Amsterdam dagvaarden? Waarom maken wij niet de keuze om hier paal en
perk aan te stellen en onze cruciale infrastructuur te beschermen?
Minister Brekelmans:
Ik begrijp de onderliggende vraag van de heer Ellian heel erg goed. Het
is dan ook onze inzet om daar in de praktijk juist wel bovenop te
zitten. Ik zei het net. In principe mag een Russisch schip op
internationale wateren varen. Het kan zijn dat we dat schip kennen omdat
we weten wat voor type schip het is en het kan zijn dat we juist zien
dat het bepaalde patronen vaart die op zichzelf verdacht zijn. Dat mag
een schip doen, maar dan vertrouwen we dat natuurlijk voor geen cent.
Als wij er dan naartoe gaan, met een helikopter, met drones of met onze
marineschepen, dan doen we eigenlijk datgene wat de heer Ellian, denk
ik, bedoelt. We laten zien dat we erbovenop zitten: we hebben je in de
gaten. We verstoren op dat moment de activiteit van dat schip. In de
praktijk vaart het dan vaak weg.
Het is inderdaad ingewikkelder als een foto wordt gemaakt vanaf een
commercieel schip dat zich op een plek bevindt waar het mag zijn, zoals
in dit geval. Op zichzelf heb je dan juridisch gezien weinig
aanknopingspunten. Maar dat ontslaat ons niet van de plicht om te kijken
wat we daartegen kunnen doen. Misschien moeten we in zo'n geval op basis
van een definitie van kritieke infrastructuur inderdaad wel zeggen dat
schepen daar geen foto's mogen maken of dat van dat soort kritieke
infrastructuur überhaupt geen foto's gemaakt mogen worden, omdat dat
mogelijk met risico's gepaard gaat. Ik ben zeker bereid om naar al dat
soort juridische definities te kijken. Dat zei ik net ook. Moeten we die
anders interpreteren dan in het verleden? Moeten we bepaalde begrippen
oprekken om ervoor te zorgen dat we daar wel iets tegen kunnen doen? Wat
mij betreft mogen we daar ook creatief in zijn.
Ik ken hier ook voorbeelden van. Op basis van de desbetreffende wet
wordt door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit weleens een
controle op een schip uitgevoerd, want je mag controleren of een schip
zich houdt aan die voorschriften. Nou, een Russisch commercieel schip
vindt het niet prettig als wij in de keuken gaan kijken of zij zich aan
de Warenwet houden. Weet je, dat zijn zo van die dingen. Wat mij betreft
kunnen we creatief zijn met het inzetten daarvan. Maar ja, ook als wij
dat doen, kunnen we ons uiteindelijk toch niet onttrekken aan de plicht
om ons aan de rechtsstaat te houden. We kunnen die niet zomaar terzijde
schuiven en zeggen: we zien een verdacht commercieel schip en we zetten
de rechtsstaat overboord. Helaas werkt het op die manier niet.
De voorzitter:
Er is een vervolgvraag. Gaat u gang, meneer Ellian.
De heer Ellian (VVD):
Ik zeg ook niet dat de rechtsstaat overboord moet. Het probleem is dat
de tegenstander die rechtsstaat misbruikt en precies weet waar de
lacunes zitten. Daarom is het zo aardig dat beide bewindspersonen Ʃn de
Nationaal Coƶrdinator hier zitten. Het is een punt dat ik al jaren
maak.
Ik zie dat we handelingsverlegen zijn. Ik vind oprecht, zeg ik via de
voorzitter tegen de minister: als vanaf een schip dat daar vaart, foto's
worden gemaakt van een sluis, vraag dan eens "waarom maakt u die
foto's?" Ik ben heel benieuwd wat dan het antwoord is. Ik ben benieuwd
of de Russische Federatie of de eigenaar van het schip dan een procedure
gaat starten. Uiteindelijk komt ook naar buiten dat advocaten misbruikt
worden of dat het contact met een baby wordt gebruikt om via de luier
drugs bij een p.i. naar binnen te brengen. Dat even ter vergelijking. Ik
wil de minister er niet toe aansporen de rechtsstaat te schenden, maar
wel om ons land te beschermen.
Minister Brekelmans:
Ik ben het daar volledig mee eens. Ik zeg meerdere dingen. Ik zeg: laten
we waar dat kan en mogelijk is, onderzoeken of we juridische begrippen
kunnen oprekken of anders kunnen interpreteren, opdat we wel juridische
handelingsperspectieven hebben. Als we die niet hebben, zijn we wat mij
betreft creatief met de redenen waarom we die inzetten, ook als het
juridisch gezien een grijs gebied is. Wat mij betreft zoeken we dat
grijze gebied op en doen we precies wat de heer Ellian zegt. We gaan
naar dat schip toe en we vragen: wat bent u aan het doen? Dus ja, ik ben
daar helemaal een voorstander van. Dat is in ieder geval waar ik toe
aanspoor, ook internationaal uiteraard, want het is natuurlijk heel goed
als niet alleen Nederland dat doet, maar onze partners in de regio op
zoān zelfde manier handelen. Wij proberen dat dus ook af te
stemmen.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Op dit punt nog, voorzitter. Ik dacht "ik wacht netjes tot dit blokje
helemaal klaar is". Daar is ook niet om verzocht, maar op het punt dat
net werd genoemd, had ik om een toezegging gevraagd. Ik ga ervan uit dat
de minister daar in deze termijn of anders in tweede termijn nog op
terugkomt, want die toezegging staat gewoon.
Maar mijn vraag is een andere. Vrijdag was de vaste Kamercommissie in
Leeuwarden. Daar spraken we een JSF-piloot die af en toe te maken heeft
met Russische vliegtuigen die binnenkomen. Hij zegt: "Ik ben vol
bewapend. Het is natuurlijk nodig. Het is afschrikwekkend, maar het moet
wel. En indien nodig, moet ik zelfs actie kunnen ondernemen." Mijn vraag
gaat over onze marineschepen. Daar komen af en toe Russische schepen
langs. Dan is hetzelfde het geval. Zijn wij in het uiterste noodgeval
dan ook in staat om echt in actie te komen en die strijd gelijkwaardig
aan te gaan?
Minister Brekelmans:
Daar komt de staatssecretaris zo meer in detail op terug. Laat ik daar
in algemene zin iets over zeggen. Onze JSF's hebben net een missie
uitgevoerd in Estland. In vier maanden tijd hebben zij daar 23 Russische
vliegtuigen "onderschept". Dat betekent dat die het NAVO-luchtruim
naderden of daarvan in de buurt kwamen en daar vervolgens zijn
wegbegeleid. Dat laat zien hoe serieus het is. Mochten mensen die indruk
krijgen: die vliegtuigen bevinden zich niet boven Nederland of boven
onze territoriale wateren. Maar als het gaat om de vraag welke
capaciteit onze marine nodig heeft voor een geloofwaardige afschrikking
op zee van die schepen: wij hebben daar diverse middelen voor en
investeren daar volop in. U kent het voorbeeld van de torpedo's. De
staatssecretaris kan daar zo meteen nog iets meer over in detail gaan en
zeggen hoe het precies zit met die materiƫle leveringen en in hoeverre
die afschrikking voldoende is.
De voorzitter:
U kunt verder met de beantwoording.
Minister Brekelmans:
Dan kom ik bij het blokje overig. Er zijn een aantal vragen gesteld over
de cognitieve kant van hybride oorlogsvoering, met name door de heer
Nordkamp. Het is inderdaad iets waar Defensie al enige tijd naar kijkt.
Zij kijkt ook naar het belang daarvan en, in bredere zin, naar de
psychologische weerbaarheid. Het is een van de zaken waarbij we onze
kennisbasis willen versterken. Dat staat ook in de Defensie Strategie
voor Industrie en Innovatie, die vorige week is gepubliceerd.
Eigenlijk hoort daar ook het woord "kennis" bij. De kennispilaar is
namelijk onderdeel van de kennisagenda. Op dit moment voert TNO daar al
onderzoek naar uit. Daartoe sporen wij hen ook aan. Wij stimuleren dat
hier meer onderzoek naar plaatsvindt, want het is inderdaad zoals de
heer Nordkamp het zei: het is ƩƩn van de drie dimensies van hybride
oorlogsvoering. En het is heel ingewikkeld. Het is van belang dat we
meer onderzoek doen naar dat cognitieve aspect.
Het is voor Defensie inderdaad moeilijker om een concreet
handelingsperspectief te hebben bij wat in iemands hoofd plaatsvindt en
hoe dat wordt beĆÆnvloed, dan bij het voorbeeld dat net werd genoemd: je
ziet een Russisch schip en daar reageer je fysiek op. Ik vond dat de
heer Ellian dat goed zei. Onze samenleving is een vrije samenleving. Wij
kennen de waarde vrije gedachtevorming. En meningsvorming is ook een
groot goed. Een spanningsveld is daaraan dus inherent. Het is daarom des
te belangrijker dat we daar onderzoek naar doen en in staat zijn om heel
gericht interventies uit te voeren op dat misbruik van onze vrijheid.
Dat zei de heer Ellian ook. Juist Rusland probeert van die vrije
samenleving gebruik te maken om invulling te geven aan die psychische
oorlogsvoering. Het is belangrijk en nodig dat we daar meer onderzoek
naar doen.
Mevrouw Van der Werf van D66 had een vraag over de
inlichtingenuitwisseling. Zij vroeg: moeten we niet een Europese vorm
van Five Eyes opzetten? Wij zijn er altijd terughoudend in om exact aan
te geven hoe onze inlichtingendiensten samenwerken met andere, maar in
algemene zin is het inderdaad van belang dat onze diensten samenwerken
met Europese partners. Dat heeft natuurlijk een wederzijds voordeel.
Daar wordt intensief op samengewerkt.
In de inlichtingenwereld werkt het heel erg op basis van wederzijds
vertrouwen en gaat het om de veiligheid waarin bronnen door anderen
worden beschermd op het moment dat inlichtingen worden uitgewisseld.
Daarom is samenwerken op bilaterale basis of het uitbouwen van de
bilaterale basis met partners die je echt volledig kunt vertrouwen, vaak
effectiever dan wanneer je zegt: we doen het op EU-niveau. Dan heb je
namelijk met 27 landen te maken. Er is een aantal landen waarvan wij
weten dat hun banden met onze tegenstanders iets sterker zijn dan wij
graag zouden willen. Daar moeten we dus voorzichtig in zijn, maar de
noodzaak om met anderen samen te werken en om die samenwerking met de
meest betrouwbare partners op te bouwen, delen wij zeker. Daar wordt
intensief aan gewerkt.
Dat was 'm voor mij, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie nog een interruptie van meneer Van Dijk.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Die betreft het eerste mapje. Ik had 'm opgespaard. Ik ga er toch nog
eentje aan verbranden, want ik vind cyberstrategie een belangrijk punt.
Ik heb daar ook naar gevraagd. Ik vroeg: kan die wat offensiever? Ik
hoor de minister zeggen: we gaan die herzien. De huidige loopt tot 2028.
Mogen we dat als een toezegging noteren? Kan dat dan ook op korte
termijn, voor de zomer? Het is natuurlijk een heel actueel thema. We
kijken daar nu echt heel anders naar dan drie jaar geleden, volgens mij.
Dat is eigenlijk het verzoek.
Minister Brekelmans:
De heer Van Dijk heeft hier een toezegging te pakken. De herziening van
de cyberstrategie komt voor de zomer. Daarbij zullen we ook aandacht
besteden aan de offensieve kant en hoe we daarnaar kijken.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van mevrouw Van der Werf. Gaat uw gang.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank voor de beantwoording. De minister zegt ā dat begrijp ik ā dat hij
er enigszins terughoudend in is om tot achter de komma aan te geven waar
ze precies mee bezig zijn, maar ik vond het antwoord nu wel heel erg in
algemene zin. Er is de afgelopen maanden natuurlijk wel iets veranderd.
De minister gaf aan: het is prettig om dit niet precies in Europees
verband te doen, maar bilateraal, zodat je een aantal logische keuzes
kan maken. Maar is er nu op dit terrein iets veranderd? Of zegt de
minister: dit doen we eigenlijk al een tijdje en we gaan gewoon door op
de oude weg?
