[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over het Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en het Besluit langdurige zorg in verband met het afbouwen van de compensatie vervallen ouderentoeslag en het afschaffen van de extra vermogensvrijstelling (Kamerstuk 34104-426)

Langdurige zorg

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2025D17085, datum: 2025-04-15, bijgewerkt: 2025-04-18 12:51, versie: 3 (versie 1, versie 2)

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-34104-432).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 34104 -432 Langdurige zorg.

Onderdeel van zaak 2025Z07505:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025

34 104 Langdurige zorg

29 538 Zorg en maatschappelijke ondersteuning

Nr. 432 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 15 april 2025

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 17 februari 2025 over het Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en het Besluit langdurige zorg in verband met het afbouwen van de compensatie vervallen ouderentoeslag en het afschaffen van de extra vermogensvrijstelling (Kamerstukken 34 104 en 29 538, nr. 426).

De vragen en opmerkingen zijn op 26 februari 2025 aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 15 april 2025 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Mohandis

Adjunct-griffier van de commissie,
Heller

Inhoudsopgave

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 00
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie 00
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie 00
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie 00
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie 00
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie 00
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie 00
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie 00
II. Reactie van de Staatssecretaris 00

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie zien dat er in de voorgestelde wetswijziging nog steeds gebruik gemaakt zal worden van de t-2 systematiek, waarbij de eigen bijdragen worden berekend op basis van het inkomen en vermogen van twee jaar eerder. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom voor deze systematiek is gekozen en waarom er niet wordt overgestapt naar een actuelere systematiek? Veel burgers vinden de t-2 systematiek namelijk lastig te begrijpen en ervaren het als onrechtvaardig dat hun huidige financiële situatie niet volledig wordt meegenomen als deze verslechtert.

De leden van de PVV-fractie maken zich zorgen dat de gekozen vermogensgrens te laag is. Uit de stukken blijkt dat de afschaffing van de CVO en EVV al effect heeft op mensen met een vermogen vanaf 33.749 euro. Kunt u toelichten waarom juist deze grens is gekozen? Vindt u deze grens niet erg laag, waardoor mensen met een relatief bescheiden vermogen al snel geconfronteerd worden met fors hogere eigen bijdragen? Zou u bereid zijn om deze vermogensgrens te heroverwegen en mogelijk te verhogen, zodat de lastenverzwaring beter aansluit bij de draagkracht van burgers?

De leden van de PVV-fractie lezen in de Nota van Toelichting dat er gewerkt wordt aan een rekentool door het CAK, om de gevolgen van de aangekondigde wijzigingen inzichtelijk te maken voor burgers. Zou de Staatssecretaris kunnen aangeven wanneer deze rekentool naar verwachting beschikbaar zal zijn? Veel mensen zullen zich zorgen maken over de impact van deze wijzigingen op hun persoonlijke financiële situatie. Het is wenselijk dat deze mensen zo snel mogelijk deze rekentool kunnen gebruiken, zodat zij tijdig kunnen anticiperen op de veranderingen in hun persoonlijke situatie. Kan de staatsecretaris toezeggen dat deze tool voor het einde van het derde kwartaal in 2025 beschikbaar is, zodat burgers voldoende tijd hebben om zich voor te bereiden?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en het Besluit langdurige zorg in verband met het afbouwen van de compensatie vervallen ouderentoeslag en het afschaffen van de extra vermogensvrijstelling. Zij hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben tevens kennisgenomen van de reactie van Ieder(in), de Seniorencoalitie, de Patiëntenfederatie Nederland, MantelZorgNL, MIND, Per Saldo, Alzheimer Nederland, Spierziekten Nederland, Wij Staan op! en Gehandicapten Patiënten Platform Zeist, in het kader van de internetconsultatie op het voorstel om de EVV en de CVO te beëindigen. Genoemde leden lezen dat de eerdergenoemde organisaties constateren dat deze beëindiging bijdraagt aan de stapeling van zorgkosten, omdat cliënten en patiënten een hogere eigen bijdrage zullen betalen. Genoemde leden hebben tevens kennisgenomen van de reactie van het kabinet hierop. Zij lezen dat de beëindiging van de EVV en de CVO alleen een effect zal hebben op de eigen bijdrage van cliënten met een vermogen van ruim 30.000 euro. Zou de Staatssecretaris nader kunnen toelichten welke effect dit zal hebben en hoe zij tot de conclusie is gekomen dat dit draagbaar zal zijn? Erkent de Staatssecretaris dat dit in gevallen ook ertoe zou kunnen leiden dat mensen mogelijk financieel in de knel komen? Zo ja, welke opties hebben mensen in een dergelijk scenario? Zo nee, waarom niet?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen tevens dat de Staatssecretaris van mening is dat de noodzaak voor de EVV en CVO inmiddels verdwenen is wegens meerdere ontwikkelingen in de fiscaliteit en de eigen bijdragen. Zou de Staatssecretaris dit nader kunnen toelichten? Om welke ontwikkelingen gaat dit? Zou de Staatssecretaris ook nader kunnen toelichten hoe de middelen, die door middel van het beëindigen van de EVV en de CVO vrij komen, besteed zullen worden?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het CAK belast zal zijn met het tijdig informeren van burgers over de beëindiging van de EVV en de CVO. Welke concrete maatregelen zullen er genomen worden om erop toe te zien dat ook burgers die Nederlands niet machtig zijn of een (licht) verstandelijke beperking hebben voldoende op de hoogte zijn van de beëindiging?

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit. Zij delen de urgentie om zuinig om te gaan met belastinggeld en de stijging van zorgkosten te verminderen, maar hebben nog een aantal vragen over de koopkrachteffecten voor mensen met spaargeld en voor werkenden.

De wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en het Besluit langdurige zorg in verband met het afbouwen van de compensatie vervallen ouderentoeslag en het afschaffen van de extra vermogensvrijstelling waren onderdeel van het ontwerpbesluit inzake de Wet vervanging abonnementstarief Wmo 2015. Het is voor de leden van de VVD-fractie onduidelijk waarom deze maatregel nu in een apart voorstel is ondergebracht. Kan de staatsecretaris aangeven welke redenen er zijn om dit te doen? Wat betekent dit besluit voor de verdere indiening en behandeling van Wet vervanging abonnementstarief Wmo 2015? In hoeverre zijn beide met elkaar verweven en heeft deze ontvlechting gevolgen voor de behandeling?

Genoemde leden constateren dat een grote groep cliënten een hogere eigen bijdrage gaan betalen voor zorg. Zij zijn nog niet van de redenering van de Staatssecretaris overtuigd dat deze effecten draagbaar zijn, omdat de hogere bijdrage enkel geldt voor cliënten met een vermogen vanaf 30.000 euro. In dat kader wijzen de leden erop dat het gemiddelde vermogen van een Nederlands huishouden in 2022 ruim 135.000 euro bedroeg en dat een Nederlander met 30.000 euro spaargeld dus niet automatisch als «vermogend» kan worden beschouwd. Zij vragen de Staatssecretaris om hierop te reflecteren.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de noodzaak voor CVO verdwenen zou zijn, omdat in de fiscaliteit reeds maatregelen getroffen zouden zijn zoals het verhogen van het heffingsvrij vermogen en een lagere vermogensinkomensbijtelling. De leden van de VVD-fractie vragen hoe deze redenatie rijmt met het sinds 2018 juist met zes procentpunt verhoogde belastingtarief in Box 3. Zijn er daardoor groepen die er ten opzichte van de situatie in 2018 op achteruit gaan?

De leden van de VVD-fractie vragen of specifiek de gevolgen voor mensen die pensioen in eigen beheer hebben opgebouwd, zoals gepensioneerde zzp’ers, niet groot zijn. Zij hebben immers vaak niet via een pensioenfonds hun pensioen opgebouwd, maar via spaargeld of beleggingen in box 3. De leden van de VVD-fractie constateren dat bijvoorbeeld deze groep daardoor vaak een laag inkomen heeft, maar meer spaargeld. Deze gepensioneerden gaan daardoor 1700, of zelfs 3.400 euro per jaar – als ze een partner hebben – extra betalen. Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren?

