[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Ondernemingsrechtelijke aspecten van de baby-bv

Modernisering van het ondernemingsrecht

Brief regering

Nummer: 2025D17064, datum: 2025-04-15, bijgewerkt: 2025-04-17 13:06, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 29752 -18 Modernisering van het ondernemingsrecht.

Onderdeel van zaak 2025Z07501:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


29 752 Modernisering van het ondernemingsrecht

Nr. 18 Brief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 april 2025

In het commissiedebat over civielrechtelijke onderwerpen van 23 oktober jl.1 heb ik, naar aanleiding van vragen van het lid Sneller en het toenmalige lid Maatoug, van uw Kamer, aangegeven dat ik in een gezamenlijke brief met de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane aan uw Kamer zal ingaan op de ondernemingsrechtelijke kant van de problematiek van baby-bv’s, in het bijzonder op een minimumleeftijdsgrens voor aandeelhouderschap. In deze brief, die ik u aanbied mede namens de Staatssecretaris van Financiën, ga ik in op die ondernemingsrechtelijke kant.

Het stellen van een leeftijdsgrens voor het oprichten van een vennootschap of voor aandeelhouderschap van een besloten vennootschap (bv) in het algemeen, met als doel de bestrijding van het ontgaan van schenk- en erfbelasting, acht ik om meerdere redenen niet opportuun. Het aandeelhouderschap door minderjarigen van bv’s komt in Nederland relatief weinig voor. Het stellen van een leeftijdsgrens zou bovendien eenvoudig omzeild kunnen worden. Landen om ons heen hebben vergelijkbare flexibele rechtsvormen als de bv. In Nederland kan eenvoudig een bv worden opgericht naar bijvoorbeeld Duits recht of naar het recht van een ander land (zowel binnen als buiten de EU) dat geen leeftijdsgrenzen op dit punt stelt. Ook zijn de praktische bezwaren van een baby-bv groter dan de voordelen ervan, waardoor niet te verwachten is dat van deze figuur in de praktijk veel gebruik zal worden gemaakt, zoals ook de huidige cijfers aantonen. In het onderstaande licht ik een en ander verder toe.

1. De baby-bv – Algemeen

De term baby-bv wordt gebruikt voor een bv die door de ouders als wettelijk vertegenwoordigers is opgericht op naam van hun baby of jonge kind. De aandelen worden gehouden door het kind. Ook de bv die door de ouders zelf is opgericht en waarvan ze de aandelen vlak na de oprichting, die dan nog nauwelijks iets waard zijn, aan hun baby of jonge kind overdragen, wordt hier onder de baby-bv verstaan.2 Vervolgens zorgen de ouders voor zorgen zij voor de feitelijke bedrijfsvoering. De ouders vertegenwoordigen hun minderjarig kind bij het uitoefenen van de rechten die aan de aandelen zijn verbonden en zullen doorgaans ook de bestuurders van de bv zijn, vergelijkbaar met de directeur-grootaandeelhouder (dga). De bv betaalt ook de belastingen die voortvloeien uit de onderneming (inkomstenbelasting en mogelijk vennootschapsbelasting, BTW, etc.). Als de aandelen in de loop der jaren meer waard worden, is dat voordeel voor het kind. De bv en de onderneming zijn reeds eigendom van het kind. Er is dus geen sprake van een schenking of overdracht aan het kind zodra het meerderjarig is en het de onderneming wil voortzetten. De waardestijging van de aandelen ontvangt het kind zonder dat sprake is van schenkbelasting. Er is wettelijk gezien geen sprake van een schenking, omdat alle voordelen die er in de bv ontstaan en waardoor de bv meer waard wordt, al vanaf de start van het aandelenbezit van het kind toebehoren aan het kind. Er is fiscaal gezien dus ook geen sprake van een schenking waarover schenkbelasting verschuldigd is.