Minister Brekelmans:
U heeft, denk ik, net in de krant gezien dat de heer Wilders aangifte
heeft gedaan omdat er bij een commissie mogelijk informatie naar buiten
is gekomen. Dat laat zien hoe gevoelig deze materie is en dat ik daar
weinig over kan zeggen in specifieke zin. Daarom blijven mijn antwoorden
in algemene zin.
De diensten wegen continu, bij iedere partner waar ze mee samenwerken,
hoe de samenwerking vormgegeven kan worden. Het kunnen vertrouwen op
elkaar en het beschermen van inlichtingen zijn daarin zeer belangrijke
punten. Wat ik in algemene zin ook kan zeggen ā dat geldt eigenlijk voor
Defensie in brede zin, even los van de inlichtingendiensten ā is het
volgende. Wat soms op politiek niveau wordt gezegd, bijvoorbeeld door de
Amerikaanse minister van Defensie, kan afwijken van wat wij dagelijks
ervaren in de samenwerking op operationeel niveau. Ook daarvoor geldt
dat wij als Defensie niet direct reageren op ieder krantenbericht of
ieder chatbericht dat naar buiten lekt. Wij bekijken steeds hoe dat zich
verhoudt tot wat wij daadwerkelijk dagelijks zien in de samenleving. Als
dat verandert, weet je dat ook weer voor de samenwerking.
Er zijn diensten waar we in de tijd intensiever mee zijn gaan
samenwerken en er zijn diensten waarmee we minder intensief zijn gaan
samenwerken omdat we zien dat het verandert. Dat is het algemene
antwoord dat ik hierop kan geven.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie geen verdere vragen. Dan is het woord aan de minister
van Justitie en Veiligheid.
Minister Van Weel:
Dank, voorzitter. Ik heb goed geteld en de nettospreektijd van de
minister van Defensie was zo'n twintig minuten. Ik zal dus proberen me
daar ook toe te beperken, in het kader van de evenredigheid.
De voorzitter:
Het mag altijd korter, hoor!
Minister Van Weel:
Ik vrees ⦠Die uitdaging laat ik aan de staatssecretaris.
Ik heb goed geluisterd naar de bijdragen van uw commissie. Het is
duidelijk dat ik in dit gremium, in deze commissie, niemand ervan hoef
te overtuigen dat we in spannende tijden leven en dat het belang van een
weerbare samenleving groot is. Als coƶrdinerend bewindspersoon van de
maatschappelijke weerbaarheid zie ik veel aanknopingspunten. We beginnen
niet helemaal op nul. We hebben al enige jaren de Veiligheidsstrategie.
We hebben de Landelijke Agenda Crisisbeheersing en de Nederlandse
Cybersecuritystrategie. We hebben de aanpak ter bescherming van vitale
infrastructuur en de aanpak statelijke dreigingen. We hebben dus wel
degelijk zaken in gang gezet, ook voordat de geopolitieke ontwikkelingen
ons naar het punt brachten waar we nu zijn.
Maar het is niet genoeg en dat kan ik niet vaak genoeg zeggen. Uit onze
recente Risico- en Crisisbarometer blijkt dat de meeste Nederlanders nog
steeds niets hebben gedaan ter voorbereiding op een mogelijke
crisissituatie. Dat is niet goed. We zijn er dus nog niet, want de
geopolitieke spanningen vragen om een flinke stap extra. We moeten ons
beter voorbereiden op situaties van langdurige uitval, tekorten en
schade.
En ja, zeg ik in antwoord op een aantal van uw vragen ā ik kom daar nog
specifieker op terug ā daarom wil ik ook de publiekscampagne
intensiveren; niet alleen ik, zeg ik overigens. Die start dit najaar.
Een huis-aan-huisflyer zal hier ook onderdeel van uitmaken, zodat
iedereen thuis een tastbare handreiking ontvangt over weerbaarheid voor
hybride dreigingen of militaire dreigingen, maar voor alle typen
crises.
In december heb ik samen met de minister en de staatssecretaris uw Kamer
geĆÆnformeerd over de opgave waar het kabinet voor staat om de
maatschappelijke weerbaarheid te verhogen. Daarin hebben we ook
nadrukkelijk aandacht gehad voor de onderwerpen waar de AIV in zijn
advies voor staat. Die opgave vraagt veel van ons hier aan tafel, maar
ook zeker van andere ministeries. We moeten samen zorgen dat alle vitale
processen goed beschermd zijn, dat er een weerbare overheid is en dat de
economie en de samenleving ook onder buitengewone omstandigheden kunnen
blijven functioneren. Die opgave is groot, kost tijd en raakt bijna elk
onderdeel van de samenleving. Over sommige vraagstukken hebben we echt
decennialang niet meer nagedacht. Die kennis is dus weg. Die moeten we
weer opbouwen. We zullen daarom keuzes moeten maken.
In de eerste fase zullen we vooral werken aan de juiste basis en de
mogelijkheid om een eerste klap op te kunnen vangen, door middel van
crisisplannen, wettelijke aanpassingen, structuren en voorzieningen.
Prioritaire vraagstukken voor de continuĆÆteit voor de maatschappij zijn
hierbij: de weerbaarheid van de energievoorziening, de gezondheidszorg ā
die werd al een paar keer genoemd in dit debat ā logistiek en transport,
de voedsel- en drinkwatervoorziening, telecommunicatie en, last maar
zeker niet least, de veerkracht op lokaal en regionaal niveau. Daar kom
ik nog uitgebreid op terug.
Een van de speerpunten daarbinnen is het vergroten van de
burgerhulpverlening. Heel concreet zet ik samen met de lokale partners
in op de realisatie van noodsteunpunten. Dat zijn fysieke locaties waar
elke inwoner in Nederland terechtkan in geval van een crisissituatie.
Het zijn locaties dicht bij huis waar je terechtkunt voor cruciale
zaken, zoals eerste hulp en essentiƫle schaarse goederen. Het kan gaan
om allerlei soorten crisissituaties. Denk aan een grootschalige
cybercrisis met stroomuitval tot gevolg, een overstroming, maar
uiteraard ook een hybride aanval of, in het ergste geval, een militair
conflict.
Tot slot hecht ik er aan te benadrukken dat we ook werken aan de
doorontwikkeling van de bredere aanpak van statelijke actoren en de
hybride dreiging die daarvandaan komt. Die is niet alleen gericht op een
militairconflictscenario, maar op allerlei hybridedreigingsscenario's,
denk bijvoorbeeld aan spionage en kennisveiligheid. We bezien op elk van
die terreinen welke extra inzet nodig is, in de volle breedte van het
beleid.
Ik rond mijn inleiding af. Absolute veiligheid bestaat niet; dat zeg ik
in veel van mijn debatten. Of het nu gaat om het cyberdomein of de
bescherming tegen hybride aanvallen: absolute veiligheid bestaat niet.
Maar we hebben wel een flinke stap extra te zetten op dit terrein. Waar
wij in de Koude Oorlog voorbereid waren op een militaire dreiging, maar
ook maatschappelijke weerbaarheid hadden ingebouwd, hebben we beide
zaken afgebouwd na het einde van de Koude Oorlog. We moeten nu beide
zaken weer opbouwen. Dat kost een flinke inspanning, niet alleen op het
terrein van defensie, maar ook op het terrein van de maatschappelijke
weerbaarheid.
Ik heb na mijn inleiding allerlei soorten blokjes, maar eigenlijk komen
die allemaal neer op vragen rondom weerbaarheid. Ik ga u dus zelf
weerbaar maken en ik ga het gewoon als ƩƩn blokje beschouwen. Mocht u
wat gemist hebben, dan herinnert u mij daar wel aan.
De heer Ellian vroeg in hele klare taal: wat betekent weerbaarheid nu
eigenlijk? Wanneer is een mens of een samenleving weerbaar? In onze
definitie betekent een weerbare samenleving een maatschappij die
schokken aankan en waarin we schokken kunnen opvangen en daarvan kunnen
herstellen, ongeacht wat er op ons afkomt. De maatschappelijke
weerbaarheid die daarmee samengaat, bestaat voor ons uit het beschermen
van vitale en andere belangrijke processen, zoals energie, communicatie
en transport; ik noemde er net al een paar. Het gaat om een parate en
veerkrachtige samenleving die die schokken aankan en daarvan terugveert.
Het gaat ook om het overeind houden van de Nederlandse democratie,
rechtsstaat en overheid als cruciale pilaren van onze maatschappij zoals
die zou moeten functioneren, en een weerbare economie. De economie moet
ook bij een militair conflict of hybride aanvallen kunnen blijven
doordraaien, voor de basisbehoeftes als voedsel, maar bijvoorbeeld ook
om de inzet van de krijgsmacht in zo'n geval te kunnen
ondersteunen.
Ik vertelde al dat we in december een brief hebben gestuurd waarin we de
uitdaging hebben geschetst. Wij komen voor de zomer terug met hoe wij
die uitdaging willen aanpakken en wat de volgorde van prioriteiten is.
Ik noemde daar al een voorbeeld van. Ook in mei spreken we nog met uw
Kamer over die brief en de opvolging daarvan. Dat is half mei, op 15
mei, zeg ik uit mijn hoofd.
Dan de hele concrete vraag: hoeveel Nederlanders hebben een noodpakket?
Ik moet zeggen dat de laatste meting dateert van voor de verschuiving
van 48 uur naar 72 uur. Het lijkt een klein gebaar, maar dit soort
aandacht zorgt er ook weer voor dat mensen erover gaan nadenken. Voordat
we dat deden, zaten we op ruim een kwart. In het voorjaar van vorig jaar
was dat 15%. Dat is dus een behoorlijke stijging. Ik verwacht dat we met
die laatste stap ook nog wel een zet hebben gedaan. Wat zit er in dat
noodpakket? Wij geven geen advies over welke merken of welk type
producten je moet hebben, maar je kunt op denkvooruit.nl wel zien wat
voor soorten producten je kunnen helpen in zo'n situatie. Dat is niet
alleen bedoeld om ervoor te zorgen dat iedereen maar op zichzelf let.
Dat zeg ik tegen de heer Boswijk, die er nu niet is, maar dit debat
ongetwijfeld in detail gaat terugkijken, en ook tegen de heer Van Dijk
en anderen, die zeiden: het klinkt heel individualistisch, maar
uiteindelijk moeten we dit toch als samenleving doen.
Onze ervaring is dat het aanzetten van mensen tot denkwerk voor zichzelf
automatisch ook leidt tot nadenken over bijvoorbeeld kwetsbare
familieleden. Mensen die in een flat wonen, gaan bijvoorbeeld denken aan
die mevrouw van 90 die zonder lift niet naar beneden kan en dus niet
naar de winkel kan gaan, of die niet mobiel is en überhaupt niet naar
een winkel kan als die dicht is. We merken dus dat het aanzetten van
mensen tot het denken over een individualistisch noodpakket automatisch
leidt tot die bredere beschouwing.
Ik merk dat ook als minister van Eredienst, een eervolle neventaak die
ik mag vervullen. Als ik praat met kerkelijke organisaties en
moskeekoepelorganisaties, merk ik dat ook zij met die vraag worstelen en
dat ze zich ook aanbieden. Ze zeggen: wij zijn een organisatie, we
hebben een fysiek gebouw en we hebben contact met delen van de
samenleving, dus wij kunnen een rol vervullen op het moment dat die
crisis er is. Daar willen we ook niet alles in voorschrijven. Doe dat en
denk daarover na, als bedrijf, als organisatie of als voetbalvereniging;
die werd vanavond genoemd. Wij ondersteunen dat van harte. Maar probeer
het ook te doen in overleg met het lokaal gezag. Burgemeesters en
veiligheidsregio's gaan namelijk al een heleboel initiatieven nemen waar
burgerinitiatieven bij kunnen aansluiten.