In de Nota van Toelichting worden een aantal financiële gevolgen uitgewerkt en verklaard. De leden van de VVD-fractie missen daarin een uitwerking van het effect op de koopkracht. Graag zien deze leden alsnog een overzicht (tabel) van de gevolgen van beide maatregelen voor de koopkracht in procenten van het besteedbaar inkomen, uitgesplitst per type eigen bijdrage en inkomens-/vermogensgroep. Kan de Staatssecretaris aangeven welke concrete gevolgen dit heeft voor de koopkracht van een echtpaar met een modaal inkomen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie

Het is voor de leden van de NSC-fractie nog onduidelijk in hoeverre de voorliggende wijziging leidt tot een toename van de cumulatie van zorgkosten voor cliënten die bijvoorbeeld zowel Wmo-zorg als Wet langdurige zorg (Wlz)-zorg nodig hebben. In hoeverre is rekening gehouden met de stapelingseffecten van andere recente zorg- en sociale zekerheidsmaatregelen? En welke maatregelen worden genomen om deze cumulatie te beperken? Welke maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat mensen zorg gaan mijden door de stijgende kosten en cumulatie van zorgkosten? Hoe wordt de impact van deze wijziging gemonitord na de invoering?

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit. Zij hebben geen vragen aan de Staatssecretaris.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit. Zij maken graag gebruik van de gelegenheid om enkele aanvullende en verduidelijkende vragen over dit ontwerpbesluit te stellen. Deze leden lezen dat verwacht wordt dat deze maatregel 31 miljoen euro oplevert. Waar is dit bedrag op gebaseerd?

De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris verder hoe het gesteld is met het wetsvoorstel invoering van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage Wmo met de invoeringsdatum van 1 januari 2027. De Staatssecretaris heeft in december bekendgemaakt dat het advies van de Raad van State maakt dat het wetsvoorstel aangepast moet worden alvorens het naar de Kamer kan worden gestuurd. Klopt dit? Kan de Staatssecretaris toelichten op welke onderdelen dit wetsvoorstel aangepast zal worden en wat dit betekent voor mensen met een langdurige zorgvraag? Wat gaat dit voorstel betekenen voor een meerpersoonshuishouden, waarbij een van de twee partners in een verpleeghuis woont en de ander thuis ondersteuning krijgt middels de Wmo?

Kan de Staatssecretaris toelichten hoe de inkomensafhankelijke bijdrage Wmo zich verhoudt tot het onderhavige ontwerpbesluit? De leden van de CDA-fractie verwachten dat de eigen bijdragen voor zorg de komende jaren zowel over het inkomen als het vermogen gaat stijgen. Deelt de Staatssecretaris dit standpunt en zo ja, kan de Staatssecretaris aangeven wat dit betekent voor de groepen die langdurige zorgafhankelijk zijn?

Verder vragen de leden van de CDA-fractie aan de Staatssecretaris of beide maatregelen ertoe zullen leiden dat mensen met hogere inkomens en vermogens zich zullen wenden tot particuliere zorg en tot partijen die zorg met verblijf aanbieden door middel van het scheiden van wonen zorg. Denkt de Staatssecretaris dat deze partijen met een winstoogmerk uitgedaagd worden meer zorg aan te bieden?

De leden van de CDA-fractie constateren dat de Staatssecretaris twee aparte maatregelen laat vervallen: de CVO in drie stappen en de EVV in een stap. Kan de Staatssecretaris toelichten of en hoe deze twee maatregelen zich tot elkaar verhouden? Specifiek willen deze leden weten of deze maatregelen elkaar vanuit het perspectief van burgers die zorgafhankelijk zijn, of worden, elkaar versterken. Waarom wel of waarom niet?

Specifiek wat betreft de EVV; deze afschaffing zal het meeste effect hebben op de groep 65-minners met een langdurige ziekte of lichamelijke of verstandelijke handicap. Begrijpen de leden van de CDA-fractie dit goed?

De leden van de CDA-fractie lezen in de Nota van Toelichting: «Vermogen is in de periode na 2018 dus een kleinere rol gaan spelen in de fiscaliteit en de eigen bijdragen.» Kan de Staatssecretaris dit precies per jaar vanaf 2018 toelichten en daarin in ieder geval jaar op jaar meenemen de hoogte van het heffingsvrij vermogen en de hoogte van de VIB en alle andere relevante componenten die hier invloed op hadden? Kan zij dit per jaar met voorbeeldhuishoudens voor een alleenstaande 65-minner en 65-plusser, met verschillende vermogens (bijvoorbeeld 30.000, 60.000 en 90.000 euro) verduidelijken?

De leden van de CDA-fractie constateren dat Ieder(in) stelt dat dit ontwerpbesluit ertoe leidt dat de Staatssecretaris weer verder gaat met het stapelen van zorgkosten, aangezien cliënten een hogere eigen bijdrage gaan betalen. Kan zij hier uitgebreid op reflecteren? Zij stelt namelijk dat het cliënten betreft met een vermogen van ten minste 33.749 euro, maar dat zijn toch burgers met middeninkomens en midden vermogens? Waarom vindt de Staatssecretaris dit draagbaar?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie merken op dat met dit besluit de eigen bijdragen voor een deel van de mensen die zorg ontvangt op basis van de Wlz of de Wmo 2015 worden verhoogd. Zij merken op dat dit kan bijdragen aan een grotere stapeling van de eigen betalingen voor de zorg. In hoeverre heeft de rstaatssecretaris dit meegewogen bij dit besluit?

De leden van de SP-fractie merken daarnaast op dat het zak- en kleedgeld voor mensen met een Wlz-indicatie – het bedrag dat zij overhouden na betaling van de eigen bijdrage – de afgelopen jaren niet altijd evenveel is gestegen als de inflatie. Hoe verhoudt deze verhoging van de eigen bijdrage zich tot het feit dat het zak- en kleedgeld niet altijd voldoende is voor de noodzakelijke kosten?

De leden van de SP-fractie lezen tot slot dat de EVV oorspronkelijk is ingevoerd omdat niet-pensioengerechtigden «doorgaans gedurende een langere periode een eigen bijdrage verschuldigd [zijn] dan ouderen en de invoering van de VIB daardoor voor deze groep de meest langdurige effecten had op de hoogte van de eigen bijdragen». Als reden voor de voorgestelde afschaffing van deze regeling is de afgenomen rol van vermogen bij het bepalen van eigen bijdragen. De leden van de SP-fractie merken echter op dat in de toelichting wordt aangegeven dat de afschaffing van de EVV alsnog kan leiden tot een toename van de eigen bijdrage met honderden euro’s per jaar. Waarom acht de Staatssecretaris deze hogere eigen bijdrage nu wel acceptabel, terwijl dit eerder een reden was om de EVV in te voeren?

II. Reactie van de Staatssecretaris

De leden van de PVV-fractie zien dat er in de voorgestelde wetswijziging nog steeds gebruik gemaakt zal worden van de t-2 systematiek, waarbij de eigen bijdragen worden berekend op basis van het inkomen en vermogen van twee jaar eerder. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom voor deze systematiek is gekozen en waarom er niet wordt overgestapt naar een actuelere systematiek? Veel burgers vinden de t-2 systematiek namelijk lastig te begrijpen en ervaren het als onrechtvaardig dat hun huidige financiële situatie niet volledig wordt meegenomen als deze verslechtert.

De t-2 systematiek houdt in dat de eigen bijdrage wordt gebaseerd op het inkomen en vermogen in het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarin de langdurige zorg of maatschappelijke ondersteuning wordt ontvangen. Het handhaven van deze systematiek heeft als belangrijk voordeel dat het inkomen en vermogen in het jaar t-2 door de Belastingdienst is vastgesteld. Deze systematiek zorgt ervoor dat burgers niet onnodig, al dan niet met terugwerkende kracht, worden geconfronteerd met herzieningen van de eigen bijdrage en met stapel- en correctiefacturen. Het inkomen en vermogen in het jaar t-2 is een goede en stabiele indicatie van de financiële draagkracht van de burger. Ik acht deze systematiek dan ook de best denkbare op dit moment, zowel voor de burger, als voor het CAK, de uitvoeringsinstantie.

Mocht een burger een onrechtvaardigheid ervaren doordat zijn huidige financiële situatie niet wordt betrokken bij de vaststelling van de hoogte van de eigen bijdrage, dan kan de burger een herziening van de hoogte van de eigen bijdrage bij het CAK aanvragen met de zogenoemde peiljaarverlegging. De eigen bijdrage wordt dan voorlopig vastgesteld op basis van het redelijkerwijs te verwachten inkomen en vermogen in het jaar t indien aan de daarvoor gestelde voorwaarden wordt voldaan. Na afloop van het jaar t wordt de eigen bijdrage definitief vastgesteld. Daarbij wordt opnieuw getoetst of voldaan wordt aan de voorwaarden voor de peiljaarverlegging.