2. Minderjarigheid

Een kind tot achttien jaar (minderjarigen) is in beginsel handelingsonbekwaam (artikel 1:233, eerste lid, BW). Dit houdt in dat het niet zelfstandig rechtshandelingen kan verrichten, tenzij het rechtshandelingen zijn waarvan in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat een kind van zijn leeftijd deze zelfstandig verricht (artikel 1:234, derde lid, BW). Een minderjarige staat onder gezag van zijn ouders of voogd, zij zijn de wettelijke vertegenwoordigers van het kind (artikel 1:245 BW). Dat betekent dat de zeggenschap en verantwoordelijkheid met betrekking tot de persoon van de minderjarige, het bewind over zijn vermogen en zijn vertegenwoordiging in burgerrechtelijke handelingen, zowel in als buiten rechte, tijdens de minderjarigheid van het kind bij zijn ouders of voogd liggen (artikel 1:245, vierde lid, BW). Alleen met hun toestemming is een minderjarige bekwaam tot het verrichten van bepaalde rechtshandelingen (artikel 1:234 Burgerlijk Wetboek (BW)). Dat geldt ook voor het uitoefenen van de rechten die aan aandelen in een bv verbonden zijn, want zowel de verwerving als de vervreemding van aandelen als de uitoefening van de daaraan verbonden rechten zijn rechtshandelingen. Een rechtshandeling die door een minderjarige is verricht zonder toestemming van zijn ouders, is vernietigbaar (artikelen 1:234 en 3:32 lid 2 BW).

Een zestien- of zeventienjarige kan aan de kantonrechter vragen om handlichting (artikelen 1:235-237 BW). Dit houdt in dat de minderjarige bepaalde bevoegdheden krijgt die zijn voorbehouden aan meerderjarigen. De minderjarige heeft daarvoor goedkeuring van zijn ouders nodig. Na handlichting heeft de minderjarige voor de rechtshandelingen die eronder vallen, niet meer de instemming van zijn ouders nodig. De kantonrechter bepaalt uitdrukkelijk welke bevoegdheden aan hem worden toegekend en in de wet is aangegeven tot welke gebieden die bevoegdheden zich mogen uitstrekken (artikel 1:234 BW). Daartoe behoort, voor zover hier relevant, de ontvangst van zijn inkomsten en de beschikking daarover, het in een vennootschap deelnemen en het uitoefenen van een beroep of bedrijf.

De minderjarigheid staat niet in de weg aan het oprichten door de ouders van een bv in naam van het kind of aan het oprichten van een eigen bv die vervolgens wordt overgedragen aan het kind. De rechten die aan de aandelen verbonden zijn, worden door de ouders als wettelijk vertegenwoordigers van hun minderjarig kind uitgeoefend. In het ondernemingsrecht is geen van het personen- en familierecht of algemene vermogensrecht afwijkende leeftijdsgrens opgenomen voor het oprichten van een rechtspersoon of het houden van aandelen en het uitoefenen van de daaraan verbonden rechten.

3. Aantallen baby-bv’s

Aandelenbezit en oprichting van een bv door minderjarigen komen relatief gezien (zeer) weinig voor. Begin 2024 stonden ca. 1,1 miljoen bv’s ingeschreven in het handelsregister. Van dat totaal waren er 117 bv’s waarvan een minderjarige voor 100% aandeelhouder was. In iets minder dan de helft van de gevallen (55) was de minderjarige 16 of 17 jaar oud. De overige 62 bv’s waren in handen van 62 minderjarigen van 15 jaar of jonger. Zie onderstaande tabel met de stand van 1 januari 2024:

Leeftijdscategorie Aantal kinderen dat 100% eigenaar is van een bv
0-4 5
5-12 21
12-15 36
16-17 55

In de onderstaande tabel is weergegeven hoeveel bv’s er op naam van minderjarigen in het handelsregister waren geregistreerd op 1 januari 2022. Tevens is vermeld wat de omvang van het vermogen in die bv’s is naar de stand van 1 januari 2022 (dat is het meest recente jaar waarover de gegevens van de aangiften vennootschapsbelasting beschikbaar zijn). Ook is in het handelsregister gekeken bij hoeveel bv’s een minderjarige als aandeelhouder is geregistreerd, wat betekent dat het kind minder dan 100% van de aandelen bezit (met een meerderheids- of een minderheidsbelang).