Dat brengt me op de burgerhulpverlening. De heer Boswijk en de heer
Ellian vroegen daarnaar. Wat is nou de rol van de burger hierin? Die is
misschien niet zoals in de Koude Oorlog, toen je een compleet
eigenstandige burgerbeschermingswacht had. De NCTV, hier naast mij,
memoreerde nog ā dat mag ik wel zeggen, hĆØ? ā dat hij in zijn jongere
jaren heeft meegemaakt dat er een berenpak naast zijn bed hing als
blokhoofd, waarmee hij vastomlijnde taken had. O, het was van zijn
vader. Laten we hem niet te oud maken in dit debat. Maar dat was een
andere tijd. Dat paste bij die tijd, bij de Koude Oorlog.
Ik vertelde aan het begin al dat we inmiddels een heleboel structuren en
initiatieven hebben opgezet, waardoor lokale overheden zeer goed in
staat zijn om lokale crises het hoofd te bieden. Maar burgers zijn
daarbij van harte welkom. We moeten er inderdaad over gaan nadenken hoe
we burgers bijvoorbeeld met cursussen op het gebied van bhv of iets
anders de mogelijkheid kunnen bieden om een nuttige rol te spelen op het
moment dat naar je 9-to-5-werk gaan misschien niet het
allerbelangrijkste is wat ons bezig zou moeten houden. Over de
noodsteunpunten heb ik het gehad. Mochten daar nog vragen over zijn, dan
hoor ik het graag. Ik kan daar lang over doorpraten, maar dan haal ik
mijn target niet.
De voorzitter:
Ik heb een interruptie voor u van meneer Van Dijk.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Dit is een beetje uitlokking, maar dit is het goede moment om daar toch
nog wat over te vragen. Ik ben overigens heel blij met dit betoog. Ik
vond het mooi om te horen. Ik denk dat het ook bijdraagt aan het
weerbaarder maken van de samenleving. De minister neemt hier zijn
verantwoordelijkheid. Daar ben ik heel blij mee, ook vanuit Nieuw
Sociaal Contract. Ik heb toch nog even een vraag over dat collectief. Ik
hoor de minister zeggen: "Ik ga het niet voorschrijven. Dat is misschien
een rol voor dat middenveld en zo, maar ik ga het niet voorschrijven.
Het is ook aan het lokaal gezag en de veiligheidsregio's." Maar vanuit
de stelselverantwoordelijkheid van deze minister zou je natuurlijk wel
kunnen zeggen: wij gaan de ervaringen van de verschillende
veiligheidsregio's en lokale gezagen delen; we gaan een landelijke
handreiking maken of iets in die geest. Is de minister bereid om dat in
ieder geval te onderzoeken en te kijken welke rol hij daarin kan
vervullen?
Minister Van Weel:
Zeker. Het is niet alleen maar vrijheid blijheid. Er zit ook een
top-downhandreiking in. We zijn ook in gesprek met het Veiligheidsberaad
en met de VNG over wat nou de blueprints zijn die we mee kunnen geven
aan burgemeesters van grotere en kleinere gemeenschappen. Het inrichten
van die noodsteunpunten en het kijken hoe je de burgerbevolking kunt
mobiliseren is daar een onderdeel van.
Hoe je dan precies op lokaal niveau maatschappelijke organisaties
engageert, hangt toch ook weer erg af van de lokale situatie. Hebben we
te maken met een grote stad als Rotterdam of Den Haag of hebben we te
maken met een kleiner dorp in de provincie? Een burgemeester heeft met
zijn veiligheidsdriehoek per definitie beter zicht op wat daar nodig is,
hoe dat het beste ingericht kan worden en hoeveel locaties er nodig
zijn. Die weet ook wat de grootste verbindende factor daar is,
bijvoorbeeld een kerk of een voetbalvereniging, waar ze het beste kunnen
samenkomen. Het zal dus een mix zijn van handreikingen vanuit de
centrale overheid. De flyer waar ik het over had is daar bijvoorbeeld
ook onderdeel van, net als regulier overleg met lokaal gezag en van
lokale initiatieven die daar op inpluggen. Overigens komt ook dat terug
in de brief voor de zomer. Dan geven we daarna invulling aan hoe die
structuur eruitziet.
Mevrouw Van der Werf vroeg: kunnen we niet samen met Digitale Zaken
samenwerken in het weerbaarder maken van burgers, ook in het digitale
domein? Het is ook van groot belang om burgers zelf in staat te stellen
om zo veel mogelijk zelfredzaam te zijn en te beschikken over de
noodzakelijke basiskennis en vaardigheden om effectief maatregelen te
kunnen treffen. Ze moeten ook maatregelen kunnen nemen tegen
cyberdreigingen en -risico's en deze maatregelen toepassen. Daarom
blijft inzet nodig. Daar ligt natuurlijk de verbinding met Digitale
Zaken om burgers meer ICT-vaardig te maken, maar ook om ze via
bewustwordingscampagnes alert te maken op de maatregelen die ze zelf
kunnen nemen om digitaal veiliger te zijn. Daarbij maken we heel graag
gebruik van voorbeelden uit weerbare samenlevingen als Finland, Taiwan
en Estland. Ik kom nog even terug op het desinformatie-aspect hiervan,
wat natuurlijk samenhangt met die digitale verspreiding, maar dit ging
echt over digitale weerbaarheid as such.
De heer Boswijk had een heel specifieke vraag over burgerraden. Hij
vroeg of we daarmee willen gaan werken. Wij willen dat net op een andere
manier gaan doen. Het idee van burgerberaden dat werd genoemd, gaat echt
over het betrekken van burgers op het moment dat je in een crisis zit.
We hebben het idee dat in onze structuur de veiligheidsregio's, de
lokale driehoeken, het gremium zijn om lokaal en plaatselijk te kunnen
bepalen wat nu het beste besluit is om hier te nemen.
Ik vertelde al dat voor ons als centrale overheid de VNG een van de
belangrijke partners is om die vertaalslag te maken. Dat staat los van
de vraag hoe je nou bijvoorbeeld de private sector betrekt bij dit soort
initiatieven. Ook daar heeft de AIV een aanbeveling over gedaan. De
Nationale Veiligheidsraad werd al even genoemd. Die willen we niet in
die samenstelling bij elkaar brengen. We hebben een Nationale
Veiligheidsraad binnen het kabinet. Dat is een deelverzameling. We gaan
wel een geopolitiek weerbaarheidsberaad instellen. Daar zal ook het
bedrijfsleven bij aanwezig zijn. Dat gaan we overigens ook nog sectoraal
doen, zodat je ook bijvoorbeeld in de energiesector kunt samenkomen om
na te denken over de weerbaarheid. Dat moet ons helpen om in ieder geval
die awareness te creƫren.
Overigens zou ik elke avond als ik niet hier zit ā dat is vaak ā bezig
kunnen zijn met het bijwonen van lezingen bij bedrijven en
koepelorganisaties over het thema weerbaarheid. Het speelt dus wel
degelijk. Dat is mooi, want een heleboel dingen moeten ook komen uit
eigen initiatieven. Het is goed als bedrijven zelf nadenken over de
vraag wat ze gaan doen wanneer ze geen aanvoer van grondstoffen vanuit
China meer hebben, wanneer ze 48 uur geen stroom hebben, wat ze gaan
doen als een deel van hun medewerkers elders bezig moet zijn, of het nou
wel zo belangrijk is dat ze doorgaan met matrassen maken op het moment
dat we in een militair conflict zitten of dat ze dan hun bedrijf
ombouwen. Een land als Finland heeft daar heel goed over nagedacht. Elk
bedrijf heeft daar plannen voor. Zo ver zijn we hier nog niet, maar het
begin van dit soort initiatieven is wel bezig.
De brede publiekscampagne begint, zoals ik al even vertelde, in het
najaar van 2025. Ook naar mevrouw Van der Werf, en anderen die ernaar
hebben gevraagd, zeg ik: ja, de flyer zal daar deel van uitmaken, zodat
mensen iets tastbaars hebben. Zelf herinner ik me nog heel goed dat ik
voor het eerst een Zweedse folder zag. Een zin daaruit die me altijd is
bijgebleven, die weer samenhangt met dat punt over desinformatie, is: uw
overheid zal nooit capituleren. Dat klinkt als een triviale zin en
letters op papier, maar uiteindelijk maak je mensen ā ik zie dat mijn
collega bevestigt dat deze overheid ook niet zal capituleren ā als je
dat inprent bij ze en als ze dat zien op iets wat ze dagelijks
tegenkomen, weerbaarder tegen iets dat bijvoorbeeld gebeurde in de eerst
48 uur na de Russische invasie in OekraĆÆne. Er gingen toen deepfake
video's rond van Zelensky die zei: ik zit in het buitenland, het leger
heeft zich al overgegeven, het is gedaan. Daar trapte de OekraĆÆense
bevolking niet in. Zo zouden we onze eigen bevolking ook weerbaar moeten
maken tegen dit soort desinformatiecampagnes, die gewoon deel uitmaken
van de moderne wereld. Die kunnen we niet afsluiten, maar we kunnen onze
mensen wel zelf laten nadenken. Daarnaast komt er ook praktische
informatie in te staan: wat kun je doen om jezelf te helpen en hoe kun
je een bijdrage leveren, zelf en in je omgeving?
De heer Ellian vroeg naar de redundantie in de vitale infrastructuur.
Wat gaan wij daaraan doen? Ik ben het helemaal met hem eens dat onze
vitale infrastructuur robuust en redundant moet zijn, zeker wat betreft
vitale processen waar anderen weer van afhankelijk zijn. Denk aan
energie, telecom et cetera. Daar zetten we vol op in. Ik zeg daar wel
bij dat dat geen goedkope processen zijn. Als wij ons energienetwerk
meer redundant moeten maken, als wij onze transportwegen redundant
moeten maken, zijn dat grote, langdurige investeringen.
Daarom hebben we gezegd dat we in ieder geval als eerste in beeld gaan
brengen wat er moet gebeuren op energie, transport, zorg, voedsel, data
en telecommunicatie en op lokaal niveau. Dat zijn onze eerste
prioriteiten. Voor de zomer komen we met een brief over hoe wij denken
dat te gaan maken. Dat doe ik overigens niet alleen, zeg ik daar weer
bij. Ook bijvoorbeeld collega Agema vervult daar een rol in, waar het
gaat over weerbaarheid in de zorg. Daar komen we zo waarschijnlijk nog
over te spreken, wanneer het gaat over de resilience calls van de
NAVO.
Mevrouw Van der Werf vroeg of we back-upplannen hebben voor de uitval
van stroom en internet op overheidslocaties. Ik moet eerlijk zeggen dat
ik alleen wist dat de stroom was uitgevallen, omdat mij dat medegedeeld
werd. Bij ons bleef het licht gewoon aan. Zo zijn er meerdere kritieke
organisaties waar dat het geval is, waar generatoren staan, waar
noodvoorzieningen zijn om ervoor te zorgen dat het land in ieder geval
kan doordraaien. Mocht dat niet kunnen in het gebouw waar we nu zitten,
dan hebben we ook nog uitwijklocaties. Dat geldt voor meerdere
organisaties. Dus ja, voor de crisisvoorzieningen hebben we hierover
nagedacht. Terecht stelt u dat het niet uitmaakt wat de oorzaak is van
zo'n stroomstoring ā het kan ook nu gebeuren ā en het hoeft niet eens
een statelijke actor te zijn.
De voorzitter:
Ik ga u heel even onderbreken. Ik heb een vraag van mevrouw Van der Werf
voor u.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dank voor dit antwoord. Zegt de minister daarmee ook dat er van die
stroomstoringen en die hacks het afgelopen jaar is geleerd? Er zijn
natuurlijk wel een aantal hele gekke situaties geweest, op vliegveld
Eindhoven en op andere plekken in Nederland. Zijn er naar aanleiding
daarvan verdergaande maatregelen getroffen dan die er waren?
Minister Van Weel:
Gelukkig weet ik mij geflankeerd door de experts op het gebied van de
luchthaven Eindhoven. Het ging om het NAFIN-netwerk. Daar is uitgebreid
onderzoek naar gedaan. Ik denk dat de staatssecretaris zo nog wel iets
kan zeggen over welke lessen daaruit geleerd zijn. In algemene zin geldt
dat we de afgelopen vijftien jaar heel veel hebben geleerd met
betrekking tot cyber en weerbaarheid. Hoe zet je dat op en hoe zorg je
dat je een centrale organisatie hebt, waar je snel informatie kunt
uitwisselen, bedrijven en burgers kunt waarschuwen en kennis kunt
aanbieden om te helpen?