De leden van de PVV-fractie maken zich zorgen dat de gekozen vermogensgrens te laag is. Uit de stukken blijkt dat de afschaffing van de CVO en EVV al effect heeft op mensen met een vermogen vanaf 33.749 euro. Kunt u toelichten waarom juist deze grens is gekozen? Vindt u deze grens niet erg laag, waardoor mensen met een relatief bescheiden vermogen al snel geconfronteerd worden met fors hogere eigen bijdragen? Zou u bereid zijn om deze vermogensgrens te heroverwegen en mogelijk te verhogen, zodat de lastenverzwaring beter aansluit bij de draagkracht van burgers?

De grens van € 33.749 is de grens die nu ook geldt. Iemand met een vermogen lager dan € 33.749 komt niet in aanmerking voor de toepassing van de CVO of de EVV en gaat dus geen hogere eigen bijdrage betalen als gevolg van de beëindiging van de CVO of de EVV. Wanneer iemand een partner heeft, is de grens twee keer zo hoog: tot een gezamenlijk vermogen van € 67.497 gaat de eigen bijdrage niet omhoog.

Door de afschaffing van de CVO en de EVV voor mensen met een vermogen boven de grens van € 33.749 of € 67.497 zal in een aantal gevallen inderdaad een hogere eigen bijdrage betaald moet worden. Of dat een fors hogere eigen bijdrage is, is afhankelijk van de omvang van het vermogen en de vraag of een lage dan wel een hoge eigen bijdrage moet worden betaald. Met het oog op de draagkracht van burgers, loopt de eigen bijdrage op met naarmate het vermogen hoger is. Ter illustratie zijn in paragraaf 6.1 van de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit in de tabellen 1 en 3 enkele voorbeeldberekeningen opgenomen. Toch zijn er de nodige argumenten die de afschaffing van de CVO en de EVV ondersteunen. De omvang van het vermogen is een kleinere rol gaan spelen bij het bepalen van de eigen bijdragen. Zo werd in de fiscaliteit het heffingsvrije vermogen, dat ook gehanteerd wordt bij de berekening van de eigen bijdragen, fors verhoogd en werd voor de eigen bijdragen het percentage voor de VIB gehalveerd. Ook werd het vermogen verhoogd dat niet meetelt bij de berekening van de VIB. Ter illustratie: in 2018 was het heffingsvrije vermogen per persoon € 24.437 en het VIB percentage 8%. In 2025 bedroeg het heffingsvrije vermogen per persoon € 57.000, was de VIB 4% en werd per persoon alleen het vermogen boven € 33.748 meegenomen als grondslag voor de VIB. Vermogen is in de periode na 2018 dus een kleinere rol gaan spelen in de fiscaliteit en de eigen bijdragen. Tevens betaalden met toepassing van de CVO burgers mét vermogen soms een lagere eigen bijdrage dan burgers zonder vermogen (bij eenzelfde inkomen uit pensioen, uitkering of arbeid). In het kader van inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdragen was dit niet uitlegbaar. Om de afschaffing te verzachten en de financiële effecten zoals weergegeven in tabel 1 van de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit voor een burger enigszins te beperken, wordt de CVO in de periode 2026–2028 in drie stappen afgebouwd. Hierdoor zal de eigen bijdrage van de betreffende burgers geleidelijk toenemen.

Ook voor de EVV is vermogen in de periode na invoering van de EVV een kleinere rol gaan spelen bij de berekening van eigen bijdragen voor zorg op grond van de Wlz en beschermd wonen en opvang op basis van de Wmo 2015. Net als bij de CVO is hierdoor de noodzaak voor de EVV verdwenen. Omdat de financiële effecten zoals weergegeven in tabel 3 van de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit voor burgers kleiner zijn dan bij de CVO, wordt de EVV in een keer afgeschaft.

De leden van de PVV-fractie lezen in de Nota van Toelichting dat er gewerkt wordt aan een rekentool door het CAK, om de gevolgen van de aangekondigde wijzigingen inzichtelijk te maken voor burgers. Zou de Staatssecretaris kunnen aangeven wanneer deze rekentool naar verwachting beschikbaar zal zijn? Veel mensen zullen zich zorgen maken over de impact van deze wijzigingen op hun persoonlijke financiële situatie. Het is wenselijk dat deze mensen zo snel mogelijk deze rekentool kunnen gebruiken, zodat zij tijdig kunnen anticiperen op de veranderingen in hun persoonlijke situatie. Kan de staatsecretaris toezeggen dat deze tool voor het einde van het derde kwartaal in 2025 beschikbaar is, zodat burgers voldoende tijd hebben om zich voor te bereiden?

Het CAK informeert burgers op verschillende manieren over de hoogte van de eigen bijdrage. Een voorbeeld daarvan is inderdaad de Rekenhulp Eigen bijdrage. Met deze rekenhulp, die op de website van het CAK staat, kan iedere burger op elk moment van het jaar een proefberekening maken van de verwachte eigen bijdrage op grond van de Wlz en de Wmo 2015. Daarmee kan men anticiperen op veranderingen in de persoonlijke situatie.

Met de Rekenhulp Eigen Bijdrage kunnen proefberekeningen worden gemaakt voor eigen bijdragen in het lopende jaar (en twee jaar daarvoor). Aan het eind van elk jaar wordt de rekenhulp aangepast aan de hand van de wijzigingen in de wettelijke parameters voor de berekening van de eigen bijdragen voor het komende jaar. Het CAK zal de beëindiging van de EVV en de CVO derhalve verwerken in de rekenhulp voor 2026. Het streven is de nieuwe rekenhulp in 2025 het eind van het derde kwartaal te publiceren.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en het Besluit langdurige zorg in verband met het afbouwen van de compensatie vervallen ouderentoeslag en het afschaffen van de extra vermogensvrijstelling. Zij hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben tevens kennisgenomen van de reactie van Ieder(in), de Seniorencoalitie, de Patiëntenfederatie Nederland, MantelZorgNL, MIND, Per Saldo, Alzheimer Nederland, Spierziekten Nederland, Wij Staan op! en Gehandicapten Patiënten Platform Zeist, in het kader van de internetconsultatie op het voorstel om de EVV en de CVO te beëindigen. Genoemde leden lezen dat de eerdergenoemde organisaties constateren dat deze beëindiging bijdraagt aan de stapeling van zorgkosten, omdat cliënten en patiënten een hogere eigen bijdrage zullen betalen. Genoemde leden hebben tevens kennisgenomen van de reactie van het kabinet hierop. Zij lezen dat de beëindiging van de EVV en de CVO alleen een effect zal hebben op de eigen bijdrage van cliënten met een vermogen van ruim 30.000 euro. Zou de Staatssecretaris nader kunnen toelichten welke effect dit zal hebben en hoe zij tot de conclusie is gekomen dat dit draagbaar zal zijn? Erkent de Staatssecretaris dat dit in gevallen ook ertoe zou kunnen leiden dat mensen mogelijk financieel in de knel komen? Zo ja, welke opties hebben mensen in een dergelijk scenario? Zo nee, waarom niet?

Het beëindigen van de EVV en van de CVO zijn maatregelen die effect hebben voor burgers met een vermogen vanaf een bepaald niveau. Op grond van de Wlz en de Wmo 2015 kan een hoge of een lage eigen bijdrage verschuldigd zijn. Voor eenpersoonshuishoudens met een vermogen onder de € 33.749 en meerpersoonshuishoudens met een vermogen onder de € 67.497,– bedraagt de toename van de eigen bijdrage € 0,– door de afschaffing van de CVO. Vanaf een vermogen van € 33.749 neemt de eigen bijdrage als gevolg van het afschaffen van de CVO toe met de omvang van het vermogen en wordt in het derde jaar na afschaffing de maximale toename per persoon van € 1.700 per jaar voor de hoge eigen bijdrage en van € 170 per jaar voor de lage eigen bijdrage bereikt bij een vermogen van € 66.623 (prijspeil 2025). Dit is de maximale toename in 2028 ten opzichte van het jaar 2025. Om de afschaffing van de CVO te verzachten en de financiële effecten voor een burger enigszins te beperken, wordt de CVO in de periode 2026–2028 in drie stappen afgebouwd.

