Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Wijziging verordening centrale effectenbewaarinstellingen inzake een kortere afwikkelingscyclus (Kamerstuk 22112-4011)
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2025D17181, datum: 2025-04-15, bijgewerkt: 2025-04-18 13:17, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.M. Nijhof-Leeuw, voorzitter van de vaste commissie voor Financiƫn (PVV)
- Mede ondertekenaar: R.A. van der Steur, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2025Z05512:
- Indiener: C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiƫn
- 2025-03-26 12:44: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-04-03 10:00: Procedurevergadering Financiƫn (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiƫn
- 2025-04-03 10:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Europese Zaken
- 2025-04-15 14:00: Fiche: Wijziging verordening centrale effectenbewaarinstellingen inzake een kortere afwikkelingscyclus (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Financiƫn
Preview document (š origineel)
INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG |
|
De vaste commissie voor Financiƫn heeft op 15 april 2025 een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de minister en staatssecretaris van Financiƫn over het door de minister van Buitenlandse Zaken op 24 maart 2025 toegezonden fiche op het beleidsterrein Financiƫn: Fiche: Wijziging verordening centrale effectenbewaarinstellingen inzake een kortere afwikkelingscyclus (Kamerstuk 22 112, nr. 4011) |
|
De voorzitter van de commissie,Nijhof-Leeuw |
|
Adjunct-griffier van de commissie,Van der Steur |
|
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
|
De leden van de VVD-, NSC- en BBB-fracties hebben met belangstelling kennisgenomen van het fiche en hebben hierover enkele vragen. |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie De leden van de VVD-fractie lezen dat de Europese Commissie voorstelt om te regelen dat de settlementcyclus wordt verkort van āniet later dan op de tweede werkdagā (T+2) naar āniet later dan de eerste werkdagā (T+1). Deze leden vinden dit een goed voorstel, omdat dit zorgt voor een verbetering en versterking van de Europese kapitaalmarkten en de concurrentiepositie van de Europese kapitaalmarkten. Dit is van belang voor de financiering van onze bedrijven. De leden van de VVD-fractie lezen ook dat het kabinet stelt āte bezien of het nodig isā om een bepaalde coulance door de toezichthouders te laten verlenen teneinde de regeling werkbaar te houden voor bedrijven. Gaat het kabinet zich nou wel of niet hard maken voor deze coulance en zo ja, hoe gaat het kabinet dit vorm geven en voor welke periode zou die coulance moeten gelden? De overgang naar T+1 zal van effectenbewaarinstellingen de nodige capaciteit vereisen, constateren deze leden. Voorziet het kabinet problemen als tijdens de migratie naar T+1 door effectenbewaarinstellingen zich marktstress voordoet ā zoals we bijvoorbeeld gezien hebben na aankondiging van de importheffingen door de Verenigde Staten ā en er dus een veelvoud van het aantal aandelen moet worden gesettled dan normaal? Het kabinet wil er tijdens de onderhandelingen op inzetten dat er in principe geen andere wijzigingen van CSDR aan het voorstel worden toegevoegd, constateren deze leden. Dit lijkt de leden van de VVD-fractie logisch, maar ze willen wel weten of er dus blijkbaar druk is vanuit de Europese Commissie, het Europees Parlement of lidstaten om nog wel zaken toe te voegen. Hoe is het krachtenveld op dat punt? De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast waarom de Europese Commissie geen officiĆ«le effectenbeoordeling heeft vastgesteld. Ook willen de leden van deze fractie een nadere duiding van het kabinet over of er hogere kosten te verwachten zijn voor de consument door de kortere settlementcyclus, aangezien de Europese Commissie aangeeft dat twee grote EU-bankengroepen inschatten dat hun kosten met vier en tien miljoen euro stijgen als gevolg van de maatregel. Het kabinet schrijft dat de ervaring in de Verenigde Staten geen aanleiding geven tot zorgen over stijgende kosten voor