Er werd gevraagd of ik niet de centrale coƶrdinator op het gebied van
cyberveiligheid wilde worden. Ik voel me dat in zekere zin al vanwege
het NCSC, dat binnen het ministerie zit, zeker met de inwerkingtreding
van de Cyberbeveiligingswet en de NIS2-wetgeving vanuit Europa. Die
zorgt ervoor dat 8.000 bedrijven, waaronder de meest vitale, gewoon
direct aangesloten zijn op dat Nationaal Cyber Security Centrum. Ze
kunnen gebruikmaken van de kennis als er wat misgaat. Ze moeten
verantwoording afleggen tot en met de boardroom over hun eigen
cyberbeveiligingsmaatregelen. Soms zeg ik weleens dat we de rest van de
weerbaarheid ook op die manier aan zouden moeten pakken, omdat dat
uiteindelijk uitgekristalliseerd is in een
verantwoordelijkheidsverdeling tussen wat de overheid moet doen en wat
de private sector en de burgers zelf moeten doen. Ik vind dat bij cyber
volwassen. Op een hoop andere vlakken staan we nog aan het begin.
De voorzitter:
Ik zie toch nog een interruptie.
Mevrouw Van der Werf (D66):
De laatste zin van de minister roept natuurlijk de vraag op op welke
vlakken we dan aan het begin staan.
Minister Van Weel:
Dat is bijvoorbeeld zo bij de logistieke ketens waar onze economie op
draait. Ik noem voedselzekerheid als voorbeeld en daarbinnen de
veestapel. Ja, we hebben een grote veestapel. Je zou zeggen "dat is
hartstikke mooi, want dan zijn we erg zelfvoorzienend", maar als er twee
weken lang geen veevoeder in de Rotterdamse haven binnenkomt, om wat
voor reden dan ook, kunnen we de dieren gaan opeten, maar die cyclus
houdt op een gegeven moment wel op. Je moet in al die ketens gaan kijken
naar de kwetsbare punten en hoe je die kunt ondervangen. Hoe houd je er
rekening mee dat als daar een verstoring in komt, je toch op een of
andere manier meer zelfvoorzienend kan zijn?
Dat is maar een voorbeeld. Ik zou ook energie kunnen noemen. We hebben
een heel efficiënt netwerk, maar lang niet zo robuust als in Oekraïne,
waar nog een oud Sovjetsysteem zit waarbinnen je vrij makkelijk
houtje-touwtje bypasses kunt repareren. Dat is bij ons niet zo. Het is
bij ons erg efficiƫnt, maar daardoor ook meer kwetsbaar. Zo kijken we
dus naar elke sector met de vraag: wat moeten we hier doen om deze
sector meer redundant te maken?
De heer Ellian vroeg of onze verpleeghuizen genoeg water en medicijnen
beschikbaar hebben. Dit is een van de punten waar ook aan gerefereerd
werd in relatie tot de minister van VWS. We hebben decennialang niet
nagedacht over wat het betekent als we in een situatie terechtkomen
waarin we die aanvoer niet meer hebben, waarin we niet meer kunnen
bestellen, waarin er geen transport en logistiek meer zijn. Dat moeten
we wel gaan doen. En dat geldt dus ook voor het zorgen voor de
kwetsbaren in onze samenleving, zoals in verpleeghuizen.
We zullen vragen aan het lokale gezag om na te denken over wie de
kwetsbaren zijn in de samenleving en hoe daarvoor een plan kan worden
bedacht. Dat geldt trouwens ook voor verpleeghuizen zelf. Misschien
kunnen de maatschappelijke organisaties die we eerder noemden daar een
rol in spelen. Dat zijn allemaal zaken waarover je van tevoren kunt
nadenken. Dan hoef je dat niet meer te doen op het moment dat het echt
nodig is.
Over het versterken van de nationale veiligheidsraad heb ik het al
gehad.
Dan kom ik bij de NAVO-weerbaarheidsdoelen. Daar weet ik wel iets van af
uit mijn verleden. De NAVO zorgt ervoor dat de NAVO als collectief zich
kan verdedigen en kan afschrikken. Dat doet de NAVO door aan landen te
vragen nu minimaal 2% uit te geven aan defensiecapaciteit. Binnen die
defensiecapaciteit gaat de NAVO ook kijken naar wat elk land zou moeten
doen, naar draagkracht, naar expertise, naar wat het nu al heeft of
doet. Wat vinden we dat ze nog meer nodig hebben om in militaire plannen
uit te werken? Dan hebben wij een sluitend en samenhangend
verdedigingspakket. Een land als Estland hoeft geen luchtmacht met
jachtvliegtuigen te hebben. Die hadden ze al niet en het is ook niet
economisch. En dus doen we bij toerbeurt aan air policing, met
bijvoorbeeld Nederlandse toestellen, ook in Estland.
Zoals je dat op het militaire vlak doet, voelt de NAVO ook een
verantwoordelijkheid op het civiele vlak. Hoe zorgen we ervoor dat al
die landen op hetzelfde niveau weerbaar zijn, dat ze een
energievoorziening hebben die doordraait, dat ze in staat zijn om in een
conflict gewonden op te vangen? Ook op dat vlak wordt dus gekeken ā dat
gebeurt minder strikt dan op militair gebied ā naar wat elk land zou
moeten doen. Daar komen die base line requirements vandaan. Dat zijn er
zeven. Die zijn niet geheim en die kunt u vinden.
Alles wat daaronder hangt, is wel confidentieel, omdat je, net als met
de militaire plannen, je vijand niet wijzer moet maken dan die moet
zijn. Dus als wij zeggen "wij vragen elk land exact voor zes dagen de
energievoorziening overeind te houden", motiveert dat een tegenstander
om het zeven dagen vol te houden. Om die reden is dat niet openbaar. Het
is ook niks geheims. Ik zou willen dat de NAVO dingen besloot. Ik heb er
vier jaar gewerkt en er is geen moeilijker besluitvormingsproces dan
daar. Ieder land heeft een veto in elke onderhandeling over elk
document. Toch is het goed dat we daar doorheen gaan en proberen
gezamenlijk tot verdediging te komen, niet alleen in het militaire
domein, maar ook in het civiele.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ik hoop niet dat dit mij een interruptie kost, want dit is een
rappelleervraag. Allereerst dank aan de minister voor de beantwoording.
Alleen is de eerste van mijn drie vragen niet beantwoord, dus die
herhaal ik nu. Dat was de vraag of het klopt dat kabinetsleden de eerste
weken na hun aantreden daarover zijn gebrieft door de AIVD. Die andere
vraag is eigenlijk ook niet behandeld. Mijn tweede vraag was: zijn ze
gebonden aan die weerbaarheidsdoelen? Dat waren mijn eerste twee vragen.
Volgens mij zijn die niet beantwoord. Ik hoop dus dat dit niet telt als
een interruptie.
Minister Van Weel:
Uiteindelijk, de NAVO dat zijn wij. Elk van die 32 landen ā hetzelfde
geldt voor de EU ā is soeverein en bepaalt zelf wat het doet. We hebben
een 2%-verplichting, maar er zijn NAVO-lidstaten die niet voldoen aan
die 2%. Dat is niet eerlijk, want als je lid wilt zijn van die club moet
je ook gewoon je contributie betalen. Maar er is geen NAVO-minister van
Financiƫn die dan langskomt en zegt: "Waar ligt de schatkist? Ik wil dat
jullie die 2% gaan uitgeven."
Hetzelfde geldt hier. Het is fijn dat de NAVO doelen stelt en zegt
waaraan je je als land zou moeten houden en waarnaar je zou moeten
streven. Uiteindelijk is het gewoon aan ons als kabinet om dat dan ook
waar te maken. We krijgen ook geen pot met geld van de NAVO om dat te
gaan doen. Wij zijn niet ergens aan gebonden. Wij zouden moeten willen
streven om die normen te halen, omdat we ook willen dat onze buurlanden
dat doen, want straks staan we er samen voor.
De voorzitter:
Een vervolginterruptie.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dit is ook een rappelleervraag. Dank voor deze beantwoording, maar mijn
eerste vraag is nog niet beantwoord. Die was: klopt het dat
kabinetsleden kort na hun aantreden over die doelen door de NCTV zijn
gebrieft? Klopt dat?
Minister Van Weel:
Ik weet niet of dat over die doelen was. Ik ben gebrieft over
weerbaarheid. Ik ben gebrieft over de crisisstructuren. Ik ben gebrieft
over de vraag waar we nu staan in het ons voorbereiden op mogelijke
scenario's. Dat hebben we gedaan op het terrein van weerbaarheid. Dat
hebben we gedaan op tal van terreinen. Want ja, als je als
bewindspersoon binnenkomt, is er een heleboel wat je niet weet. Het is
fijn om te weten hoe dingen werken, waar we staan en welke trajecten er
in gang gezet zijn. Dan kun je daar namelijk op doorbouwen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ik neem aan dat dit een ja is. Er wordt gelachen, maar ik weet niet wat
er te lachen valt. Ja, u bent dus gebrieft. Nou komt mijn vraag. Als ik
de minister goed begrijp, zijn het commitments. Dat hoorden we net ook:
we hoeven er niet per se aan te voldoen, maar we zouden er wel aan
moeten voldoen. Maar hoe verhoudt zich dat tot wat de Adviesraad
Internationale Vraagstukken daarover zegt? Die hebben het namelijk wel
degelijk over verplichtingen.
En vooral, hoe verhoudt zich dat tot wat minister Agema heeft gezegd?
Dat deed zij zes of zeven keer in een debat, en bij Ongehoord Nederland:
ik ben verplicht en we moeten ons daaraan houden. Dat klinkt toch niet
als vrijblijvend? Ze moest zich daaraan in dat debat heel duidelijk
tegen haar zin houden. Zij zei: ja, ik baal daar ook van. Dat klinkt
toch niet als vrijwillig? Het lijkt er dus op dat onze kabinetsleden
daarover worden gebrieft ā dat was mijn eerste vraag ā en dat ze dat
moeten doen. Dat concludeer ik daaruit. Of vergis ik mij?
Minister Van Weel:
Ja, u vergist zich. Ik kan hier een heleboel woorden aan wijden, maar u
probeert het te duwen in een soort brotherhood waarbij wij allemaal in
bloed bij het kruisje moeten tekenen voor doelen die door een hoger
orgaan zijn neergezet: wat een onzin. Wat de NAVO doet, is ervoor zorgen
dat wij ons als collectief met 32 landen beter kunnen verdedigen dan dat
we dat individueel zouden kunnen doen. Dan is het ontzettend handig dat
je dat met elkaar afstemt. Dat is net zoals als je met z'n allen gaat
kamperen. Dan neemt meneer Ellian de tent mee, ik neem de slaapzakken
mee en de minister van Defensie het eten. We hopen dan dat de
staatssecretaris voor ons vuur maakt, want dat kunnen we allemaal niet.
Maar dat is de manier waarop de NAVO werkt: je maakt collectief plannen
omdat je daarmee meer bereikt dan de som der delen. That's it.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ja, maar dan blijf ik het herhalen. Dit klopt niet met wat de Adviesraad
Internationale Vraagstukken daarover schrijft. Maar laat ik het
concentreren op wat minister Agema zei. Dat zei ze niet ƩƩn keer, zo off
the cuff, maar dat zei ze zes of zeven keer. Ze zei: ik ben verplicht om
dat te doen en ik kreeg dat te horen. Ze heeft er zelfs het
regeerakkoord voor opzij moeten zetten, want die 300 miljoen stond in
het regeerakkoord. Dit gaat over zorg. De NAVO houdt zich met alles
bezig. Dat weet de minister ook, zeg ik via de voorzitter. Dat betreft
klimaat en van alles.