Het afschaffen van de EVV heeft gevolgen vanaf een vermogen van € 33.749 (prijspeil 2025). De maximale toename per persoon bedraagt € 461 per jaar voor de hoge eigen bijdrage en € 46 per jaar voor de lage eigen bijdrage bij een vermogen van meer dan € 45.281. De EVV kan in één keer volledig worden afgeschaft omdat de financiële effecten voor burgers kleiner zijn dan bij de CVO.

Een burger wordt niet met beide maatregelen tegelijk geconfronteerd omdat de beëindiging van de CVO gepensioneerden betreft en de beëindiging van de EVV niet-gepensioneerden. Bij een meerpersoonshuishouden kunnen wel twee maatregelen van toepassing zijn, maar dan zijn de vermogensgrenzen ook tweemaal zo hoog. Ik erken zeker dat er financiële effecten kunnen zijn, echter de toename van de eigen bijdrage door afschaffing van de CVO of de EVV kan betaald worden uit het vermogen. Daarom verwacht ik niet dat mensen financieel in de knel komen. Mocht dat onverhoopt toch het geval zijn, dan voorziet de eigenbijdragesystematiek in mogelijkheden om dat op te vangen, zoals een peiljaarverlegging waarbij de eigen bijdrage wordt gebaseerd op het actuele inkomen en vermogen.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen tevens dat de Staatssecretaris van mening is dat de noodzaak voor de EVV en CVO inmiddels verdwenen is wegens meerdere ontwikkelingen in de fiscaliteit en de eigen bijdragen. Zou de Staatssecretaris dit nader kunnen toelichten? Om welke ontwikkelingen gaat dit?

De noodzaak voor de CVO is verdwenen omdat in de fiscaliteit het heffingsvrije vermogen, dat ook gehanteerd wordt bij de berekening van de eigen bijdragen, fors verhoogd werd en voor de eigen bijdragen het percentage voor de vermogensinkomensbijtelling (VIB) werd gehalveerd. Ook werd het vermogen verhoogd dat niet meetelt bij de berekening van de VIB. In 2018 was het heffingsvrije vermogen € 24.437 en het percentage voor de VIB 8%. In 2025 bedroeg het heffingsvrije vermogen € 57.000, was de VIB 4% en werd alleen het vermogen boven € 33.748 meegenomen als grondslag voor de VIB. Vermogen is in de periode na 2018 dus een kleinere rol gaan spelen in de fiscaliteit en de berekening van de eigen bijdragen.

Vanwege de bij de CVO beschreven ontwikkelingen is ook in de periode na invoering van de EVV vermogen een kleinere rol gaan spelen bij de berekening van eigen bijdragen voor zorg op grond van de Wlz en beschermd wonen op basis van de Wmo 2015. Door die ontwikkelingen is de noodzaak voor de EVV eveneens verdwenen.

Zou de Staatssecretaris ook nader kunnen toelichten hoe de middelen, die door middel van het beëindigen van de EVV en de CVO vrij komen, besteed zullen worden?

De middelen die vrijvallen door het beëindigen van de EVV en de CVO, zijn verwerkt in de Voorjaarsnota 2024. Deze middelen maken integraal deel uit van het financiële beeld voor het Ministerie van VWS en zijn ingezet binnen de begroting van het Ministerie van VWS.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het CAK belast zal zijn met het tijdig informeren van burgers over de beëindiging van de EVV en de CVO. Welke concrete maatregelen zullen er genomen worden om erop toe te zien dat ook burgers die Nederlands niet machtig zijn of een (licht) verstandelijke beperking hebben voldoende op de hoogte zijn van de beëindiging?

Het CAK staat voor de zorgvuldige uitvoering van haar wettelijke taken. Dit betekent dat in de dienstverlening en communicatie rekening wordt gehouden met burgers, hun situatie en het doenvermogen van mensen. Als het gaat om communicatie en taalgebruik, volgt het CAK de kaders van het rijksbrede beleid. Om ervoor te zorgen dat informatie over de eigen bijdrage goed landt bij zowel de burgers die de zorg en ondersteuning krijgen, als de mensen die hen bijstaan, zoals mantelzorgers en (wettelijke) vertegenwoordigers, biedt het CAK (proactief) informatie via diverse kanalen. Dit zijn brieven, brochures en een website. Deze informatie is altijd gesteld op een begrijpelijk taalniveau (maximaal B1). De medewerkers aan de telefoon zijn bovendien goed op de hoogte om burgers te woord te staan. Er is bij het CAK geen aparte voorziening voor mensen die de Nederlandse taal niet machtig zijn of die een (licht) verstandelijke beperking hebben. Wel is er intensief contact met patiënten-, cliënten- en mantelzorgorganisaties, zodat ook zij goed zijn geïnformeerd en burgers goed bij kunnen staan.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit. Zij delen de urgentie om zuinig om te gaan met belastinggeld en de stijging van zorgkosten te verminderen, maar hebben nog een aantal vragen over de koopkrachteffecten voor mensen met spaargeld en voor werkenden.

De wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en het Besluit langdurige zorg in verband met het afbouwen van de compensatie vervallen ouderentoeslag en het afschaffen van de extra vermogensvrijstelling waren onderdeel van het ontwerpbesluit inzake de Wet vervanging abonnementstarief Wmo 2015. Het is voor de leden van de VVD-fractie onduidelijk waarom deze maatregel nu in een apart voorstel is ondergebracht. Kan de staatsecretaris aangeven welke redenen er zijn om dit te doen? Wat betekent dit besluit voor de verdere indiening en behandeling van Wet vervanging abonnementstarief Wmo 2015? In hoeverre zijn beide met elkaar verweven en heeft deze ontvlechting gevolgen voor de behandeling?

Aanvankelijk was het steven om het Besluit vervanging abonnementstarief Wmo 2015 op 1 januari 2026 in werking te laten treden. Eind 2024 is geconstateerd dat deze streefdatum niet meer realistisch is (Kamerstuk 29 538, nr. 365). De beoogde implementatiedatum van dat besluit is daarom opgeschoven naar 1 januari 2027. Nu de noodzaak van de CVO en de EVV is achterhaald, wordt het wenselijk geacht de beëindiging van de CVO en de EVV met een separate algemene maatregel van bestuur (amvb) te regelen die op 1 januari 2026 in werking treedt. Voorliggend ontwerpbesluit is die separate amvb.

De afsplitsing van de beëindiging van de CVO en de EVV in een separate amvb die op 1 januari 2026 in werking treedt, heeft geen gevolgen voor de indiening en behandeling van het voorstel van wet vervanging abonnementstarief Wmo 2015. Deze procedures staan los van elkaar. Ook inhoudelijk kon de beëindiging van de CVO en de EVV eenvoudig worden afgesplitst van het ontwerp van het Besluit vervanging abonnementstarief Wmo 2015. Het was en is immers niet de bedoeling de af te schaffen CVO tijdens het laatste jaar van de afbouw ervan te introduceren in de wijze van berekening van de nieuw in te voeren inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage (ivb) die voor maatwerkvoorzieningen in de plaats komt van het abonnementstarief.

Genoemde leden constateren dat een grote groep cliënten een hogere eigen bijdrage gaan betalen voor zorg. Zij zijn nog niet van de redenering van de Staatssecretaris overtuigd dat deze effecten draagbaar zijn, omdat de hogere bijdrage enkel geldt voor cliënten met een vermogen vanaf 30.000 euro. In dat kader wijzen de leden erop dat het gemiddelde vermogen van een Nederlands huishouden in 2022 ruim 135.000 euro bedroeg en dat een Nederlander met 30.000 euro spaargeld dus niet automatisch als «vermogend» kan worden beschouwd. Zij vragen de Staatssecretaris om hierop te reflecteren.

Het klopt dat een grote groep cliënten door deze maatregelen een hogere eigen bijdrage gaat betalen. Er is echter weloverwogen gekozen voor afschaffing van de CVO en de EVV omdat de noodzaak voor beide is verdwenen. De reden daarvan is dat het heffingsvrije vermogen, dat ook gehanteerd wordt bij de berekening van de eigen bijdragen, fors is verhoogd en voor de eigen bijdragen het percentage voor de vermogensinkomensbijtelling (VIB) is gehalveerd. Ook is het vermogen verhoogd dat niet meetelt bij de berekening van de VIB. In 2018 was het heffingsvrije vermogen € 24.437 en het VIB percentage 8%. In 2025 bedraagt het heffingsvrije vermogen voor de eigen bijdrage Wlz € 57.000, was de VIB 4% en wordt alleen het vermogen boven € 33.748 meegenomen als grondslag voor de VIB. Vermogen is in de periode na 2018 dus een kleinere rol gaan spelen in de fiscaliteit en de eigen bijdragen.