0-4 jaar 5-12 jaar 13-15 jaar 16-17 jaar Totaal
Aantal bv’s 100% 9 33 33 58 133
Omvang vermogen in miljoenen euro’s bij 100% 4 14 13 62 93
Aantal bv’s 50-99% < 5 0 < 5 9 11
Omvang vermogen in miljoenen euro’s bij 50-99% 0 0 0 5 5
Aantal bv’s 5-49% 0 < 5 11 18 30
Omvang vermogen in miljoenen euro’s bij 5-49% 0 0 1 35 36

Zowel het aantal als het vermogen dat de baby-bv’s vertegenwoordigen, is beperkt. De bovenstaande bv’s met een vermogen van € 4 miljoen voor de bv’s in de leeftijd van nul tot vier jaar en € 14 miljoen in de leeftijd van vijf tot twaalf jaar, vertegenwoordigen bij schenking een bedrag van bijna € 2,7 miljoen belastinginkomsten.3 Voor de bv’s in eigendom van kinderen tussen de dertien en vijftien jaar zou het gaan om € 1,9 miljoen schenkbelasting en voor de categorie zestien- en zeventienjarigen om € 11,1 miljoen. Bij het ontweken bedrag moet worden bedacht dat het bij de desbetreffende bv’s de komende jaren totdat zij meerderjarigheid bereiken, nog kan toenemen. Anderzijds bestaat er ook het risico dat er bv’s bij zitten die in de tussentijd minder waard worden, failliet gaan of die worden overgedragen en niet meer aan een kind toebehoren.

Naast oprichter en 100%-aandeelhouder kan een minderjarige ook certificaathouder van aandelen in een bv zijn. In dat geval is er een stichting administratiekantoor tussen de aandeelhouders en de bv geplaatst, doorgaans bestuurd door de ouders. Bovenstaande analyse laat deze gevallen buiten beschouwing, maar deze kinderen kunnen wel gevonden worden als ultimate beneficial owner (UBO) in het UBO-register. Daaruit blijkt dat er nog eens 34 minderjarigen geregistreerd staan als UBO van een bv zonder dat zij zelf aandeelhouder zijn. Het gaat om 0 kinderen in de leeftijd 0 t/m 4, om 5 kinderen in de leeftijd 5 t/m 12, om 6 kinderen in de leeftijd 13 t/m 15 en om 23 kinderen van 16 of 17 jaar oud.

Uit onderzoek naar de activa op de balans van de bv’s bij de belastingaangifte blijkt overigens dat in nagenoeg alle gevallen bij de bv’s van jongere minderjarigen, de baby-bv in feite een beleggings-bv is. De activa op de balans zijn dan enkel de beleggingen (waaronder ook vastgoed) en er is weinig tot geen omzet. Dat maakt deze bv’s vermoedelijk tot een zuiver fiscaal gedreven vehikel voor het ontwijken van schenkingsrecht en van belastingheffing in box 3. De bv werkt in deze gevallen als een spaar- of beleggingsrekening voor het kind. Als de ouders die rekening direct op naam van het kind hadden opgezet, zonder een bv ertussen, dan hadden de ouders dit vermogen in hun eigen box 3-belastingaangifte moeten betrekken. Als de bv winst maakt, blijft er overigens wel vennootschapsbelasting verschuldigd. Een dergelijk gebruik van een bv is het gevolg van het feit dat de bv een rechtspersoon is en, vertegenwoordigd door het bestuur (artikel 2:240 BW), in het economisch en het rechtsverkeer alle (rechts)handelingen kan verrichten, zoals het sluiten van contracten met leveranciers, het in dienst nemen van personeel en ook het beleggen.

4. Baby-bv en leeftijdsgrenzen in andere landen

Door uw Kamer is in het commissiedebat over civielrechtelijke onderwerpen op 23 oktober 2024 aan de orde gesteld dat sommige andere landen wel een wettelijke leeftijdsgrens kennen voor het oprichten van een bv of voor aandeelhouderschap in het algemeen. Zoals daarop in het debat door mij is toegezegd, is onderzocht in welke ons omringende landen er sprake is van zo’n leeftijdsgrens, alsmede of de ouders in die landen op naam van het minderjarige kind een besloten vennootschap kunnen oprichten.

Daaruit is naar voren gekomen dat België, Denemarken, Noorwegen, Portugal en Zweden een leeftijdsgrens kennen van 18 jaar voor de oprichting van een besloten vennootschap. Er is geen leeftijdsgrens in de wetgeving van Duitsland, Finland, Frankrijk, Hongarije, Ierland, Luxemburg, Oostenrijk, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland. Daar kunnen de ouders in beginsel wel in naam van het kind een besloten vennootschap oprichten, waarvoor in sommige gevallen de toestemming van een rechter of andere autoriteit noodzakelijk is.