Deze minister kan dit toch niet volhouden als ƩƩn minister, ook voor de
camera, heel duidelijk "ik moet dat doen" zegt? Maar het kan ook dat
deze minister zegt dat minister Agema zich heeft vergist, dat zij dacht
dat ze dat moest doen, terwijl dat eigenlijk niet moest. Maar dan is er
ook een hele vreemde situatie ontstaan. Dan worden onze ministers dus in
het geheim over die doelen geïnformeerd, terwijl in ieder geval één
minister denkt die te moeten uitvoeren, terwijl dat blijkbaar toch
vrijblijvend is. Wat is het nou, vraag ik via de voorzitter.
Minister Van Weel:
Ja, hoe voorkom ik dat ik nog dieper uw wantrouwen voed over alles wat
organisaties doen? U moet vooral aan mevrouw Agema vragen welke
verplichtingen zij voelt. Ja, het is waar dat de NAVO heeft gezegd: op
medisch gebied zouden wij dit collectief moeten aankunnen, wij zouden
zoveel gewonden per dag moeten kunnen opvangen, wij zouden zoveel
voorraden moeten hebben en qua bloed zouden wij, op het moment dat er
een conflict komt, deze voorraden moeten hebben. Dus ook daar bestaan
doelen. Maar er is helemaal niemand die vanuit de NAVO naar hier komt en
je in de NAVO-gevangenis zet als je als bewindspersoon die doelen niet
haalt. Maar je zou ze moeten willen halen. Dat heb ik ook gezegd.
De voorzitter:
Dit is uw laatste interruptie.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ja, dank. Dan rond ik af. Het is heel interessant wat de minister nu
zegt: "Je zou ze moeten willen halen." Uit alles blijkt dus dat die
doelen worden opgevat als verplichtende doelen. Ministers formuleren dat
ook zo. Die doelen kunnen over alles gaan; ze kunnen gaan over zorg,
over klimaat of over energie. We hebben dan dus een situatie ā als de
minister dat anders ziet, hoor ik dat graag ā waarin na het aantreden
van het kabinet ministers worden geĆÆnformeerd, in het geheim, over wat
ze van de NAVO moeten uitvoeren. Dat kunnen dingen op allerlei terreinen
zijn ā dat blijkt ook uit het antwoord van de minister ā die zelfs het
regeerakkoord kunnen overrulen. Immers, de deal in het regeerakkoord die
men wilde uitvoeren, kan niet meer worden uitgevoerd.
Het is dus heel vreemd dat de minister nu opmerkt dat wij wantrouwend
zijn. De Kamer is uitgeschakeld en de bevolking is uitgeschakeld, dus
dat lijkt me heel zorgelijk. U snapt toch wel dat ik dat heel zorgelijk
vind? Ik zit hier immers namens een deel van de bevolking, dat wij mogen
vertegenwoordigen. Wij hebben daar geen enkele controle over. Is het
niet heel merkwaardig dat de minister daar zo luchtig en een beetje
grappig over doet? In mijn positie zou hij dat toch ook een zorgelijke
zaak vinden? Dat is toch heel logisch?
Minister Van Weel:
Ik heb echt geprobeerd om mij te verplaatsen in de mogelijke zorgen die
u heeft. Maar elke keer dat ik probeer om die zorgen weg te nemen met
rationele argumenten, ziet u daar weer een nieuw complot achter. Dan
houdt het op een gegeven moment op. Ik ben een beetje uitgefantaseerd.
Er bestaat geen complot. Wij hebben hier een functionerende democratie,
getuige ook het debat dat wij vanavond hebben. Er gebeurt in de NAVO
helemaal niets waar wij niet zelf bij zijn. Nog sterker: de NAVO
functioneert op basis van unanimiteit. Dus overal waar Nederland ooit
heeft gezegd "dat willen wij niet" is dat er ook niet. Dat geldt ook
voor de andere 31 landen. Ik heb dat zelf vier jaar van nabij mogen
meemaken. Het is pijnlijker dan de tandarts om in NAVO-verband dingen
gedaan te krijgen. Maar het is wel noodzakelijk, want met z'n 32'en
staan we sterker dan alleen. Ik hoop dat dat de heer Van Houwelingen in
ieder geval enige geruststelling geeft.
De voorzitter:
Dank u wel. U kunt uw betoog vervolgen.
Minister Van Weel:
Een heel ander onderwerp van de heer Ellian, te weten de criminele
proxies en de mogelijkheid dat statelijke actoren ook gebruikmaken van
criminele netwerken. Die angst deel ik. We zien ook bewegingen. Er zijn
ook openbare publicaties van televisieprogramma's geweest over
statelijke actoren die proberen om gebruik te maken van criminele
netwerken, of, heel simpel, van criminele loopjongens die ook hier in
Nederland bereid zijn om voor een paar honderd euro een explosief aan
iemands voordeur te hangen. Natuurlijk zijn die netwerken ook kwetsbaar
voor statelijke actoren. Daar moeten we ons bewust van zijn. Het zijn
dus niet alleen de klassieke spionnen. Zo kun je ook criminele
hacknetwerken inzetten voor DDoS-aanvallen, et cetera, et cetera.
De voorzitter:
Een korte vraag van de heer Ellian.
De heer Ellian (VVD):
Fijn dat de minister hier aandacht voor heeft, want dit is in Nederland
redelijk onontgonnen terrein. Dat criminelen worden ingehuurd, maak ik
al tien jaar mee ten aanzien van het Iraanse regime. Mij is gebleken dat
criminelen langzamerhand doorhebben: ik kan mij misschien via
tussengroepen in verbinding stellen met de Russen, de Iraniƫrs of de
Chinezen, want dat is interessant of zij hebben misschien via hacks
gegevens bemachtigd die ook ik erg interessant vind. Ik hoop dat de
minister van Justitie hier vanuit zijn verantwoordelijkheid, juist ook
als het gaat om weerbaarheid, vol de aandacht voor heeft, want ik merk
in de opsporing dat dit nog niet overal gezien wordt.
Minister Van Weel:
Ik heb een professionele handicap: dat ik kom uit de wereld van de
weerbaarheid en me nu bevind in de wereld van de ondermijning. Ik zou
tegen de heer Ellian willen zeggen dat dat hier alleen een voordeel is.
Ik zie die nexus dus. Hij wordt ook gezien en we hebben daar echt
aandacht voor.
De heer Pool vroeg of migratie een hybride dreiging is. Ja, zeker. We
hebben het ook gezien in Europa. Het gebeurt aan de grens van Litouwen.
Het gebeurt aan de grens tussen Wit-Rusland en Polen. We weten ook dat
er actief op gestuurd wordt. Het is zeker een strategisch middel om een
land onder druk te zetten en dat geldt ook voor de NAVO. In Nederland is
het momenteel niet aan de orde. Het gebeurt echt aan onze buitengrenzen.
U zult gezien hebben wat er de afgelopen jaren aan de grens van een land
als Polen gebeurd is om te voorkomen dat dit middel ook daadwerkelijk
effect heeft. We moeten er dus alert op zijn. Dat wil overigens niet
zeggen dat alle migratiestromen een vorm van hybride oorlogvoering zijn.
Dat zou echt te ver gaan.
Dan heb ik ten slotte nog een vraag op het gebied van de cognitieve
ā¦
De voorzitter:
Ik ga u toch even onderbreken. Ik zie dat meneer Pool toch een vraag
heeft.
De heer Pool (PVV):
Het antwoord "het speelt in Nederland niet" is natuurlijk wel erg
makkelijk gegeven, want als je eenmaal binnen bent, dan loop je
natuurlijk gewoon door. We hebben hier natuurlijk ook onze instroom en
we zien ook wat het doet met de sociale cohesie. Eigenlijk alle
problemen die in het rapport naar voren komen, kun je dus toespitsen op
onze eigen situatie in Nederland. Ik wil dus graag de vraag stellen
waarom het hier dan niet zou spelen. De eerste vraag die ik stelde was:
waarom wordt er in de kabinetsreactie niks over gezegd als het in zo
veel rapporten naar voren komt?
Minister Van Weel:
We hebben het er wel over gehad in onze brief van december over
weerbaarheid. Dat is dus de brief die de minister van Defensie, de
staatssecretaris en ik hebben gestuurd. Daarin wordt migratie genoemd
als een van de drukmiddelen die relevant kunnen zijn. Je moet dan ook
wel kunnen zien dat daar een sturende hand achter zit. Daarop maak ik
dus een voorbehoud: op de directe impact in Nederland. We zien dat
migratie direct gebruikt is, bijvoorbeeld tegen Finland door actief
mensen uit Afrika in Noord-Finland over de grens te sturen. Dat is geen
spontane migratiestroom. Dat heeft ook weinig te maken met politieke
vluchtelingen die op de vlucht zijn voor een conflict. Daar zit dus echt
sturing van een staat achter. Datzelfde zien we in Wit-Rusland gebeuren
en op een aantal andere plekken hebben we dat ook gezien. Dat is wat
anders dan problemen die het gevolg zijn van migratie of gebrekkige
integratie. Dat is een heel ander debat. Dat staat dus buiten de
statelijke dreiging achter migratie. U vroeg mij: is het een hybride
dreiging? Antwoord: ja.
De heer Pool (PVV):
Dank aan de minister voor het antwoord. Kan hij dan nog iets verder
ingaan op de vraag waarom het een wapen is? Kijk, bij een kruisraket is
het natuurlijk eenvoudig. Die schiet je af en die richt flinke schade
aan. Maar waarom is migratie nou specifiek een wapen?
Minister Van Weel:
Het kƔn een wapen zijn, zeg ik daarbij. Ik heb ook gezegd dat niet alle
migratiestromen een wapen zijn en dat daar zeker niet in alle gevallen
een sturende hand van een staat achter zit. Een staat kan echter
uiteindelijk, naast het militaire wapen, alle middelen gebruiken als een
wapen. Er werd al desinformatie genoemd. Die kan ingezet worden als een
wapen, om paniek te zaaien, om cohesie te ondermijnen en om polarisatie
in onze maatschappij te veroorzaken. Daar zijn ook bewijzen van. Het
cyberdomein wordt gebruikt als een wapen, of dat nu met een simpele
ddos-aanval gebeurt of met een geraffineerde hack waarmee je vitale
processen stilzet. We zien dat in OekraĆÆne energie als wapen wordt
gebruikt, of het ontzeggen van energie aan een bevolking in een koude
winter. Denk ook aan het proberen om onze gasvoorraden leeg te trekken,
wat we kort voor de invasie in OekraĆÆne zagen gebeuren.
In potentie kan dus alles waarvan wij een zekere afhankelijkheid hebben
of waarvan we last kunnen hebben, als wapen ingezet worden. Dat is een
beetje de definitie van "hybride dreiging". Die is er dus naast de
klassiek-militaire dreiging die evident is. Het is moeilijk om daarmee
te dealen en dat komt door een aantal factoren. EƩn factor is dat je
niet altijd direct die sturende hand kunt aanwijzen. Dat maakt het dus
voor een potentiƫle tegenstander makkelijk om te zeggen "ik was het
niet". Van hoeveel kabels weten we inmiddels dat ze moedwillig zijn
doorgetrokken? Dat zijn er niet heel veel. Die onderzoeken duren lang en
zijn vaak inconclusief. Dat geldt ook voor migratie. Ik noemde u net een
paar voorbeelden waarbij het dus wel evident was. Dat is het dus: het
collectief van alles wat ons onder druk kan zetten.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van meneer Pool.
De heer Pool (PVV):
Dat is dan inderdaad de moeilijkheid, want als je bijvoorbeeld Rusland
bent, je migratie wilt inzetten als wapen ā de minister zegt ook dat dit
als wapen kan worden ingezet ā en je merkt dat de grenzen in Oost-Europa
goed worden beveiligd, dan stuur je ze toch gewoon via de ngo-bootjes
naar Zuid-Europa? Ik bedoel, zo slim zijn ze toch wel? Wat is nou de
reden dat we Oost-Europa op slot zetten en in Zuid-Europa zeggen "kom
maar binnen met z'n allen"? Dan heb je toch dezelfde ondermijnende
factor van de sociale cohesie, van de rechtsstaat, van de democratische
processen die we nu ook zien? Het is toch niet uit te sluiten dat dat
ook een factor is, vraag ik de minister.