Het beëindigen van de EVV en van de CVO heeft effect voor burgers met een vermogen vanaf een bepaald niveau. Op grond van de Wlz en de Wmo 2015 kan een hoge of een lage eigen bijdrage verschuldigd zijn. Voor iemand met een vermogen tot € 33.749 bedraagt de CVO € 0 (prijspeil 2025). Wanneer iemand een partner heeft, ligt de grens twee keer zo hoog: tot een gezamenlijk vermogen van € 67.497 bedraagt de CVO € 0. De eigen bijdrage neemt als gevolg van het afschaffen van de CVO toe vanaf deze vermogensgrenzen van € 33.749 en € 67.497. In het derde jaar na afschaffing van de CVO wordt per persoon de maximale toename van € 1.700 per jaar voor de hoge eigen bijdrage en van € 170 per jaar voor de lage eigen bijdrage bereikt bij een vermogen van € 66.623 (prijspeil 2025). Voor personen met een lager vermogen zijn de financiële effecten kleiner. Aangezien de CVO tot maximaal € 1.700 kan oplopen, zou het in één keer afschaffen van de CVO grote financiële effecten hebben. Daarom is ervoor gekozen om de CVO in drie stappen af te bouwen.

Ik beschouw iemand met een vermogen van rond de € 30.000 niet als «vermogend», maar acht de afbouw en afschaffing van de CVO draagbaar omdat mensen voldoende vermogen hebben om de hierboven beschreven financiële effecten op te kunnen vangen. De grootste inkomenseffecten treden op bij iemand die een vermogen van € 66.623 of meer heeft. Met een partner is dat bij een gezamenlijk vermogen van € 133.247.

Ook de EVV bedraagt € 0 voor een alleenstaande met een vermogen tot € 33.749 en voor meerpersoonshuishoudens met een vermogen tot € 67.497 (prijspeil 2025). Bij een vermogen van meer dan € 45.281 bereikt de EVV het maximum van € 461 per jaar voor de hoge eigen bijdrage en € 46 per jaar voor de lage eigen bijdrage. Voor personen met een lager vermogen zijn de financiële effecten kleiner. Voor meerpersoonshuishoudens gaat het om het dubbele van deze bedragen. De EVV kan in één keer volledig worden afgeschaft omdat de financiële effecten voor burgers kleiner zijn dan bij de CVO.

Erkend wordt dat burgers geconfronteerd kunnen worden met een verhoging van de eigen bijdrage door afschaffing van de EVV. Dat effect acht ik echter draagbaar omdat zij een vermogen van minstens € 33.749 hebben of € 67.497 in geval van een meerpersoonshuishoudens.

Verder merk ik op dat de beëindiging van de CVO gepensioneerden betreft en de beëindiging van de EVV niet-gepensioneerden. Een burger wordt dus niet met beide maatregelen tegelijk geconfronteerd. Bij een meerpersoonshuishouden kunnen wel twee maatregelen van toepassing zijn, maar dan is de vermogensgrens van waaraf de financiële effecten zich kunnen voordoen ook tweemaal zo hoog.

Overigens gaat het niet om het volledige (gemiddelde) vermogen van een huishouden. Het vermogen dat meetelt voor de berekening van de eigen bijdrage, is gerelateerd aan de rendementsgrondslag van de Wet inkomstenbelasting 2001. De eigen woning is daarvan uitgezonderd. Vermoedelijk is het in de vraag genoemde bedrag van € 135.000 wel inclusief de waarde van de eigen woning. Uit recente cijfers van het CBS over de materiële welvaart blijkt dat begin 2022 het doorsnee (mediane) vermogen van huishoudens € 135.100 bedroeg (https://longreads.cbs.nl/materiele-welvaart-in-nederland-2024). Wanneer de eigen woning buiten beschouwing wordt gelaten, bedroeg het doorsnee vermogen € 21.900. De bovenstaande inkomensgrenzen die relevant zijn voor de CVO en de EVV, liggen boven dat bedrag.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de noodzaak voor CVO verdwenen zou zijn, omdat in de fiscaliteit reeds maatregelen getroffen zouden zijn zoals het verhogen van het heffingsvrij vermogen en een lagere vermogensinkomensbijtelling. De leden van de VVD-fractie vragen hoe deze redenatie rijmt met het sinds 2018 juist met zes procentpunt verhoogde belastingtarief in Box 3. Zijn er daardoor groepen die er ten opzichte van de situatie in 2018 op achteruit gaan?

De in deze vraag genoemde maatregelen leiden tot een lagere eigen bijdrage. De stijging van het belastingtarief speelt hierbij slechts indirect een rol. Een hoger tarief leidt tot meer betaalde belasting. Hierdoor daalt de (hoge) eigen bijdrage, aangezien de betaalde belasting een aftrekpost is bij de berekening van de (hoge) eigen bijdrage. De stijging van het belastingtarief wordt dus voor een (groot) deel gecompenseerd door een lagere eigen bijdrage.

Daar komt bij dat het hogere belastingtarief (meer betalen) in samenhang moet worden gezien met een stijging van het heffingsvrije vermogen (minder betalen). Per saldo betalen burgers met een vermogen tot ongeveer € 200.000 minder eigen bijdrage ondanks het hogere belastingtarief.

De leden van de VVD-fractie vragen of specifiek de gevolgen voor mensen die pensioen in eigen beheer hebben opgebouwd, zoals gepensioneerde zzp’ers, niet groot zijn. Zij hebben immers vaak niet via een pensioenfonds hun pensioen opgebouwd, maar via spaargeld of beleggingen in box 3. De leden van de VVD-fractie constateren dat bijvoorbeeld deze groep daardoor vaak een laag inkomen heeft, maar meer spaargeld. Deze gepensioneerden gaan daardoor 1700, of zelfs 3.400 euro per jaar – als ze een partner hebben – extra betalen. Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren?

Het is begrijpelijk dat deze maatregel vragen oproept over burgers met een laag inkomen en pensioen in eigen beheer. Toch plaats ik hier twee kanttekeningen bij. Ten eerste zijn de in de vraag genoemde bedragen gelijk aan de maximale CVO. Die gelden bij een vermogen van € 66.623 voor een alleenstaande en € 133.247 voor een meerpersoonshuishouden (prijspeil 2025). Hiervoor verwijs ik u naar de relatie tussen het vermogen en de toename aan eigen bijdrage door afschaffing van de CVO, zoals weergegeven in tabel 1 van de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit. Bij vermogens boven deze bedragen stijgt de CVO niet meer. De toename van de hoge eigen bijdrage als gevolg van het beëindigen van de CVO staat dus naar mijn inzicht in verhouding tot het vermogen. Daarom hoeven burgers zich geen zorgen te maken om het effect van deze maatregel op de houdbaarheid van hun pensioen in eigen beheer. Ten tweede verwacht ik dat het aandeel burgers met een pensioen in eigen beheer die zorg ontvangen vanuit de Wlz relatief klein is ten opzichte van de gehele samenleving. Dit komt omdat de inkomens- en vermogenskenmerken van de Wlz-populatie geen representatieve afspiegeling is van de gehele samenleving. Het aantal ZZP'ers is flink gestegen in de afgelopen jaren, en omdat de populatie in verpleeghuizen relatief oud is, zijn er naar verwachting verhoudingsgewijs minder zelfstandigen in een verpleeghuis dan in de gehele populatie.

In de Nota van Toelichting worden een aantal financiële gevolgen uitgewerkt en verklaard. De leden van de VVD-fractie missen daarin een uitwerking van het effect op de koopkracht. Graag zien deze leden alsnog een overzicht (tabel) van de gevolgen van beide maatregelen voor de koopkracht in procenten van het besteedbaar inkomen, uitgesplitst per type eigen bijdrage en inkomens-/vermogensgroep. Kan de Staatssecretaris aangeven welke concrete gevolgen dit heeft voor de koopkracht van een echtpaar met een modaal inkomen?

De beëindiging van de EVV en de CVO is een maatregel die niet zozeer gevolgen heeft voor de koopkracht, maar vooral gevolgen heeft voor eigen bijdragen op grond van de Wlz en de Wmo 2015 van burgers met een vermogen vanaf een bepaald niveau, namelijk van € 33.749 bij eenpersoonshuishoudens en € 67.497 bij meerpersoonshuishoudens (prijspeil 2025). Het afzetten van de toename van de eigen bijdrage tegenover het besteedbaar inkomen geeft dan ook een vertekend beeld van de koopkrachtgevolgen voor deze burgers. De toename van de eigen bijdrage kan uit het vermogen betaald worden. In de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit is in de tabellen 1 en 3 weergegeven de toename van de eigen bijdrage als gevolg van de beëindiging van de EVV en de CVO voor verschillende type huishoudens bij diverse vermogenscategorieën.