Er is geen leeftijdsgrens voor het in het algemeen in bezit hebben van aandelen in België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Hongarije, Ierland, Luxemburg, Oostenrijk, Portugal (alleen als de aandelen zijn geschonken), Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Zwitserland.

Hieruit blijkt dat een leeftijdsgrens weliswaar in enkele landen voorkomt, maar dat de meerderheid van deze landen geen leeftijdsgrens kent voor de oprichting van een bv of het bezit van aandelen. Nederland neemt op dit moment dus geen uitzonderingspositie in.

5. Commissie vennootschapsrecht

De commissie vennootschapsrecht4 heeft op 31 januari 2025 over het onderwerp baby bv vergaderd. De adviescommissie heeft daarbij geconstateerd dat het hier niet gaat om een vennootschapsrechtelijk vraagstuk, dat – in geval hier een fiscaal probleem wordt geconstateerd – ook met fiscale maatregelen opgelost zou moeten worden. De commissie ziet geen rechtvaardiging voor maatregelen ten aanzien van de baby bv vanuit rechtspersonenrechtelijk oogpunt. In het rechtspersonenrecht kan een onderscheid worden gemaakt tussen faciliteren (zoals de zaken die in de statuten naar eigen inzicht van de vennootschap geregeld kunnen worden) en reguleren. Een goede reden voor reguleren ziet de commissie hier niet. Een civielrechtelijke leeftijdsgrens is het verkeerde middel en acht de commissie daarom principieel niet gewenst en eenvoudig te omzeilen via buitenlandse rechtspersonen. Deze oplossing zou veel verder strekken dan het fiscaalrechtelijke probleem dat ermee wordt beoogd op te lossen, aldus de commissie. Zij kan zich vinden in de argumenten die ook in deze brief worden genoemd.

6. Beoordeling van de leeftijdsgrens

Het gebruik van een bv door deze op te richten op naam van het kind vlak na de geboorte of op een jonge leeftijd, of door deze als ouders op te richten op eigen naam en deze vervolgens te schenken aan de baby of het jonge kind waarbij de bv nog geen waarde vertegenwoordigt, kan met inachtneming van hetgeen in de voorafgaande paragrafen is opgemerkt als volgt beoordeeld worden.

Kenmerkend voor de baby-bv is dat het vermogen in een bv wordt opgebouwd door een jong persoon door en met arbeid en het kapitaal van een ander persoon, veelal de ouders. Dit is in feite hoe de bv voor een groot deel van de ondernemingen functioneert. Via kapitaal van investeerders (de aandeelhouders) en arbeid van werknemers worden winsten gegenereerd en daarmee wordt voor de aandeelhouder een vermogenstoename gerealiseerd. In die zin is dus de structuur van de baby-bv niet afwijkend.

Aan de oprichting van een bv zijn kosten verbonden en jaarlijkse verplichtingen. Zo geschiedt de oprichting door een notariële akte, die inclusief de statuten openbaar gemaakt moet worden in het handelsregister, er moet jaarlijks een jaarrekening opgesteld worden en belastingaangifte gedaan worden. Over de jaren tussen oprichting en meerderjarigheid van het kind moet er gewoon belasting over de winst betaald worden. Het is enkel de eenmalige schenkbelasting die ermee ontweken wordt zodra het kind meerderjarig is. De oprichting van een bv is dus geen vrijblijvende aangelegenheid waaraan enkel fiscale voordelen zijn verbonden. Dit verhoogt al enigszins de drempel tot oprichting van een baby-bv.

Aan het oprichten van een baby-bv of het op jonge leeftijd aan een kind schenken van een belangrijk aandeel in een pas opgerichte bv, kleeft ook een aantal praktische risico’s. Het is bij een jong kind bijvoorbeeld nog niet te overzien of het bij meerderjarigheid in staat zal zijn of er prijs op zal stellen om de onderneming voort te zetten die de ouders hebben opgebouwd. Ook overigens kunnen zich in de periode tussen oprichting en meerderjarigheid van het kind diverse onvoorziene ontwikkelingen voordoen, waardoor de ouders de onderneming niet kunnen of willen voortzetten. Een onderneming in een baby-bv is daarom geen constructie die onmiddellijk voor de hand ligt bij het starten van een onderneming door een jong gezin.