Minister Van Weel:
Niemand zegt dat er geen adequate grensbewaking nodig is aan al de
buitengrenzen van Europa. Daar wordt ook aan gewerkt. Maar dat gaat een
beetje buiten de orde van dit debat, want hier gaat het erom of migratie
wordt ingezet als wapen. Daarvan zeg ik u dat er heel sterke
aanwijzingen zijn dat de mensen die in Noord-Finland de grens over
liepen, niet aan kwamen wandelen, om het zo te zeggen, behalve het
laatste stukje dan. Daarvoor werd ook geworven in bronlanden. Dat is een
hele actieve statelijke bemoeienis met migratie. In Wit-Rusland zien we
dat ze gewoon door Wit-Russische grenstroepen worden afgezet en over de
grens worden geduwd, bij wijze van spreken. Dat is wat ik zeg. Dat is
evident. Dat over migratie gebruiken als wapen.
De voorzitter:
Dan kunt u doorgaan met uw betoog.
Minister Van Weel:
De cognitieve dimensie. De heer Nordkamp, maar ook mevrouw Van der Werf,
refereerde eraan. Het is absoluut een belangrijke dimensie in hybride
dreigingen. We pakken dat aan en we coƶrdineren het ook nauw onder de
vlag van desinformatie. Daar is de minister van Binnenlandse Zaken
primair voor verantwoordelijk. Er werd de suggestie gedaan om dit nader
te onderzoeken, om een vervolgonderzoek uit te voeren. Mevrouw Van der
Werf zei dat de minister van Defensie dit ook een interessant idee vond.
We gaan dat zeker omarmen. We pakken dat op en we komen hierop terug. In
ieder geval Defensie, Binnenlandse Zaken en ook Sociale Zaken zullen we
hierbij betrekken om hybride oorlogvoering in het cognitieve domein
verder te kunnen definiƫren en ook mee te nemen in de verdere
doorontwikkeling van de aanpak van statelijke en hybride
dreigingen.
De voorzitter:
Een vraag van de heer Nordkamp.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Kunnen we over dat laatste een toezegging krijgen? Misschien is het goed
om dat even vast te leggen.
Het ging even over migratie als hybride dreiging, als wapen; de
cognitieve dimensie, desinformatie. Kunt u iets zeggen over het
versterkende effect van desinformatie op migratie als hybride dreiging?
Ziet u handelingsperspectief? Migratie an sich hoeft geen probleem te
zijn. Migratie kan een grotere hybride dreiging worden, vooral wanneer
de samenleving in de cognitieve dimensie wordt aangevallen. Kunt u daar
iets over zeggen?
Minister Van Weel:
Ja. Ik wil het even lostrekken van migratie. Ik heb daar net al het een
en het ander over gezegd. In algemene zin is het voor statelijke actoren
aantrekkelijk om de cohesie in onze maatschappij te ondermijnen. Dat doe
je bij voorkeur door tegenstellingen die er al zijn in de maatschappij
verder te vergroten. Dat kun je via desinformatie doen door beide kanten
van het spectrum te voeden en de polarisatie zo te vergroten. Laat ik
een voorbeeld noemen wat misschien wat minder gevoelig ligt. In de
Baltische staten zie je dat de Russisch sprekende minderheid beĆÆnvloed
wordt Russischtalige informatie. Je kunt er donder op zeggen dat daar
een statelijke hand achter zit. Maar ook de andere kant van het debat
wordt gevoed, de kant van de anti-Russische Baltische inwoners. Het
beste resultaat heb je als je beide kanten voedt, want dan creƫer je
tegenstelling in de samenleving en dat ondermijnt uiteindelijk de
cohesie. In die zin is desinformatie wel degelijk een dreiging om
rekening mee te houden.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
U noemt terecht een aantal goede voorbeelden, maar welke
handelingsperspectieven ziet u voor zichzelf wanneer iets dergelijks
zich voordoet in Nederland?
Minister Van Weel:
In algemene zin is het bestrijden van desinformatie een van de grootste
uitdagingen die we hebben, denk ik. Nogmaals, ik wil niet zitten op de
stoel van mijn collega van Binnenlandse Zaken, maar het is heel moeilijk
om mensen die geloven in een bepaalde informatiebubbel waarin ze zitten,
ervan te overtuigen dat ze in een bubbel zitten. Dat doe je van buiten
die bubbel en wat van buiten die bubbel komt, wordt niet vertrouwd. Dat
kun je alle kanten op redeneren, maar als mensen de overheid niet
vertrouwen, is het ontzettend moeilijk om als overheid te zeggen: maar
dat is nepnieuws. Ik wil niet zeggen dat we daarvan voorbeelden hebben
gezien, maar dat versterkt voor die mensen alleen maar het wantrouwen in
diezelfde overheid. Dat is heel moeilijk. Er zijn een paar succesvolle
voorbeelden. OekraĆÆne is een heel mooi voorbeeld. Tussen 2014 en 2022
heeft men echt weerbaarheid tegen desinformatie opgebouwd. Maar goed, er
was wel een initiƫle inval nodig in 2014 om de bevolking daarvoor te
bewapenen. Taiwan is een goed voorbeeld, denk ik. Dat heeft te maken
gehad met enorme desinformatiecampagnes vanuit China, en heeft daar nog
mee te maken. Dat heeft daar de bevolking weerbaar tegen weten te maken.
Finland is een goed voorbeeld. Daar leren kinderen vanaf jonge leeftijd
al om zelf kritisch om te gaan met de informatie die ze krijgen. Er zijn
dus lichtpuntjes, maar het is een veelkoppig monster.
De voorzitter:
Een derde interruptie.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Ik erken dat het een veelkoppig monster is. U schetst dilemma's. Ik voel
de urgentie wel, maar ik voel hier niet heel veel ambitie op. U noemt
voorbeelden uit andere landen. Wat leert u daar zelf van? Wat bent u
voornemens om daarvan te implementeren in Nederland?
Minister Van Weel:
Ik heb een toezegging gedaan, namelijk dat we gaan kijken naar het
cognitieve aspect van hybride oorlogvoering. Daar zit de
desinformatiekant heel erg sterk in. Ten tweede ga ik met de collega van
BZK in overleg. Dit is primair haar dossier. We moeten doen wat we
kunnen op dit terrein. In die zin deel ik het gevoel van urgentie van de
heer Nordkamp, maar ik kan niet helemaal voor de minister spreken op dit
moment.
De voorzitter:
Ik ga er even tussen komen. U had het net over een toezegging, maar u
heeft geen datum of tijd genoemd. Misschien kunt u dat nog
aanvullen.
Minister Van Weel:
Hoe ik het vervolgonderzoek waarom is gevraagd, ga doen, is iets waar ik
voor de zomer op terugkom in de brief. Dan zal ik ook pas het tijdpad
noemen en aangeven wanneer het klaar is. Het is afhankelijk van wie we
daarvoor vragen en wat de onderzoeksopzet is. Er zal hier echt een
onderzoekscomponent in zitten, ook onder een deel van de bevolking. Daar
durf ik geen strakke deadline aan te hangen.
De voorzitter:
Dank u wel. Voor de zomer lijkt mij in ieder geval een toezegging waar
we voorlopig mee uit de voeten kunnen. Bent u klaar, minister? Ja. U
heeft niet heel veel tijd meer, staatssecretaris, maar ik geef u toch
graag het woord.
Staatssecretaris Tuinman:
Dank u wel, voorzitter. Toen ik hier anderhalf jaar geleden mijn
politieke carriĆØre startte, in het huis van het parlement, ging een van
mijn eerste inbrengen over artikel 3 van het NAVO-verdrag, het
Washingtonverdrag, over weerbaarheid. Ik heb het toen ook gehad over een
van de sterkste concepten die er bij militairen ingebakken zit met
betrekking tot weerbaarheid, namelijk het buddysysteem. Dat betekent
eigenlijk: ƩƩn is geen en twee is ƩƩn. Daarmee bedoel ik dat je
eigenlijk altijd iets samendoet, met z'n tweeƫn. Dat zorgt voor
weerbaarheid. Ik probeerde daarnet binnen te komen, maar toen was ik
mijn pasje weer vergeten. Toen had ik toch weer mijn collega nodig om
mij daarmee te helpen. Dat is, denk ik, een goede stap in weerbaarheid.
Militairen zijn weerbaar.
Twee. Met de start van het aanvaarden van het ambt van staatssecretaris
ben ik heel veel door Nederland gaan reizen voor het Nationaal Programma
Ruimte voor Defensie. Ik ben in Geleen geweest, in Kollumerwaard, in het
noorden van het land, in Den Helder en ook in Vlissingen. Ik heb met
heel veel mensen gesproken, met bestuurders maar ook gewoon met mensen
uit de wijk. Het viel mij op dat die meestal beginnen over weerbaarheid.
Weerbaarheid begint vaak bij de mensen thuis. Ik denk dat het goed is
dat we dat blijven benadrukken. Een weerbare samenleving zit 'm ook
gewoon in de gemeenschap, in elkaar kennen en in staan voor elkaar. Het
betekent ook dat in sommige delen van ons land ⦠In Twente heb je
noaberschap. In Friesland heb je mienskip. Of denk aan hoe mensen in
Limburg en Zeeland leven: heel dicht en hecht. Het deed mij ook wel
denken dat mensen daar ook nadenken over het oude stel dat aan het einde
van de straat woont en dat mensen met hun buren bespreken hoe je ervoor
gaat zorgen dat zij eten hebben en warm blijven in het geval van crisis.
Ik vind het eigenlijk wel een heel mooi model voor de rest van
Nederland, want het zit in onszelf.
Ik wil drie dingen aanstippen: digitalisering, personeel en materieel.
Voordat ik dat doe, kom ik nog te spreken over een aantal zaken waar we
zojuist over hebben gesproken, die eventueel nog openstaan.
De heer Van Dijk had het over cyberreservisten. Ik onderschrijf dat. Met
de minister van Defensie hebben we het er heel veel over. Ik denk dat
het ook goed is om even aan te geven wat we gedaan hebben ā niet alleen
woorden, maar ook daden ā met dit kabinet met de Defensienota 2024. We
hebben een Cyber Academy geopend, waarmee we gewoon meer mensen dat veld
intrekken.
De heer Van Dijk vroeg of zowel de marinecapaciteit als de maritieme
capaciteiten van Nederland voldoende zijn om af te schrikken. Ja, die
zijn voldoende. We hebben daar genoeg capaciteiten voor, die
afschrikkend genoeg zijn: onder het water, op het water en boven het
water. Mocht de situatie daar zijn en het noodzakelijk zijn om Russische
schepen uit onze territoriale wateren te duwen, dan zijn we daar prima
toe in staat.
Mevrouw Van der Werf had het over het vliegveld in Eindhoven en de
storing. Die heeft inderdaad te maken met een storing in het
NAFIN-netwerk. Hier wil ik wel even goed en duidelijk stellen dat dit
ging om een technische storing. Een tijdklok diep in de cybersecurity
van de systemen heeft uiteindelijk gedaan wat die moest doen: die zag
dat als een activiteit die niet okƩ was en is daarom het systeem gaan
afschakelen. Onze eigen marechaussee, onze luchtmacht en Eindhoven
zitten ook op dat systeem. Het is het meest robuuste en veilige systeem
dat we überhaupt in Nederland kennen. Daarom is uiteindelijk in
Eindhoven dat systeem ook down gegaan. Vanochtend heb ik daar een
uitgebreid debat over gevoerd. De drie punten die ik daar ook in heb
genoemd over hoe we hiermee omgaan, zijn de volgende. IT- en
cyberstoringen behandelen we tegenwoordig hetzelfde. We hebben dit
eigenlijk gezien als een IT-storing, maar je moet het gewoon hetzelfde
behandelen. Ten tweede richten we ons specifiek op de continuĆÆteit. Een
storing kun je, hoe graag je dat ook wil, niet altijd voorkomen. Daarop
passen we onze protocollen aan. We oefenen nu ook zeer regelmatig. Deze
storing van het NAFIN-netwerk zie ik ook als een stresstest. Die heeft
ons ook geholpen om dit verder op te lossen.