Het is voor de leden van de NSC-fractie nog onduidelijk in hoeverre de voorliggende wijziging leidt tot een toename van de cumulatie van zorgkosten voor cliënten die bijvoorbeeld zowel Wmo-zorg als Wet langdurige zorg (Wlz)-zorg nodig hebben. In hoeverre is rekening gehouden met de stapelingseffecten van andere recente zorg- en sociale zekerheidsmaatregelen? En welke maatregelen worden genomen om deze cumulatie te beperken? Welke maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat mensen zorg gaan mijden door de stijgende kosten en cumulatie van zorgkosten? Hoe wordt de impact van deze wijziging gemonitord na de invoering?

Dit kabinet is voornemens het verplicht eigen risico voor de zorgverzekering ook in 2026 bevriezen op € 385 (Kamerstuk 36 679, nrs. 1–2). Daarnaast is het kabinet van plan het verplicht eigen risico per 1-1-2027 te verlagen naar € 165 en te trancheren op een bedrag van maximaal € 50 per behandelprestatie in de medisch-specialistische zorg. Hiermee wordt de cumulatie van het verplicht eigen risico en de eigen bijdrage op grond van de Wmo 2015 en de Wlz fors beperkt. Bovendien is de huidige regelgeving al zo ingericht dat wordt voorkomen dat huishoudens te maken krijgen met een cumulatie van eigen bijdragen voor maatschappelijke ondersteuning enerzijds en langdurige zorg anderzijds.

Het is de verwachting dat de hogere eigen bijdrage niet tot betalingsproblemen zal leiden bij de burgers waarvoor de eigen bijdrage zal toenemen. Het beëindigen van de CVO en de EVV heeft gevolgen voor eenpersoonshuishoudens met een vermogen vanaf € 33.749 en meerpersoonshuishoudens met een vermogen vanaf € 67.497 (prijspeil 2025). De verhoging van de eigen bijdrage als gevolg van het beëindigen van de CVO en de EVV zal opgevangen kunnen worden vanuit het vermogen. Naar verwachting zal deze maatregel dan ook niet leiden tot extra zorgmijding.

De cumulatie van de verschillende eigen bijdragen en het verplicht eigen risico voor de gehele populatie wordt jaarlijks gemonitord. Deze monitor wordt gepubliceerd op www.monitorlangdurigezorg.nl. Overigens is het complex om de beperkte groep burgers waarvoor de eigen bijdrage zal toenemen als gevolg van het beëindigen van de CVO en de EVV hier specifiek uit te lichten, onder andere vanwege het verloop in de groep burgers waarop deze maatregel betrekking heeft.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit. Zij maken graag gebruik van de gelegenheid om enkele aanvullende en verduidelijkende vragen over dit ontwerpbesluit te stellen. Deze leden lezen dat verwacht wordt dat deze maatregel 31 miljoen euro oplevert. Waar is dit bedrag op gebaseerd?

In de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit zijn in de tabellen 2 en 4 de aantallen huishoudens opgenomen die op 1 januari 2024 recht hadden op de CVO en de EVV. Uitgaande van deze aantallen leidt de beëindiging van de CVO en de EVV naar verwachting tot een structurele opbrengst van respectievelijk € 24,4 miljoen en € 6,6 miljoen. In totaal is dat € 31 miljoen. De EVV wordt in één keer afgeschaft, maar voor de CVO is sprake van een afbouwpad, waardoor het volledige financiële effect in 2028 wordt bereikt.

De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris verder hoe het gesteld is met het wetsvoorstel invoering van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage Wmo met de invoeringsdatum van 1 januari 2027. De Staatssecretaris heeft in december bekendgemaakt dat het advies van de Raad van State maakt dat het wetsvoorstel aangepast moet worden alvorens het naar de Kamer kan worden gestuurd. Klopt dit? Kan de Staatssecretaris toelichten op welke onderdelen dit wetsvoorstel aangepast zal worden en wat dit betekent voor mensen met een langdurige zorgvraag? Wat gaat dit voorstel betekenen voor een meerpersoonshuishouden, waarbij een van de twee partners in een verpleeghuis woont en de ander thuis ondersteuning krijgt middels de Wmo?

Dat klopt. Inmiddels is het voorstel van wet vervanging abonnementstarief Wmo 2015 bij uw Kamer ingediend (Kamerstuk 36 713, nrs. 1–2). Zoals gebruikelijk, is in het met het wetsvoorstel meegezonden nader rapport gereageerd op het advies van de Raad van State om het wetsvoorstel overtuigender te motiveren en zo nodig aan te passen of deels te heroverwegen. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is onder meer ingegaan op het voorkomen van de samenloop van eigen bijdragen op grond van de Wmo 2015 en de Wet langdurige zorg.

Kan de Staatssecretaris toelichten hoe de inkomensafhankelijke bijdrage Wmo zich verhoudt tot het onderhavige ontwerpbesluit? De leden van de CDA-fractie verwachten dat de eigen bijdragen voor zorg de komende jaren zowel over het inkomen als het vermogen gaat stijgen. Deelt de Staatssecretaris dit standpunt en zo ja, kan de Staatssecretaris aangeven wat dit betekent voor de groepen die langdurige zorgafhankelijk zijn?

De met de voorgenomen Wet vervanging abonnementstarief Wmo 2015 per 1 januari 2027 te introduceren inkomens- en vermogensafhankelijke bijdrage (ivb) staat los van het onderhavige ontwerpbesluit tot beëindiging van de CVO en de EVV die op 1 januari 2026 in werking treedt. De EVV wordt een jaar voor de beoogde invoeringsdatum van de ivb in één keer afgeschaft. De CVO wordt in drie stappen afgebouwd. Het was en is niet de bedoeling de af te schaffen CVO tijdens het laatste jaar van de afbouw ervan te introduceren in de wijze van berekening van de nieuw in te voeren ivb. Verder zal geregeld worden dat de ivb voor maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo 2015 niet kan cumuleren met eigen bijdragen voor langdurige zorg op grond van de Wlz.

De beëindiging van de CVO en de EVV zal inderdaad kunnen leiden tot een stijging van eigen bijdragen voor langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning. Of die stijging zich voordoet en zo ja, in welke mate, hangt af van de vorm van zorg of ondersteuning, het type huishouden, het soort eigen bijdrage, de hoogte van het inkomen en de omvang van het vermogen. In paragraaf 6.1 van de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit zijn de financiële effecten voor burgers uitgebreid beschreven. Om het financiële effect van het in één keer afschaffen van de CVO te verzachten, is besloten de CVO in drie stappen af te bouwen. Ondanks het feit dat er inderdaad voor een groep mensen financiële effecten van de beëindiging van de CVO en de EVV zijn te verwachten, worden deze draagbaar geacht. Dit laatste geldt ook voor de groepen die langdurig afhankelijk zijn van zorg en ondersteuning. De financiële effecten doen zich voor bij burgers met een zeker vermogen en het idee achter de onderhavige eigen bijdragen is dat men ook vanuit vermogen bijdraagt aan de financiering van langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning waar men gebruik van maakt. Bovendien is door meerdere ontwikkelingen in de fiscaliteit en de systematiek van de eigen bijdragen de noodzaak voor de CVO en EVV inmiddels verdwenen.

Verder vragen de leden van de CDA-fractie aan de Staatssecretaris of beide maatregelen ertoe zullen leiden dat mensen met hogere inkomens en vermogens zich zullen wenden tot particuliere zorg en tot partijen die zorg met verblijf aanbieden door middel van het scheiden van wonen zorg. Denkt de Staatssecretaris dat deze partijen met een winstoogmerk uitgedaagd worden meer zorg aan te bieden?