consumenten, maar de situatie in de Europese Unie kan anders zijn natuurlijk. De leden van de VVD-fractie willen daarnaast weten wat de gevolgen zijn als de Nederlandse overheid zich niet aan de kortere settlementcyclus houdt in zijn eigen uitgifte van obligaties? Het kabinet schrijft dat er geen problemen met de uitvoerbaarheid zijn voorzien, maar problemen kunnen zich uiteraard altijd onverwachts voordoen. Moet de Rijksoverheid dan een boete betalen aan de toezichthouder? Tot slot willen de leden van de VVD-fractie weten welk overleg het kabinet heeft gehad met de sector om de kabinetsinzet te kunnen bepalen. Zijn er gesprekken geweest en zo ja, met welke partijen? Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie De leden van de NSC-fractie onderschrijven het belang van harmonisatie en standaardisatie om zo de Europese kapitaalmarkt te versterken. De verkorting van de settlementcyclus naar T+1 zou volgens het fiche leiden tot minder risico en verbeterde efficiĆ«ntie. De verkorting zou ook betekenen dat de cyclus gelijk wordt getrokken met die van andere jurisdicties (o.a. Verenigde Staten en China). Echter zoals de AFME concludeert, wordt de Europese kapitaalmarkt gekarakteriseerd door een breed scala aan juridische, fiscale en regelgevende kaders. Als voorbeeld, in de Europese setting is er sprake van 35 beursgenoteerde markten ten opzichte van 3 in de Verenigde Staten en 14 verschillende valuta in Europa, terwijl in de Verenigde Staten enkel sprake is van de dollar. De ECMI en AFME adviseren dan ook een grondige impact assessment. Deze leden constateren dat de Europese Commissie geen officiĆ«le effectbeoordeling heeft laten uitvoeren. Deze leden vragen dan ook aan het kabinet waarom de Europese Commissie dit achterwege heeft gelaten. Is het kabinet nog voornemens om er bij de Europese Commissie op aan te dringen deze alsnog uit te laten voeren? De leden van de NSC-fractie lezen in het ESMA-rapport dat bij de overgang naar T+1 in de Verenigde Staten de stakeholders meer personeel hebben aangenomen om tegemoet te komen aan de directe behoeften die de transitie naar T+1 vereiste. Voorziet het kabinet problemen ten aanzien van de Nederlandse context, gezien de huidige arbeidsmarkt? Is de go-live termijn van 11 oktober 2027 wel haalbaar en uitvoerbaar? Hierop aansluitend lezen de leden van de NSC-fractie dat het kabinet wil bezien of er een mogelijkheid tot coulance door de toezichthouders kan worden gecreĆ«erd bij mislukte settlements. Het ESMA-rapport geeft echter aan dat op basis van opgedane ervaring bij andere jurisdicties die naar T+1 gegaan zijn, er geen aanleiding is om aan te nemen dat het aantal mislukte settlements enorm zal toenemen. Op welk moment van het traject dient hierover een beslissing plaats te vinden? Deze leden kunnen zich voorstellen dat het beste beeld ontstaat tijdens de testfase. Is het in die fase nog mogelijk om tot een coulanceregeling voor beperkte duur te komen? Zo ja, hoe zou een dergelijke coulanceregeling er uit kunnen zien? Hoe gaat, afgezien van een eventuele coulanceregeling, de handhaving eruit zien? Wie gaat toezichthouden en welke sancties zijn er op het niet naleven van de verordening? Tot slot, zou het kabinet de Kamer kunnen informeren over de stand van zaken ten tijde van de testfase? Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie De leden van de BBB-fractie lezen op pagina vier van het fiche over mogelijke problemen die de kortere settlement cyclus kan geven. Deze leden vragen hoe het kabinet deze knelpunten wil adresseren. Ook vragen deze leden welke nadelige effecten kunnen optreden als gevolg van deze druk op transacties. De leden van de BBB-fractie zien dat het kabinet aangeeft oog te willen houden voor de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van de overgang naar een settlement cyclus van T+1 voor marktpartijen en hiervoor te bezien of het nodig is om bijvoorbeeld een bepaalde coulance door de toezichthouders te laten verlenen op het boeteregime bij mislukte settlement. Kan het kabinet duidelijkheid verschaffen hoe de coulance concreet vormgegeven moet worden en voor welke specifieke partijen? |