Laten we dan kijken naar het gebied van digitalisering. We zien in
Nederland dat eigenlijk iedereen steeds meer op zijn telefoon zit. Dat
is ook de realiteit waartoe we ons moeten verhouden. Hetzelfde geldt
voor bedrijven en hoe je zaken doet. Het geldt ook voor het militaire
bedrijf. Er is nog best wel wat te leren. Er zijn een aantal landen,
zoals Estland en OekraĆÆne, die daar heel ver in zijn. Volgens mij twee
weekenden terug ben ik samen met de minister naar OekraĆÆne geweest. Daar
hebben we specifiek gekeken hoe ze dat daar uiteindelijk doen, ook op
het gebied van innovatie en IT. Daarom kom ik ook zo rond de zomer met
een Digitale Transformatie Strategie Defensie, waarin we uiteindelijk
laten zien hoe Nederland weer tot de absolute top gaat behoren op het
gebied van innovatie en IT in het militaire domein. Ik blijf erbij dat
informatietechnologie voor ons uiteindelijk ook gevechtskracht is.
Dan personeel. De heer Boswijk had het over de meerwaarde van
dienstplicht en maatschappelijke diensttijd. Ik heb een aantal weken
terug een brief gestuurd naar uw Kamer getiteld "Onze mensen, onze
toekomst; meer, beter en sneller". Het blijft ook mijn overtuiging en
die van het kabinet dat er effectievere manieren zijn om op te schalen
en personele gereedheid te verhogen dan het opnieuw instellen van een
generieke opkomstplicht. Daar is dan ook geen sprake van. Het blijft
vrijwillig. Daarnaast is er op dit moment geen sprake van het invoeren
van een maatschappelijke dienstplicht. Wel heb ik in de brief die ik
zonet genoemd heb, "Onze mensen, onze toekomst", beschreven dat ik met
het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het ministerie van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport aan het kijken ben hoe we voldoende personeel kunnen
krijgen in kraptecategorieƫn en vitale sectoren, zodat we onze
instrumenten voor het belang van Nederland beter gaan richten. Daarvoor
worden diverse opties daadwerkelijk besproken.
Het programma Maatschappelijke Diensttijd gaat door. Dat verzoek van uw
Kamer hebben we overgenomen. Defensie biedt de Maatschappelijke
Diensttijd Missie aan. Dat zetten we voort en daar bieden we een
landelijk programma voor aan. Dat biedt jongeren een unieke kans om heel
laagdrempelig kennis te maken met Defensie en een bijdrage te leveren
aan de maatschappij en vaardigheden te ontwikkelen. Het zorgt voor
persoonlijke professionele groei, maar zeker ook voor het versterken van
de weerbaarheid van henzelf, hun families, hun vriendengroepen en
uiteindelijk ook Nederland.
Zoals we in de brief hebben gemeld, ontwikkelen we niet alleen
weerbaarheidstrainingen, maar zijn wij eigenlijk ook al met die
trainingen gestart. Dat doen we nu met hbo's. Die hbo's bieden een minor
aan van tien tot twaalf weken. De eerste lopen nu; 200 jongeren volgen
nu zo'n minor. Als je die minor hebt afgerond, krijg je je studiepunten
en als het allemaal goed gaat, word je ook reservist. Er zit dus ook nog
een baangarantie aan vast. Volgend jaar, eigenlijk al na de zomer, gaan
we dit opschalen. In het nieuwe jaar wordt het nog groter. We hebben ook
het programma VeVa. Dat doen we al jaren, met mbo's. Daar doen nu 3.500
jongeren aan mee. De scholenkoepels die daarin zitten ā dat zijn er 21 ā
hebben allemaal aangegeven dat ze volgend jaar willen instappen bij de
militaire minor, dus dat wordt nog groter. Dat gaat dus heel snel en dat
leidt per direct tot een influx en een toename van onze
weerbaarheid.
Ik zal proberen het kort te houden en dan gaan we naar personeel toe. Op
het gebied van materiƫle versterkingen: voor de eerste hoofdtaak komt
het eigenlijk ten goede aan Defensie, zeker tegen hybride dreigingen.
Zowel de heer Ellian als mevrouw Van der Werf had een aantal vragen over
de logistieke ondersteuning van Defensie. In De Telegraaf stond een stuk
over de vraag of we er wel genoeg geld en personeel in steken om het
allemaal goed voor elkaar te krijgen. Het beeld dat geschetst is door de
militairen, is mij bekend. Vandaar dat we zowel in de Defensienota 2022
als in de Defensienota 2024 hebben aangegeven dat we specifiek
investeren in operationele ondersteuning; dat hebben we ook gedaan. We
weten het allemaal: de krijgsmacht kan wel tanden hebben, maar dat moet
je ook langer kunnen volhouden. In dat voortzettingsvermogen steken we
echt heel veel geld en het krijgt ook heel veel aandacht. Dat gaat over
voorraden, zoals van munitie en geneeskundige artikelen, maar ook over
de verdere versterking van de geneeskundige keten. Denk bijvoorbeeld aan
ziekenauto's. Ook hebben we een samenwerking met VWS en Sanquin; het
gaat dus ook over bloedvoorziening en ga zo maar door. Dat is er
allemaal op gericht om het langer vol te kunnen houden. Die investering
komt eraan, maar goed, dat betekent niet dat we er al zijn. Binnenkort
gaat er een brief naar de Kamer over de vervanging van alle
wissellaadsystemen, vrachtwagens en dat soort zaken meer. Oude
vrachtwagens verkopen we nu niet meer en zetten we ook niet op de
schroothoop, maar die behouden we. Wat dat betreft verdubbelt de
capaciteit dus eigenlijk.
Wat doen we nog meer op het gebied van materieel? We zoeken nadrukkelijk
de samenwerking met het bedrijfsleven, met logistiek en transport; een
aantal van u heeft daar ook al een beetje op gehint. Dat noemen we het
logistieke ecosysteem. Dat betekent dat we een contract aangaan met een
transportsysteem; daarmee zorgen we ervoor dat we onze ondersteuning
goed inrichten. Het hoeven niet alleen maar militaire voertuigen te
zijn. Dat gaat steeds beter. Je ziet ook dat die bedrijven het prettig
vinden, want het zorgt voor hen voor businesscontinuĆÆteit op het moment
dat het wat gevaarlijker wordt. Ook zien we dat meer en meer bedrijven
faciliteren dat hun werknemers die reservist willen worden, dat kunnen
doen. Dat betekent eigenlijk dat een civiel bedrijf zo ons achtergebied
in kan rijden, omdat de mensen die op dat voertuig zitten, op dat moment
daadwerkelijk reservist zijn. Dat levert dus heel veel winst op.
Ik heb ook nog een vraag gehad over de Chinese kabelknippers: wat wordt
daaraan gedaan? Dat gaat dan specifiek over seabed warfare, dus oorlog
onder water, op de zeebodem. Hoe kun je je daar tegen verdedigen? Dat
zijn onbemande systemen.
De voorzitter:
Ik ga u heel even onderbreken, want ik heb een vraag van mevrouw Van der
Werf voor u. Het is uw laatste interruptie, mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik had hem speciaal bewaard voor de heer Tuinman, voorzitter. Het gaat
over de logistieke achterkant, om het maar even plat te slaan. De
staatssecretaris gaf net een aantal mooie voorbeelden van waar er op
opleidingsniveau uitbreiding aan dit punt wordt gegeven. Maar ik vraag
me ook wel het volgende af. Ik heb de laatste tijd veel jongeren
gesproken, ook mensen die net hun opleiding bij Defensie zijn ingegaan
en die zeggen dat heel erg het beeld heerst dat als je dat bij Defensie
gaat doen, je gaat vechten. Zeker met al het nieuws van de laatste tijd
kan ik me voorstellen dat dit groepen mensen afschrikt die je er
eigenlijk heel graag bij zou willen hebben om dat vechten "te stutten",
om het zo maar even te noemen. Is het een idee om niet alleen maar te
kijken naar de uitbreiding van opleidingen en het investeren daarin,
maar om ook te kijken naar de vraag hoe je de jongeren van Nederland
laat zien wat de diversiteit aan banen en werk binnen Defensie is, en
welke mooie beroepen je allemaal nog meer kunt hebben, ook op het moment
dat je jezelf misschien niet geschikt acht om in de frontlinie te
staan?
Staatssecretaris Tuinman:
Mevrouw Van der Werf slaat de spijker op z'n kop. Volgens mij heeft u in
het verleden ook een aantal moties ingediend om het juist
aantrekkelijker te maken voor jongeren. Ik doe dat zelf door iedere keer
te proberen het goed uit te leggen. Ik zie dat de jongere generatie ook
daadwerkelijk een stap naar voren doet. Aan mij als bewindspersoon, als
staatssecretaris van Defensie, is het dan om ervoor te zorgen dat die
organisatie en de functies die we hebben, daarvoor openstaan. We hebben
een aantal zaken die daar best wel goed bij passen.
De eerste is het dienjaar. Dat betekent eigenlijk dat jongeren die nog
niet precies weten wat ze uiteindelijk willen doen bij ons een jaar aan
de slag kunnen. Daar krijgen ze gewoon prima voor betaald. Er zit drie
maanden opleiding aan vast, een militaire opleiding. Dan ga je eigenlijk
negen maanden lang in een bedrijf of in een eenheid aan de slag. Dat kan
op een schip zijn. Dat kan bij een gevechtseenheid zijn. Maar het kan
ook in de IT of in de logistiek zijn. Er zitten ook mensen bij JIVC. Die
houden zich daadwerkelijk bezig met cybersecurity of datacenters. Het
mooie is ā dat is precies wat u aangeeft, mevrouw Van der Werf ā dat
jongeren dus even de tijd krijgen om binnen het bedrijf te leren
navigeren, te leren wat het is om militair te zijn of om er daarna als
burger aan de slag te gaan.
Het tweede is Defensity College. Dat is hbo-plus. Bij het Defensity
College ga je eigenlijk ook een verbinding aan met de krijgsmacht. Een
jaar of drie lang ga je gewoon een of twee dagen in de week voor
Defensie werken. Op welk project je terechtkomt en wat goed bij je past,
vind je eigenlijk samen met onze mensen uit. Een aantal typen jongeren
doet dit. Dat zijn jongeren die studeren. Het past ook bij jongeren die
een gap year hebben. Het gaat ook om jongeren ā eigenlijk zijn dat wat
oudere jongeren, want je kunt het tot 27ste doen ā die zeggen: ik heb
een carriĆØrestart gemaakt, maar dat is het niet helemaal en ik wil bij
jullie kijken hoe het werkt. Ik begrijp u, voorzitter; ik ga snel
afronden.
Het derde waarop we heel sterk inzetten ā dat heb ik ook in de brief
geschreven ā is de connectie met scholen. Dat zijn de minors met hbo's.
We willen dat ook gaan aanbieden voor mbo's. We doen dat ook met VeVa.
VeVa is eigenlijk dat we 21 ⦠Nee, ik zit verkeerd. Mbo's werken met ons
samen. Dus wij leveren militaire instructeurs. Dan draaien jongeren
eigenlijk een opleiding mee, bijvoorbeeld op het gebied van veiligheid.
Dan hebben ze wel een streepje voor bij een sollicitatie bij Defensie,
maar het is uiteindelijk aan henzelf om die keuze te maken. Die cijfers
zien er eigenlijk hartstikke goed uit. Het mooie is dat jongeren na een
VeVa bijvoorbeeld zeggen dat ze bij de supermarkt gaan werken, gaan
metselen of de techniek ingaan, maar dat ze een aantal jaren later dan
vaak toch wel weer aan de deur kloppen en zeggen: weet je, ik heb wat
werkervaring opgedaan, ik heb mooie ervaringen gehad bij VeVa en ik ben
bereid om een stap naar voren te zetten, maatschappelijk, om onze manier
van leven te beschermen. Daar hebben we onze campagne ook specifiek op
aangepast.