Over het algemeen willen mensen graag in hun vertrouwde omgeving blijven wonen waar zij zich veilig voelen en gekend worden, ook als zij (in toenemende mate) behoeft krijgen aan maatschappelijke ondersteuning of langdurige zorg. Het aanbod van ondersteuning en zorg moet daar zo goed mogelijk op aansluiten. In het geval een Wlz-indicatie is afgegeven, komt derhalve de vraag aan de orde welke leveringsvorm daar het beste bij past. Is zorg thuis mogelijk via een volledig pakket thuis, dan wordt daarvoor een lage eigen bijdrage gevraagd. Indien zelfstandig wonen te zwaar of onmogelijk is geworden, is verblijf in een verpleeghuis meer aangewezen en wordt een hoge eigen bijdrage gevraagd. Het verschil tussen de hoge eigen bijdrage en de lage eigen bijdrage zou een rol kunnen spelen bij de keuze van de leveringsvorm en voor aanbieders die wonen en zorg gescheiden leveren. De maatregel tot beëindiging van de CVO en de EVV wordt niet ingezet om die keuze te beïnvloeden. Deze maatregel geldt immers zowel voor de hoge eigen bijdrage, als voor de lage eigen bijdrage.

Daarnaast is het mogelijk dat mensen met een hoog inkomen en vermogen kiezen voor private zorg. Gelet op de omvang van het vermogen waarbij de beëindiging van de CVO en de EVV de maximale stijging van de eigen bijdrage tot gevolg heeft, is het niet mijn verwachting dat deze maatregel uitdaagt tot een toename van private zorg.

Over een beweging naar particuliere zorg, dat wil zeggen zorg die buiten het kader van de Wlz valt, kan ik geen oordeel geven. Dat hangt af van het inkomen en vermogen van degene die daarvan gebruik wil maken en van de prijs die daarvoor gevraagd wordt.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de Staatssecretaris twee aparte maatregelen laat vervallen: de CVO in drie stappen en de EVV in een stap. Kan de Staatssecretaris toelichten of en hoe deze twee maatregelen zich tot elkaar verhouden? Specifiek willen deze leden weten of deze maatregelen elkaar vanuit het perspectief van burgers die zorgafhankelijk zijn, of worden, elkaar versterken. Waarom wel of waarom niet?

De CVO en EVV zijn twee verschillende regelingen. Men kan maar voor één van deze regelingen in aanmerking komen: de CVO heeft betrekking op AOW-gerechtigden en de EVV op niet-AOW gerechtigden. Bij de afschaffing van beide regelingen is dan ook geen sprake van een interactie of wederzijds versterkend effect.

Specifiek wat betreft de EVV; deze afschaffing zal het meeste effect hebben op de groep 65-minners met een langdurige ziekte of lichamelijke of verstandelijke handicap. Begrijpen de leden van de CDA-fractie dit goed?

De EVV heeft betrekking op eigen bijdragen van de groep cliënten en verzekerden die nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. De eigen bijdrage is verschuldigd in verband met de maatschappelijke ondersteuning of langdurige zorg die zij ontvangen. Bij een deel van deze groep zal het inderdaad gaan om mensen die bijvoorbeeld vanwege een lichamelijke of verstandelijke handicap of een langdurige ziekte behoefte hebben aan maatschappelijke ondersteuning of langdurige zorg.

De leden van de CDA-fractie lezen in de Nota van Toelichting: «Vermogen is in de periode na 2018 dus een kleinere rol gaan spelen in de fiscaliteit en de eigen bijdragen.» Kan de Staatssecretaris dit precies per jaar vanaf 2018 toelichten en daarin in ieder geval jaar op jaar meenemen de hoogte van het heffingsvrij vermogen en de hoogte van de VIB en alle andere relevante componenten die hier invloed op hadden? Kan zij dit per jaar met voorbeeldhuishoudens voor een alleenstaande 65-minner en 65-plusser, met verschillende vermogens (bijvoorbeeld 30.000, 60.000 en 90.000 euro) verduidelijken?

De onderstaande tabel toont voor de periode 2016–2025 de ontwikkeling van vermogensvrijstellingen, rendementspercentages, het VIB-percentage en het belastingtarief box 3. Bij de berekening van de eigen bijdrage wordt gekeken naar inkomens- en vermogensgegevens van twee jaar eerder (t-2). Daarom bevat de tabel ook de parameters voor 2016 en 2017.

Het heffingsvrij vermogen is in 2021 fors verhoogd. In dat jaar is ook besloten om de vermogensvrijstelling bij de VIB lager vast te stellen dan de fiscale vrijstelling. Ter vergelijking is een beleidsvrije reeks opgenomen waarbij de oude vrijstelling is geïndexeerd met de tabelcorrectiefactor. Deze reeks ontwikkelt zich veel gematigder dan met name het heffingsvrije vermogen in de fiscaliteit. Dit betekent dat een kleiner deel van het vermogen meetelt onder de nieuwe systematiek dan onder de oude systematiek. Voor de cliënt resulteert dit in een lagere eigen bijdrage.

De effecten van de onderstaande maatregelen zijn in beeld gebracht:

• Eigen bijdrage: verlagen van het VIB-percentage van 8% naar 4% (2) en het verhogen van de vermogensvrijstelling (3). Deze maatregelen werken direct door in de hoogte van de VIB en leiden tot een lagere eigen bijdrage.

• Box 3: hanteren van een lager rendementspercentage voor sparen (4) en verhogen van het heffingsvrije vermogen (5). Deze maatregelen leiden tot een lager inkomen box 3 en daarmee een lager verzamelinkomen. Deze verlaging leidt weer tot een lagere eigen bijdrage.

• Afschaffen van CVO of EVV (6).

De onderstaande twee tabellen tonen de effecten op de hoogte van de eigen bijdrage van de veranderingen in de systematiek van de eigen bijdrage en de fiscaliteit. De tabellen laten zien dat de maatregelen (2) tot en met (5) het effect van het afschaffen van de CVO of de EVV (6) voor vrijwel alle burgers compenseren.

Bij de berekeningen zijn een aantal aannames gemaakt:

• De eigen bijdrage 2025 is gesimuleerd waarbij de parameters uit 2018 als uitgangspunt fungeren (8% VIB en 4% rendement op vermogen). De andere parameters zijn geactualiseerd naar 2025 (vermogen vrijstellingen VIB en fiscaliteit). Op deze wijze ontstaat een beeld van de effecten van uitsluitend de maatregelen en blijven de jaarlijkse aanpassingen van andere parameters bewust buiten beeld.

• De CVO en de EVV zijn geïntroduceerd om te voorkomen dat de VIB burgers met een laag inkomen en bescheiden spaartegoeden onevenredig zwaar raakt. Hierbij is dus niet gedacht aan burgers met een uitgebreide beleggingsportefeuille. Daarom gaan de berekeningen er vanuit dat het vermogen uitsluitend uit spaartegoeden bestaat met het bijhorende rendement.

• Startend bij de eigenbijdragesystematiek uit 2018 zijn achtereenvolgens voor vijf maatregelen de separate effecten in beeld gebracht. Hierbij moet worden opgemerkt dat de gekozen chronologische volgorde van invloed is op de separate effecten. Dit geldt echter niet voor het totale effect.

• Het verlagen van het VIB-percentage (2) en het verhogen van de vermogensvrijstellingen in VIB (3) en de fiscaliteit (5) leiden tot een lagere CVO. Deze indirecte effecten zijn meegenomen in de berekeningen.

De leden van de CDA-fractie constateren dat Ieder(in) stelt dat dit ontwerpbesluit ertoe leidt dat de Staatssecretaris weer verder gaat met het stapelen van zorgkosten, aangezien cliënten een hogere eigen bijdrage gaan betalen. Kan zij hier uitgebreid op reflecteren? Zij stelt namelijk dat het cliënten betreft met een vermogen van ten minste 33.749 euro, maar dat zijn toch burgers met middeninkomens en midden vermogens? Waarom vindt de Staatssecretaris dit draagbaar?

Het beëindigen van de EVV en van de CVO zijn maatregelen die effect hebben voor burgers met een vermogen vanaf een bepaald niveau. Op grond van de Wlz en de Wmo 2015 kan een hoge of een lage eigen bijdrage verschuldigd zijn. Voor eenpersoonshuishoudens met een vermogen onder de € 33.749 en meerpersoonshuishoudens met een vermogen onder de € 67.497 leidt de afschaffing van de CVO niet tot een verhoging van de eigen bijdrage. Voor eenpersoonshuishoudens neemt de eigen bijdrage als gevolg van het afschaffen van de CVO toe vanaf een vermogen van € 33.749 en wordt in het derde jaar na afschaffing van de CVO de maximale toename van € 1.700 per jaar voor de hoge eigen bijdrage en van € 170 per jaar voor de lage eigen bijdrage bereikt bij een vermogen van € 66.623 (prijspeil 2025). Aangezien de CVO tot maximaal € 1.700 kan oplopen, zou het in één keer afschaffen van de CVO grote financiële effecten hebben. Daarom is gekozen voor een verzachting door de CVO in drie stappen af te bouwen. Ook het afschaffen van de EVV heeft gevolgen vanaf een vermogen van € 33.749 (prijspeil 2025). De maximale toename voor eenpersoonshuishoudens bedraagt € 461 per jaar voor de hoge eigen bijdrage en € 46 per jaar voor de lage eigen bijdrage bij een vermogen van meer dan € 45.281. De EVV wordt in één keer afgeschaft, omdat de financiële effecten voor burgers kleiner zijn dan bij de CVO.