De cijfers van het aantal baby-bv’s uit paragraaf 3 lijken de twee voorgaande argumenten te ondersteunen. Het aantal baby-bv’s is gering. De omvang van het probleem zoals hierboven geschetst in paragraaf 3, lijkt niet zodanig dat hierdoor de invoering van een leeftijdsgrens in het ondernemingsrecht gerechtvaardigd wordt. De invoering van een leeftijdsgrens is geen proportionele maatregel. De baby-bv is geen probleem dat enkel op het gebied van het Nederlandse vennootschapsrecht opgelost kan worden en onmiddellijke actie vereist door middel van een leeftijdsgrens.

Verder is bij een wettelijke leeftijdsgrens ook de vraag bij welk belang in de vennootschap die grens zou moeten liggen. Geldt de leeftijdsgrens alleen als het kind de daadwerkelijke oprichter is en 100% van de aandelen in een bv heeft, dan vallen bv’s waarbij ouders een klein aandeel hebben om inspraak te houden over de eventuele verkoop, buiten bereik. Ook de bv die de ouders zelf oprichten en waarvan ze alle aandelen minus één of een klein aantal aandelen vlak na oprichting, als de waarde ervan nog nihil is, overdragen aan het kind, valt er dan buiten. De baby-bv zou dan eenvoudig te omzeilen zijn.

Een grens bij een bepaald percentage is lastig te bepalen, want iedere grens is arbitrair. Bij een hele succesvolle onderneming kan een belang van bijvoorbeeld 90% bij het kind al voldoende zijn om een flinke heffing schenkbelasting tegemoet te zien als de overige 10% bij meerderjarigheid worden geschonken aan het kind. Bij minder succesvolle ondernemingen ligt die grens heel anders. Verder zou een dergelijke leeftijdsgrens voor het bezit van een bepaald percentage van de aandelen leiden tot de vraag hoe een dergelijke grens gehandhaafd zou moeten worden. Er zou telkens bezien moeten worden hoeveel aandelen er in de vennootschap zitten en of het aandeel van het kind daar niet boven zit. Een leeftijdsgrens op het bezit van aandelen of een bepaald percentage is daarom arbitrair en lastig handhaafbaar.

Daarnaast kan een leeftijdsgrens voor (jonge) minderjarigen om eigenaar te zijn van een bv, redelijk eenvoudig omzeild worden door het oprichten van een buitenlandse rechtspersoon. Een Nederlandse onderneming kan worden gedreven door een buitenlandse rechtspersoon, bijvoorbeeld een Duitse GmbH of een Franse SARL, die vergelijkbaar zijn met de Nederlandse BV.5 Zoals hierboven blijkt, zijn er weinig landen in Europa waarin het niet mogelijk is om op naam van een minderjarige een bv op te richten. Het beginsel dat ouders in naam van hun minderjarige kinderen rechtshandelingen kunnen verrichten, geldt ook in de landen waar er geen leeftijdsgrens bestaat, dus ook daar is er geen beletsel om gebruik te maken van een buitenlandse rechtspersoon.6 Ingevolge regels van internationaal privaatrecht wordt de oprichting van de buitenlandse rechtspersoon beheerst door het recht van de staat waarnaar zij is opgericht (de incorporatieleer van de artikelen 118 en 119 van Boek 10 Burgerlijk Wetboek). Een leeftijdsgrens in de Nederlandse wet voor het oprichten van een bv op naam van een minderjarige kan bijvoorbeeld niet worden tegengeworpen aan een rechtsgeldig naar Duits recht opgerichte vennootschap die hier in Nederland is opgericht door de ouders op naam van hun minderjarige kind. Een dergelijke mogelijkheid om de leeftijdsgrens te omzeilen, maakt de invoering van zo’n leeftijdsgrens ineffectief.

Steeds meer jongeren onder de achttien jaar begeven zich op het pad van ondernemerschap en profiteren daarbij van hun internetvaardigheden en de eenvoud van het starten van een onderneming via internet. Het is van belang dat hen daarbij de rechtsvorm van de bv ter beschikking staat als de onderneming serieus wordt. De regeling van de aansprakelijkheid in het bv-recht kan voorkomen dat het spaargeld van het kind en het vermogen van de ouders worden uitgewonnen in geval van schulden van de onderneming. Vanaf welke leeftijdsgrens van overheidswege dergelijk ondernemerschap ondersteund moet worden door het ter beschikking stellen van een bv, is een arbitraire beslissing. Ondernemerschap bij minderjarigen lijkt zich steeds jonger voor te doen, mede dankzij de eenvoud van het starten van bijvoorbeeld een internetonderneming.