Dat was het laatste, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie geen vragen meer. Sorry dat ik u een beetje onder
druk zette. Het was eigenlijk ook iets bezijden de agenda van vanavond,
want het ging meer over personele zaken. Maar dat geeft niet. We zijn
eruit, denk ik. Ik zie geen vragen meer bij de Kamerleden. Als ik even
naar de klok kijk, zitten wij heel krap. Ik stel mij voor de tweede
termijn voor dat u, als daar behoefte aan is, nog ƩƩn heel korte vraag
mag stellen. Ik zie de heer Van Dijk en ik zie de heer ⦠Het hoeft niet,
hĆØ. Het mag. Ik doe even het rondje. We gaan gewoon beginnen bij de heer
Olger van Dijk. Laten we niet te veel tijd verliezen met de
procedure.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Ja, dank voorzitter. Dank aan de kabinetsleden voor de uitgebreide
beantwoording. Ik heb twee resterende vragen. Ik houd het heel kort. EƩn
was de vraag naar een eerdere toezegging in het debat over het juridisch
kader voor het optreden op zee. Die had ik gesteld in eerste termijn. Ik
hoor toch nog graag wanneer we daarover als Kamer in een brief wat meer
kader kunnen krijgen.
De staatssecretaris had het net in zijn beantwoording ook over de
kabelknippers. Ik had gevraagd of ik me daarbij onbemande
onderzeeschepen moet voorstellen, maar ook onderwaterdrones. Lobster
Robotics heeft daar een mooi idee over. Ik hoor graag nog een reactie op
de vraag of die kant verder te ontwikkelen is.
De voorzitter:
Een korte reactie van een van de bewindslieden graag.
Staatssecretaris Tuinman:
Ja, Lobster Robotics is een mooi bedrijf. Dat zit in DIANA, een
NAVO-programma voor start-ups. Dat gaat hartstikke goed. We hebben
volgens mij vorige week een overeenkomst met ze getekend. Dat betekent
dat onze Koninklijke Marine ook launching customer wordt. Dat laat ook
zien hoe wij ā als krijgsmacht, als Defensie maar ook als overheid ā
omgaan met de defensie-industrie. Het gaat niet alleen om de grote
vragen en het is niet alleen "wij vragen, gij zult leveren". We doen het
samen, want die innovatie en die technologie moeten we sneller en
sneller organiseren. Waarom is dat? Omdat onze technologie en onze
middelen altijd 5% beter moeten zijn, any time, any place, dan die van
de tegenstander, zodat onze mensen de beste kans op succes hebben.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik denk dat ik een kleine vergissing maakte. Tweede termijn.
Nee, u heeft uw vraag gehad. De minister.
Minister Brekelmans:
We zullen voor de zomer met een brief komen over wat wij zien als
juridische mogelijkheden, wat zaken zijn waar wij naar kijken. Het zal
geen uitgewerkt raamwerk zijn, maar een analyse van wat juridische
aanknopingspunten zijn waar wij naar kijken en waar we op dat moment
staan. Mijn intentie zou zijn om dat niet de laatste dag voor de zomer
te doen, maar al eerder. Die brief komt in ieder geval voor de
zomer.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik wil nu toch even de vragen inventariseren, zodat u daarna
korte antwoorden krijgt. Ik wil dus nu even de tweede termijn afwerken.
Meneer Ellian, had u nog een vraag? Kort graag. We moeten echt op de
tijd gaan letten.
De heer Ellian (VVD):
Ja, maar daar wil ik wel iets over zeggen, met alle respect. Ik vind dat
u ook anders had kunnen voorzitten. U heeft vier interrupties toegestaan
bij de Kamerleden, waar in veel commissies drie interrupties
gebruikelijk zijn. Er zitten drie bewindspersonen met behoorlijke
ondersteuning. Ik vind dat het nu een beetje buiten de orde gaat. Ik wil
iets zeggen tegen het kabinet en ik vind dat ik dat gewoon nog moet
kunnen zeggen. Dan gaan we maar vijf minuten langer door. Ik weet dat
andere collega's weg moeten.
De voorzitter:
Ja, u mag het zeggen.
De heer Ellian (VVD):
Nee, omdat u zegt dat ik nog een vraag mag stellen. Ik wil gewoon ƩƩn
minuut iets kunnen zeggen. Dat ga ik nu doen.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Nou, punt van orde. Misschien kunnen we ook gewoon met elkaar zeggen dat
de mensen die daar de tijd voor hebben ā ik weet niet hoe dat aan de
overkant van de tafel is ā iets verlengen, terwijl de mensen die om
23.00 uur weg willen, dat ook kunnen doen. Volgens mij hoeft dat geen
probleem te zijn, toch?
De voorzitter:
Wat mij betreft niet. U mag uiteraard altijd zelf weg als u weg wilt,
maar ik zou zeggen: ga uw gang, meneer Ellian.
De heer Ellian (VVD):
Ik ga het snel afronden. Ik heb alle begrip als iemand weg moet. Ik wil
gewoon zeggen dat ik de inspanningen van deze bewindslieden waardeer,
want het gaat wel ergens over. Wat ik nog wel wil benoemen, is het
gevoel dat mij tijdens dit debat bekroop. Dat is ook mijn vraag. Als je
als tegenstander meeluistert ⦠Ik weet dat hier veel mensen aan de
overkant zitten die heel goed opletten wat wel en niet kan, maar je kunt
je afvragen of dit type debatten nog in de openbaarheid moet
plaatsvinden. We praten immers wel degelijk over onze kwetsbaarheden.
Eigenlijk moet de tegenstander helemaal niet meer ⦠We willen de
tegenstander zo veel mogelijk misleiden. Dat raakt mijn fundamentele
punt van vanavond: zij houden zich niet aan regels en wij wel heel erg,
door dit in alle transparantie te doen. Dat is een vraag die ik de
bewindslieden zou willen meegeven.
Tot slot. Hartstikke goed om uitleg over noodpakketten te geven, maar
wij moeten de mensen nog meer meenemen in de urgentie. Dat zou echt mijn
appel zijn.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Het was een heel leerzaam, maar vooral ontluisterend debat. We zijn
natuurlijk allemaal opgegroeid met het idee dat onze democratie om de
Nederlandse burger draait. In 2005 zijn we er met de referendumuitslag
rond de EU achter gekomen dat dat niet zo is, dat de EU leidend is en
dat onze democratie dus om de EU draait. De afgelopen jaren, en ook in
dit debat, zijn we erachter komen ā dat vond ik heel leerzaam, dus ik
dank de ministers ook echt voor de beantwoording ā dat de NAVO daar
eigenlijk voor een groot deel bij is gekomen en dat de ministers geacht
worden zich te houden aan de weerbaarheidsdoelen die geoperationaliseerd
worden door de inlichtingendiensten en die geheim zijn. Dat staat ook
helemaal los van onze democratie, van de Tweede Kamer. Iedereen vindt
dat blijkbaar best. De Nederlandse burger is nergens te bekennen of die
moet onder de tafel zitten, maar die heeft daar blijkbaar geen enkele
rol in. Ik zou daarover graag een motie willen indienen, dus ik vraag
daarom nu een tweeminutendebat aan.
De voorzitter:
Dat is duidelijk. Dat staat genoteerd.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik wil de bewindslieden danken voor de uitgebreide beantwoording. Ik heb
nog wel wat vervolgpunten, maar die kan ik vast in komende
commissiedebatten kwijt.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Nordkamp.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Allereerst wil ik zeggen dat ik wel zeer tevreden ben
over hoe u het debat heeft voorgezeten. Het was wellicht wat rommelig op
het einde, maar goed, het is ook al laat. Verder was het aantal
interrupties juist fijn. Dus daar complimenten voor. Over dit debat
zelf: goed dat dit onderwerp het kabinet zo bezighoudt. Er was een ruime
afvaardiging. Die had wellicht zelfs nog breder gekund, want er werd ook
doorverwezen naar Binnenlandse Zaken en andere ministeries.
Mijn zorg dat de cognitieve dimensie van hybride dreigingen eigenlijk
ondergeschikt is in de benadering vanuit Defensie van maatschappelijke
weerbaarheid is niet helemaal weggenomen. Ik zou alle bewindspersonen
hier dus nogmaals willen verzoeken om hierin niet naĆÆef te zijn. Heb
wellicht ook wat meer ambitie op dit onderwerp. Ik ben blij met het
aangekondigde onderzoek. Daar kijk ik dan ook met veel interesse naar
uit.
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Pool.
De heer Pool (PVV):
Hartelijk dank, voorzitter. Hartelijk dank aan de bewindspersonen voor
de beantwoording. Ik heb geen verdere vragen. Ik heb alleen nog de
oproep om het punt van migratie als een vorm van hybride oorlogsvoering
toch wel echt serieus te nemen en om daar wellicht in de toekomst iets
diepgaander op te kunnen reflecteren, ook in de reacties die u naar de
Kamer stuurt. We zijn als Nederland geen eilandje. We hebben daar ook
mee te maken. Als het wellicht niet hier plaatsvindt, dan zijn we
natuurlijk ook gewoon verbonden met NAVO-partners als Polen en Litouwen.
Het is dus een belangrijk onderwerp, niet alleen voor de PVV, maar voor
de hele samenleving, denk ik. Bij dezen die oproep.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dan geef ik nu het woord weer aan de minister.
Minister Brekelmans:
Ik zou nog even willen aanhaken op wat de heer Ellian zei over het
openlijk hierover debatteren. Het is iets waar we als Defensie namelijk
steeds vaker tegenaan lopen. In het verleden rapporteerden we altijd
over zaken waarvan wij aan denken dat het een kwetsbaarheid is of iets
waarin we als Defensie tekortschieten. Daar willen we open over zijn
richting de Kamer, maar niet open richting onze tegenstanders. Dat is
best wel ingewikkeld. Daarom bieden wij als Defensie dus vaak
vertrouwelijke briefings aan. Daarom hebben we ook af en toe momenten
waarop we ons afvragen: moeten we dit nou in onze rapportages opnemen?
Ik weet uit mijn eigen ervaring als Kamerlid ook dat als het kabinet
minder communiceert, de eerste reactie van de Kamer meteen is: waarom
gebeurt dat nu niet meer? Vanuit onze kant zou ik dus graag willen
aanbieden dat we met elkaar het gesprek eens een keer aangaan over de
vraag hoe we dat nou op een goede manier kunnen vormgeven. We hebben
natuurlijk de CIVD voor het inlichtingendeel, maar dat is het ook weer
niet. We hebben het niet altijd over inlichtingen, maar over eventuele
tekortkomingen van Defensie. We moeten dus een vorm vinden om hierover
verantwoording af te leggen aan de Kamer zonder dat we onze ⦠Het is een
zoektocht. Die ga ik graag samen met deze commissie aan, om daaraan op
een goede manier invulling te geven.
De voorzitter:
We zijn aan de toezeggingen toegekomen. We zijn er bijna.
De minister van Defensie zegt toe de herziene cyberstrategie voor de zomer van 2025 aan de Kamer te zullen aanbieden. Dat is een toezegging aan de heer Olger van Dijk.
De minister van Justitie en Veiligheid zegt toe de Kamer voor de zomer van 2025 schriftelijk te zullen informeren over de opzet van het onderzoek naar de cognitieve dimensie van hybride dreigingen. Dat is een toezegging aan mevrouw Van der Werf.
De staatssecretaris van Defensie zegt toe de Kamer in de zomer van 2025 een Digitale Transformatie Strategie Defensie te zullen toesturen. Dat is een toezegging aan de hele commissie.
De minister van Defensie zegt toe voor de zomer van 2025 nadere informatie over het kader voor inzet op zee tegen hybride dreiging aan de Kamer te zullen sturen. Dat was ook een toezegging aan de heer Olger van Dijk.
Sorry, minister?
Minister Brekelmans:
Het ging over de juridische aanknopingspunten.
De voorzitter:
O! Dat zullen wij toevoegen. Dank u voor de correctie. Tot slot hebben
wij een aanvraag van de heer Van Houwelingen voor een tweeminutendebat.
Die zullen wij naar de centrale leiding hier doorsturen. Dan hebben we
dat gedaan. Ik wil graag de ministers, de staatssecretaris, het gevolg
en alle ondersteuning heel hartelijk danken voor hun inzet en de
beantwoording van alle vragen. Dank aan de Kamerleden voor het stellen
van alle vragen. Dank aan de toeschouwers en de kijkers, voor zover die
er nog zijn. Dan sluit ik hierbij het debat.
Sluiting 23.00 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |
---|