Een burger kan niet met beide maatregelen tegelijk worden geconfronteerd omdat de beëindiging van de CVO gepensioneerden en de beëindiging van de EVV niet-gepensioneerden betreft. Bij een meerpersoonshuishouden kunnen wel twee maatregelen van toepassing zijn, maar dan zijn de vermogensgrenzen ook tweemaal zo hoog. Ik erken dat er financiële effecten kunnen zijn, echter de toename van de eigen bijdrage door afschaffing van de CVO of de EVV kan betaald worden uit het vermogen. Daarom acht ik deze maatregel financieel draagbaar.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie merken op dat met dit besluit de eigen bijdragen voor een deel van de mensen die zorg ontvangt op basis van de Wlz of de Wmo 2015 worden verhoogd. Zij merken op dat dit kan bijdragen aan een grotere stapeling van de eigen betalingen voor de zorg. In hoeverre heeft de Staatssecretaris dit meegewogen bij dit besluit?

De ontwikkeling in de periode 2016–2021 van de stapeling van eigen bijdragen in de zorg geeft vanuit macro-perspectief een positief beeld. De gemiddelde hoogte van (de stapeling van) eigen bijdragen is verminderd, terwijl tegelijkertijd de totale zorguitgaven zijn gestegen. Deze ontwikkeling blijft zichtbaar als er wordt ingezoomd op bepaalde achtergrondkenmerken, zoals

leeftijd, geslacht en inkomen. Ook is bijvoorbeeld het gemiddelde bedrag dat personen met meerdere eigen bijdragen per maand betalen gedaald van € 117 per maand in 2016 tot € 84 in 2021.

Ik herken dat het afschaffen van de CVO en de EVV voor een deel van de burgers met langdurige zorg of maatschappelijke ondersteuning ertoe leidt dat zij een hogere eigen bijdragen gaan betalen. Het beëindigen van de EVV en van de CVO zijn maatregelen die effect hebben voor burgers met een vermogen vanaf een bepaald niveau. Op grond van de Wlz en de Wmo 2015 kan een hoge of een lage eigen bijdrage verschuldigd zijn. Voor eenpersoonshuishoudens met een vermogen onder de € 33.749 en meerpersoonshuishoudens met een vermogen onder de € 67.497,– leidt de afschaffing van de CVO niet tot verhoging van de eigen bijdrage. Voor de EVV geldt hetzelfde. Voor eenpersoonshuishoudens neemt de eigen bijdrage als gevolg van het afschaffen van de CVO toe vanaf een vermogen van € 33.749 en wordt in het derde jaar na afschaffing van de CVO de maximale toename van € 1.700 per jaar voor de hoge eigen bijdrage en van € 170 per jaar voor de lage eigen bijdrage bereikt bij een vermogen van € 66.623 (prijspeil 2025). De EVV wordt in één keer volledig afgeschaft en de maximale toename voor eenpersoonshuishoudens bedraagt € 461 per jaar voor de hoge eigen bijdrage en € 46 per jaar voor de lage eigen bijdrage en wordt bereikt bij een vermogen van € 45.281 (prijspeil 2025). Een burger wordt niet met beide maatregelen tegelijk geconfronteerd omdat de beëindiging van de CVO gepensioneerden betreft en de beëindiging van de EVV niet-gepensioneerden. Bij een meerpersoonshuishouden kunnen wel twee maatregelen van toepassing zijn, maar dan zijn de vermogensgrenzen ook tweemaal zo hoog. De toename van de eigen bijdrage door afschaffing van de CVO en de EVV kan volledig betaald worden uit het vermogen. Daarom verwacht ik niet dat mensen financieel in de knel komen.

Verder is dit kabinet voornemens het verplicht eigen risico voor de zorgverzekering ook in 2026 bevriezen op € 385 (Kamerstuk 36 679, nrs. 1–2). Daarnaast is het kabinet van plan het verplicht eigen risico per 1-1-2027 te verlagen naar € 165 en te trancheren op een bedrag van maximaal € 50 per behandelprestatie in de medisch-specialistische zorg. Hiermee wordt de cumulatie van het verplicht eigen risico en de eigen bijdrage op grond van de Wmo 2015 en de Wlz fors beperkt. Bovendien is de huidige regelgeving al zo ingericht dat wordt voorkomen dat huishoudens te maken krijgen met een cumulatie van eigen bijdragen voor maatschappelijke ondersteuning en langdurige zorg.

De leden van de SP-fractie merken daarnaast op dat het zak- en kleedgeld voor mensen met een Wlz-indicatie – het bedrag dat zij overhouden na betaling van de eigen bijdrage – de afgelopen jaren niet altijd evenveel is gestegen als de inflatie. Hoe verhoudt deze verhoging van de eigen bijdrage zich tot het feit dat het zak- en kleedgeld niet altijd voldoende is voor de noodzakelijke kosten?

Het zak- en kleedgeld wordt jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon. Afhankelijk van de inkomens- en vermogenspositie van de burger en de vorm van zorg of ondersteuning houdt men minimaal dit bedrag over na betaling van de eigen bijdrage. Het zak- en kleedgeld is ingericht als minimumbedrag om aan de noodzakelijke kosten te voldoen. De afschaffing van de EVV en CVO heeft geen invloed op de hoogte van dit minimum. Verder geldt deze maatregel alleen voor burgers boven een bepaald vermogensniveau. De toename van eigen bijdrage kan volledig uit het vermogen worden betaald. Om deze redenen verwacht ik dat de beëindiging van de CVO en EVV niet van invloed is op de betaalbaarheid van de noodzakelijke kosten van burgers.

De leden van de SP-fractie lezen tot slot dat de EVV oorspronkelijk is ingevoerd omdat niet-pensioengerechtigden «doorgaans gedurende een langere periode een eigen bijdrage verschuldigd [zijn] dan ouderen en de invoering van de VIB daardoor voor deze groep de meest langdurige effecten had op de hoogte van de eigen bijdragen». Als reden voor de voorgestelde afschaffing van deze regeling is de afgenomen rol van vermogen bij het bepalen van eigen bijdragen. De leden van de SP-fractie merken echter op dat in de toelichting wordt aangegeven dat de afschaffing van de EVV alsnog kan leiden tot een toename van de eigen bijdrage met honderden euro’s per jaar. Waarom acht de Staatssecretaris deze hogere eigen bijdrage nu wel acceptabel, terwijl dit eerder een reden was om de EVV in te voeren?

Per 2013 is de VIB ingevoerd, waardoor vermogen zwaarder mee ging tellen bij de berekening van eigen bijdragen. Om niet-pensioengerechtigden hierin tegemoet te komen is per 2014 voor deze groep een extra vermogensvrijstelling (destijds ter hoogte van € 10.000) in de berekening van de eigen bijdragen ingevoerd. Reden om voor deze specifieke groep de EVV in te voeren, was dat deze groep doorgaans gedurende een langere periode een eigen bijdrage verschuldigd is dan ouderen en de invoering van de VIB daardoor voor deze groep de meest langdurige effecten had op de hoogte van de eigen bijdragen. Zoals aangegeven in de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit werd in de fiscaliteit het heffingsvrije vermogen, dat ook gehanteerd wordt bij de berekening van de eigen bijdragen, fors verhoogd en werd voor de eigen bijdragen het percentage voor de VIB gehalveerd. Ook werd het vermogen verhoogd dat niet meetelt bij de berekening van de VIB. Vermogen is in de periode na 2018 dus een kleinere rol gaan spelen in de fiscaliteit en de eigen bijdragen. Hierdoor is de noodzaak voor de EVV verdwenen. De tegemoetkoming ten tijde van de invoering van de VIB is nu niet meer nodig. Er zou zelfs gesteld kunnen worden dat voortzetting van de EVV burgers met een vermogen boven € 33.749 (prijspeil 2025) inmiddels bevoordeelt ten opzichte van burgers met een lager vermogen.