7. Conclusie

Jong ondernemerschap kan een goede basis leggen voor een succesvolle onderneming. Het kabinet ziet onvoldoende redenen om hiervoor drempels op te werpen die jonge ondernemers de toegang tot de bv ontzeggen. Er is al een drempel voor deze eventuele mogelijkheid om belastingen te ontgaan, in de baby-bv zelf: de oprichting brengt kosten en jaarlijkse verplichtingen mee en is dus niet geheel vrijblijvend. Verder zijn er de praktische problemen en risico’s die er liggen tussen de oprichting ervan en het moment van meerderjarigheid van het kind, die hierboven in paragraaf 6 zijn genoemd. Ook zij staan in de weg aan een brede toepassing van deze belastingontwijkingsconstructie. Dat lijkt ook te volgen uit het beperkte aantal baby-bv’s dat er is. Gezien dat beperkte aantal is de potentieel te ontwijken schenkbelasting dermate gering, dat zij geen ingreep in het ondernemingsrecht rechtvaardigt. Verder is het een arbitraire vraag wat het percentage van het aandelenbezit in een bv moet zijn dat onder de leeftijdsgrens valt. Een kind met één aandeel in een uiteindelijk grote en succesvolle familieonderneming kan meer schenkbelasting ontgaan dan een kind met 100% aandelen in een klein bv’tje. De cijfers van het aandelenbezit onder de 100% rechtvaardigen evenmin een leeftijdsgrens voor het aandelenbezit in algemene zin bij minderjarigen. Ook in vergelijking met andere landen van de EU en Europa is Nederland geen uitzondering. Hoewel er enkele landen zijn met een leeftijdsgrens, heeft de meerderheid van de hierboven in paragraaf 4 genoemde landen geen leeftijdsgrens. Verder is een leeftijdsgrens redelijk eenvoudig te omzeilen met de oprichting van een buitenlandse vennootschap, wat een leeftijdsgrens ineffectief maakt.

Ten slotte heeft het kabinet wel degelijk oog voor de verschillende wijze waarop vermogen onbelast wordt overgedragen van ouders op kinderen, waarvan afgevraagd kan worden of dit door de wetgever zo is beoogd en maatschappelijk wenselijk wordt geacht. Dit kan ook spelen bij volwassen kinderen. Een mogelijk oplossing hiervoor is echter niet eenvoudig en vergt fundamenteel onderzoek en daarnaast een breed maatschappelijk draagvlak voor een eventuele aanpassing van het schenkbegrip in het fiscaal recht.

De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

T.H.D. Struycken


  1. Kamerstuk 29 279, nr. 917.↩︎

  2. Ook een ouder kind kan bij dergelijke constructies betrokken zijn, maar hoe jonger het kind is, hoe groter de potentiële voordelen kunnen zijn.↩︎

  3. Berekening voor de categorie 0-12 jaar: na aftrek van de eenmalige vrijstelling van schenkbelasting van € 31.813 (2024) van het vermogen van € 18 miljoen en ervan uitgaande dat na die aftrek iedere bv meer waard is dan € 152.368 (dat is de grens tussen 10 en 20% schenkbelasting) moet er voor 42 bv’s € 639.946 schenkbelasting tegen 10% betaald worden en over de resterende € 10.264.398 aan vermogen in die 42 bv’s 20% (dat is € 2.052.880), dus in totaal € 2.692.826 ontweken schenkbelasting.↩︎

  4. Zie https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-justitie-en-veiligheid/organisatie/organogram/commissies-ministerie-van-jenv/commissie-vennootschapsrecht↩︎

  5. Dit vloeit voort uit internationaal privaatrecht (artikelen 10:118 en 10:119 BW) en EU-Jurisprudentie (HvJEU 30 september 2003 zaak C-167/01, Inspire Art).↩︎

  6. Ingevolge het op 19 oktober 1996 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen (Trb. 1997, 299) en de Verordening (EU) nr. 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (PbEU L 178), zie artikel 10:113 BW.↩︎